Voorbij de dood...
Als christenen afscheid vieren
Oriëntaties bij de uitvaartliturgie
Voorbij de dood.
VOORWOORD De uitvaartliturgie en de hele pastoraal rond de uitvaart vragen van vele pastorale verantwoordelijken en hun medewerkers heel wat tijd en energie. Het bezoeken van zwaar zieken en stervenden, de contacten met familieleden van overledenen, de voorbereiding en viering van een verzorgde uitvaartliturgie en de aandacht voor rouwende mensen, bieden concrete kansen tot menselijke nabijheid en evangelisch getuigenis.
Nochtans brengt dit terrein van onze pastoraal ook zijn zorgen en vragen mee. Er beweegt veel in de sector van de uitvaartverzorging, en heel snel. Het is ook niet langer vanzelfsprekend om de christelijk-gelovige duiding van leven en sterven tot uitdrukking te brengen, zowel in pastorale gesprekken als in de viering van de uitvaartliturgie. Hoe dan ook dagen de huidige evoluties ons als kerkgemeenschap uit tot reflectie en overleg.
Deze brochure wil daartoe een aanzet zijn. In deze visietekst van de ICLZ worden een aantal bakens uitgezet voor de uitvaartliturgie en -pastoraal in Vlaanderen. De tekst behandelt eerst de belangrijkste betekeniselementen van onze uitvaartliturgie, en somt vervolgens enkele van de verschuivingen op waarmee wij als kerkgemeenschap geconfronteerd worden. Vanuit deze vaststellingen gaat de tekst in op vier concrete vragen uit de liturgische praktijk. Aansluitend op de vragen rond de viering van de uitvaartliturgie in aanwezigheid van een urne, biedt de visie-tekst een concreet model met suggesties voor de vormgeving van het begin en het einde van een dergelijke viering.
WIJ nodigen alle pastorale verantwoordelijken uit om over deze visietekst met elkaar in gesprek te gaan. Het is belangrijk dat we op dit terrein zoveel mogelijk groeien naar een gemeenschappelijke aanpak. Ook moet het ons aller zorg zijn om concreet gestalte te geven aan de eigenheid van de christelijke uitvaartliturgie. Het gaat daarin om het hart van het evangelie en om de hoop op eeuwig leven. + Jozef De Kesel • Voorzitter van de ICLZ
ALS CHRISTENEN AFSCHEID VIEREN De sector van de uitvaartverzorging bevindt zich de laatste jaren in een stroomversnelling. Nieuwe instanties en ondernemingen bieden zich aan om rituelen en vieringen te verzorgen ter gelegenheid van een overlijden. De verschuivingen op dit vlak hebben een directe weerslag op de pastoraal en de liturgie van de rooms-katholieke kerkgemeenschap. B IJ vele verantwoordelijken in de pastoraal rijst de vraag naar oriëntaties voor de liturgische praktijk: hoe kunnen we tegemoet komen aan de vragen van de mensen die bij ons aankloppen, zonder afbreuk te doen aan de eigen inhoud van de christelijke uitvaartliturgie? Wat is er nodig om die ook in de toekomst op een geloofwaardige en coherente manier te blijven vieren? Wat is er wezenlijk en wat is er van secundair belang in onze uitvaartliturgie? Waar kunnen we aanpassen en waaraan moeten we vasthouden? Met deze bijdrage wil de Interdiocesane Commissie voor Liturgische Zielzorg een aanzet geven tot reflectie over de huidige praktijk. Hopelijk kan ze pastorale ver-antwoordelijken helpen om te komen tot een vormgeving van de uitvaartliturgie die zowel recht doet aan de bijbels-christelijke traditie als aan de vraag van tijdgenoten naar een viering bij het afscheid van geliefden.
21]
I. BETEKENIS en BEDOELING van de UITVAARTLITURGIE Wat wil de Kerk eigenlijk doen als ze de uitvaartliturgie viert? Wat is de betekenis van de rituelen die ZIJ voorstelt bij het afscheid nemen van een christen? Van oudsher is de rituele vormgeving van het laatste afscheid ingebed in de pastorale zorg van de kerkgemeenschap voor zieken, stervenden en rouwenden. Het bezoeken van zieken, het begraven van doden en het troosten van rouwenden worden niet toevallig onder de werken van barmhartigheid gerekend. De Kerk hecht er veel belang aan stervenden niet alleen te laten, maar ze integendeel te omgeven met zorg en gebed. Ook na de dood blijft ze bidden voor de overledenen, om hen toe te vertrouwen aan Gods barmhartigheid. De uitvaartliturgie heeft in de loop van de eeuwen verschillende gestalten en betekenissen gekregen, als gevolg van wisselende culturele en maatschappelijke contexten. Maar wezenlijk had het bidden en vieren van de Kerk bij stervenden en doden steeds als bedoeling: gedoopten tijdens hun afscheid van het leven biddend te begeleiden, tot over de grens van de dood. Sinds de middeleeuwen lag het accent vooral op het smeekgebed voor de ziel van de overledene. Centraal stond de bede: "Heer, geef hem/haar de eeuwige rust". Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de aandacht opnieuw verbreed door in de ritus van de uitvaart ook "het paaskarakter van het christelijk sterven" (SC 81) sterker tot uitdrukking te brengen.
