MSc Thesis Een op risico gebaseerde methode om de efficiëntie en effectiviteit van Conventionele Explosieven onderzoeken van RWS projecten te verbeteren
Pagina 2 van 121
Colofon Een op risico gebaseerde methode om de efficiëntie en effectiviteit van Conventionele Explosieven onderzoeken van RWS projecten te verbeteren
Student: Student ID: Studie: Faculteit: Master: Email:
Maarten Dijkstra 4050525 Delft University of Technology (TU Delft) Civil Engineering and Geosciences (CEG) Construction, Management and Engineering (CME)
[email protected]
Afstudeercommissie Voorzitter: Commissielid: Commissielid:
TU Delft Prof. ir. A.Q.C. van der Horst Dr. ir. C. van Gulijk Ir. L.P.I.M. Hombergen
Organisatie: Commissielid:
Rijkswaterstaat, Grote Projecten en Onderhoud, afdeling Advies Technisch Management. Mr. T. Doppenberg
Datum: Status: Versie:
vrijdag 6 september 2013 Definitief 1.0
(CITG GCC) (TBM VTI) (CITG CME)
Pagina 3 van 121
Voorwoord In het kader van mijn master Construction Management and Engineering (CME) heb ik onderzoek verricht naar het onderzoeksproces naar Conventionele Explosieven (CE) bij RWS projecten. Mijn keuze voor dit onderzoek is o.a. gebaseerd op mijn voorkeur om bij een grote opdrachtgever af te studeren. Hiervoor heb ik stage gelopen bij ARCADIS (adviesbureau) en bij Van Hattum en Blankevoort (aannemer) dus leek Rijkswaterstaat (opdrachtgever) mij een logische keuze. Het onderwerp heb ik gekozen uit een aantal mogelijke onderwerpen. Dit onderwerp sprak mij het meest aan omdat het ingaat op het gehele proces, van verkenning tot uitvoering. Daarnaast bleek er veel vraag te zijn naar een verbeterde werkwijze. Tijdens het opzetten van het onderzoek zijn verschillende aanvlieg routes bekeken, zo ook het direct inventariseren van de risico’s. Dit bleek echter niet mogelijk in verband met de huidige wetgeving. Hierdoor zouden de resultaten, te ver van de realiteit afliggen en in de la verdwijnen. Door eerst de huidige situatie te beschrijven en mogelijke verbeteringen aan te dragen, bleek het mogelijk om aanbevelingen te geven die in het nieuwe Kader CE verwerkt zijn. Daarnaast zijn er aanbevelingen gegeven die in de toekomst kunnen leiden tot een vermindering van CE onderzoeken. Het daadwerkelijk inventariseren van de risico’s en het bepalen van een grenswaarde, was niet mogelijk in verband met de beschikbare tijd. Ik heb mij daarom moeten beperken tot de beschrijving van de situatie en tot een aantal suggesties voor de richting waarin oplossingen kunnen worden gezocht. Het nieuwe kader CE, dat parallel aan dit onderzoek is opgesteld beschrijft de toekomstige werkwijze. Voorliggend onderzoek is bedoeld als vertrekpunt voor eventueel vervolgonderzoek en als naslagwerk voor het kader CE. Graag wil ik in het bijzonder Tom Doppenberg bedanken voor zijn prettige wijze waarop hij mij bij het afstuderen heeft begeleid. Door regelmatig te sparren over het onderwerp, kwamen nieuwe inzichten naar voren en raakte ik niet verdwaald in de vele perspectieven en belangen. Daarnaast wil ik de afstudeercommissie bedanken voor de feedback en sturing tijdens de overleggen en tussentijdse beoordelingen. Dit gaf mij extra motivatie om onderwerpen te onderzoeken en experts erbij te betrekken, wat uiteindelijk in een scriptie resulteert waar ik trots op ben. Tot slot wil ik Ad van Riel, Amelie Strens, Arjan Hol, Arthur van Looij, Bart Valstar, Dik de Weger, Erik Kroon, Erik van den Brink, Esther Heijink, Gerrit Jan van den Bosch, Gommert van der Maas, Herman Punte, Jacco de Graaf, Jan Lenselink, Jasper van de Hoef, Joop Dijkman, Kees Bergman, Margriet Bakker, Mariska Meijer, Martijn Flinterman, Megan Ladiges, Raoul de Wit, René Sewuster, Roderick Benoist, Sipke van Manen, Sjoerd van der Linden, Tjaco van den Berg en Willy Arts bedanken voor zijn/haar bijdrage aan dit onderzoek.
Delft, 6 september 2013
Pagina 4 van 121
Inhoudsopgave Colofon .............................................................................................................................................. 3 Voorwoord ........................................................................................................................................ 4 Samenvatting .................................................................................................................................... 9 Executive summary ......................................................................................................................... 11 Lijst van tabellen en figuren ............................................................................................................ 13 Woordenlijst ................................................................................................................................... 15 1.
Introductie ............................................................................................................................. 18 1.1
Doel.................................................................................................................................... 18
1.2
Probleem formulering ....................................................................................................... 19
1.2.1
Onderzoeksvragen:.................................................................................................... 20
1.3
Onderzoek strategie .......................................................................................................... 21
1.4
Leeswijzer .......................................................................................................................... 21
2.
Theoretisch kader .................................................................................................................. 22 2.1
Historie .............................................................................................................................. 22
2.1.1
Privatisering opsporingsdienst .................................................................................. 22
2.1.2
Certificering particuliere opsporingsdiensten ........................................................... 23
2.1.3
Beoordelingscriteria Historie ..................................................................................... 23
2.2
Visie Rijkswaterstaat.......................................................................................................... 24
2.2.1
Kaders, handreikingen en informatie ........................................................................ 25
2.2.2
OP 2015 ..................................................................................................................... 27
2.2.3
KR8 ............................................................................................................................. 27
2.2.4
Denken vanuit een system ........................................................................................ 28
2.2.5
Systeemgericht contracten beheersen (SCB) ............................................................ 28
2.2.6
Beoordelingscriteria RWS .......................................................................................... 29
2.3
Voorafgaand onderzoek .................................................................................................... 30
2.3.1
Dossier Risico inventarisatie en Evaluatie ................................................................. 30
2.3.2
The operational accuracy of 2 TAF fighter/ bomber and R/P aircraft ...................... 31
2.3.3
Beoordelingscriteria voorafgaand onderzoek ........................................................... 31
2.4
Relatie met Contractvormen ............................................................................................. 32
2.4.1
Contractenbuffet ....................................................................................................... 33
2.4.2
Betalingsmethodiek ................................................................................................... 33
2.4.3
Beoordelingscriteria .................................................................................................. 34
2.5
Juridisch kader ................................................................................................................... 34
2.5.1
BRL-OCE ..................................................................................................................... 34
2.5.2
WSCS-OCE .................................................................................................................. 35
2.5.3
ARBO .......................................................................................................................... 36
2.5.4
WION Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten ....................................... 37 Pagina 5 van 121
2.5.5
NEN 5717 & NEN 5725 Milieu ................................................................................... 37
2.5.6
Archeologie................................................................................................................ 37
2.5.7
Beoordelingscriteria Wetgeving ................................................................................ 37
2.6
Integrale Veiligheid............................................................................................................ 38
2.6.1
Integraal veiligheidsplan............................................................................................ 39
2.6.2
Integraal veiligheidsdossier ....................................................................................... 39
2.6.3
Klaver vijf ................................................................................................................... 39
2.6.4
Beoordelingscriteria .................................................................................................. 40
2.7
Explosieven ........................................................................................................................ 40
2.7.1
Risico’s ....................................................................................................................... 40
2.7.2
Kennis en Ervaring EOD ............................................................................................. 41
2.7.3
Veroudering Explosief ............................................................................................... 42
2.7.4
Gevoeligheid .............................................................................................................. 43
2.7.5
Beoordelingscriteria .................................................................................................. 43
2.8
Kosten ................................................................................................................................ 44
2.8.1
Kostenverdeling gemeenten ..................................................................................... 45
2.8.2
Vooronderzoek .......................................................................................................... 47
2.8.3
Opsporing .................................................................................................................. 48
2.8.4
Ruiming ...................................................................................................................... 51
2.8.5
Beoordelingscriteria kosten ...................................................................................... 51
2.9
Ervaring buitenland ........................................................................................................... 52
2.9.1
Duitsland.................................................................................................................... 52
2.9.2
Amerika ..................................................................................................................... 54
2.9.3
Engeland .................................................................................................................... 55
2.10 3.
Beoordelingscriteria ...................................................................................................... 56
Analyse .................................................................................................................................. 58 3.1
Efficiëntie & Effectiviteit.................................................................................................... 58
3.1.1
Input .......................................................................................................................... 58
3.1.2
Output ....................................................................................................................... 59
3.1.3
Efficiency frontier ...................................................................................................... 60
3.2
Omvang situatie................................................................................................................ 60
3.3
Project keuze ..................................................................................................................... 61
3.4
Proces ................................................................................................................................ 62
3.4.1
Stakeholders .............................................................................................................. 62
3.4.2
Kaders & Handreikingen ............................................................................................ 71
3.4.3
Contracten ................................................................................................................. 71
3.4.4
Informatie voorziening .............................................................................................. 72
3.4.5
Cultuur ....................................................................................................................... 73 Pagina 6 van 121
3.5
Product .............................................................................................................................. 75
3.5.1
Vooronderzoek .......................................................................................................... 75
3.5.2
Opsporing .................................................................................................................. 76
3.5.3
Ruimen....................................................................................................................... 77
3.6
Vergelijking andere werkvelden ........................................................................................ 77
3.6.1
Verkeersveiligheid ..................................................................................................... 77
3.6.2
Waterveiligheid ......................................................................................................... 79
3.7 4.
Indicatief efficiency frontier curve CE. .............................................................................. 80 Resultaten.............................................................................................................................. 81
4.1
Risico gestuurde methode ................................................................................................. 81
4.1.1
Fine en Kinney ........................................................................................................... 82
4.1.2
Risico aantreffen CE................................................................................................... 84
4.1.3
ALARP ........................................................................................................................ 86
4.2
SWOT analyse .................................................................................................................... 87
4.2.1
“Strength” Sterke aspecten ....................................................................................... 88
4.2.2
“Weaknesses” Zwakke aspecten ............................................................................... 88
4.2.3
“Opportunities” Kansen............................................................................................ 88
4.2.4
“Threats” Bedreigingen ............................................................................................. 88
4.2.5
Confrontatie matrix ................................................................................................... 89
4.3
Benut de mogelijkheden ................................................................................................... 91
4.3.1
Aris ............................................................................................................................. 91
4.3.2
Planningtool............................................................................................................... 92
4.3.3
Gis app ....................................................................................................................... 93
4.3.4
RISNET ....................................................................................................................... 93
4.4
Voorgesteld werkproces.................................................................................................... 94
4.5
Inpassing huidige werkwijze .............................................................................................. 95
4.5.1 5.
Voorgestelde planning .............................................................................................. 96
Conclusie ............................................................................................................................... 97 5.1
Aanbeveling ....................................................................................................................... 99
5.2
Discussie .......................................................................................................................... 100
6.
Reflectie ............................................................................................................................... 101
7.
Geciteerde werken .............................................................................................................. 102
8.
Bijlage .................................................................................................................................. 106 8.1
Onderzoeksvragen ........................................................................................................... 106
8.2
Aantal vliegtuigbommen ................................................................................................. 107
8.3
Indicatoren Klaver Vijf ..................................................................................................... 108
8.4
Hazard effectieve matrix ................................................................................................. 109
8.5
Framework for managing unexploded ordnance risks .................................................... 110 Pagina 7 van 121
8.6
Gemeenterekeningen CE (CBS, 2013) ............................................................................. 111
8.7
Output CE onderzoek ...................................................................................................... 112
8.8
Enquête technisch managers/ omgevingsmanagers....................................................... 113
8.8.1
Aantal projecten/ aantal aangetroffen CE .............................................................. 113
8.8.2
Toepassen voorgeschreven proces ......................................................................... 114
8.8.3
Percentage bekend met de prijzen van CE onderzoek ............................................ 114
8.8.4
Tevredenheid/ CE gevonden ................................................................................... 115
8.9
Projecten binnen het vooraf gedefinieerde speelveld tijd, scope en geld...................... 117
8.10
Projecten buiten het vooraf gedefinieerde speelveld geld, tijd en/of scope ............. 118
8.11
Gebeurtenissenboom voor aanpakken CE .................................................................. 119
8.12
PRA procedure Kanaal door Walcheren (van de Wetering, 2007) .............................. 120
Pagina 8 van 121
Samenvatting Het onderzoeksproces naar CE is naar aanleiding van vernieuwde wetgeving en meerdere indicaties van inefficiëntie onderzocht. Allereerst zijn beoordelingscriteria benoemd, die gebruikt kunnen worden bij het analyseren van de RWS projecten. Vervolgens is de omvang van de situatie onderzocht d.m.v. een enquête. Hieruit blijkt dat bij ongeveer 14% van de RWS projecten CE aangetroffen wordt. Aan de hand van beknopte criteria is het proces en product van 6 RWS projecten onderzocht. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het proces effectief is zoals tevens blijkt uit het aantal ongevallen de afgelopen jaren. De veiligheid is nooit in het geding geweest. Echter blijkt het proces niet altijd efficiënt te verlopen. De inefficiëntie komt voort uit het risicomijdende gedrag waardoor teveel onderzoek wordt verricht. Daarnaast is er weinig bekend over het daadwerkelijke risico dat CE met zich mee brengt. Op dit moment wordt het aantreffen van CE als een risico gezien, in plaats van het daadwerkelijk exploderen. In voorliggend onderzoek is voorgesteld om de risico’s van een onverwachte detonatie in kaart te brengen. Door data te verzamelen over de meest voorkomende CE/ontstekers en bijbehorende gevoeligheid, dient de kans bepaald te worden dat de ongewenste topgebeurtenis (explosie) optreedt. Het blijkt in sommige gevallen zeer onwaarschijnlijk dat een onverwachte detonatie plaatsvindt. Aan de hand van het voorgestelde vervolgonderzoek kan uiteindelijk besloten worden de werkzaamheden regulier uit te voeren. Op dit moment zijn er nog geen gegevens beschikbaar om een dergelijke analyse uit te voeren. Net als de quote van Albert Einstein aangeeft “The only source of knowlegde is experience”. Deze “experience” dient wel vastgelegd en gebruikt te worden. Om meer inzicht te krijgen in de situatie is het aan te raden om het volgende vast te leggen: hoeveel objecten gedetecteerd zijn, hoeveel hiervan CE zijn, hoeveel CE op scherp staan, hoeveel CE beschadigd zijn en welke ontsteking is aangetroffen. Zodra dergelijke data verzameld is kunnen patronen ontstaan. Wellicht worden sommige ontstekers significant vaker gevonden dan andere, deze ontsteker blijkt dan vaker te hebben geweigerd in WWII. Door dit type ontsteker verder te onderzoeken kan het voorkomen dat deze ontsteker zeer ongevoelig is voor een onverwachte detonatie. Verder blijkt de kwaliteit van de vooronderzoeken veelal onvoldoende te zijn en niet te voldoen aan de huidige geldende wetgeving. Naar aanleiding van de nieuwe wetgeving is een situatie ontstaan waardoor aanvullend onderzoek benodigd is. Dit leidt tot extra werk voor de WSCS certificaathouder. De nieuwe wetgeving WSCS heeft t.o.v. de oude BRL-OCE wel verduidelijking gebracht. Op het gebied van risicoanalyse kunnen echter nog verbeterslagen plaatvinden. Om dit te bereiken dient echter allereerst data verzamelt te worden. Vanuit de diverse gehouden interviews ontstaat het beeld dat het vertrouwen en de transparantie van de relatie tussen OG en ON niet optimaal is. Het blijkt een kleine groep experts te zijn waarbij de belangen kunnen overlappen. Om hier meer inzicht in te krijgen dient er gestructureerd (lean) naar het systeem tussen SVW, VEO, Stichting examinering OCE, Certificaathouders, enz. gekeken te worden.
Pagina 9 van 121
Vanuit het onderzoek worden de volgende aanbevelingen gegeven: Algemeen Gegevens op orde brengen, informatie centraliseren; De verwijzingen op de intranetsite kloppend maken; Uniformiteit realiseren d.m.v. reeds bestaande kaders (bijvoorbeeld archeologie, milieu, integrale veiligheid) Sturing in het aantal enquêtes dat naar IPM rolhouders wordt verstuurd (Smidt, 2012).
Steunpunt CE realiseren t.b.v.: Verzamelen informatie; Gis applicatie opzetten; IPM rolhouders begeleiden bij speciale situaties; Zitting nemen bij de CCvD OCE; Een pro-actieve houding richting het werkveld; Draagvlak creëren voor vervolgonderzoek; Volgen ontwikkelingen in het CE werkveld.
Procesmatig Gemeente raadplegen voor eventueel reeds uitgevoerd vooronderzoek; Raamcontract met CE certificaathouder die het vooronderzoek kan verdedigen zodra het in twijfel getrokken wordt; Geef gegevens mee van eerder geroerde grond; PRA uitvoeren, om de meest efficiënte werkwijze t.b.v. opsporing te bepalen; Integraal benaderen, in samenwerking met milieu en archeologie; Betrek RISNET van CROW bij het opzetten van de database; Bij het uitvragen van een onderzoek formuleer een duidelijk doel: bijvoorbeeld veiligheid en productie. Wanneer de kwaliteit van het vooronderzoek niet voldoende blijkt te zijn, meld dit aan de Tüv en CCvD OCE; Zorg dat de regelwetgeving niet om de 5 jaar verandert, hierdoor ontstaan situaties die vertraging oplevert en kostenverhogend zijn. Maak gebruik van de CROW publicatie “Effectief omgaan met risico’s -van denken naar doen-”.
Vervolgonderzoek Naar de meest voorkomende CE/ontstekers; Naar de gevoeligheid van de meest voorkomende ontstekers; Mogelijkheden van MAGPI om data te verzamelen; Naar het opzetten van een onderlinge waarborgmaatschappij (OWM) waarbij de kosten van RWS, waterschappen, Pro rail en gemeenten zijn gebundeld; Naar het systeem tussen SVW/VEO/Stichting examinering OCE/ Certificaathouders/Tüv.
Pagina 10 van 121
Executive summary The research process for CE is investigated, because of new legislation and multiple indications of inefficiency. First of all evaluation criteria are formulated, which can be used in the analysis of the RWS projects. Subsequently, the scope of the situation is investigated through a survey. This shows that in approximately 14% of RWS projects CE is found. On the basis of selected criteria, the process and product of 6 RWS projects are investigated. It can be concluded that the process is effective as also evidenced by the number of accidents in recent years. The safety has never been in dispute. However, the process appears to be inefficient. The inefficiency comes from the risk aversion in which much research is conducted. In addition, little is known about the actual risk posed by CE. At the moment, the discovery of CE is viewed as a risk, instead of an actual explosion. The present study suggests that the risk of an unexpected detonation, needs to be investigated. By gathering the most common CE / detonators and associated sensitivity data, the chance that the unwanted top event (explosion) occurs can be determined. It appears that in some cases it is very unlikely that an unexpected detonation takes place. On the basis of the proposed follow-up study it can be decided to carry out less research concerning CE. At present there are no data available to perform such an analysis. Like the quote from Albert Einstein indicates "The only source of knowledge is experience". This "experience" should be recorded and used. To gain more insight into the situation it is advisable to record the following: how many objects have been detected, how many of them are CE, how many CE are damaged and which detonator is encountered. Once such data is collected, patterns will emerge. Perhaps, some detonators found significantly more often than others, this detonator turns out to have more often refused in WWII. By further investigating this type of detonator it is possible that this detonator is insensitive to an unexpected detonation. This study also shows that the quality of the CE research is often insufficient and do not comply with the currently applicable legislation. The new legislation has created a situation in which additional research is needed. This creates extra work for the WSCS certificate holders. However the new WSCS legislation realised some clarification compared to the old BRL-OCE. In the area of risk analyses there is still some room for improvement. To achieve this more data should be collected. From the various interviews the image appears that the trust and transparency and the relationship between principal and contractor is not optimal. It appears to be a small group of experts in which interests may overlap. To gain more insight in this indication there should be a structured (lean) investigation in the system between SVW, VEO, OCE Foundation examination, certificate holders, etc.
Pagina 11 van 121
From the research, the following recommendations are made: General
Data transfer in order, centralize information; References to the intranet site Reconcile; Uniformity realize by means existing frameworks (eg archeology, environment, integrated security) Control the number of surveys that will be sent to IPM roll holders (Smidt, 2012).
Realize a support Centre CE, for: Collecting information; Establishing an GIS application; Guide IPM in special situations; Joining the CCvD OCE; A pro-active attitude towards the field; Creating Support for further research; Follow developments in the CE field.
Process
Consult the local authority for already performed research; Framework agreement with CE certificate holders which can defend research once it is questioned; Give data of previously disturbed ground; Perform a PRA, to determine the most efficient method of detection; Integral approach, in collaboration with environmental and archeology; Involve RISNET of CROW in setting up the database; When setting up an investigation, formulate a clear goal: eg safety and production. When the quality of the research has proved to be insufficient report this to the TÜV and CCvD OCE; Ensure that the law does not change every 5 years, situations will arise that will cause a delay and costs overrun. Use the CROW publication "Effectief omgaan met risico’s -van denken naar doen-"
Further research In the most common CE / detonators; To the sensitivity of the most common detonators; In the possibilities of MAGPI to collect data; To set up a mutual insurance (OWM) where the cost of RWS, water, Pro rail and municipalities are bundled; To the system between SVW/VEO/Stichting examinering OCE/ Certificaathouders/Tüv.
Pagina 12 van 121
Lijst van tabellen en figuren Figuur 1 Onderzoek model/structuur ............................................................................................. 20 Figuur 2 Opzet rapport ................................................................................................................... 21 Figuur 3 Het MIRT proces ............................................................................................................... 24 Figuur 4 Proces CE........................................................................................................................... 25 Figuur 5 Proces schema handreiking CE 2007 ................................................................................ 26 Figuur 6 Locatie CE onderzoek in RWS organisatie ........................................................................ 28 Figuur 7 Deming Circle in een kwaliteitssysteem (Rijkswaterstaat, 2011) ..................................... 29 Figuur 8 Verschuiving in de tijd van aandachtsgebieden binnen de kwaliteit van de arbeid (de Heer, et al., 2012). .......................................................................................................................... 30 Figuur 9 Opzet contractenbuffet .................................................................................................... 33 Figuur 10 Veiligheidsthema's van integrale veiligheid ................................................................... 38 Figuur 11 Ontstekertype 117 en 119 (MTMDawn, 2013) ............................................................... 43 Figuur 12 Speelveld Kosten - Tijd – Veiligheid ................................................................................ 44 Figuur 13 Betrouwbaarheid kostencalculatie ................................................................................. 44 Figuur 14 kostenverdeling .............................................................................................................. 44 Figuur 15 CE onderzoeken bij Gemeenten ..................................................................................... 45 Figuur 16 Afweging veiligheid-kosten (Bakker, Leurs, & van de Lustgraaf, 2007).......................... 46 Figuur 17 kosten indicatie............................................................................................................... 48 Figuur 18 Verwachtte kosten .......................................................................................................... 49 Figuur 19 Put t.b.v. benaderen CE (Salland, 2013) ......................................................................... 50 Figuur 20 bronbemaling rondom CE (Salland, 2013) ...................................................................... 50 Figuur 21 Terp over een vliegtuigbom ............................................................................................ 51 Figuur 22 CE Processchema Duitsland (Katzsch, 2009) .................................................................. 53 Figuur 23 Voorbeeld in kaart gebrachte risicogebieden (Stadt Oranienburg, 2011) ..................... 53 Figuur 24 Grootste testlocaties Amerika (Ackerman & Jordan, 1994) ........................................... 54 Figuur 25 CE Risk Management & windfarm industrie in Engeland (Carnell, 2011) ...................... 55 Figuur 26 Concept van de "efficiency frontier" (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008).......................... 60 Figuur 27 Doel diagram ................................................................................................................... 70 Figuur 28 Kwaliteitssysteem (Riel, 2013) ........................................................................................ 73 Figuur 29 Laks en co ........................................................................................................................ 74 Figuur 30 Waterveiligheid vs CE onderzoek ................................................................................... 79 Figuur 31 Indicatief efficiency frontier curve.................................................................................. 80 Figuur 32 risico beheers strategie................................................................................................... 82 Figuur 33 Scenario's aantreffen CE ................................................................................................. 84 Figuur 34 Theoretische explosie frequentie ................................................................................... 85 Figuur 35 risicostrategie ................................................................................................................. 86 Figuur 36 SWOT analyse risico gestuurde methode ....................................................................... 87 Figuur 37 Ranking SWOT karakteristieken...................................................................................... 90 Figuur 38 Samenwerking (Staveren, 2013) ..................................................................................... 93 Figuur 39 Voorgestelde werkwijze.................................................................................................. 94 Figuur 40 Kennis opbouw ............................................................................................................... 95 Figuur 41 Risicobeleid afgeleid van nanotechnologie .................................................................... 96 Figuur 42 Aantal ton maandelijks gebombardeerd in Europa (USAAF, 1947).............................. 107 Figuur 43 Klaver vijf ...................................................................................................................... 108 Figuur 44 Engelse werkwijze voor de management van CE ......................................................... 110 Figuur 45 Gemeentelijke kosten CE .............................................................................................. 111 Figuur 46 Output bepaling volgens CO2 uitstoot .......................................................................... 112
Pagina 13 van 121
Tabel 1 Sleutelbegrippen ................................................................................................................ 19 Tabel 2 steekproef aantal (Ministry of Defence R.A.F., 1946) ........................................................ 31 Tabel 3 Betalingsmethodiek (de Ridder & Noppen, 2009) ............................................................. 33 Tabel 4 Indicatieve kans op overlijden van bepaalde gebeurtenis t.o.v. ongevallen CE (Haan, Jonkers, & Hubregtse, 2011) ........................................................................................................... 41 Tabel 5 Kostenontwikkeling CE regeling 2000-2006 in mln. EUR (Bakker, Leurs, & van de Lustgraaf, 2007) gegevens aangevuld............................................................................................. 45 Tabel 6 Overzicht verplichte en aanvullende bronnen ................................................................... 47 Tabel 7 Voor- en nadelen non-parametrische methode (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008)............ 60 Tabel 8 Belangen en voorkeursituatie/doel ................................................................................... 63 Tabel 9 Probleemperceptie en oorzaak .......................................................................................... 65 Tabel 10 Machtspositie stakeholders ............................................................................................. 66 Tabel 11 Belangen -en machtspositie matrix ................................................................................. 67 Tabel 12 Cruciale stakeholders ....................................................................................................... 68 Tabel 13 Toewijding stakeholders .................................................................................................. 69 Tabel 14 Toepassing Kader & Handreiking ..................................................................................... 71 Tabel 15 Toegepaste contractvorm ................................................................................................ 71 Tabel 16 Proces informatie voorzieningen ..................................................................................... 72 Tabel 17 Product Vooronderzoek ................................................................................................... 75 Tabel 18 Product Opsporing ........................................................................................................... 76 Tabel 19 Product Ruimen................................................................................................................ 77 Tabel 20 Specifieke kengetallen voor kosten (materieel en immaterieel) per slachtoffer en per ongeval............................................................................................................................................ 78 Tabel 21 Resultaten onderzoeksproces CE ..................................................................................... 80 Tabel 22 Kans klasse ....................................................................................................................... 83 Tabel 23 Confrontatie matrix .......................................................................................................... 89 Tabel 24 Voorgestelde planning ..................................................................................................... 96 Tabel 25 Hazard effectieve matrix ................................................................................................ 109
Pagina 14 van 121
Woordenlijst EOD Bedreiging(danger) CCvD OCE
Certificatie Conventionele explosieven
Detecteren
Gevaar (hazard) IKB IVD IVP MIRT MTM DAWM Opsporing
OG ON OTG PRA Proces Product RI&E Risico (risk) RISNET RWS SCB transitie economie
Explosieven Opruimingsdienst een specifiek pad naar letsel of schade Het Centraal College van Deskundigen OCE, onderdeel van en/gefaciliteerd door de SCVE, dat belanghebbende partijen in het werkveld van het opsporen van conventionele explosieven de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveld specifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. een externe, onafhankelijke partij vaststelt dat het product, de dienst of het systeem in kwestie voldoet aan specifieke eisen Elk explosief dat niet als geïmproviseerd, nucleair, biologisch of chemisch kan worden aangemerkt. Bij het opsporingsproces wordt aan CE gelijkgesteld en als zodanig behandeld: • CE die geen explosieve stoffen (meer) bevatten; • restanten van CE die door leken als zodanig herkenbaar zijn; • voorwerpen die door leken kunnen worden aangemerkt als CE; • wapens of onderdelen daarvan. Het vaststellen van de aanwezigheid van (mogelijke) CE door het met behulp van detectieapparatuur uitvoeren van een meting en de interpretatie van de meetgegevens. Er wordt onderscheidgemaakt in: • analoge detectie: detecteren waarbij direct wordt overgaan tot het lokaliseren van het object; • computerondersteunde detectie: het verzamelen van meetgegevens in een computer, waarna op een later tijdstip interpretatie plaatsvindt en de meetgegevens ten behoeve daarvan automatisch worden vastgelegd. een fenomeen met het potentieel om letsel of schade veroorzaken Interne kwaliteitsborging Integraal Veiligheidsdossier Integraal veiligheidsplan Meerjaren programma infrastructuur, ruimte en transport Munitie Technologisch Museum & De-Mining Academy Wanroy Netherlands Het geheel van organisatie en uitvoering binnen het opsporingsgebied van werkvoorbereiding, detecteren, lokaliseren en laagsgewijs ontgraven, identificeren van de vermoede CE, tijdelijk veiligstellen van de situatie, de overdracht aan de EODD en Proces-verbaal van oplevering. Opdrachtgever (Rijkswaterstaat) Opdrachtnemer (aannemer/ aannemer-combinatie) Ongewenste Top Gebeurtenis Projectgebonden Risico Analyse geheel van samenhangende of elkaar beïnvloedende activiteiten dat input omzet in output het resultaat van een geheel van samenhangende of elkaar beïnvloedende activiteiten die input omzet in output Risico-inventarisatie en evaluatie de combinatie van een systematisch geanalyseerd kans op schadelijke effecten en geanalyseerd omvang van de schade kennisnetwerk risicomanagement Rijkswaterstaat Systeemgerichte contractbeheersing een economie die van centraal gereguleerd naar vrije markt georiënteerde situatie
Pagina 15 van 121
Veiligheid Vooronderzoek
VTO WSCS-OCE
veranderd Het vrij zijn van onaanvaardbare risico’s in termen van letselschade aan mensen. Onderzoek dat tot doel heeft om te beoordelen of er indicaties zijn dat binnen het onderzoeksgebied CE aanwezig zijn, en zo ja, om het verdachte gebied in horizontale en verticale dimensie af te bakenen. Het vooronderzoek bestaat uit zowel het inventariseren als beoordelen (analyseren) van bronnenmateriaal. Eindresultaat is een rapportage en een bijbehorende CE bodembelastingkaart. Voorziening Tijdelijke munitie Opslagcontainer Werkveld specifiek certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (OCE). Documentnummer: WSCS-OCE: 2012, versie 1.
Pagina 16 van 121
“The only source of knowledge is experience.” - Albert Einstein -
Pagina 17 van 121
1. Introductie In een periode waarin de politiek te maken heeft met een toenemende druk op de overheidsfinanciën, staat de verbetering van de effectiviteit en efficiëntie van overheidsinstanties hoog op de politieke agenda. Om hier invulling aan te geven, dient elk proces waar indicaties zijn dat verspillingen plaatsvinden onderzocht te worden. Eén daarvan is het onderzoek naar Conventionele Explosieven, hier zijn verschillende indicaties dat verbeteringen mogelijk zijn. In lijn met de verbeter filosofie van Rijkswaterstaat “elke dag beter” is in dit afstudeeronderzoek aandacht besteed aan de effectiviteit en efficiëntie van CE onderzoeken. Een analyse van de effectiviteit en de Er worden verschillende afkortingen efficiëntie is de relatie tussen de input, output en gehanteerd voor het aangeven van resultaten (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008). De technieken voor het meten van de efficiëntie van Conventionele Explosieven, zoals NGE, CE, bedrijven zijn de afgelopen jaren verbeterd en UO en NGCE in voorliggend rapport wordt worden steeds vaker toegepast. Echter, voor CE gehanteerd. overheidsinstanties ontstaan er problemen bij het bepalen van de output en resultaten. Dit komt doordat de overheid verschillende belangen behartigt. Daarnaast worden resultaten meestal niet verkocht op de markt, waardoor er geen prijsgegevens beschikbaar zijn en de output niet gekwantificeerd kan worden (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008). Verder bemoeilijkt dit de te nemen besluiten, als het gaat om veiligheid. Hoeveel geld en tijd kan geïnvesteerd worden om een bepaalde veiligheid te waarborgen? In de plan-fase van een RWS project dient er onderzocht te worden, wat de veiligheidsrisico’s van het voorgenomen werk zijn. Vanuit de Arbowet is een opdrachtgever verplicht deze risico’s mee te geven aan de opdrachtnemer. In het geval van CE onderzoek is overeenstemming over de risico’s op dat moment lastig te behalen. Dit komt door verschillende factoren, zoals b.v. soort explosief, gevoeligheid explosief, locatie enz. (Bosch, 2013). Om toch een beeld van de risico’s te krijgen wordt er een vooronderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn vaak subjectief. Hierdoor kan het voorkomen dat het vooronderzoek in twijfel wordt getrokken. In voorliggend onderzoek is onderzocht in welke mate er daadwerkelijk sprake is van CE bij Rijkwaterstaat projecten en wat de aard van het probleem is. Verder zijn mogelijke oplossingen verkend, waarbij is gezocht naar een werkwijze waarbij samenwerken centraal staat.
1.1
Doel
Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de kwaliteit van de CE onderzoeken en de mate waarin sprake is van daadwerkelijk aantreffen van CE in Rijkswaterstaat (RWS) projecten. In onderhavig onderzoek kijken we naar de gevolgen voor scope, kosten en planning. Dit wordt uitgevoerd door beoordelingscriteria op te stellen en deze te reflecteren aan verschillende Rijkswaterstaat projecten. Het resultaat van het onderzoek is geen nieuw kader, evenmin lost het rapport het probleem op, maar het kan zeker bijdragen tot een oplossing. In de planning is opgenomen dat parallel aan dit onderzoek een nieuw kader CE voor RWS projecten wordt opgesteld. De resultaten van dit onderzoek worden hierin meegenomen. Het doel van het onderzoek wordt ondersteund door de volgende hoofdvraag: Op welke wijze kan het onderzoekproces van CE effectief en efficiënt worden vormgegeven met inachtneming van de vereiste veiligheidsnormen?
Pagina 18 van 121
1.2
Probleem formulering
In een veranderend klimaat van wetgeving en reorganisatie dient de urgentie van een nieuw kader Conventionele Explosieven (CE) gemotiveerd en aangetoond te worden. Daarnaast dient er gekeken te worden wat voor een probleem het is; veiligheid, kosten en/of planning (zie ook Tabel 1). Veiligheid is daarbij gerelateerd aan het aantal jaarlijkse doden en gewonden ten gevolge van Conventionele Explosieven. Met het kostenaspect wordt bedoeld dat op dit moment waarschijnlijk door bedrijven in de sector geprobeerd wordt om een veel groter gebied en/of vaker te detecteren dan wat qua veiligheid daadwerkelijk noodzakelijk is. Voor deze drie aspecten dienen criteria benoemd te worden, om op die wijze inzicht te krijgen in de verspilling in het proces. Door ook criteria voor veiligheid op te nemen wordt alvast vooruitgelopen op een verantwoorde keuze om wellicht in de toekomst tot een gemotiveerde verkleining van het ‘verdacht gebied’ te komen om daarmee overbodig detectieonderzoek te voorkomen. Naast verkleining van het verdacht gebied kan hierbij ook worden gedacht aan het beter aanwenden van nieuwe detectietechnieken of het voorkomen dat meerdere technieken naast elkaar worden toegepast zonder effectieve bijdrage. Er zijn indicaties dat de huidige werkwijze niet efficiënt genoeg is, waardoor er verspillingen optreden in het proces. Er is behoefte aan innovatie binnen het werkveld. De volgende problemen zijn geconstateerd (Lamé & Westerhof, 2004) (Brassinga & al, 2011): De informatievoorziening is onvoldoende. Er is onvoldoende landelijk overzicht van het in het verleden uitgevoerde onderzoek; Er ontbreekt inzicht in het totaal aan terreinen waarvoor geldt dat er mogelijk sprake is van CE. Dit maakt het moeilijk te budgetteren; Het ontbreekt aan een risico gerichte aanpak. Er wordt (nog) geen methode gebruikt om de risico’s van CE te kwantificeren. Aan de hand van een onderbouwde risico analyse is het mogelijk betere besluiten te nemen over de uit te voeren acties; Het ontbreekt aan objectieve kwaliteitseisen. Er is een verschil in adviezen voor hetzelfde projectgebied. Hierdoor kunnen opdrachtgevers en opdrachtnemers aanzienlijke risico’s lopen in de aanbestedings-, ontwerp- en uitvoeringsfase; Tijdens het op de markt zetten van een tender is er weinig tijd om een vooronderzoek te doen naar CE. Hierdoor ontstaat er in sommige gevallen het probleem dat er geen tijdige toestemming is om onderzoek te doen; Uitgevoerde (aanvullende) vooronderzoeken voor innovatieve contracten zijn niet voldoende afgestemd op project specifieke geotechnische risico’s(sonderingen, bodemgesteldheid); Er is geen of weinig uniformiteit in de totstandkoming van CE onderzoek voor verschillende ontwerpfasen in innovatieve projecten. De resultaten van deze studie vormen een basis voor de evaluatie van het nieuwe kader CE in RWS projecten. De onderzoeksobjecten conform (Verschuren & Doorewaard, 2011) zijn de Rijkswaterstaat projecten waar de checklist aan gereflecteerd wordt. Tabel 1 Sleutelbegrippen
Sleutelbegrippen Tijdsplanning Kosten Veiligheid
Juridisch/Theoretisch kader Visie RWS 2015 Nieuwe wetgeving Theorie over veiligheid Explosieven opsporing Kosten Voorafgaand onderzoek Ervaring buitenland
Pagina 19 van 121
De basis van deze studie zijn de onderliggende problemen van overbodig onderzoek naar CE, dat gebaseerd is op gesprekken met experts en raadpleging van relevante literatuur. Dit levert de beoordelingscriteria op, waardoor de projecten geëvalueerd kunnen worden. De combinatie van resultaten vormen een basis om het nieuwe kader CE te toetsen. Visie RWS 2015
Project A
Nieuwe wetgeving
Theorie Explosieven opsporing
Beoordeling criteria
Project C
Theorie kosten
Voorafgaand onderzoek
Nieuwe kader CE toetsen
Theorie Veiligheid
Resultaten
Project B
Project D
Ervaring buitenland
Theoretisch kader
Analyse
Resultaten
Aanbeveling
Figuur 1 Onderzoek model/structuur
Voor het doeleinde van dit onderzoek wordt onder veiligheid het risico op gevonden CE, gewonden en slachtoffers verstaan die bij RWS projecten plaatsvinden vanaf 2007. Onder kosten wordt verschil gemaakt in totale kosten voor onderzoek door RWS en de kosten van de gevolgen. Met de tijdsplanning wordt in dit onderzoek de totale doorlooptijd van het project en de gevolgen in de planning verstaan, die plaatsvinden als gevolg van gevonden CE.
