Voedselveiligheidsrisico’s bij nieuwe teeltsystemen
HACCP analyse voor Teelt de grond uit van sla, prei en aardbei
Carin van der Lans1 Marcel van der Voort2
1 2
Wageningen UR Glastuinbouw Praktijkonderzoek Plant en Omgeving – Akkerbouw, Groene ruimte en Vollegrondsgroenten
Wageningen UR Glastuinbouw, Wageningen/Bleiswijk Februari 2013
1
Teelt de grond uit Het programma Teelt de Grond uit ontwikkelt rendabele teeltsystemen voor de vollegrondstuinbouw (groenten, bloembollen, boomteelt, fruit en zomerbloemen & vaste planten) die voldoen aan de Europese regelgeving voor de waterkwaliteit. Uitgangspunt is dat de systemen naast een sterke emissiebeperking ook voordelen voor ondernemers opleveren (zoals een grotere arbeidsefficiëntie, betere kwaliteit of nieuwe marktkansen) en gewaardeerd
worden
door
de
maatschappij.
Onderzoekers
van
Wageningen
UR
(Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Wageningen UR Glastuinbouw en LEI) en Proeftuin Zwaagdijk werken in het programma nauw samen met telers, brancheorganisaties en adviseurs uit de sectoren. De financiers van het programma zijn het Ministerie van EL&I, het Productschap Tuinbouw en diverse andere partijen.
Financier(s) van dit onderzoek is/zijn het Ministerie van Economische Zaken en het Productschap Tuinbouw.
Wageningen UR Glastuinbouw Adres
:
Violierenweg 1, 2665 MV Bleiswijk
:
Postbus 20, 2665 ZG Bleiswijk
Tel.
:
0317 - 48 56 06
Fax
:
010 - 522 51 93
E-mail
:
[email protected]
Internet
:
www.glastuinbouw.wur.nl
2
Abstract NL In dit onderzoek is gekeken naar de voedselveiligheid en productkwaliteit van prei, sla en aardbei geteeld op teeltsystemen uit de grond. Het belangrijkste voedselveiligheidsrisico voor sla en prei is het kunnen lekken van gewasbeschermingsapparatuur op gewas en in het vijverwater. Bij alle drie TDGU-teeltsystemen zijn daarnaast aandachtspunten gerelateerd aan het water(filter): risico’s op microbiologische besmettingen, parasieten, virussen, hoge nitraatconcentratie, zware metalen of bestrijdingsmiddelen in het water. In de watervijver van sla en prei kunnen schadelijke stoffen uit de zaadcoating ophopen. Bij sla kan legionella in het irrigatiesysteem ontwikkelen en bij aardbei kunnen salpeterzuurresten na onstmetting van het systeem achterblijven. Op basis van deze voedselveiligheidsrisico’s is periodiek testen van water in elk onderzocht teeltsysteem een minimum vereiste. Voor sla en prei is daarnaast belangrijk om regelmatig het vijverwater te verversen /ontsmetten en drijvende platen schoon van algen te maken. Aanbevolen wordt om vergelijkend onderzoek te doen naar het effect van telen met dit teeltsysteem op de houdbaarheid, inhoudsstoffengehalte en smaak. Voordeel van de teeltsystemen is dat producten na oogst niet gewassen hoeven te worden, waardoor ze langer houdbaar zijn. Voordelen voor sla zijn het kunnen verlagen van het nitraatgehalte in de krop en het ontbreken van gele bladeren aan de basis van de krop. Door sla met wortel en al te oogsten, is het langer houdbaar.
Abstract UK This research focused at the food safety and product quality of leek, lettuce and strawberry grown on cropping systems out of soil. Main food safety risk for lettuce and leek is the possibility of leaking from crop protection equipment on crop and into the pond water. For all three TDGU-cropping systems there are points of attention related to the water (filter): risks on microbiological infections, parasites, viruses, high nitrate concentration, heavy metals or pesticides in the water. In the water of lettuce and leek harmful substances from seed coating can accumulate. Legionella can develop in the irrigation system of lettuce, while om the system of strawberry nitric acid residues can be left behind. Based on these food safety risks periodic testing of water in each growing system is a minimum requirement. For lettuce and leeks also regularly refreshment/ disinfecting the pond water and cleaning the plates of algea. It is recommended to investigate the effect of growing with these systems on shelf life, substance content and taste. An advantage of the cropping systems is that products don’t have to be washed after harvest, which makes shelf life longer. Benefits for lettuce are the possibility to decrease the nitrate content in the lettuce and lack of yellow leaves at the base of the crop. Harvest of lettuces with roots, lenghtens shelf life.