1.1. Met Christus de overgang maken van dood naar nieuw leven Als eerste betekenismotief van de uitvaartliturgie vermeldt de Orde van dienst voor de uitvaartliturgie (1991) "de viering van het paasmysterie". De dood van een christen wordt in de Catechismus van de Katholieke Kerk omschreven als zijn of haar 'laatste Pasen': "Op de dag van zijn sterven begint voor de christen aan het einde van zijn sacramenteel leven de voltooiing van zijn nieuwe geboorte, die met het doopsel een aanvang nam" (CKK 1682). Kreeg de gelovige tot dan toe via de viering van de sacramenten (doop, vormsel, eucharistie, verzoening, ziekenzalving ...) deel aan het Pasen van Christus, nu wordt deze deelname gerealiseerd bij de gebeurtenis van het eigen sterven: wat met de doop reeds definitief begonnen was - het delen in het nieuwe leven van Christus - vindt nu als het ware zijn voltooiing. De kerkgemeenschap wil de gestorvene in deze ultieme overgang begeleiden en hem of haar aan God toevertrouwen. De uitvaartliturgie is dan het moment waarop de overledene de laatste keer binnengebracht wordt in de kerk waar hij of zij door de viering van de verschillende sacramenten "in goede en kwade dagen" de gelovige levensweg heeft afgelegd, en telkens weer deel heeft gekregen aan Christus' overgang van dood naar nieuw leven. Ze kan eigenlijk gekarakteriseerd worden als 'een kleine paaswake'. Haar symboliek verwijst meermaals naar het paasmysterie en naar de doop als het eerste moment waarop de christen in dit mysterie werd opgenomen. Er is de centrale plaats van de paaskaars, vlakbij
wordt
het stoffelijk overschot. Er is het doopwater waarmee de kist wordt besprenkeld, bij de begroeting en
tempel
bij de eigenlijke afscheidsliturgie. Er is de bewieroking waarmee het lichaam van de overledene geëerd
van
als de
heilige Geest. Er is ook het kruisbeeld en het evangelieboek. En er is de viering van de eucharistie als de meest indringende gedachtenis van het paasmysterie waarin de overledene is binnengegaan.
1.2. Als nabestaanden afscheid nemen van de overledene De uitvaartliturgie wil dus in woord en teken de voltooiing vieren van het 'persoonlijke Pasen' van een christen, begonnen in de doop. Ze opent daarbij het perspectief op de toekomst en de bestemming van de overledene, op wat er volgt na de dood. In de beleving van vele tijdgenoten is dit motief echter niet het eerste en voornaamste. Voor velen is de uitvaartliturgie voornamelijk een afscheidsviering, waarbij in de eerste plaats teruggeblikt wordt op het leven dat voorbij is: ze willen gedenken wat de overledene betekend heeft, binnen de kring van de familie en de kerkgemeenschap, en in de ruimere samenleving. De uitvaartliturgie vervult zo ook een belangrijke functie voor de nabestaanden: ze kan een moment van troost en bemoediging worden en een belangrijke stap in het rouwproces. Zeker in een tijd waarin er soms een armoede zichtbaar wordt aan uitdrukkingsvormen om het verdriet bij het verlies van een geliefde te verwerken, is de aandacht voor de nabestaanden een belangrijk facet in de christelijke uitvaartliturgie. De liturgie moet ook rekening houden met hun beleving van het overlijden. In dit opzicht is de voorbereiding van de viering in overleg met de familie van groot belang. Bij een voorafgaand contact kan men hun gedachten, vragen en verwachtingen op het spoor komen, en van daaruit de viering concreet vorm geven. De uitdaging van de uitvaartliturgie bestaat er immers in de concrete levensgeschiedenis van de overledene te verbinden met het gevierde paasmysterie: waar herkennen we in dit leven sporen van Gods aanwezigheid? Hoe heeft het vertrouwen op Gods liefde deze mens geïnspireerd tot dienstbaarheid, tot vergeving en trouw? Op welke wijze is de navolging van Jezus zichtbaar geworden in het leven van deze overledene?
