WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
Voorstel voor een wetgevend initiatief voor de beheersing van zorginfecties in Woon- en Zorgcentra (WZC)
Inhoud:
1.
Voorstel voor een wetgevend initiatief voor de beheersing van zorginfecties in Woonen Zorgcentra (WZC).
2.
Opleidingsvereisten
3.
Financiële en juridische elementen
4.
Overzicht van initiatieven en wetenschappelijk onderzoek tot op heden
5.
Wetenschappelijk onderzoek
1
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
1. Voorstel voor een wetgevend initiatief voor de beheersing van zorginfecties in Woonen Zorgcentra (WZC) .
1.1. Schematisch overzicht van het voorstel I.
II
III
CRA VZB LIZ
Coördinerend raadgevend arts Verpleegkundige zorginfectiebeleid Liasonpersoon per afdeling
CRA Coördinerend raadgevend arts VZB Verpleegkundige zorginfectiebeleid LIZ Liasonpersoon per afdeling Delegatie huisartsen Delegatie directie Arbeidsgeneeskundigen Delegatie afdeling ziekenhuishygiëne waarmee RVT een functionele binding heeft Delegatie bewoners (op uitnodiging)
CRA + VZB vormen TZB: = Team zorginfectiebeleid
CZB = Comité voor zorginfectiebeleid - RVT
Overleg met regionaal platform, sectie Woon en zorgcentra bestaande uit: - CRA en VZB van de instellingen uit de regio - Vertegenwoordigers van de eerstelijns-sector
2
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
1.2. Volledige tekst Bijlage 1 van het KB van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als Rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging wordt als volgt aangevuld: B. Specifieke normen / 3. Organisatorische normen / (apart item):
Structuren: 1.
Medische zorg binnen een instelling heeft twee aspecten: de individugerichte zorg, die in principe niet verschilt van de zorg aan huis, en de aspecten die typisch te maken hebben met het in groep leven van een relatief grote groep mensen op een relatief beperkte oppervlakte. De preventie en controle van epidemieën zijn van dit laatste het meest typische voorbeeld. Binnen een bejaardeninstelling (ROB/RVT), die een thuisvervangend milieu vormt, is de huisarts verantwoordelijk voor de individugerichte medische zorg voor zijn/haar patiënt. Daarnaast is er de coördinerend en raadgevend arts (CRA) die binnen een RVT onder meer als opdracht heeft: 1) de coördinatie van de medische activiteiten bij ziektetoestanden die gevaar opleveren voor de bewoners of het personeel en 2) (samen met de hoofdverpleegkundige) de registratie van infecties (KB van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging). De coördinerend en raadgevend arts staat in voor die aspecten van de zorg die het individu overstijgen. De arbeidsgeneesheer is verantwoordelijk voor de gezondheid en het welzijn van de werknemers. Zijn rol in de preventie van infectieziekten in woon- en zorginstellingen is dus ook hoofdzakelijk op de werknemers gericht. Dit gebeurt via de opsporing van predisponerende factoren, de screening van personeel indien aangewezen, vaccinaties en advies en opleiding van personeel. De directie tenslotte heeft de eindverantwoordelijkheid voor het geheel van de goede werking van de instelling en voor het voldoen aan de daarvoor gestelde normen. Zij stelt het personeel de hiervoor vereiste middelen ter beschikking.
2.
De coördinerend en raadgevend arts is belast met de beheersing van zorginfecties binnen de instelling. In de instelling staat hij/zij samen met de hoofdverpleegkundige of met een door de directie daarvoor aangewezen ‘verpleegkundige zorginfectiebeleid’ (VZB) in voor het formuleren van het beleid voor de beheersing van zorginfecties . Coordinerend en raadgevend arts en ‘verpleegkundige zorginfectiebeleid’ werken als team zorginfectiebeleid (TZB) en zorgen gezamenlijk dat de door de erkenningsnormen bepaalde verplichtingen en door henzelf gestelde doelstellingen bereikt worden.
3.