3
Inhoudsopgave Samenvatting ......................................................................................................................................................... 5 1
Inleiding .......................................................................................................................................................... 9 1.1
Achtergrond en doelstellingen van het onderzoek ......................... 9
1.2
Aanpak ............................................................................................................. 9
1.2.1
Risico’s voor de voedselveiligheid ...................................................... 9
1.2.2
Gevolgen voor kwaliteit in de keten ...................................................11
1.3 2
Voedselveiligheidsrisico’s van teelstystemen uit de grond .....................................................12 2.1
Teeltsysteem voor sla ...............................................................................12
2.1.1
Teelt- en systeembeschrijving ...............................................................12
2.1.2
Risico analyse ..............................................................................................14
2.1.3
Consequenties voor het TDGU: Kritische Controle Punten en
systeemeisen
19
2.2
Teeltsysteem voor prei .............................................................................19
2.2.1
Teelt- en systeembeschrijving ...............................................................19
2.2.2
Risico analyse ..............................................................................................20
2.2.3
Consequenties voor het TDGU: Kritische Controle Punten en
systeemeisen
24
2.3
3
Leeswijzer ......................................................................................................11
Teeltsysteem voor aardbei .....................................................................25
2.3.1
Teelt- en systeembeschrijving ...............................................................25
2.3.2
Risico analyse ..............................................................................................26
2.3.3
Consequenties voor het TDGU: Kritische Controle Punten en
systeemeisen
29
Kwaliteit in de keten met nieuwe teeltsystemen ............................................................................31 3.1
Inleiding .........................................................................................................31
3.2
Te verwachten effecten voor de kwaliteit .........................................31
3.2.1
Algemeen ......................................................................................................31
3.2.2
Sla ....................................................................................................................32
3.2.3
Prei ..................................................................................................................34
3.2.4
Aardbei ..........................................................................................................35
3.3
Conclusies .....................................................................................................35
3.4
Aanbevelingen ............................................................................................36
Literatuur ...............................................................................................................................................................38 Bijlage I. HACCP- analyse TDGU ..................................................................................................................... 3 Bijlage II. HACCP stappen Sla TDGU ............................................................................................................. 5 Stap 1. Teelt- en systeembeschrijving .................................................................................................. 5
4 Stap 2. Gevarenanalyse / Stap 3 Risico-inventarisatie.................................................................... 9 Bijlage III. HACCP stappen Prei TDGU .......................................................................................................... 1 Stap 1. Teelt- en systeembeschrijving .................................................................................................. 1 Stap 2. Gevarenanalyse / Stap 3 Risico-inventarisatie.................................................................... 5 Bijlage IV. HACCP stappen Aardbei TDGU .................................................................................................. 1 Stap 1. Teelt- en systeembeschrijving .................................................................................................. 1 Stap 2. Gevarenanalyse / Stap 3 Risico-inventarisatie..................................................................11
5
Samenvatting Voor een aantal vollegrondsteelten zijn recentelijk teeltsystemen ontwikkeld waarmee deze teelten uit de grond worden gehaald. Bij de verdere ontwikkeling van deze systemen behoeven niet alleen de technische aspecten, maar ook voedselveiligheid, productkwaliteit en het kwaliteitsverloop in de keten aandacht. Binnen het project ‘Teelt uit de Grond’ is daartoe onderliggend deelonderzoek opgestart waarin naar deze zaken is gekeken. Het onderzoek heeft de volgende twee doelstellingen meegekregen:
In kaart brengen van de risico’s op het gebied van voedselveiligheid voor een aantal nieuwe teeltsystemen
In kaart brengen van de te verwachten consequenties op de houdbaarheid en kwaliteit in de keten bij teelt op teeltsystemen uit de grond.
Het onderzoek is beperkt tot de teeltsystemen van drie gewassen: prei, sla en aardbei.
Voedselveiligheid In het onderzoek naar risico’s voor de voedselveiligheid bij de onderzochte teeltsystemen zijn de eerste drie stappen van een gangbare HACCP analyse doorlopen. HACCP (‘Hazard Analysis and Critical Control Points’) is een risico-inventarisatie voor voedingsmiddelen, met een preventief karakter. Achtereenvolgens zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: 1.
Opstellen van systeembeschrijvingen: a.
Beschrijving van de ontwikkelde teeltsystemen voor prei, sla en aardbei
b.
Overzicht van alle teelthandelingen bij deze teeltsystemen (van zaadje tot geoogst product)
c. 2.
Vaststellen van het uiteindelijke gebruik van het eindproduct (vers/bewerkt).
In kaart brengen van de risico’s en gevaren bij deze systemen en de bijbehorende teelthandelingen en de kans van optreden van deze risico’s.
3.
Vaststellen van de ernst en kans op optreden van het potentiële gevaar voor elk van de in stap 3 benoemde diverse gevaren.
4.
Vertalen van gevonden risico’s naar systeemeisen voor de onderzochte teeltsytemen.