[4]
1.3. Eerbetuiging aan het aardse lichaam De Orde van dienst voor de uitvaartliturgie veronderstelt de aanwezigheid van het lichaam van de overledene tijdens de liturgische viering van het afscheid: "het is toch passend eer te brengen aan het lichaam van een overleden gelovige, dat een tempel van de heilige Geest is geweest."
Deze klemtoon wekt vandaag soms verwondering bij mensen: is de aanwezigheid van het gestorven lichaam echt zo belangrijk? Gaat het in de uitvaartliturgie niet eerder om het afscheid van de persoon, wiens leven we in onze herinnering oproepen?
Enerzijds is de aanwezigheid van het lichaam van de overledene inderdaad relatief. Door het sterven is de persoon, als bezielde lichamelijkheid, reeds uit ons midden verdwenen. Het is het "aardse huis - ons lichaam - dat afgebroken wordt" (Prefatie I voor de overledenen) dat ons nog rest. Dat zal inderdaad "wederkeren tot stof en as". En bij het geloof in de "verrijzenis van het lichaam" gaat het om een radicale transformatie van dit aardse lichaam tot het "vergeestelijkte lichaam", waar Paulus over spreekt.
Anderzijds zijn er een aantal sterke argumenten die pleiten voor de aanwezigheid van het gestorven aardse lichaam in de uitvaartliturgie. •
In de eerste plaats is dit de meest logische situatie: in de uitvaartliturgie nemen we afscheid van de overledene vóór we hem of haar definitief uit handen moeten geven, wanneer we zijn of haar lichaam toevertrouwen aan de aarde (in geval van de begrafenis) of aan het vuur (in geval van crematie).
•
Het lichaam van de overledene blijft ook na de dood het sterkste symbool dat ons nog rest van deze mens in zijn of haar uniciteit. In de logica van de liturgie - die haar zeggingskracht grotendeels haalt uit het symbolische handelen en spreken - is dit niet zonder belang. De aanwezigheid van het lichaam herinnert aan het hele levensverhaal van de overledene, zijn of haar relaties, die met de dood niet plots verdwijnen. Wij hebben deze unieke persoon ontmoet, gekend, gesproken, bemind,
... dankzij zijn of haar lichamelijkheid. Zijn of haar lichaam was het 'eerste sacrament' waarin Gods liefde aanwezig kwam in de wereld, het was inderdaad een door Gods Geest bezielde 'tempel'. De aanwezigheid van het lichaam tijdens de uitvaart herinnert ook aan het geloofsleven dat begonnen is in de doop. Niet alleen de doop met water, ook de zalving met chrisma, het nuttigen van het Lichaam en Bloed van de Heer in de eucharistie, het ontvangen van een handoplegging, de inzegening van het huwelijk: alle sacramentele tekens heeft deze persoon precies slechts in zijn of haar lichamelijkheid kunnen ontvangen. De zintuiglijke aard van de liturgie zelf vraagt in zekere zin dat het rituele handelen ook bij de afscheidsviering voor een gedoopte het aardse lichaam betrekt, zelfs al is het dan gestorven. Het respect dat in de liturgie aan het aardse lichaam wordt betoond, ligt zo helemaal in het verlengde van de eerbied die men aan de levende persoon verschuldigd was. • Verder hebben psychologen er ondertussen voldoende op gewezen hoe belangrijk het kan zijn dat het rouwproces geleidelijk verloopt, liefst in verschillende stappen. Het is te vermijden dat het afscheid van de overledene te snel of te bruusk gebeurt. In normale omstandigheden is het daarom wellicht belangrijk dat het overleden lichaam niet onmiddellijk uit het gezichtsveld verdwijnt.
Deze elementen pleiten ervoor om de uitvaartliturgie te blijven vieren voorafgaand aan het definitieve afscheid van begraving of crematie, en - zoals gebruikelijk in onze streken - in aanwezigheid van het lichaam van de overledene.
II. VRAGEN rond de UITVAARTPASTORAAL De maatschappelijke situatie waarbinnen de kerkgemeenschap haar zending opneemt is de laatste decennia grondig veranderd. De krachtlijnen van onze huidige cultuur (de verregaande invloed van wetenschap en techniek, de doorgedreven verstedelijking, een meer individualistisch gekleurde mensopvatting, de macht van de economie, de reclame en de marktlogica) leiden ertoe dat ook hel sterven en de dood anders benaderd worden dan vroeger.
