VOORSTELLEN
PROVINCIES 2012-2018
Inleiding 3 Mobiliteit 4 Bestuur, democratie en participatie
5
Ruimte 6 Milieu en natuur
7
Een transparant, gemeenschappelijk beleid voor recreatiedomeinen 8 Wonen 9 Economie 10 Toerisme 12 Energie 14
2
INLEIDING Groen trekt naar de provincieraadsverkiezingen met een kernpuntenprogramma, dat de nadruk legt op die taken waarvan wij vinden dat de provincies ze prioritair moeten opnemen. Provincies moeten niet alles willen doen. Provincies moeten zich focussen, zich concentreren op die taken waar zij echt een meerwaarde kunnen leveren. Een meerwaarde die vaak zal bestaan uit innoveren, coördineren of stimuleren. Het accent zal daarbij niet uitsluitend, maar wel hoofdzakelijk bij grondgebonden bevoegdheden liggen. Daarom leggen we in dit kernpuntenprogramma ook de nadruk op die grondgebonden bevoegdheden. De voorstellen in dit programma gaan over mobiliteit, democratie, ruimte, milieu en natuur, recreatiedomeinen, wonen, economie, toerisme en energie. De provincies zijn op dit moment het democratisch verkozen niveau tussen gemeenten en gewest. Een democratisch tussenniveau is noodzakelijk, als we de bestuurlijke verrommeling willen tegengaan: de veelheid aan vaak weinig democratische en transparante intercommunales, vzw’s,… De gemiddelde Vlaamse gemeente maakt deel uit van maar liefst 68 van die samenwerkingsverbanden. Er moet absoluut een vereenvoudiging en democratisering komen van al die tussengelegen structuren. Zijn de provincies het ideale tussenniveau? Op termijn sluiten democratisch verkozen stads- en streekregio’s (kleiner dan de huidige provincies) als schaalniveau allicht beter bij de maatschappelijke realiteit aan. Niet als een nieuw bestuursniveau, maar als een niveau dat op termijn de provincies vervangt. Het niveau van de stads- en streekgewesten is het meest natuurlijke en het meest geëigende bestuursniveau om een vernieuwend en daadkrachtig beleid te voeren en bovenlokale diensten aan te bieden. De schaal van de provincie is dikwijls te groot en de provincie ligt voor veel mensen te ver weg. Die stads- en strekgewesten mogelijk maken is een uitdaging voor de Vlaamse overheid. Jammer genoeg wil de huidige meerderheid die handschoen niet opnemen. Aan de provincies ondertussen de uitdaging om die rol als democratisch verkozen tussenniveau ten volle te spelen.
3
MOBILITEIT 1. De provincie is het fietsbestuur bij uitstek. De provincie legt zelf infrastructuur aan (ontbrekende schakels in gemeentegrensoverschrijdende verbindingen en bovenlokale fietsroutes, waarbij de provincie indien nuttig en nodig ook kan onteigenen) en geeft daarnaast subsidies aan de gemeenten. Functionele fietsroutenetwerken en velostrades zorgen voor snelle, comfortabele en veilige verbindingen tussen de kernen. Speciale aandacht gaat naar beveiligde oversteken aan drukke wegen. De provincie speelt actief haar rol als kwaliteitsbewaker van voorzieningen voor fietsers en voetgangers.
3. Mobiliteitsproblemen houden niet op aan gemeentegrenzen. De provincies kunnen de trekker zijn in overleg tussen de verschillende actoren en studies rond doortochten, vrachtwagenverkeer, adviseren van schoolvervoerplannen, bereikbaarheid van bedrijventerreinen,…
2. Een fijnmazig tragewegennetwerk vormt een alternatief weggennet voor de actieve weggebruikers. Trage wegen zorgen voor korte en veilige verbindingen. De provincies spelen hier een belangrijk rol: zo is het de deputatie die de eindbeslissing neemt over de afschaffing (of opening) van buurtwegen, en beheert de provincie de Atlas der Buurtwegen. De provincie kan ook de opmaak en uitvoering van gemeentelijke tragewegenplannen ondersteunen.
5. Via de provinciale mobiliteitspunten wordt werk gemaakt van duurzaam woon-werkverkeer. In samenwerking met de betrokkenen wordt de bereikbaarheid en het profiel van bedrijven en bedrijvenzones doorgelicht. Deze doorlichting vormt de aanzet tot het uitwerken van een concreet maatregelenpakket.