Het in beeld brengen van deze risico’s is gericht geweest op die punten van het TDGU teeltsysteem per gewas die afwijken van de vollegrondteelt. Hiermee is voorkomen dat reeds bestaande kennis en ervaring rond voedselveiligheidsrisico’s opnieuw moest worden beoordeeld. Sla en prei Voor sla en prei is het belangrijkste voedselveiligheidsrisico het risico van lekken van gewasbeschermingsapparatuur op het gewas en in het vijverwater. Aandachtspunten voor de voedselveiligheid zijn een aantal risico’s die gerelateerd zijn aan het het
6 irrigatiesysteem en het water(filter). In het irrigatiesysteem kan zich legionella ontwikkelen. In het water (filter) kunnen microbiologische besmettingen (E.coli, salmonella, Listeria) optreden of parasieten (cyclospora, Giardia, etc.) en virussen (Calicivirus, Hepatitus A, Rotovirus, etc.) ontwikkelen. Een ander aandachspunt is het risico op een hoge nitraatconcentratie, zware metalen of bestrijdingsmiddelen in het water, alsmede schadelijke stoffen uit de zaadcoating. Op basis van de vastgestelde voedselveiligheidsrisico’s is een aantal controle punten en systeemeisen benoemd, anders dan de gangbare voedselveiligheidsrisico’s bij vollegrondteelt:
voorkomen van risico’s door beperking van lekkende gewasbeschermingsapparatuur;
regelmatig verversen en/of ontsmetten van waters in de vijvers;
periodiek testen van water in de vijvers;
schoonhouden van platen ter voorkoming dat algenrestanten tot voedingsbodem voor andere ziekten/organismen kunnen worden;
filtering van water (en ontsmetting) om voedingsbodem door organische stof te voorkomen;
controleren van regenleiding en langdurig stilstaand water in deze leiding.
Het instellen van periodiek testen van water en sla op voedselveiligheidsrisico’s is een minimum vereiste. Aardbei Het watersysteem van de ‘uit de grond’ teelt van aardbeien is een meer gesloten systeem dan dat van prei en sla. Er zijn geen kritische beheerspunten gevonden. Belangrijke aandachtspunten voor de voedselveiligheid zijn een aantal risico’s die zijn gerelateerd aan het water (filter): het kunnen optreden van microbiologische besmetting, virussen en/of parasieten. Ook kunnen er zware metalen of bestrijdingenmiddelen in het water terechtkomen en zich ophopen. Een ander aandachtspunt voor de voedselveiligheid betreft het achterblijven van salpeterzuurresten na onstmetting van het water/teeltsysteem. Op basis van deze voedselveiligheidsrisico’s is als minimum vereiste benoemd het periodiek testen van water in het teeltsysteem
Kwaliteitsverloop in de keten Voor deze onderzoeksvraag heeft een literatuur- en deskstudie plaatsgehad, gevolgd door enkele telefonische interviews met kwaliteitsdesdeskundigen van Wageningen UR en daarbuiten. Algemeen De algemene conclusie uit literatuur is dat in principe een grondloze teelt van groenten geen kwaliteitsverlies geeft ten opzichte van grondteelt. Wel kan er effect zijn op de kwaliteit van het eindproduct wanneer het gewas tijdens de teelt te lijden heeft gehad van extreme omstandigheden in de watervoorziening bij heet weer (watermanagement). Dit is
7 dan terug te voeren op slecht management c.q. teeltrisico’s bij het betreffende teeltsysteem. Een bijkomstig voordeel van producten geteeld op een grondloos teeltsysteem is dat ze bij het afzetklaar maken niet gewassen hoeven te worden, waardoor ze langer houdbaar blijven. Over het algemeen geldt dat smaak/kwaliteit (met name bij vruchtdragende gewassen) als volgt worden beïnvloed. •
Hogere EC verbetert de smaak (bij tomaat geeft EC 1,8 een watertomaat, en EC 3-5
is lekker) •
Hoger Na-concentratie verbetert de smaak
•
Bij vruchtdragende gewassen een goede worteldruk houden om voldoende Ca in de
vrucht te krijgen. Sla Uit het meeste onderzoek dat ooit gedaan is naar sla op drijvende systemen komen nauwelijks tot geen verschillen in kwaliteit van sla naar voren. Uit enkele onderzoeken komt wel een kortere houdbaarheid van (veld)sla naar voren. Daarnaast lijkt het nitraatgehalte in sla lager op het nieuwe teeltsysteem. Factoren in de literatuur die hier van invloed op lijken te zijn, zijn de temperatuur van het teeltmedium, temperatuur voor de water- en voedingsoplossing in het systeem, hogere cq voldoende concentratie van ijzer en sulfaat in de voedingsoplossing, of door in het laatste stadium van de teelt de voedingsoplossing te vervangen door water. Verder komen in de literatuur heel wisselende resultaten naar voren voor wat betreft het vitamine C gehalte, fenolen gehlaten, chlorofyl gehalte, etc voor sla van drijvende teeltsystemen. Belangrijkste voordeel voor de kwaliteit als gevolg van teelt uit de grond is het ontbreken van gele bladeren aan de basis van de sla(krop), in tegenstelling tot bij in de grond geteelde sla. Door het product te oogsten met wortel en al blijft het product langer vers, hetgeen ten gunste komt van de houdbaarheid. Bij recente proeven in België is gebleken dat de houdbaarheid van kluitsla minimaal een week langer, tot zelfs 2-3 weken langer is. Prei Er is weinig uit literatuur of bij onderzoekers in binnen- en buitenland bekend over de kwaliteitseffecten van drijvende teeltsystemen voor prei. Uit een smaakbeoordeling van prei geteeld op water kwam dat de smaakverschillen tussen teelt op water en teelt uit de vollegrond erg klein waren. Aardbei Voor aardbei worden in de literatuur tegenstrijdige verschillen gevonden voor kwaliteit, voedingswaarde en inhoudsstofgehaltes bij teelt in de grond versus teelt uit de grond.