2.1. Verschuivingen in de algemene omgang van de maatschappij met dood en rouw Onze cultuur heeft het moeilijk met de dood: de dood vormt immers een radicale relativering van een aantal belangrijke actuele westerse waarden, zoals zelfbeschikking, efficiëntie, succes, de groeiende greep op de wereld door een toenemende kennis van het functioneren van de natuur en het menselijk leven. Deze waarden gaan hand in hand met een sterke appreciatie van jeugdigheid, vrijheid, het zich goed voelen en de persoonlijke ontplooiing. Dit zijn dimensies die op zich natuurlijk positief zijn, maar die, als ze alle aandacht opeisen, de werkelijkheid van de dood en de begrensdheid van ons leven nog moeilijk lijken te verdragen.
[ 6]
Dit versterkt een tendens om de dood naar de rand van de samenleving te verdringen. Net als andere domeinen, wordt de dood verwezen naar de privésfeer: veel minder dan vroeger wordt ze beleefd als een gebeuren dat ook de brede gemeenschap aangaat. Daarnaast is er de ervaring dat zowel stervenden als hun omgeving soms alleen staan, zonder veel hulp vanuit een bredere kring. De diepere zinvragen die opduiken naar aanleiding van een overlijden zijn niet altijd bespreekbaar. In een pluralistische samenleving, waarin heel verschillende levensbeschouwingen naast en met elkaar bestaan, zijn ook de opvattingen over de betekenis van de dood en van het hiernamaals 'versnipperd': het christelijk geloof in de verrijzenis neemt in onze cultuur af. Tegelijkertijd zitten andere stromingen in de lift, die de verbeelding van vele tijdgenoten aanspreken, zoals geloof in reïncarnatie of spiritisme. Ook de concrete manier waarop de dood van iemand wordt beleefd, is vandaag vaak 'versnipperd' in vergelijking met vroeger: vele mensen sterven niet meer thuis, in een vertrouwde omgeving, maar in een ziekenhuis of rusthuis. Familie en vrienden zijn minder aanwezig dan vroeger. Er is soms een grote afstand tussen de plaats van het overlijden, het funerarium, de plaats waar men afscheid neemt en de begraafplaats of het crematorium. Daardoor wordt het contact met het dode lichaam bijna uitsluitend een professioneel, technisch handelen vanwege de uitvaartverzorgers. De familieleden hebben met zoveel kans meer om de overledene eenvoudig nabij te zijn, Sommigen wensen zelfs geen contact meer met het lichaam van de overledene. De vraag is in hoeverre hier de culturele tendens doorwerkt om de confrontatie met de dood uit de weg te gaan.
2.2.
Verschuivingen in de organisatie van de uitvaartsector Op
vele
plaatsen
is
er
een
goede
samenwerking
tussen
uitvaartverzorgers
en
parochieverantwoordelijken. Bijna altijd hebben de uitvaartverzorgers als eersten contact met de nabestaanden. Zij vervullen een belangrijke taak, door met eerbied te luisteren naar wat er bij de familie leeft aan gevoelens en wensen en zo mensen bij te staan in de organisatie van het afscheid. Vandaag worden de uitvaartverzorgers echter geconfronteerd met grondige verschuivingen in hun werkveld. Door de vergrijzing van de bevolking is de uitvaartsec-tor de voorbije jaren een belangrijke groeimarkt geworden. Specialisten spreken van een 'economisering' en 'commercialisering' van het hele uitvaartgebeuren. Er verschijnen nieuwe ondernemers die een 'totaalpakket' aanbieden voor de organisatie van de verschillende facetten van het afscheid nemen. De tijd dat de katholieke Kerk bijna het monopolie had op afscheidsvieringen is voorbij. Privé-begeleiders van rituelen bieden uitvaartrituelen 'op maat' aan, helemaal aangepast aan de wensen van hun klanten. Het aantal crematies neemt heel snel toe. Families kunnen in verschillende crematoria vragen om een christelijk afscheidsgebed of een andere plechtigheid. Er zijn ook mensen die gecremeerd worden zonder enige vorm van afscheidsviering.
2.3.
Verschuivingen in de ritualisering van het afscheid Tijdens pastorale contacten met families is een groeiende vraag te merken naar sterk
gepersonaliseerde vieringen: mensen wensen dat de afscheidsviering vooral een beeld schetst van de overledene in zijn of haar eigenheid (individualisering). De huidige Orde van dienst voor de uitvaartliturgie biedt heel wat ruimte voor aanpassingen. In het welkomstwoord, in de keuze van gebeden en liederen, in de homilie of voor de afscheidsgebeden is er aandacht mogelijk en wenselijk voor de persoon van de overledene. De familie kan een inbreng hebben op verschillende momenten. Maar de idee zelf van een voorliggende rituele ordening wordt soms al aangevoeld als een 'keurslijf' dat de persoonlijke expressie onmogelijk zou maken. Een aantal families vraagt meer inspraak in de vormgeving van de uitvaart (democratisering) en verwacht dat de pastorale verantwoordelijken zonder meer aan hun wensen tegemoet komen. Wanneer dezen echter kritiekloos in deze beweging meegaan, verzwakt het vermogen van de liturgie om het geloof in de verrijzenis op een samenhangende manier tot uitdrukking te brengen (secularisering). Bidden we dan nog om nieuw leven voor wie gestorven is? Of wordt onze liturgie het forum voor onze zelfexpressie in de rouw?