1.2.1 Onderzoeksvragen: Uit het opgezette onderzoek model/structuur zijn de volgende 3 onderzoeksvragen geformuleerd, die tijdens het onderzoek beantwoord worden. Daaronder zijn verschillende sub vragen opgesteld. Naarmate het onderzoek vordert, kunnen de vragen worden aangevuld. De volledige vragenlijst is terug te vinden in Bijlage 8.1
Welke criteria zijn relevant voor het beoordelen van de RWS projecten in Nederland t.o.v. veiligheid, kosten en planning als gevolg van CE? Wat is de kwaliteit van de onderzochte projecten gezien de reeks opgestelde beoordelingscriteria? o Hoe kan de kwaliteit van de projecten beoordeeld worden aan de hand van de beoordelingscriteria? Wat leren we van de resultaten uit de analyse van de RWS projecten, om aanbevelingen te doen over hoe je een efficiënt kader voor CE kan ontwikkelen?
Pagina 20 van 121
1.3
Onderzoek strategie
De onderzoek strategie is om gebruik te maken van case studies, waarbij een relatief beperkt aantal RWS projecten worden onderzocht. Dit heeft consequenties voor het uitvoeren van het onderzoek en de resultaten die het genereerd. Allereerst is een kwantitatieve analyse niet mogelijk door het beperkt aantal onderzoeksobjecten. Daarom dient er voor een kwalitatieve methode gekozen te worden. Hierbij wordt de nadruk gelegd op vergelijken en interpreteren van de resultaten. De data wordt verkregen door bepaalde eigenschappen van de projecten te vergelijken en door interviews te houden. In verband met het beperkt aantal projecten dient er rekening gehouden te worden met de selectie van projecten. Er is gebruik gemaakt van een strategische keuze i.p.v. een willekeurige keuze. Er bestaat het risico dat er een atypische selectie plaatsvindt, waardoor de externe validiteit in het geding komt (Verschuren & Doorewaard, 2011). Bij de selectie van de projecten is het principe van toeval vervangen door de reeks onderzoeksvragen die behandeld worden. Er zijn verschillende methoden om projecten te selecteren. In dit onderzoek is gekozen voor een strategie, waarbij de afhankelijke variabele maximaal contrast laat zien, i.e. de kwaliteit van CE onderzoek. Hierbij is gezocht naar projecten die goed verlopen zijn en projecten die minder goed verlopen zijn. Door een comparatieve analyse te maken, is geprobeerd systematische verschillen naar voren te brengen. Deze verschillen worden naderhand besproken met een klankbordgroep van experts. Het vergelijken van projecten dient onafhankelijk van elkaar te gebeuren, d.m.v. een vast patroon. Hier is een lijst van criteria voor nodig die verkregen wordt uit data en kennis bronnen (personen, media, realiteit, documenten en literatuur (Verschuren & Doorewaard, 2011)). Het raadplegen van deze bronnen gebeurd conform (Verschuren & Doorewaard, 2011). De interviews worden na documentatie ter goedkeuring voorgelegd, bij de geïnterviewde persoon om interpretatiefouten te voorkomen. De omvang van het probleem wordt bepaald m.b.v. een enquête, die is verstuurd naar 160 technisch managers. Het bepalen van de efficiëntie is gedaan met behulp van een efficiency frontier. Dit is een methode voorgesteld door de Europese Unie om de effectiviteit en efficiëntie van publiek besteedde uitgaven te analyseren.
1.4
Leeswijzer
Allereerst zijn in hoofdstuk 2 de aspecten die invloed hebben op het CE onderzoeksproces beschreven, hieruit volgen mogelijke beoordelingscriteria. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een stakeholdersanalyse uitgevoerd en zijn er 6 RWS projecten aan de hand van beknopte beoordelingscriteria nader onderzocht. In het daarop volgende hoofdstuk zijn de resultaten beschreven. Gevolgd door de conclusie en aanbevelingen In onderstaand Figuur 2 wordt de opzet van voorliggend rapport getoond.
De effectiviteit en efficiëntie van CE onderzoeken Theoretisch kader
Analyse
Het proces
Cultuur
Kaders
Resultaten
Conclusie
Het product
Contracten
Vooronder zoek
Opsporing
Ruiming
Detectie Benaderen
Figuur 2 Opzet rapport
Pagina 21 van 121
2. Theoretisch kader Allereerst is er een schets van de situatie gemaakt, zodat de context van het onderzoek duidelijk naar voren komt. Dit wordt gedaan door te kijken naar verschillende aspecten die invloed hebben op het onderzoekproces van Conventionele Explosieven, waarna er kritisch gekeken wordt naar de opzet en waarbij de (on)mogelijkheden van de situatie benoemd worden. Vanuit de theorie is per aspect mogelijke beoordelingscriteria benoemt. Deze beoordelingscriteria gelden als richtlijn voor de daarop volgende analyse.
2.1
Historie
Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog zijn enorme hoeveelheden explosieven gebruikt. Experts geven aan dat 5 tot 15 procent niet ontploft is (Crossland, 2008). Tijdens bombardementen hebben de geallieerden 2.770.540 ton aan CE uit vliegtuigen gegooid (USAAF, 1947). De hoeveelheden die de Duitsers en Russen hebben gebruikt is niet bekend (Katzsch, 2009). Ook het deel wat in Nederland gebruikt is, is onbekend. Nederland wordt onderverdeeld in “overige landen”. Hier is 7,9% van de totale hoeveelheid gevallen (zie bijlage 8.2 voor meer informatie). De Duitsers hebben in het bijzonder het Verenigd Koninkrijk, Polen, Nederland, Sovjet- Unie en Joegoslavië gebombardeerd. Deze Conventionele Explosieven worden nog geregeld gevonden. Afgelopen week (week 10, 2013) alleen al was het in Nederland 3 keer raak. In de haven van Hellevoetsluis zijn explosieven gevonden, in maïsland Gilze zijn 2000 granaten gevonden en in IJmuiden een handgranaat. Het komt dus nog veelvuldig voor. Bij grondroerende werkzaamheden bestaat een verhoogde kans van aantreffen van CE. Door vroegtijdig onderzoek te doen naar de aanwezigheid van CE, blijven de gevolgen beperkt. In de loop van de jaren is er het één en ander veranderd in de CE ruiming markt. In deze paragraaf wordt ingegaan op de veranderingen in de markt.
2.1.1 Privatisering opsporingsdienst Na WOII is er veel veranderd binnen de opruimingsdienst. De taak van het ruimen lag in de handen van de geallieerden. De geallieerden hadden voornamelijk oog voor operationeel ruimen, dat wil zeggen voor het ruimen van objecten die van militair belang waren, zoals belangrijke wegen, bruggen, spoorwegen, vliegvelden en hoogspanningsleidingen. Vanaf 1943 werd de opleiding Sectie Bom Opklaring opgezet, waarbij een cursus bomopruiming gegeven werd in Engeland. Vanaf 1946 werd de Mijn- en Munitie Opruimings Dienst (MMOD) benoemd. Een deel van het personeel ging krijgsgevangenen begeleiden bij het ruimen van mijnen. Een ander deel ging over naar de Opruimings- en Bergingsdienst (OBD) dat zich bezig hield met het ruimen van munitie en het demonteren van vliegtuigbommen. Aan het bestaan van de MMOD kwam in januari 1948 een einde. Het ruimen van Conventionele Explosieven werd een taak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In 1957 werd de Explosieven Opruimingsdienst(EOD) opgericht. De EOD was verantwoordelijk voor twee duidelijk omschreven taken: het opleiden van personeel, dat in tijden van oorlog zou worden ingezet om explosieven te ruimen, en het ruimen van explosieven op de eigen defensieterreinen en objecten in vredestijd. In de civiele sector was dit de taak van de Hulpverleningsdienst. De methoden, technieken en uitrustingsstukken om CE te kunnen ruimen, maakten vanaf de Tweede Wereldoorlog slechts een geringe ontwikkeling door. Er bestaan een aantal basismethoden die tot op de dag van vandaag nog worden gebruikt. Vanaf de jaren zeventig riep de EOD steeds vaker de hulp in van aannemers, zeker wanneer het ging om grote operaties, zoals het ruimen van V1’s of het ruimen van CE in bewoond gebied. Vanaf 1973 is de EOD “nieuwe stijl” verantwoordelijk voor het ruimen van explosieven in heel Nederland (Woensel, 2004). Vanaf 1998 is het opsporen van CE in Nederland geen taak meer die exclusief door de EOD wordt uitgevoerd. Vanwege grootschalige bouwprojecten, zoals de HSL en Vinex wijken, mogen ook particuliere bedrijven de taak van het opsporen uitvoeren. De bedrijven dienen vanaf juli 2012 WSCSOCE gecertificeerd te zijn om opsporingsonderzoek te doen. Het vooronderzoek kan door een willekeurig gespecialiseerd bedrijf uitgevoerd worden. Het daadwerkelijk tot ontploffing brengen van de gevonden CE blijft echter een taak voor de explosieven opruimingsdienst (EOD). De EOD als Pagina 22 van 121
overheidsinstelling blijft betrokken bij het ruimen van CE, is deze opzet nog van deze tijd voor werkzaamheden in Nederland? Of kan de EOD tevens als adviseur dienen in Overheidsprojecten?
2.1.2 Certificering particuliere opsporingsdiensten Vanuit de Arbeidsomstandighedenwet (ARBO) zijn opdrachtgevers verplicht de veiligheid te waarborgen, zoals in art.6 veiligheid en gezondheid werknemers en art. 10 veiligheid en gezondheid omgeving is vastgelegd (Rijzenga). Een hulpmiddel om de veiligheid te waarborgen is de certificering van de bedrijven. Door het uitgegeven certificaat Certificatie houdt in dat een externe, door het ministerie van Sociale zaken en onafhankelijke partij vaststelt dat het Werkgelegenheid of gecertificeerde instituten kan product, de dienst of het systeem in kwestie er worden verondersteld dat de bedrijven aan de voldoet aan specifieke eisen (ISO, 2013). gestelde eisen van de WSCS-OCE (voormalig BRLOCE) voldoen. De beoordelingsrichtlijn voor een certificaat is vastgesteld door: Centraal College van Deskundigen van de Stichting Certificering Vuurwerk en Explosieven. Per 2007 is het verplicht om gecertificeerd te zijn, dit wordt getoetst door het TÜV Nederland. Zodra een bedrijf aan de certificering voldoet, wordt geacht dat het bedrijf het vooronderzoek met voldoende kwaliteit aflevert. In paragraaf 2.5 wordt verder op de certificering ingegaan.
2.1.3 Beoordelingscriteria Historie Naar aanleiding van de bovenstaand beschreven historische informatie zijn de volgende beoordelingscriteria opgesteld: Is er een toename in kwaliteit naarmate de explosieven opsporing door private partijen wordt gedaan?; Is het onderzochte gebied van militair strategisch belang (bruggen, spoorlijn, dijken en belangrijke wegen)?
Pagina 23 van 121
2.2
Visie Rijkswaterstaat
Vanaf de jaren 70 transformeert Rijkswaterstaat van bouwer naar beheerder. Rijkswaterstaat is niet langer allesbepalend in infrastructurele werken, maar steeds meer medespeler samen met de markt en de burgers. De regie van een project en het eindresultaat, zoals het onderhouden of aanleggen van een weg of een viaduct, blijft in handen van de overheid. De uitvoering (en later ook het ontwerp) wordt zo veel mogelijk uitbesteed aan marktpartijen. In welke mate en op welk moment dit plaatsvindt, is vastgelegd in de handreiking “MIRT en Markt”. Elk jaar worden tussen de verschillende RWS diensten afspraken gemaakt over de verdeling van capaciteit op projecten. Keuzes worden gemaakt op basis van omgevingsbelangen, risico’s en vele andere argumenten (Ballast, 2012). Daarnaast wordt tijdens het Bestuurlijk Overleg Meerjaren programma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO MIRT) besloten of er met een MIRT verkenning wordt gestart. Hieruit volgt een lijst met ruimtelijke projecten en programma’s, waar de overheid samen met provincies en gemeentes aan werkt. Het MIRT proces is ontwikkeld na het advies van Commissie Elverding. In Figuur 3 is het MIRT-proces weergegeven. Hierin zijn 4 fases te onderscheiden: verkenning, planuitwerking, realisatie en beheer en onderhoud (van Looij, Gideonse, Arts, & Topper, 2011). In voorliggend rapport is onderzocht in welke fase van het MIRT-proces CE onderzoek het meest effectief is..
Figuur 3 Het MIRT proces
In het MIRT is onderscheid gemaakt in 3 typen projecten: Eenvoudige sectorale projecten, zonder structuurvisie maar met een Tracébesluit; Complexe sectorale projecten, met structuurvisie en Tracébesluit; Integrale, gebiedsgerichte projecten met structuurvisie (en vervolgens een inpassingsbesluit of bestemmingsplan) en in het geval van infrastructuur, ook met Tracébesluit. Pagina 24 van 121
Tijdens het initiëren van dergelijke projecten dient er te worden nagedacht over het waarborgen van de veiligheid. De eindverantwoordelijkheid voor veiligheid in de werkomgeving blijft bij de opdrachtgever en in dit geval dus Rijkswaterstaat. In de visie van RWS is veiligheid verankerd in de organisatie (Rijkswaterstaat), daarnaast is onlangs (30 oktober 2012) nog de intentieverklaring Governance Code “veiligheid in de bouw” getekend. Bij de beheersing van veiligheid wordt integraal naar veiligheid gekeken. Integraal vanuit verschillende vormen van veiligheid (veiligheidsthema’s, zie Paragraaf 2.6). Onderdeel van arbeidsveiligheid is Er bestaan verschillende benamingen van het meegeven van de veiligheidsrisico’s aan vooronderzoek, zoals bureauonderzoek, opdrachtnemers. Dit is een wettelijke verplichting bureaustudie, historisch vooronderzoek. van de opdrachtgever, vastgelegd in de Arbowet en Hier wordt allen hetzelfde mee bedoeld. In -besluit. Onder deze risico’s worden veiligheidsrisico’s verstaan die verband houden voorliggend verslag wordt vooronderzoek gehanteerd. met het te realiseren object, maar ook met specifieke risico’s die verband houden met de uit te voeren werkzaamheden. Om de veiligheid te waarborgen worden er verschillende vooronderzoeken uitgevoerd onder de regie van Rijkswaterstaat, waaronder naar verdachte gebieden van Conventionele Explosieven (CE). In onderstaand Figuur 4 Proces CE is het proces weergegeven van activiteiten die doorlopen worden tijdens het onderzoek naar CE. In Paragraaf 2.5 is ingegaan op de wettelijke verplichtingen. Gemeente Verantwoordelijk voor veiligheid, gemeentewet
RWS
Vooronderzoek
Opdrachtnemer Detectie onderzoek Benaderen Waarborgen van de veilige omgang met CE bij werkzaamheden Ruimen klein munitie
EOD
Ruiming
Figuur 4 Proces CE
2.2.1 Kaders, handreikingen en informatie Om te zorgen dat Rijkswaterstaat zijn missie en doelen realiseert, is het werk georganiseerd naar primaire, sturende en ondersteunende processen. Binnen die processen zorgen kaders, handreikingen en informatie ervoor dat effectief en efficiënt kan worden gewerkt, de kwaliteit van de processen wordt geborgd en risico’s worden beperkt. De definities van deze documenten zijn kort opgesomd (van Putten, 2011): Een kader is een door het Bestuur RWS vastgestelde afspraak, waarvan de toepassing door alle organisatieonderdelen van RWS verplicht is en die is gerelateerd aan één of meerdere primaire, sturende of ondersteunende processen. Afwijking van een kader is bij wijze van uitzondering mogelijk, nadat toestemming is verkregen bij Bestuur RWS; Een handreiking is een “comply-or- explain” afspraak binnen RWS die is gerelateerd aan één of meer primaire, sturende of ondersteunende processen. Een als zodanig erkende Best Practice of een werkinstructie heeft de status van handreiking; Pagina 25 van 121
Informatie is een ondersteunende kennisoverdracht, die nuttig is bij procesrealisatie door RWS. Aan het toepassen of afwijken van informatie zijn geen voorwaarden verbonden. Binnen het kader CE dient rekening gehouden te worden met andere kaders en handreikingen zoals, integrale veiligheid, het contractenbuffet en handreiking MIRT en Markt. Het is van belang de termen en opzet gelijk te houden om de uniformiteit te waarborgen. In de verouderde handreiking “Niet Gesprongen Conventionele Explosieven” van RWS uit 2007 is een processchema opgesteld, die doorlopen dient te worden. In werkelijkheid worden echter een aantal iteraties uitgevoerd. De voornaamste reden is waarschijnlijk dat de kwaliteit/betrouwbaarheid van de rapporten niet voldoende is. Hierdoor moet het onderzoek opnieuw gedaan worden. In de praktijk geven opdrachtnemers van RWS vaak aan dat zij het door RWS aangeleverde vooronderzoek van onvoldoende kwaliteit vinden. Vervolgens geven zij aan dat het uitgevoerde vooronderzoek uitgebreid/aangepast moet worden en dienen hiervoor meerwerk in rekening bij RWS, wat het proces vertraagd en vijandigheid kan veroorzaken. Daarnaast komt het in de praktijk voor dat de afbakening van een verdacht gebied, uitgevoerd op basis van dezelfde richtlijn en op basis van hetzelfde archiefmateriaal, toch afwijken. De afwijking ontstaat doordat de deskundigen van de verschillende gecertificeerde bureaus een andere conclusie trekken. Er is dan geen sprake van een niet goed uitgevoerd onderzoek, maar voor de opdrachtgever is het ongewenst omdat die nog niet weet waar die aan toe is. De vraag blijft bestaan of het opstellen van een nieuw kader dit kan voorkomen. Een beknopte versie van het voorgestelde Voorbeeld: Tijdens het project Kanaal door proces schema uit de verouderde handreiking is in Walcheren is er 2 maal vooronderzoek en Figuur 5 weergegeven. Hierin is bij stap 2 en 3 de een aanvullend vooronderzoek gedaan. mogelijkheid dat er te weinig betrouwbare informatie beschikbaar is, waardoor er besloten wordt nogmaals het onderzoek uit te voeren. Dit heeft als gevolg dat er geld en tijd verloren gaat, of de veiligheid van de werkzaamheden kan niet gewaarborgd worden. Stap 1: Voorgenomen werkzaamheden RWS • Vooronderzoek Ja/Nee • Besluit welk bedrijf
Ja
Stap 2: Uitvoering vooronderzoek • Besluit opsporing Ja/Nee
Nee
Ja
Stap 3: Voorbereiding opsporing • Hetzelfde bedrijf vooronderzoek of ander bedrijf
Nee
Stap 4: Ruiming • Besluit Stoppen met ruimen Ja/Nee
Ja
Uitvoering voorgenomen werkzaamheden
Figuur 5 Proces schema handreiking CE 2007
Pagina 26 van 121
2.2.2 OP 2015 In het ondernemingsplan (OP2015) zijn een aantal grote veranderingen binnen Rijkswaterstaat beschreven. Dit bestaat uit het kleiner en slagvaardiger maken van de organisatie. Dit wordt bereikt door nog meer samen te werken met andere infrastructuurbeheerders, kritisch te kijken naar het takenpakket en te bekijken wat uitbesteed kan worden, zodat efficiënter gewerkt kan worden. Voor CE onderzoeken betekent dit een uniform beleid opzetten, waar verschillende infrastructuurbeheerders gebruik van maken. Vanuit het denken in systemen en het OP2015 wordt elk proces in de organisatie elke dag een stukje efficiënter en effectiever, zo ook het onderzoek naar Conventionele Explosieven. Bij het verbeteren van het proces in de organisatie wordt gebruik gemaakt van KR8.
2.2.3 KR8 KR8 staat voor Klantwaarde, Respect voor de medewerker en 8 verspillingen. Hierbij worden bestaande werkprocessen in kaart gebracht en wordt de roze wolk bepaald. De “roze wolk” staat voor het ideale proces dat alleen bestaat uit de stappen waar de politiek en gebruikers beter van worden, een proces zonder verspillingen dus. De “roze wolk” wordt niet in één keer bereikt, wellicht nooit. Kenmerken van KR8 zijn (Rijkswaterstaat, 2013): Procesgericht werken; In kleine stappen continu verbeteren; Handelen vanuit goede probleemanalyse, met een duidelijk doel en binnen de geldende kaders; Leren door zelf doen; Dienend leiderschap. Voor CE onderzoeken betekent dit dat het onderzoeksproces d.m.v. iteratie verbeterd wordt. In kleine stappen wordt dit continu verbeterd: dit wil dus zeggen dat het kader niet zo zeer vast kan liggen als eerder aangenomen. Dit proces dient centraal geregeld te worden, zodat de verbeterpunten geïnventariseerd kunnen worden. Alleen op deze wijze kan er een beeld gecreëerd worden van de gehele situatie. Daarom is het wellicht slim om het CE steunpunt uit te breiden, te formaliseren of wellicht nog andere functies toe te voegen.
Pagina 27 van 121
2.2.4 Denken vanuit een system Vanuit het OP 2015 van Rijkswaterstaat wordt gefocust op systeemintegraties wat elke dag beter wordt. Om dit te bereiken dient elk subsysteem nader onderzocht te worden om de beoogde efficiency doelstellingen te behalen, waaronder het kader Conventionele Explosieven. Om een duidelijk beeld te creëren van de situatie wordt van “buiten naar binnen” naar de situatie gekeken. In onderstaand Figuur 6 is de locatie van het CE onderzoek in de organisatie te zien. Vanuit de organisatie RWS kunnen we RWS Advies Technisch Management (ATM) beschouwen als een subsysteem van de gehele organisatie. Waarbij de organisatie de omgeving vormt van ATM. Hetzelfde geldt voor integrale veiligheid in ATM, ARBO veiligheid in integrale veiligheid en CE onderzoek in ARBO veiligheid. RWS PPO
GPO Afdeling ATM
Integrale veiligheid ARBO
Overig
Overig
Overig
CE onderzoek Overig Figuur 6 Locatie CE onderzoek in RWS organisatie
2.2.5 Systeemgericht contracten beheersen (SCB) Rijkswaterstaat streeft sinds 2003 naar vernieuwde werkverhoudingen met marktpartijen. Kwaliteitsmanagement speelt hierin een belangrijke rol. Het uitgangspunt was en is dat opdrachtnemers zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het werk dat is aangenomen. Het gevolg hiervan is dat de opdrachtnemer zowel tijdens als na de uitvoering van het werk moet kunnen aantonen dat voldaan is (en wordt) aan kwaliteitseisen. Het werken met innovatieve contractvormen leidt tot een andere invulling van de rollen van opdrachtgever en opdrachtnemer. De marktpartijen hebben een grotere inbreng bij het ontwikkelen en ontwerpen van producten. Als opdrachtgever voert Rijkswaterstaat regie op afstand. Beheersing van geïntegreerde contractvormen op de traditionele wijze is niet langer mogelijk. Daarom is een methodiek ontwikkeld: systeemgerichte contractbeheersing (SCB), een wijze van contractbeheersing waarbij Rijkswaterstaat gebruik maakt van het gecertificeerde kwaliteitsmanagementsysteem van de opdrachtnemer (Jansen, 2013). Deze methode wordt ook toegepast bij de gecertificeerde WSCS bureaus. Het blijft echter de vraag of hiermee de kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Het primaire doel is dat de contractbeheersing efficiënt (op afstand, met zo min mogelijk inspanning) en effectief (gericht op toprisico’s (top en topgevolg risico’s) van de opdrachtgever) is (Rijkswaterstaat, 2011). Op deze wijze wordt ook de VCA certificering gebruikt.
Pagina 28 van 121
2.2.5.1 Interne Kwaliteitsborging (IKB) Projectorganisatie De projectmanager is verantwoordelijk voor de Interne Kwaliteitsborging in het project. Onder de verantwoordelijkheid van de projectmanager plant de manager projectbeheersing audits in en voert hij deze uit om - onder andere - vast te stellen dat de contractbeheersing conform het contractbeheersplan plaatsvindt (Rijkswaterstaat, 2011). Controller Gedurende de uitvoering van het project wordt risico gestuurd door de controller de contractbeheersing beoordeeld. Indien de contractbeheersing niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen zal de controller de directeur Bedrijfsvoering en de opdrachtgever hiervan in kennis stellen. Het contractteam moet aangeven welke corrigerende en preventieve maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de betalingen rechtmatig zijn (Rijkswaterstaat, 2011).
2.2.5.2 Deming Circle De opdrachtnemer moet kunnen aantonen dat de cirkel van Deming (plan-do-check-act) werkt op zijn project. Het belangrijkste element van het kwaliteitsmanagement van de opdrachtnemer is dat laatstgenoemde zelf zijn processen beschrijft, risico’s beheerst, tijdig afwijkingen signaleert, tijdig passende (correctieve, corrigerende en/of preventieve) maatregelen neemt en dit hele proces regelmatig evalueert (Rijkswaterstaat, 2011).
Act Contract ………… ………… …………
Plan Product ………… ………… …………
Proces
Check
Do
Aantonen ………… ………… …………
Figuur 7 Deming Circle in een kwaliteitssysteem (Rijkswaterstaat, 2011)
Bij het starten van een project begint het CE gedeelte als een klein onderdeel van het geheel. In sommige gevallen breidt het zich uit tot een project op zich. Hierbij speelt de Deming Circle ook een rol. In een dergelijk geval zou het verstandig zijn de cirkel nogmaals langs te gaan en te kijken waar verbeteringen zitten voor een volgend project.
2.2.6 Beoordelingscriteria RWS Naar aanleiding van bovenstaand beschreven wetgeving zijn de volgende beoordelingscriteria opgesteld: Wordt SCB gehanteerd?; Wordt er gebruik gemaakt van de Deming Circle?; Hoe is het vooronderzoek gecontroleerd?; Waren de kaders en werkwijze t.a.v. CE duidelijk?; Is er van de ervaring van andere projecten gebruik gemaakt?; Is er een evaluatie geweest van de gang van zaken rond CE? Pagina 29 van 121
2.3
Voorafgaand onderzoek
In deze paragraaf worden de onderzoeken kort bekeken die voorafgingen aan de WSCS-OCE en waar deze op gebaseerd is. Door voorafgaande onderzoeken mee te nemen, kunnen eventuele beslissingen die gemaakt zijn gereflecteerd en geëvalueerd worden.
2.3.1 Dossier Risico inventarisatie en Evaluatie Het is voor een bedrijf verstandig om inzicht te hebben in de risico’s die samenhangen met de bedrijfsprocessen. Om de risico’s goed op een rijtje te krijgen, wordt bij voorkeur een systematische aanpak gevolgd en begint het bij verzamelen van informatie. Informatie over de bestaande situatie en indien van toepassing over de gewenste situatie (de Heer, et al., 2012). Wanneer er geen blootstelling van mensen aan gevaren is en er staan geen gebouwen of installaties in de nabijheid van die gevaarbronnen, dan kunnen ook geen effecten op de gezondheid van mensen of schade aan de gebouwen en installaties optreden en zal het risico klein tot nihil zijn (de Heer, et al., 2012). Hierbij is het mogelijk een onderscheid te maken tussen drukbevolkte en dunbevolkte gebieden, waarin zich risicogebieden CE bevinden. De economische waarde van het gebied kan een mogelijke benadering zijn om bepaalde detectie keuzes te maken.
Figuur 8 Verschuiving in de tijd van aandachtsgebieden binnen de kwaliteit van de arbeid (de Heer, et al., 2012).
Figuur 8 laat zien dat in de loop van de jaren de aandacht voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden kan verschuiven van technische, via organisatorische naar gedragsrisico’s. Dit proces kan ook parallel verlopen. Het gedrag van mensen wordt nu als hét aangrijpingspunt gezien voor het verder verbeteren van de arbeidsomstandigheden (de Heer, et al., 2012). Het veranderen van het gedrag duurt het langst. In Paragraaf 3.4.5 is het gedrag verder beschreven. Het is soms effectiever om het probleem bij de bron aan te pakken. Door middel van techniek zou het mogelijk kunnen zijn mens en gevaarlijke bron (CE) te scheiden. Dit elimineert het gevaar voor het verlies van levens volledig.
Pagina 30 van 121
2.3.2 The operational accuracy of 2 TAF fighter/ bomber and R/P aircraft In de nieuwe wetgeving WSCS-OCE wordt verwezen naar het AIR55/322 document van de RAF. Dit is een onderzoek uit 1946 naar de nauwkeurigheid van bommenwerpers in de Tweede Wereldoorlog. Het rapport is gebaseerd op enkele gevallen, waarbij na het bombardement luchtfoto’s zijn gemaakt. In onderstaand tabel zijn per situatie het steekproefaantal genoemd. Hierbij is geen gebruik gemaakt van een aselecte of selecte steekproef. De gegevens zijn zuiver geselecteerd op de mate van bruikbaarheid. Daardoor ontstaat de mogelijkheid dat de conclusie gegeven in de WSCS-OCE niet representatief is. Tabel 2 steekproef aantal (Ministry of Defence R.A.F., 1946)
Duikvluchten op puntdoelen 9 vluchten
Duikvluchten op lijndoelen 17 vluchten
Raketaanvallen op puntdoelen 10 vluchten
Raketaanvallen op lijndoelen 0 vluchten
Verder wordt in het rapport meerdere malen gewaarschuwd dat de hoek, snelheid en richting niet bekend is van de steekproef. Er is in het rapport aangegeven dat deze factoren sterk afhankelijk zijn voor de plaats van de impact. Het rapport geeft ook aan dat in de loop van de oorlog de nauwkeurigheid omhoog is gegaan. Hierdoor is het mogelijk dat in de beginfase van de oorlog grote afwijkingen waar te nemen waren maar nooit gerapporteerd zijn. Verdere informatie over de nauwkeurigheid van het afwerpen van CE van bommenwerpers in de Tweede Wereldoorlog is niet bekend. Het is daarom beter om een richtlijn te baseren op de beschikbare informatie dan helemaal geen informatie.
2.3.3 Beoordelingscriteria voorafgaand onderzoek Na bestudering van bovenstaand beschreven onderzoek zijn de volgende beoordelingscriteria opgesteld: Is een RI&E uitgevoerd bij het opsporingsbedrijf?; Waar wordt de focus vanuit het bedrijf gelegd techniek, organisatie of gedrag?; Is er een risico inventarisatie bekend?; Zijn de nieuwste technieken meegenomen in de beoordeling van (niet)verdacht gebied?
Pagina 31 van 121
2.4
Relatie met Contractvormen
De contracten spelen bij het realiseren van projecten een cruciale rol. Bij het op de markt brengen van een bepaald project dient de opdrachtgever keuzes te maken welke contractvorm gehanteerd wordt. De keuze van een contractvorm is van invloed op de risicoverdeling tussen partijen. In traditionele vorm is de opdrachtgever de verantwoordelijke voor het ontwerp en daarmee voor de te verwachten Conventionele Explosieven. Bij geïntegreerde contractvormen is deze verantwoordelijkheid verplaatst richting de opdrachtnemer. Bij het gebruik van traditionele contractvormen (RAW) is een strikte scheiding tussen de ontwerp en uitvoeringstaken. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het ontwerp en de aannemer verzorgt de werkvoorbereiding en uitvoering. Bij geïntegreerde contractvormen neemt de opdrachtnemer gedeeltelijk of geheel het ontwerp over. Hierdoor verandert de risicoverdeling tussen de partijen. Er dient bij de verdeling rekening gehouden te worden met de onzekerheden in de bodem, waaronder CE. Er dient een keuze gemaakt te worden, hoe hier mee om wordt gegaan. Een aantal voorbeelden zijn: OG voert vooronderzoek uit waarbij de aannemer risico neemt of er wel of geen explosieven aanwezig zijn; ON voert vooronderzoek uit en het risico wordt afgekocht, waarbij de aannemer risico neemt of er wel of geen explosieven aanwezig zijn; Gemeente vooronderzoek verplicht laten uitvoeren, verdere PRA en benadering verantwoordelijkheid ON; Voor aanvang van het project het projectgebied (laten) detecteren en eventueel ruimen door opdrachtgever; Het vooronderzoek door opdrachtgever laten uitvoeren , consequenties gevonden CE kunnen declareren per vooraf afgesproken eenheidsprijs. Er zou gekeken kunnen worden naar Risico gestuurd bodemonderzoek. Hierbij geldt; ook wie is verantwoordelijk voor het vooronderzoek. De voor- en nadelen van bovenstaand beschreven risicoverdelingen worden verder uitgezocht in hoofdstuk 3.
Pagina 32 van 121
2.4.1 Contractenbuffet De professionalisering van RWS uit zich o.a. in uniformiteit, Voor de contracten betekent dit standaardisering. Verschillende contractdocumenten voor diverse contractvormen zijn opgesteld en te vinden in het contractenbuffet van RWS. Hierin wordt onderscheid gemaakt in projectvoorbereiding en afronden, contractvoorbereiding, marktbenadering en gunning, contractuitvoering en contract afronding zoals in onderstaand Figuur 9 te zien is.
Contractenbuffet
Projectvoorbereiding en afronding
Uit te voeren onderzoeken.
Contractvoorbereiding
Marktbenadering en gunning
Verschillende modeldocumenten per contractvorm.
Contractuitvoering
Communicatie documenten
Contractafronding
Prestatiemetingen
Figuur 9 Opzet contractenbuffet
In de projectvoorbereiding wordt momenteel niet direct verwezen naar het uitvoeren van een CE vooronderzoek. Er is echter wel een bodemonderzoek opgenomen in het standaard projectdossier. Daarnaast is aangegeven dat alle van toepassing zijnde NEN normen gebruikt dienen te worden. Conform de NEN 5725/ NEN 5717 bevat het bodemonderzoek ook een onderdeel CE onderzoek (NEN, 2009). In de contractvoorbereiding zijn er standaardteksten opgenomen die aan de vraagspecificatie proces kunnen worden toegevoegd (Feitz, 2013).
2.4.2 Betalingsmethodiek Er zijn in het algemeen 2 systemen om kosten te verrekenen, namelijk: Kosten plus systeem; Vaste prijs systeem. Wanneer kostprijs plus wordt toegepast dient de opdrachtnemer de gemaakte kosten aan te tonen en worden alle acceptabele kosten vergoedt. Een belangrijk kenmerk hierbij is dat de kosten achteraf berekend worden. Bij het toepassen van een “vaste prijs” krijgt de opdrachtnemer een vast bedrag voor de geleverde service/product. Dit is een betalingssysteem waarbij vooraf bekend is wat er betaald gaat worden. Binnen deze algemene betalingssystemen zijn verschillende varianten mogelijk zoals (de Ridder & Noppen, 2009): Tabel 3 Betalingsmethodiek (de Ridder & Noppen, 2009)
Betalingsmethodiek
Opdrachtgever risico
Opdrachtnemer risico
Controle Informatie inspannin beschikbaar g van bij start opdrachtgever
Informatie vereist voor controle opdrachtgever
Vaste prijs Vaste prijs + prikkel(incentive) Kosten + prikkel (incentive) Kosten + vaste beloning Kosten + Percentage beloning
Minimaal
Maximaal
Minimaal
Veel
Weinig
Maximaal
Minimaal
Maximaal
Weinig
Veel
Bij het aanbesteden van het CE onderzoek dient tussen de verschillende betalingsmethodieken gekozen te worden. Vanuit het perspectief van de OG (RWS) is een vaste prijs aan te raden voor het Pagina 33 van 121
gehele proces. Hierbij komen onvoorziene kosten voor rekening van de ON. Er blijft echter veel informatie nodig bij de start van de werkzaamheden. Een andere optie zou zijn het betalen van een vastbedrag + incentive voor het aantal aangetroffen CE. Hierdoor wordt ingespeeld op het daadwerkelijk aantreffen van CE. Wanneer het vaste bedrag laag is en de incentive voor het aantreffen hoog, dan gaan certificaathouders anders met de situatie om.