8
Door het ontbreken van duidelijke en eenduidige conclusies over het effect van telen op waterige systemen voor de kwaliteit van het geoogst product door de keten heen, wordt aanbevolen om voor de drie gewassen een vergelijkend onderzoek te doen naar het effect van telen of specifieke teeltmaatregelen bij dit teeltsysteem op: -
Houdbaarheid
-
Inhoudsstoffen gehalte (o.a. nitraat, vitamine, antioxidanten...)
-
Smaak
9
1
Inleiding
1.1
Achtergrond en doelstellingen van het onderzoek
Voor een aantal vollegrondsteelten zijn recentelijk teeltsystemen ontwikkeld waarmee deze teelten uit de grond worden gehaald. Bij de verdere ontwikkeling van deze systemen zal bijna als vanzelfsprekend aandacht worden besteed aan technische verbetering van het systeem vanuit het oogpunt van efficiency. Aandacht voor voedselveiligheid is een veel minder vanzelfsprekend iets. Samen met aandacht voor het effect op de kwaliteit en het kwaliteitsverloop in de keten verdient dit zeker aandacht als het gaat om vermarkting- en consumptiemogelijkheden. Binnen het project ‘Teelt uit de Grond’ is een deelonderzoek opgestart waarin naar deze zaken is gekeken. Het onderzoek heeft de volgende twee doelstellingen meegekregen:
In kaart brengen van de risico’s op het gebied van voedselveiligheid voor een aantal nieuwe teeltsystemen
In kaart brengen van de te verwachten consequenties op de houdbaarheid en kwaliteit in de keten bij teelt op teeltsystemen uit de grond.
Het onderzoek is beperkt tot de teeltsystemen van drie gewassen: prei, sla en aardbei. In onderliggend rapport wordt verslag gedaan van de effecten van twee drijvende teeltsystemen (sla en prei) en een gotensysteem (aardbei) op de risico’s voor de voedselveiligheid en welk effect kan worden verwacht op de houdbaarheid en kwaliteit van geoogst product voor deze drie teeltsystemen.
1.2
Aanpak
1.2.1
Risico’s voor de voedselveiligheid
In dit spoor van het onderzoek zijn de eerste stappen van een gangbare HACCP analyse doorlopen. HACCP staat voor ‘Hazard Analysis and Critical Control Points’ (‘Gevarenanalyse en kritische controlepunten’) en is een risico-inventarisatie voor voedingsmiddelen. HACCP is een preventief systeem, waarin alle gezondheidsrisico’s in de bedrijfsprocessen van bedrijven die zich bezig houden met de productie, bereiding, verwerking, behandeling, verpakking, vervoer en distributie van voedingsmiddelen worden meegenomen. De teelt van groenten valt hier dus ook onder. Door de gezondheidsrisico's in bereidings- en behandelingsprocessen op te sporen en deze vervolgens beheersbaar te
10 maken, wordt de veiligheid van het product verhoogd. Een volledige HACCP aanpak kent 7 fasen: 1.
Inventariseren van alle potentiële gevaren voor iedere processtap.
2.
Bepalen van de kritische beheerspunten, de punten in het proces waar het risico kan worden voorkomen of beperkt
3.
Vaststellen van de kritische grenzen (normen) per kritische beheerspunt.
4.
Vaststellen van de wijze waarop de kritische beheerspunten bewaakt ofwel "gemonitord" worden.
5.
Vastleggen van de correctieve acties per kritisch beheerspunt die moeten leiden tot herstel van de veiligheid.
6.
Toepassen van verificatie (periodieke check om na te gaan of de HACCP aanpak goed werkt).
7.
Bijhouden van documentatie en registraties, dwz vastleggen wat is aangepast en op welke wijze.
De methodiek wordt reeds enkele jaren ook in de tuinbouwsector of bij andere schakels in de keten toegepast. In het onderzoek is de volgende aanpak gevolgd: 1.
Maken van een stappen opzet voor het op praktische wijze doorlopen van de eerste stappen van een HACCP analyse.
2.
Opstellen van systeembeschrijvingen: a.
Beschrijving van de ontwikkelde teeltsystemen voor prei, sla en aardbei
b.
Inclusief een overzicht van alle teelthandelingen bij deze teeltsystemen (van zaadje tot geoogst product)
c.
Vaststellen van het uiteindelijke gebruik van het eindproduct (vers/bewerkt). Hierin is een bijdrage geleverd door en zijn gesprekken gehouden met betrokken teeltsysteem onderzoekers.
3.
In kaart brengen van de risico’s en gevaren bij deze systemen en de bijbehorende teelthandelingen en de kans van optreden van deze risico’s. De betrokken teeltsysteem onderzoekers hebben hiertoe informatie aangeleverd (zie stappen opzet HACCPa analyse).
4.
Vaststellen van de ernst en kans op optreden van het potentiële gevaar voor elk van de in stap 2 benoemde diverse gevaren. Hiertoe is een workshop georganiseerd met de betrokken systeemonderzoekers en een deskundige van RIKILT (Joop van der Roest).
5.
Vertalen van gevonden risico’s naar systeemeisen voor de onderzochte teeltsytemen.