III. CONCRETE VRAGEN uit de LITURGISCHE en PASTORALE PRAKTIJK De maatschappelijke verschuivingen die we daarnet opriepen, hebben onvermijdelijk hun weerslag op onze kerkelijke pastoraal en liturgie. Ze plaatsen de voorgangers en medewerkers in de uitvaartpastoraal voor nieuwe vragen waar niet meteen eenvoudige oplossingen voor te vinden zijn. We gaan in op enkele punten die vandaag bijzondere aandacht verdienen.
3.1. Wat is 'kerkelijke uitvaartliturgie'? Meer en meer vragen families om de kerkelijke uitvaart in intimiteit te laten plaats vinden en om het publieke karakter van de liturgie af te zwakken. Er zijn fune-raria die zelf 'gebedsdiensten' in hun aanbod opnemen, voorgegaan door eigen personeel. Voor een aantal gedoopten is de band met de plaatselijke parochiegemeenschap zeer los geworden: zij vinden het niet zo belangrijk dat hun uitvaart of die van een familielid in de eigen parochiekerk gebeurt. De plaats voor de afscheidsviering wordt vanuit andere motieven bepaald. Meer en meer mensen richten zich ook rechtstreeks tot het crematorium voor een 'christelijk afscheidsgebed'. Deze evoluties brengen aan het licht hoe de 'kerkelijkheid' van de uitvaartliturgie vandaag onder druk komt te staan. Er dringt zich dan ook verheldering op van de gangbare terminologie. De term 'kerkelijke uitvaartliturgie' wordt in de regel voorbe-
[8]
houden voor de afscheidsviering (in het kader van een eucharistie of van een woorden gebedsdienst) in de parochiekerken, de symbolische herkenningspunten van onze katholieke geloofsgemeenschappen. Uitzonderingen zijn er in enkele bisdommen voor permanente bewoners in bepaalde rust- en verzorgingstehuizen, en in abdijen, kloosterkapellen of -kerken. Een uitvaartliturgie in intimiteit is niet noodzakelijk 'niet-parochiaal'. Als de vraag gesteld wordt naar een viering in intieme kring kan men in de pastorale eenheid of federatie zoeken naar de best geschikte kerk (of winterkapel), rekening houdend met de verwachte groep aanwezigen en de wensen van de familie. De gebedsvieringen in crematoria, geleid door gemandateerden vanuit de bisdommen en vaak beperkt qua tijdsduur, vormen strikt gezien de parallel van het afscheidsgebed op het kerkhof. In principe gaat het hier dus niet om de viering van de uitvaartliturgie, ook al wordt dit in de praktijk voor een groeiend aantal mensen het enige moment van liturgisch afscheid. Een dergelijke viering wordt beter genoemd: 'christelijk afscheidsgebed'. Funeraria zijn geen door de rooms-katholieke Kerk erkende cultusplaatsen. Vanuit de bisdommen worden er geen mensen naartoe gezonden om afscheidsvieringen te leiden.
3.2. Uitvaartliturgie met of zonder eucharistie? In onze streken gebeurde de kerkelijke uitvaartliturgie tot voor kort bijna uitsluitend in het kader van een eucharistieviering. Daar waren goede redenen voor: als centrale gedachtenisviering van Christus' dood en verrijzenis is de eucharistie immers tegelijkertijd een sterke uitdrukking van de hoop op de verrijzenis en van de blijvende verbondenheid tussen levenden en doden. De betekenis van de eucharistie en die van de uitvaartliturgie sporen dus goed samen. De Orde van dienst voorziet echter dat de afscheidsviering in de kerk ook een woord- en gebedsviering kan zijn. In dit geval wordt de band met de eucharistie gemaakt door op een later tijdstip de eucharistie voor de overledene op te dragen, nor-
maal in de parochiekerk. Deze tweede vorm van de kerkelijke uitvaart komt de laatste jaren meer en meer voor. Enerzijds spelen hierin het priestertekort en de overbelasting van de priesters mee. Anderzijds is een woord- en gebedsviering soms meer aangewezen wanneer de overledene en/of de nabestaanden minder vertrouwd zijn met de eucharistie. De Orde van
dienst stelt immers: "Het vieren van de eucharistie veronderstelt normaal dat de familieleden actief aan de viering deelnemen en communiceren" (p. 13).