4. De provincie kan een voortrekkersrol spelen in het pleidooi voor meer en modern openbaar vervoer, door noden op provinciaal niveau in kaart te brengen. Zo kan de provincie op basis van studies trekker zijn in dossiers rond lightrail, snelbuslijnen of de heropening van stations of spoorlijnen.
6. De provincie voert acties ter bevordering van de verkeerveiligheid, zoals sensibiliserings- en controleacties rond alcohol, en fuif- en feestbussen.
4
BESTUUR, DEMOCRATIE EN PARTICIPATIE 1. Onbekend is onbemind. Van alle democratische bestuursniveaus in ons land is de provincie het minst bekend bij de burger. Daarom is meer nog dan op andere niveaus absolute openheid en transparantie essentieel: vlotte, digitale toegang van de burger tot alle relevante informatie bestuursdocumenten, een snel, correct en begrijpelijk antwoord op vragen, efficiënte klachtenbehandeling,…
3. Doorbreek klassieke rolpatronen. Laat ook leden van de oppositie een commissie voorzitten, laat ook gewone raadsleden en rol spelen bij bewonersinspraak en participatie, bijvoorbeeld door het voorzitten van een hoorzitting. 4. Verstandige besturen geven ruimte voor participatie van burgers. Voor provincies is dat een extra uitdaging, omdat de provincie voor de burger vaak een ver-van-mijn-bed-show is. Inspraak en participatie worden zo vroeg mogelijk in het proces georganiseerd, gericht op de betrokken inwoners. De provincie moet ook ruimte bieden voor innoverende democratische modellen: scenariodebatten, burgerjury’s, klankbordgroepen waar burgers samen met ontwerpers mee vorm geven aan plannen en projecten. Of waarom geen “G1000” in het klein, als voorbeeld van deliberatieve democratie. Een representatief panel zoekt in dialoog naar antwoorden op concrete vragen, bij het begin van de legislatuur of rond specifieke thema’s. Zo kan de provincie experimenteren met vernieuwende vormen van inspraak rond ruimtelijke uitvoeringsplannen en gebiedsgerichte projecten, helemaal aan het begin van het traject, en de opgebouwde expertise vervolgens ten dienste stellen van lokale overheden.
2. De provincieraad is het hart van de (representatieve) democratie op provinciaal vlak. De belangrijke strategische discussie horen daar thuis, niet achter de muren van één of ander autonoom provinciebedrijf of intercommunale. De bestuurlijke verrommeling in Vlaanderen is groot: veel wordt besproken en beslist op tussenniveaus die niet democratisch verkozen zijn. De provincieraad kan het democratisch forum zijn waar discussies over bovenlokale thema’s een plaats kunnen krijgen. Vormen van interne en externe verzelfstandiging kunnen zinvol zijn, maar voorwaarde is dat dit democratisch gebeurt: hoofdlijnen worden vastgelegd in de provincieraad; alle fracties zijn stemgerechtigd vertegenwoordigd in de raad van bestuur; enkel puur operationele beslissingen kunnen naar het directiecomité verschoven worden.
5
RUIMTE 1. De provincies hebben belangrijke bevoegdheden op het vlak van ruimtelijke ordening: opmaak van provinciale ruimtelijke structuurplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen. “Het bord afvegen” en vanaf nul een ideale ruimtelijke ordening uitbouwen kan niet. Maar we kunnen wel kiezen voor een stapsgewijze transitie van de bestaande ruimtelijke structuren naar meer duurzaamheid.
2. De provincie heeft de taak de kleinstedelijke gebieden af te bakenen. Zo wordt er bepaald waar er in de eerste plaats ruimte is voor wonen, bedrijvigheid en harde recreatie, en waar open ruimte en landbouw primeren. Een goede afbakening is dus cruciaal voor kernversterking en bescherming van de open ruimte. Ook bij de verdeling van de woonbehoeften over kleinstedelijke gebieden en buitengebieden en het selecteren van hoofddorpen en woonkernen in het buitengebied moet kernversterking centraal staan.
