TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN
ALGEMEEN KIESREGLEMENT TU/e
Voor de verkiezing van de leden van de universiteitsraad, de faculteitsraden en de dienstraad.
Vastgesteld door het College van Bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven op 11 januari 2007 en gewijzigd op 5 juni en 18 september 2008, 9 april 2009, 8 juli 2010, 21 juni 2012 en 15 mei 2014
INHOUD
HOOFDSTUK 1
Algemene bepalingen
2
HOOFDSTUK 2
Kiesrecht
3
HOOFDSTUK 3
Het centraal stembureau en de eventuele stembureaus
4
HOOFDSTUK 4
Kiezersregisters
5
HOOFDSTUK 5
Kandidaatstelling
6
HOOFDSTUK 6
Wijze van stemmen
9
HOOFDSTUK 7
Vaststelling uitslag
11
HOOFDSTUK 8
Vervulling vacatures en tussentijdse verkiezingen
12
HOOFDSTUK 9
Slot- en overgangsbepalingen
13
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen Artikel 1 In dit reglement wordt verstaan onder: a. WHW : de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. leden van een raad : de gekozen leden van een raad; c. raad : de universiteits- onderscheidenlijk de faculteits-, danwel dienstraad; d. dagen : alle dagen uitgezonderd de zaterdagen, de zon- en feestdagen en de andere dagen waarop de universiteit gesloten is, en wel -voor zover van toepassing- van 09.00 tot 12.00 uur, en van 14.00 tot 17.00 uur; e. Student : degene die als zodanig is ingeschreven; f. Personeel : degene die een dienstverband heeft met de universiteit, daaronder begrepen personen in dienst van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) of daarmee vergelijkbare door de 1 minister aangewezen organisaties en tewerkgesteld bij de universiteit ; h. Organisaties van : de centrales van verenigingen van ambtenaren dan wel een bij een personeel dezer centrales aangesloten vereniging, indien de desbetreffende centrale de vereniging daartoe schriftelijk heeft gemachtigd, waarmee volgens de vastgestelde voorschriften overleg wordt gevoerd; i. Kiesgemeenschappen : de in de WHW en het Bestuurs- en Beheersreglement TU/e omschreven gemeenschappen waarbinnen het actief en passief kiesrecht wordt uitgeoefend. Artikel 2 De verkiezingen van de universiteitsraad worden gelijktijdig met die van de faculteitsraden en de dienstraad gehouden. Artikel 3 De verkiezing van de leden van een raad geschiedt volgens een lijstenstelsel. Artikel 4 Het lidmaatschap van een raad is persoonlijk en mag derhalve niet door een ander worden waargenomen. Artikel 5 Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van de leden van een raad door: a. schriftelijke opzegging, gericht aan de voorzitter van de raad; b. overgang naar een andere geleding dan die, waardoor betrokkene tot lid is gekozen; c. het niet meer deel uitmaken van de desbetreffende kiesgemeenschap; d. overlijden; e. het aanvaarden van een lidmaatschap of een functie dat/die niet tegelijkertijd met het lidmaatschap van de desbetreffende raad mag worden bekleed; Het aftredende raadslid, danwel de secretaris of de voorzitter van een raad draagt in de gevallen genoemd onder a. tot en met e. zorg voor mededeling aan het centraal stembureau met het oog op voorziening in de ontstane vacature.
1
-
Als zodanig zijn bij besluit d.d. 22 januari 1988 de volgende organisaties door de minister aangewezen: de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW); de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO); de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM); het Centrum Wiskunde & Informatica (CWI); de Stichting voor de Technische Wetenschappen (STW).
Algemeen Kiesreglement - 2 -
Artikel 5a 1. De voorzitter van een raad verleent aan een lid van die raad op diens verzoek tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling op de in het verzoek vermelde dag die ligt tussen ten hoogste zes en ten minste vier weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling die blijkt uit een door het lid overgelegde verklaring van een arts of verloskundige. Aan het verzoek, bedoeld in de eerste volzin, wordt niet voldaan, indien het tijdstip waarop het verzoek wordt gedaan ligt binnen een periode van zestien weken voor het einde van de zittingsduur van het lid. 2. De voorzitter van een raad verleent aan een lid van die raad op diens verzoek tijdelijk ontslag, indien het lid wegens ziekte niet in staat is het lidmaatschap uit te oefenen en blijkens de verklaring van een arts aannemelijk is dat hij de uitoefening van het lidmaatschap niet binnen acht weken zal kunnen hervatten. Het tijdelijk ontslag gaat in op de dag na de bekendmaking van de beslissing op het verzoek. Aan het verzoek, bedoeld in de eerste volzin, wordt niet voldaan, indien het tijdstip waarop het verzoek wordt gedaan ligt binnen een periode van zestien weken voor het einde van de zittingsduur van het lid. 3. Het lidmaatschap van het lid aan wie tijdelijk ontslag als bedoeld in het eerste lid of tweede lid van dit artikel is verleend, herleeft van rechtswege met ingang van de dag waarop zestien weken zijn verstreken sinds de dag van ingang van het tijdelijk ontslag. 