In instellingen met meer dan 90 bewoners, is het wenselijk dat er per bijkomende schijf van 30 bedden minstens één liaison-persoon aangesteld wordt voor het zorginfectiebeleid (LIZ, hierna ‘liaison-persoon’ genoemd). Deze persoon hoeft geen verpleegkundige te zijn. De liaison-persoon moet de nodige tijd en ondersteuning krijgen om zijn/haar 3
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
taken correct uit te kunnen voeren. De liaison-persoon moet toezien op de correcte communicatie tussen het team zorginfectiebeleid enerzijds en personeel en bewoners van de eenheid anderzijds. De liaison-persoon moet toezien op de correcte uitvoering van de door het team genomen beslissingen binnen de eenheid. De liaison-persoon moet tevens de nodige alertheid aan de dag leggen om problemen in een pril begin te kunnen opmerken en aan het team te melden. 4.
Binnen de instelling wordt een comité voor zorginfectiebeleid opgericht (CZB). Een voorzitter wordt aangeduid onder de leden van het CZB. Het comité bestaat uit de coördinerend raadgevend arts, de verpleegkundige zorginfectiebeleid, minstens één en maximaal drie huisartsen, die op initiatief van de coördinerend en raadgevend arts gekozen worden onder de huisartsen die in de instelling patiënten verzorgen, de verschillende liaison-personen, een afgevaardigde van de directie, de arbeidgeneesheer, en een arts of verpleegkundige uit het team voor ziekenhuishygiëne van het ziekenhuis waarmee de instelling een functionele binding heeft onderschreven. Het comité kan voor bespreking van bepaalde onderwerpen een afgevaardigde van de bewoners uitnodigen. Het comité vergadert minstens 1x per jaar op uitnodiging van de voorzitter en kan tussentijds bijeengeroepen worden indien de voorzitter of één van de leden van het comité van oordeel zijn dat daar aanleiding toe bestaat. Het is belast met de formele goedkeuring van het zorginfectiebeleid en van eventuele aanvullingen of wijzigingen daarvan. Het neemt kennis van het jaarlijks werkingsverslag van het team zorginfectiebeleid. De leden van het comité kunnen op ieder ogenblik, gevraagd en ongevraagd, problemen signaleren en voorstellen en adviezen formuleren ten behoeve van het team zorginfectiebeleid met betrekking tot de beheersing van zorginfecties .Van de bijeenkomsten van het Comité voor zorginfectiebeleid wordt een verslag gemaakt. Dat inventariseert de genomen beslissingen, alsmede de verantwoordelijken voor de uitvoering ervan en de voorziene tijdsduur.
Vorming: 1.
De coördinerend en raadgevend arts dient, binnen een periode van één jaar na aanstelling, een basisopleiding in instellingshygiëne te volgen , die minstens 12 uren omvat, . en volgt jaarlijks minstens éénmaal een bijscholing op het terrein van de instellingshygiene binnen de reguliere nascholing . Deze opleiding wordt georganiseerd door een universiteit of hogeschool en moet erkend worden door de overheid. Bij de publicatie van deze reglementering geldt een overgangsperiode van drie jaar. NB De concrete inhoud van deze opleiding zal verder uitgewerkt worden door de werkgroep en het Federaal Platform voor Ziekenhuishygiëne.
2.
De verpleegkundige zorginfectiebeleid is een verpleegkundige ziekenhuishygienist of volgt een basisopleiding in instelllingshygiëne, die minstens 20 uren omvat. De verpleegkundige volgt jaarlijks minstens éénmaal een bijscholing op het terrein van de instellingshygiëne binnen de reguliere nascholing. Deze opleiding wordt georganiseerd door een universiteit of hogeschool en moet erkend worden door de overheid. Bij de publicatie van deze reglementering geldt een overgangsperiode van drie jaar. NB De concrete inhoud van deze opleiding zal verder uitgewerkt worden door de werkgroep en het Federaal Platform voor Ziekenhuishygiëne.
3.
De liaison-persoon volgt een beperkte, aan de taak en setting aangepaste opleiding instellingshygiëne . Deze bedraagt minstens 6 uren en wordt aangevuld met regelmatige in service training onder verantwoordelijkheid van het TZB. 4
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
Opdrachten en verantwoordelijkheden: Alle taken worden steeds uitgevoerd in overleg met de behandelende huisartsen. 1.