2.4.3 Beoordelingscriteria Door middel van de volgende beoordelingscriteria is het mogelijk om meer inzicht te krijgen in de efficiëntie van het CE onderzoek. Door de uitkomsten van onderstaande criteria te vergelijken, is het mogelijk een systematisch verschil in de uitkomst van de projecten te kunnen vinden: Door middel van welke contractvorm is het contract aanbesteed?; Is er een bodemonderzoek conform NEN5725 of NEN5720 uitgevoerd?; Is er gebruik gemaakt van de standaardcontractteksten?; Heeft dit invloed gehad op de werkwijze? Zo ja hoe?; Welke betalingsmethodiek is gebruikt voor de CE werkzaamheden?
2.5
Juridisch kader
De wetgeving is sinds de privatisering van de opsporingsdienst meerdere malen veranderd. De meest recente wijzigingen zijn doorgevoerd doordat er vanuit het werkveld (OG en ON) de volgende opmerkingen benoemd zijn (Blokvoort, 2010): Verschil in eindconclusies verdacht /niet verdacht gebied; Verschil in geïnventariseerd bronmateriaal; BRL-OCE onvoldoende concreet /normatief; Gewenste certificering van bedrijven voor het uitvoeren van vooronderzoeken. De wetgeving is opgesteld door het CCvD-OCE waarin meerdere partijen zitting nemen, zoals Prorail, platform blindgangers en de VEO, voor meer informatie over de partijen zie paragraaf 3.4.1.
2.5.1 BRL-OCE In de verouderde BRL-OCE beoordelingsrichtlijn werd er onderscheid gemaakt in probleeminventarisatie en probleemanalyse. De probleeminventarisatie bestond uit het inventariseren en verzamelen van (historisch) feitenmateriaal. De probleemanalyse bestond uit het beoordelen/analyseren van het verzamelde feitenmateriaal. Laatstgenoemde bevatte een interpretatie van luchtfoto’s, eventueel geruimde CE door EOD, soort en aantal CE, afbakenen verdachte gebieden en een risico evaluatie voor toekomstig gebruik. Om bovenstaande opmerkingen in Paragraaf 1.2 te laten vervallen is er een nieuwe normtekst opgesteld: de WSCS-OCE.
Pagina 34 van 121
2.5.2 WSCS-OCE De nieuwe wetgeving aangaande Conventionele Explosieven dient bovenstaande opmerkingen in Paragraaf 1.2 te laten vervallen. Dit is gedaan door de inventarisatie en beoordeling bronnenmateriaal samen te voegen in één vooronderzoek, waarbij verplichte en optionele bronnen zijn benoemd. Er dient een toelichting per bron gegeven te worden. Daarnaast zijn er uitgangspunten benoemd voor het vaststellen van (on)verdachte gebieden. In de WSCS-OCE zijn uitgangspunten vastgesteld voor het horizontaal en verticaal afbakenen van een eventueel verdacht gebied. Bij het uitvoeren dient een rapportage gegeven te worden met een CE bodembelastingkaart (2 of 3 dimensionaal) (Blokvoort, 2010). De verschillen zijn onderstaand opgesomd: Geen onderscheid meer in onderzoeksfasen; Minimale onderzoeksinspanning is vastgelegd; Concrete bepalingen voor het afbakenen van verdachte gebieden; Duidelijke eisen voor wat betreft de output van het vooronderzoek; Risico-evaluatie CE in relatie tot toekomstig gebruik van locatie vervalt en wordt vervangen door een project gebonden “risico analyse”. De WSCS-OCE is sinds juli 2012 in werking getreden. Hierbij komt de oudere BRL-OCE te vervallen. De wetgeving geeft aan de ene kant waaraan opsporingsbedrijven moeten voldoen en aan de andere kant welke procedure er gevolgd dient te worden. Aan de procedure dient gehouden te worden, dit is immers wettelijk verplicht. De kwaliteit van de rapporten die voor juli 2012 opgesteld zijn aan de hand van de BRL-OCE, verschillen per situatie. De overgangsregeling van het Centraal College van Deskundigen OCE geeft hier geen uitsluitsel over (Centraal College van Deskundigen OCE, 2012). Inmiddels is er een handreiking opgesteld, waarin met behulp van scenario’s bepaald wordt of er een aanvullend onderzoek uitgevoerd moet worden of niet (VEO, 2013). Verder is in het werkveld behoefte aan een zogenoemde quick-scan geuit. Door werkgroep Vooronderzoek OCE is nagegaan of het mogelijk is om hiervoor een methodiek uit te werken. Vastgesteld is dat de quick-scan tot doel heeft om op basis van beperkt historisch feitenmateriaal te beoordelen of er een vermoeden bestaat dat in een bepaald gebied CE kunnen worden aangetroffen. De werkgroep achtte dat niet mogelijk en verantwoord om dit te beoordelen op basis van een inventarisatie van slechts enkele bronnen. Als alternatief is er voor gekozen om in de normtekst duidelijker te omschrijven welke bronnen, afhankelijk van de situatie, wel/niet dienen te worden geraadpleegd en het eindresultaat van het vooronderzoek concreter te formuleren. Het vooronderzoek heeft tot doel om te beoordelen of er indicaties zijn dat binnen het onderzoeksgebied CE aanwezig zijn, en zo ja, om het verdachte gebied in horizontale en verticale dimensie af te bakenen. In de proceslijn van het WSCS-OCE wordt het vooronderzoek bij de conclusie verdacht gevolgd door opsporing. Binnen het werkveld is er echter ook in toenemende mate behoefte om voorafgaand daaraan een zogenoemde risicoanalyse uit te voeren, waarin wordt nagegaan wat de risico's van de aanwezigheid van CE zijn in relatie tot de toekomstige gebruiksfuncties binnen het onderzoeksgebied (risico gestuurd). In de BRL-OCE werd weliswaar gesproken over “een evaluatie van de risico's van de vermoede CE in relatie tot het toekomstige gebruik van de locatie”. Een onderzoeksmethode hiervoor ontbreekt echter. Bovendien bestaat er nog geen eenduidig en gelegitimeerd normenkader (grenswaarde) op basis waarvan de risico's van CE kunnen worden beoordeeld. De VEO heeft hiervoor inmiddels diverse keren de aandacht gevraagd bij onder andere het ministerie van BZK. Tot op heden heeft dit niet tot resultaat geleid. Binnen de VEO wordt gewerkt aan een methode voor het uitvoeren van een Projectgebonden Risicoanalyse. Al langer wordt bij betrokken overheidsorganisaties gepleit voor de ontwikkeling van een normenkader voor de beoordeling van OCE risico's (Vereniging voor Explosieven Opsporing (VEO), 2013).
Pagina 35 van 121
2.5.3 ARBO ARBO is een acroniem voor de arbeidsomstandigheden. Het arbobeleid dient het volgende te bevatten: Risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E); Ziekteverzuimbeleid; Bedrijfshulpverlening (BHV); Preventiemedewerker; PMO (Preventief Medisch Onderzoek). Elk bedrijf is verplicht een RI&E uit te voeren. Bij bedrijven groter dan 25man dient het RI&E gekeurd te worden door een arbodienst of een gecertificeerde Arbo deskundige. Om de staat van veiligheid van RWS projecten te analyseren is een rapportage gemaakt naar de borging van veiligheid in prestatiecontracten (Anemaat, 2012). Deze rapportage concludeert het volgende: “In veel prestatiecontracten is veilig werken en het opleveren van veilig werkende installaties in onvoldoende mate geborgd”. Hieruit zijn een aantal aanbevelingen naar voren gekomen, waaronder: Maak het completeren en actueel houden van areaalgegevens (TCD) tot speerpunt van de beheerorganisatie van RWS; Stel grenzen aan welke werkzaamheden en renovaties wél en welke niet in prestatiecontracten uitgevoerd mogen worden, en welke dus in reguliere aanleg- en renovatieprojecten ondergebracht moeten worden; Stel tijdens de contractvoorbereiding en –uitvoering een integrale RI&E verplicht, door zowel het IPM-team als de opdrachtnemer, en laat deze inhoudelijk beoordelen door ter zake deskundigen. Leg leerervaringen van het ene project structureel vast voor volgende projecten. In het onderzoek zijn prestatiecontracten onderzocht, in dit onderzoek is ervanuit gegaan dat de aanbevelingen ook gelden voor overige aanleg en onderhoudsprojecten. Bovenstaande aanbevelingen dienen te worden meegenomen in het aanbesteden van CE gerelateerde werkzaamheden. Hierbij is het documenteren van gegevens en het raadplegen van een deskundige van belang. Op dit moment is er binnen Rijkswaterstaat weinig tot niets gedocumenteerd als het om CE gaat. De bovenstaand beschreven aanbevelingen gelden dus ook voor CE onderzoeken.
Pagina 36 van 121
2.5.4 WION Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten In de WION staat omschreven wat de verplichtingen zijn voor zowel de grondroerder als de netbeheerder. Ook heeft de wet voorgeschreven in wat voor systeem en met welke snelheid informatie moet worden overgedragen. Tevens staat er beschreven wie toezicht houd op naleving van de wet, in dit geval Agentschap Telecom. Wat WION voor RWS betekent verschilt per contractvorm. In een DBFM contract is het beheer volledig overgedragen aan de grondroerder. De grondroerder is tijdelijk geregistreerd als netbeheerder bij het kadaster. Daarbij houd de grondroerder zelf alles bij en handelt zelf klicmeldingen af. Voor D&C contracten geldt voor nieuw aan te leggen kabels en leidingen hetzelfde als DBFM contracten. Voor bestaande kabels en leidingen blijft RWS de beheerder. De wet bepaalt in artikel 2 dat een grondroerder zorgvuldig moet graven. Hij dient met het oog daarop in elk geval voor aanvang van de graafwerkzaamheden een graafmelding te doen en verder onderzoek te verrichten naar de ligging van netten op de graaflocatie om graafschade te voorkomen. Afhankelijk van de situatie ter plaatse kan dit onderzoek meer of minder uitgebreid zijn. De wet schrijft niet voor hoe dit onderzoek precies plaats dient te vinden. Voor bijvoorbeeld netten met een gevaarlijke inhoud is een uitgebreider onderzoek noodzakelijk, waarbij echter de netbeheerders een eigen verantwoordelijkheid hebben. De wet schrijft voor dat, indien er een net met een gevaarlijke inhoud ligt, de netbeheerder voorzorgsmaatregelen treft, zoals het aanwijzen van de exacte ligging van het net (Paalman, 2009). Voor CE betekent dit dat er bij het benaderen van een object vooraf een klicmelding gedaan dient te worden. Dit wordt in de meeste gevallen verzorgd door de ON.
2.5.5 NEN 5717 & NEN 5725 Milieu De NEN 5717 en de NEN 5725 zijn normen die de werkwijze beschrijven, voor het uitvoeren van het vooronderzoek naar de kwaliteit van de bodem, voorafgaand aan het feitelijke veld- en laboratoriumonderzoek. Tussen beide normen is onderscheid gemaakt tussen landbodem en waterbodem. In de normen is tevens het onderzoek naar CE opgenomen. De informatie dient voor de norm verzameld te worden. Het is geen verplichting dat vanuit deze NEN norm het CE vooronderzoek uitgevoerd dient te worden. Het dient enkel meegenomen te worden in het bodemonderzoek. In de NEN 5717 is voor de Maas en Rijn een bodemverwachtingswaarde kaart opgesteld. Aan de hand hiervan kan eventueel de CE bodembelastingkaart gekoppeld worden.
2.5.6 Archeologie Rijkswaterstaat heeft in 1987 een convenant gesloten met de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, tegenwoordig de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Hierin staat beschreven dat Rijkswaterstaat rekening houdt met het bodemarchief. Nederland heeft in 1992 het Verdrag van Malta ondertekend, dit heeft als doel het archeologisch erfgoed in onze bodem te beschermen. De hieruit volgende wetten schrijven voor dat er zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden (Voor meer informatie over het archeologisch proces binnen RWS zie (Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart, 2009)).
2.5.7 Beoordelingscriteria Wetgeving Naar aanleiding van bovenstaand beschreven wetgeving zijn de volgende beoordelingscriteria opgesteld: Zijn er meerdere bronnen gebruikt?; Welke wetgeving is gevolgd, BRL-OCE of WSCS-OCE?; Zijn de verdachte gebieden bepaalt aan de hand van de afstanden in de WSCS-OCE?; Wat voor een risico analyse is uitgevoerd, kan hieruit een onderbouwde conclusie worden getrokken?; Is het CE onderzoek opgenomen in het bodemonderzoek conform NEN 5717?; Is er gebruik gemaakt van de geldende richtlijnen voor milieu en archeologie? Pagina 37 van 121
2.6
Integrale Veiligheid
Zodra de vraag “wat is veiligheid?” gesteld wordt, blijkt deze moeilijk te beantwoorden. Er zijn in de afgelopen jaren vele theorieën en definities opgesteld van veiligheid, zoals het bewust nemen van aanvaardbare risico’s, of de mate waarin wordt voorkomen dat de beschikbaarheid van handelen (door de mens) en middelen (door de techniek) wordt aangetast (TU Delft). Door o.a. de vele percepties van veiligheid is er nog geen gangbare definitie. Eén ding staat vast, veiligheid raakt iedereen. Elk bedrijf/instituut/overheidsorganisatie kijkt weer anders tegen veiligheid aan, dit komt waarschijnlijk door het verschil in kerntaken. De TU Delft heeft bijvoorbeeld een andere organisatiestructuur voor integrale veiligheid dan RWS (Figuur 10). In dit onderzoek beperkt integrale veiligheid zich tot de structuur die binnen RWS toegepast is. Door de vele raakvlakken met andere werkvelden is het van belang het onderwerp integraal aan te pakken. Iedere Integraal Projectmanagement(IPM)-houder en projectmedewerker/- adviseur heeft een eigen verantwoordelijkheid. De projectmanager is eindverantwoordelijk voor de veiligheid in een project. De dagelijkse aansturing van veiligheid is in de werkwijzer “Aanleg” bij de technisch manager vastgelegd. De technisch manager dient er dus voor te zorgen dat de benodigde activiteiten worden uitgevoerd om alle facetten van veiligheid te borgen. De Technisch Manager coördineert en stuurt aan. In kleine projecten voert de technisch manager zelf de veiligheid gerelateerde taken uit. Zodra dat niet mogelijk is, kan de TM zich voor de uitvoering laten bijstaan door een Projectadviseur Integrale Veiligheid (van den Berg & Flinterman, 2012). Rijkswaterstaat verstaat onder integrale veiligheid de volgende 12 veiligheidsthema’s:
Figuur 10 Veiligheidsthema's van integrale veiligheid
Een terugkerend discussiepunt is vaak de verdeling van verantwoordelijkheden tussen Opdrachtnemer en Opdrachtgever. Het streven om zoveel mogelijk aan de markt over te laten kan doorslaan in een afstandelijke houding. Voor een onderwerp als veiligheid is het echter essentieel dat OG en ON een gemeenschappelijke visie ontwikkelen met betrekking tot veiligheid en zich Pagina 38 van 121
realiseren dat veiligheid een gezamenlijk belang is. Elk vanuit de eigen rol (De Weger, 2011). Wanneer dit gekoppeld wordt aan CE onderzoeken, blijkt de verdeling van verantwoordelijkheden vastgelegd te zijn vanuit de arbeidsveiligheid (zie (Overheid, 2012)) in de WSCS-OCE. Binnen het IPM team is de Technisch manager verantwoordelijk voor de veiligheid, hierbij is de expertise aanwezig om een afweging t.b.v. de integrale veiligheid te maken. Hierbij kan extra expertise worden ingeschakeld door het raadplegen van een Projectadviseur Integrale Veiligheid, kortweg PIV. De afweging wordt vastgelegd in het integraal veiligheidsplan (IVP) en integraal veiligheidsdossier (IVD).
2.6.1 Integraal veiligheidsplan De eerste versie van het IVP bevat een overzicht van de relevant veiligheidsthema’s. hierbij wordt een eerste risicolijst geleverd. Daarnaast bevat het IVP een plan van aanpak voor de navolgende projectfase. In de navolgende fase wordt het plan overgedragen aan de projectmanager (van den Berg & Flinterman, Kader Integrale Veiligheid voor Projecten, 2012). Verder worden uitgangspunten, beslissingen en keuzes worden vastgelegd in het IVP. Het plan bevat de volgende structuur: Introductie, Scope, Uitgangspunten en Randvoorwaarden, organisatie en een RI&E.
2.6.2 Integraal veiligheidsdossier In het Integraal Veiligheidsplan (IVD) dient van elk te ontwikkelen object en bestaande objecten alle veiligheidsinformatie te bevatten die relevant is voor het beheer en onderhoud van deze objecten. Hierin dient dus ook het onderwerp CE naar voren te komen (van den Berg & Flinterman, Kader Integrale Veiligheid voor Projecten, 2012). Het dossier bevat de volgende structuur: Introductie, Project algemeen, Project veiligheidsthema’s, per object (RI&E, voorzieningen gebruik en onderhoud, tekeningen en berekeningen, documentatie, overige relevante veiligheidsinformatie)
2.6.3 Klaver vijf In het kader van het RWS Programmaplan Veiligheid 2009-2012 is een monitoringskader opgesteld om te bepalen of er aan de binnen RWS geldende eisen en richtlijnen op het gebied van veiligheid wordt voldaan. Klaver Vijf geeft hier invulling aan. Vanuit de klaver Vijf zijn er vijf hoofddoelstellingen opgesteld en goedgekeurd door het bestuur. Deze hoofddoelstellingen zijn (De Weger, 2011): Nul doden nul gewonden; Veiligheidszorg is een zaak van OG en ON samen; Veiligheid geborgd in ontwerp en uitvoering; Werken volgens de gedragsregels; Zorg voor optimale veiligheid tijdens werkzaamheden. Bij elke hoofddoelstelling horen een of meer indicatoren en enkele variabelen op basis waarvan de prestaties van de projecten kunnen worden beoordeeld. Op deze manier worden de hoofddoelstellingen geoperationaliseerd. In Bijlage 8.3, zijn de indicatoren terug te vinden. Het is van belang veiligheid vanaf het begin van het projecten onder de aandacht te brengen. Bij een dergelijke monitoring m.b.v. klaver vijf wordt de pro-actieve houding van projectleiding en medewerkers beoordeeld. Daarnaast wordt naar de mate van communicatiemiddelen en persoonlijke veiligheidsinstructies aan personeel en bezoekers gekeken. Om de pro-actieve houding te waarborgen/verbeteren, is gebruik gemaakt van diverse marketingtools, zoals flyers, deurmatten, posters en Veiligheidszakboekjes.
Pagina 39 van 121
2.6.4 Beoordelingscriteria Naar aanleiding van bovenstaand beschreven wetgeving zijn de volgende beoordelingscriteria opgesteld: Zijn de CE opgenomen in het IVD, IVP, of risicodossier?; Hoe scoort het project op de indicatoren van de Klaver Vijf?; Zijn er preventieve maatregelen getroffen (bijvoorbeeld, minder blootstelling)?; Zijn er gewonden/zwaar gewonden/ doden gevallen?; Is er door de gemeente ingegrepen?
2.7
Explosieven
In deze paragraaf wordt ingegaan op de bedreigingen van de CE. Daarnaast wordt gekeken naar het effect van veroudering op de CE. De CE liggen er immers al bijna 70 jaar. De verschillende soorten en maten explosieven worden niet in deze paragraaf beschreven.
2.7.1 Risico’s Naar de risico’s behorend bij achtergebleven Conventionele Explosieven is nog maar weinig onderzoek verricht. Om hier een onderbouwde conclusie op te geven dient een kwantificering van de kans dat een CE gevonden word en ontploft plaats te vinden. Er zijn verschillende experts die zeggen Gevaar (hazard): een fenomeen met dat de gevoeligheid van de explosieven toeneemt het potentieel om letsel of schade in de tijd. Zoals Hans-Jürgen Weise heeft gezegd: veroorzaken “One day such bombs will be so sensitive no one Bedreiging(danger): een specifiek pad will be able to handle them and we’ll have to blow naar letsel of schade where we find them. We may have to stop as soon Risico (risk): de combinatie van een as next year”. Hij heeft zich bijna 40 jaar bezig systematisch geanalyseerd kans op gehouden met het ruimen van WO2 munitie schadelijke effecten en geanalyseerd (Sciencedirect). De chemische samenstelling van de omvang van de schade (Gulijk, 2012) explosieven wordt volgens Hans-Jörgen Weise naarmate de tijd vordert instabiel. Onverwachte onderwater explosies worden dan ook regelmatig gedetecteerd door aardbeving meetsystemen (Koch, 2007). In het Duitse Oranienburg houdt het bevoegd gezag rekening met spontane ontploffingen onder woningen als gevolg van chemische ontstekers. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de huizen in snel tempo herbouwd zonder grondig te onderzoeken of er nog CE aanwezig zijn. Om de gevaren te bepalen van CE dient te worden gekeken naar de ontstekers. De gevoeligheid hiervan verschilt enorm. Het is echter van te voren moeilijk in te zien welke ontstekers gebruikt zijn. Voor bouw en /onderhoudswerkzaam-heden van RWS dient er een onderscheid te worden gemaakt in de locatie, soort werkzaamheden, bodemgesteldheid, type ontsteker, enz. Hierna zou er een risico gestuurd bodem onderzoek gedaan kunnen worden, zoals met het programma Geo-impuls wordt gedaan (Brassinga & al, 2011).
2.7.1.1 Risicoperceptie Mensen lopen bepaalde gevaren in hun leven. Risicoperceptie is de beleving van deze gevaren. Een vrijwillig genomen gevaar zoals bergbeklimmen of roken wordt makkelijker aanvaard dan een even groot, maar niet vrijwillig genomen gevaar. Risico is de kans dat iets op kan treden maal het effect. De overheid hanteert risiconormen. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat frequent optredende gebeurtenissen elk met een klein aantal doden (wegverkeersongevallen) gemakkelijker aanvaard worden dan minder vaak optredende gebeurtenissen elk met een groot aantal doden (vliegverkeersongevallen). Terwijl het aantal doden per jaar voor de eerste soort ongevallen veel groter zal zijn. (Gemeente Arnhem, 2009) Over de bedreigingen van CE uit de Tweede Wereldoorlog zowel tijdens het uitvoeren van grondroerende werkzaamheden en vervolgens gedurende de opslag is nog weinig bekend. Het Pagina 40 van 121
feitelijke risico van CE is niet hoog (Haan, Jonkers, & Hubregtse, 2011). In de beleving van mensen is het risico (gepercipieerde risico) van CE uit de Tweede Wereldoorlog wel hoog. Zodra er een ongeval plaatsvindt door de aanwezigheid van CE uit de Tweede Wereldoorlog dan heeft dit een impact op de omgeving. Een ongeval met CE haalt sneller de publiciteit dan een verkeersongeval. De kans om te overlijden door de aanwezigheid van CE zal vele malen kleiner zijn dan de kans om te overlijden door een verkeersongeval. Naast een geringe kans van aantreffen is er ook nog een geringe kans op het daadwerkelijk exploderen van het aangetroffen CE, waarbij het ook uitmaakt of er een vliegtuigbom of granaat wordt aangetroffen. Het jaarlijkse gevaar van overlijden in de rijke industrielanden door een bepaalde activiteit of gebeurtenis waaraan men is blootgesteld ziet er - in onderstaande tabel - als volgt uit, CE staat naar verwachting onderaan in Tabel 4 (Haan, Jonkers, & Hubregtse, 2011). De tabel geeft geen afgelegde kilometers o.i.d. per activiteit weer, er wordt vanuit gegaan dat dit gemiddelden zijn. Tabel 4 Indicatieve kans op overlijden van bepaalde gebeurtenis t.o.v. ongevallen CE (Haan, Jonkers, & Hubregtse, 2011)
Activiteit/Gebeurtenis Roken Wegverkeer Vliegverkeer Aardbeving Bliksem Conventioneel explosief
Kans op overlijden per jaar 0,1% 0,01% 0.004%(huidig) 0,0001% 0,0001% 0,00001% 0,00…….
Wat een risico is, is bekend: kans x gevolg, maar de impact is perceptie x risico. Het is daarom van belang de percepties mee te nemen in de besluitvorming. Op dit moment is het nog niet mogelijk een kans toe te wijzen aan de kans op overlijden per jaar als gevolg van een CE. Dit komt o.a. doordat er op dit moment geen data/kennis beschikbaar is binnen RWS. Er worden op dit moment vele (miljoenen) euro’s besteedt aan het onderzoek naar CE, terwijl de kans van het daadwerkelijk optreden van een ongeval onbekend is. In Hoofdstuk 3.6 wordt hier meer aandacht aan besteedt.
2.7.2 Kennis en Ervaring EOD Zoals eerder aangegeven wordt de EOD ingeschakeld nadat er explosieven zijn benaderd of spontaan worden aangetroffen. Hierna volgt een nauwkeurige identificatie van het explosief en ontsteking. Bij het identificeren van een vliegtuigbom wordt eerst gekeken naar de staart ven het explosief. Deze is meestal het eerst zichtbaar. Hiermee wordt de makelaardij (Duits, Engels of Amerikaans) en het type bepaald. Vervolgens wordt gekeken naar het type ontsteking. Hierbij zijn de Duitse ontstekingen het meest geavanceerd. In sommige gevallen is een boobytrap voor de tegenstander ingebouwd. (Bergman, 2013) Bij het onderzoeken van het explosief wordt de conditie onderzocht. De conditie is sterk afhankelijk van de grondsoort waarin het ligt. In een kleigrond is de conditie zeer goed, de letters zijn zelfs nog zichtbaar. In tegenstelling tot het aantreffen in een zandgrond, hierbij is het explosief compleet geoxideerd. Hier is echter nog geen eenduidig beeld over. Vanuit een ander interview blijkt dat de grondsoort geen effect heeft op de staat van het CE (MTMDawn, 2013). Daarnaast wordt gekeken of kristallisering heeft plaatsgevonden van de chemische inhoud. Zodra dit uit het CE komt lopen en afbreekt, is er een verhoogde kans op ontploffing. Dit is van te voren niet te bepalen, evenals de staat en type van de ontsteking (Bergman, 2013). In totaal worden gemiddeld 2000 meldingen per jaar gedaan, waarvan 50 tot 100 zware vliegtuigbommen zijn. (Bergman, 2013) Het aantal aangetroffen CE ligt rond de 50.000 per jaar (Riel, 2013).
Pagina 41 van 121
2.7.3 Veroudering Explosief De veroudering van een CE vindt in 2 verschillende elementen plaats, namelijk in de explosieve lading en de ontsteking. De initiaalspringstoffen in de ontsteker verouderen, hierbij betreft het meestal het ontleden van de initiaalspringstof ten gevolge van de chemische reactie met water. Het bekendste voorbeeld hiervan is loodaxide; na verloop van tijd wordt dit omgezet in loodoxides en hydroxides die geen explosieve eigenschappen meer bezitten. Het resultaat is dat de ontsteker een verminderde of geen enkele reactie meer kan vertonen ten gevolge van mechanische impact. Ontstekers kunnen door veroudering dus ongevoeliger worden (Kroon & van Ham, 2012). Wanneer er loodoxide en koperen delen van de ontsteker in verbinding staan en in contact komen met waterdamp en kooldioxide, is het mogelijk dat het zeer schokgevoelige koperazide worden vormt (Picatinny Arsenal, 1942) Dit is echter een tussenproduct dat met vocht verder reageert tot koper oxide en koper hydroxide, welke niet explosief zijn. Het optreden van deze tijdelijk explosieve situatie wordt door TNO echter als zeer onwaarschijnlijk beschouwd omdat een potentiele blindganger zich waarschijnlijk onder het grondwaterpeil bevindt. Dit maakt het dus zeer waarschijnlijk dat over de jaren heen de ontsteker minder makkelijk activeert en het explosief dus minder snel tot ontploffing komt. De hoofdlading van een CE uit WOII bestaat meestal uit TNT. Dit is een zeer stabiele springstof, waarbij naar verloop van tijd exudatie (uitzweting) kan optreden. Dit proces verschijnt bij temperaturen in de nabijheid van het smeltpunt (rond 80ᵒC). De uittredende stoffen zijn minder energetisch dan TNT. Echter kan door uitzweting holtes ontstaan in het CE. Door zeer snelle/ zware schokken, zoals het afschieten van een granaat kan de springstof gevoeliger maken. Echter trillingen als gevolg van heiwerkzaamheden zijn niet krachtig genoeg voor initiatie via deze holtes (Kroon & van Ham, 2012). Het is daarnaast ook mogelijk dat de explosieve inhoud door de schroefdraad van de ontsteker naar buiten treedt. Daarbij kristalliseert het TNT weer tot fijne witte kristallen die gevoelig en daarom gevaarlijk kunnen zijn omdat deze bij demontage kunnen reageren en een vlam veroorzaken (CIRIA C681, 2009), waarbij initiatie van de detonator en dus detonatie van het CE niet uitgesloten kan worden. Dit gevaar is echter niet aan de orde omdat omwonenden in het geval van demontage vooraf zullen worden geëvacueerd. Samenvattend wordt door TNO geconcludeerd dat veroudering van een bom (met time delay fuze) niet leidt tot verhoging van de kans op detonatie. Het echter zeer afhankelijk van het type ontsteker om hier op een kwantitatieve manier wat over te zeggen dient er aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden.
Pagina 42 van 121
2.7.4 Gevoeligheid De gevoeligheid van CE is sterk afhankelijk van het type ontsteker die eraan verbonden is. Deze geeft immers de initiatie van de springstof. In de loop der jaren is er een enorme diversiteit aan ontstekers ontwikkeld. Dit heeft tot gevolg dat er in enkele gevallen ontstekers aangetroffen worden die niet bekend zijn. Doordat er zoveel verschillende ontstekers zijn ontwikkeld is het lastig om per ontsteker de gevoeligheid te bepalen. Daarom wordt in deze paragraaf enkel de Engelse 25 pond granaat beschreven. In een vervolgstudie zouden de veel voorkomende CE nader onderzocht kunnen worden. Het is zeer onwaarschijnlijk dat een explosieve lading uit zichzelf tot ontploffing komt. De explosieve lading heeft zoals beschreven een initiatie nodig. Bij een Engelse 25 ponder bijvoorbeeld zijn 2 mogelijke ontstekers, de één gevoeliger dan de ander. Onderstaand staan respectievelijk ontstekertype 117 en 119 (MTMDawn, 2013).
Figuur 11 Ontstekertype 117 en 119 (MTMDawn, 2013)
Ontstekertype 119 is complexer dan de 117. De 119 is erg gevoelig deze heeft een tweezijdige werking, aan 2 kanten zit een slagpen. Wanneer type 117 in onbeschadigde vorm wordt aangetroffen is de kans van explosie heel erg klein. Dit komt doordat de slagpin en percussiebuis niet in 1 lijn kunnen komen. Hiervoor is een grootte centrifugale kracht nodig, welke optreedt bij het afschieten van de granaat. Bij het roeren van de grond kan dit niet optreden. Er dient echter opgepast te worden wanneer de ontsteker beschadigd is. Hierbij kan het voorkomen dat de beveiliging er nog af is. Dit komt niet heel vaak voor, de kwaliteit van de ontstekers was uitmuntend. Zelfs na bijna 70 jaar zien ze er nog als nieuw uit (MTMDawn, 2013). In Denemarken is er een strand bij Skallingen, dat vol ligt met mijnen. Dit strand wordt geheel gefilterd en weer teruggeplaatst. Hier is sterk het vermoeden dat er een risico gestuurde aanpak is gehanteerd. Denemarken heeft met geld van de EU o.a. TNO benaderd om kansen te geven voor het falen van de stryker, percussiecape en de detonator (Kroon E. , 2013). Deze studie is echter niet meegenomen in dit onderzoek. Het bleek niet mogelijk deze op te vragen bij de Danish coastal authority Kans explosie mijn= kans striker x kans percussiecape X kans detonator (zandolie, dichtgeslibt) (loodstift)
2.7.5 Beoordelingscriteria
Is er risico gestuurd onderzoek gedaan?; Op welke manier zijn de risico’s in beeld gebracht?; Is er een bodembelastingskaart aangeleverd en verwerkt in een gis applicatie? Pagina 43 van 121
2.8
Kosten
De kosten zijn afhankelijk van het soort project. In deze paragraaf wordt inzicht gegeven in de aspecten die van belang zijn voor het bepalen van de kosten. Het is belangrijk te realiseren dat de kosten onderdeel zijn van het speelveld tussen Kosten – Tijd - Veiligheid. De kosten hangen dus af van de te investeren tijd en het te verkrijgen veiligheidsniveau. Kosten
Tijd
Veiligheid
Figuur 12 Speelveld Kosten - Tijd – Veiligheid
Prijs
Daarnaast zijn er locatie specifieke aspecten die de kosten van een CE onderzoek bepalen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de bodemgesteldheid. Ligt bijvoorbeeld het CE in het grondwater dan dient er bronbemaling geplaatst te worden. Wanneer het om grote hoeveelheden water gaat dient er een vergunning aangevraagd te worden. Wanneer het ijzergehalte van het water te hoog is dient er een ontijzeringsinstallatie geplaatst te worden. Om de kosten te bepalen zijn er dus tal van onzekerheden. Dit blijkt ook uit de blauwe curve in naastgelegen Figuur 13, naarmate de tijd vordert wordt de betrouwbaarheid van de gecalculeerde kosten beter. Dit kan echter beide kanten opgaan, het kan positief uitvallen(goedkoper worden) of negatief uitvallen (duurder worden). Echter wordt aan het begin van het project vaak een prijs ingecalculeerd die vaak uitloopt naarmate de tijd vordert, zie rode lijn. Tijd Figuur 13 Betrouwbaarheid kostencalculatie
Regulier ligt het zwaartepunt van de kosten vooral bij het detecteren en benaderen, zoals te zien in onderstaand Figuur 14. In sommige gevallen is dit naar voren geschoven, de reden hiervan zal in Analyse onderzocht worden RWS-fases Verkenning Planuitwerking Realisatie Realisatie Realisatie WSCS- fases
Vooronderzoek
Detectie
Benaderen
Veiligstellen
Ruimen
Regulier Incidenteel Figuur 14 kostenverdeling
De fase waarin het project zich bevindt, bepaald ook de te verwachten kosten. Wanneer het last minute gebeurd is de kans groot dat fouten gemaakt worden waardoor onnodige kosten gemaakt worden. Het is daarom van belang van te voren na te denken over de mogelijke aanwezigheid van CE. Voordat de kostenbepalende factoren worden onderzocht, is gekeken naar de financiering waar gemeenten gebruik maken. Hierbij is er gekeken naar de verschillende financieringsmogelijkheden van publiek-collectief tot privaat-individueel. Vervolgens is er per stap in het proces gekeken wat de kostenbepalende factoren zijn.
Pagina 44 van 121
2.8.1 Kostenverdeling gemeenten Gemeenten in Nederland ontvangen van de staat specifieke uitkeringen. De beschikbare hoeveelheid per gemeente is afhankelijk van een verdeelsleutel. Onderdeel hiervan is de CE regeling. Wat het geval van CE bijzonder maakt is dat de groep gemeenten die er een beroep op doet, voor een groot gedeelte op historische gronden bepaald kan worden. Zoals de onderstaande kaart laat zien, is er veel verschil in gebruik van de regeling.
Figuur 15 CE onderzoeken bij Gemeenten
Dit maakt het mogelijk de uitkeringen per gemeente te bekijken, zie bijlage 8.6. Het overzicht is echter nog niet compleet. Er komen geregeld onderzoeken voor die niet in het overzicht van het CBS terug te vinden zijn. De aanwezigheid van CE is in bepaalde gemeenten redelijk te voorspellen, echter de kosten die bij het opsporen gemoeid zijn niet. De kostenontwikkeling van de uitkeringen t.b.v. CE laten nog geen stijgende of dalende trend zien, zie Tabel 5. De uitkeringsstijging tussen 1999 en 2000 is te wijten aan de privatisering van het detecteren en benaderen.