In onze huidige situatie is het wenselijk om duidelijker dan voorheen aan families beide vormen van uitvaartliturgie als een reële keuzemogelijkheid voor te stellen. De beslissing hierover is geen zaak van de uitvaartverzorger. Ze moet genomen worden in het voorbereidende gesprek tussen de pastoraal verantwoordelijken en de nabestaanden, met afweging van verschillende elementen: de wens van de overledene en/of de nabestaanden, de vraag welke soort viering het best aansluit bij hun geloofssituatie en de vraag naar de praktische organisatiemogelijkheden van de parochiegemeenschap(pen). In de toekomst zal het steeds meer voorkomen dat de uitvaartliturgie moet gebeuren met een woord- en gebedsviering, omdat er op een bepaald moment geen priester vrij is. Als er binnen de pastorale eenheid echter wél een priester beschikbaar is, mag men mensen die bij een uitvaart om de eucharistie vragen die ook niet principieel weigeren.
3.3. Uitvaart in aanwezigheid van een urne? Pastorale verantwoordelijken worden steeds meer geconfronteerd met de vraag om de uitvaartliturgie te vieren nadat de crematie reeds is gebeurd. Uitvaartverzorgers vragen dan om de urne vooraan in de kerk op te stellen in plaats van de kist. In die vraag spelen dikwijls praktische en economische motieven mee: de actuele overbelasting van de crematoria, die de uitvaartverzorgers soms weinig speelruimte laten in de uurregelingen,bijzondere situaties (bv. zware verkeersongevallen) waarbij snelle crematie van het stoffelijk overschot noodzakelijk is; financiële argumenten van de uitvaartverzorgers, zoals het uitsparen van personeels- of vervoerskosten. Ook andere factoren spelen een rol: het soms grote tijdsverloop tussen het sterven en de uitvaart, een ander aanvoelen van de psychologische band die men ervaart met het gestorven, gekiste en gecremeerde lichaam. Hoe hierop reageren? Vooreerst is het goed om eraan te herinneren dat de Kerk wel crematie toelaat, maar tegelijkertijd ook uitdrukkelijk de voorkeur blijft geven aan het begraven worden (Cf. CIC, can. 1176, § 3). De reden voor deze voorkeur heeft precies te maken met de betekenis die aan het sterven en de dood van een christen wordt gegeven: sterven is sterven-met-Christus, met Hem begraven worden om ook met Hem te verrijzen (Cf. Rom 6). Door de doop met Christus verbonden, volgen christenen de weg die de gekruisigde Heer ook is gegaan, tot in en over de dood. Dit symbolische argument is natuurlijk relatief, en het is duidelijk dat het vandaag ook voor vele gedoopten minder of zelfs helemaal niet meer speelt. Maar is het goed om het als kerkgemeenschap helemaal te vergeten? Wellicht de sterkste en meest vertrouwde bijbelse beelden voor het geloof in de verrijzenis van Christus én van de gedoopten, gaan precies uit van de symboliek van de aarde: de graankorrel die in de aarde moet sterven om vruchten voort te brengen, het zaad dat uitgestrooid wordt en een belofte in zich draagt, het opstaan uit het graf... Vervolgens verdient het de voorkeur om de kerkelijke uitvaartliturgie te laten voorafgaan aan het moment waarop men het lichaam definitief uit handen geeft, hetzij bij de begrafenis, hetzij bij de
[10]
crematie. We hebben daarvoor al een aantal argumenten aangegeven. Het belangrijkste is wellicht dat de betekenis en de symboliek van de uitvaartliturgie het sterkst kunnen spreken als het lichaam van de overledene voor het laatst in het midden van de vierende gemeenschap aanwezig is. Het is heel belangrijk om dit aan de uitvaartverzorgers duidelijk te communiceren en hen te vragen deze voorkeur zoveel mogelijk te respecteren. Vandaag zijn uitvaartvieringen waarbij de urne in de kerk wordt gebracht echter geen uitzonderingen meer. Vanuit pastoraal oogpunt mogen voorgangers zulke vieringen niet weigeren. Dit veroorzaakt bij families onnodige kwetsuren. De Orde van dienst bepaalt dat in dit geval de afscheidsliturgie wordt weggelaten. In de praktijk lijkt het echter wenselijk dat ook in deze situatie een ritus plaats heeft, maar dan wel in een gewijzigde vorm, die beter aansluit bij de realiteit dat het lichaam al is afgebroken door de voorafgaande crematie. In de afscheidszang en de begeleidende gebeden vallen de verwijzingen naar het lichaam weg. Ook de besprenkeling met doopwater en de bewieroking gebeuren niet, omdat dit precies twee symbolische handelingen zijn die het lichaam van de overledene willen eren omdat het gedoopt werd en omdat Gods Geest in zijn of haar unieke bezielde lichamelijkheid werkzaam is geweest. In de plaats daarvan stellen wij voor dat er aan het begin van de af scheidsliturgie, vóór de af-scheidszang, wierook wordt gebrand in een wierookschaal, met een begeleidend duidingswoord. De concrete suggesties hiervoor volgen op de pagina's 17 tot 20.
