1.10 Probleemoplossend Denken en Handelen
“Denken is de productieve kant van de intelligentie en is steeds gericht op het ontwerpen en hanteren van oplossings- en ordeningsmiddelen om een bepaald doel te bereiken.” Het is zonder meer duidelijk dat deze definitie ook van toepassing is op techniek waar probleemoplossing voortdurend aan de orde is. Lees ook “Krachtbronnen voor leren in techniek” in Impulsboek Techniek 9-12 op blz. 45 Problemen oplossen gaat echter niet vanzelf. In techniek zou het wel eens verkeerd kunnen aflopen als leerkrachten zich niet bewust zijn van de voorwaarden die vervuld dienen te worden voor men met kinderen aan adequate probleemoplossing kan doen. De voorwaarden liggen op tweeërlei vlak: voorwaarden inherent aan de leerling voorwaarden inherent aan techniek 1. Inherent aan de leerlingen - voldoende ervaringsachtergrond om een technische probleemsituatie aan te kunnen. Daartoe behoren zowel de zogenaamde domeinspecifieke kennis (weten ze al iets over waarmee ze technisch bezig (zullen) zijn?), zoals de technische taal, het handig en vaardig omgaan met gereedschap, het kunnen inschatten van mogelijkheden van materie en instrumenten, het begrijpen van de technische instructies, enzovoort. - enkele leerstrategieën kunnen toepassen. Ze beschikken over een (ruim) arsenaal aan denken handelingsvaardigheden. Voor wat techniek betreft, zijn dat: kunnen vergelijken en ordenen, meten, schetsen maken en schematiseren, een geheel tot onder-delen kunnen terugbrengen en dan weer samenstellen, juiste materialen kiezen, bepaalde oorzakelijke verbanden zien (als ik hieraan draai, dan...), enzovoort. - weet hebben van eigen mogelijkheden (metacognitie) om techniekproblemen op te lossen en hulp of uitleg vragen niet uit de weg te gaan. Kinderen van de basisschool doen graag euforisch wanneer het op techniekactiviteiten aankomt, voor velen is niets onmogelijk. Het is goed kinderen op een zachte wijze met beide voeten op de grond te houden en hen in techniek te leren hoe belangrijk het is zichzelf goed in te schatten. Zo leren ze bijvoorbeeld op een goede wijze omgaan met elektriciteit, gevaarlijke stoffen en dergelijke en kweken ze een houding van controle en onderzoek aan.
Impulsboek Techniek 6-9 jaar- Referentiekaders
41
2. Inherent aan techniek - Techniekproblemen laten zich op verscheidene wijzen oplossen. Kinderen ervaren dat bijvoorbeeld een methode van gissen en missen ook tot een goed resultaat kan leiden. Ze weten echter ook dat dit dikwijls de langste en minst economische weg is. - Veel techniekproblemen zijn ook de wereld uitgeholpen door systemen van voor- en nadoen, waarbij anderen (dikwijls leerkrachten) aan kinderen door uitleg, instructie, handreiking en medehulp het nodige resultaat voorschotelen. In heel wat knutsel- en handvaardigheidsactiviteiten op de basisschool is deze “methodiek” nog hardnekkig aanwezig. Overigens met dikwijls goed technisch resultaat. - Het is echter heel wat beter als kinderen geleidelijk ervaren hoe werken volgens een stappenplan (dat kan worden geleerd) hen op eigen wijze, zonder al te veel inbreng van anderen, ook tot probleemoplossing brengt. Dergelijke probleemoplossingsstrategieën, die we niet alleen in techniek maar ook in andere herkenbare situaties uit de klaspraktijk toepassen (vraagstukken, begrijpend lezen, en dergelijke), krijgen in techniekproblemen een zeer concreet en materieel karakter. Wij durven hiervan dan ook te zeggen dat het werken vanuit een technisch denk- en handelingsproces een goede “vooroefening” kan zijn en transfer realiseert bij meer abstracte probleemoplossing. Uit ervaring blijkt dat kinderen in een technologisch
Om met een duimstok de dikte van één blad papier te meten, moet je een ware strategie hanteren.
denk- en handelingsproces haast nooit de evaluatiestap overslaan (werkt het?). Het realiseren van technische dingen (samenstellen, (re)construeren, maken, enzovoort) leidt als vanzelf tot het uitproberen of het werkt. Terugkoppelen naar een vorige stap uit de strategie lijkt dan ook spontaan te gebeuren. 42
Impulsboek Techniek 6-9 jaar- Referentiekaders
1. Probleemstelling
2. Planning Ontwerpen
3. Uitvoering Maken
Het probleem wordt gesteld en vervolgens geanalyseerd: er moet iets worden bedacht, gemaakt, gebruikt, enzovoort. Het probleem wordt “anders” voorgesteld (probleemrepresentatie): verbaal, schematisch, grafisch, naar model. Ontwerpen worden besproken en gekozen. Overgaan tot het maken (probleem oplossen). Kiezen van materialen en gereedschap, een logische ordening hanteren en realiseren d.m.v. constructie, bouwen, assembleren, enzovoort.
4. Gebruik
Het geheel uitproberen. Het werkt (niet)! Het functioneert (niet)!
5. Evaluatie
Alles kritisch onder de loep! Eventueel terug naar stap 2 !