4. Aan een lid van een raad wordt ten hoogste eenmaal per zittingsperiode tijdelijk ontslag als bedoeld in het eerste of het tweede lid van dit artikel verleend. 5. De voorzitter van een raad beslist op een verzoek tot tijdelijk ontslag als bedoeld in het eerste of tweede lid van dit artikel, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de veertiende dag na indiening van het verzoek. 6. De beslissing op het verzoek tot tijdelijk ontslag geschiedt in overeenstemming met de verklaring van de arts of verloskundige, bedoeld in het eerste of tweede lid van dit artikel. 7. Een beslissing tot tijdelijk ontslag bevat de dag van ingang van het ontslag. 8. De voorzitter van de raad geeft van een beslissing tot tijdelijk ontslag onverwijld kennis aan het centraal stembureau. 9. Het centraal stembureau benoemt een vervanger voor de plaats die is opengevallen als gevolg van een tijdelijk ontslag als bedoeld in dit artikel. 10.Degene die als vervanger is benoemd, houdt op lid te zijn met ingang van de dag waarop zestien weken zijn verstreken sinds de dag van ingang van het tijdelijk ontslag, onverminderd de mogelijkheid dat het vervangende lidmaatschap op een eerder tijdstip eindigt. 11.Indien de vervanger van het lid van een raad aan wie tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, voortijdig ontslag neemt, dan wel wordt benoemd tot lid van die raad voor een plaats die is opengevallen anders dan als gevolg van een tijdelijk ontslag, benoemt het centraal stembureau een nieuwe tijdelijke vervanger voor de resterende periode van het tijdelijk ontslag. Artikel 6 Het ter openbare kennis brengen in de zin van dit reglement geschiedt bij voorkeur via de officiële communicatiemedia van de universiteit dan wel op een andere, naar het oordeel van het centraal stembureau voor de leden van de universitaire gemeenschap toegankelijke wijze.
HOOFDSTUK 2 Kiesrecht Artikel 7 1. Met inachtneming van het daaromtrent in het Bestuurs- en Beheersreglement TU/e en in dit reglement bepaalde bezitten zij die tot een geleding van een kiesgemeenschap behoren, het actief en het passief kiesrecht voor de verkiezing van de desbetreffende raad voorzover het hun geleding betreft. 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 8, vierde lid, kan een lid van de universitaire gemeenschap uitsluitend tot één geleding behoren, met dien verstande dat de personeelsleden die tevens als student zijn ingeschreven, tot de desbetreffende personeelsgeleding worden gerekend, tenzij zij zelf middels een in artikel 15, tweede lid, bedoeld schriftelijk verzoek tot verbetering, bij het centraal stembureau aangeven tot de desbetreffende studentengeleding te willen worden gerekend. 3. Een student-assistent en een student die (intern) als stagiair staat ingeschreven hebben uitsluitend kiesrecht in de geleding der studenten.
Algemeen Kiesreglement - 3 -
4. Onverminderd het bepaalde in dit artikel, derde lid, behoren tot de geleding van het personeel, zij, die in dienstbetrekking bij de universiteit in de universitaire gemeenschap werkzaam zijn, onafhankelijk van het feit of zij een gehele dan wel een gedeeltelijke dagtaak vervullen. Artikel 8 1. Een lid van het personeel dat een aanstelling heeft in meerdere faculteiten, heeft in al deze faculteiten het kiesrecht. 2. Een lid van het personeel dat gedurende tenminste één jaar is gedetacheerd in een andere kiesgemeenschap dan die waarin hij is aangesteld, heeft kiesrecht in die andere kiesgemeenschap, indien de detachering betrekking heeft op de gehele werktijd en heeft in beide kiesgemeenschappen kiesrecht, indien de detachering een gedeelte van de werktijd betreft. 3. Een student die voor opleidingen, behorend tot meer dan één faculteit is ingeschreven, heeft in al deze faculteitsgemeenschappen het kiesrecht. 4. Een lid van het personeel, hieronder niet begrepen de student-assistenten, dat als student aan de universiteit is ingeschreven, heeft zowel het kiesrecht in de geleding van het personeel voor de raad van de faculteit (of dienst), waarin hij is aangesteld, als in de geleding der studenten voor de raad van de faculteit, waarin hij als student is ingeschreven, mits deze laatste faculteit een andere is dan die waarin hij is aangesteld. 5. De leden van het College van Bestuur, of het bestuur van een faculteit, alsmede de secretaris van de universiteit kunnen niet tevens lid zijn van de universiteitsraad. 6. De leden van het College van Bestuur, of het bestuur van een faculteit daarbij tevens inbegrepen de studentadviseur als bedoeld in artikel 9.12 lid 2 van de WHW, kunnen niet tevens lid zijn van een faculteitsraad. 7. De leden van het College van Bestuur, de secretaris van de universiteit en de directeuren van de centrale diensten kunnen niet tevens lid zijn van de dienstraad.