3.4. De voorganger in de uitvaartliturgie? Het voorgaan in de uitvaartliturgie wordt tot een van de normale taken gerekend van de pastoor (CIC, can. 530). De voorbereiding en het leiden ervan blijft ook vandaag voor priesters een belangrijke kans tot ontmoeting met mensen en tot evangelisch getuigenis. Toch is het niet goed dat de zorg voor de uitvaartpastoraal en -liturgie alleen op de schouders van de priesters rust. De eigenlijke uitdaging is: hoe neemt de plaatselijke kerkgemeenschap de zorg op voor het afscheid van overledenen en de begeleiding van hun nabestaanden? Dit is liefst geen zaak van één persoon, maar van een groep van mensen, die, elk op hun manier, deze zorg mee gestalte geven. De vraag wie voorgaat in de uitvaartliturgie moet dus op twee manieren in een breder perspectief geplaatst worden: het gaat niet alleen om liturgie, maar ook om pastoraal; het gaat niet alleen om de voorganger, maar om verschillende actoren die elk een eigen rol opnemen.
Op een aantal plaatsen in Vlaanderen wordt het moeilijk voor de parochiepriesters om steeds beschikbaar te zijn voor een uitvaart. Men doet er ook een beroep op emeriti, diakens en gemandateerde lekengelovigen. In enkele bisdommen wordt er reeds vorming opgezet voor gebedsleid(st)ers die een uitvaartliturgie kunnen leiden. Elders heeft men een vorming opgestart voor mensen die de priesters en diakens bijstaan, en de pastoraal en liturgie van de uitvaart actief mee dragen.
In
de
rouwbegeleiding
zijn
intussen
vele
vrijwilligers
actief.
Deze
diocesane
vormingsinitiatieven zijn belangrijk: de begeleiding van mensen in rouw, het opnemen van een rol in de uitvaartliturgie en de verkondiging bij deze gelegenheden vormen een delicate taak die verschillende competenties vereist. Men kan daar niet zomaar aan beginnen.
Voor de toekomst lijkt het belangrijk om op het terrein van de uitvaartpasto-raal en liturgie de samenwerking tussen priesters, diakens en lekenmedewerkers verder te bevorderen. Zo wordt het kerkelijke karakter ervan onderstreept en wordt duidelijk dat de zorg voor overledenen en hun families een zaak is van de hele plaatselijke kerkgemeenschap. Zo'n samenwerking vraagt om goede afspraken waarbij iedereen in zijn eigenheid wordt erkend.
IV. BESLUIT: KIEZEN voor het WEZENLIJKE Hoe kunnen WIJ als kerkgemeenschap het best een antwoord bieden op de huidige evoluties? Hoe kan de Kerk de zorg voor stervenden en hun nabestaanden blijven opnemen? Om de juiste prioriteiten te leggen, is het in ieder geval belangrijk dat we proberen te onderscheiden wat er eigenlijk op het spel staat in de uitvaartpastoraal en welke waarden en opvattingen wij daarbij willen doorgeven. Als Kerk willen wij de menselijke waardigheid dienen en beschermen, en dit tot in de manier waarop wij afscheid nemen van personen. Menswaardig afscheid nemen veronderstelt dat er niet alleen met financiële of organisatorische aspecten rekening gehouden wordt. Een waardige omgang met stervenden en doden vraagt tijd en de kans tot menselijke nabijheid. In die zin is er kritische waakzaamheid geboden tegenover bepaalde vormen van commercialisering in de uitvaartsector. Tegelijkertijd wil de kerkgemeenschap ook, door luisterende aandacht en door een rijkdom aan verhalen, rituelen en symbolen, hulp en troost bieden aan mensen in rouw: de christelijke liturgie draagt in zich een groot potentieel om het rouwproces van mensen te ondersteunen. Verder blijft de uitvaartliturgie een belangrijk moment tot verkondiging van een bijbels-christelijke visie op het menselijk leven als zodanig, op lijden en sterven, op het verstaan van de dood als een overgang naar nieuw leven. Dit is echter maar mogelijk als die viering naar vorm en inhoud haar eigenlijke bedoeling niet uit het oog verliest.