Door steden en dorpskernen te versterken en efficiënt met ruimte om te gaan, kunnen we de open ruimte behouden en tegelijk de vraag naar mobiliteit verkleinen. We willen daarbij ook werken aan de kwaliteit van de ruimte: naast verdichten ook vergroenen, slimme allianties tussen landbouw, natuur en recreatie, meer ruimte voor water, een grotere kwaliteit van de publieke ruimte. Groen wil een evenwichtig ruimtelijke beleid, waarbij “harde” functies als industrie en infrastructuur niet systematisch de bovenhand krijgen op natuur, bos en groen. In plaats van voortdurend nieuwe open ruimte aan te snijden voor industrieterreinen kiezen we voor een betere aanwending van de bestaande voorraad, ontwikkeling van brownfields, zuinig ruimtegebruik en een keuze voor bedrijven met hoge toevoegde waarde i.p.v. ruimteverslindende distributie.
3. De provincie coördineert gebiedsgerichte initiatieven, om complexe projecten, waarin meerdere overheden en beleidssectoren bij betrokken zijn, te laten slagen. Interessant zijn onder andere projecten rond plattelandsontwikkeling, waarbij actief wordt gewerkt aan allianties tussen landbouw, natuur en recreatie. Duurzame plattelandsontwikkeling betekent dat we in het landelijke gebied het bestaande culturele erfgoed willenontwikkelen en zijn kwaliteit bewaken, natuur en landschap bewaren of ontwikkelen, en het sociale, economische en culturele leven versterken. 4. Ruimte voor water. De provincies spelen een belangrijke rol in het integraal waterbeleid, en beheren zelf zo’n 4100 km onbevaarbare waterlopen. De provincies houden zich bezig met de inplanting van wachtbekkens, overstromingsgebieden en retentiezones. Groen wil meer ruimte voor water, en minder verharding. Ruimte geven voor water voorkomt overstromingen, maar verhoogt ook de belevingskwaliteit.
6
MILIEU EN NATUUR provincie een specifiek soortgericht beleid voert voor de bescherming van een aantal bedreigde soorten die specifiek zijn voor de provincie.
1. De provincies hebben nu al een stevige rol in milieu- en natuureducatie. Deze rol zal nog toenemen als de Vlaamse bezoekers- en natuur- en milieueducatiecentra aan de provincies worden overgedragen. Ook bij de uitbouw van milieuzorg op school (MOS) zin de provincies nauw betrokken. Groen wil dat de provincies hun rol blijven spelen als de trekker inzake natuur- en milieueducatie, en daarbij ook verenigingen en gemeenten stimuleert en ondersteunt.
4. De provincies spelen via het vergunningenbeleid een cruciale rol in het voorkomen van milieuhinder. De deputaties zijn bevoegd voor de toekenning van milieuvergunning voor de klasse 1-bedrijven (bedrijven met een belangrijke impact op het leefmilieu). De deputaties beslissen in beroep over de milieuvergunningen voor klasse 2-bedrijven die door de colleges van burgemeester en schepenen worden toegekend. Groen wil een grotere transparantie, door de provincieraad beter te informeren over en meer te betrekken bij het vergunningenbeleid.
2. De provincie werkt via de regionale landschappen aan duurzame natuur- en landschapszorg, en via bosgroepen aan duurzaam bosbeheer. De provincie stimuleert en subsidieert daarbij projecten voor het behoud en de verhoging van de biodiversiteit. Ook de aankoop van ecologisch waardevolle gebieden met het oog op natuurherstel wordt ondersteund. Om een antwoord te bieden op de grote versnippering van natuur en open ruimte in Vlaanderen, bakent de provincie gebieden af die een verbinding moeten realiseren tussen waardevolle natuurgebieden en werkt zij hier een gebiedsvisie voor uit.
5. Op basis van de Samenwerkingsovereenkomst Milieu ondersteunen de provincies mee het lokale milieubeleid. Op 31 december 2013 loopt de Samenwerkingsovereenkomst af. De Vlaamse overheid heeft beslist deze samenwerkingsovereenkomsten niet te vernieuwen, en de middelen te heroriënteren naar riolering en handhaving. Voor Groen mag het verdwijnen van de samenwerkingsovereenkomst niet betekenen dat het beleid verdwijnt.