Het team zorginfectiebeleid is verantwoordelijk voor het toezicht op en de toepassing van de maatregelen ter beheersing van zorginfecties binnen de instelling. Dit omvat tenminste het toepassen en desgevallend aan de speciale omstandigheden van de instelling aanpassen van de nationale algemene of specifieke richtlijnen ter beheersing van zorginfecties in WZC. Het TZB organiseert de opleiding van het personeel op het gebied van het zorginfectiebeleid. Het kan initiatieven nemen op het gebied van monitoring van de preventiemaatregelen en feedback van de resultaten.
2.
De coördinerend en raadgevend arts leidt de aanpak van epidemieën van zorginfecties in de instelling. Hij/zij kan tot dat doel testen aanvragen en maatregelen afkondigen. Hij/zij kan de in deze context afgenomen stalen desgewenst naar één enkel gecentraliseerd laboratorium sturen om alles overzichtelijk te houden, één gestandaardiseerde testtechniek te garanderen en een snelle gerichte feedback te bekomen.
3.
In geval van een epidemie in de termen van de nationale richtlijnen overlegt de coördinerend en raadgevend arts met de verpleegkundige zorginfectiebeleid, de behandelende huisartsen en de liaison-personen over eventuele zich opdringende maatregelen die de individuele behandeling overstijgen. De coördinerend en raadgevend arts kan daarbij beroep doen op het advies van de hoger genoemde arts of verpleegkundige van het team voor ziekenhuishygiëne van het ziekenhuis waarmee de instelling een functionele binding heeft, de gezondheidsinspectie en de medewerkers van de Cel Ziekenhuisinfecties van het WIV. Het TZB stelt een planning op en coördineert de activiteiten die zich opdringen. Indien screening van bewoners zich opdringt, coördineert en controleert het TZB de activiteiten, registreert alle testresultaten en evalueert de effecten van de genomen beslissingen. De coördinerend en raadgevend arts maakt jaarlijks een verslag over de aanpak van deze epidemieën ten behoeve van de leden van het Comité voor zorginfectiebeleid en de provinciale gezondheidsinspecteur.
4.
Alle vastgestelde gevallen van zorginfecties en zorgbesmettingen worden door de behandelend geneesheer verplicht en onverwijld ter kennis gebracht van de coördinerend en raadgevend arts. De coördinerend en raadgevend arts is verantwoordelijk voor het bijhouden van een register van alle vastgestelde gevallen.
5.
De coördinerend en raadgevend arts waakt erover dat het antibioticabeleid binnen de instelling geuniformiseerd wordt en dat daartoe een formularium opgesteld wordt. Dit heeft betrekking op alle vormen van anti-infectieuze middelen, inclusief lokale therapie. Daartoe wordt overleg georganiseerd met alle huisartsen die binnen de instelling werkzaam zijn. Jaarlijks worden zowel de beleidslijnen als het formularium in een gelijkaardig overleg herbekeken en waar nodig bijgesteld.
6.
De coördinerend en raadgevend arts coördineert binnen de instelling het formuleren van het vaccinatiebeleid samen met de behandelende geneesheren die in de instelling hun patiënten verzorgen, de arbeidsgeneesheer en de verpleegkundige zorginfectiebeleid. Hij/zij bewaakt de uitvoering ervan door deze geneesheren. 5
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
7.
Het TZB formuleert in overleg met alle betrokkenen initiatieven voor continue kwaliteitsbevordering. Daarbij kan onder meer gebruik gemaakt worden van registratie, auditing, feedback en peer review.
8.
Het TZB maakt jaarlijks een werkingsverslag ten behoeve van de directie en van het Comité voor zorginfectiebeleid.
Overkoepeling: 1. Jaarlijks is er een bijeenkomst van alle coördinerend en raadgevend artsen en verpleegkundigen zorginfectiebeleid van de regio (regionaal platform zorginfecties chronische sector) , onder andere gewijd aan bijscholing en aan het maken van afspraken tot continue kwaliteitsbevordering, inclusief auditing, peer review en wetenschappelijk onderzoek. Deze platformen kunnen werkgroepen belasten met een omschreven en in de tijd begrensde opdracht. Samenwerking tussen deze platformen en de regionale platformen ziekenhuishygiëne is aangewezen. Beleidsaanbevelingen: 1.