Fig. Vereenvoudigd schema van het technisch denk- en handelingsproces Bron: TOBO (Technologische Opvoeding Basisonderwijs -1993)
Van plan…
…naar concrete realisatie
43
1.11 Het lichaam is het eerste instrument (1)
Het is bijzonder boeiend, zowel bij jonge als oudere kinderen, het eigen lichaam technisch te verkennen. Ze zijn heel vertrouwd met het eigen lichaam, maar herkennen de technische mogelijkheden ervan niet. Het is dus van belang dat de leerkracht in elk niveau van de basisschool bij de kinderen/de leerlingen de aandacht vestigt op de technische functionaliteit van hun lichaam. Hier wordt nogmaals duidelijk dat natuur en techniek onafscheidelijk zijn. Deel 2 vind je in Impulsboek Techniek 9-12, (blz. 49).
Het samenspel van zintuigen en motoriek Kinderen hebben geen directe confrontatie met techniek nodig om technische basisinzichten en –vaardigheden op te doen. Het eigen lichaam instrumenteel verkennen, leidt daar als vanzelf naartoe. Een goed gebruik van de zintuigen en wat motorische gevoeligheid zijn al voldoende om “technisch uit de hoek te komen”. Je ziet al bij heel jonge kinderen dat de grijpfunctie het resultaat is van een goed samenspel tussen kijken en handelen (zien en doen) wat in de leerpsychologie de oog-handcoördinatie wordt genoemd en een onderdeel is van de sensomotoriek. De hele sensomotoriek komt aan bod als alle zintuigen worden aangesproken om technisch handelend bezig te zijn. We illustreren dat in volgend schema.
Zintuig
Gezichtsvermogen
44
Verwoordingen & gewaarwordingen
In technische situaties als …
Ogen ontvangen licht- • beweging en stilstand onderscheiden; prikkels o.a. door lens en • inschatten van afstand netvlies en ruimte bij het spel om ongehinderd te zien, kijken, waarnelopen en te springen; men, observeren… • grijpen, vastpakken, reiken, … in diverse bril, lens, loep… leer- en spelsituaties; • het dragen van een bril, slechtziendheid, de functie van lenzen, het blindheid… gebruik van een loep; • weten dat slechte ogen door ingrepen kunnen worden verbeterd;
Impulsboek Techniek 6-9 jaar- Referentiekaders
Gevoel door prikkels die “vervorming” van de huid tot gevolg hebben in vingers, handen, huid voelen, aaien, strelen, knijpen, wrijven
Tastzin
• voelen wat hard of zacht is, warm of koud, nat of droog... • het gevoel hebben “zicht te krijgen” op eigenschappen van dingen: ruw of glad, stekelig, enzovoort • aanvoelen of een gereedschap goed in de hand ligt, past, een goede grip heeft, niet te licht of te zwaar is en dergelijke • pijn ervaren en daarop reageren
Oren
Gehoor
vangen o.a. geluids- • opgevangen geluiden vertellen iets over trillingen op via oorschelp, dingen die bewegen, trommelvlies, gehoorbeenvallen, enzovoort tjes en slakkenhuis • door de klank weten wat het is, of er iets horen, luisteren aan mankeert, waaroorschelp uit iets is gemaakt gehoorapparaat • weten waardoor gehoorgehoorschade, doofheid schade optreedt • wie draagt er een gehoorapparaat en waarom?
Neus
vangt (moleculaire) • geuren waarnemen die geurstoffen op iets over de kwaliteit vertellen: ruikt lekker, stinkt... • door de reuk, de geur, ruiken, (op)snuiven het parfum weten wat er gebeurt: koken, (ver)branden, rook, gas, verdamping of verstuiving van…
Reukzin Tong en smaakpapillen vangen (moleculaire) smaakstoffen op smaken, proeven
• onderscheiden wat lekker, niet lekker is, bedorven, vers, enzovoort • onderscheiden van zoet, zuur, zout, bitter, en dergelijke, om gerechten en drank te definiëren en te kwalificeren
Smaakzin Impulsboek Techniek 6-9 jaar- Referentiekaders
45
v
Zien voelen horen ruiken denken Noot: - de volgorde in dit overzicht is nagenoeg de orde waarin kinderen hun zintuiglijke observaties aangeven. Zie “Strategische vragen stellen”, blz. 34. - Zintuigen zijn organen die reageren op onderscheiden prikkels (zie schema) om gedeelten van de werkelijkheid waar te nemen. De zintuigen geven informatie aan de hersenen die de prikkels interpreteren. - De zintuigen worden gewoonlijk als de bovenstaande vijf beschreven. Bijkomend wordt dikwijls ook de evenwichtszin vermeld. De evenwichtsorganen bevinden zich in het binnenoor (slakkenhuis en labyrint) en geven aan de hersenen informatie door over bewegingen en in balans blijven van het lichaam. Kinderen, hoe jong ook, kunnen via de zintuigen veel informatie opdoen over techniek en zijn in staat “strategische vragen te stellen” over de werking, het gebruik en het maken van techniek. Zie daarover blz. 34 en iets dergelijks bij “Namen noemen”, blz. 237.
46
Impulsboek Techniek 6-9 jaar- Referentiekaders