3. Een gebiedsgericht beleid volstaat niet om de biodiversiteit te bewaren, omdat het leefgebied van bepaalde soorten gehele of gedeeltelijk buiten natuurgebieden ligt. Daarom wil Groen dat elke
7
EEN TRANSPARANT, GEMEENSCHAPPELIJK BELEID VOOR RECREATIEDOMEINEN De provinciebesturen zijn eigenaar van recreatiedomeinen en parken. Ze zijn ook bevoegd voor het exploiteren en ondersteunen van bovenlokale jeugddomeinen en jeugdinfrastructuur. Deze specifieke voorzieningen en infrastructuur hebben elk hun eigenheid en eigen locatie. De verankering met de geografische en lokale omgeving, maakt dat ieder domein specifiek is. Los daarvan, is het belangrijk om een transparant gemeenschappelijk beleid te voeren. vervoersmodi. We ijveren ervoor dat provincies kiezen voor bio-ecologische bouwprincipes. Architecten, aannemers en exploitanten die betrokken zijn bij de provinciale domeinen maken gebruik van natuurlijke bouwmaterialen, passen energie- en waterbesparende maatregelen toe en houden rekening met een efficiënt ruimtegebruik. Een energiecoördinator zal het energieverbruik in de provinciale domeinen en instellingen opvolgen en verminderen.
1. Voor Groen is het essentieel dat provinciale domeinen openstaan voor iedereen. Het gaat om publieke ruimte waar zowel actieve als passieve recreanten hun gading moeten vinden. De toegang en het gebruik van speeltuigen is gratis. Voor het gebruik van de accommodatie worden democratische tarieven gehanteerd. Om situaties van overlast in recreatiedomeinen tegen te gaan, pleit Groen voor een geïntegreerd veiligheidsbeleid. Het beleid verloopt gecoördineerd over alle bestuurlijke niveaus en bevoegdheidsdomeinen. Daarnaast gaat het om maatregelen die de hele ‘keten’ aanpakt van factoren die ten grondslag liggen aan onveiligheid, tot en met bestraffing en re-integratie. Er is nood aan concrete maatregelen om overlast preventief tegen te gaan. De aanwezigheid van stadswachters heeft reeds zijn nut bewezen. Ook andere sectoren, zoals het jeugd- en straathoekwerk, spelen een rol in een doordacht preventiebeleid in recreatiedomeinen. Groen is gekant tegen een tariefbeleid dat er louter op gericht is om het bezoek aan recreatiedomeinen te ontraden. Onder bepaalde voorwaarden, maakt het lokaal bestuur gebruik van de Gemeentelijke Administratieve Sancties.
4. Een aantal domeinen kennen een broos evenwicht tussen natuur, bos, parkbeheer en recreatie. Groen zal dit bewaken en zich verzetten tegen het opofferen van meer groene ruimte om exploitatie van de domeinen te verhogen. Soms vormen deze domeinen de enige groenpool of het laatste natuurgebied in de streek. Om ervoor te zorgen dat het toenemend aantal evenementen en activiteiten in evenwicht blijft met de omgeving, wil Groen een activiteitenbeleid ontwikkelen. Daarmee beogen we een divers aanbod aan evenementen en activiteiten dat voldoende gespreid is in ruimte en tijd. We pleiten voor de opmaak van locatieprofielen van ieder provinciaal domein. Daarin staat omschreven binnen welke randvoorwaarden activiteiten ontwikkeld kunnen worden (draagkracht) en worden een aantal organisatorische criteria opgenomen waaraan de voorstellen worden getoetst.
2. Provincies – en op termijn de stads- en streekgewesten – voeren een coherent beleid. Groen pleit voor een sterkere integratie van het beheer en de exploitatie van de provinciale domeinen. Meer transparantie over de taakafbakening tussen de verschillende verantwoordelijken (sport, cultuur, toerisme, natuur, recreatie, private partners…) zal het beheer ten goede komen.
5. Een aantal lokale besturen zijn vragende partij om recreatiedomeinen over te laten nemen door de provincies. Om de toekomst van de betrokken domeinen veilig te stellen, opteert Groen in de eerste plaats voor intergemeentelijke samenwerking, waarbij lokale besturen samen een visie ontwikkelen en de opportuniteiten bekijken voor de regio. Het provinciebestuur kan eventueel optreden als facilitator.
3. In het belang van de toekomstige generaties zal Groen investeringen in doorgedreven duurzaam beheer van de provinciale domeinen. Domeinen zijn gemakkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer en aangesloten op wegennet van zachte
8
WONEN Het provinciale niveau zit gekneld tussen de lokale besturen (steden en gemeenten) en hogere overheden (Vlaams, federaal). Hoewel haar bewegingsvrijheid beperkt is, kan de provincie een steentje bijdragen om voor iedereen het recht op wonen te realiseren. Veel voorstellen die in het basisprogramma van Groen naar voor worden geschoven kan de provincie actief ondersteunen. Voor Groen heeft de provincie drie belangrijke taken: innoveren, coördineren en informeren.