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Kosten
1998
Tabel 5 Kostenontwikkeling CE regeling 2000-2006 in mln. EUR (Bakker, Leurs, & van de Lustgraaf, 2007) gegevens aangevuld Jaar
2,6
4,5
21,1
24,1
45,0
30,0
30,8
28,2
26,4
Onbekend
Onbekend
Onbekend
22,1
21,1
Er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om het proces van CE volledig te privatiseren. Hierbij is onderscheid gemaakt in 5 typen van bekostiging van volledig publiek/collectief tot volledig/individueel (Bakker, Leurs, & van de Lustgraaf, 2007): Publiek-collectief (gemeentefonds, de rijksoverheid heeft een dominante positie); Publiek-individueel (kosten doorbereken aan de kopers van bebouwing); Pagina 45 van 121
Publiek- privaat (overheid behoud direct regie private rechtspersoon financiering en proces control) ; Privaat- collectief (overheid bewaakt publieke belangen op indirecte wijze via wetgeving, de verzekeraar wordt risicodrager); Privaat-individueel (kosten worden doorberekend door bedrijf aan eindgebruiker(construction allrisk verzekering)).
Het publiek-private type van bekostiging is (Bakker, Leurs, & van de Lustgraaf, 2007) het meest efficiënt, het is transparant en centraal geregeld door een onderlinge waarborgmaatschappij(OWM). Door een OWM op te richten treden er leereffecten op door het delen van kennis van andere gemeenten. Daarnaast kan de OWM als opdrachtgever meer marktgezag hebben dan een individuele gemeente: dit kan leiden tot meer marktwerking aan de aanbodzijde en daarmee tot lagere kosten. Echter de uitvoering van een dergelijk type bekostiging is mogelijk voor gemeenten niet rendabel door de hoge uitvoeringskosten en te ingewikkeld. Daardoor blijft het publiek-collectieve (gemeentefonds) type van bekostiging prefereren. Er dient echter nog onderzocht te worden of het bundelen van RWS, Waterschappen, Prorail en gemeenten meerwaarde levert. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het verschil in de exploitatiefase; Pro rail staat hier anders in doordat treinen als gevolg van trillingen waarschijnlijk detonatie kunnen veroorzaken. In de huidige financieringssystematiek zijn gemeenten vanaf 2010 ingedeeld in 3 categorieën: In de eerste categorie zitten circa 30 gemeenten die in voorgaande jaren regelmatig kosten voor het opsporen van explosieven hebben gemaakt. Deze gemeenten ontvangen ieder jaar een bijdrage van 2000 euro per opgeleverd nieuwbouwhuis; De gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag krijgen op basis van de kostengemaakt in het verleden een vaste jaarlijkse bijdrage, respectievelijk € 120.000, € 700.000 en € 5.700.000 (Ministerie van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, 2009); Overige gemeenten krijgen via het indienen van een raadsbesluit 70% van de door hen gemaakte kosten vergoed.
Figuur 16 Afweging veiligheid-kosten (Bakker, Leurs, & van de Lustgraaf, 2007)
De doorgetrokken curve in bovenstaand Figuur 16 bevat alle combinaties van CE in termen van veiligheid en kosten. Hoe hoger de veiligheidseisen aan personeel en project des te hoger de kosten voor het onderzoeksproces. In het geval van maximale veiligheid spelen kosten geen rol, alle CE worden geruimd. De bijbehorende kosten zijn aangegeven met de rechter verticale pijl. De optimale veiligheid wordt bereikt wanneer de kosten worden meegewogen met het veiligheidsaspect. Bij een optimale veiligheid zullen sommige explosieven niet meer worden geruimd. Dit is schematisch weergegeven in de verschuiving van horizontale lijn van maximaal naar optimaal. Dit resulteert in een kostenvermindering weergegeven met q. Door een efficiënter werkend financieringstype verschuift de curve naar links zie de gestippelde lijn. Door de marktwerking aan de aanbodzijde, als gevolg van concurrentie zal de uitvoeringskosten structureel kunnen dalen. Dit is weergegeven met p, de som van p en q geven de totale kostenbesparing weer bij een optimaal veiligheidsniveau (Bakker, Leurs, & van de Lustgraaf, 2007). Bij het bepalen van het optimale veiligheidsniveau dient rekening gehouden te worden dat de term CE ook niet explosieve scherven bevat die geen veiligheidsrisico met zich mee brengen. Pagina 46 van 121
2.8.2 Vooronderzoek Het vooronderzoek is minder afhankelijk van de locatie dan een detectie/benadering. Hierbij is de omvang van het gebied en het aantal geraadpleegde bronnen van belang. De verplicht te raadplegen bronnen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De gedachte is, hoe meer bronnen er geraadpleegd worden, hoe meer zekerheid er gegeven kan worden over de aanwezigheid van CE. Het is daarom mogelijk aanvullend op de verplichte bronnen, aanvullend onderzoek te doen. Tabel 6 Overzicht verplichte en aanvullende bronnen
Verplichte bronnen: Literatuur (lijst oorlogshandelingen) Gemeentelijk en provinciaal archief EODD
Aanvullende bronnen: Nederlands instituut voor Militaire historie Nederlands instituut voor Oorlogsdocumentatie Luchtfotocollectie the Aerial Reconnaissance Archives bibliotheek The national archives(Londen)
Luchtfotocollecties van de Wageningen universiteit Luchtfotocollecties topografische dienst(Zwolle)
Bundesarchiv- Militararchiv (Freiburg) The national archives (Washington DC) Getuigen
2.8.2.1 Projectgebonden Risico Analyse (PRA) Een projectgebonden risico analyse wordt nog niet altijd toegepast, maar de aandacht naar een PRA neemt toe. Hiervoor zijn verschillende varianten op de markt. Via de VEO is er een commissie opgericht om een uniforme PRA methode op te stellen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verschillende scenario’s. Tijdens het opstellen van voorliggend onderzoek is dit echter nog in ontwikkeling. Er kan daardoor alleen gekeken worden naar reeds uitgevoerde PRA’s. Door het huidige verschil in opgestelde PRA’s dient rekening gehouden te worden met een niet representatief beeld van de situatie. De PRA wordt meestal uitgevoerd na het vooronderzoek. De essentie van een PRA ligt op het analyseren van werkzaamheden en het type CE dat aangetroffen kan worden in het verdacht gebied. Aan de hand van een dergelijke analyse kan op een onderbouwde manier besloten worden te detecteren. Het is echter in veel gevallen een standaard tekst over de mogelijke effecten zoals scherfwerking, druk-/ schokgolf en brand. Daarnaast wordt aangegeven dat de gevolgen afhankelijk zijn van het type projectiel, ligging, grondsoort, vochtigheidsgraad, overige omgeving specifieke factoren. Dit blijft echter een standaard tekst. Wanneer meer data verkregen wordt over dergelijke factoren zou het mogelijk kunnen zijn een onderbouwde kans te bepalen.
Pagina 47 van 121
2.8.3 Opsporing In de WSCS staat aangegeven dat binnen opsporing, het detecteren en benaderen van het CE verdacht gebied zit verwerkt. Echter na een gesprek met Ad van Riel van REASeuro blijkt dat er nog geen overeenstemming is over het te volgen proces. In voorliggend onderzoek is ervoor gekozen om de huidige opzet te behouden, omdat het zo in de WSCS(regelgeving) beschreven staat. In de toekomst zou dit proces kunnen veranderen.
Euro's
De verrekening van de kosten lopen op aangezien de voorgaande proceseigenaar een marge bovenop de verrichte werkzaamheden rekent voor overheadkosten en een winstmarge. Dit maakt het proces duurder voor de uiteindelijke gebruiker. Het moet nog blijken of de gemaakte kosten opwegen tegen het behaalde nut.
Daadwerkelijke kosten Figuur 17 kosten indicatie
Kosten ON
Kosten OG
Kosten BV Nederland
1
1
De hoogte van de kolommen in het figuur kunnen verschillen, door eventuele efficiëntie slagen die behaald worden.
Pagina 48 van 121
2.8.3.1 Detectie De kosten behorende bij de detectie zijn moeilijk te generaliseren. De kosten zijn sterk afhankelijk van het projectgebied, zoals: Omvang (geometrie); Locatie; Nat/-droog; Toegang tot verdacht gebied; Grondsoort; Obstakels (bomen, stalen bruggen, damwanden, kribben, puin, etc.). Naast de project specifieke factoren zijn de kosten van detectie afhankelijk van de hoeveelheid werk die beschikbaar is in het werkveld. Om meer inzicht te krijgen in de te verwachten kosten is in Figuur 18 Verwachtte kosten een voorbeeld gegeven van de mogelijke onzekerheden tijdens de kostenraming voor het project. De curves zijn indicatief. Prijs CE onderzoek Gem. Kosten per dag €3.000
€1.000
Aantal werkdagen
50 dagen
€2.000
Werkvoorber eiding
70 dagen
30 dagen
€210.000
€30.000
€100.000
Oppervlak projectgebied
Project begeleiding
Soort projectgebied
Type detectie
Hoeveelheid te verwachten CE
Aan/ afvoer materieel
Maken eindrapportage
Figuur 18 Verwachtte kosten
In sommige gevallen kunnen de gevolgen zo groot zijn van een CE vondst voor een project dat de opdrachtnemer besluit een extra detectie uit te voeren (Riel, 2013). Hierdoor wordt meer inzicht gegeven in mogelijke vondsten. Daarnaast kunnen archeologische/milieutechnische obstakels vroegtijdig gedetecteerd worden (Maas, 2013).
Pagina 49 van 121
2.8.3.2 Benaderen Bij het benaderen van het CE zijn de kosten tevens sterk project afhankelijk. Wanneer het project een waterweg inhoudt zijn de kosten aanzienlijk hoger dan wanneer dit een landweg is. Dit komt doordat er een gecertificeerd duiker ingeschakeld dient te worden. 2.8.3.2.1 Natte benadering In het geval van een natte benadering, zijn er een aantal aandachtspunten waar rekening mee gehouden dient te worden die kostenverhogend kunnen werken. Doordat de verwachtte CE onderwater liggen, dient deze benaderd te worden door een duiker. In het troebele water wat veelal in Nederland aanwezig is, gebeurt dit op de tast. Om deze reden is het erg belangrijk dat de detectie duidelijk en betrouwbaar is. Het is onmogelijk voor de duiker om constant 5 meter rond de verwachtte CE locatie te tastten (Ijsselfront, 2013). In het geval van een zware vliegtuigbom (vondstfrequentie 50-100per jaar), wordt er een koker om het CE geplaatst en daar bovenop komt nog een terp constructie. Vervolgens gaat er een duiker in de koker om het CE onschadelijk te maken. Figuur 19 Put t.b.v. benaderen CE (Salland, 2013)
Doordat alle metalen objecten bij de detectie zichtbaar worden, kost het veel tijd en geld om deze te benaderen. Er dient een keuze gemaakt te worden in de methode van benaderen, zoals: Alles benaderen met duiker; Grote objecten benaderen met duiker, kleine objecten beveiligd baggeren; Grote objecten benaderen met duiker, kleine objecten regulier baggeren; Beveiligd baggeren; Regulier baggeren. Het besluit welke baggermethode het best past bij de situatie, kan met behulp van een eenduidige, objectieve PRA onderbouwd worden. Het is echter wel van belang dat hier data voor verzameld wordt. In Hoofdstuk 4 wordt hier verder op ingegaan. 2.8.3.2.2 Droge benadering In het geval van een droge benadering, komt het voor dat door de grondwaterstand verschillende maatregelen getroffen dienen te worden. Het plaatsen van bronbemaling is één van de maatregelen, dit werkt kostenverhogend. Bij het benaderen van een object is het wellicht nodig om laagsgewijs te ontgraven. Hierbij wordt telkens een stukje afgegraven waarna een OCE deskundige opnieuw de situatie bekijkt. Aan de hand van een PRA zou bepaald kunnen worden tot welke diepte benaderd wordt. Alle objecten dieper in de grond kunnen dan achterblijven. De kosten voor een droge benadering zijn aanzienlijk goedkoper dan een natte. Een minikraan + sr. Oce kost ongeveer €3000 per dag (Maas, 2013) Figuur 20 bronbemaling rondom CE (Salland, 2013)
Pagina 50 van 121
2.8.4 Ruiming Bij het ruimen wordt zoals eerder genoemd de EOD ingeschakeld. De voorbereidende werkzaamheden zijn dan al verricht om een veilige ruiming mogelijk te maken. Dit gebeurt in samenwerking met diverse nationale en lokale stakeholders. De kosten die hieraan verbonden zijn afhankelijk van de locatie. In een drukbevolkt gebied zal de complexiteit van de ruiming toenemen. Ook de toestand van het CE (staat hij op scherp of is die beschadigd) is van belang. Het daadwerkelijke ruimen is voor rekening van de EOD, echter alle voorbereidende werkzaamheden zoals het plaatsen van terpen enz. zijn vaak onder regie gefactureerd bij de opdrachtgever. In het geval van klein kaliber CE volstaat een beveiligde zeecontainer waarin de CE opgeslagen wordt totdat de EOD langskomt. Figuur 21 Terp over een vliegtuigbom
2.8.5 Beoordelingscriteria kosten De kosten zijn sterk afhankelijk van de situatie. Om beoordelingscriteria voor de kosten op te stellen dient rekening gehouden te worden met de marktsituatie, type detectie (nat/droog), locatie specifieke eigenschappen, type CE enz. Hoe is de CE markt op het moment van aanbesteden?
Pagina 51 van 121
2.9
Ervaring buitenland
Zoals eerder beschreven is naar schatting 10-15 procent van de CE gebruikt tijdens de oorlog niet tot ontsteking gekomen. Deze erfenis uit de oorlog geldt ook voor het buitenland. Het (USAAF, 1947) geeft aan dat er in totaal 2.770.540 ton aan bommen zijn gegooid door de geallieerden, dit is ongeveer evenveel als 380 Eiffel torens. Duitsland is het meest gebombardeerd in de Tweede Wereldoorlog, zo’n 51,1% van de totale hoeveelheid. In Bijlage 8.2, is een overzicht gegeven van de hoeveelheid CE afgeworpen in Europa. In deze paragraaf zijn de processen bekeken die in het buitenland toegepast worden. De ervaring in het buitenland kan meegenomen worden in de besluitvorming en processen in Nederland.
2.9.1 Duitsland Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Duitsland zwaar gebombardeerd en zijn er veel oorlogshandelingen verricht. Net als in Nederland worden daar nog geregeld CE aangetroffen. In deze sub-paragraaf is het proces geschreven, zoals in Duitsland wordt toegepast. Vanaf 1991 zijn de bomruimingen gedocumenteerd. Van de ruimingen in de periode daarvoor is weinig bekend (Katzsch, 2009). De lokale politie was voornamelijk verantwoordelijk voor de ruimingen. In de DDR werd globaal de volgende werkwijze gehanteerd1: Willekeurige vondsten werden onmiddellijk ontruimd; Wanneer een opeenstapeling van willekeurige vondsten werd aangetroffen, werd het gebied ontruimd; Gebieden waar bekend was dat er munitie lag, werden voor zover mogelijk, systematisch doorzocht; Wanneer het een bekend munitie probleemgebied is, waarop bouw gepland stond, werd het in principe doorzocht (Krull, 2007). Willekeurige vondsten moesten direct geruimd worden omdat hier in de jaren 60 en 70 de meeste ongevallen bij plaatsvonden. In het westelijk deel van Duitsland werd het opruimen van explosieven gedeeltelijk toegewezen aan de politie, maar bleef ook gedeeltelijk toegewezen aan de civiele bescherming (Lambrecht, 2007). Doordat de taken lokaal geregeld waren, zit/zat er veel verschil in ruim-wijze. In het algemeen werd de volgende ruim-wijze toegepast2. Beoordeling van schriftelijke, mondelinge en luchtfotografie op waarschijnlijke besmetting met munitie; Opgraving representatieve secties voor de bepaling van indicaties van de munitie belasting en de waarschijnlijke Inspanning voor de opheffing; Project management en technisch toezicht voor het inhuren van particuliere bedrijven; Detectie en de blootstelling van de artillerie; Mitigatie, sloop of verwijdering van munitie aangetroffen; Vernietiging van munitie; Verzameling en analyse van luchtfoto's van de oorlog na de opening van de archieven van de westerse geallieerden. Een uniforme federale wettelijke rechtsgrondslag voor het opruimen van explosieven bestaat niet. Kortom, het opruimen van explosieven in het kader van de veiligheid is de verantwoordelijkheid van de provincies (Katzsch, 2009).
2
De werkwijze is een vertaling vanuit het Duits, eventuele vertaal/interpretatie fouten voorbehouden.
Pagina 52 van 121
Methodiek om systematisch de gevaren van CE te beperken
De huidige werkwijze is in onderstaand Figuur 22 schematisch weergegeven. Gegevens zoeken: Historisch onderzoek Gebruik Analyse Natural Ruimtelijke analyse Literatuur Oprichting van het gevaar kaart en de beschermende map Totaaloverzicht Beoordeling Indeling van de gegevens Toepassing van het gevaar effect matrix Kwaliteit en omvang van de berekening Risicogebieden op basis van de risico’s en beschermende kaart
Oprichting van het gevaar kaart Kwalitatief in kaart brengen van risicogebieden
Figuur 22 CE Processchema Duitsland (Katzsch, 2009)
Het bepalen van de omvang van het verdachte gebied wordt gedaan aan de hand van de tabel terug te vinden in Bijlage 8.4. Na het bepalen van de risico’s worden de risico’s vertaald naar de locatie, zoals aangegeven in Figuur 23. Aan de hand van een dergelijke kaart bepaalt de centrale dienst en politie welke locatie prioriteit heeft. Hierdoor is het mogelijk de beschikbare capaciteiten zo effectief mogelijk te benutten. Op basis van deze risicokaart kan bepaald worden welke gebieden preventief geruimd dienen te worden en welke alleen bij bepaalde werkzaamheden. Deze methode wordt ook toegepast door de gemeente Amersfoort en is onderdeel van Platform Blindgangers (Ladiges, 2013).
Figuur 23 Voorbeeld in kaart gebrachte risicogebieden (Stadt Oranienburg, 2011)
Pagina 53 van 121
2.9.2 Amerika In Amerika zijn veel CE verontreinigde gebieden als gevolg van Burgeroorlog en test locaties. De publieke druk om deze gebieden te ruimen neemt toe. Om dit zo effectief en efficiënt mogelijk te doen is er een rapport opgesteld door de “Department of Defense” (DoD). De omvang van het probleem is onmogelijk te bepalen, schietactiviteiten van voor de jaren 70 zijn amper gedocumenteerd (Ackerman & Jordan, 1994). Onderstaande afbeelding geeft de grootste locaties weer van de verschillende testlocaties waarvan de hoeveelheid en soort CE onbekend is.
Figuur 24 Grootste testlocaties Amerika (Ackerman & Jordan, 1994)
Door de sluiting van diverse testlocaties dienen deze gebieden opgeruimd te worden. Hierbij wordt gekeken naar de toekomstige functie van het gebied. Is het toekomstige gebruik een afgesloten natuurgebied of een toekomstige woonwijk? Daarnaast is er milieu wetgeving opgesteld en goedgekeurd door het Amerikaanse congres om gebieden op te ruimen. Op de testlocatie zelf is het voor de onderzoekers ook erg gevaarlijk omdat ze niet precies weten, wat er nog meer is afgevuurd. Hierdoor kunnen testresultaten niet enkel van het te testen object zijn, maar ook van nog aanwezige CE. Factoren die de detectiemethode bepalen zijn o.a (Ackerman & Jordan, 1994).: Grootte van het te detecteren gebied (lucht of gronddetectie); Terrein type( vlak of bergachtig); Grondcondities; Gevaarlijkheid te verwachten CE; Omvang van de objecten; Hoeveelheid beschikbare tijd; Hoeveelheid beschikbare deskundigen; De te verwachten diepte; Milieuwetgeving; Pagina 54 van 121
Budget. Als gevolg van een aantal incidenten, zoals terug te lezen is op de website van de DoD, is er besloten het publiek beter te informeren. Met behulp van het 3R’s (Recognize, Retreat and Report) principe worden burgers ingelicht over de te nemen acties.
2.9.3
Engeland
In en voor de kust van Engeland liggen nog enorme hoeveelheden CE en vliegtuigwrakken. Vanuit een studie voor windmolenparken voor de kust is er een risico gestuurde methode uitgezet door Project Management Support Services (PMSS). Het is waarschijnlijk dat er nog 190.000 mijnen rond de kust van Engeland liggen (Carnell, 2011). Hierbij dient in acht te worden genomen dat de mijnen erg geërodeerd zijn. Hierdoor kan de ontsteker geen ontploffing meer veroorzaken. Echter de explosieve lading TNT blijft zijn explosieve eigenschap behouden (Carnell, 2011). Vanuit de Engelse veiligheid en gezondheid wet dient het risico geëlimineerd te worden, wanneer mogelijk en anders te reduceren tot een niveau dat zo laag mogelijk is binnen praktische grenzen (ALARP). Dit principe illustreert dat het onmogelijk is elke activiteit zonder CE risico uit te voeren. Echter dient een afweging gemaakt te worden, welke beheersmaatregelen voldoende zijn, rekening houdend met de kosten, tijd en inspanning benodigd om gevaar weg te nemen.
Figuur 25 CE Risk Management & windfarm industrie in Engeland (Carnell, 2011)
Aanbevelingen vanuit het Engelse werkveld (Carnell, 2011): Raadpleeg in de begin fase professioneel advies, laat het altijd nakijken, zelfs als er geen indicaties zijn dat er militaire activiteiten hebben plaatsgevonden. Door afwezigheid van data kan het zijn, dat er toch CE aanwezig is; Zorg dat de bureaustudie of risico assessment, onafhankelijk, robuust en verifieerbaar is. Deze data wordt gebruikt als input voor de toe te passen beheersmaatregelen in ALARP; Gebruik een vergelijkbaar processchema voor het identificeren en aanpakken van CE risico’s, zoals in Bijlage 8.5 is weergegeven; Pagina 55 van 121
Begrijp de implicaties die CE risico’s kunnen betekenen voor voorgestelde ontwikkelingen, installaties en activiteiten, zowel on-shore als off-shore; Wees duidelijk in wat je verwacht van de onderzoeken, om twijfel of overwerk te voorkomen; zorgvuldige planning en tijdigheid van onderzoeken moet prijzige projectvertraging voorkomen; geef duidelijk aan dat het risico niveau voor een bepaalde locatie een minimum is, zodat de ALARP test van je activiteiten positief is.
2.10 Beoordelingscriteria De criteria die volgen uit het theoretische kader zijn onderstaand opgesomd. Aan de hand van onderstaande criteria kunnen de projecten beoordeeld worden. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van een beknopte versie. Algemeen Hoe vaak komt het voor dat er bij RWS projecten onderzoek wordt gedaan naar CE? Hoe vaak komt het voor dat er CE gevonden worden? Hoeveel geld wordt gemiddeld aan een vooronderzoek besteedt? Hoeveel geld wordt gemiddeld aan een detectie besteed? Hoeveel geld wordt gemiddeld aan een ruiming besteed? Is er een toename in kwaliteit naarmate de explosieven opsporing door private partijen wordt gedaan? o Wat wordt er verstaan onder kwaliteit Project specifiek Beoordelingscriteria Integrale veiligheid Zijn er gewonden/zwaar gewonden/ doden gevallen?; Zijn de CE opgenomen in het Integraal Veiligheids Dossier (IVD), integraal veiligheidsplan (IVP), of risicodossier?; Zijn er preventieve maatregelen getroffen (bijvoorbeeld, minder blootstelling)?; Hoe scoort het project op de indicatoren van de Klaver Vijf?; Is er door de gemeente ingegrepen? Beoordelingscriteria Historie Is er een toename in kwaliteit naarmate de explosieven opsporing door private partijen wordt gedaan?; Is het onderzochte gebied van militair strategisch belang (bruggen, spoorlijn, dijken en belangrijke wegen)? Beoordelingscriteria Visie RWS Wordt SCB gehanteerd?; Wordt er gebruik gemaakt van de Deming Circle?; Hoe is het vooronderzoek gecontroleerd?; Waren de kaders en werkwijze t.a.v. CE duidelijk?; Is er van de ervaring van andere projecten gebruik gemaakt?; Is er een evaluatie geweest van de gang van zaken rond CE? Beoordelingscriteria voorafgaand onderzoek Is een RI&E uitgevoerd bij het opsporingsbedrijf?; Waar wordt de focus vanuit het bedrijf gelegd techniek, organisatie of gedrag?; Is er een risico inventarisatie bekend?; Zijn de nieuwste technieken meegenomen in de beoordeling van (niet)verdacht gebied? Pagina 56 van 121
Beoordelingscriteria contracten Door middel van welke contractvorm is het contract aanbesteed?; Is er een bodemonderzoek conform NEN5725 of NEN5720 uitgevoerd?; Is er gebruik gemaakt van de standaardcontractteksten?; Heeft dit invloed gehad op de werkwijze? Zoja hoe?; Welke betalingsmethodiek is gebruikt voor de CE werkzaamheden? Beoordelingscriteria Wetgeving Zijn er meerdere bronnen gebruikt?; Welke wetgeving is gevolgd, BRL-OCE of WSCS-OCE?; Zijn de verdachte gebieden bepaalt aan de hand van de afstanden in de WSCS-OCE?; Wat voor een risico analyse is uitgevoerd, kan hieruit een onderbouwde conclusie worden getrokken?; Is het CE onderzoek opgenomen in het bodemonderzoek conform NEN 5717?; Is er gebruik gemaakt van de geldende richtlijnen voor milieu en archeologie? Beoordelingscriteria Explosieven Is er risico gestuurd onderzoek gedaan?; Op welke manier zijn de risico’s in beeld gebracht?; Is er een bodembelastingskaart aangeleverd en verwerkt in een gis applicatie? Beoordelingscriteria Kosten Hoe is de CE markt op het moment van aanbesteden?
Pagina 57 van 121
3. Analyse Na het theoretisch kader waarin de huidige stand van zaken beschreven is, is in Hoofdstuk 3 allereerst beschreven hoe de efficiëntie en effectiviteit van projecten benaderd worden. Gevolgd door de omvang van het probleem, benaderd d.m.v. een enquête. Waarna een selectie van projecten is gemaakt. Hieruit volgt een vergelijking tussen RWS projecten die goed zijn verlopen en die minder goed zijn verlopen, waarin onderscheid is gemaakt in het proces en het opgeleverde product.
3.1
Efficiëntie & Effectiviteit
In de meest simpele vorm wordt efficiëntie gezien als de input-output ratio. Hoe hoger de output voor een gegeven input of hoe lager de input voor een gegeven output, hoe efficiënter de activiteit is. Er is onderscheid gemaakt tussen technische en allocatieve efficiëntie. Technische efficiëntie geeft inzicht in de relatie tussen inputs en outputs rekening houdend met de “production possibility frontier”. De allocatieve efficiëntie gaat in op de link tussen de optimale combinatie van input, rekening houdend met kosten en baten3 en de bereikte output. De maximale output kan worden bereikt door een optimale combinatie van de input. Hiervoor is echter een grondige analyse nodig van het werkveld, alsook informatie over de nationale strategie en vooral ook informatie over de input prijzen. Een hoge technische efficiëntie, bereikt op het niveau van elke afzonderlijke input garandeert geen efficiënte werking van overheid activiteiten als alternatieve combinaties van inputs tot hogere output leiden (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008). Een andere aandachtspunt, dat men tegenkomt bij het bepalen van efficiëntie en effectiviteit, is dat veel openbare diensten met elkaar verbonden zijn. Dit geldt eveneens voor het CE onderzoeksproces. Bij het bepalen van de werkwijze zijn meerdere stakeholders betrokken, die op een andere wijze naar het proces kijken, zie Paragraaf 3.4.1.
3.1.1 Input De input van het CE onderzoeksproces bestaat voornamelijk uit 3 aspecten: financieel, kennis en ervaring. Het is belangrijk om te weten wat kan Met input worden de monetaire en nietworden verwacht van de output door simpelweg de monetaire middelen bedoeld die gebruikt efficiëntie te verhogen zonder de input te verhogen. worden om een bepaald doel te bereiken. Het bepalen van de input voor de publieke sector is De output is het resultaat van de in vergelijking met de private sector relatief activiteiten (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008). complex. Voor de private sector is de beschikbare data erg gedetailleerd. In de publieke sector is de data meestal anders weergegeven, wat het moeilijk maakt om alle informatie over de input kosten te verkrijgen. Ditzelfde geldt voor het CE onderzoeksproces. In paragraaf 2.8 is al aangegeven dat de kosten anders verdeeld wordt binnen gemeenten. De gegevens van het CBS hierover zijn terug te vinden in Bijlage 8.6. Binnen RWS is het vooralsnog niet mogelijk om de specifieke kosten voor CE onderzoek te achterhalen.
3
Bijvoorbeeld “cost-efficiency measurements”; d.w.z. kosten minimaliseren en opbrengst maximaliseren.
Pagina 58 van 121
3.1.2 Output In de particuliere sector wordt de marktwaarde van de output weerspiegeld in de nationale rekeningen. De publieke sector, biedt voornamelijk niet-commerciële goederen en diensten, wat inhoudt dat hun marktwaarde meestal onbekend is. De inputkosten zijn daarom vaak gebruikt als volmacht voor de waarde van de output (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008). Dit resulteert in een werkwijze waarin publieke diensten alleen maar meer kunnen produceren wanneer er meer input geleverd wordt. Deze benadering kan niet worden toegepast om de efficiëntie te meten als de inputgerichte marktwaardering geen rekening houdt met efficiëntiewinsten. Daarom dient de output van de publieke sector beter gedefinieerd te worden. De meest gebruikte methode voor output indicatoren zijn prestatie-indicatoren, zoals bijvoorbeeld dokteren prestaties in ziekenhuizen, of aantal gevonden CE door CE opsporingsbedrijven. Het monitoren van de prestaties van de publieke sector activiteiten, bijvoorbeeld door het verzamelen van prestatie data, zou de output data kunnen verbeteren (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008). Daarnaast dient het resultaat in een breder perspectief geplaatst te worden, aangezien het een politieke keuze is. Het gaat daarbij om de lange termijn effecten. Zulke effecten geven de waarschijnlijke resultaten van verschillende beleidskeuzes weer, bijvoorbeeld alles ruimen, gedeeltelijk ruimen of laten zoals het is. Deze keuzes zijn lastig te maken, omdat het vaak afhankelijk is van externe factoren, zoals life-style en sociaal economische ontwikkeling wat er met een bepaald gebied gaat gebeuren. Daarbij zijn er factoren die buiten het bereik Een transitie economie is een economie die van de verantwoordelijke overheid liggen, zoals van centraal gereguleerd naar vrije markt institutionele of structurele factoren. Uit studie georiënteerde situatie veranderd (Feige, (Wilson, 2005) blijkt dat inefficiënties in transitie1994). Dit is tevens het geval in het economieën zou kunnen voortvloeien uit werkveld van CE zoals blijkt uit paragraaf bestuurlijke onkunde of van andere eisen die 2.1 buiten de directe controle van de overheid liggen. Zulke externe factoren zijn cruciaal in de analyse van de efficiëntie en effectiviteit. Ten eerste, kan de verwaarlozing van deze factoren leiden tot een vertekening in de meting van efficiëntie en effectiviteit. Ten tweede kunnen dergelijke factoren doeltreffende instrumenten zijn om de efficiëntie en effectiviteit te verbeteren (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008).
3.1.2.1 Output CE onderzoek De resultaten van het gehele proces zijn zoals bovenstaand beschreven lastig te definiëren. Verschillende aspecten kunnen beschouwd worden, zoals: Aantal doden/ gewonden; Aantal gevonden CE; Aanvullend gevonden informatie naar aanleiding van het CE onderzoek (milieu/archeologisch); Overeenkomst historisch onderzoek/ daadwerkelijke vondst; Indirecte effecten (imago, innovatie, synergie) ( Hoefsloot & de Pater, 2011). In bijlage 8.7 is een verdere onderbouwing gegeven van de uitgangspunten die gebruikt zijn in onderstaande analye.
Pagina 59 van 121
3.1.3 Efficiency frontier De efficiëntie kan niet zomaar gemeten worden, hier heb je criteria voor nodig. In dit onderzoek wordt gekeken naar de beoordelingscriteria en de wijze waarop deze operationeel kan worden gemaakt. Er zijn verschillende methoden ontwikkeld, één daarvan is het concept van de “efficiency frontier (productivity possibility frontier)”. Figuur 26 geeft schematisch weer, hoe 2 projecten (A&B) met dezelfde uitgaven, een verschillende output realiseren. In naast gelegen figuur is project A efficiënter dan B. Met de beschikbare informatie kan geconcludeerd worden dat project A op de efficiency frontier ligt. Daarnaast kan uit het figuur opgemaakt worden dat project C minder uitgeeft en minder presteert, maar zich ook op de efficiency frontier bevindt. In beide gevallen betekent dit dat project A & C, de input maximaal benut hebben. Voor project B zijn er 2 verschillende scenario’s denkbaar: De output verhogen(y) met dezelfde input; De input verlagen(x) met dezelfde output. Dit voorbeeld geeft de 2 mogelijkheden weer om de “efficiency frontier” te bereiken. Figuur 26 Concept van de "efficiency frontier" (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008)
Er zijn meerdere technieken om de efficiency frontier te berekenen of in te schatten. Deze zijn gebaseerd op parametrische en non-parametrische statistiek. Bij de parametrische frontier functie is er van te voren een definitie nodig van de functionele vorm van de efficiency frontier. In het geval van een non parametrische methode wordt de efficiency frontier gebaseerd op de input/output data vanuit een steekproef. Op deze manier wordt er een benchmark gerealiseerd waarmee de efficiëntie prestatie beoordeeld wordt. Deze methode is gefundeerd op data. Aan de methode zitten echter een aantal voor- en nadelen zoals in onderstaand tabel weergegeven is. Tabel 7 Voor- en nadelen non-parametrische methode (Mandl, Dierx, & Ilzkovitz, 2008)
Voordeel Transparant Meerdere output mogelijkheden Geen aanname nodig voor de vorm van de efficiency frontier
Nadeel Sterk afhankelijk van de steekproef Sterk afhankelijk geselecteerde input en output Gevoelig voor meetfouten, statistische ruis en outliners
In het geval van CE is er vooralsnog geen data beschikbaar, daarom is in Paragraaf 3.7 aan de hand van de case studies een indicatieve efficiency frontier curve opgesteld.
3.2
Omvang situatie
Om inzicht te krijgen in de omvang van het probleem is een enquête verstuurd naar 160 technisch managers. De response van de enquête was 31, dus ongeveer 19%. Uit de interviews van een cultuurmeting kwam naar voren dat medewerkers van RWS regelmatig benaderd worden om vragenlijsten in te vullen. Door deze hoeveelheid van verzoeken en de prioriteitenstelling van het werk komt het voor dat mensen niet lezen waar de meting over gaat en uiteindelijk ook niet meewerken. Er wordt aangegeven dat er geen regie lijkt te zijn over de aantallen vragenlijsten en de onderwerpen (Smidt, 2012). Om de gegevens uit de enquête te verwerken is gebruik gemaakt van SPSS. De vragen en resultaten zijn terug te vinden in Bijlage 8.8 Uit de enquête blijkt dat van de 182 projecten er in 25 gevallen 1 of meerdere CE gevonden zijn. Dit komt neer op ongeveer 14% en is redelijk in lijn met de verwachting van de managers. Zij schatten dat in +/- 11% van de RWS projecten CE aangetroffen Pagina 60 van 121
wordt. Daarnaast is 86,7% van de ondervraagde niet bekend met de prijs voor een vooronderzoek. Dit kan verschillende redenen hebben zoals: geen tijd om het op te zoeken, verwerkt in een grotere kostenpost, laten uitvoeren door adviesbureau die het onder diversen raamt. De verwachting was, dat wanneer CE aangetroffen werd de tevredenheid over het CE proces minder zou zijn dan wanneer er niets werd aangetroffen. Dit blijkt uit het onderzoek niet het geval te zijn. Er is uit de enquête geen significant verschil naar voren gekomen. In beide gevallen is de tevredenheid tevreden-neutraal. De verklaring voor dit resultaat is doordat er kandidaten zijn die erg tevreden zijn over het onderzoeksproces, waarbij CE aangetroffen zijn en kandidaten die niet tevreden zijn en niks hebben aangetroffen.
3.3
Project keuze
Zoals eerder aangegeven, dient er rekening gehouden te worden met de keuze van projecten om te voorkomen dat er atypische selectie plaatsvindt. Om een zo representatief mogelijk beeld te creëren is gekozen om projecten te onderzoeken die binnen geld, tijd en scope zijn verlopen en welke hier buiten zijn getreden als gevolg van het CE onderzoeksproces. De projecten die binnen tijd geld en scope zijn gebleven, waren moeilijk te traceren. Om toch een juist beeld van de situatie te krijgen is er gekozen om in samenspraak met de klankbordgroep de projecten te bepalen. Degene die naar voren zijn gekomen, zijn voornamelijk projecten waarbij enkel vooronderzoek gedaan is. Binnen geld, tijd en scope: IJsselfront- Deventer (Ruimte voor de rivieren, waterschap); A9 Badhoevedorp ( vooronderzoek in twijfel getrokken); Knooppunt Hoevelaken (interessant vanwege 2 verschillende onderzoeken) Buiten geld, tijd en/of scope: Walcheren (tijdens vooronderzoek verdacht onverdacht veranderd; kwaliteit detectie onvoldoende, objecten zweefde in het water); Zandmaas (vooronderzoek onvoldoende kwaliteit, detectie erg duur en een nieuwe methode is ontwikkeld speciaal voor dit project). N61 & N57 (middeleeuwse muur + gedempte sloot met asbest gedetecteerd) In Bijlage 8.9 & 8.10 zijn de projecten kort toegelicht en beoordeeld aan de hand van de criteria opgesteld in Hoofdstuk 2 en samengevat in Paragraaf 2.10. De uitkomsten zijn verwerkt in de hierop volgende paragrafen proces en product.
