Voorwoord Het idee voor het maken van een praktijkprotocol over ADHD voor leerkrachten is ontstaan uit de vraag van de Bisschop Ernstschool te Goes. Een protocol voor leerkrachten die tegenwoordig steeds vaker te maken krijgen met problemen in de klas waar ze niet goed raad mee weten. In dit geval de aandachtsstoornis ADHD. Er is al veel over geschreven en vanuit al deze literatuur hebben wij een praktijk gericht protocol samengesteld. Bij het samenstellen van dit protocol zijn we uitgegaan van een leerkracht die een kind met ADHD in zijn klas krijgt en daar weinig ervaring mee heeft of als aanvulling op de eerder opgedane kennis. Ook hebben we gekeken naar de maatschappij waarin wij leven. Leerkrachten die het vandaag de dag allemaal druk hebben en niet de kans zien om zich in te lezen in problemen komen we met dit protocol tegemoet. Wij wilden een protocol maken dat praktijk gericht is. Het moest makkelijk te lezen zijn en handelingsadviezen en ideeën bevatten waardoor de leerkracht meer inzicht krijgt in het probleem van het individuele kind en uitzicht heeft op oplossingsmogelijkheden. Indien u dit gehele protocol toch nog te uitgebreid vindt, kunt u de verkorte versie raadplegen. We hopen dat u een zorgzame leerkracht wordt voor een ADHD kind, zodat deze zich wanneer er problemen zijn, zich competent kan voelen in zijn schoolomgeving en daarbuiten. Mieke Schipper Sarah Braamse Mariëlle Kraaijenbrink
Protocol ADHD!
Page 1 of 1
Inleiding Kinderen met ADHD kunnen een zorgwekkende groep vormen die speciale aandacht van ouders maar ook van leraren vergt. Bij sommige kinderen zal de diagnose al gesteld zijn bij andere kinderen zijn er vermoedens. Ondanks het behandelen met medicatie blijft het moeilijk om een kind met de aandachtsstoornis ADHD in de klas te hebben. Echter kun je het ook als een uitdaging beschouwen. Over de oorzaken van ADHD tast de wetenschap nog in het duister. Of het nu erfelijk of neurologisch bepaald is met dit protocol kan een kind met ADHD beter begrepen en daardoor ook geholpen worden door de leraar. Nu is het niet zo dat met het volgen van de handelingsadviezen de problemen verdwijnen, het kan wel houvast bieden. Geen enkel kind is hetzelfde en daarom zul je zelf een selectie moeten maken van het geschikte en ongeschikte aan adviezen en ideeën. Als er wordt verwezen naar materialen, denk aan bijvoorbeeld contracten, kun je deze vinden in de bijlage. Het is niet noodzakelijk om deze specifieke materialen te gebruiken. Deze kunnen ook naar eigen ideeën en wensen gemaakt worden. Het bieden van houvast is niet alleen belangrijk voor een kind met ADHD, maar ook voor de leraar. Daarom hebben wij gekozen voor een logische opbouw die houvast kan bieden voor de leraar en de leerling. Als leraar alleen bereik je niets. Het contact met de ouders is van groot belang om het kind structuur te bieden. Samen bereik je meer. Als de regels op school en thuis op elkaar afgestemd zijn is het rendement groter. De insteek van ons in dit protocol is vooral gericht op een positieve benadering. Over straffen zul je weinig terug vinden, belonen daarentegen veelvuldig. Waarom we het vooral over belonen hebben is, omdat wij van mening zijn dat belonen meer effect heeft op het gedrag van een leerling dan straffen. Ook omdat de relatie tussen leraar en leerling zo belangrijk is. Zelf vinden wij ook dat een ADHD leerling al vaak te maken krijgt met negatieve aandacht van mensen die geen raad met hun gedrag weten, ook daarom vinden wij het dus belangrijk er positief tegenover te staan. Stappenplan hanteren protocol: 1. Lees hoofdstuk 1 ‘Wat is ADHD’ zodat je inzicht krijgt in de aandachtsstoornis en goed weet wat ADHD inhoud. 2. Het koppelen van kenmerken aan het gedrag van de leerling door een selectie te maken uit hoofdstuk 2 ‘Kenmerken van ADHD’. 3. Door gebruik te maken van de bijgevoegde observatie- en signaleringslijsten kun je bekijken hoe vaak het gedrag zich voordoet en wat de eventuele oorzaak daarvan zou kunnen zijn. Blijkt uit de lijsten dat er echt sprake zou kunnen zijn van ADHD ga dan een gesprek aan met de ouders. Zie hierover hoofdstuk 3 ‘Diagnose ADHD’ en hoofdstuk 4 ‘Ouders van ADHD-kinderen’. 4. Uit hoofdstuk 6 ‘Handelingsadviezen voor de leerkracht’ en hoofdstuk 7 ‘Klasseninrichting’ kun je tips en oplossingsmogelijkheden selecteren die aansluiten bij de eerder gevonden kenmerken van de leerling. 5. Het uitproberen van de gekozen aanpak eventueel met behulp van de bijgevoegde materialen. Zie bijgevoegde bijlagen met handleidingen van de verschillende aanpakken.
Protocol ADHD!
Page 2 of 2
Inhoudsopgave Voorwoord................................................................................................................. 1 Inleiding..................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave.......................................................................................................... 3 Hoofdstuk 1 Wat is ADHD (Attention Dificit Hyperactivity Disorder)?......................... 5 1.1 Aandachts- en concentratietekort .................................................................... 6 1.2 Impulsiviteit...................................................................................................... 6 1.3 Hyperactiviteit.................................................................................................. 6 1.4 Niet altijd ADHD. ............................................................................................. 6 1.5 Wat is de oorzaak van ADHD? ........................................................................ 7 1.6 ADHD en co-morbiditeit ................................................................................... 9 Hoofdstuk 2 Kenmerken van ADHD ........................................................................ 10 2.1 Algemene kenmerken:................................................................................... 10 2.2 Specifieke kenmerken: .................................................................................. 12 2.2.1 Aandachts- en concentratiestoornis........................................................ 14 2.2.2 Hyperactiviteit ......................................................................................... 14 2.2.3 Impulsiviteit............................................................................................. 14 2.3 Het ADHD kind in de klas .............................................................................. 15 2.3.1 ADHD en kenmerken bij het schools functioneren .................................. 15 2.3.2 Problemen bij specifieke vakken............................................................. 16 Hoofdstuk 3 Diagnose ADHD .................................................................................. 17 3.1 Wanneer spreken we van ADHD? ................................................................. 17 3.2 Stappenplan diagnose: .................................................................................. 18 Hoofdstuk 4 Ouders van ADHD-kinderen ................................................................ 19 4.1Wat kunnen we samen doen? ........................................................................ 20 4.1.1 Regelmatig overleg................................................................................. 20 4.1.2 Maak goede afspraken over het huiswerk............................................... 20 4.1.3 Afspraken over de leerpresentaties......................................................... 21 4.1.4 Elkaar motiveren en ondersteunen. ........................................................ 21 4.1.5 Samen nadenken over medicatie............................................................ 22 4.1.6 En wat kunnen we nog meer samen? ..................................................... 22 Hoofdstuk 5 Medicatie bij ADHD ............................................................................. 23 5.1 Is ADHD te behandelen? ............................................................................... 23 5.2 Het effect van medicatie ................................................................................ 23 5.3 Waarom medicijnen bij ADHD? ..................................................................... 24 5.4 Medicijnen genezen niet ................................................................................ 24 5.5 Psychostimulantia, eerste keus ..................................................................... 25 5.6 Ritalin ............................................................................................................ 25 5.7 Concerta........................................................................................................ 25 5.8 Medicatie bij slaapproblemen ........................................................................ 26 Hoofdstuk 6 Handelingsadviezen voor de leerkracht ............................................... 27 6.1 Aandacht/ concentratie: ................................................................................. 28 6.2 Taakaanpak:.................................................................................................. 29 6.3 Impulsiviteit:................................................................................................... 31 6.4 Sociaal: ......................................................................................................... 32
Protocol ADHD!
Page 3 of 3
6.5 Je eigen leerkrachtenstijl: .............................................................................. 33 Hoofdstuk 7 Klasseninrichting ................................................................................. 35 7.1 Regels en routines......................................................................................... 36 7.2 Tafelopstelling: .............................................................................................. 37 7.3 Klaslokaal: ..................................................................................................... 38 7.4 Concentratiehoekje........................................................................................ 38 7.5 Kleuren:......................................................................................................... 39 7.6 Licht:.............................................................................................................. 40 7.7 A-symmetrie: ................................................................................................. 40 7.8 Geluid:........................................................................................................... 41 7.9 Aankleding:.................................................................................................... 41 7.10 De klasseninrichting kort samengevat: ........................................................ 41 Bijlagen, (zie insteekhoezen). Bijlage 1, contracten................................................................................................ 42 Bijlage 2, Dikke Duimen kaart/ Goed Gewerkt kaart ................................................ 43 Bijlage 3, zelfinstructiemethode............................................................................... 44 Uitleg zelfinstructiemethode................................................................................. 45 Bijlage 4, het beloningssysteem .............................................................................. 52 Beloningssysteem met fiches voor kinderen van vier tot zeven jaar .................... 52 Beloningssysteem met punten voor kinderen van acht tot en met twaalf jaar ...... 54 Bijlage 5, dagritmekaarten....................................................................................... 56 Bijlage 6, interesselijst............................................................................................. 57 Bijlage 7, mini kaartjes ............................................................................................ 58 Bijlage 8, observatieformulier gedrag ...................................................................... 59 Vragenlijst omgevingsfactoren concentratie ........................................................ 60 Bijlage 10, DSM-IV lijst............................................................................................ 62 Bijlage 11, ‘klavertje vier’......................................................................................... 63 Bijlage 12, literatuurlijst ........................................................................................... 64
Protocol ADHD!
Page 4 of 4
Hoofdstuk 1 Wat is ADHD (Attention Dificit Hyperactivity Disorder)? (Aandachts- Tekort- Stoornis met hyperactiviteit) Kinderen met ADHD hebben moeite om prikkels te combineren. Het bijsturen van het gedrag is een probleem. Dit komt omdat het verbindingscentrum in de hersenen (corpus callosum) kleiner is dan gemiddeld. Er is echter geen standaard grootte voor dit gedeelte van de hersenen, waardoor er geen ‘standaards’ zijn om ADHD vast te stellen. Dit moet per kind bekeken worden. Er zijn bij ADHD drie hoofdkenmerken: Aandachts- en concentratietekort Hyperactiviteit Impulsiviteit Deze drie hoofdkenmerken kun je in drie verschillende variaties tegenkomen. Zo heb je ADHD met alleen een stoornis in de aandacht, dus niet in de hyperactiviteit en impulsiviteit. Dit heet ook wel ADD (Attention Deficit Disorder without Hyperactivity). ADD wordt niet snel herkend bij kinderen, omdat zij immers geen storend gedrag vertonen. Toch presteren deze leerlingen vaak onder niveau. Dat levert problemen op in het zelfvertrouwen en dus zitten kinderen met ADD vaak niet lekker in hun vel. Daarnaast heb je ook een vorm waarbij alleen hyperactiviteit en impulsiviteit een rol spelen, maar geen aandachtstekort. Tot slot heb je een combinatie van de drie hoofdkenmerken, dat is ADHD en daar gaan we het hier verder over hebben.
Protocol ADHD!
Page 5 of 5
1.1 Aandachts- en concentratietekort Kinderen met ADHD hebben moeite om hun aandacht te richten en vast te houden. Ze hebben moeite om de belangrijke prikkels van de onbelangrijke prikkels te scheiden. Met prikkels bedoelen we alles wat we met onze zintuigen waarnemen; alles wat we horen, zien, ruiken, voelen en proeven. Het lijkt of al die prikkels even sterk doorkomen. Dus als je als leerkracht iets aan het uitleggen bent, hoort/ziet dit kind ook de buurman die zit te spelen, een jongetje wat door de gang loopt of hij ziet een vogel buiten een waterbadje nemen. Toch moet hij zich wel richten op de uitleg en dat is erg moeilijk. Echter, sluit een kind met ADHD nooit af van prikkels, ze hebben deze juist nodig om de aandacht ergens op te richten. Heeft hij geen prikkels meer dan is de kans groot dat hij gaat zitten dromen of andere manieren vindt om zich te ‘vermaken’.
1.2 Impulsiviteit Kinderen met ADHD zijn vaak erg impulsief. Ze geven vaak antwoord voordat de vraag gesteld is, ze lopen of springen zomaar van hun stoel of ze geven andere kinderen een klap, voordat ze het zelf in de gaten hebben. Ze voeren de gevolgen eigenlijk allemaal uit vóór ze erover nadenken. Uiteraard hebben deze kinderen daarom meer moeite met het uitvoeren van taken en de omgang met anderen. 1Vaak zijn kinderen met ADHD daardoor ook niet de meest geliefde kinderen in de klas ( let wel, dit is niet altijd het geval!). Door dit kind kan een ander kind zich namelijk niet concentreren in de klas en door hem is het moeilijker om in de klas of op het schoolplein met de hele klas iets leuks te doen.
1.3 Hyperactiviteit Hyperactief is een relatief begrip. In de Van Dale staat het omschreven als ‘overactief’ of ‘al te actief’. Voor iedere leerkracht is dit anders. Wat de één ziet als ‘gewoon’, ziet de ander als ‘actief’. Toch vallen ADHD-kinderen vaak op door de overbeweeglijkheid, ze zijn lichamelijk hyperactief. Ze voelen dit zelf als ‘onrust van binnen’ of ‘mijn hoofd barst’. Ze kunnen gewoon niet stilzitten. Het moeilijke aan ADHD vindt men vaak dat de kinderen niet áltijd druk of snel afgeleid zijn. 2Ze kunnen zich vaak wel concentreren op hun hobby: een spannende film, de computer of buitenspel. Dat interesseert ze, maar helaas is dit niet vaak het schoolwerk! Dus kinderen met ADHD kunnen zich wel concentreren, maar het kost ze veel meer inspanning en energie. 1.4 Niet altijd ADHD. Bij aandachts- en concentratiestoornissen en hyperactiviteit hoeft niet altijd sprake te zijn van ADHD. Ook leermoeilijkheden, gezins- en gezondheidsproblemen kunnen oorzaken zijn van druk en chaotisch gedrag. We spreken dan niet van ADHD, al kunnen er wel symptomen van ADHD voorkomen in dit gedrag.
1 2
Barkley Barkley, 2001
Protocol ADHD!
Page 6 of 6
1.5 Wat is de oorzaak van ADHD? De oorzaak van ADHD is (nog) niet duidelijk. Men denkt dat meerdere factoren een rol spelen. Zowel erfelijk, neurologisch als omgevingsfactoren. Het komt vaak voor dat ouders op zoek gaan naar hulp en dat vader merkt dat hij vroeger dezelfde problemen had. In 25% van de gevallen heeft ook een eerstegraads bloedverwant symptomen van ADHD. Erfelijkheidstheorie: De erfelijkheid is door vele studies onderzocht en men kwam allen tot dezelfde conclusie, namelijk dat het inderdaad erfelijk is. 3Het is zelfs gebleken dat een kind met ADHD 500% kans heeft dat er iemand in zijn familie ook ADHD heeft. Als een kind dat deel uitmaakt van een tweeling ADHD heeft, is de kans 80 tot 90% dat het andere kind dit ook heeft. Maar wat houdt geërfd nu eigenlijk in? Wetenschappers voeren nu studies uit waarbij alle leden van een gezin met een kind met ADHD worden getest om te bepalen hoe de stoornis van de ene generatie op de andere wordt overgedragen. Is er één gen bij betrokken of meerdere? Is het geslachtsgebonden? Kan men vaststellen of de genen op een bepaalde chromosoom liggen? Kan er een bloedonderzoek worden ontwikkeld op de basis waarvan kan worden bepaald wie het risico loopt de stoornis te ontwikkelen? Het is heel goed mogelijk dat deze vragen binnen tien jaar worden beantwoord. Het feit dat er al een gen ontdekt is, dat verantwoordelijk is voor de stoornis, is een veelbelovende stap in de goede richting.4 Sociale theorie: Met omgevingsfactoren die een rol spelen, bedoelen we alle omstandigheden tijdens zwangerschap, de geboorte en de latere ontwikkeling van een kind. Dit alles kan een blijvende verandering veroorzaken in de ontwikkeling van de hersenen. Ook kunnen ADHD-problemen begonnen zijn na een ernstige infectieziekte, zoals hersenvliesontsteking. ADHD kan ook aangeleerd worden door de omgeving. Dit wordt ook wel sociale ADHD genoemd, dat komt door storende invloeden: stress, angst, emoties, problematische opvoedingssituatie of overbeweeglijkheid van de ouders kan ADHD-gedrag verergeren. In geen geval wordt het probleem versterkt door overgevoeligheid voor bepaalde voedingsstoffen.