De functie van coördinerend en raadgevend arts wordt ook ingesteld in zuivere ROB instellingen. In instellingen met zowel RVT als ROB bedden wordt de rol van de coördinerend en raadgevend arts uitgebreid tot het geheel van alle bewoners. De opdrachten van de coördinerend en raadgevend arts in RVT’s en ROB’s worden gelijkgesteld.
2.
In de RIZIV nomenclatuur dient de mogelijkheid voorzien te worden van terugbetaling van screeningstesten (geen remgeld voor de bewoner), indien voorgeschreven door de coördinerend en raadgevend arts en enkel in de situaties voorzien in de richtlijnen. Deze testen worden niet opgenomen in het profiel van de betrokken arts.
3.
Er dienen rechtmatige vergoedingen of extra uren voorzien te worden voor de in deze reglementering voorziene bijkomende opdrachten van de coördinerend en raadgevend arts en de verpleegkundige zorginfectiebeleid en voor de WZC-activiteiten van de arts of verpleegkundige aangeduid door de dienst voor ziekenhuishygiëne van het ziekenhuis waarmee de instelling een functionele binding heeft. Ook voor het extra materiaal vereist voor een correcte toepassing van de richtlijnen (bijv. schorten, mondmaskers, handschoenen, handalcohol) moet een financiële regeling via het RIZIV voorzien worden.. Zie 3) Financiële en juridische elementen.
4.
De verplichte RX Thorax bij opname in een WZC wordt afgeschaft (Erkenningsnormen voor ROB’s Vlaamse regering BS 20 mei 2003).
5.
Er dient op regelmatige tijdstippen onderzoek verricht te worden naar de prevalentie van zorginfecties in WZC, zo nodig aangevuld met interventiestudies naar een optimale aanpak van de problemen..
6
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
Gebruikte afkortingen: CZB: LIZ: TZB : VZB: WZC: CRA:
comité voor zorginfectiebeleid liaison-persoon team zorginfectiebeleid verpleegkundige zorginfectiebeleid Woon- en Zorgcentra Coördinerend Raadgevend Arts RVT
Addendum: Zorginfecties zijn - naar analogie met nosocomiale infecties – alle infecties die de bewoner oploopt tijdens zijn verblijf in het WZC.
7
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
BIJLAGE 1:
2. Opleidingsvereisten
2.1. Basisopleiding CRA en verpleegkundige zorginfectiebeleid •
Inhoud zal verder uitgewerkt worden door de werkgroep en het Federaal Platform Ziekenhuishygiëne.
•
De eenmalige opleidingen dienen in meerdere, van mekaar in de tijd gescheiden sessies, georganiseerd te worden. Het is aangewezen ook gemeenschappelijke opleidingsmomenten te voorzien voor de artsen en verpleegkundigen.
•
Organisatoren: universiteiten of hogescholen – de opleiding moet erkend worden door de overheid.
•
Optie tot attestering als eindpunt.
•
Geen specifieke vergoeding voor deze organisatoren voorzien maar bekostigen via inschrijvingsgelden
8
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
3. Financiële en juridische elementen Een eerste berekening geeft een idee van de maatregelen die moeten genomen worden en hun kostprijs voor zover te berekenen of te schatten. Topic Coördinerend en Raadgevend arts: Basis: MB van 6 november 2003 (tegemoetkoming in de RVTs en ROBs) art 29 (kost Meerkost RVT CRA) Meerkost ROB - Huidige financiering optrekken van 0.47 € naar 0.58 € per dag huisvesting en per rechthebbende (rationale: gemiddeld 30’ extra activiteit mbt infectiepreventie per week Totale meerkost Verpleegkundige zorginfectiebeleid Basis: MB van 6 november 2003 art 13§2 (loonkost verpleegkundige A1) (RVT circa 8,2 miljoen euro)
€ 3,3 miljoen € 1,0 miljoen
12,25 miljoen euro
- Nieuwe financiering voorzien voor 1 ver- (ROB circa 4,1 miljoen euro) pleegkundige per instelling (aantal FTEs in functie van totaal aantal bedden in de instelling – 53 514,26 euro/FTE): < 61 bedden: 0.1 FTE 61 à 120 bedden : 0.15 FTE > 120 bedden: 0.2 FTE Opleiding CRA en verpleegkundige zorginfec- RVT tiebeleid (basisopleiding en jaarlijkse bijscholing ROB
€ 985.000 € 713.000
- Nieuwe financiering voorzien: jaarlijks forfait van 1000 € per instelling Organisatie jaarlijkse vergadering overkoepe- Totale meerkost lende regionale platforms zorginfecties chronische sector
€ 25.000
- Nieuwe financiering voorzien: jaarlijks 2.500 € per platform (10) Totale meerkost Verzorgingsmateriaal Basis - MB van 6 november 2003 art 21 (kost verzorgingsmaterieel) - Huidige financiering verdubbelen
16,1 euro
miljoen
9
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
Labaanvragen in kader van screening/ surveillance door CRA
Het is wenselijk hiervoor een € nog nader te apart nomenclatuurnummer te bepalen creëren (RIZIV-materie): deze aanvragen mogen niet op het profiel van de CRA komen en mogen geen kosten meebrengen voor de patiënt (geen remgeld).