HOOFDSTUK 3 Het centraal stembureau en de eventuele stembureaus. Artikel 9 1. Er is een centraal stembureau, bestaande uit drie leden, te weten de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris. De leden worden benoemd en ontslagen door het College van Bestuur; de benoeming geschiedt voor vier jaren; de leden zijn herbenoembaar. 2. Het centraal stembureau wordt bijgestaan door een of meer plaatsvervangende secretarissen, aan te wijzen door de secretaris van de universiteit. 3. Het lidmaatschap van het centraal stembureau is onverenigbaar met de kandidatuur voor of het lidmaatschap van een raad. Artikel 10 1. Het centraal stembureau beslist bij meerderheid van stemmen; indien de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. 2. Het centraal stembureau wint desgewenst het advies in van andere instanties. 3. Het centraal stembureau bepaalt overigens zijn eigen werkwijze. Artikel 11 1. Het centraal stembureau is belast met de organisatie van de verkiezing van de leden van een raad. Het heeft in ieder geval tot taak: a. het vaststellen van de kiezersregisters; b. het beslissen op verzoeken tot verbetering van de kiezersregisters; c. het beslissen over de geldigheid van de kandidaatstelling; d. het beslissen over de wijze van stemmen; e. het treffen van voorzieningen om een ordelijk verloop van de verkiezingen te verzekeren; f. het vaststellen van de verkiezingsuitslag; g. het vaststellen van de bij de verkiezingen te gebruiken formulieren en van de in dit reglement genoemde processen-verbaal; h. het voorzien in vacatures in een raad. 2. De secretaris van de universiteit verstrekt het centraal stembureau de voor zijn taakuitoefening benodigde gegevens.
Algemeen Kiesreglement - 4 -
Artikel 12 1. Het centraal stembureau stelt een zodanig aantal stembureaus in als het voor een correct verloop van een schriftelijke stemming noodzakelijk acht. 2. Het centraal stembureau benoemt voor elk stembureau drie leden en wijst uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan; zonodig worden tevens plaatsvervangende leden aangewezen. 3. Het centraal stembureau bepaalt de werkzaamheden van de stembureaus. Het kan hiervoor een instructie vaststellen. 4. Een stembureau beslist bij meerderheid van stemmen; indien de stemmen staken beslist de stem van de voorzitter. 5. Op voorstel van het centraal stembureau kan het College van Bestuur een vergoeding voor de leden van de stembureaus vaststellen. 6. Wie kandidaat is voor of lid is van een raad mag wat betreft de verkiezing van de raad waarop dit betrekking heeft, niet worden benoemd tot lid van het desbetreffende stembureau. Artikel 13 Tegen de besluiten van het centraal stembureau kan bezwaar worden gemaakt bij het College van Bestuur ingevolge de Algemene wet bestuursrecht.
HOOFDSTUK 4 Kiezersregisters Artikel 14 1. Voorwaarde voor de uitoefening van het actief en het passief kiesrecht is dat de kiesgerechtigde is opgenomen in een door het centraal stembureau vastgesteld kiezersregister. Van deze registers dient een exemplaar bij het centraal stembureau te berusten. 2. De kiezersregisters bevatten in elk geval de volgende gegevens: a. de geslachtsnamen in alfabetische volgorde, de voorletters, de adressen, de registratienummers en de volgnummers van de kiesgerechtigden; b. een aanduiding van de geleding waartoe de kiesgerechtigden behoren; c. een aanduiding van de kiesgemeenschap en, indien van toepassing, het stembureau waartoe de kiesgerechtigden behoren. 3. Alle mutaties ten aanzien van de leden van de universitaire gemeenschap, die wijzigingen van de kiezersregisters tot gevolg hebben, worden door de secretaris van de universiteit onmiddellijk na het bekend worden daarvan, maar niet later dan op de laatste dag dat de kiezersregisters ter inzage liggen, aan het centraal stembureau medegedeeld. Na de datum waarop de kiezersregisters worden vastgesteld, als bedoeld in artikel 15, zesde lid, worden geen wijzigingen in de kiezersregisters meer aangebracht, met uitzondering van: a. naams- en adreswijzigingen; b. uitschrijving als student; c. beëindiging dienstverband; d. wijzigingen als gevolg van overlijden; e. wijzigingen als bedoeld in artikel 16, derde lid. Artikel 15 1. De overeenkomstig artikel 14 samengestelde kiezersregisters worden vanaf een door het centraal stembureau te bepalen datum op een of meer door het centraal stembureau te bepalen plaatsen ter inzage gelegd. Het centraal stembureau brengt dit tijdig ter openbare kennis. 2. Vanaf de in het vorige lid bedoelde datum kan elk lid van de universitaire gemeenschap bij het centraal stembureau gedurende drie dagen schriftelijke verzoeken tot verbetering van de kiezersregisters indienen, indien hij van mening is, dat hijzelf of andere leden van de universitaire gemeenschap daarin niet, niet behoorlijk dan wel ten onrechte zijn opgenomen. Het centraal stembureau kan gedurende dezelfde periode ook ambtshalve de kiezersregisters verbeteren. 3. Indien het verzoek tot verbetering van de kiezersregisters een ander betreft dan de verzoeker, deelt het centraal stembureau dit terstond schriftelijk aan die ander mede; bij ambtshalve verbetering van de kiezersregisters door het centraal stembureau wordt dit op gelijke wijze aan de betrokkene medegedeeld.