3 4
Barkley, 2001 Barkley, 2001
Protocol ADHD!
Page 7 of 7
Neurologische theorie: De laatste tijd lees je over ADHD dat het te maken heeft met een niet goed werkend neurotransmittersysteem. Neurotransmitters zijn overdrachtsstoffen die zorgen voor verbindingen tussen hersencellen in de hersenen.Deze neurotransmitters werken in bepaalde delen van de hersenen minder goed, namelijk in de prefrontaalkwab en het limbisch systeem. De prefrontaalkwab is één van de meest ontwikkelde delen van de hersenen. Men denkt dat dit deel een belangrijke rol speelt bij aandacht en concentratie, regulatie van gedrag, controle van impulsen en planning van toekomstige handelingen. Ook bij de gevoeligheid voor straf en beloning zou de prefontaalkwab een rol spelen. Het limbisch systeem beïnvloedt o.a. emotie, geheugen en motivatie. Deze theorie gebruiken wij als basis voor dit protocol.
Als je dit in het achterhoofd houdt, is het niet vreemd dat kinderen met ADHD een slechte verbinding hebben tussen de zintuigen en de delen van de hersenen waar bepaalde informatie wordt verwerkt, zodat de boodschappen niet duidelijk over komen. Men zegt wel dat de productie van neurotransmitters toeneemt naarmate je ouder wordt. Dat zou verklaren waarom een flink aantal kinderen over de klachten van ADHD heen groeit of dat de klachten afnemen.
Protocol ADHD!
Page 8 of 8
1.6 ADHD en co-morbiditeit ADHD gaat vaak gepaard met één of meer andere stoornissen: ADHD komt relatief vaak voor in combinatie met stoornissen uit het autistisch spectrum, zoals PDD-nos. (PDD is een afkorting voor Pervasive Developmental Disorder, een pervasieve ontwikkelingsstoornis) Agressief / opstandig gedrag Leerproblemen (zie ook kenmerken ADHD) waaronder dyslexie. Dat is onder meer te danken aan het opnemen van informatie, zwak probleem oplossend denken en zonder te kijken en na te denken een opdracht uitvoeren. Angst/ stemmingsstoornissen Syndroom Gilles de la Tourette Agressieve gedragsstoornissen (ODD en CD) Hechtingsstoornissen
Protocol ADHD!
Page 9 of 9
Hoofdstuk 2 Kenmerken van ADHD Onder ADHD vallen drie hoofdkenmerken, namelijk; aandachts- en concentratietekort, hyperactiviteit en impulsiviteit, waaronder verschillende gedragingen van kinderen vallen. Eerst sommen we de hoofdkenmerken op: 2.1 Algemene kenmerken: Aandachts- concentratiestoornis: Slaagt niet in aandacht voor details. Snel zijn afgeleid. Moeilijk instructies kunnen volgen. Aandacht voor een taak hebben is moeilijk. Luistert vaak niet of het lijkt alsof hij niet luistert. Volgt aanwijzingen niet op. De taak komt niet af. Kan niet goed organiseren. Vermijdt grote taken. Raakt vaak dingen kwijt. Wordt snel afgeleid. Is vaak vergeetachtig. Hyperactiviteit: Beweegt constant met handen en voeten. Wiebelen, draaien en veel friemelen. Van de ene activiteit naar het andere hollen. Staat vaak op van zijn plaats. Rent vaak rond in plaats van gewoon lopen. Kan moeilijk rustig spelen of werken aan een ontspannende activiteit. Is vaak in de weer. Praat aan één stuk door. Impulsiviteit: Gooit antwoorden eruit voor dat de vraag gesteld is. Kan niet op zijn beurt wachten. Anderen in de rede vallen. Niet luisteren naar wat anderen zeggen. Zich vaak in gevaarlijke situaties storten. Verstoort vaak anderen tijdens bijvoorbeeld een taak. Geen zelfvertrouwen door het vele falen, daardoor kan het kind een masker op krijgen, waardoor clown- of braniegedrag kan ontstaan. Om iets kleins heel boos worden. Slecht emoties kunnen beheersen.
Protocol ADHD!
Page 10 of 10
Maar ze kunnen ook: Spontaan en open zijn. Een enorme creativiteit hebben. Energiek en enthousiast zijn. Humor hebben. Gevoelig en zorgzaam zijn. Een goed inlevingsvermogen hebben. Veel van deze kenmerken komen bij alle kinderen in meer of mindere mate voor en zijn niet specifiek voor kinderen met ADHD. Bij kinderen met ADHD gaat het om een aantal kenmerken die in ernstige mate voorkomen en de ontwikkeling van het kind belemmeren. Kinderen vertonen in de verschillende ontwikkelingsfasen van de basisschool verschillende gedragingen. Hierboven zijn de algemene kenmerken beschreven. Op de volgende pagina vind je specifieke kenmerken voor leeftijdfases. Vanzelfsprekend is dat bepaalde gedragingen van een bepaald leerjaar ook terug te vinden zijn in het volgende leerjaar.
Protocol ADHD!
Page 11 of 11
2.2 Specifieke kenmerken: Zuigelingenkenmerken: Overactiviteit. Overprikkelbaarheid. Abnormale korte volgbewegingen. Peuterkenmerken: Kind is voortdurend in beweging. Niet doelgericht gedrag. Elementaire regels zijn moeilijk aan te leren. Kleuterkenmerken: Ze maken zich de gang van zaken minder snel eigen, bijvoorbeeld de regels. Thuis zijn ze vaak niet vatbaar voor een gewone opvoedkundige aanpak. Ze vallen steeds terug in dezelfde fout. Routinebezigheden zoals aankleden en wassen zijn moeilijk aan te leren. Kinderen met ADHD gedragen zich vaak niet naar de kalenderleeftijd, maar lijken vaak nog jonger. Het leren beheersen van gedrag ontwikkelt zich minder vlot. Hebben een zwakke motoriek. 2/3 van de ADHD’ers een taalstoornis die zich ontwikkelt tot een leerstoornis. Articuleren slecht. Beperkte aandachtsspanne. Emotionele prikkels en sociale druk helpen weinig om gedrag te sturen en worden gestuurd door prikkels uit de omgeving die de aandacht opeisen. Begrijpen een regel maar passen hem niet toe. Opruimen is een lijdensweg. Kenmerken basisschoolleeftijd: Ze maken zich de gang van zaken minder snel eigen, bijvoorbeeld de regels. Thuis zijn ze vaak niet vatbaar voor een gewone opvoedkundige aanpak. Ze vallen steeds terug in dezelfde fout. Kinderen met ADHD gedragen zich vaak niet naar de kalenderleeftijd, maar lijken vaak nog jonger. Het leren beheersen van gedrag ontwikkelt zich minder vlot. Hebben een zwakke motoriek. Kunnen gedachten en gevoelens niet zo gedetailleerd onder woorden brengen. Hebben moeite zich te verplaatsen in een ander kind. Ze zijn voortdurend op zoek naar stimulatie, maar hun schoolwerk stimuleert ze niet. Het kind vraagt de leerkracht de werkomgeving zo te organiseren dat de leerling minder last heeft van afleidende prikkels. Negatieve kritiek vanuit de omgeving kan tot een sociaal isolement leiden, dit mondt weer uit in emotionele problemen.
Protocol ADHD!
Page 12 of 12
Kenmerken puberteit: Eerst even een algemeen stukje over de puberteit: Omdat de puberteit steeds vroeger begint hier een stuk over ADHD en de puberteit. Deze informatie kan van toepassing zijn voor de leerkrachten van groep 6, 7 en 8. Waar draait het om bij een puber: 1. Het zoeken van een nieuwe levensweg. 2. Zichzelf kritisch onder de loep nemen en zichzelf bestuderen. 3. Leert nieuwe mogelijkheden kennen door ermee te experimenteren. Zo wordt hij met zijn eigen beperkingen geconfronteerd en leert deze te accepteren. 4. De reacties van mensen uit de omgeving zijn van groot belang, zeker wanneer het gaat om mensen die voor de puber belangrijk zijn. 5. Leren keuzes te maken en verplichtingen aan te gaan. Bijvoorbeeld in relaties en binnen de maatschappij. Kortom: Hij krijgt besef van zijn identiteit en ontwikkelt voor zichzelf een nieuwe levensstijl. Bij het puberwezen horen: grote emotionele onrust en spanningen. De ontwikkeling van kind naar volwassenen overkomt de puber. Hij probeert zich soms los te koppelen van alle ideeën van zijn ouders. Hij wil zich losmaken van hun controle, bemoeienissen enz. Daardoor kunnen in de thuissituatie ruzies en conflicten ontstaan.5
5
Bollaert, 2004
Protocol ADHD!
Page 13 of 13
Onder de verschillende hoofdkenmerken van ADHD vind je verschillende gedragingen bij pubers. 2.2.1 Aandachts- en concentratiestoornis Aandachtsspanne verbetert. Bij de gymlessen ziet hij niet in dat er een spel gespeeld wordt. Er kunnen conflicten met tegenpartij ontstaan of er is geen samenwerking met teamgenoten. Bij een leertaak registreert hij niet het verschil tussen hoofd- en bijzaak en vindt de structuur niet terug. Hij zal ook geen controle houden door bijvoorbeeld zichzelf te overhoren. Begrijpt hij iets niet bij een leertaak dan leest hij gewoon verder. Opdrachten voor de helft lezen en ze dus ook maar voor de helft maken. Onnauwkeurig te werk gaan. Bijvoorbeeld het inpakken van de schooltas: verkeerde boeken en dingen vergeten. Plannen, organiseren en vooruitkijken is heel moeilijk. Tijd lijkt soms de grootste vijand te zijn. Een afspraak bij de tandarts vergeten, geen weekplanning kunnen maken voor huiswerk. Veel tijd besteden aan huiswerk, doordat hij niet kan starten en steeds pauzes neemt. Daardoor ontstaat frustratie, omdat verwachte resultaten ondanks zijn langdurige inspanningen uitblijven. 2.2.2 Hyperactiviteit Hij zwiert niet meer met zijn ledematen in het rond, maar prutst aan hoekjes van een boek of rommelt regelmatig in een pennendoos. Bijten op vingernagels. Frunnikt aan een ander. Veel praten, voor anderen praten. 2.2.3 Impulsiviteit Dingen kopen zonder na te denken hoe duur iets is. Dus keuzes en beslissingen maken zonder na te denken over de negatieve gevolgen. Zomaar de straat oversteken als iemand hem iets toeroept. Wordt door de leerkracht teveel huiswerk opgegeven dan zal hij dat weten. Hij houdt geen rekening met gevoelens of activiteiten van een ander en dramt gewoon door met wat hij wil doen of zeggen. Hij denkt geen gezag en discipline nodig te hebben, maar toch is het belangrijk als alles duidelijk afgelijnd is. Door het botsen met gezag wil hij vaak geen hulp of begeleiding van anderen. Hij ziet dat als een vrijheidbeperking, een bevestiging dat hij niets kan. De confrontatie met zijn eigen persoonlijkheid weegt zo zwaar dat hij soms blokkeert. Daardoor ontstaan wisselende stemmingen. Hij kan mislukkingen moeilijk verwerken en raakt daardoor eerder gefrustreerd. Weinig sociale vaardigheden doordat hij wordt afgewezen door klasgenoten en dus geen vrienden maakt. Dat kan komen doordat anderen hem niet accepteren door zijn agressief of tactloos gedrag.
Protocol ADHD!
Page 14 of 14
2.3 Het ADHD kind in de klas De oorzaak van deze schoolse problematiek moet ook weer worden gezocht in de drie hoofdkenmerken van ADHD zoals in paragraaf 2.2 wordt beschreven. 2.3.1 ADHD en kenmerken bij het schools functioneren Schoolloopbaan verloopt moeizaam doordat ADHD de cijfers beïnvloeden, ze blijven vaker zitten en hebben vaker remedial teaching nodig en gaan vaker naar het speciaal (basis)onderwijs. Ongeconcentreerde werkhouding. Zijn niet gemotiveerd bezig. Maakt slordigheidfouten door de hyperactiviteit die leidt tot motorische onrust. Onrust in de klas leidt tot afwijzende reacties bij medeleerlingen en leerkracht. Naast ADHD zijn er vaak ook andere problemen zoals: gedragsproblemen, problemen in de sociaal-emotionele ontwikkeling en specifieke leerproblemen. Hebben vaak een negatief zelfbeeld (mede door het behalen van slechte prestaties).
Protocol ADHD!
Page 15 of 15
2.3.2 Problemen bij specifieke vakken Kinderen met ADHD zullen bij de hieronder beschreven zaakvakken regelmatig moeite hebben. 6Als zich problemen voordoen bij de specifieke vakken zal de leerkracht moeten nagaan wat daarvan de oorzaak is. Gaat het om tekortschietende vaardigheden of moet de oorzaak gezocht worden in de aandachts- en concentratiestoornis? Rekenen Problemen zullen zich voordoen bij het automatiseren van stof. Leren door herhaling en inslijping door ‘meer van hetzelfde’ is voor een ADHD-kind moeilijk op te brengen. Dat moeizame automatiseren leidt samen met de aandachtsconcentratiestoornis tot tempoproblemen. Oplossing: positieve waardering en een beloningssysteem. Je kunt het kind ook laten inoefenen door middel van de computer, want kinderen vinden het leuk met de computer te werken. Hierdoor wordt taakgericht gedrag extra gestimuleerd en wordt het kind gemotiveerd. Lezen Hierbij gaat het om problemen van verbale aard. Bijvoorbeeld kinderen met ADHD articuleren slecht. Daarom is het onverstandig bij het beoordelen van de leesprestaties van deze kinderen alleen af te gaan op resultaten van de AVI of ILO toetsen. Het begrijpend en verklarend lezen ligt misschien wel op een hoger niveau dan de uitslagen doen vermoeden. Oplossing: leestest die begrijpend lezen toetst zou daarom ter ondersteuning gebruikt moeten worden. Te eenvoudige leestest werkt aandachts- concentratieproblemen alleen maar in de hand. Schrijven Veel kinderen met ADHD hebben een zwakke motoriek waardoor schrijfproblemen veroorzaakt kunnen worden. Om de schrijfproblemen op te vangen, kunt u besluiten om het kind in blokletters te laten schrijven. Dit is motorisch een stuk eenvoudiger voor de leerling. Oplossing: Remediërende schrijfprogramma’s kunnen het kind en de leerkracht behulpzaam zijn bij de oplossing van deze problemen. Ook kunnen problemen door de aandachts- en concentratiestoornis worden veroorzaakt. Het is daarom beter 7 keer 2 regels te schrijven dan 2 keer 7.
Kortom Het is voor een ADHD-kind niet eenvoudig zijn schoolse periode zonder kleerscheuren te doorlopen. Dat vraagt van de school aanpassing van de onderwijskundige aanpak om tegemoet te komen aan de behoeften van het kind.
6
Barkley, 2001
Protocol ADHD!