Ad hoc financiering studies Wetenschappelijk onderzoek Activiteiten van team voor ziekenhuishygiëne voor WZC waarmee het ziekenhuis een functionele binding heeft Totaal exclusief : - Screening - Wetenschappelijk onderzoek - Activiteiten team ziekenhuishygiëne
Nog nader te bepalen 34.35 miljoen euro
10
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
4. Overzicht van initiatieven en wetenschappelijk onderzoek tot op heden A. Belgian Antiobiotic Policy Coordination Committee BAPCOC Beleidsplan betreffende de reorganisatie van zie- 2004 (voorzitter C De Coster) kenhuishygiëne in de Belgische instellingen. Een consensusvoorstel als advies naar de overheid(1) BAPCOC is een adviesorgaan naar de Federale overheidsdienst Sociale zaken en bestaat uit een bureau, waarin de voorzitters van de verschillende werkgroepen zetelen, samen met de voorzitter (C. Decoster), ondervoorzitter (H. Goossens) enz.Het is een officieel raadgevend orgaan waarvan de oprichting in het staatsbald is verschenen. BAPCOC heeft meerdere werkgroepen, die verdeeld zijn per onderwerp/doelgroep: veeartsenij, voedselagentschap, huisartsgeneeskunde, ziekenhuisgeneeskunde en ook ziekenhuishygiëne. Deze laatste wordt voorgezeten door dr B Gordts. A. 1 Onder Bapcoc functioneert het Federaal platform Ziekenhuishygiene (voorzitter Dr B Gordts) Per provincie is er een regionaal platform die twee vertegenwoordigers afvaardigen naar het federaal platform Iedere geneesheer- en verpleegkundige hygiënist neemt verplicht deel aan de activiteiten van één van de provinciale platforms A. 2. In februari 2006 werd binnen de FOD Volksgezondheid een 1. Voorstel Werkgroep infectiepreventie Chronische Sector (voorzitter J De Lepeleire) opgericht die ressorteert onder het federaal platform .