Innoveren
5. Realiseren van rollend woningfonds. De provincie moet zelf geen woningen of gronden opkopen maar moet de lokale besturen financieel en organisatorisch ondersteunen om een rollend woningfonds te realiseren. Dit kan door gemeenten samen te brengen of het startkapitaal voor het fonds aan de hand van een renteloze lening te voorzien. Op die manier kan de gemeente verwaarloosde panden en leegstand effectief aanpakken. Dergelijk rollend woningfonds zet de trend op het vlak van duurzaam wonen en bouwen.
1. Nieuwe woonvormen en duurzame wijken ondersteunen. Generatiewonen, kangoeroewoningen, co-housing vinden steeds meer hun ingang. Vormen van samen-wonen en woningdelen zijn oplossingen voor fenomenen als vergrijzing en gezinsverdunning. De provincie heeft een belangrijke taak om dit verder te promoten door juridische barrières weg te werken en projecten mee helpen te realiseren. 2. Meer ambitie voor Sociale Verhuurkantoren (SVK). De opstartfase voor SVK’s is zo goed als achter de rug. De tweede stap moet nu gezet worden. Dit betekent meer woningen binnen een SVK en de kwaliteit van de woningen verhogen. Kleine renovatiewerken waar geen aannemer voor nodig is kunnen in samenwerking met sociale economie projecten worden gerealiseerd.
6. Ontwikkelen van een volwaardig standplaatsenbeleid voor woonwagenbewoners. Naast de planning via de provinciale ruimtelijke structuurplannen, zijn provincies het aanspreekpunt voor en verzorgen ze de coördinatie van de inplanting van standplaatsen. De concrete uitvoering gebeurt in overleg met de betrokken lokale besturen.
3. Proefprojecten met scheiding van grond en woning (Community Land Trust). Community Land Trust is één van de oplossing om wonen betaalbaar te maken. Doordat de koper niet langer de grond moet aanschaffen wordt kopen terug haalbaar en betaalbaar. De drempel voor dergelijke projecten blijft hoog. De provincie moet drempels wegwerken door bestaande expertise te verzamelen en zorgen dat minstens één project realiseren.
Informeren 7. Wooninformatiepunt. Bij bouwen of verbouwen komt heel wat kijken. Niet alle lokale besturen beschikken over voldoende experten om de burger goed te informeren. De provincie moet waar nodig bijspringen met raad en daad. Daarnaast moet de provincie de burger met gratis advies bijstaan zodat men de weg naar onder andere premies en duurzame technieken makkelijk vindt.
Coördineren
8. Kennis verzamelen en ervaringen delen: De provincie heeft een belangrijke voortrekkersrol. Deze rol moet ze blijven vervullen om wonen meer betaalbaar en duurzaam te maken. De provincie moet cijfermateriaal verzamelen ter ondersteuning van het lokale beleid. Bijvoorbeeld een studie rond de huurprijzen in de regio kan de invoering van richthuurprijzen ondersteunen. Het uitwisselen van ervaringen en realisaties op het terrein moet goede voorbeelden snel ingang doen vinden.
4. Provincie als regisseur. Sommige gemeenten zijn te klein om alle uitdagingen alleen aan te pakken. Soms ontbreekt er het nodige personeel om voldoende specialisatie op te bouwen en een goede opvolging te voorzien. De provincie moet dergelijke kennis en expertise aanleveren en intergemeentelijke samenwerking stimuleren. Op die manier wordt de bestuurskracht van lokale besturen verhoogd en het dienstverlening naar de burger verbeterd.
9
ECONOMIE 1. Inzetten op het creëren van economische meerwaarde
Dit inzetten op verduurzaming betekent dat er diensten en infrastructuur gedeeld worden door de firma’s op het bedrijventerrein, dat er werk wordt gemaakt van efficiënt ruimtegebruik en het sluiten van materiaalkringlopen, dat er wordt ingezet op een brede waaier aan vervoersmodi (spoor, water, auto, openbaar vervoer,…) en dat er bij aanvang ook onderhandeld wordt met de openbare vervoersmaatschappijen voor de ontwikkeling van een mobiliteitsplan.