Page 16 of 16
Hoofdstuk 3 Diagnose ADHD 3.1 Wanneer spreken we van ADHD? Er is geen eenvoudige test of simpel onderzoekje om ADHD vast te stellen. Er is juist veel kennis en ervaring voor nodig om dit te kunnen vaststellen. Het is erg belangrijk om te kijken hoe de stoornis de ontwikkeling van het kind beïnvloedt: welk effect heeft ADHD op het leergedrag, het gedrag thuis en op school en het omgaan met emoties? De meest ernstige vorm van ADHD komt voor bij één procent van de kinderen en jongeren. Twee tot vier procent heeft last van een minder ernstige vorm. Hoe vaak ADHD bij volwassenen voorkomt, is niet bekend. Men schat dat ongeveer de helft van de kinderen die de diagnose ADHD heeft gekregen op volwassen leeftijd nog last heeft van één of meer symptomen. ADHD komt veel vaker voor bij jongens dan bij meisjes.7 De school is vaak een goede plaats om ADHD op te sporen (signaleren) en te onderzoeken (diagnosticeren). Deze kan echter nooit bevestigen dat een kind ADHD heeft. Belangrijke hulpmiddelen hierbij zijn: vragenlijsten systematische observatie in de klas of op de speelplaats gesprekken met belangrijke anderen uit de omgeving van het kind bestudering van het schriftelijk werk huisbezoek
7
Barkley, 2001
Protocol ADHD!
Page 17 of 17
3.2 Stappenplan diagnose: 1. Observeer eerst het gedrag van de leerling. Dit kan door middel van een observatielijst. Een voorbeeld van zo een lijst kunt u vinden onder bijlage 8. Het is bij deze lijst de bedoeling dat er geturfd wordt. Per les kunt je turven hoe vaak een kind deze gedragscode overtreedt. Als blijkt dat je met regelmaat geturfd hebt, is het verstandig om de vragenlijst omgevingsfactoren in te vullen. 2. Om zicht te krijgen op mogelijke omgevingsfactoren die het concentratievermogen van de leerling in negatieve zin kunnen beïnvloeden kan gebruik gemaakt worden van bijlage 9. Mocht uit dit onderzoek blijken dat de hier genoemde factoren niet echt duidelijk van invloed zijn op het functioneren van de leerling dan kan men besluiten tot gerichtere observatie. 3. Daarbij adviseert men gebruik te maken van “het klavertje vier”, die te vinden is onder bijlage 11 of een lijst met DSM-IV-criteria van ADHD (de Amerikaanse vereniging voor psychiatrie), bijlage 10. Je mag en kan als leerkracht hier geen bindende conclusies uit trekken, dit moet namelijk altijd door een arts gebeuren. Deze lijst wordt uiteindelijk gebruikt door hoog opgeleide klinische hulpverleners of artsen om de diagnose vast te stellen. 4. Bespreek deze resultaten eerst met de IB’er. Daarna is het verstandig en noodzakelijk om een afspraak met de ouders te maken. In dit gesprek kunt je, eventueel samen met de IB’er, de ouders op de hoogte stellen van u bevindingen. Meer tips over de omgang met ouders kun je vinden in hoofdstuk 4. Zodra een arts ingeschakeld wordt, wil hij een aantal zaken weten. Zo haalt hij informatie uit een vragenlijst, lichamelijk onderzoek en zijn eigen indruk van het kind.
Voor de diagnostiek verzamelt de arts informatie over: de ontwikkelingsproblemen de gezondheidsproblemen het voorkomen van leer- en gedragsproblemen in de familie de omgang tussen ouders en kind de relatie tussen kind en de leerkracht de omgang met andere kinderen de leefomgeving de stress in het gezin Tenslotte wordt een diagnose gesteld en doet de arts een uitspraak over de oorzaken van de bestaande leer-, gedrags-, en emotionele problemen. Aan de hand daarvan kan een behandelplan worden opgesteld. Afhankelijk van de voorgeschiedenis van hulpverlening beoordeelt de arts op dat moment of het zinvol is medicatie te adviseren.
Protocol ADHD!
Page 18 of 18
Hoofdstuk 4 Ouders van ADHD-kinderen Wederzijds begrip is toch wel de kern van deze samenwerking tussen school en ouders. Ouders van een kind waarbij het niet zo goed gaat, willen ook wel eens iets positiefs horen. En als de gedragsproblemen toenemen, zijn sommige ouders geneigd om dit af te schuiven op de leerkracht. Daartegenover hebben sommige leerkrachten hun handen vol aan een ADHD’er in de klas. Vaak hebben zij ook nog andere kinderen in de klas die veel aandacht nodig hebben. Kortom het vraagt nogal wat van de organisatorische en pedagogische kwaliteiten van de leraar.
Protocol ADHD!
Page 19 of 19
4.1Wat kunnen we samen doen? 4.1.1 Regelmatig overleg Leraren en ouders zullen hun best moeten doen zich in te leven in wat de ander bezighoudt. Ze zullen begrip moeten kunnen opbrengen voor de problemen van elkaar. Aan de andere kant zullen ze elkaar ook moeten aanspreken op ‘dingen die goed zijn gegaan’. Wederzijdse steun is dus erg belangrijk. Als er niet regelmatig contact is over de ‘dingen die mis gingen’ en de ‘dingen die goed gingen’ kan dat ertoe leiden dat er misverstanden en irritaties ontstaan. Het kind wisselt nogal wat informatie uit waarin veel ruis verwerkt zit. Spreek ongeveer één keer in de twee weken met elkaar af voor het verlopen van de week. Spreek daarnaast één keer in de maand een uitgebreid gesprek af, zodat je het handelingsplan kan bespreken. Voor het kind is het erg belangrijk om te merken dat thuis en school dezelfde dingen belangrijk vinden en dat ze het kind willen helpen om zijn gedrag te verbeteren en geen geheimen voor elkaar hebben. Om dit duidelijk te maken kun je werken met een thuisgebonden beloningssysteem. De leerkracht geeft dan iedere dag een verslag mee om te laten zien hoe goed het kind op school heeft gewerkt. Dit kan in de vorm van een heen en weer schrift8 of door een Dikke Duimenkaart voor de onderbouw en een Goed Gewerktkaart voor de bovenbouw. Deze kaarten kun je per dag of dagdeel gebruiken. De ouders kunnen het kind dan thuis weer belonen voor het goede gedrag op school. Dit kan thuis deel uitmaken van een uitgebreider beloningssysteem dat hier gehanteerd wordt. Maar het kan ook onderdeel zijn van het beloningssysteem op school. Het resultaat hangt nauw samen met de eerlijkheid en vooral de consequentheid waarmee de beloningen thuis worden gegeven. 4.1.2 Maak goede afspraken over het huiswerk. Vooral huiswerk kan nog al wat irritaties oproepen. Kinderen met ADHD hebben al een lange, intensieve schooldag achter de rug en dan moeten ze thuis ook nog eens huiswerk maken of werk afmaken. Dit is voor zowel het kind als de ouders een moeilijke situatie. Maak samen met de ouders daarom afspraken over het wel en niet maken en af hebben van huiswerk. Ouders kunnen namelijk bij thuiskomst het best inschatten of hun kind nog in staat is om huiswerk te maken. Strafwerk voor school thuis maken, moet vermeden worden. Dit omdat de tijd tussen de overtreding en de consequentie te groot is. Het ADHD-kind ziet het verband dan niet meer tussen de overtreding en de consequentie. Er is op die manier een verhoogde kans dat het kind een hekel krijgt aan school. Verder is het een enorme opgave voor de ouders om het kind aan het strafwerk te krijgen. Het is goed als leraar en ouders overleg hebben over de manier waarop de leerstof wordt aangeboden. Het is belangrijk dat de ouders dezelfde instructiewijze gebruiken. Denk hier ook aan de denkstappen.9
8
Dit is bedoelt om de communicatie tussen ouders en leerkracht te bevorderen m.b.t. het gedrag van het kind. 9 Barkley, 2001
Protocol ADHD!
Page 20 of 20
4.1.3 Afspraken over de leerpresentaties. Het kan goed zijn wanneer ouders en leraar het er over eens zijn dat de gedragsresultaten extra aandacht verdienen en de leerprestaties op de tweede plaats komen. Dat wil niet zeggen dat er aan de leerprestaties geen aandacht meer geschonken moet worden. Het verbeteren van de taakhouding, de omgang met andere kinderen en het bij de les zijn, zijn op zich al enorm zware taken voor een kind met ADHD. Eigenlijk zijn dat ook de voorwaarden voor goede leerprestaties. Het is belangrijk om te weten dat de ouders achter deze doelstelling staan. Voor een bepaalde periode ligt dan bijvoorbeeld het aanleren van een taakwerkhouding. De ouders en de leerkracht moeten dan samen deze doelstelling onderschrijven. 4.1.4 Elkaar motiveren en ondersteunen. Het is motiverend wanneer een leraar en de ouders elkaar wijzen op behaalde successen. Het doet ouders vaak goed om te horen dat hun kind een rekenles goed heeft meegedaan. Omgekeerd doet het de leerkracht goed om een stukje waardering voor zijn inzet van de ouders te krijgen.
Protocol ADHD!
Page 21 of 21
4.1.5 Samen nadenken over medicatie Je kind pilletjes laten slikken voor zijn gedrag levert bij veel ouders een dilemma op. En terecht, want er zijn genoeg bijwerkingen en bovendien is het nogal wat om toe te geven dat je eigen opvoedingskwaliteiten niet toereikend zijn. Hierover kan men het beste in een gesprek eens duidelijk praten. Leraar en ouders zullen ook betrokken worden bij de procedure die hoort bij het voorschrijven van medicijnen. Voor en tijdens de instelling van de medicatie zullen zowel ouders als de leraar observatielijsten in moeten vullen. Het kan geen kwaad in deze periode ervaringen uit te wisselen, zonder de betrouwbaarheid van het onderzoek in gevaar te brengen. Enige betrokkenheid is wel gewenst. 4.1.6 En wat kunnen we nog meer samen? De omvang en inhoud van de samenwerking met ouders wordt door verschillende factoren bepaald. We noemen er enkele: De betrokkenheid op het kind van ouders en leraar. De instelling/ attitude van de leraar. De instelling/ attitude van de ouders. Het beleid van de school. De deskundigheid en professionaliteit van de leraar. De aanwezigheid van een intern begeleider. De betrokkenheid van ouders bij de school. De eigen ervaringen met school van de ouders.
Protocol ADHD!
Page 22 of 22
Hoofdstuk 5 Medicatie bij ADHD 5.1 Is ADHD te behandelen? Er is geen medicatie dat ADHD geneest, evenmin een therapie die de stoornis opheft. Wel kunnen medicijnen de verschijnselen verminderen. Het is duidelijk dat medicijnen een belangrijk onderdeel van de behandeling vormen: bij 80 tot 90% van de kinderen met ADHD zorgen ze voor een sterke verbetering van het gedrag.10 Daarnaast kan een kind leren met zijn ADHD om te gaan. Ouders staan soms huiverig tegenover het gebruik van medicijnen voor de behandeling van ADHD. Het liefst pakken ze de problemen aan met opvoedkundige middelen. Het managen vindt in eerste instantie plaats door de ouders en de leerkrachten, maar hoe ouder het kind is, hoe meer hij dit zelf kan regelen. De hoekstenen in de aanpak van ADHD zijn: Inzicht in de stoornis. Medicatie. Opvoedingsondersteuning. Gedragstherapie. 5.2 Het effect van medicatie Volgens de Gezondheidsraad is bij ongeveer 80% van de kinderen met ADHD die methylfenidaat (merknamen Ritalin en Concerta) krijgen, een betekenisvolle verbetering te bereiken. Overigens verbetert het gedrag meestal niet verder dan tot “laag in de normale range”. Dat betekent: de kinderen vertonen gedrag dat nét binnen het gedragspatroon valt dat we ‘normaal’ noemen. Het blijven kinderen die bijzondere aandacht nodig hebben. Een aanpak die is gebaseerd op gedragstherapeutische principes wordt daarom sterk aanbevolen.
10
Barkley, 2001
Protocol ADHD!
Page 23 of 23
5.3 Waarom medicijnen bij ADHD? Medicijnen kunnen de kenmerken van ADHD, de aandachts- en concentratieproblemen, impulsiviteit en hyperactiviteit sterk verbeteren. Kortom, met medicatie is het kind: Beter in staat zijn eigen gedrag in de hand te houden. Beter in staat het schoolwerk af te maken. Beter bereikbaar voor de opvoeders. Beter in staat fijn-motorische taken uit te voeren (bijvoorbeeld schrijven). Beter verloop van het sociale contact. Het grootste pluspunt van medicijnen bij ADHD is het voorkómen van allerlei mislukkingen voor het kind en het doorbreken van de negatieve spiraal in de relatie tussen kind en omgeving. 11 5.4 Medicijnen genezen niet De medicijnen die worden voorgeschreven bij ADHD werken niet genezend: ze kunnen de oorzaak van de ADHD niet wegnemen. De verbeteringen die medicijngebruik teweegbrengt, zijn tijdelijk. Als een pil is uitgewerkt, komen de symptomen weer terug. Soms zelfs korte tijd sterker dan normaal; we spreken dan van een reboundeffect. Dit gaat vanzelf weer over en is met een goed getimed medicatiebeleid onder controle te houden. Medicatie maakt van kinderen met ADHD geen voorbeeldige kinderen. Er blijft nog veel gedrag over waaraan ouders, kinderen en leerkrachten moeten werken. Verder moeten ouders zich realiseren dat medicijnen niet in alle gevallen aanslaan. Dit kan voor ouders en kind een grote teleurstelling betekenen. Of medicatie bij een bepaald kind zal aanslaan, kunnen de artsen nog niet goed voorspellen.
11
Barkley, 2001
Protocol ADHD!
Page 24 of 24
5.5 Psychostimulantia, eerste keus Eerste keuze medicijnen bij ADHD zijn tot nu toe de medicijnen met de werkzame grondstof methylfenidaat, verkrijgbaar onder de merknamen Ritalin en Concerta of in zogenoemde ‘generieke geneesmiddelen’: geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof, maar van andere fabrikanten. Methylfenidaat is het best onderzochte en veiligste middel bij ADHD. Het behoort met dexamfetamine tot de eerste keuze middelen voor deze stoornis. Beide middelen behoren tot de groep van de amfetaminen of psychostimulantia en vallen onder de opiumwet. Dit betekent dat de ‘Inspectie voor de Volksgezondheid’ de uitgifte van recepten controleert. Tot voor kort waren de middelen met methylfenidaat de enige die in Nederland voor ADHD staan geregistreerd. Eind 2004 is daar een nieuw middel bijgekomen. Dit is het middel met de werkzame stof atomoxitine, dat op de markt komt onder de naam Strattera. De plaatsbepaling van eerste of tweede keuze middelen zal hierdoor de komende tijd mogelijk wijzigingen ondervinden. 5.6 Ritalin Ritalin is een kortwerkende vorm van methylfenidaat en het meest voorgeschreven middel bij ADHD. Het moet gemiddeld 2-3 keer per dag worden ingenomen. Ritalin begint een halfuur na inname te werken; het effect houdt 3-4 uur aan. Ritalin wordt volledig vergoed door de verzekering. De juiste dosis is die waarmee het gedrag van het kind het meest verbetert bij zo min mogelijk bijwerkingen. Dat moet voor ieder kind individueel uitgezocht worden. Vroeger werd gedacht dat de juiste dosis vooral afhankelijk was van het lichaamsgewicht, maar dat is niet waar gebleken. 5.7 Concerta Concerta is de lang werkende vorm van methylfenidaat en is sinds 2002 in Nederland geregistreerd voor kinderen en adolescenten met ADHD. De langzame afgifte van metylfenidaat zorgt voor een gelijkmatige hoeveelheid werkende stof door de dag heen. Anders dan bij Ritalin is hier gedurende de dag geen sprake van ‘rebound-effecten’ (extra druk gedrag zodra het medicijn is uitgewerkt). Helaas wordt Concerta nog niet vergoed door de meeste particuliere ziektenkostenen ziekenfondsverzekeringen. In het najaar van 2004 heeft Balans campagne gevoerd om Concerta (net als Ritalin) helemaal vergoed te laten worden. Daarover zijn op dit moment nog onderhandelingen gaande.
Protocol ADHD!