6.
Rapportage
11
Het inbeeld brengen van risico’s voor voedselveiligheid is met name gericht geweest op die punten van het teeltsysteem per gewas die afwijken van de vollegrondteelt. Hiermee wordt voorkomen dat de reeds bestaande kennis en ervaring rond voedselveiligheidsrisico’s opnieuw wordt beoordeeld. Mede gezien de beperkte schaal van dit onderzoek is deze afbakening gekozen.
1.2.2
Gevolgen voor kwaliteit in de keten
Voor het tweede onderzoeksdoel hebben de volgende activiteiten plaats gehad: 1.
Literatuurstudie/deskstudie
2.
Telefonische interviews met kwaliteitsdesdeskundigen van Wageningen UR en daarbuiten
3.
Rapportage
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt voor elk van de gewassen sla, prei en aardbei een beschrijving van het teeltsysteem-uit-de-grond gegeven. Na deze beschrijving volgt een overzicht van de specifieke voedselveiligheidsrisico’s voor de onderzochte teeltsystemen. Daarna wordt een overzicht gegeven van de Kritische Controle Punten en de systeemeisen ter verbetering van het teeltsysteem. In hoofdstuk 3 worden indicaties gegeven van de te verwachten gevolgen voor houdbaarheid en kwaliteit in de keten.
12
2
Voedselveiligheidsrisico’s van teelstystemen uit de grond
2.1
Teeltsysteem voor sla
2.1.1
Teelt- en systeembeschrijving
Het systeem van Cultivation Systems, zoals door de firma Pater/Broersen in 2011 is aangelegd, is een van de mogelijkheden om sla ‘uit de grond te telen’. De teelt wordt uitgevoerd in watervijvers op drijvende platen. Het basisprincipe van dit systeem is dat het gewas vanaf het planten met de voet boven de voedingsoplossing hangt. Door het laagje lucht (zuurstof) vindt goede wortelontwikkeling plaats. De afwezigheid van direct contact tussen de voedingsoplossing en perskluit voorkomt dat laatstgenoemde te nat wordt en de groei en ontwikkeling van de plant daaronder lijdt. In Bijlage II is een uitgebreide systeem- en teeltbeschrijving opgenomen van het systeem. Hieronder wordt volstaan met een samenvatting daarvan. Op het water drijven tempex platen met plastic inzetdelen waar de persplant in gehangen wordt. Na de fase van groei van de sla, worden de plate door een opduwwagen, welke is voorzien van een besturingssysteem en aandrijvingen, getransporteerd naar de afvoergoot (extra vijver). Vervolgens gaan de platen door het stromende water in deze goot naar de schuur waar de oogst plaatsvindt (Foto 1). In het praktijkscenario wordt vanaf begin april tot oktober continue geplant. De eerste oogst vindt gemiddeld 30-35 dagen plaats na eerste planting, daarna wordt er continue geoogst.
Foto 1. Transport van de oogst Figuur 1 geeft een schematisch dwarsgezicht van het teeltsysteem. Figuur 2 geeft een overzicht van de logistiek tijdens de teelt.
13
drijver
plant
plant
plant
plant
houder
houder
houder
houder
met
met
met
met
perskluit drijver
perskluit drijver
perskluit drijver
perskluit drijver
lucht
lucht
lucht
lucht
Figuur 1. Schematische weergave van het teeltsysteem
oogst in schuur
Afvoergoot Volgroeide kroppen
Vijver 1
Oogst-
klare
kroppen
Vijver 2
Vijver 3
Vijver 4
richting
v.d.
Vijver 5
Vijver 6
w (dichtst bij i
schuur)
n d s c h e r m Opdrijf-
tijdens
platen
de
groeiperio de
Opzetkant van de jonge planten Figuur 2. Situatie schets van vijver voor teelt van bladgewassen (Praktijkbedrijf Firma Pater/Broersen) De eindbestemming van geoogste sla is zowel vers als gesneden.
14
Risico analyse
2.1.2
Na het opstellen van de teelt- en systeembeschrijving is een gevarenanalyse (stap 2) en aansluitend een risico-analyse (stap3) voor het teeltsysteem TDGU-sla uitgevoerd. De uitkomsten van deze beide stappen zijn terug te vinden in Bijlage II. De voedselveiligheidsrisico’s specifiek gerelateerd aan het teelsysteem TDGU voor sla worden hieronder per risico categorie benoemd. Hierbij zijn vier risico categorien onderscheiden. In het rapport is er bewust voor gekozen die in volgorde van afnemend risico te beschrijven.
2.1.2.1
Risico-categorie 4
Voor de risico’s in deze categorie moeten specifieke preventieve maatregelen getroffen worden. Hier is sprake van een kritisch beheerspunt. Dit betekent dat de ernst dusdanig groot en/of de frequentie zo hoog dat het gevaar verkleind of weggehaald moet worden met specifieke beheersmaatregelen. nr
Onderdeel
Omschrijving van
Erns
Frequenti
van
potentieel gevaar
t
e
Gewasbesche
Lekken van
Gro
Matig
rming
gewasbeschermingsap
ot
Systeem eisen
teeltsysteem 1
Doorspoelen na gebruik
paratuur (C) (C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging
Toelichting bij de risico’s: 1.