Pagina 61 van 121
3.4
Proces
Het proces van vooronderzoek, detecteren, benaderen en ruimen is in deze paragraaf nader bekeken. Allereerst zijn de belangen van de verschillende partijen geanalyseerd d.m.v. een stakeholders analyse. Daarna zijn de effecten op de raming, planning en scope onderzocht, waarna aan de hand van een efficiency frontier curve de efficiëntie inzichtelijk wordt gemaakt. Er worden verschillende definities In de stakeholdersanalyse zijn de partijen gehanteerd voor het aangeven van een beschreven, die betrokken zijn bij de proces. In voorliggend rapport wordt de besluitvorming rond een vernieuwd proces. De volgende beschrijving gehanteerd: “geheel specifieke project gerelateerde stakeholders zijn van samenhangende of elkaar buiten beschouwing gelaten. De projecten vormen beïnvloedende activiteiten dat input omzet de basis voor het inzichtelijk maken van de in output” (ISO, 2013). efficiëntie m.b.v. de efficiency frontier curve. Door de beperkt beschikbare tijd is het onmogelijk alle partijen te raadplegen, daarom is ervoor gekozen om één WSCS certificaathouder als stakeholder voor Certificaathouder te gebruiken.
3.4.1 Stakeholders Een stakeholder analyse is een van de meest belangrijkste tools voor een proces manager aan het begin van een project. Er dient eerst een grondige analyse plaats te vinden van alle stakeholders, die betrokken zijn bij een project. Het is cruciaal om Alle partijen die beïnvloed worden door een goede stakeholders analyse te maken, omdat het project worden gezien als stakeholders. een proces manager deze informatie gebruikt bij Het gaat om iedereen die aanspraak kan het opzetten van een projectplan, beleid, maken op aandacht, middelen, output; programma, of andere acties. Ten tweede wordt mensen of kleine groepen met de macht om een analyse gemaakt van de “probleem percepties” te reageren op, onderhandelen met, en de van alle actoren. Tenslotte worden de strategische toekomst van de organisatie afhankelijkheden geanalyseerd. Op deze wijze is kunnen beïnvloeden. Die individuen en het netwerk van belangen en macht gevisualiseerd. groepen die afhankelijk zijn van de organisatie om hun eigen doelen te In een actor-netwerk dienen de volgende aspecten bereiken en op wie, op zijn beurt, de in het achterhoofd te worden gehouden van elke organisatie afhankelijk is (Leijten, 2011). stakeholder (de Bruijn & ten Heuvelhof, 2008): De meningen van belanghebbenden; De interesses van belanghebbenden; De middelen van belanghebbenden; De relaties van belanghebbenden. In de stakeholder-analyse, zijn alle betrokken personen en groepen geïdentificeerd en gesorteerd op basis van hun impact op de besluitvorming en welke impact de besluitvorming heeft op hen. Na de identificatie van alle actoren die betrokken zijn bij het hele proces, zijn hun belangen, macht, probleemperceptie, doelstellingen, vervangvermogen, enzovoort geformuleerd in dit hoofdstuk. Naast de analyse van de individuele belanghebbenden, worden hun onderlinge afhankelijkheden gegeven en op welke manier ze afhankelijk zijn van anderen. Sommige van deze aspecten worden in grafieken en tabellen weergegeven om een duidelijk overzicht te geven.
Pagina 62 van 121
3.4.1.1 Belangen en voorkeur situatie/ doel Allereerst is er een lijst met alle stakeholders opgezet die in zekere zin betrokken zijn bij het proces van CE onderzoek. Dit is de eerste stap van de analyse van de stakeholders. Ten tweede worden alle mogelijke belangen van de stakeholders geïdentificeerd. Alle actoren hebben bepaalde belangen en standpunten met betrekking tot het project/proces. Meningen over het project/proces zijn vaak meer uitgesproken, belangen zijn vaak meer verborgen. Sommige belangen zijn duidelijk en kunnen gevonden worden door het raadplegen van literatuur, websites en interviews; anderen zijn moeilijker te vinden en zijn meer gebaseerd op “common sense”. Volgens de Bruijn en ten Heuvelhof maken stakeholders in een netwerk gebruik van “strategisch gedrag”. Dit betekent dat het gedrag van een actor in een netwerk niet wordt bepaald door inhoudelijke overwegingen, maar is gericht op het versterken van haar positie in het netwerk. Een stakeholder is nooit expliciet over zijn belangen in het proces, omdat dit negatieve gevolgen in het onderhandelingsproces kan hebben (de Bruijn & ten Heuvelhof, 2008). In het netwerk rondom CE zijn indicaties dat bepaalde stakeholders verschillende petten ophebben. Hier wordt in voorliggend onderzoek niet verder op ingegaan. Tabel 8 Belangen en voorkeursituatie/doel Belangen Vereniging voor explosieven opsporing (VEO)
Rijkswaterstaat
Kennis verzamelen; Belangen leden behartigen; Vergroten van de markt voor CE opsporing.
Eenduidige en objectieve beargumentering CE onderzoek; Vaststelling grenswaarde voor veilig werken met CE.
Het inventariseren van de veiligheidsrisico’s m.b.t. CE; Een effectieve en efficiënte methode voor het aanpakken van CE problematiek.
Droge voeten; Voldoende en schoon water; Vlot en veilig verkeer over weg en water; Betrouwbare en bruikbare informatie; Nul doden, Nul gewonden.
Het genereren van winst; Nieuwe opdrachten aantrekken; Verminderen van de risico’s.
Verbeteren van de marktpositie; Verbeteren van de prestaties; Een eenduidige en objectieve werkwijze.
Het genereren van winst; Nieuwe opdrachten aantrekken; Verminderen van de risico’s.
Verbeteren van de marktpositie; Verbeteren van de prestaties; Een eenduidige en objectieve werkwijze.
Het inventariseren van de veiligheidsrisico’s m.b.t. CE; Een effectieve en efficiënte methode voor het aanpakken van CE problematiek; Zo snel mogelijk CE opsporen voordat de financieringsregeling afgeschaft wordt als gevolg van bezuinigingen.
Behouden, verbeteren openbare orde en veiligheid; Vermijden van ongevallen; Veilige CE vrije omgeving.
Hoofdaannemers
Onderaannemers, CE adviesbureaus
Gemeente
Voorkeur situatie/doel
EOD
Een duidelijk proces; Verantwoordelijk voor het veilig ruimen van de CE.
Veiligheid werknemers en omgeving waarborgen.
Stichting Certificatie Vuurwerk & Explosieven (SCVE)
Het voorkomen van ongelukken.
Veilige omgang explosieven.
Centraal College van Deskundigen Opsporen Conventionele Explosieven (CCvD OCE)
Kennis ontwikkeling; Het opstellen van eenduidige en objectieve regelgeving .
Deskundigheid toepassen .
Ministerie van Sociale Zaken en
Kwaliteit
Behouden, verbeteren arbeidsveiligheid.
Pagina 63 van 121
Werkgelegenheid (Arbeidsomstandighedenbeleid) Inspectie SZW (toezicht en handhaving arbeidsomstandigheden) Certificatie-instelling(en);
Overheid
arbeidsomstandigheden werknemers waarborgen;
Gemak werkwijze en inspectiemethode .
Handhaving arbeidsveiligheid.
Certificaathouders op de hoogte houden van nieuwe ontwikkelingen.
Kwaliteit geleverde werk certificaathouders waarborgen.
Welzijn van de inwoners, economie en milieu; Het steunen van initiatieven voor een veilig Nederland.
Waarborgen veiligheid; Marktwerking stimuleren.
European Union
Welzijn van de inwoners van de lidstaten.
Controle en bescherming van de wet- en regelgeving van de EU.
Milieuactivisten
Gezond, beschermd en leefbare omgeving; Bescherming van flora en fauna.
Geen schade wordt toegebracht aan het milieu als gevolg van de opsporing naar CE; Voorkomen van het vrijkomen van schadelijke stoffen uit de CE.
Het inventariseren van de veiligheidsrisico’s m.b.t. CE ; Een effectieve en efficiënte methode voor het aanpakken van CE problematiek.
Maatschappelijk verantwoord; Transparant; Professioneel; Gemotiveerd; Vermijden van ongevallen.
Prorail
Medewerkers/vakbonden
Gezondheid; Vast salaris verdienen.
Veilheid gewaarborgd; Weinig bureaucratische rompslomp.
Burgers
Veilige omgeving.
Geen CE meer aanwezig.
De lijst van de belangen van de verschillende stakeholders varieert in grote mate. De verschillen in belangen zijn groot. Om enkele van de belangen van de stakeholders beter te begrijpen, worden vier van de belangrijkste actoren nader toegelicht: Rijkswaterstaat is een van de grootste opdrachtgevers in Nederland. Hierbij is het vooral in deze tijd van belang efficiënt met geld/ tijd om te gaan, en het proces effectief vorm te geven om de veiligheid te waarborgen. Daarbij heeft RWS als doel; droge voeten, voldoende en schoon water, vlot en veilig verkeer over weg en water en betrouwbare / bruikbare informatie. Opdrachtnemers nemen de opdrachten van RWS aan en dienen deze zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren. Hierbij ligt de focus op het generen van winst en het verbeteren van de marktpositie. De relatie tussen ON en OG is van belang voor een langdurige en prettige samenwerking. WSCS gecertificeerde onderaannemers worden ingeschakeld, wanneer er vermoedens zijn dat het projectgebied CE verdacht is. De focus ligt ook hier op het generen van winst en het verbeteren van de marktpositie. VEO behartigt de belangen van de WSCS certificaat houders. De opmerkingen en bevindingen vanuit het werkveld worden behandeld door een commissie. Een goede samenwerking tussen OG, ON en certificaathouders, waarbij er objectief en eenduidig gewerkt wordt is het doel van de VEO. In Paragraaf 3.4.5.1 is benoemd, wat met samenwerken bedoeld wordt.
Pagina 64 van 121
3.4.1.2 Probleem perceptie en oorzaken Deze paragraaf is de volgende stap in de stakeholderanalyse. Het grootste deel van de belangen en doelstellingen van de betrokken actoren is nu bekend, hoewel de meeste stakeholders niet expliciet zijn in het formuleren van hun belang. De volgende tabel toont de probleem percepties met hun gerelateerde oorzaken van de belanghebbenden in het onderzoeksproces naar CE. Volgens De Bruijn en Ten Heuvelhof (2008) wordt een probleem bepaald door het verschil tussen een verwachte situatie in de (nabije) toekomst en de huidige situatie. Tabel 9 Probleemperceptie en oorzaak Probleem perceptie Vereniging voor explosieven Geen eenduidige en objectieve opsporing (VEO) vorm van beoordelen. Rijkswaterstaat
Hoofdaannemers Onderaannemers, CE adviesbureaus Gemeente
EOD
Stichting Certificatie Vuurwerk & Explosieven (SCVE) Centraal College van Deskundigen Opsporen Conventionele Explosieven (CCvD OCE) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Arbeidsomstandighedenbeleid) Inspectie SZW (toezicht en handhaving arbeidsomstandigheden) Certificatie-instelling(en);
Weegt de hoeveelheid onderzoek op tegen de verkregen veiligheid. Het uitgevoerde onderzoek blijkt van onvoldoende kwaliteit te zijn, waardoor de raming en planning uitlopen Te weinig inhoudelijke informatie beschikbaar en te veel vastgelegd. Geen eenduidigheid in het werkveld, slechte reputatie opgebouwd. Geen werkwijze aanwezig die gevolgd kan worden. EOD kan ook het vooronderzoek doen, hierbij is er geen winstoogmerk. Geen eenduidige en objectieve vorm van beoordelen. Geen eenduidige en objectieve vorm van beoordelen.
geen
geen
Prorail
De uniformiteit mist vanuit het werkveld Er wordt veel geld uitgegeven aan dit werkveld. Sturend op arbeidsveiligheid Dubbelzinnig: aan de ene kant bang voor lekkage van chemicaliën en aan de andere kant door opsporing wordt het milieu verstoord. Geen
Medewerkers/ vakbonden Burgers
Geen Veel belastinggeld uitgegeven.
Overheid European Union Milieuactivisten
Oorzaak Ontbreekt aan een maatschappelijke grenswaarde voor het bepalen van het aanvaardbare risico. Samenspel bedrijven. Het kwaliteitssysteem functioneert niet naar behoren.
Voorafgaande projecten en relatie tussen OG en ON Voorafgaande projecten en relatie tussen OG, ON en certificaathouder. Iedereen deed maar wat, liet het ondertekenen en ging ervanuit dat het goed ging. Te veel verschillende bedrijven: allen met een winstoogmerk en gaan dus nooit alleen voor veiligheid. Ontbreekt aan een maatschappelijke grenswaarde voor het bepalen van het aanvaardbare risico. Ontbreekt aan een maatschappelijke grenswaarde, voor het bepalen van het aanvaardbare risico. Door de certificering worden de arbeidsomstandigheden zoveel mogelijk gewaarborgd. De wetgeving dient gehandhaafd te worden.
Onvoldoende gezag. De OG weet weinig van het werkveld af waardoor het moeilijk te controleren is. Nog geen Europese wet/regelgeving bekend De mate van verstoring zal veel afhangen van de positie die deze stakeholders innemen.
Goed op de hoogte van de methodes en kwaliteit van onderzoeken. Door een expertgroep mogelijk om de PRA en advies onderbouwd te beoordelen. Enige experts op het gebied van CE. Bestuurlijke rompslomp.
Pagina 65 van 121
3.4.1.3 Voorstanders/tegenstanders en macht Het is nu bekend wie de stakeholders zijn en wat hun belangen, problemen en percepties zijn. De volgende tabel verdeelt de actoren door de aard van hun macht. Volgens De Bruijn en Ten Heuvelhof (2008) zijn er drie soorten van macht, die een stakeholder kan uitoefenen in een proces: blokkerende macht, productie macht en stakeholders met een diffuse machtspositie. Stakeholders met blokkerende macht dragen niet positief bij aan een proces, waardoor ze op het eerste gezicht niet nodig zijn om mee samen te werken. Echter is de steun van deze actoren nodig in het proces, omdat ze hun blokkerende macht kunnen gebruiken om te vertragen of zelfs het hele proces te stoppen. Stakeholders met productie macht kunnen op een positieve manier bijdragen aan het proces. Ze kunnen helpen om bepaalde doelen te realiseren in het proces. Een stakeholder met hoge financiële middelen kan zijn budget gebruiken in het voordeel van het proces, dat maakt het makkelijker om positieve beslissingen te nemen in het project. In het geval van stakeholders met een diffuse machtspositie is het niet duidelijk voor de initiatiefnemer van het project wat de macht van de stakeholders omvat. Het is niet duidelijk of de machtspositie zal veranderen of dat de stakeholder zijn macht en verhoudingen in het proces gebruikt. In de volgende tabel zijn de belangrijkste stakeholders in het onderzoeksproces benoemd, waarin de aard van hun macht getoond wordt en of ze voorstanders, tegenstanders of zogenaamde 'fence sitter' zijn. Wanneer een stakeholder een zogenaamde 'fence sitter' is, is het nog niet duidelijk of de stakeholder een voor-of tegenstander is. Tabel 10 Machtspositie stakeholders Stakeholders met producerende machtpositie Voorstanders
een
Rijkswaterstaat VEO Overheid
Stakeholders met een blokkerende machtpositie
Stakeholders met diffuse machtspositie
Certificaat-instelling EOD Gemeente
Burgers
Tegenstanders “fence sitters”
een
Certificaathouders Prorail Medewerkers/ vakbonden
EU Milieuactivisten
Inspectie SZW Ministerie SZW Hoofdaannemer
Met de beschikbare informatie, is te zien dat niet veel tegenstanders in het proces aanwezig zijn. In plaats daarvan, zijn er een heleboel 'fence sitters', stakeholders die niet duidelijk voor -of tegenstander van het project/ nieuwe proces zijn. Om enkele beslissingen van de positie die in de bovenstaande tabel genomen zijn te verklaren, zijn onderstaand een aantal stakeholders nader toegelicht: Rijkswaterstaat is voorstander van een vernieuwd proces omdat er onduidelijkheid in het huidige proces zit. Daarnaast is er (nog) geen wetenschappelijk onderzoek verricht naar de gevoeligheid van CE. Door de vele projecten van RWS heeft RWS een producerende machtspositie. RWS kan druk uitoefenen op de markt doordat RWS een grote OG is in het CE advies werkveld. Daarnaast heeft RWS de financiële middelen voor aanvullend onderzoek. VEO is voorstander van een verbeterde werkwijze en relatie van OG-ON. Daarnaast wordt er gestreefd naar meer wetenschappelijke kennis om een onderbouwd advies te kunnen geven over de risico’s van CE. Doordat de VEO de belangen van de WSCS gecertificeerde vertegenwoordigt heeft het een producerende machtspositie. EOD is voorstander van een eenduidige en duidelijke werkwijze waarbij de veiligheid voorop staat. De EOD zal de uiteindelijk ruiming van CE verrichten. Dit is de reden dat het van belang is dat
Pagina 66 van 121
de EOD akkoord is met een eventueel gewijzigde werkwijze. Hierdoor heeft de EOD een blokkerende machtspositie. Gemeente (bevoegd gezag) is voorstander van een eenduidige en duidelijke werkwijze, men is met het platform blindgangers aan de slag om een beoordelingshandreiking te realiseren. Gemeente hebben als eindverantwoordelijke voor openbare orde en veiligheid een blokkerende machtspositie. Er zit echter een valkuil in het generaliseren van het standpunt van gemeenten, omdat elke gemeente een andere opinie kan hebben. Ministerie SZW wordt in dit proces gezien als “fence sitter”. Het ministerie heeft niet direct invloed op een vernieuwde werkwijze. Het is echter onduidelijk welke machtspositie het ministerie zal innemen. Certificaathouder zal aan de ene kant voorstander van een verbeterde werkwijze zijn aangezien de werkrelatie verbeterd zal worden. Echter zal doordat er minder behoefte is aan aanvullende onderzoeken minder werk zijn. Daarom is deze stakeholder in de diffuse machtspositie geplaatst.
3.4.1.4 Belangen- en machtspositie In de onderstaande matrix, zijn de stakeholders verdeeld door hun machtpositie en het niveau van de belangen. Op basis van de voorgaande informatie over de aard van de macht en de macht middelen samen met de interesses, kunnen we nu besluiten of een stakeholder een “high of low power” in het proces heeft en de hoogte van het belang van een goede afloop van het project/vernieuwd proces. Tabel 11 Belangen -en machtspositie matrix High power High interest Rijkswaterstaat Pro-rail VEO Overheid EOD Gemeente Low interest EU Inspectie SZW Ministerie SZW
Low power
WSCS Certificaathouder Milieuactivisten Hoofdaannemer Medewerkers/ vakbonden
Certificaat instelling Burgers
De power-interest matrix toont stakeholders in alle vier kwadranten van de matrix. Volgens (Gardner, Rachlin, & Sweeny, 1986) hebben de vier kwadranten verschillende betekenissen. Stakeholders in de high power- high interest kwadrant worden beschouwd als 'belangrijke spelers' in het proces. Net als stakeholders met productie zijn, deze stakeholders essentieel in het proces. De gemeenten -bijvoorbeeld- wordt beschouwd als een belangrijke speler in het proces. Men is zeer geïnteresseerd in een goede afloop van het proces. Men heeft ook een krachtige positie in het proces met krachtige middelen, zoals bijvoorbeeld het stilleggen van werk. Stakeholders in de high power- low interest kwadrant moet “tevreden gehouden” worden, aldus Gardner et al.. (1986). Zij kunnen een grote invloed op het proces hebben, zowel positief als negatief. Bijvoorbeeld de EU heeft een sterke machtspositie, maar weinig belang bij de werkwijze van RWS als het gaat om CE opsporing. Stakeholders met low power en een high interest worden beschouwd als 'subjects' in het proces. Bijvoorbeeld de WSCS certificaathouder wordt beschouwd als een “subject”. Een WSCS certificaathouder heeft veel belang bij de aangenomen werkwijze van RWS als het gaat om CE opsporing. De WSCS certificaathouder heeft echter weinig tot geen invloed op de besluitvorming van RWS. Stakeholders in het vierde kwadrant, het low power-low interest kwadrant vereist een “minimale inspanning” en kan worden beschouwd worden als “publiek”. Bijvoorbeeld de burgers langs een kanaal spelen niet een belangrijke rol in de besluitvorming rond het proces. Laatstgenoemde hebben geen macht in het proces en een klein belang bij de uitkomst van het proces. Pagina 67 van 121
3.4.1.5 Cruciale stakeholders De volgende stap in de stakeholderanalyse is het definiëren wie de cruciale stakeholders in het proces zijn. Het is belangrijk om te zien wat voor soort middelen de stakeholders hebben om deze machtspositie in te nemen. Volgens De Bruin en Ten Heuvelhof (2008) kunnen middelen worden gezien als bijvoorbeeld; financieel (geld), (technische) kennis, reputatie of autoriteit. Een speciaal soort hulpbron is het netwerk van een stakeholder. Hoe meer verbindingen een stakeholder heeft, hoe meer mogelijkheden die stakeholder heeft om de steun van de andere betrokken partijen te winnen. Tabel 12 Cruciale stakeholders Middelen
Rijkswaterstaat
Vereniging voor explosieven opsporing (VEO) Hoofdaannemers
Onderaannemers, CE adviesbureaus Gemeente
EOD
Stichting Certificatie Vuurwerk & Explosieven (SCVE) Centraal College van Deskundigen Opsporen Conventionele Explosieven (CCvD OCE) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Arbeidsomstandighedenbeleid) Inspectie SZW (toezicht en handhaving arbeidsomstandigheden) Certificatie-instelling(en); Overheid European Union Milieuactivisten Prorail
Medewerkers/ vakbonden Burgers
Financiële middelen Initiatie projecten Informatievoorziening Groot netwerk Technische middelen Proceseigenaar uitvoering Technische middelen Technische kennis Land eigenaar Wettelijke bevoegdheid Technische middelen Technische kennis Proceseigenaar Wettelijke bevoegdheid Kennis
Wettelijke bevoegdheid Financiële middelen Wettelijke bevoegdheid Kennis Wettelijke bevoegdheid Wettelijke bevoegdheid Macht van de wet Reputatie Financiële middelen Initiatie projecten informatievoorziening Technische kennis “Power of the mass”
Vervangbaarheid (hoog-laag)
Afhankelijkheid (laag-gemiddeldhoog)
Cruciale stakeholder
Laag
Hoog
Ja
Laag
Hoog
Ja
Hoog
Hoog
Nee
Hoog
Hoog
Nee
Laag
Gemiddeld
Ja
Laag
Hoog
Ja
Laag
Laag
Nee
Laag
Gemiddeld
Nee
Laag
Laag
Nee
Laag
Laag
Nee
Hoog
Laag
Nee
Laag
Laag
Nee
Laag
Laag
Nee
Laag
Hoog
Nee
Laag
Hoog
Ja
Laag Laag
Hoog Laag
Ja Nee
Pagina 68 van 121
3.4.1.6 Toewijding stakeholders Op dit moment kan de toewijding toegekend worden aan de stakeholders. De volgende tabel laat zien welke stakeholders wel en in mindere mate toegewijd zijn aan het proces. Hieruit kan afgeleid worden welke stakeholders de trekkers kunnen worden voor het bevorderen van de wetenschappelijke kennis op het gebied van CE opsporing. In vervolg onderzoek naar de risico’s van CE, kunnen de toegewijde stakeholders betrokken worden. Tabel 13 Toewijding stakeholders
Stakeholders met dezelfde perceptie, belangen en doelen
Stakeholders met verschillend perceptie, belangen en doelen
Toegewijde stakeholders Cruciale Niet cruciale stakeholders stakeholders Rijkswaterstaat EU Prorail Inspectie SZW VEO Overheid EOD Ministerie SZW Gemeente WSCS certificaathouder Hoofdaannemer Medewerkers/ vakbonden
Niet toegewijde stakeholders Cruciale Niet cruciale stakeholders stakeholders Milieuactivisten
Certificaat instelling Burgers
Om meer inzicht te krijgen in het netwerk van belangen zijn in Figuur 27 de doelen verwerkt van de verschillende stakeholders. Hierdoor wordt een indicatie gegeven van de samenhang tussen input en output. Bovenstaande informatie is tevens gebruikt voor het opzetten van de SWOT analyse in paragraaf 4.2. De cruciale partijen in bovenstaande tabel kunnen een basis vormen voor een workshop naar de aanvullende sterke en zwakke aspecten, kansen en bedreigingen van een risico gestuurde methode.
Pagina 69 van 121
Realiseer een veilige/goedkope/snelle CE werkwijze om de RWS doelen te behalen
Integrale benadering betrek milieu, archeologie & gemeente erbij
Verbeter de relatie en vertrouwen tussen ON & OG
Optimaliseer transparantie
Optimaliseer het onderzoeksproces
Optimaliseer het op te leveren product
Verbeter eenduidige objectieve kennis /beargumentering
Optimaliseer kennis op het gebied van CE
Optimale verdeling tussen tijd/geld/veiligheid
Te behalen veiligheid
Kaders & handreikingen
Openbare orde & veiligheid
Arbo veiligheid
Regels & Wetgeving
Toekomstige ontwikkelplannen, budgeten
Informatie voorziening
Figuur 27 Doel diagram
Pagina 70 van 121
3.4.2 Kaders & Handreikingen Met behulp van het nieuwe kader dient een veilige werkwijze gewaarborgd te worden. Het is aan het IPM team, de werkwijze te volgen. Het blijft echter de vraag of deze werkwijze geraadpleegd wordt tijdens het opzetten van het project. Daarnaast is het vastleggen van een standaard werkwijze moeilijk te realiseren. Immers is elk project uniek, anders is het geen project. Daarom is het aan te raden om een steunpunt CE op te richten (Riel, 2013) (MTMDawn, 2013) (Ladiges, 2013). Dit steunpunt kan in specifieke situaties een advies aan het IPM team geven. In onderstaande tabel is gekeken op welke manier in projecten gebruik is gemaakt van de handreiking en advies technisch management. Tabel 14 Toepassing Kader & Handreiking Criteria: Ijsselfront N61 & N57 deventer Vooronderzoek OG (saricon) RWS (T&A) (OG)
Kanaal door Walcheren OG (T&A) OG (saricon)
Detectie (ON)
OG (ECG)
RWS (Bodac)
Benaderen (ON)
ON (ECG)
Opmerkingen:
Er was in het project veel tijd opgenomen om eventuele CE te ruimen. Hierdoor was het mogelijk ver van te voren te detecteren, benaderen en een later tijdstip te ruimen. ++
Resultaat:
Knooppunt hoevelaken Reaseuro
OG (adede)
A9 Badhoevedorp OG (ECG) OG (Saricon) OG (KWS infra/BEOBOM) n.v.t.
RWS (Bodac)
ON
n.v.t.
nvt
Zelf uitgezocht door projectleider onder de aandacht gekomen door gesprek op infratech
Detectie door OG uitgevoerd doordat er extra geld beschikbaar was.
Betrokken bij het klankbord
Als klankbord betrokken bij het nieuwe kader.
+/-
-
+
-
nvt
Zandmaas sambeek OG EOD ON Saricon ON/OG Reaseuro T&A OG AVG Reaseuro ON Reaseuro Gesteund door klankbord, in een later stadium
--
3.4.3 Contracten Zoals besproken in het juridisch/theoretisch kader zijn er verschillende mogelijkheden om een project aan te besteden. In deze paragraaf is gekeken van welke contractvorm gebruik is gemaakt. Tabel 15 Toegepaste contractvorm Criteria: Ijsselfront deventer
N61 & N57
Kanaal door Walcheren
In welk MIRT projectvorm valt het project? Aanbestedingsvorm
Valt onder Ruimte voor de Rivieren D&C UAV gc
Complex sectoraal project D&C
Eenvoudig sectoraal project D&C UAV gc
Gunningscriteria Raamcontract
EMVI Onbekend
Bijkomende belangen
De combinatie scoorde hoog op kwalitatieve
Onbekend Ja ingenieursdiens ten Grond boer nog aan te kopen
Onbekend Ja ingenieursdiens ten Kanaal saneren voordat het wordt
4
A9 Badhoeve dorp Complex sectoraal project D&C UAVgc Onbekend Ja ingenieurs diensten
Knooppunt hoevelaken
Zandmaas sambeek
Complex sectoraal project 4 PPC
Eenvoudig sectoraal project D&C
PPC Ja ingenieursdi ensten
Onbekend Onbekend
Een financiele vergelijking van verschillende contractvormen voordat het project wordt aanbesteed.
Pagina 71 van 121
CE Wetgeving
beoordelingscrit eria planning, risicoregister en beperken van hinder tijdens de uitvoering. BRL-OCE
Betalingsmethodiek
Vast bedrag
Resultaat:
++
overgedragen aan de gemeente
BRL-OCE
BRL-OCE
Gedeeltelijk vast bedrag en gedeeltelijk onder regie +
Gedeeltelijk vast bedrag en gedeeltelijk onder regie --
BRLOCE/WSC S-OCE
+
WSCS-OCE
BRL-OCE/ WSCS-OCE
nvt
Vast bedrag
+
--
3.4.4 Informatie voorziening De geraadpleegde informatie bronnen zijn nader onderzocht in paragraaf 3.5.1. In deze paragraaf is gekeken naar de gemaakte stappen door het IPM team, om te bepalen of alle beschikbare informatie binnen RWS geraadpleegd is. Dit kan in de toekomst geld en tijd besparen en meer inzicht geven in de te waarborgen veiligheid. Tabel 16 Proces informatie voorzieningen Criteria: Ijsselfront N61 & N57 deventer
Kanaal door Walcheren
A9 Badhoeved orp Ja
Knooppunt Hoevelaken
Zandmaas sambeek
Ja
Is er gebruik gemaakt van het CE steunpunt? Voorafgaande onderzoeken geraadpleegd? Is er sprake van veel tijdsdruk op de onderzoeken?
Nee
Nee
Nee
Onbekend
Ja
Ja
Ja/Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Ja
Is er een terugkoppeling gemaakt tussen vooronderzoek en ruiming? Is de verkregen informatie reproduceerbaar?
Ja
Ja
Ja maar zijn ontoereikend Nee detectie naar voren gehaald doordat er extra geld beschikbaar kwam Nog niet
Ja in een latere fase Ja
Nog niet
Nog niet
Nog niet
Ja
Ja
Nee storing in detectiemeth ode
Nee verdere onderzoeke n verricht
Nee, ander onderzoek laat andere resultaten zien
Resultaat:
+
+
-
-
-
Gedeeltelijk , ander onderzoek laat andere resultaten zien -
Bij verschillende projecten (Zandmaas, Walcheren) worden meerdere vooronderzoeken uitgevoerd. Dit komt veelal door de inbreng van individuele professionele kennis en de interpretaties die volgen uit de historische bronnen. Het dient geaccepteerd te worden dat er nooit met 100% zekerheid gezegd kan worden of het wel of niet verdacht is. De beschikbare bronnen zijn zelden zo gedetailleerd dat een exacte locatie, hoeveelheid, soort, enz. aangegeven kan worden. Het zal daarom altijd om de meest waarschijnlijke verschijningsvorm gaan.
Pagina 72 van 121
3.4.5 Cultuur Het is zeer complex om de cultuur te bepalen binnen een project. Daarnaast zit verschil in cultuur tussen de verschillende bedrijfslagen. Een beleidsmaker kijkt anders naar het aantreffen van een CE dan een graafmachinist. Ook de ervaring speelt hierbij een rol. Een gemeente die vaak te maken heeft met CE, vraagt minder snel om een second opinion dan een incidenteel geval bij een Voorbeeld: Als iemand een F1 Ferrari (equipment) cadeau geeft en zegt dat de andere gemeente. Het is van belang dat het bocht snel naar links gaat (procedure), is de personeel goed getoetst wordt en dat er goed met kans alsnog groot dat de ontvanger met de ze om wordt gegaan. De juiste ervaren personen auto uit de bocht vliegt. Dit komt doordat zijn erg belangrijk voor de kwaliteit van het men als persoon nog niet heeft ervaren hoe geleverde werk. Zoals onderstaand figuur illustreert, is de menselijke factor van groot belang iets echt werkt. Daarom is ervaring erg belangrijk in het werk (Riel, 2013). voor het slagen van een project. Human factor ≈90%
≈5% Procedure
≈5% Equipment
Figuur 28 Kwaliteitssysteem (Riel, 2013)
Er is weinig bekend over eventuele cultuurmetingen binnen de geselecteerde projecten. Daarnaast maakt het nog verschil of het om CE gecertificeerd of on-gecertificeerd personeel gaat. Een on-gecertificeerd persoon zou het CE gevaar veel lager in kunnen schatten en hierdoor gaan improviseren. Daarom is het in een dergelijk geval belangrijk personeel te informeren en bij onverantwoord gedrag (in jouw ogen) elkaar daarop aan te spreken. Er wordt een nieuwe programma vanuit RWS opgezet om het aanspreken te bevorderen. Dit gaat in op het aanspreken van veiligheid, voor een deel over kennis (weten waarop je moet aanspreken); een deel over vaardigheid (weten hoe je moet aanspreken) en voor (een belangrijk) deel over houding (durven om aan te spreken). Een programma gericht op het bevorderen van ‘aanspreken’ zal zich dan ook op deze drie aspecten moeten richten. Daarbij is het beïnvloeden van het houdingsaspect als het belangrijkste doel aangemerkt. Deze beïnvloeding lopen langs twee sporen te weten (BG consulting, 2013): Beïnvloeding via de directe eigen ervaring (bewustwording door confrontatie); Beïnvloeding door onderlinge afstemming (consensus over normen, waarden). Voor het bepalen van de veiligheidscultuur is er via het programma Hearts and Minds een vragenlijst opgesteld. Deze zou eventueel toegepast kunnen worden op de onderzochte projecten. In voorliggend onderzoek is deze vragenlijst echter niet uitgevoerd. Onderstaand een indicatie van de onderwerpen: Leiderschap en betrokkenheid; Beleid en strategische doelen; Organisatie, verantwoordelijkheden, hulpmiddelen, normen en documentatie.; Risico’s en gevolgmanagement; Planning en procedures; Implementatie en bewaking; Audit; Review. Pagina 73 van 121
Door de complexiteit en omvang van projecten en organisatie is het mogelijk dat bij calamiteiten de verantwoordelijkheid door wordt geschoven, zoals te zien is in onderstaand Figuur 29. Om dit tegen te gaan, dient alles objectief vastgelegd te worden. Ook dient er een sfeer te heersen, waarbij het mogelijk is elkaar aan te spreken op in zijn/haar ogen onverantwoord gedrag.
Figuur 29 Laks en co
3.4.5.1 Samenwerken Vanuit verschillende stakeholders interviews wordt het samenwerken genoemd als efficiëntie slag. Maar, wat is goed samenwerken en hoe kan dit verbeterd worden? In de analyse van samenwerkingsprocessen zijn er 4 cruciale indicatoren die de mate van succes van een samenwerking beschrijven: opgebouwd vertrouwen, goed spel, goed instrumentarium en goede spelers (Opheij, 2013). Het vertrouwen is te meten aan betrouwbaarheid van de personen die samenwerken en de mate waarin ze met een open vizier te werk gaan. Daarnaast is de mate van wederzijdse acceptatie bepalend voor het vertrouwen. De volgende aspecten kunnen gebruikt worden om te bepalen of er sprake is van goed spel: Openheid en transparantie; Waarde creëren, is de samenwerking echt waardevol; Draagvlak en draagkracht; Onderhandelingsruimte en bereidheid. Met een goed instrumentarium worden de procedures, structuur en communicatie en identiteit bedoeld. Zijn de rollen en verantwoordelijkheden duidelijk verdeeld. Op welke wijze wordt er intern/ extern gecommuniceerd? Voor iedere samenwerking zijn flexibiliteit, oprechte interesse, kennis en kunde en leiderschap van de stakeholders cruciaal (Opheij, 2013). In het geval van CE zijn er een aantal indicatoren waar aandacht aan besteed kan worden, zoals: Zorgdragen voor een goed spel (transparantie, draagvlak, waarde creëren); Kennis en kunde delen; Vertrouwen verbeteren. Door bovenstaande indicatoren te bespreken met de stakeholders, ontstaat een open en transparant beeld. Daarnaast wordt een duidelijke en eenduidige rol- verantwoordelijkheidsverdeling gerealiseerd.
Pagina 74 van 121
3.5
Product
In het product is de gerealiseerde output beschreven. Hierin is ingegaan op het vooronderzoek, detectieresultaten, benaderresultaten en eventuele PRA. In sommige gevallen is het vooronderzoek en/of detectiemethode in twijfel getrokken, de oorzaak Een product is gedefinieerd als “het hiervan is beschreven aan de hand van interviews. resultaat van een proces”, oftewel “het Hierbij komt vooral het aspect “eenduidige en resultaat van een geheel van samenobjectieve kennis/beargumentering” naar voren. hangende of elkaar beïnvloedende Daarnaast is het transparant en traceerbaar maken van activiteiten die input omzet in output” de onderbouwing een aspect waar de nadruk op ligt in (ISO, 2013). deze paragraaf. In Hoofdstuk 4 komen de resultaten die volgen uit de analyse naar voren.