Jan 2006
B. De Hoge Gezondheidsraad
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHEERSING EN PREVENTIE VAN OVERDRACHT VAN METHICILLINE- 2003 het wetenschappelijk adviesorgaan van het Ministerie van Socia- RESISTENTE STAPHYLOCOCCUS AUREUS (MRle Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu voor alle vragen in verband SA) IN BELGISCHE ZIEKENHUIZEN met volksgezondheid en leefmilieu. (2) Door Groep ter Opsporing, studie en preventie van
11
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR infecties in ziekenhuizen (Gospiz) Richtlijn ter preventie van overdracht van methicilline 2005 resitente stafylococcus aureus in woon- en zorgcentra (voorlopige tekst in afwachting van aanpassing door werkgroep ifv opmerkingen van terrein) Gospiz in samenwerking met WIV (3) De Hoge Gezondheidsraad werd opgericht bij het KB van 15 mei 1849 tot instelling van een Hoogeren Gezondheidsraad. Hij werd hervormd bij KB van 14 september 1919 (BS 01.10.1919), KB van 4 december 1990 (BS 24.01.1991), KB van 20 juni 1994 (BS 26.07.1994), KB 11 van april 1995 (BS 20.05.1995), KB van 31 mei 1996 (BS 08.10.1996). Opdrachten Al wat tot de bevordering van de gezondheid kan bijdragen te bestuderen en na te zoeken, en te dien einde die voorstellen in te dienen welke hij nuttig oordeelt; Zijn advies uit te brengen over de gezondheidsvraagstukken die hem overhandigd worden door de regering, door de provinciale of gemeentelijke overheden, of die hij op eigen initiatief bestudeert; Samenwerken met de Commissie van de Europese Gemeenschappen en haar de nodige assistentie verlenen bij het wetenschappelijk onderzoek naar met levensmiddelen verband houdende vraagstukken van openbaar belang en inzonderheid de taken uit voeren vermeld in de bijlage bij het KB van 20 juni 1994; Het organiseren en het bevorderen van consensusconferenties, conferenties van gezondheidswerkers en expertvergaderingen; gezondheidspraktijken en haar ontwikkelingen evalueren; Zijn advies uit brengen in het kader van een nationaal voedingsbeleid,
12
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR en inzonderheid over de vraagstukken vermeld in de bijlage 2 van het KB van 31 mei 1996. C. De Belgian Infection Control Society (BICS, voordien GOSPIZ genaamd wat stond voor groepering voor de opsporing, studie en preventie van infecties in de ziekenhuizen) is de enige wetenschappelijke vereniging in België voor geneesheren en verpleegkundigen hygiënisten. BICS/GOSPIZ ontwikkelde: a. aanbevelingen voor de strijd tegen MRSA in ziekenhuizen in 1993 en 2003, en maakte die als advies over aan de Hoge Gezondheidsraad. De HGR maakte die aanbevelingen op haar beurt over aan alle Belgische ziekenhuizen. b. aanbevelingen voor de beheersing van MRSA in Woonen zorgcentra (2005). Deze werden bij mijn weten nog niet overgemaakt aan de HGR en ook niet door de HGR verspreid. D. Nationale raad voor ziekenhuisvoorzieningen: heeft een werkgroep ziekenhuispreventie
Moet op vraag van minister Demotte een antwoord geven op het wetsvoorstel Mayeur.
Jan 2006
De NRZV, opgericht in de schoot van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, adviseert de federale regering over het beleid inzake het ziekenhuiswezen. Meer bepaald doet de NRZV uitspraak over alle aangelegenheden met betrekking tot de programmatie, de erkenning en de financiering van de ziekenhuizen. http://www.health.fgov.be/vesalius/devnew/NL/com/raden/ziekenhuisv oozieningen/index.htm De nationale raad voor ziekenhuisvoorzieningen is paritair samengesteld uit mutualiteiten, "sociale partners", VOV en VVI afgevaardigden, dokterssyndicaten, enz.
13
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR E. Federaal Parlement
WETSVOORSTEL Mayeur
Jan 2005
20 januari 2005 20 janvier 2005 tot uitvaardiging van veiligheids- en gezondheidsnormen voor de verzorgingsinstellingen en tot instelling van een vergoedingsregeling voor patiënten die het slachtoffer zijn van ziekenhuisinfecties F. Vlaamse regering G. Interministeriele conferentie
Overeenkomst tussen Min Vervotte en Vlaamse zie- Jan 2006 kenhuizen omtrent ziekenhuisinfectie registratie Jan 2006
Alleen of in samenwerking: Nationale surveillance van ziekenhuisinfecties: noHet Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid is op de volgende socomiale septicemieën (Hospital-wide): CS, nosocomiale septicemieën en pneumonieën op intensieve manier betrokken bij de bovenstaande spelers. Het WIV: zorgafdelingen (Dr. C. Suetens en An Versporten), a. Voert de nationale surveillanceprojecten uit ivm registratie van post-operatieve wondinfecties (DR. H. Carsauw) nosocomiale sepsis, postoperatieve wondinfecties en nosocomiale infecties op de afdelingen voor intensieve verzorging Nationale surveillance van prik en snij ongevallen b. Heeft als expert meegewerkt aan de prevalentiestudie van (Eva Leens) MRSA in woon- en zorgcentra (Bea Jans en Dr. Suetens) c. Dr. Suetens is (ten persoonlijke titel en verkozen door de le- Nationale epidemiologische surveillance van MRSA den) lid van het bureau van de Belgian Infection Control Socie- in acute ziekenhuizen (sinds 1994: B. Jans) H . WIV
ty (voorheen GOSPIZ).