Page 25 of 25
5.8 Medicatie bij slaapproblemen Een veelvoorkomend verschijnsel van ADHD, dat soms nog verergerd wordt door medicatie, is moeite hebben met inslapen. Melatonine kan hierbij helpen. Dit is een niet-geregistreerd geneesmiddel dat regelmatig wordt voorgeschreven bij slaapproblemen van kinderen met ADHD. Melatonine is een hormoon dat onze biologische klok regelt. Het wordt onder invloed van licht in het lichaam aangemaakt in een dag- en nachtritme. Uit onderzoek lijkt duidelijk te worden dat bij veel kinderen met ADHD de melatonineproductie later dan normaal op gang komt en daardoor verantwoordelijk kan zijn voor het late inslapen. Het is bekend dat door toevoeging van melatonine de biologische klok kan worden beïnvloed. Bij hardnekkige slaapproblemen van kinderen met ADHD valt overleg met de arts over het voorschrijven van melatonine te overwegen. Dit verdient de voorkeur boven allerlei onduidelijke ‘melatonineachtige’ middelen die vrij op de markt zijn te verkrijgen, maar waarvan de samenstelling niet altijd duidelijk is.
Protocol ADHD!
Page 26 of 26
Hoofdstuk 6 Handelingsadviezen voor de leerkracht Voordat we een aantal handelingsadviezen op zullen sommen, geven we eerst een aantal belangrijke tips die te maken hebben met de organisatie rondom een ADHD’er. De driehoek tussen leerkracht, ouders en leerling is erg belangrijk. Stel ouders altijd op de hoogte van een aanpak of bespreek samen een aantal nieuwe ideeën. Daarna kun je gezamenlijk op een bepaalde manier verder werken. Het beste resultaat verkrijg je als ook de ouders na schooltijd verder gaan met de aanpak van de school. Investeer in een positieve relatie. Doordat deze kinderen vaak irritatie oproepen, moet je bewust aan een positieve band werken. Blijf als leerkracht altijd in je kracht, zeker in moeilijke situaties. Dit is niet hetzelfde als schreeuwen, dreigen of slaan. Je mag best kwaad worden en je stem verheffen. Als een ADHD-kind ruzie heeft met een andere leerling ga er dan niet automatisch vanuit dat het de schuld is van het ADHD-kind. Praat er over, zodat de situatie voor jezelf duidelijk is. Trek daarna pas conclusies. Laat je als leerkracht of ouder niet dwingen bij een driftaanval, geschreeuw of zielig doen. Wij hebben hieronder een groot assortiment aan handelingsadviezen op een rij gezet. Om hier een duidelijke lijn in te krijgen, hebben we de handelingsadviezen in probleemgebieden opgesplitst. Voordat je alle handelingsadviezen door gaat nemen is het belangrijk om als leerkracht naar het kind te kijken. Je moet als het ware proberen te ontdekken in welk probleemgebied de problemen zich voordoen. We adviseren je om het kind per gebied te begeleiden. Als je merkt dat het beter gaat, kun je eventueel kijken naar het volgende probleemgebied. Op die manier hopen we verbetering te krijgen in het gedrag van kinderen. ADHD is niet te genezen, maar je kan wel proberen om het hanteerbaar te krijgen en te houden in de klas. Dit werkt voordeliger voor de leerkracht, maar zeker ook voor het kind. Het kind moet immers zijn ‘handicap’ onder controle krijgen. Deze probleemgebieden zijn: Aandacht/ concentratie. Taakaanpak. Impulsiviteit. Sociaal. Per gebied sommen we eerst een aantal handelingsadviezen op. Daaronder geven we aan welke materialen wij bijgevoegd hebben om een probleemgebied aan te pakken.
Protocol ADHD!
Page 27 of 27
6.1 Aandacht/ concentratie: Zorg voor oogcontact met de leerling. Zorg voor veel fysiek contact/schouderklopje. Biedt leerstof/materialen gevarieerd aan; zowel visueel, auditief, tactiel etc. Visueel heeft bij ADHD kinderen de voorkeur, echter je moet ook rekening houden met de andere kinderen en ieder kind heeft behoefte aan een andere uitleg. Hier moet je op inspelen met het geven van uitleg. Gebruik een blanco kaart om een deel van het werkblad af te dekken. Gebruik rustige werkbladen met kernzaken. Bij het aanschaffen van een nieuwe methode kan daar rekening mee gehouden worden. Geef het kind geen tijd om zich te vervelen, laat hem 15 minuten werken en geef hem daarna 5 minuten een andere opdracht. Betrek hierbij zijn hobby. Om achter zijn interesses te komen, is het goed om de interesselijst af te nemen. Gebruik een horloge met alarm, een klok of kookwekker met eindtijden. Zo weet de leerling binnen hoeveel tijd een taak af moet zijn. Geef tijdens een taak een stressbal of stukje papier om zijn energie in kwijt te kunnen. Om de aandacht/ concentratie te bevorderen hebben wij het volgende materiaal toegevoegd: Interesselijst; deze lijst is om achter de interesses van een kind te komen. Voor jonge kinderen is deze lijst niet te gebruiken, omdat zij deze niet zelf kunnen invullen. We adviseren om voor deze groep kinderen een gesprek te voeren. Aan de hand van deze resultaten kan bijvoorbeeld het hobbybakje gevuld worden. De interesselijst is te vinden onder bijlage 6. Dikke Duimenkaart/ Goed Gewerktkaart: Deze kaarten dienen als beloning voor een afgesproken taak. Er wordt van te voren met het kind afgesproken waaraan deze moet werken om een beloning te verdienen. Als de kaart vol is mag het kind de kaart mee naar huis nemen. De ouders kunnen hier eventueel ook nog een beloning aan koppelen. De Dikke Duimenkaart/Goed Gewerktkaart kun je vinden onder bijlage 2. Om de aandacht/ concentratie te bevorderen kun je het volgende maken: Maak een hobbybakje voor het kind. In dit bakje zitten een aantal ‘vijfminuten-activiteiten’. Als het kind zelf aangeeft dat hij zich niet meer kan concentreren, mag hij één activiteit kiezen en uit gaan voeren. De activiteiten zijn voor ieder kind anders, omdat je aan moet sluiten bij de interesses van kinderen. Zo kan voor een ‘technisch’ kind gekozen worden voor legodacto, magneten, tandwielen etc. uit bijvoorbeeld ‘Het ontdekkasteel’. Spreek wel af met het kind dat het alleen naar het doosje mag pakken als het voor zijn gevoel niet goed gaat. Het doosje kunt u het beste op een vaste plaats in de klas zetten, waar het makkelijk te pakken is, zonder dat andere kinderen daar last van hebben.
Protocol ADHD!
Page 28 of 28
6.2 Taakaanpak: Geef één opdracht tegelijk, deel de leerstof op in stapjes. Geef duidelijke, concrete en korte instructie. Vraag het kind om de instructie te herhalen, zodat je zeker weet wat hij moet doen. Je moet consequent zijn. Geef moeilijke en minder uitdagende taken vooral in de ochtend. In de ochtend hebben kinderen de meeste concentratie. ’s Middags is het moeilijker om de concentratie vast te houden, vandaar dat het belangrijk is om de moeilijkste taken ’s morgens te geven. Als een leerling heeft laten zien dat hij de leerstof beheerst, laat hem dan minder oefenopdrachten maken, pas dus de weektaak aan. Maak veel gebruik van computers; zij geven snel feedback en de oefenstof is meestal interessant. Dit kan door bijvoorbeeld het spelling- en taalwerk uit te typen in plaats van in het schrift te schrijven. Ook is voor de meeste kinderen de computer een uitdaging. Geef voorbeelden bij bijvoorbeeld een werkblad zodat een kind daar houvast aan heeft. Als er al een voorbeeld is, kun je die onderstrepen, zodat het goed opvalt. Het kind heeft daaraan zijn houvast. Probeer de hoofdzaken en bijzaken van elkaar te scheiden. Dit is alleen noodzakelijk bij taken die moeizaam verlopen. Door dit te doen wordt de taak concreter en het kind ziet gelijk hoe hij dit kan doen. Geef het kind extra tijd voor een opdracht en om zijn werk ook netjes te maken. Creëer mogelijkheden om succes te behalen. Dit kan al door het kind een opdracht te laten maken met betrekking tot zijn hobby. Hier zal hij veel vanaf weten en dus is de kans op slagen hoger. Help het kind zichzelf te structureren. Ondersteun zoveel mogelijk met plaatjes denk aan bijvoorbeeld de dagritmekaarten. Geef aan wanneer er nagekeken wordt, dit biedt duidelijkheid en hij weet wanneer iets af moet zijn. Leer de leerling zelf werk na te kijken. Doordat je hier duidelijk voor moet kunnen ordenen is dit voor een ADHD leerling erg lastig. Zorg er dus voor dat dit kind extra begeleiding krijgt wanneer ze voor het eerst zelf na gaan kijken. Kinderen met ADHD hebben niet snel oog voor kleine stimuli, zoals + en -. Maak gebruik van grote stimuli, die veel beter opvallen. Zo kun je voorbeelden op het bord omcirkelen met gekleurd krijt.
Protocol ADHD!
Page 29 of 29
Om de taakaanpak te verbeteren, hebben wij de volgende materialen bijgevoegd: De zelfinstructiemethode van K. Timmermans; help de kinderen te leren nadenken, om een taak aan te pakken. Kinderen met ADHD beginnen vaak met een taak zonder eerst na te denken wat ze moeten doen. Eerst nadenken, dan doen. Leer de kinderen hiervoor de zelfinstructiemethode van K. Timmermans. Er is een variant hierop bijgevoegd. Één voor groep ½, één voor groep 3 t/m 5 en één voor groep 6 t/m 8. Deze kun je vinden onder bijlage 3. Mini kaarten; Laat het kind in overleg met de leerkracht bepalen welke opdrachten in een bepaalde tijd af kunnen zijn. Bespreek aan het begin van iedere zelfstandig werkles wat het kind gaat doen en leg dan de minikaartjes in de goede volgorde op zijn tafel. Zo kan het kind aan de hand van de plaatjes zien wat voor opdracht hij eerst moet doen. Als er een opdracht klaar is, mag hij het plaatje van zijn tafel afhalen en zijn weektaak inkleuren. Deze minikaarten kun je vinden onder bijlage 7. Dagritmekaarten: Gebruik dagritmekaarten waardoor voor een kind structuur ontstaat en weet waar het aan toe is. Probeer door de hele school dezelfde kaarten te gebruiken, zodat de kinderen weten waar ze aan toe zijn en het schept duidelijkheid. De kaarten bestaan uit een afbeeldingen met daaronder de naam van het vak. Zorg dat deze tekst door de gehele klas te lezen is, dus gebruik in ieder geval lettergrootte 36. Daarnaast is het verstandig om als lettertype Comic sans MS te gebruiken. Bij dit lettertype zijn de letters namelijk aangepast aan het schrift van groep 3. De dagritmekaarten voor onder- en bovenbouw kun je vinden onder bijlage 5.
Protocol ADHD!
Page 30 of 30
6.3 Impulsiviteit: Bied regels aan en houd ze concreet. Ga altijd na of ze gehoord en begrepen zijn. Bied structuur aan. Een kind met ADHD is hier erg gebaat mee, maar je zal merken dat veel andere kinderen dit op prijs stellen. Geef aan wat niet mag en daarnaast meteen wat wel toegestaan is. Bijvoorbeeld: je mag niet met je achterbuurman kletsen maar je mag wel overleggen met degene die naast je zit. Geef duidelijkheid over het gewenste gedrag en geef dus aan wat je wanneer van het kind verwacht d.m.v een Goed Gewerkt kaart, Dikke Duimen kaart of contract. Als je een kind wil aanspreken op negatief gedrag zeg daar meteen wat van en niet achteraf, want dan is het dat gedrag al vergeten. Perk het negatieve gedrag ook tijdig in. Laat een afkeuring van negatief gedrag altijd volgen door een aanmoediging. Maak afspraken over vrije situaties. Bijvoorbeeld tijdens een spelletjesmiddag. Geef hier toch duidelijk regels voor, zodat het kind weet wat wel en niet mag. Negeer het wiebelen tot op zekere hoogte. Ga er pas op in als het wiebelen ook voor de leerkracht en andere kinderen vervelend wordt. Sta regelmatig andere activiteiten toe, dit kan vooral door ‘loopmomenten’ te creëren, zoals de prullenbak legen, het bord schoonmaken, de planten water geven, even iets kopiëren of iets naar een andere klas brengen. Geef het kind een zitbal, kruk of extra stoel Geef ruimte voor een motorische activiteit. Hierna is de concentratie namelijk weer een stuk beter. Om de impulsiviteit in te perken, zijn de volgende materialen toegevoegd: Beloningssysteem: In dit systeem wordt ervan uitgegaan dat belonen helpt om negatief gedrag om te zetten naar positief gedrag. Door middel van fiches/punten kan de leerkracht het kind belonen als het zijn taak voldoende heeft uitgevoerd. Dit beloningssysteem werkt het beste als het niet alleen op school maar ook thuis wordt ingevoerd. Door school en thuis goed op elkaar af te stemmen is het voor het kind duidelijk waar hij aan toe is. Dit beloningssysteem kun je vinden onder bijlage 4. Contract: In het contract kan de leerkracht samen met het kind afspraken noteren waaraan het kind zich zal moeten houden. Het is de bedoeling dat het kind zelf bepaalt waaraan hij moet werken. De leerkracht helpt het kind hierbij. Het contract wordt ondertekend en aan het einde van de dag gaat het contract mee naar huis. De ouders kunnen aan het goede gedrag eventueel een beloning koppelen. Je kan het contract vinden onder bijlage 1. Dikke Duimenkaart/ Goed Gewerktkaart: Deze kaarten dienen als beloning voor een afgesproken taak. Er wordt van te voren met het kind afgesproken waaraan deze moet werken om een beloning te verdienen. Als de kaart vol is mag het kind de kaart mee naar huis nemen. De ouders kunnen hier eventueel ook nog een beloning aan koppelen. De Dikke Duimenkaart/Goed Gewerktkaart kun je vinden onder bijlage 2.
Protocol ADHD!
Page 31 of 31
6.4 Sociaal: Maak korte rijmpjes of spelletjes om regels aan te leren. Versterk de emotionele intelligentie van het kind. Kinderen met ADHD begrijpen andere mensen vaak niet. Praat daarom over je gevoelens, gedachten en motieven, zodat je als leerkracht het voorbeeld geeft van hoe mensen met emoties om gaan. Ga ervan uit dat het kind reageert als een kind die ongeveer 30% jonger is. Leg uit wat er mis ging bij een ruzie, zodat het kind kan leren van zijn ervaringen. Leg uit wat anderen van hem verwachten in een bepaalde situatie. Leg dus bijvoorbeeld bij een spel uit, wat van het kind verwacht wordt. Geef complimenten voor een geslaagde sociale interactie. Spreek zo af en toe voor de pauze af met wie het kind gaat spelen, zodat het kind in ieder geval een speelmaatje heeft. Vertel het kind hoe hij kan aangeven dat hij zich boos of gefrustreerd voelt. Leg uit aan de groep waarom het kind op een bepaalde manier reageert. De groep zal het kind dan beter begrijpen en sneller accepteren. Maak stop-denk-doe-afspraken. Een kind met ADHD doet vaak dingen zonder er eerst over na te denken. Deze afspraken kun je aanleren door middel van een versje. Zoals: Eerst stoppen. Dan kijken uit je doppen. Kom nu maar op de proppen. In het begin moet je meehelpen met het opzeggen. Het is de bedoeling dat het kind dit na verloop van tijd zelf op kan zeggen en toe kan passen, zodat hij eerst nadenkt over dingen. Leer het kind samenwerken. Eerst met iemand die hij zelf uitkiest, daarna ook in een andere groep, maar zorg ervoor dat de groepjes niet te groot zijn. Om het sociale gedrag te verbeteren, adviseren wij de methode ‘Leefstijl’, omdat deze methode goed tegemoet komt aan de sociaal-emotionele behoeften van de kinderen. Ze spelen in op allerlei problemen waarmee kinderen te maken kunnen krijgen in de samenleving.
Protocol ADHD!