De residue resten van gewasbeschermingsmiddelen zijn een risico voor voedselveiligheid. Door lekkage van het systeem kan de dosering worden overschreden. Hiermee ontstaat het risico dat het middel niet volledig is afgebroken binnen de veiligheidstermijn. De frequentie is beoordeeld als matig. Mede doordat de sla na oogst niet wordt nagespoeld of verder verwerkt.
2.1.2.2
Risico-categorie 3
Bij de risico’s in deze categorie moeten maatregelen van algemene aard getroffen worden. Het gaat hier om risico’s met een punt van aandacht (PVA). De daardoor mogelijk optredende voorvallen kunnen met dusdanige regelmaat en/of ernst voor komen, dat er algemene maatregelen getroffen moeten worden om ervoor te zorgen dat de gevaren
15 beheersd kunnen worden (bijvoorbeeld een schoonmaakplan of een ongediertebestrijdingplan).
Nr. 2
Onderdeel van
Omschrijving van
teeltsysteem
potentieel gevaar
Water- en
Legionella in
teeltsysteem
irrigatiesysteem (M)
Ernst
Frequentie
Systeem eisen
Groot
Laag1
Regelmatig doorspoelen, vooral leidingen die niet veel gebruikt worden
3
Water(filter) bevat
Groot
Laag
Middels filtering van
microbiologische
vijvers voorkomen dat
besmetting (E.coli,
organische stof
salmonella, Listeria)
ophoopt in vijvers. OS
(M)
is bron van voeding voor allerlei organismen en ziekten. Periodiek meten van waterkwaliteit
4
Water(filter) bevat
Groot
Laag
Middels filtering van
parasieten (cyclospora,
vijvers voorkomen dat
Giardia, etc.) (M)
organische stof ophoopt in vijvers. OS is bron van voeding voor allerlei organismen en ziekten. Periodiek meten van waterkwaliteit
5
Water(filter) bevat
Groot
Laag
Middels filtering van
virussen (Calicivirus,
vijvers voorkomen dat
Hepatitus A, Rotovirus,
organische stof
etc.) (M)
ophoopt in vijvers. OS is bron van voeding voor allerlei organismen en ziekten. Periodiek meten van waterkwaliteit
6
Hoge nitraat
Groot
Laag
Periodiek meten van
1 Het optreden van legionella in het irrigatiesysteem is een klein risico voor voedselveiligheid. Voor arbo kan het risico ernstiger zijn, vooral omdat de frequentie van de kans op inademen matig-hoog is.
16 concentratie in water
waterkwaliteit
(nitraatgehalte in vnl. bladgewassen) (C) 7
Zware metalen in
Matig
Matig
water (C) 8
Bestrijdingsmiddelen
waterkwaliteit Matig
Matig
in water (C) 9
Teeltopstart
Zaadcoating (C)
Periodiek meten van Periodiek meten van waterkwaliteit
Matig
Matig
Periodiek meten van waterkwaliteit
(C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging OS = Organische Stof
2.
Het watersysteem en met name het irrigatiesysteem is een potentiele bron voor Legionella (Zietz, 2006). Naast water wordt ook potgrond en compost als potentiele bron van Legionella (Cramp et al., 2010 en Casati et al., 2009). Meest bekende verspreiding is via waternevel door de lucht. Een aantal literatuurbronnen geeft, naast verspreiding via waternevel, aan dat het verpotten van planten met besmette potgrond tevens een risico kan opleveren. De legionalla bacterie kan via sla tot aan de consument worden verspreid. De sla wordt niet nagespoeld of bewerkt na oogst. De kans op infectie van de legionella bacterie bij consumenten is gering. Mede doordat de verspreiding voornamelijk via waternevel door de lucht gaat. De legionella besmetting is, naast voedselveiligheid, een groter arbo risico. Medewerkers werken immers in de directe omgeving van het irrigatiesysteem.
3.
Microbiologische besmettingen kunnen in het water (de vijver) voorkomen. Het risico is niet zozeer de opname van microbiologische besmettingen door de plant, want die wordt niet verwacht voor bijvoorbeeld E.coli (Johannessen et al., 2004). Wel kan opspattend water of besmet irrigatiewater de sla besmetten, voor bijvoorbeeld E.coli (Solomon et al., 2003). Doordat sla onbewerkt en ongekookt wordt gegeten, is de ernst hoog. Het risico (de frequentie) dat dit zich voordoet is klein geacht. De vijver ligt vanuit bedrijfseconomisch oogpunt bij voorkeur vol met drijvers. Deze drijvers zorgen voor een beperkte kans op opspattend water.
4.
Diverse parasieten kunnen overleven op onverwerkte groenten. Een aantal van deze parasieten, zoals Cryptosoridium en Giardia, worden als risicovol in slateelten benoemd (Robertson et al., 2001). De parasieten overleven goed in water en vochtige microklimaten (Slifko et al., 2000). Doordat sla onbewerkt en ongekookt wordt gegeten, is de ernst hoog. Het risico (de frequentie) dat dit zich voordoet, is klein geacht. De vijver ligt vanuit bedrijfseconomisch oogpunt bij voorkeur vol met drijvers. De drijvers zorgen voor een beperkte kans op opspattend water.