Nationale epidemiologische surveillance van multired. Dr. Suetens wordt uit hoofde van zijn functie permanent uitge- sistente Enterobacter aerogenes (MREA) in acute nodigd op de vergaderingen van het federaal platform voor zie- ziekenhuizen (sinds 2000: B. Jans) kenhuishygiëne, maar is er officieel geen lid van. e. Dr. Suetens en Bea Jans maakten ten persoonlijke titel deel uit Nationale epidemiologische surveillance van ESBLvan de werkgroep die de GOSPIZ richtlijnen voor MRSA be- producerende E. coli en K. pneumoniae (sinds 2005: B. Jans) heersing in ziekenhuizen en woon- en zorgcentra opstelden.
14
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR f.
Dr. Suetens en Bea Jans maken ten persoonlijke titel deel uit Deelname werkgroep: richtlijnen ter bestrijding van van de werkgroep van het federaal platform die aanbevelingen MRSA-overdracht in acute ZH (revisie: 2003), in opstellen voor de organisatie van infectiebeheersing in de WZC (2005): CS en BJ. woon- en zorgcentra. Deelname beleidswerkgroep infectiepreventie in WZC (2006): CS en BJ Deelname werkgroep bestrijding overdracht van C. difficile in ZH en WZC (2006): CS, BJ Nationale handhygiënecampagne in ziekenhuizen (2005) (CS en Chris Delaet) Meer punctuele deelnames, samenwerkingen: vb. acinetobacter baumannii outbreak in grensrusthuis (2004) (CS, BJ)
CRAs Gent
Deelname aan Europese projecten: EURONIS, ESAC, Helics, IPSE,…(CS, Ingrid Morales, HC, Karl Mertens, BJ) Productie nieuw document gebaseerd op Gospiz- 2006-03document maar humaner. 24
Studies Onderzoek 1
ACHG Kuleuven eigen middelen Niclaes, Buntinx (4-6) 1 Onderzoek: 1 instelling n=447 • Prevalentie: 7.2% • Determinanten: leeftijd, longziekten, huidulcera, zetelgebonden, urine-incontinentie of catheter • Mortaliteit: RR (6 maanden)=2.29 (1.04-5.04); stabiel na controle voor 14 mogelijke confounders.
15
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR Hospitalisatie: niet significant
• Onderzoek 2
• ACHG Kuleuven + Dr. Raf Mertens + Bea Jans FWO financiering (7) Mislukt door fout en staalomwisseling in Labo 2 publicaties over methodologische questies • 19 instellingen, ongeveer 3000 residenten • Prevalentie: 4.9 % • Rest: niet beoordeelbaar. • 98% van de WZC-stammen behoren toe aan de 3 grote klonen die verantwoordelijk zijn voor epidemieën in acute ZH
Onderzoek 3
ACHG+ WIV 24 instellingen- 3000 residenten 2 artikels submitted (8;9) • • •
•
Onderzoek 4
24 instellingen, 2908 residenten Prevalentie: 4.7% (0-12.5) Determinanten: antibiotica (quinolones & nitrofuranen, recente hospitalisatie op chirurgie, recente opname, aantal bedden op de kamer (adj OR >2 bedden= 2.1, bedlegerig, catheter, decubitus, systeemziekte. Risicofactoren en vergelijking antibiograùmmen wijzen op combinatie van invoer, crosscontaminatie in de instelling en selectie van resistente stammen (antibioticagebruik)
• Onder de auspiciën, van de Gospiz en het federaal platform ziekenhuishygiëne in samenwerking met het Nationaal referentielab voor MRSA, ULB, Erasmus zh, Brussel
16
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR Eerste nationale prevalentiestudie van MRSAdragerschap in Belgische RVT-instellingen (60 instellingen at random gekozen uit RIZIV-lijst, representatief voor regio en proportie RVT-bedden in de instelling): prevalentie en resistentiemeeting/ determinanten op niveau van residenten en instelling+ vergelijking van ZH en RH-stammen Prevalentie cijfer 18,9% (presentatie resultaten BAPCOCC 15 juni 2005) (10) Onderzoek 5