Algemeen Kiesreglement - 5 -
4. De verzoeken tot verbetering en de ambtshalve verbeteringen van de kiezersregisters worden vanaf een door het centraal stembureau te bepalen datum gedurende twee dagen bij het secretariaat van het centraal stembureau ter inzage gelegd. Het centraal stembureau brengt dit tijdig ter openbare kennis. Ieder lid van de universitaire gemeenschap kan tijdens deze twee dagen schriftelijk bezwaren tegen de voorgestelde verbeteringen bij het centraal stembureau indienen. 5. Het centraal stembureau beslist bij gemotiveerd besluit op de verzoeken tot verbetering en op de eventueel tegen deze en tegen de ambtshalve verbeteringen ingebrachte bezwaren uiterlijk op een door het centraal stembureau te bepalen datum en deelt het besluit schriftelijk aan betrokkenen mede. 6. Op een door het centraal stembureau te bepalen en tijdig ter openbare kennis te brengen datum worden de kiezersregisters door het centraal stembureau in openbare zitting vastgesteld. 7. De kiezersregisters zijn geldig tot de datum, waarop de verkiezingsuitslag onaantastbaar is geworden. Artikel 16 1. Direct na de in artikel 15, zesde lid, bedoelde vaststelling legt het centraal stembureau een exemplaar van de kiezersregisters ter inzage bij het secretariaat van het centraal stembureau. 2. Iedere belanghebbende kan gedurende drie dagen na de vaststelling van de kiezersregisters tegen het ingevolge artikel 15, zesde lid, genomen besluit schriftelijk bezwaar maken bij het College van Bestuur. 3. Het centraal stembureau legt een afschrift van het besluit van het College van Bestuur ter inzage bij het secretariaat van het centraal stembureau. Zonodig draagt het centraal stembureau zorg voor overeenkomstige wijziging van de kiezersregisters. 4. Het centraal stembureau brengt het in de voorgaande leden bepaalde tijdig ter openbare kennis.
HOOFDSTUK 5 Kandidaatstelling Artikel 17 1. De termijn van een kandidaatstelling bedraagt drie dagen. 2. Het centraal stembureau stelt de termijn van de kandidaatstelling vast en bepaalt daarbij tevens de dagen waarop de kandidaatstelling kan geschieden en brengt dit tijdig ter openbare kennis. 3. De kandidaatstelling geschiedt op kandidatenlijsten. Artikel 18 1. Een kandidatenlijst bevat ten hoogste dertig namen van kandidaten en wordt, met uitzondering van kandidatenlijsten van organisaties van personeel, ondertekend door tenminste vijf kiesgerechtigden voor de desbetreffende raad. Indien een kandidatenlijst meer dan één naam bevat, worden de namen van deze kandidaten op de lijst geplaatst in de volgorde die door de ondertekenaars wordt bepaald. 2. Voor elke raad mag de naam van eenzelfde kandidaat niet voorkomen op meer dan één kandidatenlijst. 3. Voor elke raad mag een kiesgerechtigde niet meer dan één kandidatenlijst ondertekenen. 4. Een kandidatenlijst mag niet worden ondertekend door daarop voorkomende kandidaten. Artikel 19 1. De kandidaatstelling geschiedt voor elke raad per geleding. Een kandidaat dient te behoren tot de geleding, waarvoor de kandidatenlijst is ingediend. 2. Een kandidatenlijst mag slechts worden ondertekend door kiesgerechtigden, die behoren tot dezelfde geleding als de kandidaten. Artikel 20 1. De kandidatenlijsten dienen in ieder geval de volgende gegevens te bevatten: a. de raad waarop de kandidaatstelling betrekking heeft; b. de geslachtsnamen, voorletters, adressen en registratienummers van de gestelde kandidaten; c. een aanduiding van de geleding van de gestelde kandidaten; d. een aanduiding van de beheerseenheid, waartoe de gestelde kandidaten behoren.