3.5.1 Vooronderzoek Het vooronderzoek bestaat zoals eerder aangegeven uit het raadplegen van diverse bronnen. De geraadpleegde informatiebronnen zijn lastig te achterhalen van de onderzochte projecten. Vaak is dit verricht in consultatie met verschillende experts. Dit is de reden dat de eventueel geraadpleegde experts (intern/extern) buiten beschouwing gelaten zijn. Wel is er gekeken naar de geraadpleegde literatuurbronnen uit het onderzoek. Doordat er in sommige gevallen meerdere vooronderzoeken uitgevoerd zijn, worden er wanneer dit het geval is 2 antwoorden gegeven: Tabel 17 Product Vooronderzoek Criteria: Ijsselfront deventer
N61 N57
&
Kanaal door Walcheren
A9 Badhoe vedorp
Knooppunt hoevelaken
Zandmaas sambeek
Lijst met oorlogshandelingen in het gebied
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja/Ja
Wordt de geraadpleegde literatuur duidelijk vermeld?
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja/nee
Gemeentelijke en provinciaal archief EODD
gemeentelijk
Onbekend
Nee/nee
onbekend
Gemeen telijk Ja
Ja
Ja
Gemeente lijk Ja
Ja
Ja/ja
Luchtfotocollectie Bibliotheek Wageningen Universiteit
Ja
onbekend
Ja
Ja
Ja
Ja/ja
Luchtfotocollectie Topografische dienst Nederlands instituut voor Militaire Historie
Nee
onbekend
Nee
Ja
Ja
Nee/ja
Ja
onbekend
Nee
Ja
Ja
Nee/nee
Nederlands instituut voor oorlogsdocumentatie
Nee
onbekend
Ja
Nee
Ja
Nee/nee
Luchtfoto collectie the Aerial Reconnaissance Archives
Ja(klopt niet met overzicht)
onbekend
Nee
Ja
Nee
Nee/nee
The national archives (londen)
Nee
onbekend
Nee
Nee
Ja
Nee/nee
Bundesarchiv-militararchiv
Nee
onbekend
Nee
Nee
Nee
Nee/nee
The national archives (Washington DC)
Nee
onbekend
Nee
Nee
Nee
Nee/nee
Getuigen
Ja (klopt niet met overzicht)
onbekend
Nee
Nee
Nee
Nee
Pagina 75 van 121
Opmerkingen
Gebied verdacht
Uitgevoer d volgens BRL-OCE
Resultaten:
++
+
Gebied verdacht echter door gemeente als onverdacht beschouwd door naoorlogse baggerwerk zaamheden. -
Er was aanvulle nd voorond erzoek nodig.
Uitgebreid en voorafuitgev oerd onderzoek geraadpleegd .
Er is een privé collectie geraadpleegd
+/-
+
-
De gedachte bestaat dat door het raadplegen van meerdere bronnen het verdachte gebied kan worden verkleind. Ook de waarschijnlijkheid van aantreffen van CE neemt toe of af naarmate er meer bronnen geraadpleegd worden. Er wordt meer duidelijkheid gegeven in de mate van oorlogshandelingen in dat gebied. Het blijft echter de vraag of dit daadwerkelijk meer inzicht geeft in het aantreffen van CE. Het zou ook meer onduidelijkheid kunnen scheppen door tegenstrijdige berichten. Enorme hoeveelheden luchtfoto’s liggen nog ongebruikt in archieven in Engeland en Amerika (Katzsch, 2009).
3.5.1.1 PRA Bij sommige projecten is zoals eerder aangegeven een risico benadering toegepast. In deze paragraaf is gekeken met behulp van welke methode dit gebeurd is. Bij het vooronderzoek van het project kanaal door Walcheren is gebruik gemaakt van het inschalen van de kans op aanwezigheid van explosieven in het onderzoeksgebied (K), de kans dat men in aanraking komt met aanwezige explosieven bij het geplande gebruik of de geplande werkzaamheden (B) en het effect van een eventueel ongeval (E). Aan de hand hiervan wordt een risicowaarde bepaald die het advies met betrekking tot eventuele vervolgstappen bepaalt (van de Wetering, 2007). In Bijlage 8.12 is de procedure weergegeven. In het vooronderzoek project IJsselfront bij Deventer is een besluit genomen op basis van een “risico analyse”. In het rapport is echter niets terug te vinden. Alleen het bronnenmateriaal is geraadpleegd (De Nijs, 2008).In paragraaf 4.1 is een methode voorgesteld hoe een PRA opgesteld zou kunnen worden.
3.5.2 Opsporing Zoals eerder aangegeven bestaat de opsporing uit 2 onderdelen; detecteren en benaderen. In deze paragraaf wordt indien mogelijk gekeken hoeveel objecten gedetecteerd zijn en hoeveel daarvan daadwerkelijk als een gevaarlijke CE geïdentificeerd zijn. Tabel 18 Product Opsporing Criteria: Ijsselfront deventer Hoeveel objecten zijn gedetecteerd?
3000
Hoeveel CE zijn aangetroffen?
18
Op welke manier zijn de CE veiliggesteld?
Terpen
N61 & N57
Objecten geïnterpretee rd m.b.v. VALLON EVA 2000-2 software. Tientallen granaten (meer informatie zie eindrapporta ge N61) D.m.v. een VTO
Kanaal door Walcheren 19
A9 Badhoeved orp n.v.t.
Knooppunt Hoevelaken
Zandmaas sambeek
n.v.t.
2400 730 objecten groter dan 4,2”
Ja tijdens het baggeren
n.v.t.
n.v.t.
+/- 850 tot nu toe benaderd waarvan 7 gevulde CE
Beveiligd gebaggerd
n.v.t.
n.v.t.
VTO op beveiligd
Pagina 76 van 121
Opmerkingen
Resultaten:
+
(voorziening tijdelijke munitie opslagcontain er. Gemiddeld 1CE per 5 ha
en grote objecten benaderd met duiker
+/-
+
baggerschip
n.v.t.
1 object gedetecteer d per 287 2 m +/-
n.v.t.
3.5.3 Ruimen Onderstaand worden de projecten vergeleken op de resultaten die de EOD aantrof tijdens het project. Hierbij is in eerste instantie gekeken hoeveel CE daadwerkelijk op scherp stonden. Daarna is er nog een terugkoppeling gemaakt naar de bevindingen in het vooronderzoek. Tabel 19 Product Ruimen Criteria:
Ijsselfront deventer
N61 & N57
Kanaal door Walcheren
Hoeveel CE stonden op scherp?
9 van de 18
n.v.t.
Is aangetroffen wat verwacht werd in het vooronderzoek
Ja
Merendeel verschoten/ niet compleet gerapporte erd Nee
Opmerkingen
Nauwe samenwer king diverse partijen gas, trein en vaarweg afgesloten
Resultaten:
++
Één granaat met mechanisch e tijdontsteke r. Dit type is zeer gevoelig voor beweging +
3.6
A9 Badhoeved orp Loopt nog
Knooppunt Hoevelaken
Zandmaas sambeek
Loopt nog
Loopt nog
Uiteindelijk wel
n.v.t.
n.v.t.
Werk is stopgezet door de arbeidsinspec tie
Op dit moment wordt er een PRA opgezet.
Op dit moment wordt er een PRA opgezet.
Nee nu al 175 ongevaarlijk e objecten benaderd Duikers beveiligd baggeren
+/-
n.v.t.
n.v.t.
+
Vergelijking andere werkvelden
In deze paragraaf wordt een korte vergelijking gemaakt met andere werkvelden. In beide werkvelden speelt de vraag “Hoeveel geld en tijd gaan we investeren om een bepaalde veiligheid te waarborgen?”. Er is gekeken hoe invulling gegeven is aan deze vraag in de verkeersveiligheid en waterveiligheid.
3.6.1 Verkeersveiligheid Vanaf 2000 worden speciale rijksprojecten met behulp van een Overzicht Effecten Infrastructuur (OEI) geanalyseerd. Aan de hand hiervan worden belangrijke maatschappelijke effecten financieel uitgewerkt. In een OEI is er onderscheid gemaakt in 3 soorten veiligheid; verkeersveiligheid, externe veiligheid en sociale veiligheid. Met verkeersveiligheid worden de ongevallen in het verkeer, zoals botsingen, waardoor gewonden en soms ook doden vallen onder de verkeersdeelnemers bedoeld. Onder externe veiligheid vallen de ongelukken met transport van gevaarlijke stoffen met effecten voor omwonenden. Sociale veiligheid richt zich op geweld en criminaliteit in de publieke ruimte Pagina 77 van 121
(zowel in het openbaar vervoer alsook op de weg) met effecten voor reizigers (van der Linde & van Donkelaar, 2012). Deze 3 vormen van veiligheid kunnen belangrijk zijn voor de politiek/bestuurlijke afweging van projectalternatieven.
3.6.1.1 Kwantificeren van verkeersveiligheid Om niet geprijsde effecten de waardering zoals verkeersveiligheid kunnen er twee methoden onderscheiden worden: Meningen van respondenten (stated preference-methoden); Feitelijk gedrag van consumenten (revealed preference-methoden). Voorkeur gaat hierbij uit naar het feitelijk gedrag van consumenten echter in de praktijk zijn er weinig data beschikbaar over het feitelijke gedrag en is het methodologisch niet mogelijk om deze methode toe te passen. Daarom wordt veelal met de meningen van respondenten gewerkt. Op basis van kengetallen en verkeerskundig onderzoek kan de verkeerveiligheid gekwantificeerd worden. Hierbij is de kans op ongevallen bepaalt op basis van de verkeersintensiteit en het wegtype. Het waarderen van de verkeersveiligheid kan op 3 manieren gebeuren, namelijk (van der Linde & van Donkelaar, 2012): M.b.v. specifieke kengetallen voor doden, gewonden en materiele schade: Tabel 20 Specifieke kengetallen voor kosten (materieel en immaterieel) per slachtoffer en per ongeval
2007 Verkeersdode Ziekenhuisslachtoffer Spoedeisende hulp-slachtoffer Licht letsel slachtoffer Uitsluitend materiele schade
Per slachtoffer € 2.638.982 € 271.312 € 8.601 € 5.022
5
Per ongeval € 2.885.640 € 304.981 € 10.697 € 6.484 € 4.167
Totale kosten onveiligheid; kosten per verkeersdode + € 620.000 per ernstig verkeersgewonden. Hierin zijn de kosten voor licht verkeersgewonden en materiele schade opgenomen volgens vaste verhoudingen; Totale kosten onveiligheid: € 15.200.000 per verkeersdode. Hierin zijn de kosten voor gewonden en materiele schade opgenomen volgens vaste verhoudingen. Aan de hand van bovengenoemde bedragen is het wellicht mogelijk om een grenswaarde te bepalen hoeveel er daadwerkelijk besteedt kan worden aan het onderzoeksproces naar CE. Het op deze manier waarderen van veiligheid geeft echter aanleiding tot ethische discussies. Gevoelsmatig is het moeilijk om een dierbaar persoon uit te drukken in geld.
3.6.1.2 Externe veiligheid Op dit moment zijn er nog geen algemeen geaccepteerde methoden voor het kwantificeren van de externe veiligheid. In de OEI is geadviseerd om boven genoemde bedragen als ondergrens te gebruiken. De ondergrens komt vanuit de mening dat het overlijden door ongevallen met gevaarlijke stoffen door respondenten erger gevonden wordt dan overlijden door verkeersongevallen; bovendien kan er sprake kan zijn van maatschappelijke ontwrichting (van der Linde & van Donkelaar, 2012). Dit zou ook gelden voor het onverwachts afgaan van een CE. Wanneer dit zou optreden kan er verwacht worden dat er veel media aandacht aan besteedt wordt. Het is mede daarom van belang een onderbouwd en transparant advies te geven aangaande de veiligheid van werknemers en omstanders.
3.6.1.3 Sociale veiligheidseffecten Het bepalen van de sociale veiligheid wordt in een OEI in 2 componenten ingedeeld; objectieve en subjectieve sociale veiligheid. Objectieve sociale veiligheid omvat de daadwerkelijke incidenten en wordt gemeten op basis van politieregistraties en informatie uit slachtofferenquêtes. Subjectieve 5
Prijspeil 2007
Pagina 78 van 121
sociale veiligheid zijn de gevoelens van onveiligheid en wordt bepaald op basis van jaarlijkse enquêtes onder reizigers en personeel (van der Linde & van Donkelaar, 2012). Als er naar de sociale veiligheid van CE gekeken wordt, kan er ook een onderscheid gemaakt worden in objectieve en subjectieve veiligheid. Objectief zou zijn als er gekeken wordt naar het aantal daadwerkelijke incidenten die de afgelopen jaren gebeurd zijn te meten. En subjectief omvat het gevoel van onveiligheid van explosieven.
3.6.2 Waterveiligheid Om inzicht te krijgen in de kosteneffectiviteit van de maatregelen t.b.v. overstromingen in Nederland is een risicobenadering voorgesteld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verschillende risicomaten en ambities. Door een analyse naar meerlaagseveiligheid worden de volgende risico’s in beeld gebracht. Verwachtingswaarde van de economische schade; Verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers; Lokaal individueel risico; Groepsrisico. Er is onderscheid gemaakt in 3 veiligheidslagen; Preventie: het voorkomen van een overstroming; Duurzame ruimtelijke inrichting: ruimte anders benutten en inrichten; Rampenbeheersing: betere organisatorische voorbereiding op een mogelijke overstroming. Aan de hand van modellen zoals het HIS-SSM worden overstromingsscenario’s vertaald naar mortaliteit per locatie en een totaal aantal slachtoffers. Met een dergelijke analyse is het lokaal individueel risico bepaald. Met behulp van een FN curve is aan de hand van een verzameling overstromingsscenario’s het groepsrisico bepaald. Voor elk scenario wordt de kans van optreden en het aantal slachtoffers bepaald. De FN curve geeft de kans op een ramp met N of meer slachtoffers. Deze kans is te berekenen door de kansen op te tellen van alle overstromingsrisico’s die leiden tot N slachtoffers of meer (Beckers & de Bruijn, 2011). Aan hand van bovengenoemde risico’s is een Maatschappelijke kosten-batenanalyse opgesteld. Om op deze manier de economisch optimale beschermingsniveaus te berekenen. Wanneer deze methode toegepast wordt bij het formuleren van een strategie t.b.v. CE, dient allereerst inzicht gegeven te worden in de mogelijke maatregelen van preventie/ duurzame inrichting/ rampenbeheersing. Gedacht kan worden aan bevriezen ontsteker(preventie)6, beveiligde machines (duurzame inrichting) of betere organisatorische voorbereiding (rampenbeheersing). Dit laatste wordt al toegepast bij het benaderen van CE. Wanneer ook per locatie de kans van aantreffen van het type CE aan de hand van oorlogshandelingen en reeds gevonden CE bepaalt is. Kan er met behulp van scenario’s meer inzicht gegeven worden in de kans van inwerking treden van de te verwachten ontsteker. Daarna kan er inzicht gegeven worden in de gevolgen van inwerking treden van het CE. Wanneer deze informatie bekend is kan er een maatschappelijke kosten-batenanalyse worden opgesteld. Hiermee kan worden bepaald of de voorgestelde maatregel wel kosteneffectief is. Maatregelen •Preventie •Duurzame ruimtelijke inrichting •Rampenbeheersing
Kans van aantreffen
Kans van inwerking treden ontsteker
Gevolgen explosie
Maatschappelijke kosten batenanalyse
Figuur 30 Waterveiligheid vs CE onderzoek 6
Concept, verdere uitwerking nodig.
Pagina 79 van 121
3.7
Indicatief efficiency frontier curve CE.
In deze paragraaf is zoals eerder aangegeven een indicatief efficiency frontier curve weergegeven. Hierin is de positie van de projecten aan de hand van de voorafgaande analyse benadert. In onderstaand tabel zijn de resultaten van de onderzochte projecten samengevat. Dit vormt de basis van de indicatieve efficiency frontier curve. Tabel 21 Resultaten onderzoeksproces CE beoordeling Ijsselfront N61 & N57 deventer
Kanaal door Walcheren
Kaders en handreikingen Contracten Informatievoorziening Vooronderzoek Opsporing Ruimen Totaal+
-+ +/-4
++ ++ + ++ + ++ 10
+/+ + + +/+ 4
A9 Badhoeved orp + + +/Nvt Nvt 1,5
Knooppunt Hoevelaken
Zandmaas sambeek
+ + Nvt Nvt 0
--+/+ -4
De positie op de efficiëntie curve is indicatief weergegeven, het geeft een beeld van de situatie , zoals in paragraaf 3.1.3 genoemd is. Er wordt nog steeds wellicht teveel onderzoek verricht naar de mogelijke aanwezigheid van CE. Wanneer blijkt dat de aangetroffen CE ongevoelig voor detonatie blijken te zijn. Dit dient echter nader onderzocht te worden in een vervolg studie.
Figuur 31 Indicatief efficiency frontier curve
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat 2 van de 6 onderzochte projecten erg inefficiënt waren. Hierbij is vaak aanvullend vooronderzoek nodig geweest en/of zijn de detectieonderzoeken niet als gepland verlopen. De x,y locatie geeft het voorbeeld van de respectievelijke input en output van project Zandmaas Sambeek. Verder is voor de overige projecten ruimte voor discussie ontstaan over de geraadpleegde informatie en de onderbouwing van de “risicoanalyse”. Hier zal in het volgende hoofdstuk verder op in worden gegaan.
Pagina 80 van 121
4. Resultaten In dit hoofdstuk zijn de resultaten beschreven die voortkomen uit de analyse in Hoofdstuk 3. De resultaten zijn mogelijke werkprocessen die het proces efficiënter kunnen laten verlopen en de effectiviteit waarborgen.
4.1
Risico gestuurde methode
In verschillende projecten is al een opzet gegeven van een risico gestuurde methode om besluiten te maken met betrekking tot Conventionele Explosieven. In een project gebonden risico analyse wordt de kans van aantreffen, effect en blootstelling ingeschaald. In dit onderzoek is een voorstel gegeven om de gevaren te kwantificeren. De verkregen risico’s kunnen dan tot een grenswaarde leiden, waarna een onderbouwd besluit gemaakt kan worden. In Bijlage 8.11 is een gebeurtenissenboom toegevoegd om aan te tonen hoever een daadwerkelijk ongeval van de voorgenomen werkzaamheden ligt. De gebeurtenissenboom is alleen van toepassing op professioneel handelen. Het aantreffen van CE door particulieren op het bouwterrein wordt buiten beschouwing gelaten. De voorgestelde werkwijze is gebaseerd op de methode van Fine en Kinney, kader risicomanagement en de NEN-EN-ISO 12100:2010. Hierin worden de gevaren beoordelingen ondersteund door een kwalitatieve of, waar van toepassing een kwantitatieve inschatting. Een kwantitatieve benadering kan van toepassing zijn indien bruikbare gegevens beschikbaar zijn. Deze gegevens zijn echter nog niet beschikbaar voor het CE proces. In het achterhoofd dient gehouden te worden dat de kwantificering van het risico leidt tot een consistent en samenhangend geheel zonder dat dit leidt tot een zwaar bureaucratisch proces. Binnen RWS zijn naast het kader Risicomanagement ook een aantal handreikingen vastgesteld, zoals een handreiking “formulering risico”, handreiking “kwantitatief vaststellen en onderhouden van risicoprofiel in relatie tot de baseline” en handreiking “visualiseren van risicoprofielen”. Risicomanagement heeft als doelstelling om de beheersing van scope, tijd geld, kwaliteit, omgeving, veiligheid en imago in alle fasen van een project te ondersteunen. Dit betekent dat alle potentiele invloeden op de planning en het budget in beeld moeten worden gebracht en actieve sturing plaatsvindt, waarbij de scope als randvoorwaarde geldt (RWS, 2011). Voorafgaand aan het inventariseren van de risico’s, dient er een zogeheten Ongewenste Topgebeurtenis (OTG) vastgesteld te worden. Dit is de uiteindelijke gebeurtenis die voorkomen dient te worden. In dit onderzoek zal de OTG het ongecontroleerd exploderen van een CE zijn. Door dit met behulp van risicomanagement te benaderen zal het project beter voorbereid zijn op verrassingen en Risico’s zijn niet tastbaar, maar zijn verrassingen die optreden beter kunnen opvangen. percepties. Percepties veranderen door het De beheersing van het project wordt in hoge mate ontvangen van informatie; nadere details, bepaald door het tijdig zien aankomen van het delen van onderzoek, het nemen van ongewenste gebeurtenissen en de middelen een besluit of door het verkrijgen van hebben om deze ongewenste gebeurtenissen te nieuwe inzichten (RWS, 2011). voorkomen of te minimaliseren.
Pagina 81 van 121
Volgens het kader risicomanagement dient een V&G risico die invloed heeft op de baseline geld, tijd en/of scope opgenomen te worden in de risicodatabase. Uit de gekozen beheers strategie worden de beheersmaatregelen bepaald. De eerste strategische keuze is om het risico zelf te dragen of over te dragen. Het overdragen van een risico naar de ON is echter in beperkte mate juridisch mogelijk. In Figuur 32 zijn de verschillende keuze uitgelicht. Echter dient eerst de omvang van het gevaar in kaart te worden gebracht. Dit wordt in de volgende paragraaf verder toegelicht. Geidentificeerd risico
Risico zelf dragen
Vermijden
Niet uitvoeren
Risico overdragen
Verkleinen
preventieve beheersmaatregelen
Anders uitvoeren
Accepteren
Correctieve beheersmaatregelen
Kans van optreden verkleinen elimineren
herstelmaatregelen om de schade weg te nemen
maatregelen om "langs een andere weg" het project te realiseren
tijdelijke voorzieningen
Overdragen aan een verzekeraar
overdragen aan de oprachtnemer
overdragen aan derden
OCE deskundige aanwezig op project
Figuur 32 risico beheers strategie
4.1.1 Fine en Kinney Er zijn verschillende methodieken om risico’s in kaart te brengen. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van een combinatie van een risicomatrix en Fine en Kinney, omdat de methode gebaseerd is op gedocumenteerde feitelijke informatie en op een onderbouwd oordeel. Het is een methode om een optimum te vinden tussen de inspanning en het effect om een bepaald risico te vermijden/ verkleinen/ accepteren. Hierbij is van belang te definiëren wat we verstaan onder een aanvaardbaar risico. Een aanvaardbaar risico kan worden gedefinieerd als het reële risico opgelegd door een aantal gevaren, die onder de gegeven omstandigheden een goed geïnformeerde en verstandig persoon niet zou afschrikken (Kinney & Wiruth, 1976). De basisgedachten achter (Kinney & Wiruth, 1976) kunnen als volgt worden geformaliseerd in veiligheid stelregels: De vele gevaren in het leven kunnen niet volledig worden vermeden, en alle risico's van dergelijke gevaren kunnen nooit volledig worden geëlimineerd; Zorgvuldig denken en inspanning kan vaak de risico's in het gewone leven verminderen tot een aanvaardbaar niveau; De beperkte middelen van de tijd en inspanning moeten worden gebruikt voor maximale voordelen van risicoreductie, in plaats van te worden besteed aan hopeloze pogingen om bepaalde geselecteerde risico's volledig te elimineren.
Pagina 82 van 121
Vanuit (Fine, 1971) en (Kinney & Wiruth, 1976) is de volgende vergelijking opgezet:
Severity: de ernst van het gevaar; Exposure: Blootstelling aan het gevaar; Probability: de kans dat het gevaar(explosie) zich voordoet tijdens de blootstelling. Aan de variabelen wordt een waarde toegekend die vergelijkt kan worden met andere gevaren. Hierdoor kan een onderbouwing gegeven worden waarom sommige besluiten genomen zijn. Dit kan gedaan worden door andere geïdentificeerde gevaren en bijbehorende beheersmaatregelen te vergelijken. Om bovenstaande variabelen te bepalen voor CE, zijn er een aantal stappen die doorlopen moeten worden. Als eerste wordt de ernst van het gevaar toegekend door de gevaren te identificeren, scenario’s op te stellen en de ernst van de verwondingen te bepalen. Er zijn verschillende tabellen die hulp kunnen bieden bij het bepalen van de verwondingen. Daarna wordt de kans bepaald van het optreden van een verwonding tijdens het project. Om deze kans te bepalen kan gebruik gemaakt worden van de gebeurtenissenboom in Bijlage 8.11. Hierbij kan voor elke stap een percentage toegekend worden. Allereerst dient er onderzoek plaats te vinden naar de meest voorkomende CE/ontstekers waarna de gevoeligheid bepaald kan worden. Als dit gereed is wordt aanbevolen om een expertbijeenkomst te organiseren om de resultaten presenteren. Hierdoor kan er discussie plaatsvinden en bepaald worden of de kans aannemelijk is. Daarnaast wordt er op deze manier transparantie gecreëerd. Nadat de kans bepaald is kan met bijvoorbeeld onderstaande tabel een kans-klasse toegekend worden en de optimale inspanning bepaald worden. Over de tabel zelf kan ook discussie ontstaan naar aanleiding van de klasse benoeming. Dit proces dient KR8 ofwel Lean te worden ingedeeld. Tabel 22 Kans klasse Kans op schade tijdens de werkzaamheden
Ernst van het gevaar Zeer ernstig
Vrijwel zeker, kan worden verwacht
> 50%
Goed mogelijk
>1/10
Ongewoon maar mogelijk
>1/100
Onwaarschijnlijk
>1/1.000
Denkbaar, maar onwaarschijnlijk
zeer
>1/10.000
Praktisch onmogelijk
>1/100.000
Onmogelijk, tenzij geholpen
>1/1.000.000
(Vrijwel) Onmogelijk
<1/1.000.000
Ernstig
Middelmatig
Licht
S
S
S
M
S
S
S
L
S
S
S
L
S
S
M
A
S
M
L
A
M
L
A
A
L
A
A
A
A
A
A
A
Tijdens dit proces wordt er geadviseerd om rekening te houden met de volgende punten (Cruyssen, 2007): Werk in groepen ( verschillende input levert realistischere resultaten); Laat experts deelnemen in de risico beoordeling; Gebruik al de beschikbare (statistische) informatie; Splits de kansen op in deelkansen zoals gedaan in Bijlage 8.11; Pagina 83 van 121
4.1.2 Risico aantreffen CE Om een onderbouwde inschatting te maken van de risico’s van het aantreffen van een CE, dient eerst inzicht gegeven te worden in de kans van aantreffen/exploderen. In deze paragraaf is een voorstel gegeven hoe hier invulling aangegeven kan worden.
4.1.2.1 Scenario’s
ineffectief
Onverdacht
C
effectief
Niets Aangetroffen
A
CE Aangetroffen
Om een beeld te krijgen van die mogelijke situaties waarin een project terecht kan komen, is gebruik gemaakt van scenario’s. Er zijn verschillende methodieken om scenario’s te formulieren, in voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van de methode die ook toegepast is bij de delta scenario’s. Hierbij worden de 2 meest onzekere variabelen bij het aantreffen van CE in projecten op de assen gezet waarna er 4 scenario’s ontstaan. Vanaf het begin van een project is het onzeker of het gebied verdacht of onverdacht is. Wanneer het gebied aangemerkt wordt als verdacht zijn er een aantal stappen die doorlopen dienen te worden, zoals eerder genoemd. Daarnaast in een weliswaar andere fase van het project is het onzeker of er wel of niet een CE aangetroffen wordt. Dit zijn beide variabelen die de assen voor de scenario’s vormen.
B
effectief Verdacht
D
ineffectief
Figuur 33 Scenario's aantreffen CE
De ernst van de situatie hangt af van de voorspelbaarheid van aantreffen en de voorgenomen beheersmaatregelen. Wanneer een CE totaal onverwacht aangetroffen wordt, worden de werkzaamheden direct gestaakt. Hierdoor ontstaan vertragingen en lopen de kosten op. Wanneer hierop geanticipeerd is blijven de vertragingen en kosten beperkt. Daarom is het van belang om dergelijke scenario’s mee te nemen in de risico analyse. In scenario A is een CE aangetroffen en tijdens het vooronderzoek bleek dat het gebied onverdacht was. In dit geval was het vooronderzoek ineffectief, het voorziet niet in zijn doel het aantonen van CE aanwezigheid. In scenario B is het gebied verdacht en zijn er CE aangetroffen. Het vooronderzoek is dus effectief, of het efficiënt is moet dan nog blijken. In scenario C is het gebied onverdacht en zijn er geen CE aangetroffen. Het vooronderzoek is dus ook effectief, of het efficiënt is moet dan ook nog blijken. In scenario D is het gebied verdacht maar wordt geen CE aangetroffen. Hierbij is het vooronderzoek ineffectief verlopen. Het vooronderzoek heeft zijn doel om de aanwezigheid van CE aan te tonen gemist. Voor elk scenario dient de kans bepaald te worden, hierbij dient rekening gehouden te worden met de locatie. De scenario’s zijn verwerkt in de gebeurtenissenboom in de Bijlage 8.11.
Pagina 84 van 121
4.1.2.2 Blootstelling CE Hoe groter de blootstelling aan een potentieel gevaarlijke situatie, hoe groter het bijbehorende risico. Om hierin te voorzien wordt de waarde 1 voor slechts een paar keer per jaar toegewezen aan de situatie van een tamelijk zeldzame blootstelling, waarna de waarde van 10 wordt toegekend voor continue blootstelling. Interpolatie tussen beide referentiepunten voorziet in tussenliggende waarden, dus de waarde van drie wordt toegewezen voor een wekelijkse blootstelling. Extrapolatie is nodig om te voorzien in situaties van een zeer zeldzame blootstelling tot zelfs de waarde nul voor situaties zonder blootstelling. Continue 10 Frequent (dagelijks) 6 Af en toe (wekelijks) 3 Ongebruikelijke (maandelijks) 2 Zelden (een paar per jaar) 1 Zeer zelden (jaarlijks) 0.5 Voor een werknemer in de bouwsector verschilt de blootstelling per locatie. De blootstelling zonder enige vorm van gericht zoeken (detectie) is naar verwachting niet erg hoog. Laatstgenoemde veronderstelling dient echter d.m.v. kwantitatieve data onderbouwd te worden. Mijn verwachting is dat dit in de buurt van de klasse “zelden” zal liggen. Om de blootstelling te beperken zijn er verschillende maatregelen die de uitkomst van een dergelijke risico gestuurde aanpak kunnen beïnvloeden, zoals het scheiden van mens en CE d.m.v. machinaal werken. Dit kan de blootstelling beperken tot niet tot nauwelijks.
4.1.2.3
Explosie frequentie CE
Theoretische Explosie frequentie CE
Om verdere invulling te geven aan een onderbouwde risico benadering dient nader onderzoek plaats te vinden naar de frequentie van aantreffen en de gevoeligheid van de ontsteker. De gevoeligheid van 1 type granaat is in paragraaf 0 reeds behandeld. Dit dient voor de meest voorkomende type CE plaats te vinden. Op deze manier wordt meer inzicht gegeven in het gevaar van CE. In sommige gevallen zoals blijkt uit 0, is er helemaal geen gevaar voor een onverwachte explosie. De vraag blijft echter: “is het mogelijk om het type ontsteker van te voren te bepalen?”. Dit blijkt erg moeilijk te zijn, doordat er tijdens de oorlog meerdere typen ontsteker zijn gebruikt en niet altijd even goed gedocumenteerd zijn. Wellicht is het mogelijk om m.b.v. productie data uit WWII, bepaalde ontstekers uit te sluiten. Ook kan aan de hand van reeds gevonden CE onderzocht worden of een bepaald type ontsteker vaker aangetroffen worden. Dit suggereert dat dit type vaker weigerde. Deze benadering is in voorliggend onderzoek niet verder onderzocht. In het algemeen kan er gesteld worden dat de frequentie waarin een explosie plaatvind na het op scherp zetten in eerste instantie hoog is. In de loop van de tijd (behalve bij een chemisch lange vertraging) kan er worden aangenomen, dat de kans op exploderen stabiel blijft totdat in de omgeving werkzaamheden plaatsvinden, zoals te zien is in onderstaand Figuur 34. De curve is indicatief en afgeleid van de badkuipkromme (Vrijling, 1997) en zal per ontsteker verschillen.
1945
Start werkzaamheden
Figuur 34 Theoretische explosie frequentie
Pagina 85 van 121
Er wordt aanbevolen, zoals eerder genoemd om de meest voorkomende ontstekers te testen op gevoeligheid. Op deze manier ontstaat een eenduidig beeld van de gevaren die CE veroorzaken. Nadat de gevoeligheid in beeld is gebracht dient een dialoog plaats te vinden hoe om te gaan met de CE in de toekomst. Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met het risico. In het algemeen kunnen de volgende strategieën onderscheiden worden. Wanneer men Risk adverse met de risico’s omgaat bestaat een kans dat te veel voorzorgsmaatregelen getroffen worden. Hier leidt de profit onder. Een ander uiterste is risk seeking. Risk adverse Hierbij worden helemaal geen maatregelen Utility genomen voor CE. Dit kan geld besparen maar zodra het fout gaat, kost het veel geld. Om hier meer over te zeggen dient eerst bepaald te Risk worden wat de kans van een explosie is en wat neutral “wij” acceptabel vinden. Risk seeking Profit Figuur 35 risicostrategie
4.1.3 ALARP Zodra een eenduidig beeld gecreëerd is, kan gekeken worden naar de benodigde beheersmaatregelen. In Engeland wordt het ALARP principe gehanteerd. De term ALARP staat voor “As Low As Reasonably Practicable”. Dit houdt het wegen van een risico in tegenover de moeite, tijd en geld dat nodig is om het risico te controleren. Met behulp van een dergelijke methode is het mogelijk doelen te stellen voor de opdrachtgever, in plaats van voorschrijvend. Hierdoor ontstaat flexibiliteit wat een groot voordeel is, maar wat ook zijn nadelen heeft. Het besluit of een risico ALARP is, is een uitdaging, want het vereist opdrachtgevers een oordeel te geven. Vaak kan een dergelijk besluit gebaseerd zijn op “good practise” (HSE, 2001). Door de ervaringen van dergelijke benaderingen mee te nemen kan een breder draagvlak gecreëerd worden om eventuele maatregelen te verminderen. Deze taak zou bij het steunpunt CE geplaatst kunnen worden.
Pagina 86 van 121
4.2
SWOT analyse
Om de risico gestuurde methode te verantwoorden is met behulp van een SWOT analyse onderzocht welke Strength-Weakness-Opportunities-Threats ten opzichte van de huidige werkwijze naar voren komen. Daarnaast worden strategische vragen geformuleerd als hulpmiddel voor het invullen van eventueel vervolg onderzoek. Een SWOT analyse zorgt voor een samenvatting van de meest belangrijke factoren voor een project/proces. Volgens verschillende bronnen is het doel van een SWOT analyse het aanbevelen van strategieën die het best aansluiten met de buitenwereld en de organisatie (Doratli, 2004). Met een SWOT analyse worden gunstige en ongunstige factoren van een risico gestuurde methode geïdentificeerd. De factoren bestaan uit interne factoren, de sterke en zwakke aspecten van een risico gestuurde methode en de externe factoren, de kansen en bedreigingen van een risico gestuurde methode. De sterke aspecten en kansen worden gebruikt om de zwakke aspecten en de bedreigingen voor een risico gestuurde methode te beperken. Sterke en zwakke aspecten zijn het interne milieu (de situatie binnen het bedrijf of de organisatie). Deze factoren hebben de neiging om in de huidige situatie aanwezig te zijn. De externe omgeving zijn de kansen en bedreigingen, hiermee wordt de situatie buiten het bedrijf of de organisatie bedoeld. Deze factoren hebben de neiging om in de toekomst plaats te vinden. (Chapman, 2004)
Strength
Kosten efficiënt; Kennis opbouw; Zorgt voor een objectief besluit; Versterkt het imago van RWS door professioneel opdrachtgever schap. Verzorgt inzicht in het daadwerkelijk probleem.
Weakness
Benodigd een investering van tijd/geld; Data nog niet beschikbaar; Kleine groep experts waar de kennis zit. Onduidelijkheid van de opbrengst.
Onder/overschatting van het risico; Maatschappelijke perceptie van het risico; Weerstand vanuit het werkveld Veranderende regelgeving; Veranderende detectiemethoden; Ongeval tijdens het opzetten van een vernieuwde werkwijze.
Opportunities
Mogelijk in de toekomst minder onderzoek; Verbeterde relatie tussen ON &OG; Verbinding tussen andere risico gestuurde werkmethoden, zoals Geoimpuls.
Threats
Figuur 36 SWOT analyse risico gestuurde methode
Voor sommige stakeholders (zie paragraaf 3.4.1.6) kunnen de “opportunities” als “threats” worden gezien en visa versa kunnen sommige “threats” worden gezien als “opportunities”. Het is aan te raden om in de toekomst een workshop te organiseren en een aanvullende SWOT analyse uit te voeren. Door het betrekken van meerdere partijen in het proces, wordt de transparantie en relatie tussen de partijen verbeterd (zie paragraaf 3.4.5.1). Tevens leidt dit tot nieuwe inzichten waaruit nieuwe sterke en zwakke aspecten benoemd worden. Daarnaast kunnen nieuwe kansen en bedreigingen naar voren komen.