Het is erg kortzichtig om in een economisch sterk ontwikkeld, dichtbevolkt gebied als Vlaanderen het (op automobiliteit gebaseerde) transport als speerpunt naar voor te schuiven voor het economisch beleid. Ten eerste verhoogt dat aanzienlijk de druk op ons nu al overbelaste wegennet. Ten tweede creëert dat, in budgettair moeilijke tijden, de noodzaak voor zware investeringen in zogenaamde ‘missing links’, het aanleggen van nieuwe dwarsverbindingen. Ten derde verhoogt dat sterk de jaarlijkse onderhoudskosten voor ons wegennet. Ten vierde betekent dit ook dat de schaarse en waardevolle vrije gronden langs belangrijke verkeersassen (E40 en E17) op grote schaal ingepalmd moeten worden door overslagterreinen.
3. Ondersteuning van starters via leegstandsbestrijding De provincie kan veel meer doen om de kleine ondernemer te ondersteunen. Vandaag is er hier en daar al wat investeringssteun, maar er kan best ook meer aandacht gaan naar het bestrijden van leegstand. De provincie of het lokaal bestuur kan leegstaande panden zelf huren en deze ter beschikking stellen van beginnende ondernemingen. Bij voorlegging van een sterk ondernemingsplan kan een deel van de huurkost de eerste drie jaar bijgepast worden door de provincie.
Tegenover al die investeringen en bijkomende kosten staat echter weinig toegevoegde waarde. In transport wordt namelijk geen economische meerwaarde gecreëerd en zijn de winstmarges bijgevolg klein tot onbestaande. Vlaanderen is één van de hoogst geschoolde en meest productieve regio’s ter wereld, er zijn dus echt wel zinvollere manieren om onze troeven uit te spelen dan inzetten op het rondrijden van pakketjes. Daarom is het veel verstandiger om als provincie in te zetten op het ondersteunen van innovatie en het uitbouwen van duurzame bedrijventerreinen waar beloftevolle bedrijven samen kunnen werken aan de economie van de toekomst.
4. Rationeel gebruik van de middelen voor het economisch beleid Het is logisch dat de provincies hun rol ten volle spelen in de Noord-Zuid-werking en bij het opzetten van waardevolle uitwisselingsprogramma’s, maar dat sommige provincies ook in het kader van hun eigen economisch beleid zich richten op het verre buitenland (China, Vietnam,…) is een brug te ver. Het provinciaal niveau is door haar beperkte omvang en impact namelijk niet zo geschikt voor buitenlands beleid. Het lijkt dan ook verstandiger om dit beleid over te laten aan hogere bestuursniveaus met meer slagkracht. Zo kan men de eigen beperkte middelen in zetten voor economisch beleid met een grotere lokale meerwaarde, zoals het ondersteunen van de eigen starters.
2. Ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen en starterscentra De provincies hebben via hun Provinciale Ontwikkelings-Maatschappijen (POM) heel wat bedrijventerreinen in handen. Wat de ontwikkeling en invulling van deze terreinen betreft, kunnen we best resoluut inzetten op verduurzaming, of met andere woorden, op het verhogen van efficiëntie op vlak van energie-, water-, grondstoffen en ruimtegebruik. Deze verhoogde efficiëntie brengt natuurlijk een investeringskost met zich mee, maar die wordt ruimschoots terugverdiend door de versterkte concurrentiepositie van de bedrijven op het terrein met de nieuwe, efficiëntere infrastructuur.
10
5. Ethisch en duurzaam aankoop- en ondersteuningsbeleid
een omgeving kunnen terugvinden waar ze zich verder kunnen ontplooien binnen een zinvolle job. Ten tweede is het ook een mogelijkheid voor mensen die in een moeilijke situatie zitten om hun loopbaan te (her)lanceren. De sociale economie kan deze mensen helpen om hun talenten te ontwikkelen en ervaring op te doen, zodat ze na enige tijd, beter gewapend, de stap naar de klassieke arbeidsmarkt kunnen zetten.
Milieu- en sociale criteria vormen een essentieel onderdeel van het aankoopbeleid. Waar mogelijk wordt gekozen voor de aankoop van regionale producten en fair trade. Bij het uitschrijven van openbare aanbestedingen worden standaard een set duurzaamheidscriteria meegenomen. Als de provincie ondersteuning geeft, dan waakt ze er over dat de ondersteunde projecten ethisch en duurzaam zijn. Zo zijn investeringen die leiden tot monoculturen in de landbouw, schrijnende arbeidsomstandigheden of de ondersteuning van repressieve regimes uit den boze.