Algemeen Kiesreglement - 6 -
Artikel 21 Bij de kandidatenlijst wordt overgelegd een schriftelijke verklaring van iedere daarop voorkomende kandidaat, dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst als ook met de plaats, die hij daarop inneemt. De verklaring van instemming kan niet worden ingetrokken behoudens het gestelde in artikel 25, derde lid. Artikel 22 1. De inlevering van een kandidatenlijst bij het centraal stembureau geschiedt persoonlijk door een kiesgerechtigde, die zich desgevraagd dient te legitimeren. 2. Het centraal stembureau stelt aan degene die de kandidatenlijst inlevert, een getekend en gedagtekend bewijs van ontvangst ter hand. Artikel 23 Zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de termijn van de kandidaatstelling onderzoekt het centraal stembureau de geldigheid van de kandidatenlijsten. Artikel 24 Indien bij het onderzoek een of meer van de volgende verzuimen zich blijken voor te doen, geeft het centraal stembureau daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan degene die de kandidatenlijst heeft ingeleverd. Deze verzuimen zijn: a. de kandidatenlijst is niet persoonlijk door een kiesgerechtigde ingeleverd; b. de kandidatenlijst is niet ondertekend door het vereiste aantal kiesgerechtigden, die behoren tot dezelfde geleding als de kandidaten op de lijst; c. de kandidatenlijst voldoet niet aan het gestelde in artikel 17, derde lid; d. een kandidaat voldoet niet aan het gestelde in artikel 19, eerste lid; e. een kandidaat is niet vermeld op de wijze als aangegeven in artikel 20; f. de verklaring van instemming van een kandidaat als bedoeld in artikel 21 ontbreekt; g. een kandidaat vervult een functie die onverenigbaar is met de kandidatuur voor een raad; h. een kandidaat komt op meer dan één kandidatenlijst voor dezelfde raad voor; i. de kandidatenlijst is ondertekend door een kiesgerechtigde, die tevens één of meer andere kandidatenlijsten voor dezelfde raad heeft ondertekend; j. de kandidatenlijst is ondertekend door een daarop voorkomende kandidaat. Artikel 25 1. In het geval van artikel 24 sub a kan binnen een door het centraal stembureau te bepalen en vooraf bekend te maken periode een daartoe bevoegde kiesgerechtigde zich door persoonlijke verschijning bij het centraal stembureau alsnog in de plaats stellen van de persoon, die de lijst heeft ingeleverd; hij wordt alsdan geacht de kandidatenlijst persoonlijk te hebben ingeleverd. 2. In het geval van artikel 24 sub b tot en met g kan binnen de in het eerste lid bedoelde periode degene die de kandidatenlijst heeft ingeleverd het verzuim of de verzuimen herstellen bij het centraal stembureau. 3. In het geval van artikel 24 sub h tot en met j geeft het centraal stembureau de desbetreffende persoon binnen de in het eerste lid bedoelde periode de gelegenheid zijn kandidatuur dan wel ondertekening van één of meer lijsten in te trekken. Wanneer deze geen keuze maakt of wenst te maken wordt in het geval van sub h. de kandidatuur van deze kiesgerechtigde op de desbetreffende lijsten geacht ongeldig te zijn. In de gevallen van sub i. en j. wordt de betwiste ondertekening geschrapt en wordt degene die de lijst heeft ingeleverd zonodig in de gelegenheid gesteld de lijst door een andere kiesgerechtigde te laten ondertekenen.
Artikel 26 1. Binnen twee dagen na het verstrijken van de in artikel 25, eerste lid, bedoelde periode beslist het centraal stembureau in een openbare zitting over de geldigheid van de kandidatenlijsten en over de handhaving van de daarop voorkomende kandidaten. 2. Datum, plaats en tijd van deze zitting worden tijdig door het centraal stembureau ter openbare kennis gebracht.
Algemeen Kiesreglement - 7 -
Artikel 27 Het centraal stembureau schrapt van de kandidatenlijst de kandidaat: a. die niet voldoet aan het gestelde in artikel 19, eerste lid; b. die niet is vermeld op de wijze als aangegeven in artikel 20; c. van wie de verklaring van instemming als bedoeld in artikel 21 ontbreekt; d. van wie de kandidaatstelling door toepassing van artikel 25, derde lid, niet geldig is te achten; e. die op de kandidatenlijst voorkomt na het ten hoogste toegelaten aantal; f. die een functie vervult die onverenigbaar is met de kandidatuur voor een raad. Artikel 28 Ongeldig is de kandidatenlijst: a. die niet binnen de termijn van de kandidaatstelling bij het centraal stembureau is ingeleverd; b. die niet persoonlijk door een kiesgerechtigde is ingeleverd; c. die niet is ondertekend door het minimaal vereiste aantal kiesgerechtigden van dezelfde geleding; d. die niet voldoet aan het gestelde in artikel 17 derde lid; e. waarop door toepassing van artikel 27 alle kandidaten zijn geschrapt. Artikel 29 1. Het centraal stembureau zendt terstond een afschrift van zijn besluit inzake de geldigheid van de kandidatenlijsten en de handhaving van de daarop voorkomende kandidaten aan de betrokken kandidaten en aan de kiesgerechtigden die een kandidatenlijst hebben ingeleverd. Voorts wordt een exemplaar van dit besluit bij het secretariaat van het centraal stembureau ter inzage gelegd. 2. Iedere belanghebbende kan binnen drie dagen na het besluit bedoeld in artikel 26, eerste lid, hiertegen schriftelijk bezwaar maken bij het College van Bestuur. 3. Het centraal stembureau legt een afschrift van het besluit van het College van Bestuur ter inzage bij het secretariaat van het centraal stembureau. Zonodig draagt het centraal stembureau zorg voor overeenkomstige wijziging van de kandidatenlijsten. 4. Het centraal stembureau brengt het in de voorgaande leden bepaalde tijdig ter openbare kennis. Artikel 30 1. Onmiddellijk nadat de kandidaatstelling onaantastbaar is geworden, stelt het centraal stembureau voor elke raad en voor elke geleding afzonderlijk een verzamellijst van alle kandidatenlijsten vast. 2. Het centraal stembureau kent in een openbare zitting aan de kandidatenlijsten een lijstnummer toe. 3. Bij de toekenning van de lijstnummers worden eerst de lijstnummers geplaatst van in de zittende raad vertegenwoordigde lijsten, in volgorde van het aantal aan die lijsten toegekende zetels. Bij lijsten met gelijke aantallen zetels wordt de volgorde door loting bepaald. Daarna wordt door middel van loting een nummer toegekend aan de overige lijsten. 4. Bij elke kandidatenlijst wordt op de verzamellijst het lijstnummer vermeld. 5. Het centraal stembureau brengt de verzamellijsten onverwijld ter openbare kennis. Artikel 30a 1. Indien er niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de raad zijn te vervullen, vindt geen verkiezing plaats en worden de kandidaten geacht te zijn verkozen. Dit wordt door het centraal stembureau tijdig ter openbare kennis gebracht. 2. Indien de raad zal worden samengesteld op de wijze zoals in het vorige artikel is bepaald, zullen ten aanzien van de zetelverdeling, de bekendmaking ervan en de mogelijkheid van beroep de desbetreffende artikelen van toepassing zijn als was er wel een verkiezing gehouden.