Suggesties voor de
VIERING van de UITVAARTLITURGIE in AANWEZIGHEID van een URNE BIJ AANVANG VAN DE VIERING
[ 1 2]
Als de urne reeds enige tijd voor het begin van de viering in de kerk wordt binnengebracht, kan ze al vooraan in de kerk worden geplaatst, vóór het priesterkoor, op een goed zichtbare plaats. Ofwel verwelkomt men de familie aan de ingang van de kerk. De urne wordt dan meegedragen tijdens de intredeprocessie en op de voorziene plaats neergezet. Bij de urne staat de paaskaars en eventueel een processiekruis. Aan de voet van de urne staat een wierookschaal.
Gebed bij het onthaal van de urne aan de ingang van de kerk ________________________________ Heer God, ons leven en onze hoop, Gij zijt ons nabij in momenten van vreugde en verdriet. Als wij afscheid moeten nemen van iemand die ons dierbaar is, komt Gij aanwezig met uw liefde, rijk aan vertroosting. In Christus, uw Zoon, leven en sterven wij. Uit stof zijn wij geschapen, en stof zijn wij; alleen van U komt alle levensadem. Gij zijt onze Redder, Heer van het leven en van de hoop. Aan U de lof en eer in alle eeuwen.
Openingswoord
Als iemand zoals N. uit ons midden wegvalt, dan voelen wij ons geschokt en geraakt tot in het diepste van ons wezen. Dan beseffen wij hoe broos en kwetsbaar ons leven is, dat wij, mensen, 'stof en as' zijn. Op zulke ogenblikken, waar onze krachten te kort schieten en wij geen antwoord vinden op vele vragen, richten wij ons tot God. Hem vertrouwen wij N. toe. Wij willen bidden dat Hij hem/haar opneemt in zijn vrede, en dat Hij ons met zijn kracht nabij komt, nu wij afscheid moeten nemen.
BIJ HET MOMENT VAN HET AFSCHEID De voorganger neemt plaats bij de urne. Alle aanwezigen gaan staan.
Uitnodiging___________________________________________________ Broeders en zusters, wij zijn hier biddend samen geweest omdat wij afscheid moeten nemen van N. Zijn/haar gelaat is voorgoed uit ons gezicht verdwenen, zijn/haar naam echter willen wij in onze herinnering bewaren. Wij vertrouwen hem/haar nu toe aan Gods barmhartigheid.
De voorganger legt wierook op in de wierookschaal bij de urne. Daarna kan hij eventueel zeggen:
[18]
Moge ons gebed voor N. zoals deze wierook opstijgen voor Gods aangezicht. Moge de Heer van alle leven onze vergankelijkheid omvormen tot onsterfelijkheid en ons opnemen in zijn eeuwige liefde.
Na een korte stilte wordt de afscheidszang ingezet.
Afscheidszang ________________________________________
Mogelijkheid
1:
Niemand leeft voor zichzelf (Zingt Jubilate 923) "Zoals wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen, zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse mens." ( I Kor 15, 49) Niemand leeft voor zichzelf "Dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid worden bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid." ( 1 Kor 15, 53) Niemand leeft voor zichzelf "Wanneer dit vergankelijke met onvergankelijkheid is bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid, dan zal het woord van de Schrift in vervulling gaan: de dood is verslonden, de zege is behaald." (1 Kor 15, 54) Mogelijkheid 2: "Wij houden het oog niet gericht op het zichtbare maar op het onzichtbare; wat wij zien, gaat voorbij, de onzichtbare dingen duren eeuwig." (2 Kor 4, 18) Niemand leeft voor zichzelf "Wij weten het immers: als de tent die onze aardse woning is, wordt neergehaald, heeft God voor ons een gebouw gereed in de hemel, een onvergankelijk, niet door mensenhanden vervaardigd huis." (2 Kor 5, 1) Niemand leeft voor zichzelf "Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, war in geen mensenhart is opgekomen,
dat heeft God bereid voor wie Hem liefhebben." (1 Kor 2, 9) Niemand leeft voor zichzelf Mogelijkheid 3: Ik zie de hemel opengaan (Zingt Jubilate 751) Gebed ________________________________________________________________________________ Heer, onze God, wij vertrouwen U onze dierbare overledene N. toe. Nu zijn/haar leven onder ons is afgebroken, vragen wij U: breng Gij het tot voltooiing dankzij Jezus, uw veelgeliefde Zoon. Geef ons de moed ook in dit uur op te zien naar Hem die, door de dood heen, de weg geopend heeft naar nieuw en eeuwig leven. Hij die met U leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Ten paradijze _________________________________________________________________________