Page 32 of 32
6.5 Je eigen leerkrachtenstijl: Met al deze handelingsadviezen is het noodzakelijk om als leerkracht keuzes te maken. Hoe je deze leerling aan gaat pakken, vloeit voort uit je eigen stijl van onderwijzen. Er zijn twee verschillende stijlen. Bij beide stijlen is verwarmen de kern van de aanpak. ADHD-kinderen vertonen namelijk ander gedrag en de valkuil is om dit gedrag, bewust of onbewust te bestempelen als negatief, onwillig gedrag. Zo een negatief beeld maakt kinderen ongelukkig en dat wil je in ieder geval niet, dus doe je er alles aan om te verwarmen. Kinderen moeten zich in de klas welkom, gelukkig en geaccepteerd voelen. Stijl 1: De leerkracht zoekt het vooral in rust, orde, overzicht en voorspelbaarheid. Deze leerkrachten willen deze aspecten in de klas terugzien, omdat ze van mening zijn dat drukke kinderen alleen maar hun gedachten bij de uitleg of hun werk kunnen houden als er structuur en orde is. Leerkrachten kiezen dan ook vaak voor dagritmekaarten, het geven van kleine, enkelvoudige opdrachten, alles heeft zijn eigen plek, tafel, kastje en laatje moeten opgeruimd zijn, er zijn duidelijke regels en de instructie is kort en bondig. Stijl 2: De leerkrachten zoeken de oplossing in het loslaten. Je geeft het kind even de ruimte om zich vrij te bewegen door hem bijvoorbeeld even naar de kat die door de schooltuin loopt te laten kijken, daarna gaat het kind vanzelf weer terug aan het werk. Dit gedrag keur je goed. Als je hem die ruimte geeft, gaat het het beste met hem. In deze klassen mogen de kinderen veel zelf regelen, kunnen ze hun eigen werk indelen, wordt er veel overlegd, soms is er wat geroezemoes, de kinderen zijn losser gemaakt door de leerkracht. De leerkracht werkt zo, omdat hij vindt dat drukke kinderen zichzelf moeten kunnen reguleren. Ze grijpen pas in als het mislukt en geven hem vervolgens nieuwe kansen. Ruimte geven betekent echter geen vrijheid blijheid. In de groep zijn ook duidelijke regels en afspraken voor iedereen. De kinderen kennen de grenzen waarbinnen ze moeten blijven.
Protocol ADHD!
Page 33 of 33
Leerkrachten met stijl 1 zullen vooral ordenen en structuren, maar in bepaalde mate ook loslaten. Leerkrachten met stijl 2 zullen vooral loslaten en uitdagen, maar daarbinnen ook in bepaalde mate ordening hanteren. Een valkuil is echter dat de gerichtheid te sterk en eenvoudig in wordt gezet. Als er te veel in wordt gezet op sfeer, warmte en gezelligheid, dan zal dit verstikkend werken. Er is dan snel sprake van verwennen. Als ze maar gelukkig zijn, komt de rest vanzelf, maar dit komt niet vanzelf. Je hebt ook uitdaging nodig en er moeten eisen gesteld worden. Te veel ordenen heeft het gevaar tot verstarring te leiden. Eigen initiatief bij kinderen wordt gedood. Alles voor de kinderen wordt geregeld en wie zelf iets bedenkt wordt teruggefloten, omdat dit tegen de regels in is. Te veel inzetten op loslaten veroorzaakt chaos. De leerlingen mogen hier vrijwel alles en dat leidt tot een rommeltje. In een rommelige sfeer is het moeilijk om tot prestaties te komen. Loslaten moet leiden tot lekkerder werken, maar het stopt als anderen er last van krijgen. Je moet je dus afvragen welke stijl het beste bij jouw karakter en werkconcept past. Hier kun je dan zelf handelingsadviezen aan koppelen die in dit patroon passen. Bij ADHD kinderen is gebleken dat beide stijlen goed aan kunnen slaan.12 Het belangrijkste is dat je als leerkracht werkt vanuit je eigen basisstijl. Hieronder staat een opsomming van manieren om te verwarmen, ordenen en loslaten. Verwarmen: Eigen gevoelens delen. Kinderen verwelkomen. Kinderen laten merken dat je beschikbaar voor ze bent. Ongedwongen momenten, zoals een boek voorlezen of liedjes zingen. Ieder kind zijn eigen plekje. Een plezierbarometer. Een sfeervol ingericht lokaal. Ordenen: Dagritmekaarten, agenda of rooster op het bord. Opgeruimde tafels, kasten en laatjes. Vaste plaatsen voor materialen. Duidelijke, korte, concrete instructie. Één opdracht tegelijk. Een klein aantal duidelijke regels, die samen met de kinderen zijn gemaakt. Zelf goed volgbaar zijn. Loslaten: Kinderen zoveel mogelijk zelfstandig laten werken. Kinderen kunnen zelf reguleren. Kinderen eigen verantwoordelijkheid geven. Kinderen veel met elkaar laten samenwerken en elkaar laten helpen. Kinderen hun eigen problemen leren oplossen. Eigen keuzes. Niet controleren, maar stimuleren. 12
boek johan
Protocol ADHD!
Page 34 of 34
Hoofdstuk 7 Klasseninrichting Er zijn enkele belangrijke aspecten die te maken hebben met de indeling en omgeving van het klaslokaal, de regels in het klaslokaal en de aard van de werkopdrachten, die je misschien zo kunt beïnvloeden dat het kind er profijt van heeft. In het verleden vertelden hulpverleners de leerkrachten dat er zo min mogelijk stimulerend materiaal in het klaslokaal mocht zijn. Kinderen met ADHD konden hierdoor in extreme mate worden afgeleid. Onderzoek naar dit soort maatregelen heeft echter uitgewezen dat het gedrag in de klas of de schoolprestaties er niet beter door werden.13 Men heeft ook niet kunnen aantonen dat een traditionele indeling van het klaslokaal te beperkend is of dat een indeling die meer vrijheden en flexibiliteit toestaat beter zou zijn. Zorg er wel voor dat de klas is opgeruimd. ADHD leerlingen zijn erg gevoelig voor rommel. Laat ze meehelpen de rommel op te ruimen, op den duur moeten ook ADHD-leerlingen het zelf kunnen.
13
Van der Ploeg, 1997
Protocol ADHD!
Page 35 of 35
7.1 Regels en routines Een goed pedagogisch klimaat is voor iedere leerling belangrijk maar ook zeker voor de ADHD-er. 14Belangrijke begrippen hierbij zijn veiligheid en duidelijkheid. Regels kunnen hier een belangrijke rol bij spelen. De regels zijn er niet om de ADHD-er en de andere leerlingen aan banden te leggen maar om in een prettige, veilige en ordelijke omgeving te laten werken. Regels zorgen ervoor dat: De leerlingen kunnen leren. De leraar les kan geven. De leerlingen zich lichamelijk en geestelijk ‘veilig’ kunnen voelen. Er zorgvuldig wordt omgegaan met eigendommen van de school en van mede leerlingen. Enkele vragen die een leraar zich kan stellen om daaruit regels te formuleren zijn de volgende: Binnenkomen in het lokaal: Waar laten de leerlingen hun tassen? Mag meegebracht speelgoed het lokaal in? Wat doen de leerlingen als ze het lokaal binnen komen? Wat is het teken waarmee wordt aangegeven dat het stil moet zijn en de les gaat beginnen? Gebruik van het lokaal: Hoe gebruiken de leerlingen de hoeken en de werkplekken? Hoe gebruiken de leerlingen de kasten en andere opbergruimten? Hoe gebruiken de leerlingen de kraan, de puntenslijper etc.? Welke taken hebben de leerlingen met betrekking op het netjes houden van de klas? Individueel werk: Mogen de leerlingen met elkaar praten? Wanneer en waarvoor mogen leerlingen van hun plaats? Hoe wordt het materiaal uitgedeeld? Waar laten de leerlingen hun werk als ze klaar zijn? Wat moeten leerlingen doen als ze klaar zijn? Welke materialen mogen de leerlingen zelf pakken? Werken in groepjes: Hoe worden groepjes gevormd? Hoe zorgen de groepjes ervoor dat ze elkaar niet storen? Wanneer en hoe vragen de groepjes de hulp van de leraar? Verlaten van het lokaal: Wanneer en waarvoor verlaten de leerlingen het lokaal? Hoe verlaten de leerlingen het klaslokaal? Dit zijn enkele regels die in het klassenmanagement opgenomen kunnen worden. Al deze regels kunnen de rust en regelmaat in een klas bieden die een ADHD-er zo nodig heeft. 14
Barkley, 2001
Protocol ADHD!
Page 36 of 36
7.2 Tafelopstelling: Enkele kenmerken van het klaslokaal moeten echter misschien worden aangepast. Een belangrijk onderdeel is de rangschikking van de tafels. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat een traditionele indeling van de tafels in rijen van twee of drie kinderen, waarbij alle kinderen naar het bord kijken, veel beter is voor ADHDkinderen dan een vrije opstelling waarbij verschillende kinderen aan een grote tafel zitten en elkaar aankijken, groepjes geven veel meer aanleiding tot onderling contact. Het ADHD-kind wordt hierdoor afgeleid, let daardoor minder goed op of doet zijn werk minder goed. Het kind moet het liefst dicht bij de leerkracht zitten. Je kan als het kind zich hinderlijk gedraagt, er makkelijker op reageren. Je kunt zo beter op het kind letten en het sneller en gemakkelijker belonen of straffen. Echter, zet het kind niet in je centrale gezichtveld maar iets naar de zijkant. Anders zou het wel eens kunnen zijn dat dit voor jezelf teveel onrust wekt.
Protocol ADHD!
Page 37 of 37
7.3 Klaslokaal: Er zijn verschillende visies met betrekking tot de fysieke omgeving. De eerste visie gaat erover dat leerlingen door middel van concentratie de omgeving op de achtergrond kunnen plaatsen. Omdat een kind met ADHD niet in staat is zich goed te kunnen concentreren zou hun omgeving aangepast moeten worden door haar prikkelarm te maken. Een tweede visie is dat een kind niet kan leven in een kunstmatige omgeving. Je kan niet alle prikkels voor een kind wegnemen. Het heeft juist bepaalde prikkels nodig om zich toch te richten op zijn werk. De prikkels moeten daarbij wel in een gestructureerde omgeving worden aangeboden. Het is goed om een evenwichtige balans in deze twee visies te creëren. Je moet streven naar een omgeving die zodanig gestructureerd en sfeervol is dat het tegelijkertijd rust en veiligheid uitademt. Hoewel een kind met ADHD in een omgeving met weinig prikkels gemakkelijker tot rust kan komen, is het zo dat zo’n omgeving totaal geen sfeer geeft die belangrijk is om het kind dat veilige, geborgen en prettige gevoel te geven waar we met ons pedagogisch klimaat naar streven. Het is echter wel raadzaam om voor een ADHD-leerling ook een concentratiehoekje te maken, zodat hij tijdelijk toch in een prikkelarme omgeving kan zitten. 7.4 Concentratiehoekje Richt een apart concentratiehoekje in, waar het kind rustig kan werken. Dit kan in het klaslokaal zelf zijn. In dit geval is het verstandig om het hoekje ook echt af te scheiden door middel van een bord, zodat het kind rustig kan werken. Ook kan dit hoekje op de gang gemaakt worden, zodat het kind in ieder geval niet de geluiden van de klas hoort. Het nadeel hiervan is wel dat er vaak andere kinderen door de gangen lopen, zodat het kind alsnog gestoord wordt. Het meest ideale is een aparte ruimte, waarin het kind ongestoord kan werken. Vaak hebben scholen helaas niet de mogelijkheid hiertoe en dus zul je terugvallen op de andere twee opties. Als het kind in een aparte ruimte werkt, verdwijnt er vaak een stukje toezicht en daarom moet je dus goede afspraken maken met het kind. Voor leerkrachten die graag alles in de gaten willen houden, is het verstandiger om een apart hoekje in het klaslokaal te maken, op die manier heb je de meeste controle.
Protocol ADHD!
Page 38 of 38
7.5 Kleuren: Kleuren blijken uit te werken op gedrag en beleving van mensen. Met kleuren blijken mensen te worden geprikkeld, gestimuleerd maar ook getemperd en afgeremd. Als de mogelijkheid bestaat om de kleuren in het klaslokaal aan te passen, kunnen de volgende kleuren gekozen of juist vermeden worden. Het is niet vanzelfsprekend om de kleuren van een klaslokaal zelf te bepalen, het doel kan ook bereikt worden door bijvoorbeeld accessoires in bepaalde tinten te kiezen. Denk bijvoorbeeld aan: posters, bloempotten, zelf gemaakte tekeningen etc. Oranje en rood: Dit worden hete kleuren genoemd, het zijn kleuren van vuur en warmte. Het blijken stimulerende, activerende, energieke en opgewekte kleuren die echter door hun opvallendheid voortdurend de aandacht trekken. Daardoor worden ze ook als vermoeiend en opdringerig ervaren en is men er gemakkelijk op uitgekeken. Voor een ADHD’er kun je deze kleuren het best zoveel mogelijk mijden. Het is niet erg als in een tekening deze kleuren voorkomen, maar probeer in het lokaal zelf zoveel mogelijk deze kleur op de muren en vloer te vermijden. Groen: Roept de rust, stabiliteit en frisheid op van bijvoorbeeld een landschap. Deze kleur mag dus best gebruikt worden in je klas. Een muur met die kleur geeft al snel een leuke uitstraling en bovendien biedt het een positieve werking. Geel: Dit is een oppervlakkige maar vrolijke en zonnige kleur en is zacht prikkelend, levendig, blijkt inspirerend te werken en blijkt mensen opgewekt en vrolijk te maken. In een lichte teint in combinatie met natuurlijk materiaal blijkt het ook rust uit te stralen. Het is dus een kleur die je kunt gebruiken in je lokaal, zolang deze kleur maar niet gaat overheersen. Blauw: Dit is een stille, rustgevende, veilige en regulerende kleur die een ruimte blijkt te vergroten. In combinatie met rood blijkt het echter zeer onrustig te werken. Het is dus niet verstandig om blauw in combinatie met rood aan te brengen in het gebouw. In de regel blijkt blauw als koel te worden ervaren, maar blijkt het de concentratie te verhogen. Deze kleur is dus goed te gebruiken in het lokaal, bijvoorbeeld op de vloer. Je kan er dan voor kiezen om door middel van bijvoorbeeld kleine gele accenten in de klas toch sfeer te krijgen. Zwart, grijs en wit: Dit zijn vaak sombere, rustige, neutrale kleuren die weinig emoties oproepen. Je kunt ze daarom het beste met een andere kleur combineren. Een idee is bijvoorbeeld om drie muren in het lokaal wit te verven en de achterste muur bijvoorbeeld groen of blauw. Deze kleuren zijn vooral goed om als basis te gebruiken. 15 Genoemde kleuren hebben invloed op iedereen, dus niet alleen op ADHD’ers! Bovenstaande kleuren komen ook voor in kleding. Je kan echter als leerkracht niet voorkomen dat kinderen bepaalde kleuren dragen.
15
van der Ploeg, 1997
Protocol ADHD!
Page 39 of 39
7.6 Licht: Van belang blijkt te zijn dat kleuren zoveel mogelijk worden waargenomen in hun natuurlijke verschijningsvorm. Om een ruimte duidelijk en overzichtelijk te laten zijn, is een duidelijke verlichting nodig. Het beste is daglicht, omdat dit het meest natuurlijk is. Een goede basisverlichting die niet verblind, is nodig. Er kan gekozen worden tussen TL-licht en gloeilamplicht. Hoewel er aan TL-licht nog wel enige consequenties verbonden zijn. TL-licht heeft de eigenschap om te knipperen en een laag zoemend geluid te maken. Dit zou vervolgens kunnen afleiden. De voorkeur gaat dus uit naar gloeilamplicht. Te weinig licht blijkt slecht voor de concentratie, maar teveel licht blijkt een negatieve invloed op de sfeer te hebben. Hier moet een goed evenwicht in worden gevonden. 7.7 A-symmetrie: Uit onderzoek is gebleken dat symmetrie desoriënterend werkt bij kinderen met ADHD.16 Deze kinderen die al moeite hebben met zich te oriënteren en structuur gaan herkennen maar twee keer hetzelfde zien, zullen zich helemaal verloren voelen binnen een ruimte. Ruimtes kunnen dus het beste zo vorm gegeven zijn, dat ze nietsymmetrisch zijn. Als dit door middel van de bouw (architectonisch) niet te veranderen is, dan kan door middel van de inrichting de symmetrie weggehaald worden. Dit kan door bijvoorbeeld stukken van de ruimte in te delen in aparte hoekjes. Symmetrie is tevens weg te halen door bepaalde oriëntatiepunten aan te brengen of door verschillend kleurgebruik.