Algemeen Kiesreglement - 8 -
HOOFDSTUK 6 Wijze van stemmen Artikel 31 Het centraal stembureau bepaalt of elektronisch en/of schriftelijk wordt gestemd. Bij schriftelijk stemmen kan de kiesgerechtigde zijn stem uitbrengen door persoonlijke verschijning bij het stembureau waartoe hij behoort. De kiesgerechtigde dient zich daarbij ten genoegen van het stembureau te legitimeren. Bij elektronisch stemmen brengt de kiesgerechtigde zijn stem uit door het op elektronische wijze invullen en verzenden van het stemformulier in de stemapplicatie op de internetpagina van de universiteit. Het centraal stembureau stelt daarbij de tijdsperiode vast waarin de stemapplicatie opengesteld zal zijn. Artikel 32 De stemming vindt plaats voor elke raad afzonderlijk en geschiedt in elke geleding uitsluitend over de kandidaten, wier namen voorkomen op de voor die geleding ingevolge artikel 30 vastgestelde verzamellijst. Artikel 33 Het centraal stembureau stelt de dag of dagen vast waarop het stemmen plaatsvindt en brengt dit ter openbare kennis. Artikel 34 1. Tenminste tien dagen voor de dag der stemming zendt het centraal stembureau aan elke kiesgerechtigde een kennisgeving van de stemming toe. 2. Op deze kennisgeving worden in ieder geval vermeld: a. de geslachtsnaam, de voorletters en het adres van de kiesgerechtigde; b. de geleding, de kiesgemeenschap en, indien van toepassing, het stembureau en het volgnummer van de kiesgerechtigde in de kiezersregisters; c. de raad of de raden waarvoor men kiesgerechtigd is; d. de wijze waarop en op welke dag of dagen het stemmen kan geschieden; e. een verklaring inzake het stemmen bij volmacht ingeval van schriftelijk stemmen. Artikel 35 De kennisgevingen worden verzonden aan de hand van de krachtens artikel 15, zesde lid, vastgestelde kiezersregisters. Artikel 36 1. Voor elke raad en voor elke geleding is er een afzonderlijk stemmogelijkheid. 2. Daarbij zijn vermeld: a. een aanduiding van de geleding; b. de kandidatenlijsten, zulks op dezelfde wijze als is geschied op de verzamellijst; c. stemvakken waarin het volgnummer is vermeld en die zijn geplaatst voor de namen van de kandidaten; d. een aanduiding van de kiesgemeenschap en, indien van toepassing, het stembureau waar de stem wordt uitgebracht. 3. Bij schriftelijk stemmen worden op de achterkant van stembiljetten tweemaal de letters UR onderscheidenlijk FR, DR vet gedrukt. Artikel 37 1. Op de dag van de schriftelijke stemming meldt de kiesgerechtigde zich, voorzien van de in artikel 31 bedoelde legitimatie, bij de voorzitter van zijn stembureau. 2. De kiesgerechtigde overhandigt daarbij bedoelde legitimatie aan de voorzitter van zijn stembureau die de naam en voorletters van de kiesgerechtigde hardop voorleest en de legitimatie teruggeeft. Het daartoe aangewezen lid van het stembureau parafeert het kiezersregister bij de naam van de kiesgerechtigde, waarna het derde lid van het stembureau de kiesgerechtigde een stembiljet overhandigt . 3. Indien bij de stemming blijkt dat het kiezersregister reeds bij de naam van de betrokken kiesgerechtigde is geparafeerd, wordt aan deze kiesgerechtigde geen stembiljet uitgereikt . 4. De kiesgerechtigde brengt direct daarop zijn stem uit in een stemhokje.