Pagina 87 van 121
4.2.1 “Strength” Sterke aspecten Een risico gestuurde methode zal wanneer juist geïmplementeerd kosten efficiënter zijn. Doordat op basis van objectieve gegevens een optimale verdeling tussen geld, tijd en veiligheid bepaald wordt. Door middel van een risico gestuurde methode vindt tevens kennis opbouw plaats zowel binnen de organisatie als daarbuiten. Door gegevens vast te leggen van projecten kan in de toekomst van de genomen beslissingen geleerd worden en verder gebouwd. Er kan een beter beeld gecreëerd worden van het daadwerkelijke probleem. Door opnieuw voorloper te zijn van een vernieuwde werkwijze zal het imago van RWS als professioneel opdrachtgever versterken.
4.2.2 “Weaknesses” Zwakke aspecten Om een vernieuwde werkwijze op te stellen zijn investeringen nodig. De beschikbare capaciteit binnen de organisatie is op dit moment beperkt. Dit dient uitgebreid te worden wanneer gekozen wordt om een risico gestuurde methode op te zetten. In het huidige klimaat van bezuinigingen en verplatting, zal het een uitdaging zijn dit te realiseren. Om in de toekomst een onderbouwd besluit te kunnen doen is er data nodig. Op dit moment is er geen centrale database waarin projectgegevens worden opgeslagen. Hierdoor kan er nog geen statistische analyse plaatsvinden van de mogelijke risico’s. Het voorspellen van de mogelijke opbrengst van een risico gestuurde methode is erg complex. Dit is in deze studie niet onderzocht. Deze afweging kan in de toekomst in een vervolgstudie gemaakt worden.
4.2.3 “Opportunities” Kansen Door te investeren in een risico gestuurde methode is het wellicht mogelijk om in de toekomst minder onderzoek te doen. Zodra er onafhankelijk onderzoek is verricht naar de kans van exploderen en blijkt dat de kans verwaarloosbaar is, kunnen besluiten beter genomen worden. Daarnaast ontstaat er een situatie waarin inzicht verkregen is hoe gevaarlijk de voorgenomen werkzaamheden zijn. Door een gezamenlijke grenswaarde te bepalen, verbetert de relatie tussen ON en OG. Dit komt doordat er openheid en transparantie in het onderwerp wordt gecreëerd. Vanuit verschillende werkvelden wordt risico gestuurd onderzoek verricht, zoals het programma GEO-impuls, meerlaags veiligheid. Door gebruik te maken van al beschikbare kennis is er de kans een geld, tijd en kwaliteit winst te behalen.
4.2.4 “Threats” Bedreigingen Het gevaar van een dergelijke methode is o.a. het onderschatten van het risico. Het kan zijn dat door bepaalde inzichten er minder onderzoek in de toekomst gedaan wordt. Echter blijft altijd de kans bestaan dat een ongeval plaatsvind. Het blijft de vraag of dit maatschappelijk aanvaardbaar is. Daarnaast zal er vanuit het werkveld weerstand kunnen ontstaan, zodra een methode is ontwikkeld waarbij onderbouwd minder onderzoek gedaan kan worden. De wetgeving rondom CE is al een aantal maal herzien. Een gevaar kan zijn dat door veranderingen in de wetgeving het onmogelijk wordt gemaakt een risico gestuurde methode toe te passen. Door innovatie in de detectiemethoden is het wellicht mogelijk in de toekomst gericht te detecteren waardoor precies aangegeven kan worden waar een CE ligt en waar bijvoorbeeld een fiets. Dit zou een risico gestuurde aanpak overbodig kunnen maken. Een andere bedreiging voor een risico gestuurde methode zou een ongeval zijn in de periode van ontwikkeling. Hierdoor zal het maatschappelijk draagvlak voor een risico gestuurde aanpak sterk dalen.
Pagina 88 van 121
4.2.5 Confrontatie matrix Er zijn verschillende methodieken om een SWOT analyse te interpreteren, één daarvan is het gebruik van een confrontatie matrix. Een confrontatie matrix wordt gebruikt om de hoofd SWOT karakteristieken te bepalen. In onderstaande matrix zijn de interne sterkte en zwakke aspecten gerelateerd aan de externe mogelijkheden en bedreigingen. Door het gebruik van de confrontatie matrix worden de eigenschappen, die een risico gestuurde methode heeft met elkaar vergeleken. Door waarde toe te kennen aan de eigenschappen, wordt inzicht gecreëerd in de belangrijkste aspecten en de meest relevante mogelijkheden en bedreigingen (Schop, 2012). Tabel 23 Confrontatie matrix
1
2
5
Weaknesses 2 3
1
4 Onduidelijkheid opbrengst van
Kleine groep experts
de
Data nog niet beschikbaar
Investering van tijd/geld
Inzicht in het daadwerkelijk probleem.
Versterkt het imago
Zorgt voor een objectief besluit
Kennis opbouw
Kosten efficiënt
Waardeer iedere combinatie met: (0) no issue (1) issue of limited value (3) issue (5) important issue
Strengths 3 4
Opportunities Threats
Mogelijk in de toekomst minder onderzoek
3
3
1
0
3
1
1
1
3
Verbeterde relatie tussen ON &OG
1
3
3
3
1
0
3
3
0
3
3
1
3
1
1
1
1
3
1
1
1
1
3
0
0
3
1
Maatschappelijke perceptie
1
1
3
3
3
1
0
0
1
Weerstand vanuit het werkveld
3
3
1
1
0
3
1
3
0
Veranderende regelgeving
3
0
3
0
1
3
0
3
0
Veranderende detectiemethoden
3
1
3
3
3
1
0
3
0
Ongeval tijdens het opzetten van een vernieuwde werkwijze.
3
1
3
3
3
1
1
1
1
Verbinding tussen andere risico gestuurde werkmethoden Onder/overschatting van het risico
Met behulp van de confrontatie matrix wordt inzicht verkregen in de belangrijkste SWOT karakteristieken die invloed hebben op de implementatie van een risico gestuurde methode. Vanuit bovenstaande data wordt een ordening gemaakt van belangrijk naar minder belangrijke SWOT karakteristieken, zie Figuur 37.
Pagina 89 van 121
Strength Verzorgt inzicht in het daadwerkelijk probleem Versterkt het imago van RWS door… Zorgt voor een objectief besluit Kennis opbouw Kosten efficiënt 0
5
10
15
20
25
Weaknesses Onduidelijkheid van de opbrengst. Kleine groep experts waar de kennis zit Data nog niet beschikbaar Benodigd een investering van tijd/geld 0
5
10
15
20
25
Oppertunities Verbinding tussen andere risico gestuurde… Verbeterde relatie tussen ON &OG Mogelijk in de toekomst minder onderzoek 0
5
10
15
20
25
15
20
25
Threats Ongeval tijdens het opzetten van een… Veranderende detectiemethoden Veranderende regelgeving Weerstand vanuit het werkveld Maatschappelijke perceptie van het risico Onder/overschatting van het risico 0
5
10
Figuur 37 Ranking SWOT karakteristieken
Op basis van bovenstaand figuur kan geconcludeerd worden dat het sterkste aspect van een risico gestuurde aanpak de kosten efficiëntie is. De kleine groep van experts op het gebied van conventionele explosieven is het zwakste aspect. Hierdoor blijft de kennis bij de WSCS certificaathouders. De kansen voor een risico gestuurde methode liggen erg dicht bij elkaar, deze bestaan uit de verbinding met andere risico gestuurde werkvelden, relatie verbetering tussen ON &OG. De grootste bedreiging voor een risico gestuurde aanpak is een ongeval tijdens het opzetten van de vernieuwde methode en een verbeterde detectie methode. Pagina 90 van 121
Met behulp van bovenstaande kennis kunnen strategie vragen geformuleerd worden. De vragen kunnen in een vervolg studie gebruikt worden als hulpmiddel om bepaalde strategische keuzes te maken. Daarnaast geeft het inzicht in de valkuilen en kwaliteiten van een risico gestuurde methode. Onderstaand zijn een aantal voorbeeld vragen geformuleerd: Op welke wijze kan gebruik worden gemaakt van de objectieve eigenschappen om de relatie tussen OG &ON te verbeteren? Op welke manier kan de kosten efficiëntie rekening houden met de bedreiging van een ongeval tijdens het opzetten van een vernieuwde methode? Hoe kan de benodigde investering worden versterkt door in te spelen op de verbinding tussen andere risico gestuurde werkvelden? Uit de SWOT analyse blijkt dat voldoende sterke aspecten en kansen in een risico gestuurde methode zitten. Om de methode tot een succes te maken dient echter ook rekening gehouden te worden met de bedreigingen en zwakkere aspecten.
4.3
Benut de mogelijkheden
Binnen RWS en daarbuiten zijn verschillende mogelijkheden die het aantreffen van CE in beeld kunnen brengen. Door deze verschillende mogelijkheden te benutten kan het onderzoeksproces naar CE efficiënter ingevuld worden. Voorbeelden van dit soort mogelijkheden zijn: Aris, planning tools en een GIS applicatie. In deze paragraaf wordt dieper op de mogelijkheden ingegaan om de vastgestelde problemen die in Hoofdstuk 3 aan het licht zijn gekomen te voorkomen of te verminderen.
4.3.1 Aris In Aris zijn de werkprocessen van RWS beschreven. Aris is een applicatie die de processen inzichtelijk maakt. Hierin is de laatste versie van een document, regelgeving etc. verwerkt. Niet alle processen worden in Aris verwerkt. Om in aanmerking te komen dient te worden voldoen aan 3 uitgangspunten: Risico, alleen processen met een hoog risico profiel komen in Aris; Aantal mensen, als het proces een voldoende grote groep RWS-ers aangaat komt het in Aris; Structureel, als het proces een structureel karakter heeft. Als de 3 uitgangspunten gespiegeld worden tegen het CE proces, kunnen we op dit moment nog niet veel over het risico zeggen hier dient nader onderzoek naar verricht te worden. Het aantal mensen betrokken bij het CE proces is groot. Volgens de werkwijze dient bij elk project waar grondroerende werkzaamheden plaatsvinden een vooronderzoek verricht te worden. Bij 14% van de projecten uit de enquête is echter een CE gevonden. Daarnaast heeft het een structureel karakter dus het is gepast om het CE proces in Aris te verwerken. Hierin dient de volgende informatie beschreven te worden: De processtappen; Wie de processtap uitvoert of eraan bijdraagt; Welke documenten en regelgeving een rol spelen per processtap; Welke systemen of SAP-transacties je nodig hebt. Deze informatie dient duidelijk in het nieuwe kader CE naar voren te komen.
Pagina 91 van 121
4.3.2 Planningtool Een planning tool zoals PDM software is een bruikbaar management tool. Een dergelijke tool geeft, wanneer juist toegepast de verwachtte einddatum van een project realistischer weer. De huidige planning software heeft geen mogelijkheid om maatregelen erin te verwerken. Planning software die de mogelijkheid heeft om maatregelen erin te werken voor mogelijke gevaren met daarbij de kans, geeft eveneens de verwachte einddatum realistischer weer. Dit wordt opgezet vanuit de lijst van taken en de waarschijnlijke duur van werkzaamheden. Hieraan wordt een optimistische en pessimistische afwijking toegevoegd. Dit kan per taak verschillen maar het advies is om 10% optimistisch en 20% pessimistisch toe te passen (Gunsteren, 2011). Aan de hand van deze afwijking wordt een Monte Carlo simulatie uitgevoerd. Deze simulatie berekent de kansverdeling voor de duur van het gehele project. Wanneer dit niet overeenkomt met de verwachting of gewenste opleverdatum, kan er gekozen worden voor maatregelen. Er dient een afweging gemaakt te worden door de manager of de maatregelen de kosten waard zijn. In het geval van CE onderzoek, kan deze methode meer inzicht geven in de mogelijke gevolgen van het aantreffen van een CE. Echter dient er data verzameld te worden om een onderbouwde planning te maken. De planningtool is vooral voor de ON interessant omdat hiermee de optimale set van maatregelen mee bepaalt wordt.
Pagina 92 van 121
4.3.3 Gis app Er zijn verschillende software pakketten die GIS gegevens ondersteunen. Een voorbeeld hiervan is Esri, zoals toegepast door het CE adviesbureau ECG. Hierin wordt een duidelijk overzicht gegeven van de reeds uitgevoerde projecten. De kaart is snel genoeg zodat deze praktisch blijft en er is genoeg informatie aanwezig om het des betreffende document op te vragen. Een dergelijke toepassing is voor RWS ook aan te raden. Er dient echter wel een inventarisatie van de reeds uitgevoerde onderzoeken plaats te vinden. Wellicht is het mogelijk om dit via de interne digitale bibliotheek uit te voeren. Er zouden 2 kaarten geproduceerd kunnen worden; één met reeds uitgevoerde onderzoeken en één met verrichte oorlogshandelingen. Door deze over elkaar te leggen wordt er een compleet beeld gegeven van de te verwachten CE. Zodra elke gemeente een vooronderzoek laat uitvoeren zoals voorgesteld in de handreiking beoordeling projectplan van het platform blindgangers, dan dient RWS deze alleen te raadplegen en te overhandigen aan de ON. Dit vermindert naar verwachting het in twijfel trekken van de vooronderzoeken door ON. Het is hierbij van belang dat de kwaliteit van het gemeentelijk vooronderzoek voldoende is. Daarnaast kan vanuit de gemeente een andere achterliggende doelstelling zitten voor het vooronderzoek. Wellicht is het alleen ter informatie voor de inwoners. Voor de input van de gegevens kan gebruik worden gemaakt van MAGPI, dit is een gratis data collectie systeem. Via deze website is het mogelijk zelf formulieren aan te maken en data te verwerken zowel topografisch als bijvoorbeeld type ontstekers. De formulieren kunnen via een app ingevuld worden door omgevings managers of door de EOD.
4.3.4 RISNET Het kennisnetwerk risicomanagement RISNET streeft ernaar om risicomanagement in de bouwsector te professionaliseren en toe te passen in projecten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een database, waar elke partij in kan participeren en profiteren. Door aan te sluiten bij een dergelijke partij wordt voorkomen dat verschillende partijen in zijn eigen box blijft denken. Door het delen van informatie vanuit verschillende partijen zoals Prorail, gemeente, waterschappen en RWS wordt er een overzichtelijk beeld gecreëerd van de risicogebieden in Nederland. Samen kan er besloten worden als blijkt dat het om een onaanvaardbaar risico gaat, om eventueel preventief te ruimen. Het is van belang dat de communicatie, transparantie en het vertrouwen tussen de partijen gewaarborgd blijft. Om dit te verbeteren kan er gebruik gemaakt worden van de CROW publicatie “Effectief omgaan met risico’s van denken naar doen-”. Dit is een publicatie die de communicatie over risico’s tussen partijen behandeld.
Figuur 38 Samenwerking (Staveren, 2013)
Pagina 93 van 121
4.4
Voorgesteld werkproces
Vanuit de interviews blijkt dat de participerende gemeenten van Platform blindgangers een bodembelastingkaart hebben waarin de waarschijnlijkheid van aantreffen van CE is weergegeven. Wanneer alle gemeenten deze werkwijze hanteren, wordt het voor Rijkswaterstaat, Prorail en waterschappen gemakkelijker de veiligheidsrisico’s mee te geven aan de opdrachtnemers. Een bijkomend voordeel is dat het vooronderzoek minder snel in twijfel getrokken wordt. In het geval dat uit het vooronderzoek van de gemeenten blijkt dat de werkzaamheden in een verdacht gebied liggen, dient er een PRA uitgevoerd te worden. Hierin worden de type werkzaamheden meegenomen, het is daarom van belang dat dit door de ON uitgevoerd wordt. Echter om een eenduidige en onderbouwde werkwijze voor het uitvoeren van een PRA te formuleren, dient er extra onderzoek uitgevoerd te worden naar de meest voorkomende ontstekers/CE en gevoeligheid. Op deze wijze kan er besloten worden of het risico vermeden, verkleint of geaccepteerd kan worden. Om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen op het gebied van CE, wordt aangeraden om een CE steunpunt op te zetten binnen RWS. Eén van de werkzaamheden zou het begeleiden van de IPM rolhouders in dit proces kunnen zijn. Daarnaast kan dit team meewerken aan het verzamelen van kennis en input voor het bepalen van de risico’s. Ook de gis applicatie zou onderhouden kunnen worden door een dergelijk steunpunt. Er kan niet verwacht worden dat binnen afzienbare tijd alle gemeenten in Nederland een bodembelastingkaart voor CE opstellen. Daarom wordt aangeraden om eerst de gemeente te raadplegen of een dergelijke kaart beschikbaar is. Wanneer dit niet het geval is wordt aangeraden gebruik te maken van een raamcontract met een CE certificaathouder, die het vooronderzoek uitvoert. De CE certificaathouder dient zijn vooronderzoek ook te verdedigen, wanneer deze in twijfel getrokken wordt. Nadat het vooronderzoek is afgerond, blijkt of het projectgebied verdacht of onverdacht is en kan er een PRA uitgevoerd worden. Ook bij deze werkwijze is het van belang de risico’s in kaart te brengen. Dit kan onnodige kosten voorkomen voor zowel de ON als OG. Doordat onnodige detectie/benadering voorkomen wordt. Het opzetten van een steunpunt CE binnen Rijkswaterstaat brengt in het veranderende organisatorische klimaat uitdagingen met zich mee. Maar zowel in financiële termen als in de relatie tussen ON en OG zullen voordelen zitten. Hoeveel dit precies waard is zal moeten blijken. In onderstaand figuur zijn de 2 voorgestelde werkwijzen geïllustreerd. In beide gevallen is het aan te raden een expertgroep op te richten en aanvullend onderzoek te verrichten naar de meest voorkomende CE en de gevoeligheid daarvan. Voorgestelde werkwijze Gemeente vooronderzoek uitvoeren Steunpunt CE RWS Op de hoogte blijven ontwikkelingen
PRA door ON
Extra onderzoek naar risico's
OG vooronderzoek uitvoeren Steunpunt CE RWS Op de hoogte blijven ontwikkelingen
IPM rolhouders begeleiden
IPM rolhouders begeleiden
GIS app
GIS app
PRA door ON
Extra onderzoek naar risico's
Figuur 39 Voorgestelde werkwijze
Pagina 94 van 121
Om de ervaring van projecten vast te leggen dient de volgende informatie verzameld te worden: Hoeveel objecten gedetecteerd zijn; Hoeveel CE aangetroffen zijn; Hoeveel CE op scherp staan; Hoeveel CE beschadigd zijn; Of het om een spontane vondst gaat; Welke ontsteker het is. Aan de hand van dergelijke informatie kan vervolgonderzoek plaatsvinden. Door het voorgestelde steunpunt zitting te laten nemen in de CCvD-OCE kan er draagvlak gecreëerd worden voor het vervolgonderzoek. Bij deze keuze dient rekening gehouden te worden met de afhankelijkheid die dit creëert met de CCvD-OCE en de daar reeds gemaakte afspraken.
4.5 Inpassing huidige werkwijze Om daadwerkelijk verandering in het proces te brengen is gekeken naar de implementatie van de voorgestelde werkwijze. Het implementeren van een risico gestuurde methode kan via verschillende “aanvlieg” routes benaderd worden, zoals wetgeving, kennis en mensen (gamma wetenschappen). De wetgeving kan niet zomaar veranderd worden, hier hangt een uitgebreid politiek proces aan. Tevens zal het extra werk betekenen i.v.m. overgangsprocedures van lopende projecten zoals bij de overgang van de BRL-OCE naar de WSCS-OCE. De betrokken personen zelf veranderen is in een beperkte periode ook niet mogelijk. Het vergroten van de kennis binnen zowel de organisatie (RWS) als daarbuiten, zal naar verwachting het meeste resultaat behalen. Zoals indicatief weergegeven in onderstaand figuur zullen de kosten voor het huidige onderzoek dalen maar het vergaren en toepassen van kennis toenemen. Dit zal naar verwachting een vermindering van de totale kosten betekenen. Het efficiëntie potentieel hangt af van o.a. de SWOT factoren.
Geld
Kennis
Huidig onderzoeksproces Tijd Figuur 40 Kennis opbouw
Door het Kader Risicomanagement is in de huidige werkwijze het niet mogelijk om de risico’s van CE binnen RWS in een vroeg stadium mee te nemen. Dit komt doordat alleen in de planuitwerking en realisatie meerderde risico’s worden geïdentificeerd. In de verkenning worden 5-10 top risico’s geïdentificeerd, hier valt CE waarschijnlijk niet in. Zodra dit wel gebeurd kan het onderzoek in sommige gevallen wel positief uitvallen. Zoals voorgekomen bij de N57 (zie bijlage 8.9) kan in een vroeg stadium meer informatie gewonnen worden die kan leiden tot tracé/ontwerp wijzigingen. Op dit moment ligt de verantwoordelijkheid van CE binnen RWS bij de omgevingsmanager van het betreffende project. Deze heeft op dit moment een verouderde handreiking met de processtappen erin verwerkt. Wanneer het nieuwe kader gereed is, dient de omgevingsmanager aan de hand van dit kader te handelen. In sommige specifieke gevallen zal hij/zij kennis kunnen raadplegen bij het steunpunt. Om een verdere invulling te geven aan een risico gestuurde methodiek dient er extra onderzoek verricht te worden. Dit zou begeleidt kunnen worden door het steunpunt. Ditzelfde geldt voor het opzetten van de GIS applicatie en het verzamelen van de relevante informatie, in bijvoorbeeld MAGPI.
Pagina 95 van 121
4.5.1 Voorgestelde planning In onderstaande tabel is een voorstel gegeven voor het ontwikkelen van de kennis en het opzetten van gis applicaties. De taken die uitgevoerd kunnen worden door het CE steunpunt zullen in dialoog met omgevingsmanagers en het werkveld CE samengesteld worden. Tabel 24 Voorgestelde planning
Activiteit CE Kader CE steunpunt samenstellen Draagvlak zoeken voor vervolgonderzoek Meest voorkomende CE in kaart brengen Gevoeligheid ontsteker/CE in kaart brengen Data verzamelen projecten Gis applicatie vormgeven Gis app met reeds uitgevoerde vooronderzoeken vullen Gis app met oorlogshandelingen vullen Gis app met reeds gevonden CE vullen
2013
2014
2015
2016
2017
2018
In Figuur 41 is de planning opgezet volgens de risicobeoordelingsmethodiek van nanotechnologie. De onzekerheden en het creëren van maatschappelijk draagvlak is hierbij hetzelfde als bij CE. Ook de regelgeving kan hierbij nog verbeterd worden. Op dit moment zit RWS in het signaleringstadium, hierbij dient nuchter omgegaan te worden met de risico’s. In de volgende fase ligt de nadruk op regulering, kennisvergroting en dialoog.
2012
2013
Dialoog
2014
Maatschappelijke dialoog
Kennisvergroting
Klankbord
Regulering
Onderbouwd
Signalering
EU Nationaal
Nuchter omgaan met risico’s
Figuur 41 Risicobeleid afgeleid van nanotechnologie
In het maatschappelijk dialoog dient het belang van het onderwerp CE gespiegeld te worden aan de inspanning die verricht dient te worden. Door de in de toekomst opgebouwde kennis te gebruiken is het mogelijk meer inzicht te geven in het probleem en het maatschappelijk belang van het ruimen aan te tonen. Pagina 96 van 121
5. Conclusie Vanuit de resultaten van voorliggend onderzoek kunnen de onderstaande conclusies getrokken worden. De geformuleerde onderzoeksvragen vormen hiervoor de basis. Daarna zijn aanbevelingen gegeven om een effectief en efficiënt onderzoeksproces vorm te geven. Tenslotte worden door middel van de discussie de resultaten geëvalueerd. De hoofdvraag “Op welke wijze kan het onderzoekproces van CE effectief en efficiënt worden vormgegeven met inachtneming van de vereiste veiligheidsnormen?” is beantwoordt aan de hand van de volgende onderzoeksvragen:
Welke criteria zijn relevant voor het beoordelen van de RWS projecten in Nederland t.o.v. veiligheid, kosten en planning als gevolg van CE?
De criteria die relevant zijn voor het beoordelen van de RWS projecten zijn onderverdeeld in 2 categorieën: Proces en Product. Deze bestaan respectievelijk uit stakeholders, toepassing van kaders en handreikingen, toegepaste contracten, informatievoorziening, cultuur en de resultaten van het vooronderzoek, opsporing en ruiming.
Wat is de kwaliteit van de onderzochte projecten gezien de reeks opgestelde beoordelingscriteria?
Uit een analyse van 6 projecten blijkt dat de kwaliteit van de vooronderzoeken veelal onder de maat is. Regelmatig is bij de projecten aanvullend onderzoek nodig om de situatie te beoordelen waar de stakeholders mee eens zijn. Hieruit blijkt dat de onderzoeken effectief zijn, historisch gezien is er in de afgelopen jaren geen ongeval geweest. De veiligheid is dus nooit in het geding geweest. Echter blijkt het proces niet efficiënt te zijn. De inefficiëntie komt voort uit het risicomijdende gedrag waardoor teveel onderzoek wordt verricht. Daarnaast is er weinig bekend over het daadwerkelijke risico dat CE met zich mee brengt. Op dit moment wordt het aantreffen van CE als een risico gezien, i.p.v. het daadwerkelijk exploderen. Verder blijken de vooronderzoeken veelal niet te voldoen aan de geldende wetgeving. Naar aanleiding van de nieuwe wetgeving is een situatie ontstaan waardoor aanvullend onderzoek benodigd is. Dit leidt tot extra werk voor de WSCS certificaathouder. De nieuwe wetgeving WSCS heeft t.o.v. de oude BRL-OCE wel verduidelijking gebracht. Op het gebied van risicoanalyse kunnen echter nog verbeterslagen plaatvinden. Om dit te bereiken dient echter allereerst data verzameld te worden.
Wat leren we van de resultaten uit de analyse van de RWS projecten, om aanbevelingen te doen over hoe je een efficiënt kader voor CE kan ontwikkelen?
In voorliggend onderzoek is voorgesteld om de risico’s van een onverwachte detonatie in kaart te brengen. Door data te verzamelen over de meest voorkomende CE/ontstekers en bijbehorende gevoeligheid, dient de kans bepaald te worden dat de ongewenste topgebeurtenis (explosie) optreedt. Het blijkt in sommige gevallen zeer onwaarschijnlijk dat een onverwachte detonatie plaatsvindt. Aan de hand van het voorgestelde vervolgonderzoek kan uiteindelijk besloten worden de werkzaamheden regulier uit te voeren en in mindere mate onderzoek naar CE te verrichten. Op dit moment zijn er nog geen gegevens beschikbaar om een dergelijke analyse uit te voeren. Net als de quote van Albert Einstein aangeeft “The only source of knowlegde is experience”. Deze “experience” dient wel vastgelegd en gebruikt te worden. Om meer inzicht te krijgen in de situatie is het aan te raden om het volgende vast te leggen: hoeveel objecten gedetecteerd zijn, hoeveel hiervan CE zijn, hoeveel CE op scherp staan, hoeveel CE beschadigd zijn en welke ontsteking is aangetroffen. Pagina 97 van 121
Wanneer dergelijke data verzameld is kunnen patronen ontstaan. Wellicht worden sommige ontstekers significant vaker gevonden dan andere, deze ontsteker blijkt dan vaker te hebben geweigerd in WWII. Door dit type ontsteker verder te onderzoeken kan het voorkomen dat deze ontsteker zeer ongevoelig is voor een onverwachte detonatie. Om de risico gestuurde methode te verantwoorden is een SWOT analyse uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat de verbinding tussen andere risico gestuurde werkvelden en de relatie verbetering tussen OG & ON de grootste kansen zijn. De 2 grootste bedreigingen voor een risico gestuurde methode is een ongeval tijdens het opzetten van de vernieuwde werkwijze en een verbeterde detectiemethode. De sterke eigenschap van de methode is de objectieve besluitvorming en kosten efficiëntie die bereikt wordt. De voornaamste zwakte blijkt de beperkte hoeveelheid experts op het gebied van CE te zijn. Vanuit de diverse interviews ontstaat het beeld dat het vertrouwen en de transparantie van de relatie tussen OG en ON niet optimaal is. Daarnaast zijn er indicaties dat de belangen van de betrokken partijen kunnen overlappen. Om hier meer inzicht in te krijgen dient er gestructureerd (lean) naar het systeem tussen SVW, VEO, Stichting examinering OCE, Certificaathouders, enz. gekeken te worden.
Pagina 98 van 121
5.1
Aanbeveling
Aan de hand van de uitgevoerde analyse in Hoofdstuk 3 en de resultaten in Hoofdstuk 0 is in onderstaande tabel de aanbevelingen gepresenteerd:
Algemeen Gegevens op orde brengen, informatie centraliseren; De verwijzingen op de intranetsite kloppend maken; Uniformiteit realiseren d.m.v. reeds bestaande kaders (bijvoorbeeld archeologie, milieu, integrale veiligheid) Sturing in het aantal enquêtes dat naar IPM rolhouders wordt verstuurt (Smidt, 2012).
Steunpunt CE realiseren t.b.v.: Verzamelen informatie; Gis applicatie opzetten; IPM rolhouders begeleiden bij speciale situaties; Zitting nemen bij de CCvD OCE; Een pro-actieve houding richting het werkveld; Draagvlak creëren voor vervolgonderzoek; Volgen ontwikkelingen in het CE werkveld.
Procesmatig Gemeente raadplegen voor eventueel reeds uitgevoerd vooronderzoek; Raamcontract met CE certificaathouder die het vooronderzoek kan verdedigen wanneer het in twijfel getrokken wordt; Geef gegevens mee van eerder geroerde grond; PRA uitvoeren, om de meest efficiënte werkwijze t.b.v. opsporing te bepalen; Integraal benaderen, in samenwerking met milieu en archeologie; Betrek RISNET van CROW bij het opzetten van de database; Bij het uitvragen van een onderzoek formuleer een duidelijk doel: bijvoorbeeld veiligheid en productie. Wanneer de kwaliteit van het vooronderzoek niet voldoende blijkt te zijn, meld dit aan de Tüv en CCvD OCE; Zorg dat de regelwetgeving niet om de 5 jaar verandert, hierdoor ontstaan situaties die vertraging oplevert en kostenverhogend zijn. Maak gebruik van de CROW publicatie “Effectief omgaan met risico’s -van denken naar doen-”.
Vervolgonderzoek Naar de meest voorkomende CE/ontstekers; Naar de gevoeligheid van de meest voorkomende ontstekers; Mogelijkheden van MAGPI om data te verzamelen; Naar het opzetten van een onderlinge waarborgmaatschappij (OWM) waarbij de kosten van RWS, waterschappen, pro rail en gemeenten zijn gebundeld; Naar het systeem tussen SVW/VEO/Stichting examinering OCE/ Certificaathouders/Tüv.
Pagina 99 van 121
5.2
Discussie
In deze paragraaf worden de getrokken conclusies getoetst op betrouwbaarheid. Hierbij wordt ingegaan op de gehanteerde onderzoeksmethodiek. Bij aanvang van het onderzoek is rekening gehouden met een aselecte selectie van RWS projecten. In voorliggend onderzoek is besloten om de projecten te bepalen in overleg met de klankbordgroep. Door de beperkte omvang van de onderzochte projecten kunnen geen harde conclusies getrokken worden, er is ruimte voor discussie. De conclusies zijn grotendeels gebaseerd op de resultaten van de interviews. Vanuit het doel van het onderzoek is inzicht gekregen in de kwaliteit van de CE onderzoeken en de mate waarin sprake is van daadwerkelijk aantreffen van CE in Rijkswaterstaat (RWS) projecten. Het resultaat van het onderzoek is geen nieuw kader, evenmin lost het rapport het probleem op, maar het kan zeker bijdragen tot een oplossing. Het onderzoek kan een basis zijn waaruit een dialoog kan plaatsvinden om de kennis op het gebied van CE te vergroten. De SWOT analyse is o.a. opgesteld door gebruik te maken van de interviews. In een vervolgstudie is het aan te raden om in een workshop met alle cruciale stakeholders een aanvullende SWOT analyse uit te voeren. Hierdoor wordt transparantie gecreëerd en is de kans dat SWOT karakteristieken over het hoofd worden gezien geminimaliseerd. Bij de voorgestelde werkwijze aan de hand van de gebeurtenissenboom bestaat de kans dat er onzekerheid op onzekerheid gestapeld wordt. Hierdoor is het mogelijk dat de risico analyse geen veranderingen in het proces teweeg brengt. Het geeft echter wel meer inzicht in de risico’s die men als werknemer in een verdacht gebied loopt. Uiteindelijk blijft er altijd een kans bestaan de er een ongeval plaatsvind. Daarnaast dient in het achterhoofd gehouden te worden dat het niet leid tot een zwaar bureaucratisch proces. Het is daarom van belang van te voren een degelijke database op te stellen, waarbij alleen benodigde informatie wordt opgeslagen. Vanuit recente ontwikkelingen (Fukushima, schaliegas) blijkt dat met behulp van een risico gestuurde methode niet altijd alles onderbouwd en gemodelleerd kan worden. Er blijft altijd ruimte voor onvoorziene faalmechanismes en kan de betrouwbaarheid van het model in twijfel worden getrokken. Deze ontwikkelingen kunnen tevens als gevolg van bijvoorbeeld een ongeval plaatsvinden bij een risico gestuurde methode naar CE.