De provincie moet er over waken dat het geheel aan regionale projecten rond de sociale economie beide elementen voldoende ondersteunt. Dat betekent dat er voldoende projecten moeten zijn met een vakgeoriënteerde benadering in sectoren als bouw, renovatie, schilderwerken, … die de weg naar een volgende stap in de loopbaan voorbereiden.
6. Sociale economie
Om de maatschappelijke meerwaarde van de sociale economie te maximaliseren is het ook raadzaam om de waaier aan sociale economie projecten af te stemmen op aanwezige kansen en noden in de regio. Zo is een fietsherstel en –verhuurdienst bij voorbeeld een goed plan in een studentenstad. Het verder zetten van bepaalde uitstervende ambachten kan dan weer aangewezen zijn in een toeristische regio, en buurtontwikkelingsdiensten, met lokale mensen als werknemer, kunnen helpen bij armoedebestrijding in kansarme buurten.
Het provinciale niveau is één van de drijvende krachten achter de ontwikkeling van de sociale economie, onder meer door haar steun aan arbeidszorgprojecten. De sociale economie speelt, ondermeer via deze systemen van arbeidszorg, twee belangrijke rollen op de arbeidsmarkt. Ten eerste is het een sector waar mensen die weinig perspectieven hebben op een carrière binnen de klassieke arbeidsmarkt, toch
11
TOERISME 1. Duurzaam toerisme Een tweede instrument om de toeristische sector te verduurzamen is een ‘gericht’ premiestelsel, waarbij toeristische uitbaters of initiatieven die het meest helpen bij de verduurzaming, financieel ondersteund worden. De Vlaamse overheid hanteert naast het duurzaamheidsprincipe ook andere principes die belangrijk zijn voor de toeristische sector. Zo beloont de Vlaamse overheid, uitbaters, die actief werken aan kwaliteitsverhoging en daarnaast ook een positief imago hebben in zowel het binnenland als het buitenland.
Iedereen kan het wel gebruiken om ‘er eens uit’ te zijn, om te genieten van de buitenlucht, bos, water, natuur, … Toekomstige generaties moeten ook nog van die natuur kunnen genieten, daarom ijvert Groen voor duurzaam toerisme. Toerisme verduurzamen begint bij het inperken van de impact van het toerisme op de omgeving (zo weinig mogelijk overlast en beschadiging aan natuur en omgeving). Het is dan ook moeilijk te verzoenen met ‘massatoerisme’. Echt duurzaam toerisme gaat zelfs nog een stuk verder, het herinvesteert structureel een deel van de inkomsten in de omgeving, om historische schade te herstellen, gebouwen te restaureren, biodiversiteit te herstellen.
Groene Sleutels worden uitgereikt aan campings, hotels, kleinschalige logies en toeristische attracties die een milieubeleidsplan opstellen en concrete acties ondernemen. Dit stimuleert uitbaters jaarlijks inspanningen te leveren om de milieu impact van het toerisme te beperken door o.a. investeringen te ondersteunen in energiebesparing, afvalbeleid, toegankelijkheid voor mensen met een beperking, kindvriendelijkheid. Dit systeem kan uitgebreid worden door ook premies toe te kennen voor de uitvoering van renovaties of werken die de omgeving opwaarderen.
Om tot duurzaam toerisme te komen is een eerste kerntaak van zowel de lokale, provinciale als Vlaamse overheid, het sensibiliseren en informeren van zowel vakantiegangers als de toeristische sector. Om zoveel mogelijk mensen te bereiken gebeurt deze communicatie best via diverse kanalen. Enkele tips die kunnen helpen bij het ‘duurzaam op reis’ gaan : XXBestemming
zo dichtbij mogelijk houden (er zijn genoeg mooie plekken dichtbij die het ontdekken waard zijn)
2. Sociaal toerisme
XXDuurzame
mobiliteit gebruiken als het gaat over een bestemming op afstand
Iedereen heeft recht op vakantie. Toch kunnen heel wat mensen niet op vakantie gaan omdat ze daar de financiële middelen niet voor hebben. Daarom moet de overheid initiatieven rond sociaal toerisme ondersteunen door zowel infrastructuur als personeel te subsidiëren die het mogelijk maken dat ook arme en kansarme gezinnen of kinderen, af en toe eens op vakantie kunnen gaan.
XXBescherm
de natuurlijke hulpbronnen (water, planten, ..)