Algemeen Kiesreglement - 9 -
Artikel 38 1. De kiesgerechtigde brengt zijn stem uit door op één der kandidatenlijsten in te vullen het stemvak, geplaatst voor de naam van de kandidaat van zijn keuze. 2. Hij mag niet meer dan één stemvak invullen. 3. Bij schriftelijk stemmen wordt een stembiljet dubbelgevouwen in de stembus gedeponeerd. Artikel 39 1. Bij schriftelijk stemmen kan een kiesgerechtigde bij volmacht een andere kiesgerechtigde laten stemmen mits deze behoort tot hetzelfde stembureau en dezelfde geleding. 2. De volmacht wordt daarbij verleend door ondertekening door zowel de volmachtgever en als de gemachtigde van de desbetreffende verklaring op de kennisgeving of op een andere door het centraal stembureau te bepalen wijze. Artikel 40 1. Een kiesgerechtigde mag bij schriftelijk stemmen niet meer dan twee aanwijzingen als gemachtigde aannemen. 2. De gemachtigde kan de volmachtstem(men) daarbij uitsluitend tegelijk met zijn eigen stem uitbrengen. Artikel 41 Ten aanzien van de wijze van schriftelijk stemmen door de gemachtigde zijn de artikelen 37 en 38 van overeenkomstige toepassing. Artikel 42 1. Het (centraal) stembureau neemt maatregelen ter verzekering van de geheimhouding van de stemming. 2. Ingeval van schriftelijk stemmen neemt het stembureau maatregelen ter voorkoming van wanorde en van beïnvloeding van de kiesgerechtigden in het stembureau. Artikel 43 1. Indien de behoorlijke voortgang van de schriftelijke stemming naar het oordeel van het stembureau door wanorde in het stemlokaal onmogelijk wordt gemaakt, wordt dit door de voorzitter verklaard. De stemming wordt dan terstond geschorst en uitgesteld tot de volgende dag. 2. De stembus wordt gesloten en verzegeld en met de overige in het stemlokaal aanwezige bescheiden in een door het centraal stembureau aan te wijzen ruimte bewaard. 3. Bij de ingang van het stemlokaal wordt een kennisgeving bevestigd dat de stemming is geschorst en uitgesteld tot de volgende dag op nader aan te geven uren. 4. Van de schorsing der zitting wordt door het stembureau in het in artikel 48 genoemde procesverbaal melding gemaakt. Artikel 44 De schriftelijke stemming in een stembureau, danwel de elektronische stemming, wordt door het centraal stembureau van onwaarde verklaard, indien zich daarbij onregelmatigheden hebben voorgedaan, die naar het oordeel van het centraal stembureau van invloed kunnen zijn op de uitslag van de verkiezingen. Artikel 45 1. Het centraal stembureau legt onverwijld een afschrift van zijn in het vorig artikel bedoelde besluit ter inzage bij het secretariaat van het centraal stembureau. 2. Iedere belanghebbende kan binnen drie dagen na het in het vorig artikel bedoelde besluit daartegen schriftelijk bezwaar maken bij het College van Bestuur. 3. Het centraal stembureau legt een afschrift van het besluit van het College van Bestuur ter inzage bij het secretariaat van het centraal stembureau en draagt zonodig zorg voor de uitvoering daarvan. 4. Het centraal stembureau brengt het in de voorgaande leden bepaalde tijdig ter openbare kennis.
Algemeen Kiesreglement - 10 -
HOOFDSTUK 7 Vaststelling uitslag Artikel 46 Na de sluiting van de zitting van de stembureaus gaat het desbetreffende stembureau direct over tot het openen van de stembus. Artikel 47 De stembiljetten worden per raad en per geleding gesplitst en geteld. Artikel 48 Het desbetreffende stembureau maakt een procesverbaal op van de in artikel 46 en 47 beschreven handelingen en draagt dit tezamen met alle op de stemming betrekking hebbende bescheiden in gesloten pakketten terstond over aan het centraal stembureau. Artikel 49 Is op een stembiljet: a. meer dan één stemvak ingevuld, dan wordt aangenomen dat geen enkel stemvak is ingevuld; b. andere informatie vermeld dan bedoeld in artikel 38 dan wordt dit biljet geacht deze informatie niet te bevatten. Artikel 50 1. Een stembiljet wordt geacht een blanco stem te bevatten, indien daarop geen stemvak is ingevuld of aangenomen moet worden dat geen enkel stemvak is ingevuld. 2. Een elektronisch stemformulier wordt geacht een blanco stem te bevatten, indien het daarmee corresponderende stemvak is gemarkeerd. 3. Een blanco stem als bedoeld in de voorgaande leden wordt geacht een geldige stem te zijn voor de berekening van het opkomstpercentage. Artikel 51 Het centraal stembureau stelt voor elke raad ten aanzien van iedere kandidatenlijst vast: a. het aantal schriftelijke of elektronische stemmen, uitgebracht op iedere op die lijst voorkomende kandidaat; b. de som van de aantallen stemmen, bedoeld onder a. Deze som wordt stemcijfer genoemd. Artikel 52 1. Vervolgens gaat het centraal stembureau voor elke raad en voor elke geleding over tot het toekennen van de zetels aan de lijsten. Hiertoe deelt het centraal stembureau voor elke raad en voor elke geleding het aantal uitgebrachte stemmen (stemcijfer) door het aantal te bezetten zetels voor die geleding in die raad. Het aldus verkregen quotiënt wordt kiesdeler genoemd. 2. Aan iedere lijst worden zoveel zetels toegewezen als de kiesdeler begrepen is in het aantal op die lijst uitgebrachte stemmen. Zetels die niet op deze wijze kunnen worden toegedeeld worden toegekend aan de lijsten met achtereenvolgens de grootste stemoverschotten. Bij een gelijk stemoverschot van twee of meer lijsten, wordt de toekenning van een zetel aan één van die lijsten door het lot beslist. Artikel 53 Vervolgens deelt het centraal stembureau voor elke geleding en voor elke lijst de waarde van het stemcijfer door het aantal te vervullen zetels. Dit quotiënt wordt de geledingslijstkiesdeler genoemd. Artikel 54 Met het oog op de bezetting van de toegekende zetels wordt de volgorde van de kandidaten op de lijsten opnieuw vastgesteld. Artikel 55 1. Ten aanzien van iedere kandidatenlijst rangschikt het centraal stembureau de daarop voorkomende kandidaten door eerst die kandidaten, waarvan het aantal op hen uitgebrachte stemmen tenminste gelijk is aan 0,5 maal de geledingslijstkiesdeler in de volgorde van dat aantal stemmen te plaatsen en daaronder de overige kandidaten in de volgorde van de kandidatenlijst.