16
Van der Ploeg, 1997
Protocol ADHD!
Page 40 of 40
7.8 Geluid: Een andere factor die sfeerbepalend blijkt, is geluid. Zomaar een cd op zetten tijdens bijvoorbeeld de tekenles kan voor teveel onrust zorgen. Alleen als dit gestructureerd wordt aangeboden kan het een bepaalde rust met zich meebrengen. Dit geldt ook voor televisie kijken. Televisie kijken kan aandacht verhogend werken. Voor een computer geldt hetzelfde. Met zorg geselecteerde muziek kan de luistervaardigheid van het kind verhogen. Koptelefoons kunnen hiervoor een uitkomst zijn om aan de individuele behoeftes van het kind te voldoen. Rustige achtergrondmuziek kan bij het maken van het huiswerk helpen om een rustige sfeer te creëren. 7.9 Aankleding: Verder zou er in het klaslokaal rekening gehouden kunnen worden met de volgende punten: Planten zorgen voor gezelligheid en kunnen door hun natuurlijke uitstraling ook voor rust zorgen. Tapijt kan niet alleen zorgen voor een warm geheel het kan ook geluiddempend werken. Als tapijt niet mogelijk is en er ligt bijvoorbeeld zeil op de vloer, dan is het verstandig om viltjes onder de stoelen aan te brengen. Opvallende posters en ander ‘schreeuwend’ materiaal aan de muren kan het evenwicht in een klas verstoren. 7.10 De klasseninrichting kort samengevat: Het belangrijkste wat we uit al deze tips en ideeën kunnen halen is dat het niet nodig is om alle prikkels voor het kind weg te halen. Dit zou geen betere resultaten opleveren blijkt uit onderzoek. Het is wel belangrijk om de prikkels op een ‘gestructureerde’ manier aan te bieden. Door te structuren maar toch sfeervol het lokaal in de richten wordt gelijk voor de rust gezorgd die voor de ADHD-leerling zo belangrijk kan zijn. Overdreven veel posters aan de muren of deze leerling teveel materialen op zijn tafel geven is niet verstandig. Je kunt met kleine dingen rekening houden. Denk aan bijvoorbeeld de tafelopstelling, door een strategische plek te kiezen die voor leraar en leerling prettig zijn, maar ook je lokaal niet symmetrisch inrichten is een kleine aanpassing die een fijne uitwerking zou kunnen hebben op een leerling met ADHD. Het is vaak niet mogelijk om de kleuren van een lokaal zelf te kiezen, maar met enkele aanpassingen is het vaak wel mogelijk om de accenten te verleggen en een andere sfeer te creëren. Ieder kind is anders maar deze adviezen zijn het proberen waard!
Protocol ADHD!
Page 41 of 41
Bijlage 1, contracten Handleiding contract Doelen leerkracht: - Het omzetten van negatief gedrag naar positief gedrag. - De leerling positief benaderen door het te helpen zoals afgesproken voor een succes ervaring. - Structuur bieden voor zowel de leerkracht, als leerling. Doelen leerling: - Het omzetten van negatief gedrag naar positief gedrag. - Het maken van afspraken en het leren zich daaraan te houden. - Het leren verantwoordelijk te zijn voor je eigen werk en gedrag. - Het zelf kunnen formuleren van een afspraak met betrekking op eigen gedrag. - Het inperken van de impulsiviteit. Hoe te gebruiken? De leerkracht kan zelf bepalen voor welke tijd hij het contract inzet. Dit kan zijn voor een activiteit, dagdeel of een hele dag. De leerling vult het contract zelf in eventueel in overleg met de leerkracht. Daarbij mag het kind zelf een gedraging of opdracht waaraan hij wil werken invullen en hoe hij hieraan gaat werken. De bijdrage van de leerkracht is dat hij het kind bij zijn gekozen doel helpt. Beide partijen ondertekenen het contract en werken hieraan. Op het eind van een dag kan het kind zijn contract mee naar huis nemen. De ouders kunnen het kind dan verder belonen voor zijn goede gedrag op school. Van groot belang is dus dat de ouders van te voren ingelicht zijn over de nieuwe aanpak. Zo kunnen ook zij hun steentje bijdragen.
Protocol ADHD!
Page 42 of 42
Bijlage 2, Dikke Duimen kaart/ Goed Gewerkt kaart Handleiding Dikke Duimen kaart/Goed Gewerkt kaart Doelen voor de leerkracht: - Het belonen van het positieve gedrag waardoor het negatieve gedrag afneemt. Doelen voor de leerling: - Bewust worden van het eigen gedrag. - Negatief gedrag omzetten naar positief gedrag waardoor het een beloning verdient. - Het bevorderen van een positieve werkhouding. - Het inperken van de impulsiviteit. Hoe te gebruiken? Onderbouw groep 1t/m 4. De Dikke Duimen kaart dient als beloning. Als leerkracht kun je zelf bepalen waar de leerling een sticker voor verdient. Dit spreek je wel van tevoren af met de leerling. Dit kan zijn voor een werkje, goed gedrag of een bepaalde gewoonte die doorbroken moet worden enz. Als de kaart vol is, mag de leerling hem mee naar huis nemen en aan zijn ouders laten zien. De ouders kunnen hem dan ook belonen voor zijn goede gedrag op school. Het is dus noodzakelijk dat de ouders van te voren ingelicht worden over de nieuwe aanpak. Zo zitten ze op één lijn met de school en het kind zal dit merken. Bovenbouw groep 5 t/m 8. De Goed Gewerkt kaart werkt als het ware ook met een beloning. De leerkracht spreekt weer met de leerling iets af waar de leerling tijdens een dagdeel aan gaat werken. Als dit goed verloopt kan de leerling iets kiezen om te gaan doen als beloning voor het goede werk. Dit kan de leerling zelf op de kaart invullen. Als de kaart vol is, mag de leerling hem mee naar huis nemen en aan zijn ouders laten zien. De ouders kunnen hem dan ook belonen voor zijn goede gedrag op school. Het is dus noodzakelijk dat de ouders van te voren ingelicht worden over de nieuwe aanpak. Zo zitten ze op één lijn met de school en het kind zal dit merken.
Protocol ADHD!
Page 43 of 43
Bijlage 3, zelfinstructiemethode Handleiding zelfinstructiemethode Doelen voor de leerkracht: - Structuur aanbieden aan het kind, door een vaste volgorde van taakaanpak. - Het kind een reflectieve denkstijl bijbrengen. - Het leren begeleiden van kinderen door ze probleemoplossend te leren denken. - Het denkproces van het kind kunnen volgen en vroegtijdig fouten op leren sporen. Dit kan doordat het kind de stappen hardop zegt. - Model kunnen staan voor het kind, zodat deze zichzelf de methode eigen kan maken. Doelen voor het kind: - Het kind leert structuur aanbrengen in zijn chaos door een vaste volgorde van taakaanpak. - Het kind leert probleemoplossend denken. - Een kind leert dat er meerdere oplossingsstrategieën zijn en gebruikt degene die het meest bij hem aansluit. - Kinderen leren deelopdrachten onderscheiden in een complexe instructie. - Kinderen leren op het eigen handelen te reflecteren door de genomen stappen te controleren. Voordat je met de zelfinstructiemethode aan het werk gaat is het belangrijk de toelichting te lezen. Daarin staat precies beschreven wat de verschillende beren willen bereiken. In het begin is het belangrijk voor een kind dat de leerkracht model staat, omdat het kind de methode op deze manier ingeprent krijgt. Hoe ga je er mee werken: • In de groepen 1 en 2 (en begin groep 3) kun je werken volgens de afbeeldingen van de verschillende beertjes. Je leert het kind de stappen individueel aan in een 1 op 1 situatie. De volgorde van de beertjes wordt bepaald door de stippen in het hoekje. Je voert eerst beertje 1 uit, dan 2 enzovoorts. Dat kan natuurlijk nooit in één keer aangeleerd worden, maar door steeds de stappen te herhalen en de beertjes als visuele ondersteuning op het tafeltje van het kind te leggen, zal het kind de stappen op den duur uit het hoofd weten. Nadat een stap is genomen kan het kind een beertje weghalen en hem onderaan leggen. • In de groepen (midden/ eind groep 3),4 en 5 kan er op dezelfde manier mee gewerkt worden zoals hierboven beschreven. Echter voor deze groep staat er onder het beertje een klein zinnetje over wat het beertje betekent. Er wordt van het kind verwacht dat het zelf de volgorde van de stappen weet. De eerste paar keren zal je een kind daarbij moeten begeleiden, maar later moet het kind het zelf weten. • Voor de groepen 6,7 en 8 kiezen wij nog steeds de zelfinstructiemethode. De beertjes zijn daarbij vervangen door andere plaatjes die in principe hetzelfde aangeven als de beertjes. Verder werken de kaartjes op eenzelfde manier als bij de hierboven genoemde groepen. Voordat je met deze aanpak in de klas begint, is het verstandig om de ouders hierover in te lichten. Zij kunnen dan eventueel ook de zelfinstructiemethode voor thuis gebruiken. Dit kan dan zijn bij bepaalde taken in huis, maar zeker ook bij het huiswerk. Zo zitten ouders en school op één lijn en dat schept duidelijkheid voor het kind.
Protocol ADHD!
Page 44 of 44
Uitleg zelfinstructiemethode Omdat een kind met ADHD het onvermogen heeft om uit zichzelf structuur te brengen in zijn denken, werken, in zijn hele omgeving, zijn leven moet er dus structuur van buitenaf krijgen.Slechts door een extreme vorm van externe sturing kan het kind komen tot verinnerlijking van structuur. Het vooropstellen van normen, het maken van afspraken, het vast omlijnen van het denkproces van het kind, zijn zeer belangrijke en noodzakelijke basisprincipes. Elk kind heeft nood aan duidelijkheid, niet alleen in probleemoplossing, maar vooral ook in de interactie tussen hem en zijn omgeving. Voor het begeleiden van werkhoudingproblemen zou je de zelfinstructiemethode van Meichenbaum kunnen gebruiken. Deze staat beter betekent als de methode ‘de methode met 4 beertjes’. Deze helpt zowel het kind als de begeleider om stap voor stap het denkproces te ontwikkelen. Het gaat om een cognitieve methode. Dat betekent dat het kind leert om bewust zijn handelingen te sturen. Dat gebeurt via een aantal fases. Verbaliseren. Om het denkproces bewust te kunnen sturen wordt ‘taal’ gebruikt ter ondersteuning van deze 4 fasen: Wat moet ik doen? Hoe ga ik dat doen? Ik doe mijn werk. Ik kijk na. Verbaliseren betekent echter meer dan deze 4 zinnetjes. Het kind zal leren zijn gehele denken in al zijn stappen te verwoorden. Taal brengt al vanzelf structuur in het denken: je kunt namelijk geen twee dingen tegelijk zeggen. Door het hardop te zeggen geeft het kind de begeleider de gelegenheid het denkproces van het kind te volgen en vroegtijdig fouten op te sporen. Ter ondersteuning staan in het zelfinstructiemethode model beertjes zodat de kinderen aan de plaatjes herkennen welke stap ze moeten uitvoeren. Dit omdat de auditief aangeboden informatie moeilijk wordt opgenomen. Model staan Om als leerkracht het kind te ondersteunen is het belangrijk dat hij een activiteit zelf verwoord en voordoet zodat het kind weet wat er van hem verwacht wordt. Dat verloopt als volgt: 1. De leerkracht verwoordt zelf de denkstappen hardop en voert de opdracht uit. Het kind volgt mee. 2. De leerkracht verwoordt de denkstappen hardop en het kind voert de opdracht uit. 3. Het kind verwoordt zelf en voert de opdracht uit. 4. Het kind begeleidt zichzelf fluisterend en voert uit. 5. Het kind begeleidt en stuurt zichzelf innerlijk en voert uit. Het is belangrijk als de stappen worden ingeslepen dat de omgeving van het kind actief meewerkt (ouders, school en opvoeders). Door voor een kind met ADHD de lijnen uit te tekenen wordt iets duidelijk en komt er structuur. Hierdoor wordt een bepaalde sfeer geschapen die veilig overkomt bij het kind en die de bereidheid om mee te werken.
Protocol ADHD!
Page 45 of 45
Beschrijving fase 1 “Wat moet ik doen?” Dit is de fase waarin het kind de opdracht hoort of leest. Het is een belangrijke fase omdat elk detail, woord of cijfer zijn waarde heeft voor de uiteindelijke oplossing. Een kleine onnauwkeurigheid kan de taak in de verkeerde richting sturen. Het kan veel energie besparen als je bij elke opdracht natrekt of het kind echt wel weet wat het moet doen. In het begin speelt de leerkracht beertje 1, na verloop van tijd en met behulp van visuele ondersteuning, neemt het kind de rol over. Om het kind de vraag op te laten lossen worden er een aantal algemene werkhoudingen van het kind verwacht. Deze worden omschreven in een voorbereidingsfase voorafgaand aan het eerste beertje. 1. 2. 3. 4.
Voorbereidingsfase algemene kijk- en luisterhouding nauwkeurigheid stopgedrag papegaaien
1. Algemene kijk- en luisterhouding Kinderen hebben vaak geen respect voor de persoon die aan het praten is, nog voor de leerkracht, nog voor elkaar. Ze praten door elkaar heen, nemen het woord en luisteren niet naar wat een ander zegt. Kortom er moet in een klas te veel herhaald worden. Als er afspraken worden gemaakt in de klas is het van belang dat de kinderen deze concreet ervaren, zodat ze weten wat een afspraak inhoudt. Je moet ze leren wat stil zitten betekent en wiebelen door het gewoonweg met de kinderen te doen. Dat kun je enkele keren oefenen. 2. Nauwkeurigheid Hierbij kun je denken aan oefeningen die kinderen precies moeten nadoen. Precies nadoen van bewegingen, nabouwen van een model van lego. Het is belangrijk om intussen goed te observeren wat het kind doet en hoe het te werk gaat. Werkt het nauwkeurig of niet? Belangrijke begrippen bij deze werkhouding zijn: waarnemen, letten op details, verhoudingen en structuren zien in een tekening, logisch werken, analyseren en vergelijken. 3. Stopgedrag Stopgedrag kun je aangeven met een signaal, maar ADHD kinderen hebben daar moeite mee. Daarom kun je het oefenen in speelse situaties. 4. Papegaaien Het gaat hier om dat de kinderen de instructie nazeggen. Het herhalen van een opdracht geeft een extra kans op het onthouden van een opdracht. Vooral jonge kinderen zeggen gemakkelijker de opdracht woordelijk na dan dat te antwoorden op de vraag: Wat moet ik doen? Bij het papegaaien gaat het om korte opdrachten: bv teken een bal. Door het hardop nazeggen heb je als begeleider controle op hoe het kind jouw instructie heeft opgenomen. Deze kleine opdrachten kun je beetje bij beetje uitbreiden. Nu we de voorbereidingsstappen hebben doorlopen kunnen we echt met stap 1 aan de slag. De voorafgaande stappen hebben gezorgd voor een zekere sfeer tussen kind en begeleider, een sfeer van vertrouwen, duidelijkheid een openheid bij het kind Protocol ADHD!