5.
Water is een potentiele bron voor virussen (Hamilton et al., 2006). Virussen blijken lang te kunnen overleven, van maanden tot zelfs jaren (Steele et al., 2004). Doordat sla onbewerkt en ongekookt wordt gegeten is de ernst hoog. Het risico (de frequentie) dat dit zich voordoet is
17 klein geacht. De vijver ligt vanuit bedrijfseconomisch oogpunt bij voorkeur vol met drijvers. De drijvers zorgen voor een beperkte kans op opspattend water. 6.
Sla is een nitraatrijke groente. Een hoog nitraatgehalte in het water kan zorgen voor een verhoging van het nitraat niveau in de sla. Dit is voornamelijk een risico voor kleine kinderen en mogelijk bejaarden. De EU heeft een maximum aan het nitraatgehalte in sla vastgelegd. Deze ligt afhankelijk van de teeltwijze en oogstperiode tussen de 4.500 en 2.500 NO3 per kilogram (EU Verordening 1881/2006).
7.
Zware metalen kunnen worden opgenomen door groentes via het wortelgestel. Wanneer zware metalen in het water aanwezig zijn, kunnen de wettelijke maximale waardes voor zware metalen worden overschreden (EU Verordening 1881/2006). De ernst is matig omdat zware metalen bij langdurige inname de gezondheid schaden. Het water in de vijver wordt niet getest op aanwezigheid van zware metalen en is vanuit bedrijfseconomisch oogpunt afgedekt met drijvers. De frequentie is daarom als matig ingeschat. Aanvullend is dat materialen in de vijver terecht kunnen komen die zink bevatten. Tussen zink en cadmium in het blad is wel een correlatie gevonden, met betrekking tot opname in planten. Tussen zink en cadmium in de bodem is geen direct verband aangetoond (Xue et al, 1991). Cadmium is een zwaar metaal dat gezondheidsschade kan geven.
8.
Een risico is dat gewasbeschermingsmiddelen in het water terecht komen en hierin opbouwen. Dit geldt echter voor een beperkt aantal middelen. Daarnaast is het tevens afhankelijk of de plant het middel via het wortelgestel opneemt. Hiervoor zijn geen literatuur bronnen gevonden. De meeste gwb-middelen zijn echter niet systemisch, wat betekent dat ze niet door de wortel worden opgenomen. Dit hangt mede samen met toepassen van bestrijdingsmiddelen in een uit de grond teelt. De ernst en frequentie zijn op basis van experts beide op matig ingeschat.
9.
Water in de vijver wordt niet ververst of gefilterd. Hierdoor bestaat potentieel de kans dat (afhankelijk van) het middel, in de zaadcoating, zich gaat ophopen in het water. Voor sla blijft de gehele kluit (inclusief middel) in het systeem aanwezig tot aan de oogst. Omdat het onvoldoende bekend is of het middel afbreekt in water en het middel via het water in contact kan komen met de sla, is de ernst en frequentie beide als matig ingeschat. Voor dit punt geldt ook dat hier geen literatuur over is gevonden.
2.1.2.3
Risico-categorie 2
Bij de risico’s die onder categorie 2 vallen is het niet nodig preventieve maatregelen te treffen, maar er moet wel regelmatig gecontroleerd worden, omdat er wel aanwijzingen dat het gevaar een probleem voor de gezondheid kan zijn. Er zijn echter nauwelijks concrete voorvallen binnen deze categorie bekend. Nr.
Onderdeel
Omschrijving
van
van
teeltsysteem
potentieel
Ernst
Frequentie
Matig
Laag
gevaar 10
Oogst
Afzet met
Systeem eisen
18 kluit, niet nagespoeld na oogst (M,C,F) (C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging
10. De grond is een potentiële bron voor microbiologische risico’s, chemische en fysieke voedselveiligheidsrisico’s. De potgrond is veelal gecontroleerd en gecertificeerd. Toch blijft een potentieel voedselveiligheidsrisico mogelijk. De ernst is daarom als matig beoordeeld. De kans (frequentie) dat het risico zich voordoet is door experts als laag ingeschat.
2.1.2.4
Risico-categorie 1
Bij risico’s in categorie 1 is het niet nodig preventieve maatregelen te treffen. Dit is meestal een puur theoretisch risico. Er zijn geen aanwijzingen dat het gevaar daadwerkelijk een probleem voor de gezondheid oplevert.
Nr.
Onderdeel
Omschrijving
van
van
teeltsysteem
potentieel
Ernst
Frequentie
Systeem eisen
Klein
Laag
Goed naspoelen?