XXRespecteer
de lokale cultuur, informeer je vooraf over de lokale gewoontes …
XXKies
voor eenvoudige logies, zo ondersteun je de lokale economie ..
XXSteun
de lokale handelaars door het kopen van lokale producten
12
3. Modern toerisme Via een speciaal ontwikkeld toegangsportaal kan het digitale platform ook vlot communiceren met externe databanken, zodat ook andere organisaties gemakkelijk aan de slag kunnen met de aangeleverde info.
De samenleving is spectaculair geëvolueerd op het vlak van ICT. Het web 2.0, sociale netwerksites en smartphones zorgen voor een breed spectrum aan nieuwe mogelijkheden voor toerisme en recreatie. Om zich aan te passen aan de evoluerende noden van de moderne toerist, dient de provincie een digitaal platform te ontwikkelen dat alle informatie over logies, horeca, attracties, evenementen, shopping, routes en netwerken,… aan de toerist en de recreant kan aanbieden. De provincie is hiervoor het meest aangewezen niveau, omdat het al vele jaren heel wat interessante gegevens verzamelt en beheert, nu al een erg grote impact heeft op het toerisme-beleid, en ideaal geplaatst is om synergieën te ontwikkelen tussen lokale iniatieven van verschillende gemeenten.
Het digitaal platform zal een belangrijke impact hebben op de ontwikkeling van toeristische en recreatieve producten zoals het aanbieden van specifieke belevingstrajecten op smartphones, elektronische klachten-modules voor recreanten, tips, recensies van andere toeristen en recreanten, gps-trajecten voor mooie pendelroutes, ... Het project kan verder ook een belangrijke meerwaarde betekenen voor de toeristische marketing en kennisontwikkeling. Naast dit digitale platform blijft ook het traditioneel ‘promoten’ van Vlaanderen als Vakantieland, zowel naar eigen bevolking als naar het buitenland, een belangrijke troef om de toeristische sector in de kijker te zetten.
Dit digitale platform moet men kunnen bereiken via websites, applicaties voor smartphones, e-mailings,…
13
ENERGIE 1. Eigen gebouwen als voorbeeld
komt. Momenteel zijn er, terecht trouwens, op Vlaams niveau al erg strenge richtlijnen rond de inplanting van projecten als windturbines (minimale afstand tot omwonenden en vluchtroutes voor trek- en roofvogels, jaarlijks maximum aantal uren slagschaduw, maximale geluidshinder,…).
Via de eigen gebouwen moet de provincie een voortrekkersrol spelen op vlak van verduurzaming. Voor het eigen energiegebruik schakelt ze volledig over op hernieuwbare energie, liefst lokaal opgewekt. Haar bestaande panden worden efficiënter geïsoleerd en bij nieuwbouw kiest ze voor energieneutrale projecten. Vooruitgang in de verduurzaming van het eigen gebouwenpatrimonium wordt opgevolgd via een degelijke energieboekhouding. Door het organiseren van bezoekersdagen rond het thema verduurzaming tracht de provincie ook informatief en inspirerend te werken voor haar burgers.
Het lijkt ons daarom raadzaam dat de provincie de ontwikkeling van hernieuwbare energie gaat bekijken als een economische opportuniteit en proactief onderzoekt welke gebieden onder welke omstandigheden geschikt zijn voor de ontwikkeling van projecten rond hernieuwbare energie. Vervolgens kan ze, in samenwerking met de lokale besturen, de nodige stappen zetten om die projecten op gang te trekken.
2. Ontwikkeling hernieuwbare energie
3. Samenaankoop Bij het afsluiten van groepsaankopen op provinciaal niveau, waakt de provincie er over dat er afdoende garanties zijn dat de aangeleverde stroom ook daadwerkelijk groene stroom is, en bij voorbeeld niet afkomstig van de bijstook van biomassa in oude steenkoolcentrales.
Provincies hebben een aanzienlijke impact op de ruimtelijke planning voor de inplanting van hernieuwbare energieprojecten. Jammer genoeg werkt deze planning momenteel eerder remmend dan stimulerend. Het is nodig dat hierrond een mentaliteitswijziging
Landelijk basisprogramma Groen provincieraadsverkiezingen 2012 Goedgekeurd door de politieke raad van 26 mei 2012 Auteurs: Stefan Colaes, Pieter De Gryse, Anton Delbarre, Jonas Dutordoir, Gijs Ory
14