Page 46 of 46
om het denkproces te ontwikkelen. Veel kinderen veranderen bij deze eerste stappen al waardoor hun werkhouding ook al veranderd is. Beertje 1: “Wat moet ik doen?” Door de eerste stappen heeft het kind geleerd de opdracht letterlijk in te prenten, nu moet echter de inhoud nog worden geanalyseerd. Of te wel de verschillende deelopdrachten moeten worden onderscheiden. Het moet zover komen dat het na de instructie zegt: Dus dat moet ik doen en zo gaat het eruit zien. Analyseren: Hoe aanleren: - Eerst de instructie nazeggen. In het begin kun je hier heel strak in zijn en het kind altijd laten nazeggen wat het moet doen, maar later kun je het versoepelen wanneer er verbetering is. - Kinderen ontdekken dat in een instructie een aantal tips verborgen zitten die bijdragen aan de oplossing. - Kinderen moeten het aantal tips/criteria gaan tellen. Bijvoorbeeld begin met 2 tips: kleur en vorm. Voeg later een derde toe: aantal. - Je kunt hierbij ook werken met doe-opdrachten of boodschappen. Naast het analyseren moeten kinderen ook probleembesef hebben. Kinderen moeten weten dat een opdracht een oplossing vraagt. Probleembesef: Hoe aanleren: - Kinderen opdrachten laten bestuderen. Wanneer de opdrachtsituatie vergelijkbaar is met vroegere ervaringen en herkenbaar is, is er probleembesef. - Confronteer de kinderen daarom steeds met situaties, materiaal en opdrachten. - Door ervaring met verschillende soorten probleemsituaties krijgen ze een referentiekader waarin ze een nieuw probleem kunnen kaderen. Kinderen moeten ook leren deelopdrachten te onderscheiden in een complexe instructie. Naast auditieve opdrachten moeten er ook geschreven opdrachten worden gegeven. Transfer naar schoolse taken Leer kinderen de vraag van beertje 1 te beantwoorden door de standaard zin: Wat moet ik doen? Antwoord: ‘Ik moet……’. • Bijvoorbeeld bij een rekentaak: Wat moet ik doen voor deze rekentaak? Het kind verwoordt hardop: Ik moet op bladzijde 19 nummer 2 en 3 maken en op bladzijde 20 nummer 4. Op bladzijde 19 komt beertje 1 weer terug: Wat wordt er bedoeld met nummer 3? Het kind leest de opdracht en bestudeert het hele nummer 3: Dus, ik moet deze sommen maken en het resultaat noteren in dit diagram.
Protocol ADHD!
Page 47 of 47
Beertje 2: “Hoe ga ik dat doen?” Deze fase volgt op die van de instructie. Het kind komt zowel op school als in zijn dagelijks leven situaties tegen die niet zomaar op te lossen zijn. Het moet daarvoor vaardigheden aangeleerd krijgen. Het moet een geschikte oplossingsstrategie zoeken, het moet leren denken. We willen dat een kind een werkplan opstelt, maar daarvoor moet het kind abstract denken. Dat kunnen kinderen op een gemiddelde leeftijd van 8 a 9 jaar. Voor jonge kinderen is dat dus zeer moeilijk. Maar ook voor een ADHD-kind die zo vlug mogelijk aan het werk wil. Bij deze fase worden 2 planningsfases onderscheiden: 1. Planning in actie Kinderen moeten leren verwoorden hoe ze iets gaan uitvoeren. Daarvoor kunnen we concreet materiaal gebruiken. Als je denkt aan bouwmateriaal waarbij je moet bouwen naar model zullen ADHD kinderen snel afhaken. Door de vele stappen die ze moeten maken bij een model verslapt hun aandacht. Als je niet onmiddellijk begint met een kant-en-klaar werkplan, maar eerst werkt volgens een afbeelding onder begeleiding leert een kind er plezier in hebben. Laat het kind zelf verwoorden wat het moet doen. Zo zal het zonder al te veel moeite overschakelen op een werkplan. Ander oefenmateriaal is het vouwen van bv een vlieger. Laat het kind jou eens uitleggen hoe je een vlieger moet vouwen. Maar je kunt een kind ook een weg laten tekenen op een plattegrond waarbij een ander kind verwoordt hoe je van bv de bakker naar de slager gaat lopen. 2. Preplanning Als je merkt dat een kind gewoon raakt aan het verwoorden van de verschillende opeenvolgende stappen in het oplossingsproces, kan je verwachten dat het op mentaal niveau een werkplan opstelt. Ook hierbij kan de begeleider het kind helpen door samen te doen. Bij het zoeken naar een geschikte oplossingsstrategie zijn er drie mogelijkheden: - Oplossingswegen herinneren: zie ook probleembesef beertje 1. Ze herkennen de situatie uit eerder opgedane ervaringen. Nu gaat het kind een stapje verder door zich te bedenken hoe hij vorige keer het probleem heeft opgelost. Dan kijkt het kind of hij de strategie ook kan gebruiken in de nieuwe situatie hierdoor ontstaat leren uit ervaring. Deze lok je dus uit door opdrachten aan te bieden die een kind eerder aangeboden heeft gekregen. - Zoeken naar een nieuwe oplossingsstrategie: • Kinderen een werkplan laten opstellen wanneer ze bv een blad met ballen moeten kleuren zoals aangegeven voorbeeld. Ze kunnen bijvoorbeeld met de grootste beginnen en daarna de grootste naar beneden afwerken. Het is de bedoeling dat het kind leert verschillende stappen te herkennen in de uitvoering van een opdracht, leert deze stappen ordenen, leert zijn werk te organiseren en op deze manier systematisch te werken. - Specifieke oplossingswijzen: een belangrijke rol bij beertje 2 speelt ook het classificeren. Daarvan spreken we wanneer we tot een oplossing moeten komen, maar de gegevens eerst moeten verdelen in groepen volgens bepaalde criteria. Dit kun je bijvoorbeeld door het spel te spelen: Wie is het? Aan de hand van uiterlijke kenmerken blijft
Protocol ADHD!
Page 48 of 48
er door het stellen van vragen maar een persoon over. Daarbij speelt het vergelijken ook een belangrijke rol. Voor sommige schoolse taken zijn al werkplannen voor handen, denk maar aan reken- en spellingsregels. Planning en ordening - Wanneer een kind aan een leertaak begint orden je samen met hem de taken. Sta zelf model, dus verwoord zelf wat er gedaan moet worden. - Na het plannen neem je de eerste taak. Laat het kind zijn boek en schrift klaarleggen en toon hoe het moet. Daarna vraag je het kind hoe hij de opdracht denkt op te lossen. - Als het kind aan het werk gaat volg je hem wel, maar op afstand, zodat het kind zelfstandig werkt. - Spreek met het kind van tevoren een tijdmarge af, zodat het binnen een gestelde tijd een taak af kan maken. - Nadat het kind de taak af heeft gemaakt ga je hem samen evalueren.
Protocol ADHD!
Page 49 of 49
Beertje 3: “Ik doe mijn werk”. Het zwaarste werk is achter de rug wanneer beertje 1 en 2 zijn doorlopen. In deze fase is het belangrijk dat kinderen soms even stoppen met hun werkplan, omdat er iets fout gaat waardoor een kind vastloopt of een fout in de uitwerking krijgt. Het is daarbij niet altijd nodig een heel nieuw werkplan op te stellen. Het is daarbij goed kinderen te laten stoppen, opnieuw na te denken en samen met hem te lokaliseren waar de fout zich bevindt. Je kunt dan samen met het kind op zoek naar de fase waar de fout is gemaakt. Een voordeel daarbij is dat we de schuld kunnen geven aan een van de beren. Dat is minder bedreigend voor een kind dat al meerdere faalervaringen heeft meegemaakt. Door een kind te begeleiden met het probleemoplossend denken pakken we rechtstreeks een aantal werkhoudingproblemen aan. Deze zijn voor elk kind verschillend. Door ze te observeren, kun je ze achterhalen en kun je gebruik gaan maken van aandachtskaarten of een beloningssysteem (zie ook uitgewerkt beloningsysteem). Wil je echter met een dergelijk systeem gaan werken dan moet het kind gemotiveerd zijn. Factoren die de motivatie van een kind bevorderen: • De leerkracht is een maatje van het kind en samen lossen ze moeilijke opdrachten op. • Het kind ziet verband tussen wat het al kent en wat je als nieuwe leerstof aanbiedt. • Probeer zoveel mogelijk dingen te visualiseren. • Het visualiseren van de dagverloop biedt de kinderen veel houvast. • Kies onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van het kind.
Protocol ADHD!
Page 50 of 50
Beertje 4: “Ik kijk mijn werk na: wat vind ik ervan?” Beertje 4 heeft eigenlijk twee functies. Enerzijds controleert hij, aan de hand van de vraagstelling en het werkplan, of de oplossing correct is. Anderzijds is dit ook de beer die gedurende de hele taakuitvoering het kind leidt en stuurt als een ‘monitor’. Evalueren is iets wat veel kinderen niet doen. Ze laten de leerkracht de beoordeling wel geven van goed of fout, maar daardoor worden soms onnodig veel fouten gemaakt. Zelfcontrole maakt deel uit van een opdracht en dat moeten we de kinderen leren. Toch is evaluatie niet enkel iets wat volgt op de uitvoering. Daarom hieronder twee soorten evaluatie: • De evaluatie achteraf Beertje 4 is de controlebeer over de vorige drie. Zo leren we het kind terugblikken naar de oorspronkelijke vraagstelling: Wat moet ik eigelijk doen? Wat was de vraag, de opdracht? Wat werd er van mij verwacht? Het kind controleert elk beertje met zijn opdracht en kijkt ze een voor een na. De kinderen hebben van de leerkracht geleerd dat je moet evalueren en steeds moet terugkijken op je werk. Nu gaat het kind zelf die rol overnemen. Daarbij zal het kind leren soepel te kiezen, te wijzigen en zich niet vast te pinnen op een strategie voor een soort taak. • De monitor- functie Tijdens het gehele oplossingsproces stuurt het kind zijn denken en handelen door die te verwoorden, door zijn uitvoering voortdurend te toetsen aan de vooropgestelde strategie. We laten het kind steeds hardop verwoorden waarvan het einddoel het inwendig meespreken en verwoorden inhoudt. Het betekent een steun voor het kind waarnaar het bewust kan teruggrijpen. Reflectieve stijl, generalisatie, herval Het inoefenen van de zelfinstructiemethode heeft als doel: het kind een reflectieve denkstijl bijbrengen. Er moet ook transfer optreden tussen de oefeningen en echte schoolse taken. We kunnen van kinderen daarbij niet verwachten dat ze het aangeleerde gaan generaliseren naar andere situaties. Daarom is het verstandig binnen elke fase een link te zoeken met schoolse taken en andere probleemsituaties. Als echter de methode kans van slagen wil hebben, moeten ook ouders meewerken aan de methode, zodat hij ook een rol speelt in alledaagse situaties van het kind. Zo ervaart het kind dat er samenwerking bestaat en thuis en op school kan terugvallen op eenzelfde ondersteuning van zijn denken en handelen. Voor een ADHD-kind is er de kans om terug te vallen in zijn oude patroon dat door de ernstige beperkingen die voortkomen uit de problematiek zelf. Het is daarom van belang de methode continu op school, maar ook in de thuissituatie uit te voeren. Is het kind weer vervallen in het oude patroon dan moet het proces van de beren worden hervat.
Protocol ADHD!
Page 51 of 51
Bijlage 4, het beloningssysteem Doelen voor de leerkracht: - Het belonen van het positieve gedrag waardoor het negatieve gedrag afneemt. - De leerling positief benaderen zodat er voor het kind een succes ervaring ontstaat. - Structuur bieden voor zowel de leerkracht, als leerling. Doelen voor de leerling: - Het omzetten van negatief gedrag naar positief gedrag. - Het maken van afspraken en het leren zich daaraan te houden. - Het leren verantwoordelijk te zijn voor je eigen werk en gedrag. - Het verminderen van de impulsiviteit. Beloningssysteem met fiches voor kinderen van vier tot zeven jaar 1. Neem een set fiches, bij kinderen van vier of vijf jaar zijn alle kleuren 1 punt waard. Als het kind ouder is dan vijf kun je de verschillende kleuren een bepaalde waarde geven. Bijvoorbeeld: wit = 1, blauw = 5 en rood = 10. Je kunt dit eventueel achterop het fiche zetten. 2. Ga even rustig met het kind zitten en leg het systeem uit. Benader de uitleg positief. Zeg het kind dat hij door middel van dit systeem beloond gaat worden voor zijn goede taken en andere positieve bijdrages.Voor elke keer dat het kind zich goed gedraagt, kan hij fiches verdienen. Met deze fiches kan het kind sparen voor beloningen die hij leuk vindt. Maak meteen duidelijk dat je alles op papier zet zodat jullie allebei weten hoe het ervoor staat. Zeg het kind dat hij mag helpen bij het opstellen van de beloningen die verdiend kunnen worden. 3. Laat het kind de fiches zien en leg uit dat het ‘snoepjes’ is dat hij kan verdienen voor het volbrengen van bepaalde taken en dat het aantal fiches dat hij kan verdienen, verschilt per taak. Hoe moeilijker de taak is en hoe langer deze duurt, hoe meer fiches hij kan verdienen. Leg meteen uit dat het kind alleen de fiches krijgt als hij meteen doet wat je zegt en als de taak helemaal af is. Je kunt dit verduidelijken met voorbeelden hoe het wel en hoe het niet moet verlopen. 4. Zoek samen een ‘bank’ uit die kan worden gebruikt om fiches in te verzamelen. Denk aan een koffiebus, schoenendoos etc en ga deze eventueel mooi versieren. 5. Stel nu de lijst van beloningen vast. Vraag het kind wat voor beloning hij wenst als hij zich goed gedraagt. Denk aan bijvoorbeeld; achter de computer, kiezen waar hij mee wilt spelen etc. Maak een lijst van ongeveer tien beloningen. 6. Maak nu een lijst waarmee de fiches kunnen worden verdiend. Dit kunnen alledaagse taken zijn die vaak niet goed verlopen. Luisteren naar andere kinderen, vinger opsteken etc. Enkele belangrijke richtlijnen: - Het is de bedoeling dat het kind helpt bij het opstellen van de lijst maar dat je zelf het laatste woord hebt. - Als je dingen opschrijft die het kind niet mag doen stel dan ook de periode vast waarin het kind dit niet mag doen om punten te verdienen. Bijvoorbeeld niet lopen als je in de kring zit.
Protocol ADHD!
Page 52 of 52
Vertel het kind dat je soms, maar niet altijd, bonuspunten weggeeft als hij meteen doet wat je zegt of de opdracht doet met een bijzonder positieve houding. 7. Bepaal hoeveel fiches het kind met elke taak kan verdienen. Kinderen van vier of vijf jaar kunnen per taak een tot drie fiches verdienen. Voor heel moeilijke taken, bijvoorbeeld het hele knutselwerkje in een keer afmaken, kunnen dit er drie zijn. Kinderen van zes en zeven jaar kunnen tussen de een en tien fiches per taak verdienen, afhankelijk van de moeilijkheidsgraad en de mate van de verantwoordelijkheid. 8. Bepaal nu hoeveel fiches het kind voor elke beloning op de lijst moet betalen. Dit moet je zelf bepalen. Tel op hoeveel het kind gemiddeld per dag kan verdienen. We adviseren dat je ongeveer tweederde van de fiches die hij die dag heeft verdiend, moet kunnen omwisselen voor een beloning en dat eenderde overblijft om mee te sparen. Het hoeft geen precisiewerkje te zijn. Het is wel belangrijk dat het kind meer kan verdienen voor moeilijkere taken.
-
Hieronder volgt een scorekaart zoals deze eruit kan zien voor een kind van vijf of zes jaar die ongeveer 3 fiches kan verdienen: Beloning
Kosten
Computeren ( half uur )
3 (max. 1 uur computeren per schooldag) 1 1 1
Speelhoek kiezen Buitenactiviteit kiezen Knutselwerkje kiezen
Het bepalen van het aantal fiches zal na verloop van tijd bijgesteld kunnen worden. Houdt er wel rekening mee dat het kind ook zeggenschap heeft over het systeem, zodat hij weet dat zijn mening ook belangrijk is. 9. Herinner het kind eraan hoe hij fiches kan verdienen. Dus als hij meteen doet wat er wordt gevraagd. Als bonus voor een positieve houding of voor ander gewenst gedrag dat niet is opgeschreven. Als het kind eenmaal begrijpt wat de bedoeling is zeg dan dat je van plan bent er de volgende dag mee te beginnen. Let er op dat je de eerste week vrijgevig bent met het weggeven van bonussen. Als het kind niet snel fiches kan verdienen, is het systeem gedoemd te mislukken. Hij heeft dan geen reden zich goed te gedragen omdat er toch geen beloning tegenover staat.
Protocol ADHD!