Algemeen Kiesreglement - 11 -
2. Voorzover kandidaten die op grond van hun stemmenaantal moeten worden gerangschikt, een gelijk aantal stemmen hebben verkregen, beslist de volgorde van de kandidatenlijst. Artikel 56 1. Vervolgens worden van elke kandidatenlijst, waaraan door toepassing van artikel 53 een of meer zetels zijn toegekend, gekozen verklaard de in volgorde hoogstgeplaatste kandidaten op de volgens artikel 55 gerangschikte kandidatenlijsten. 2. Indien aan een kandidatenlijst meer zetels zijn toegekend dan daarop kandidaten staan, blijven deze zetels voor de resterende duur van de zittingstermijn onbezet. Artikel 57 1. Binnen tien dagen na afloop van de stemming maakt het centraal stembureau in een openbare zitting de uitslag der stemming bekend. Van deze openbare zitting wordt een procesverbaal opgemaakt dat door de voorzitter en de leden van het centraal stembureau wordt getekend. 2. Datum, plaats en tijd van de openbare zitting worden tijdig ter openbare kennis gebracht. Artikel 58 1. Het centraal stembureau legt onverwijld een afschrift van het procesverbaal van de uitslagbepaling ter inzage bij het secretariaat van het centraal stembureau. 2. Iedere belanghebbende kan binnen drie dagen na deze ter inzagelegging tegen het besluit van het centraal stembureau, waarbij de uitslag is vastgesteld, schriftelijk bezwaar maken bij het College van Bestuur. 3. Het centraal stembureau legt een afschrift van het besluit van het College van Bestuur ter inzage bij het secretariaat van het centraal stembureau en zorgt zonodig voor de uitvoering daarvan. 4. Het centraal stembureau brengt het in de voorgaande leden bepaalde tijdig ter openbare kennis. Artikel 59 Het centraal stembureau deelt, nadat de in artikel 58, tweede lid, genoemde termijn is verstreken, schriftelijk iedere kandidaat mede, of hij al dan niet gekozen is.
HOOFDSTUK 8 Vervulling vacatures en tussentijdse verkiezingen Artikel 60 1. Het centraal stembureau voorziet in de gevallen van een op grond van artikel 5 sub a t/m f ontstane vacature in een raad door van de kandidatenlijst, waarop hij die moet worden opgevolgd is gekozen, gekozen te verklaren de alsdan op de volgens artikel 54 gerangschikte lijst in volgorde hoogstgeplaatste, niet zitting hebbende kandidaat. Hierbij wordt buiten beschouwing gelaten de kandidaat: a. die is overgegaan naar een andere geleding dan die, waarvoor betrokkene kandidaat is gesteld; b. die niet meer deel uitmaakt van de desbetreffende kiesgemeenschap; c. die niet bereid is op dat moment een eventuele verkiezing te aanvaarden; d. die is overleden; e. die als student zijn inschrijving heeft beëindigd. 2. Indien na toepassing van de procedure als bedoeld in het eerste lid op een kandidatenlijst geen kandidaten meer aanwezig zijn om de vacature te vervullen blijft de zetel in de raad voor de resterende duur van de zittingstermijn onbezet.
Artikel 61 Het centraal stembureau doet de aangewezene en de voorzitter van de desbetreffende raad schriftelijk mededeling van zijn verkiezing. Artikel 62 1. Indien het aantal leden als gevolg van het bepaalde in artikel 60 daalt tot minder dan tweederde van het voor die geleding van die raad vastgestelde aantal leden, wordt voor die geleding van die raad een tussentijdse verkiezing gehouden.
Algemeen Kiesreglement - 12 -
2. De tussentijdse verkiezing kan niet eerder plaatsvinden dan een half jaar na aanvang van de oorspronkelijke zittingstermijn. Met inachtneming van het bepaalde in het derde lid moet de procedure van een tussentijdse verkiezing uiterlijk een half jaar voor het einde van de oorspronkelijke zittingstermijn afgerond kunnen zijn. 3. Met betrekking tot de procedure voor een tussentijdse verkiezing zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 9 Slot- en overgangsbepalingen Artikel 63 In gevallen waarin dit reglement niet voorziet wordt door het centraal stembureau een met de inhoud en strekking van de WHW in overeenstemming zijnde regeling getroffen, waarbij zoveel mogelijk de voorschriften van de Kieswet worden gevolgd. Artikel 64 Dit reglement kan worden aangehaald als Algemeen Kiesreglement TU/e. Wijzigingen treden onmiddellijk in werking.
Algemeen Kiesreglement - 13 -