Pagina 100 van 121
6. Reflectie Het afstuderen bij RWS heb ik als erg prettig ervaren, iedereen maakt tijd voor je vrij als je een vraag hebt. Hierdoor is het mogelijk vele personen binnen de organisatie te betrekken bij het onderzoek. In de afgelopen periode heb ik ervaring opgedaan in het opzetten van een onderzoek. Hierbij kwamen verschillende competenties naar voren zoals: communiceren, analyseren van proces/product, beargumenteren m.b.v. literatuur, technische kennis. Verschillende elementen uit de colleges zijn toegepast, o.a.: Risico management, schaduwprijzen, betalingsmethodieken, scenario-analyse, SWOT analyse en stakeholderanalyse. Deze voorafgaande kennis heeft mij erg geholpen met het opzetten van het onderzoek. Het was erg interessant om vanuit de opdrachtgevers rol naar het probleem te kijken. Vanuit dit perspectief kon naar het gehele proces gekeken worden, van verkenning tot uitvoering. Daarnaast is in het CE werkveld nog veel ruimte voor verbetering, wat het onderwerp echt interessant maakt om te analyseren. In eerste instantie was ik van gedachte dat CE een verouderd onderwerp was dat al grotendeels opgeruimd is in de afgelopen 70 jaar. Echter bleek dat bij elk project er wel tijd en geld aan besteed wordt. Daarnaast bleek de situatie complexer dan ik in eerste instantie had verwacht. Vanuit verschillende rollen spelen diverse belangen, die in sommige gevallen elkaar versterken of juist tegen werken. Doordat CE een specialistisch onderwerp is, blijkt er een kleine groep van experts te zijn die de kennis in huis heeft. Dit maakt het lastig om een onafhankelijke partij te vinden die over de werkwijze kan oordelen. Wanneer ik nogmaals het onderzoek zou doe, zou ik starten met het organiseren van een kick-off meeting met alle stakeholders. Bij een dergelijke meeting komen snel de wensen en onderliggende frustraties naar boven in het werkveld. Wanneer dit vanaf het begin af aan bekend is kan er concreet gezocht worden naar mogelijke oplossingen. Echter was in het begin van het onderzoek nog niet bekend wie alle stakeholders in het proces zijn en wie hiervan de contactpersoon is. Bij een eventuele vervolgstudie zou dit wel mogelijk zijn, nu de meeste contactpersonen bekend zijn. Na elk interview heb ik een verslag gemaakt en deze ter goedkeuring naar de geïnterviewde gestuurd. Dit bleek erg goed te werken. In sommige gevallen werd er nog een flinke toevoeging behaald door dit proces te volgen. Tijdens het onderzoek ben ik tegen een aantal problemen aan gelopen, zoals het selecteren van de projecten en het verwerken van de enquête resultaten. Het selecteren van de projecten zou plaatsvinden, door goed verlopen en minder goed verlopen projecten systematisch te vergelijken. Wat goed en minder goed verlopen projecten zijn bleek moeilijk te bepalen, daarom is ervoor gekozen om in samenspraak met de klankbord groep 6 projecten te selecteren. De resultaten uit de enquête om de omvang van de situatie te bepalen moesten verwerkt worden in een statistiek softwarepakket, dit was niet direct voorhanden. Dit is opgelost door een aantal keer via de TU Delft SPSS te gebruiken. In de onderzoeksstrategie is het toetsen van het nieuwe kader opgenomen, dit is echter niet aan het einde van het onderzoek gedaan. Het toetsen van het nieuwe kader is parallel aan dit onderzoek verricht. In tussentijdse overleggen zijn verschillende voorstellen gedaan om het kader te verbeteren. Doordat de afronding van het nieuwe kader CE samen valt met dit onderzoek, is het niet mogelijk om het definitieve kader te toetsen. Pagina 101 van 121
7. Geciteerde werken Hoefsloot, N., & de Pater, M. (2011, 09 7). Overzicht Effecten Infrastructuur (OEI). Opgeroepen op 06 12, 2013, van Rijkswaterstaat: http://www.rijkswaterstaat.nl/zakelijk/economische_evaluatie/overzicht_effecten_infrastru ctuur/indirecte_effecten/ Ackerman, C. T., & Jordan, M. C. (1994). The need for unexploded ordnance remediation technology. Alexandria, Virginia: Institute for defense analyses. Anemaat, W. (2012). Borging veiligheid in prestatiecontracten. Utrecht: Rijkswaterstaat. Bakker, R., Leurs, B., & van de Lustgraaf, R. (2007). Specifieke uitkeringen van het rijk: alternatieve financieringsmogelijkheden getoets aan de hand van de bommenregeling. Utrecht: Andersson Elffers Felix. Ballast, M. (2012, Maart 14). Baseline 2012. Opgeroepen op April 15, 2013, van Intranet Rijkswaterstaat: http://corporate.intranet.rws.nl/projecten/overig/baseline_2012/ Beckers, J., & de Bruijn, K. (2011). Slachtofferrisico's Waterveiligheid. Deltares. Bergman, K. (2013, Mei 3). Interview EOD. (M. Dijkstra, Interviewer) BG consulting. (2013). Voorstel RWS. Blokvoort, J. (2010). Congres OCE 2010. Opgeroepen op Maart 7, 2013, van Vereniging voor Explosieven Opsporing: http://www.explosievenopsporing.nl/site/media/Lezing.Vooronderzoek%20Blokvoort.pdf Bosch, G. j. (2013, april 2). Interview Deventer Ijselfront. (M. Dijkstra, Interviewer) Brassinga, H., & al, e. (2011). Risico gestuurd grondonderzoek. CUR. Carnell, J. (2011). Unexploded Ordnance Risk: Considering unexploded ordnance risk on and around the British Isles. Hampshire: PMSS. CBS. (2013, april 26). Gemeenterekeningen; baten en lasten naar regio en grootteklasse. Opgeroepen op juli 06, 2013, van CBS Statline: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=80485ned&D1=11,130&D2=a&D 3=17-56&D4=a&HDR=G2,G3,G1&STB=T&VW=C Centraal College van Deskundigen OCE. (2012, Juni 7). Explosieven Opsporing. Opgeroepen op Maart 18, 2013, van http://www.explosievenopsporing.nl/site/media/downloads/2SCVESEC.04463.V.gewijzigd.pdf Chapman, A. (2004). SWOT Analysis method and examples. CIRIA C681. (2009). UnExploded Ordnance, a guide for the construction industry. London UK. Crossland, D. (2008, october 14). Unexploded Bombs in Germany: The lethal legacy of World War II. Opgeroepen op Maart 7, 2013, van Spiegel online international: http://www.spiegel.de/international/germany/unexploded-bombs-in-germany-the-lethellegacy-of-world-war-ii-a-584091.html Cruyssen, C. V. (2007, december 13). Consumer Safety Service. Opgeroepen op juli 24, 2013, van FPS Economy: http://ec.europa.eu/consumers/safety/committees/wks_pres2_11122007.pdf de Bruijn, H., & ten Heuvelhof, E. (2008). Management in Networks; On Multi-Actor Decision Making,. Cornwall: Routledge. de Heer, P., Groenedaal, E., Molier, J., Peters, J., Beumer, P., van Alphen, W., et al. (2012). Dossier Risico inventarisatie en Evaluatie (RI&E). D_RIE. De Nijs, R. (2008). Vooronderzoek Conventionele Explosieven Uiterwaarden Deventer. Heerjansdam: Saricon. de Ridder, H. (2011). Legolisering van de bouw. Amersfoort. de Ridder, H., & Noppen, J. (2009). Design and Construct in Civil Engineering. Delft: TU Delft. De Weger, D. (2011). Klaver Vijf "toelichting checklist monitoring veiligheid in RWS-projecten". Utrecht: Rijkswaterstaat. Doratli, N. (2004). An analytical methodology for revitalization strategies in historicurban quarters. In N. Doratli, Cities (pp. 329-348). Elsevier.
Pagina 102 van 121
EOD. (sd). Explosieven Opruimingsdienst Defensie. Opgeroepen op maart 7, 2013, van Defensie: http://www.defensie.nl/landmacht/eenheden/explosieven_opruimingsdienst_defensie/ Feige, E. L. (1994). The transition to a Market Economy in Russia: Property Rights, Mass Privatization and Stabilization. Alexander: Routledge. Feitz, P. (2013, februari 18). Design en Construct. Opgeroepen op april 16, 2013, van Intranet IenM. Fine, W. (1971). Mathematical evaluations for controlling hazards. White Oak: Naval Ordnance Laboratory. Gardner, J., Rachlin, R., & Sweeny, H. (1986). Handbook of strategic planning. Hoboken NJ: John Wiley & Sons Inc. Gemeente Arnhem. (2009). Handleiding “Omgaan met conventionele explosieven uit de 2e Wereldoorlog binnen de gemeente Arnhem” tijdens grondroerende werkzaamheden. Arnhem: Gemeente Arnhem. Gulijk, C. v. (2012). Introduction to safety science. Delft: TU Delft TBM/ Safety Science Group. Gunsteren, L. (2011). Stakeholder-oriented project management. Amsterdam, Netherlands: IOS press. Haan, M. M., Jonkers, M. C., & Hubregtse, H. (2011). Beleid CE Middelburg "Conventionele explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog" . Middelburg. HSE. (2001, December 13). Principles and guidelines to assist HSE in its judgements that duty-holders have reduced risk as low as reasonably practicable. Opgeroepen op juli 08, 2013, van Health and Safety Executive: http://www.hse.gov.uk/risk/theory/alarp1.htm#P104_13278 Ijsselfront. (2013, april 2). Ervaring Werkwijze. (M. Dijkstra, Interviewer) ISO. (2013). Certification. Opgeroepen op 06 17, 2013, van ISO: http://www.iso.org/iso/home/standards/certification.htm Jansen, J. (2013, Maart 14). Contractbeheersing. Opgeroepen op Maart 18, 2013, van http://intranet.minienm.nl: http://intranet.minienm.nl/ondersteuning/inkoop/inkoopspecialist/gww/contractbeheersing _scb/ Katzsch, M. (2009). Methodik zur systematischen Bewertung von Gefahren aufgrund von Bombenblindgängern aus dem Zweiten Weltkrieg am Beispiel der Stadt Oranienburg. Berlin: Technischen Universität Cottbus. Kinney, G., & Wiruth, A. (1976). Practical risk analysis for safety management. California: Naval Weapons Center. Koch, M. (2007). International conference UXO. Berlijn. Kroon, E. (2013, mei 17). Gesprek TNO gevoeligheid CE. (M. Dijkstra, Interviewer) Kroon, E., & van Ham, N. (2012). Analyse en advies met betrekking tot potentiële WOII blindgangers in de Zwolse wijk Holtenbroek. Rijswijk: TNO. Krull. (2007, April 19). Kampfmittelbeseitigung in der DDR, besonders Oranienburg. Stahnsdorf. (M. Katzsch, Interviewer) Ladiges, M. (2013, juni 11). Gesprek gemeente Amersfoort (coordinator platform blindgangers). (M. Dijkstra, Interviewer) Lambrecht, R. (2007). Zwischen Berufung und strenger Pflicht. Geschichte des. Potsdam: Knotenpunkt-Verl. Lamé, F., & Westerhof, R. (2004). Duizend bommen en granaten! TNO-NITG Informatie, 4. Leijten, M. (2011). Process Management. Opgeroepen op 10 01, 2012, van Blackboard: www.blackboard.tudelft.nl Maas, G. v. (2013, mei 29). Gesprek N61. (M. Dijkstra, Interviewer) Mandl, U., Dierx, A., & Ilzkovitz, F. (2008). The effectiveness and efficiency of public spending. Brussel: European Commission. Ministerie van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties. (2009, juli 6). Intrekking bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006. Den Haag, Nederland: Minbzk. Pagina 103 van 121
Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2011). Tracébesluit N61 Hoek - Schoondijke. Utrecht: Rijkswaterstaat. Ministry of Defence R.A.F. (1946). The operational accuracy of 2nd T.A.F. Fighter/bomber and R/p aircraft. Kew Richmand Surrey: The national archives. MTMDawn. (2013, Juni 7). Gesprek MTM Dawn: gevoeligheid CE. (M. Dijkstra, Interviewer) NEN. (2009). NEN 5725 Bodem - landbodem - strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek. Delft: Nederlands Normalisatie-instituut. OECD. (2007). Public spending efficiency: instituational indicators in primary and secondary education. Economic Department Working Paper, No 543. Opheij, W. (2013). Indicatoren voor een goede samenwerking. Opgeroepen op juli 23, 2013, van Twynstra Gudde kennisbank: http://www.twynstraguddekennisbank.nl/KB/Kennisbankhomepage/1302-Samenwerken--Allianties/1301-Verbinden-van-belangen/1307-Indicatorenvoor-een-goede-samenwerking.html Overheid. (2012, 04 07). Artikel 4.17e. Opgeroepen op 08 21, 2013, van Wetten.nl: http://wetten.overheid.nl/BWBR0008587/Hoofdstuk4/Paragraaf42b/Artikel417e/geldigheid sdatum_04-07-2012 Oxford University Press. (2013). The world's most trusted dictionaries. Opgeroepen op Mei 14, 2013, van Oxford dictionaries: http://oxforddictionaries.com/definition/english/process Paalman, E. (2009, Februari 23). Ondergrondse kabels en leidingen. Opgeroepen op April 17, 2013, van Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten: beantwoording kamervragen van het lid Van der Vlies (SGP): http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ondergrondse-kabels-enleidingen/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2009/02/23/wet-informatieuitwisseling-ondergrondse-netten-beantwoording-kamervragen-van-het-lid-van-der-vliessgp.html Picatinny Arsenal. (1942). Technical Report: Study on the action of Lead Azide on Copper. Technical group, Chemical Department. Riel, A. v. (2013, mei 25). Gesprek Reaseuro. (M. Dijkstra, Interviewer) Rijkswaterstaat. (2011). Kader Systeemgerichte Contractbeheersing (SCB) ‘high trust, high penalty’. Utrecht: Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat. (2013, februari 28). Ondernemingsplan 2015. Opgeroepen op maart 7, 2013, van Intranet Rijkswaterstaat: http://corporate.intranet.rws.nl/Organisatie/Ondernemingsplan_2015 Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart. (2009, mei 7). Archeologie. Opgeroepen op juli 22, 2013, van Intranet Rijkswaterstaat: http://vpr.intranet.rws.nl/ProjectDirectory/Ruimte%20voor%20de%20Rivier/Project%20Doc umenten/Leidraad%20Archeologie%20en%20infrastructuur.pdf Rijkswaterstaat. (sd). Geschiedenis van Rijkswaterstaat in vogelvlucht. Opgeroepen op Februari 11, 2013, van Rijkswaterstaat: http://www.rijkswaterstaat.nl/over_ons/missiekerntaken/historie_rijkswaterstaat/ Rijzenga, H. (sd). Platform Blindgangers. BRL-OCE. Gouda: Gemeente blindgangers. RWS, E. (2011). Risicomanagement kader - als onderdeel van projectbeheersing -. Utrecht: Rijkswaterstaat. Salland, G. (Regisseur). (2013). Bruggen en Bommen (IJsselclip 6) [Film]. Schop, G. (2012). Managementmodellen - SWOT analyse. Opgeroepen op september 4, 2013, van http://www.gertjanschop.com/modellen/swot_analyse.html Sciencedirect. (sd). Explosive Ordnance. Sciencedirect. SCVE. (2012, Maart 16). Werkveldspecifiek certificatieschema voor het systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven. Staatscourant, pp. 106-144. Smidt, O. d. (2012). Cultuurmeting veiligheid. RWS Advisafe Risk Managment . Staveren, M. v. (2013). High Reliability Organisation. Master Class RISNET (p. 26). CROW. TU Delft. (2009). Reader Infrastructure Projects: Assesment and Planning CT4760 Versie December 2009. Delft: TU Delft. Pagina 104 van 121
TU Delft. (sd). Vakgebied. Opgeroepen op september 5, 2013, van Vakgroep Veiligheidskunde TU Delft: http://www.veiligheidskunde.nl/website/domeinen/over-nvvk/vakgebied USAAF. (1947). Volume 2A - Statistical Appendix to Over-All Report (European War). Londen: United States of America. van de Wetering, T. (2007). Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven ter plaatse van het Kanaal door Walcheren. Amsterdam: T&A Survey BV. van den Berg, T., & Flinterman, M. (2012). Kader Integrale Veiligheid voor Projecten. Utrecht: Rijkswaterstaat. van der Linde, G., & van Donkelaar, J. (2012). Veiligheid in Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse. Delft: RWS. van Looij, A., Gideonse, W., Arts, J., & Topper, H. (2011). Handreiking MIRT en Markt. Utrecht: Rijkswaterstaat. van Putten, T. (2011). Kaderontwikkeling en -beheer, inrichting en werkwijze. Delft: Rijkswaterstaat. VEO, S. (2013, april 16). Downloads. Opgeroepen op juli 22, 2013, van VEO Vereniging voor Explosieven Opsporing: http://www.explosievenopsporing.nl/site/media/downloads/3VEOVOO.05667.16-04-2013.definitief.N.pdf Vereniging voor Explosieven Opsporing (VEO). (2013). Gewijzigde methode vooronderzoek OCE. Opgeroepen op 2013, van Vereniging voor Explosieven Opsporing: http://www.explosievenopsporing.nl/DOSSIERS/Vooronderzoek+OCE/Gewijzigde+methode/ Verschuren, P., & Doorewaard, H. (2011). Designing a Research Project. Den Haag: Eleven International Publishing. Vrijling, p. (1997). Kansen in de civiele techniek "deel 1: probabilistisch ontwerpen in theorie" . Gouda: CUR. Wilson, P. (2005). Efficiency in education production among PISa countries, with emphasis on transitioning economies. University of Texas: Department of Economics. Woensel, J. D. (2004, oktober). Veiligheid voor allen. Een overzicht van methoden en technieken voor het ruimen van ongesprongen explosieven (1944-2004). Nederland: Boom.
Pagina 105 van 121
8. Bijlage 8.1
Onderzoeksvragen
Welke criteria zijn relevant voor het beoordelen van de RWS projecten in Nederland t.o.v. veiligheid, kosten en planning als gevolg van CE? o Vanuit welk perspectief wordt naar de beoordeling gekeken? o Welke criteria wordt afgeleid vanuit: Veiligheid?; Komt de veiligheid daadwerkelijk in het geding? Welke risico’s zijn aanwezig? Nieuwe wetgeving?; Wat zijn de veranderingen in de wetgeving? Welke verplichtingen zijn er? Visie RWS 2015; Op welke manier wil RWS zich in de toekomst profileren? Wat betekent dit voor CE onderzoek? Explosieven opsporing?; Wat is de kans dat een verdacht object daadwerkelijk een explosief is? Is deze kans van te voren te bepalen, door locatie, grondsoort etc.? Hoe hoog is de kans dat een explosief ontploft? Voorafgaande onderzoeken?; Hebben voorafgaande onderzoeken plaatsgevonden om de richtlijnen op te stellen? Economisch opzicht?; Op welke manier worden onnodige kosten gemaakt? o Hoe denken aannemers, opdrachtgevers over de CE onderzoeken? o Hoe pakken omgevingsmanagers binnen RWS, CE op dit moment aan? Wat is de kwaliteit van de onderzochte projecten gezien de reeks opgestelde beoordelingscriteria? o Hoe kan de kwaliteit van de projecten beoordeeld worden aan de hand van de beoordelingscriteria? o Hoe zijn de projecten geselecteerd? o Wat is de score van de geselecteerde projecten? o Wat zijn de (financiële) gevolgen voor de projecten? Wat leren we van de resultaten uit de analyse van de RWS projecten, om aanbevelingen te doen over hoe je een efficiënt kader voor CE kan ontwikkelen? o Op welke manier kan het proces verbeterd worden? o Op welke wijze is het mogelijk de kwaliteit van de onderzoeksrapporten te waarborgen, zodat er geen onnodig onderzoek uitgevoerd wordt? o Is in sommige gebieden daadwerkelijk onderzoek nodig? (Pro-rail benadering)
Pagina 106 van 121
8.2
Aantal vliegtuigbommen
Figuur 42 Aantal ton maandelijks gebombardeerd in Europa (USAAF, 1947)
Pagina 107 van 121
8.3
Indicatoren Klaver Vijf
Figuur 43 Klaver vijf
Pagina 108 van 121
8.4
Hazard effectieve matrix Tabel 25 Hazard effectieve matrix
Gevaarlijke bron
karakteristieke waarde zeer hoge verdenking van een chemische ontsteking en hoge dichtheid trechter (> 750 stuks per km ²), en achterdocht punten (> 300 stuks per km ²) en verdachte gebieden Zeer hoge verdenking van VCC en hoge dichtheid trechter (≤ 750 en > 300 stuks per km ²) en Verdenking punten (≤ 300 en > 200 stuks per km ²) Resterende gebied hoge verdenking van VCC en vermoedelijke LZZ, ongeacht van trechter dichtheid Resterende oppervlak hoge dichtheid voorraadbak (> 300 per km ²), en achterdocht punten (> 200 per km ²) en verdachte gebieden lage dichtheid trechter (≤ 300 per km ² en <0 km ²) en Verdenking punten (≤ 200 per km ² en <0 km ²) geen vermoeden
karakteristieke waarde
Hazard effectieve matrix
openbare voorzieningen ruimten, uitvalswegen, winkelcentrum, station, aanbod infrastructuur
beschermde goederen apparteme Eensgezing ntsgebouw swoning en, kantoorgeb ouwen
braakliggen de terreinen, open ruimtes, landbouw, bos, meer
5
4
3
0
5
10
9
8
3*
4
9
8
7
3*
3
8
7
6
3*
2
7
6
5
2*
1
6
5
4
2*
0
1*
1*
1*
1*
Pagina 109 van 121
8.5
Framework for managing unexploded ordnance risks
Figuur 44 Engelse werkwijze voor de management van CE
Pagina 110 van 121
8.6
Gemeenterekeningen CE (CBS, 2013)
Figuur 45 Gemeentelijke kosten CE
Pagina 111 van 121
8.7
Output CE onderzoek
Waarden van een mensen leven(s) Een van de mogelijke uitkomsten van het werken met CE is het verliezen van mensen leven. Om dit onderwerp mee te nemen in de analyse dient het gekwantificeerd te worden. In de vergelijking met andere werkvelden in Paragraaf 3.6, is een voorbeeld gegeven van de wijze toegepast bij verkeersveiligheid. Dit is echter een zeer discutabele wijze van analyseren. Er zou op deze manier een markt kunnen ontstaan voor mensenlevens. Daarnaast zou een mensenleven in een derde wereld land goedkoper kunnen zijn dan in een westers land. VB. Nederlands vissersschip de Maarten Jacob ontploft door een opgeviste mijn of bom. Hierbij kwamen 3 mensen om het leven. Een gereguleerd proces had dit echter niet kunnen voorkomen. Aantal gevonden CE De output van het CE proces kan opgemerkt worden als het aantal gevonden CE. Hieraan zou een bepaalde waarde gehangen kunnen worden, doordat het veiliger is geworden. Om dit mogelijk te maken dient er een maatschappelijke grenswaarde opgesteld te worden. Eventueel zou hier dezelfde methode toegepast kunnen worden als het bepalen van de waarde van CO2 besparingen. Hierbij worden de kosten van de maatregelen die gebruikt worden om CO2 uitstoot te verminderen bepaald. Op deze manier wordt inzicht gegeven in de prijs vanwelke maatregelen toegepast dienen te worden (TU Delft, 2009). Deze wijze zou ook toegepast kunnen worden bij het bepalen van een de juiste verhouding tussen maatregelen en veiligheid. Voor deze methode is echter informatie en dialoog nodig om de veiligheidsdoelstelling en curves te bepalen. Figuur 46 Output bepaling volgens CO uitstoot 2
Aanvullend gevonden informatie naar aanleiding van het CE onderzoek(milieu/archeologisch) Er zijn gevallen bekend dat doordat er vroegtijdig gedetecteerd werd, extra informatie over de projectlocatie bekend werd. Hierdoor kon ingespeeld worden op de problematiek, zoals bij de N57.(zie Bijlage 8.9)
Overeenkomst historisch vooronderzoek/ daadwerkelijke vondst De output van een project zou ook afgeleid kunnen worden uit het ratio tussen Historisch vooronderzoek en daadwerkelijke vondst. Door hier een waarde aan te hangen, wordt inzichtelijk hoe effectief het historisch vooronderzoek daadwerkelijk is. Indirecte effecten (imago, innovatie, synergie) Als gevolg van het CE onderzoeksproces kan het zijn dat het imago van de organisatie wordt geschaad of juist verbeterd. Daarnaast is het mogelijk om te innoveren, doordat de detectiemethoden of baggermethoden verbeterd worden. Door nauwe samenwerking met andere disciplines kan er synergie ontstaan waardoor meerdere disciplines efficiënter een gezamenlijk doel bereiken. Door het steunpunt op te richten kan er gestuurd worden op de samenwerking en synergie bevorderen.
Pagina 112 van 121
8.8
Enquête technisch managers/ omgevingsmanagers
Met behulp van een enquête is de omvang van het CE probleem onderzocht. Onderstaand zijn de gestelde vragen benoemd en geanalyseerd
Aan hoeveel projecten in Nederland heeft u vanaf 2007 binnen RWS gewerkt? Bij welke projecten zijn Conventionele Explosieven aangetroffen? Heeft het projectteam in alle gevallen een vooronderzoek naar Conventionele Explosieven laten uitvoeren? Is conform de voorgeschreven werkwijze gehandeld? Bent u tevreden met de huidige werkwijze? Het vooronderzoek lat en uit voeren onder de regie van RWS en de detectie en het benaderen door de ON. Hoeveel betaalt u voor een gemiddeld vooronderzoek ter grootte van een voetbalveld (ong. 5000m2) In hoeveel procent van alle RWS projecten, denkt u dat CE wordt aangetroffen?
In onderstaand figuur is een deel van de resultaten tot nu toe weergegeven. De enquête is naar 160 kandidaten gestuurd. De verschillende interpretaties van tevredenheid is in deze enquête buitenbeschouwing gehouden.
8.8.1 Aantal projecten/ aantal aangetroffen CE Descriptive Statistics N
Minimum
Maximum
Sum
Mean
Std. Deviation
Aan hoeveel projecten in Nederland heeft u vanaf
30
1
20
182
6.07
4.218
30
0
4
25
.83
1.053
27
.00
50.00
nvt
10.5926
11.09490
2007 binnen RWS gewerkt? Bij welke projecten zijn Conventionele Explosieven aangetroffen? hoeveel procent van de RWS project denkt u dat er CE wordt aangetroffen? Valid N (listwise)
27
Bij 13,7% van de projecten is er CE aangetroffen. Dit komt redelijk overeen met de verwachting van de managers zelf, zij schatten dat bij 10,6% van de RWS projecten CE wordt aangetroffen.
Pagina 113 van 121
8.8.2 Toepassen voorgeschreven proces Is er conform de voorgeschreven werkwijze gehandeld? Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja Valid
Nee niet altijd Total
24
80.0
80.0
80.0
6
20.0
20.0
100.0
30
100.0
100.0
Heeft het projectteam in alle gevallen een vooronderzoek naar Conventionele... Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
23
76.7
76.7
76.7
Ja/Nee
1
3.3
3.3
80.0
Nee
6
20.0
20.0
100.0
Total
30
100.0
100.0
Valid
8.8.3 Percentage bekend met de prijzen van CE onderzoek Hoeveel betaalt u voor een gemiddeld vooronderzoek ter grootte van een voe... Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
?
26
86.7
86.7
86.7
1
3.3
3.3
90.0
18.000-50000
1
3.3
3.3
93.3
2500.
1
3.3
3.3
96.7
1
3.3
3.3
100.0
30
100.0
100.0
15.000 (onder water, 5-6 meter diep) Valid ca. 30.000 euro voor 30 km snelweg Total
86,7 procent van de ondervraagden is niet bekend met de prijs voor een vooronderzoek. Dit kan verschillende redenen hebben zoals: Geen tijd om het op te zoeken, verwerkt in een grotere kostenpost, laten uitvoeren door adviesbureau die het onder div raamt.
Pagina 114 van 121
8.8.4 Tevredenheid/ CE gevonden Onafhankelijke variabele Wel/niet gevonden (dichotoom) Afhankelijke variabele tevredenheid (interval) Hieruit volgt een onafhankelijke t-toets, de verwachting is dat wanneer er CE wordt aangetroffen de tevredenheid naar beneden gaat. Hypothesen H0: de tevredenheid over het CE proces is gelijk wanneer er wel of niet CE wordt aangetroffen. H1: de tevredenheid over het CE proces is ongelijk wanneer er wel of niet CE wordt aangetroffen. Group Statistics ietsgevonden
N
Mean
Std. Deviation
Std. Error Mean
Tevredenheid (Zeer tevreden -
niets gevonden
15
2.47
.516
.133
Zeer ontevreden)
CE aangetroffen
15
2.33
1.175
.303
Independent Samples Test Levene's Test for Equality of
t-test for
Variances
Equality of Means
F Equal variances assumed
Sig.
15.713
t .000
.402
Tevredenheid (Zeer Equal variances not
tevreden - Zeer ontevreden)
.402 assumed Independent Samples Test t-test for Equality of Means df
Sig. (2tailed)
Equal variances assumed
Mean Difference
28
.691
.133
19.213
.692
.133
Tevredenheid (Zeer Equal variances not
tevreden - Zeer ontevreden)
assumed Independent Samples Test t-test for Equality of Means Std. Error Difference
95% Confidence Interval of the Difference Lower
Tevredenheid (Zeer tevreden Zeer ontevreden)
Equal variances assumed
.331
-.546
Equal variances not assumed
.331
-.560
Pagina 115 van 121
Independent Samples Test t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of the Difference Upper Tevredenheid (Zeer tevreden - Zeer ontevreden)
Equal variances assumed
.812
Equal variances not assumed
.826
Interpretatie: Beschrijving: De gemiddelde tevredenheid over het CE proces onder de verantwoordelijke managers is wanneer er CE is aangetroffen 2,33 en wanneer er niets wordt aangetroffen 2,47. Beiden tussen tevreden en neutraal in. Gelijke of ongelijke varianties: met een F-waarde van 15,713 en een bijbehorende pwaarde van 0 < 0,05 (=significant), kan niet uitgegaan worden van gelijke varianties. Toetsen verschil: De t-waarde is 0,402 en bijbehorende p-waarde is 0,692>0,05. Conclusie: de t-waarde is niet significant. H0 blijft behouden. Antwoord op vraag. Er is geen relatie tussen geslacht en de tevredenheid over het proces.
Pagina 116 van 121
8.9
Projecten binnen het vooraf gedefinieerde speelveld tijd, scope en geld Binnen geld, tijd en scope: Ijsselfront- Deventer (Ruimte voor de rivieren, waterschap); A9 Badhoevedorp ( vooronderzoek in twijfel getrokken, vechtcontract); Knooppunt Hoevelaken (interessant vanwege 2 verschillende onderzoeken)
Ijsselfront – Deventer In het kader van het programma ruimte voor de rivieren worden nevengeulen aangelegd waardoor de Ijssel bij hoogwater meer ruimte krijgt. Hierdoor kan het water sneller en beter worden afgevoerd, waardoor het gebied beter wordt beveiligd tegen overstromingen. Gelijktijdig krijgt de ruimtelijke kwaliteit een krachtige impuls, door te investeren in natuur-en recreatieve waarden (Ijsselfront, 2013). Om het project veilig te realiseren dient er rekening gehouden te worden met CE. In dit project is vroegtijdig rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van CE. Allereerst is het vooronderzoek uitgevoerd waaruit bleek dat gebieden verdacht waren. Deze gebieden zijn gedetecteerd en benaderd, allemaal voorafgaand aan de daadwerkelijke werkzaamheden van het project. Nadat vastgesteld was om welk type CE het ging zijn de CE weer afgedekt en op een gunstig moment geruimd door de EOD. Door de locatie van het project vergde het veel inspanning van diverse hulpdiensten. Er is uiteindelijke veilig geruimd door tijdelijke terpen over de CE te plaatsen. A9 Badhoevedorp De A9 tussen knooppunt Raasdorp en knooppunt Badhoevedorp loopt vanaf 2018 niet meer dwars door Badhoevedorp. Hierdoor wordt de doorstroming, ruimtelijke kwaliteit en leefomgeving verbetert. Ten behoeve van de te verrichten werkzaamheden is er door RWS vooronderzoek uitgevoerd naar CE. Dit vooronderzoek is ten tijde van de BRL-OCE uitgevoerd, vandaar dat er nogmaals vooronderzoek is uitgevoerd. Hierbij zijn aanvullende bronnen geraadpleegd en is er een CE bodembelastingkaart geleverd. Als advies werd gegeven om een PRA uit te laten voeren en een detectie. Op dit moment wordt er aan het PRA gewerkt. Knooppunt Hoevelaken Om knooppunt Hoevelaken uit de file top-25 te halen, gaat RWS in het kader van het programma VERDER de doorstroming en leefbaarheid verbeteren. Om de veiligheid te waarborgen wordt er o.a. onderzoek verricht naar de te verwachten CE. Hieruit is naar voren gekomen dat er bepaalde gebieden verdacht zijn en wordt er geadviseerd een PRA uit te voeren. Aan de hand van de PRA kan dan bepaald worden welke detectiemethoden het meest efficiënt zijn. Na interviews is naar voren gekomen dat de gemeente Amersfoort ook al een vooronderzoek heeft laten uitvoeren voor de gehele gemeente. Het is erg interessant om de verschillende onderzoeken naast elkaar te leggen en de uitkomst te vergelijken. Dit kan op dit moment echter nog niet.
Pagina 117 van 121
8.10 Projecten buiten het vooraf gedefinieerde speelveld geld, tijd en/of scope Buiten geld, tijd en/of scope: Walcheren (Tijdens vooronderzoek verdacht onverdacht veranderd; kwaliteit detectie onvoldoende, objecten zweefde in het water); Zandmaas (vooronderzoek onvoldoende kwaliteit, detectie erg duur er is hier een nieuwe methode voor ontwikkeld speciaal voor dit project). N61 & N57 (middeleeuwse muur + gedempte sloot met asbest gedetecteerd) Walcheren Het kanaal door Walcheren verbindt de Westerschelde met het Veerse meer en loopt van Vlissingen via Middelburg naar Veere. RWS heeft in 1992 afgesproken het kanaal over te dragen aan de provincie. Hierbij is afgesproken dat RWS de sanering van het kanaal voor rekening zal nemen. Het kanaal is sterk vervuild met koper. De sanering dient te zorgen voor een verbetering van de waterkwaliteit en het ecosysteem. Tijdens de voorbereidingen voor het werk is er een vooronderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat het gebied verdacht is, echter is er besloten om het gebied als niet verdacht uit te voeren. Tijdens de uitvoering is het werk voorlopig stilgelegd nadat er 3 Duitse mortiergranaten (8cm) en één Engelse (10cm) zijn gevonden. Vervolgens is er detectie uitgevoerd en door een ander bedrijf benaderd, waarna bleek dat de detectie niet overeen kwam met de situatie buiten. Hierdoor kwam het voor dat er objecten in het water “zweefde”. Vooralsnog is er voor zover bekend nog geen oplossing gevonden. Zandmaas De maaswerken omvat 52 projecten, die verdeeld zijn in 3 deelprojecten (maasroute, zandmaas en grensmaas). De Zandmaas is het gedeelte van de maas tussen Maasbracht en Den Bosch. Het belangrijkste doel is de bescherming tegen hoogwater. Hierbij wordt o.a. de maas verdiept. Om de baggerwerkzaamheden veilig uit te voeren is ook hier een vooronderzoek uitgevoerd. Het eerste vooronderzoek was niet sluitend en werd er om doelmatigheidsredenen besloten de werkzaamheden regulier uit te voeren. Waarna er toch CE aangetroffen werd is er gekozen om m.b.v. een beveiligde baggerinstallatie te baggeren. In dit proces is erg veel tijd gaan zitten. De beveiligde baggerinstallatie is in samenwerking met TNO ontworpen en er zijn meerder onderzoeken uitgevoerd naar de te verwachten CE. N61 & N57 Bij de uitvoering van het CE onderzoek in oktober 2010 is een verstoring gevonden ten zuidoosten van Biervliet. Deze verstoring bleek bij nader onderzoek een groot stuk muur te zijn uit de 13e of 14e eeuw. Na overleg met RCE is een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek opgestart op locatie vindplaats 5. Er zijn ter plaatse boringen gezet vanaf de gevonden muur tot en met de aan te leggen rotonde ten zuiden van Biervliet. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek zal, in overleg met RCE, een vervolgonderzoek worden gestart. Er wordt vanuit gegaan dat de laatste fase van archeologisch onderzoek zal zijn afgerond voordat de feitelijke grondwerkzaamheden ter plaatse zullen aanvangen (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2011).
Pagina 118 van 121
8.11 Gebeurtenissenboom voor aanpakken CE Detectieonderzoek/ tijdens Vooronderzoek Gebied werkzaamheden verdacht? (Locatie gebonden)
Benaderen
Voorbeeld:
Identificeren Amerikaans Afwerpmunitie >155 mm
Engels Duits Overig
Explodeert Beschadigd Type 117
Explosief Scenario B
Explodeert onbeschadigd
Amerikaans Granaten 20 mm ≤ x ≤ 155 mm
Explodeert niet
Engels
Explodeert
Duits Overig
Explodeert niet
Beschadigd Type 119
Explodeert niet Explodeert
onbeschadigd Explodeert niet
Amerikaans
Objecten gedetecteerd
Verdacht Scenario B &D
Klein kaliber <20mm
Engels Duits Overig
Ongevaarlijk object Scenario D Geen objecten gedetecteerd
Amerikaans Afwerpmunitie >155 mm Voorgenomen werkzaamheden
Engels Duits Overig
Explodeert Beschadigd Type 117
Granaten 20 mm ≤ x ≤ 155 mm
Explodeert onbeschadigd
Amerikaans Spontane vondst verdacht object Scenario C
Explodeert niet
Engels
Explodeert
Duits Overig
Explodeert niet
Beschadigd Type 119
Explodeert niet Explodeert
onbeschadigd Explodeert niet
Amerikaans
Niet verdacht Scenario A & C
Klein kaliber <20mm
Engels Duits Overig
Ongevaarlijk object Geen objecten aangetroffen Scenario A
8.12 PRA procedure Kanaal door Walcheren (van de Wetering, 2007) De risicoanalyse van het vooronderzoek is een inventarisatie en evaluatie van de risico’s voor het toekomstige gebruik van de grond en de vermoedelijke ligging van CE. De risicoanalyse dient als basis voor de eventueel uit te voeren opsporingswerkzaamheden van CE. De definitieve afbakening van het opsporingsgebied kan op basis van de risicoanalyse worden vastgelegd. De risicoanalyses detectie en benadering betreffen een inventarisatie van de risico’s die zich tijdens detectie en benaderingswerkzaamheden kunnen voordoen voor medewerkers en omgeving. Op basis hiervan kunnen veiligheidsmaatregelen worden genomen om de risico’s te verminderen. Er is gebruik gemaakt van het inschalen van de kans op aanwezigheid van explosieven in het onderzoeksgebied (K), de kans dat men in aanraking komt met aanwezige explosieven bij het geplande gebruik of de geplande werkzaamheden (B) en het effect van een eventueel ongeval (E). Aan de hand hiervan wordt een risicowaarde bepaald die het advies met betrekking tot eventuele vervolgstappen bepaalt (van de Wetering, 2007) K-waarde Kans op aanwezigheid explosieven binnen het gebied 10 Kan verwacht worden, bijna zeker (80-100%) 6 Goed mogelijk (20-80%) 3 Ongewoon, maar mogelijk (10-20%) 1 Onwaarschijnlijk (5-10%) 0,5 Denkbaar, maar zeer onwaarschijnlijk (1-5%) 0,2 Praktisch onmogelijk (0,1-1%) 0,1 Bijna niet denkbaar (<0,1%) B-waarde
Kans op contact met explosieven bij geplande toekomstige werkzaamheden en gebruik Voortdurend Regelmatig (dagelijks Af en toe (wekelijkes) Soms (maandelijks) Zelden (enkele keren per jaar) Zeer zelden (<1 maal per jaar)
10 6 3 2 1 0,5 E-waarde 100 40 15 7
Maximale grootte van de mogelijke (letsel-)schade bij ongeval Catastrofaal Ramp, verschillende doden Zeer ernstig, één dode Aanzienlijk, ernstige verwondingen, permanente arbeidsongeschiktheid Belangrijk, werkonderbreking, letsel met verzuim Betekenisvol, BHV kan nodig zijn, letsel zonder verzuim of hinder
3 1
Risico waarde >320 160-320 70-160 20-70 0<20
Risico niveau V IV III II I
Risico en advies Zeer hoog risico, detectie onderzoek Hoog risico, detective onderzoek Wezenlijk risico, detective onderzoek Mogelijk enig risico, werkprotocol Zeer licht risico, geen verdere actie noodzakelijk
Pagina 121 van 121