Page 53 of 53
Beloningssysteem met punten voor kinderen van acht tot en met twaalf jaar Gebruik dit beloningssysteem voor kinderen van acht tot en met twaalf jaar. Het is iets ingewikkelder, de verantwoordelijkheden zijn groter en zo ook het aantal punten dat verdiend kan worden en de beloningen die daarmee kunnen worden verdiend. In plaats van een bank gebruik je een kasboekje of notitieboekje. Het opzetten van het puntensysteem gaat als volgt: 1. Koop een kasboekje/notitieboekje en schrijf op de voorkant dat het om het scoreboek gaat. Eventueel kunt het boekje samen of alleen versieren. Hierdoor wordt het een nog specialer boekje. Verdeel iedere bladzijde in vijf kolommen. Schrijf als kopjes: - Datum - Taak/Beloning - Verdiend + - Opgenomen - Saldo Leg uit dat je elke keer dat hij een beloning heeft verdiend voor gehoorzaam gedrag je de datum opschrijft, een korte omschrijving van de taak of het gedrag, het aantal punten dat hij heeft verdiend en dan het nieuwe saldo. Elke keer dat het kind punten opneemt voor een beloning schrijf je dat in de kolom ‘opgenomen’, en het nieuwe saldo in de kolom ‘saldo’. Vertel het kind dat hij niet in het boek mag schrijven maar alleen jij dat mag doen. 2. Maak samen met het kind een lijst van beloningen, op dezelfde manier als beschreven staat bij het systeem van de fiches. Het wordt snel duidelijk dat deze lijst er wel heel anders uit zal zien. 3. Maak nu een lijst van taken zoals beschreven staat bij het systeem met de fiches. Deze lijst zal langer worden omdat een ouder kind toch meer verantwoordelijkheden heeft. 4. Stel nu vast hoeveel punten het kind voor elke taak kan verdienen. Aangezien de taken moeilijker zijn dan bij jongere kinderen kunnen er ook meer punten worden verdiend. Bijvoorbeeld 5 tot 25 punten voor dagelijkse taken en afspraken. Hoe moeilijker de taak is of hoe meer er wordt verwacht van de zelfbeheersing van het kind, hoe meer punten er verdiend kunnen worden. 5. Zoals uitgelegd bij het systeem van de fiches, moet je uitvinden hoeveel punten het kind per dag kan verdienen om te bepalen hoeveel punten er ingewisseld moeten worden voor een beloning. Ook hier is het de bedoeling dat er punten gespaard worden. Begin het systeem op dezelfde manier als het systeem met de fiches.
Protocol ADHD!
Page 54 of 54
Aandachtspunten bij het beloningssysteem Het is belangrijk dat de lijst met beloningen goed is. Kinderen kunnen de meest geweldige dingen wensen maar het moet wel uitvoerbaar. Er moeten ook beloningen op staan die verschillen van het inleveren van het aantal punten. Grotere beloningen voor zeer goed gedrag en de iets kleinere beloningen voor de kleinere taken. Breng op de lijst steeds nieuwe beloningen aan zodat er uitdaging is om er voor te werken. Zodra het voor het kind geen uitdaging meer is om punten te verdienen heeft het hele systeem geen nut meer. Houd er rekening mee dat er ook andere kinderen in je klas zitten. De beloningen moeten natuurlijk niet zo ‘bijzonder’ worden dat er scheve gezichten ontstaan. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat de andere kinderen jaloers worden en zich minder goed gaan gedragen om vervolgens ook beloond te worden. Wat wel en niet mag bij het beloningssysteem • • • • • • •
Introduceer het programma niet met de mededeling dat het kind zich altijd ongewenst gedraagt en dat hij daarom nu zijn beloningen moet gaan verdienen. Je mag het kind niet straffen door fiches of punten af te trekken voor ongewenst gedrag. Het is de bedoeling hem aan te moedigen zich goed te gedragen. Niet zuinig zijn met het geven van fiches of punten. Beloon het kind onmiddellijk als het zich positief gedraagt. Zorg ervoor dat iedereen weet heeft van het werken met het systeem, denk aan invallers etc. Wacht niet met belonen, geef de fiches of punten gelijk als de taak volbracht is. Geef complimentjes als je de fiches of punten geeft, ondersteun het met verbale en non-verbale communicatie. Vertel nogmaals waarom het kind de fiches of punten verdiend heeft. Zeg het kind waarom je vindt dat het goed gegaan is.
Hoe wordt het een nog groter succes? • • • • •
Kinderen die nog niet kunnen lezen worden extra aangemoedigd als de lijst van taken en beloningen gemaakt is van plaatjes. Laat het kind zelf zijn fiches uit de ‘bank’ halen en omwisselen voor een beloning. Door het ‘echt’ te laten lijken zal hij nog meer zijn best doen. Bewaar de ‘bank’ op een ‘bijzonder’ plaatsje, bijvoorbeeld bij de leerkracht op zijn bureau. Complimenteer het kind bij het uitvoeren van de taak, zo is de motivatie groter om de taak goed te volbrengen. Als er meerdere leerlingen zijn die hetzelfde systeem nodig hebben geef er dan voor iedere leerling iets eigens aan!
Protocol ADHD!
Page 55 of 55
Bijlage 5, dagritmekaarten Handleiding dagritmekaarten Doelen voor de leerkracht: - Structuur bieden aan het kind door de dag voor te structureren. - Door te kiezen voor uitdagende illustraties biedt je het kind visuele ondersteuning. Doelen voor de leerling: - Het bieden van structuur. - Het visualiseren van de planning van de dag. - Het kind kan zijn aandacht beter vestigen op de lessen, door de houvast die dagritmekaarten bieden. Hoe te gebruiken? De dagritmekaarten worden gebruikt om structuur te bieden in het doorlopen van de dag. De kaarten hangen zichtbaar op zodat alle leerlingen kunnen zien wat de planning voor de dag is. Op deze manier schep je structuur en biedt je houvast voor kinderen die moeite hebben om voor zichzelf dingen te ordenen. Je kunt de kaarten aan het begin van een dagdeel doorlopen en samen met de kinderen bekijken wat de verschillende activiteiten zijn die dat dagdeel gedaan moeten worden. De kinderen kunnen dit tussentijds ook zelf bekijken. Onderbouw: Voor de onderbouw hebben we gekozen voor: - School t.v. - Verjaardag - Buitenspelen - Spelen/werken - Kring (hier vallen alle kringactiviteiten met betrekking tot taal, rekenen etc.onder) - Gym - Naar huis - Eten en drinken Bovenbouw: Voor de bovenbouw hebben we gekozen voor: - Leefstijl - Rekenen - Verkeer - Mini projecten - Trefwoord - Taal - T.v. kijken - Spelling - Voorlezen - Lezen - Zelfstandig werken - Gym - Schrijven - Buitenspelen - Computertijd - Drama - Denkspellen - Muziek - Tekenen - Topografie - Natuurkennis - Aardrijkskunde - Geschiedenis - Informatie verwerking
Protocol ADHD!
Page 56 of 56
Bijlage 6, interesselijst Handleiding interesselijst Doelen voor de leerkracht: - Het achterhalen van de interesses van de leerling om hier een beloning aan te kunnen koppelen. - Het achterhalen van het zelfbeeld van het kind. - Tijdens loopmomenten in kunnen spelen op de interesse van het kind. Doelen voor de leerling: - Het kunnen verwoorden van de interesses en hobby’s. Hoe te gebruiken? Onderbouw: In de onderbouw hebben we gekozen voor een gesprekje. Door het stellen van de juiste vragen kun je de interesses van het kind afleiden. Deze kun je later omzetten naar een beloning voor een goed verlopen activiteit of voor goed gedrag. Midden- bovenbouw: In groep 3 is het verstandig om het kind samen met de leerkracht de interesselijst te laten invullen. Vanaf groep 4 kunnen de kinderen dit zelfstandig. Ook aan de hand van deze lijst kan aan een interesse een beloning gekoppeld worden. Extra aanvulling: Interessebakje, je kunt voor een ADHD-kind een interessebakje samenstellen. Dit kun je samen met het kind doen. In dit bakje kunnen kaartjes komen met afbeeldingen of tekst met de interesses van het kind die je kunt gebruiken als een beloning. Voorbeelden: Onderbouw: Laat de kinderen plaatjes uit tijdschriften knippen waarop afbeeldingen staan die omgezet kunnen worden naar beloningen in de klas. Het kind knipt een pop uit en plakt deze op een kaartje. Dit kaartje kan dan corresponderen met de poppenhoek. Midden- bovenbouw: Laat de kinderen op de computer afbeeldingen zoeken of op kaartjes een stukje tekst schrijven over hun eigen interesses. Dit kan dan ook weer corresponderen met een activiteit in de klas die als beloning gehanteerd kan worden.
Protocol ADHD!
Page 57 of 57
Bijlage 7, mini kaartjes Handleiding mini kaartjes Doelen van de leerkracht: - Bieden van structuur zodat het zelfstandig werken geordend verloopt. - Door het kind te begeleiden zal het leren plannen en geordend werken. Doelen van de leerling: - Het leren structureren van opdrachten waardoor het maken van de taken beter verloopt. - Door de visuele ondersteuning weet het kind gedurende een bepaalde tijd wat hij moet doen. Hoe te gebruiken? De leerling krijgt zelf een set mini kaartjes met de pictogrammen die staan voor activiteiten tijdens het zelfstandig werken. Deze komen overeen met de dagritmekaarten. De leerling kan deze kaartjes zelf of met behulp van de leerkracht in de goede volgorde neerleggen en op zijn tafel plakken met bijvoorbeeld kneedgum. De leerling kan hier houvast aan hebben tijdens het zelfstandig werken.
Protocol ADHD!
Page 58 of 58
Bijlage 8, observatieformulier gedrag Naam:…………………………………………………… Groep:………………………………………………….. Datum en tijd:………………………………………….. Observatiedoel:……………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Beginsituatie:………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Achtergrondgegevens:……………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Te observeren gedrag Loopt weg van tafeltje
frequentie
Wiebelt Bijt op potlood Kijkt uit het raam Praat met andere kinderen Schopt tegen tafelpoot Valt Krast in schrift Praat in zichzelf Roept door de klas Loopt naar de leerkracht toe Werkt aan taak Conclusie bevindingen: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Protocol ADHD!
Page 59 of 59
Bijlage 9, omgevingsfactoren Vragenlijst omgevingsfactoren concentratie Materialen • De materialen en hulpmiddelen liggen klaar. • De materialen hebben een vaste plaats. • Materialen zijn in voldoende mate. Aanwezig. • Materialen zijn in goede staat en aantrekkelijk voor de kinderen. Organisatie van lesactiviteiten • Men kan snel met de les beginnen. • Duidelijke regels bij het wisselen van de activiteiten. • Duidelijke regels bij het binnenkomen van de klas. • Duidelijke regels voor het uitdelen en opruimen van materialen. • De leerlingen weten wat ze moeten doen als ze klaar zijn met hun werk. • De leerlingen weten hoe het dagprogramma er uit ziet. • Het werk wordt altijd met de leerlingen nabesproken. Afstemming activiteiten op het niveau en interesse van kinderen • Bepaalde leerlingen verrichten activiteiten boven hun niveau. • Bepaalde leerlingen verrichten activiteiten beneden hun niveau. • Er is voldoende afwisseling tussen leeractiviteiten en spel. • Er is voldoende materiaal voor goede en zwakke leerlingen. Instructie, verwerking en zelfstandig werken • Alle leerlingen kunnen de instructie goed volgen. • Het is voor de kinderen duidelijk wanneer ze hulp mogen vragen. • Goede leerlingen vervelen zich tijdens de instructie. • De verwerkingsopdrachten zijn duidelijk voor de kinderen. Probleemsituaties, niet gewenst gedrag en ordeverstoring • Er zijn regelmatig lesonderbrekingen. (binnenlopende collega’s, laatkomers) • Kinderen worden afgeleid door geluiden op de gang. • Kinderen worden afgeleid door geluiden op de speelplaats. • Er wordt veel gepraat en onnodig gelopen in de klas. Protocol ADHD!
+/-
+
+/+/-
+ +
+/-
+
+/+/-
+ +
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
Page 60 of 60
gelopen in de klas. Er zijn leerlingen met gedragsproblemen. In kringgesprekken wordt aandacht geschonken aan sociaal gedrag. • Leerlingen worden in de klas afgeleid door instructie aan andere leerlingen. Inrichting • De kinderen worden afgeleid omdat ze dicht op elkaar zitten. • De kinderen worden afgeleid doordat kinderen materiaal gaan halen. • In de klas is een vaste plek voor bezittingen van kinderen. • In de klas is een lees-luister-hoek waar kinderen rustig kunnen werken. • In de hoek is voldoende materiaal voor goede en zwakke leerlingen. • De inrichting van de hoeken wordt regelmatig aangepast. • Op de speelplaats is voldoende speelmateriaal voor de leerlingen. • Op de speelplaats zijn afgebakende plekjes zodat kinderen zich veilig voelen. • In de klas zijn voldoende kasten om materiaal overzichtelijk op te bergen. • De klas is gezellig maar niet chaotisch. • •
Schoolniveau • Binnen de school zijn duidelijke regels over: te laat komen, naar de w.c. gaan, gedrag op de gang en tijdens de lessen. • Binnen de school worden regelmatig leerlingbesprekingen gehouden. • Er gelden duidelijke afspraken over gedrag op de speelplaats
Protocol ADHD!
-
+/+/-
+ +
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
-
+/-
+
Page 61 of 61
Bijlage 10, DSM-IV lijst Zes of meer van de volgende symptomen van aandachtstekort zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau: Negen criteria voor aandachtstekort 1. Slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten. 2. Heeft vaak moeite de aandacht bij een taak of spel te houden. 3. Lijkt vaak niet te luisteren als hij aangesproken wordt. 4. Volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes af te maken of verplichtingen na te komen. (niet het gevolg van oppositioneel gedrag of van het onvermogen om aanwijzingen te begrijpen). 5. Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten. 6. Vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige geestelijke inspanning vereisen. 7. Raakt vaak dingen kwijt. (bijvoorbeeld fietssleutel, gsm of boeken) 8. Wordt gemakkelijk afgeleid door prikkels van buitenaf. 9. Is vergeetachtig. Zes of meer van de volgende symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau: Negen criteria voor hyperactiviteit/impulsiviteit 1. Beweegt vaak onrustig met handen en voeten of draait met zijn stoel. 2. Staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op de plaats blijft zitten. 3. Rent vaak rond of klimt overal op. 4. Kan moeilijk rustig spelen of zich bezig houden met ontspannende activiteiten. 5. Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’. 6. Praat vaak aan één stuk door. 7. Gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vraag is afgemaakt. 8. Kan moeilijk zijn beurt afwachten. 9. Verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op. (bijvoorbeeld in gesprekken) Daarnaast moeten ook de volgende voorwaarden vervuld zijn 1. Enkele symptomen van aandachtstekort of hyperactiviteit/impulsiviteit die beperkingen veroorzaken, waren voor het zevende levensjaar aanwezig. 2. Een kind kan met andere woorden geen ADHD krijgen op bijvoorbeeld zijn 15de levensjaar. 3. Enkele beperkingen uit de groep symptomen zijn aanwezig op twee of meer terreinen. (bijvoorbeeld op school, op een sportclub en thuis). Er moeten zichtbare beperkingen zijn in het sociale en schoolse functioneren. De symptomen komen niet uitsluitend voor in het beloop van een ontwikkelingsstoornis, schizofrenie of een andere psychische stoornis en zijn niet veeleer toe te schrijven aan een andere psychische stoornis (bijvoorbeeld stemmingsstoornis, angststoornis of een persoonlijkheidsstoornis).
Protocol ADHD!
Page 62 of 62
Bijlage 11, ‘klavertje vier’ Deze lijst kan je als leerkracht pas invullen als je het kind goed kent. Je begint met het aankruisen van de primaire kenmerken. Heeft het kind enkele van deze primaire kenmerken, dan kruis je de knipperende lamp aan. Je gaat nu de andere drie probleemvelden inventariseren. Worden ook hier veel kenmerken gesignaleerd, dan kan er sprake zijn van ADHD. Je kruist dan het droevige gezichtje aan.
Protocol ADHD!
Page 63 of 63
Bijlage 12, literatuurlijst
Protocol ADHD!
Page 64 of 64