Dr Bart Gordts in Brugge heeft reeds twee maal onderzoek gedaan naar MRSA-dragerschap in WZC in West-Vlaanderen (11) Dr Gordts was ook betrokken bij een europees document over opleiding in hospital infection control (12)
BVGG Consensusmeeting in 2000
Publicatie die de basis was voor andere aanbevelingen (13)
17
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
5. Wetenschappelijk Onderzoek
Er zijn enkele voorstellen in ontwikkeling -
Interventiestudie naar de beste strategie voor eradicatie (Dr C Mathei, Prof Buntinx) Studie naar implementatie en reflectie op de bestaande BICS-richtlijn (Béa Jans, Dr. C. Seutens) Algemene infectiepreventie in ambulante Verpleeg- en huisartspraktijken
Referenties 1. Bapcoc. Beleidsplan voor de reorganisatie van ziekenhuishygiëne in de Belgische ziekenhuizen. Een advies van het federaal platform ziekenhuishygiëne voor de overheid. . 2004. Brussel, FOD Volksgezondheid. 2. GDEPIH/GOSPIZ. Richtlijnen voor de beheersing en preventie van overdracht van methicilline-resistente staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische ziekenhuizen. 2003. Brussel . 3. GDEPIH/GOSPIZ. Richtlijnen ter preventie van overdracht van Methiciliineresistente Staphylococcus Aureus (MRSA) in woon- en zorgcentra. 2005. Brussel. 4. Niclaes L., Buntinx F, Bunaro F., Lesaffre E., Heyrman J. Consequences of MRSA carriage in nursing home residents. Epidemiol Infect. 1999;122:235-9. 5. Niclaes L, De Turck L, Buntinx F, Heyrman J, Borremans A. Methicilline-resistant Staphylococcos aureus in a nursing home: Prevalence and determinants. Arch Public Health 1996;54:1-8. 6. Deturck L, Niclaes L, Buntinx F, Heyrman J. MRSA in bejaardeninstellingen. Huisarts Nu 1995;24:276-8. 7. Hoefnagels-Schuermans A, Niclaes L, Buntinx F, Suetens C, Jans B, Verhaegen J et al. Molecular epidemiology of methicillin-resistant Staphylococcus aureus in nursing homes: a cross-sectional study. Infect.Control Hosp.Epidemiol 2002;23(9):546-9. 8. Suetens C, Niclaes L, Jans B, Verhaegen J, Schuermans A, Van Eldere J et al. MRSAcarriage is associated with higher moratility in disoriented nursing home residents. Submitted 2006.
18
WERKGROEP BEHEERSING ZORGINFECTIES IN DE CHRONISCHE SECTOR
9. Suetens C, Niclaes L, Buntinx F, Jans B, Verhaegen J, Schuermans A et al. Methicillin resistant Staphylocoocus aureus caariage in 24 Flemish nursing homes: prevalence and determinants. Submitted 2006. 10. Denis O, Suetens C, Struelens M, Jans B. Eerste resultaten van de nationale studie in verband met de epidemiologie van methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in rust-en verzorgingstehuizen in België, 2005. Noso-Info 2005;9:9-10. 11. Gordts B, Van Landuyt H, Claeys K, Jannes H, Van Couter A, Temmerman B et al. Investigation of the local spread of methicillin resistant Staphylococcus Aureus between an acute care hospital and surrounding nursing homes. Toronto: Interscience Conference on Antimicrobial Agents and Chemotherapy; 1997. 12. Voss A, Allerberger F, Bouza E, Cookson B, Daschner F, Dettenkofer M et al. The training curriculum in hospital infection control. Clin Microbiol.Infect. 2005;11 Suppl 1:33-5. 13. Flamaing J, Schuermans A, Verschraegen G. Consensus: infectiepreventie door screening, dekolonisatie en isolatie in geriatriediensten, rustoorden en rust- en verzorgingstehuizen. Tijdschr voor Geneeskunde 2001;57:664-9.
19