Klein
Laag
Periodiek meten van
gevaar 11
Water- en
Besmetting
teeltsysteem
door slecht schoonmaken van machines en installaties (M,C,F)
12
Algen bestrijding
waterkwaliteit
(M,C) (C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging
11. De machines en de installaties (o.a. vijver en drijvers) kunnen na het oogsten onvoldoende gereinigd zijn. Er kunnen bijvoorbeeld tempex deeltjes in de sla terecht komen. Verder kunnen materialen door onvoldoende schoon te maken ook chemische of microbiologische risico’s verspreiden. Na oogst wordt al het materiaal schoongemaakt. De ernst is derhalve als klein benoemd. De kans/frequentie dat het zich voordoet is laag. Eenmaal per jaar wordt alles schoongemaakt. 12. Algenbestrijding vindt plaats als er algengroei in de vijver optreed. Algen concurreren met het gewas om o.a. nutrienten (Coosemans, 1995 en Schwarz et al., 2004). De chemische
19 bestrijding van algen met bijvoorbeeld BCDMH kent positieve neveneffecten. De (microbiologische) voedselveiligheidsrisico’s nemen af, o.a. legionella en een aantal plantziekten (Bliss, 1997).
2.1.3
Consequenties voor het TDGU: Kritische Controle Punten en systeemeisen
Op basis van de voedselveiligheidsrisico’s is een aantal controle punten en systeemeisen te benoemen. Zoals reeds benoemd is met name gekeken naar de voedselveiligheidsrisico’s die afwijken van de vollegrondteelt.
Voorkomen van risico’s door beperking van lekkende gewasbeschermingsapparatuur
Het regelmatig verversen en/of ontsmetten van waters in de vijvers
Het periodiek testen van water in de vijvers
Schoonhouden van platen om te voorkomen dat algenrestanten tot voedingsbodem voor andere ziekten/organismen kunnen worden.
Filtering van water (en ontsmetting) om voedingsbodem door organische stof te voorkomen.
Controleren van regenleiding en langdurig stilstaand water in deze leiding
Het watersysteem van de ‘uit de grond’ teelt van sla kent een aantal potentiele voedselveiligheidsrisico’s. Het alert zijn op deze potentiele voedselveiligheidsrisico’s is derhalve een vereiste. De open watervijver kan een bron zijn van voedselveiligheidsrisico’s. Het instellen van periodieke testen van water en sla op voedselveiligheidsrisico’s is welhaast een minimum vereiste. Het periodiek testen geeft tevens inzicht in de frequentie van het risico. Op basis van de literatuur is deze veelal laag ingeschat, maar mogelijk kunnen risico’s zich sneller (of juist niet) opbouwen dan verwacht. Het periodiek gaan meten van waterkwaliteit is derhalve een minimum vereiste.
2.2
Teeltsysteem voor prei
2.2.1
Teelt- en systeembeschrijving
Voor de teelt van prei uit de grond ligt op het moment van onderzoek, april 2012, alleen een teeltsysteem op proefschaal bij een teler in Zeeland, daarnaast ligt er nog een onderzoekssysteem bij PPO te Vredepeel. Het teeltsysteem verschilt qua opzet en logistiek in grote lijnen nauwelijks van het teelstsysteem voor sla TDGU (paragraaf 2.1). Er wordt geteeld in vijvers met afvoergoten en er is een pompinstallatie voor aanvoer en recirculatie van het water en een bemestings- en doseerunit, enz. Er wordt uitgegaan van continu teelt met een vast schema van planten en oogsten om continu te kunnen leveren. Verschillen t.o.v. het teeltsysteem sla tdgu betreffen: a)
de soort houder (buisjes o.i.d. in plaats van houders voor perspotten),
b)
de teeltwijze waarbij de wortels bij preiplanten in het water mogen hangen,
c)
het soort plantmateriaal (losse planten in plaats van perspotplanten),
d)
de teeltperiode, omdat ook winterteelt mogelijk zal zijn (dus jaarrond gebruik van de vijver),
20 e)
het aantal teelten, waarbij ca 4 keer/jaar dezelfde teeltplek in een continuteelt gebruikt kan worden,
f)
het ontbreken van een voorteelt en later wijder zetten is waarschijnlijk niet nodig.
g)
sturing van plantdikte en lengte wit. Deze zullen gestuurd worden via drijvers met een verschillend aantal plantgaten en buizen/houders met verschillende lengten.
Foto 2: drijver ‘systeem Nies’ (l.) en drijver met buizen(r.) Foto 2: voorbeeld van opduwwagen Van voorjaar tot herfst zijn 4 achtereenvolgende teelten prei op water mogelijk. Er wordt een plantdichtheid van 70-80 planten/m2 aangehouden. In Bijlage III is een uitgebreide systeem- en teeltbeschrijving gegeven van het systeem. Het eindgebruik van de googste prei is zowel vers als verwerkt. De prei wordt eerst ‘klaar gemaakt’ op het bedrijf. Dit houdt in dat de prei wordt gespoeld en dat de wortels en bladtoppen worden afgesneden. Hierna is de prei klaar voor de bestemming. De uiteindelijke bestemming is in twee markten te beschrijven. De eerste markt is de versmarkt. De prei wordt zonder bewerking in z’n geheel verkocht aan consumenten, via supermarkt of groenteboer. De tweede markt is de verwerkingsmarkt: de groentesnijderijen die een eind- of deelproduct leveren. Hierbij kan worden gedacht aan gesneden groentepakketten in de supermarkt. De gesneden groente kan tevens weer verder verwerkt worden tot bijvoorbeeld groentesoep, kant-en-klaar of als mix.
2.2.2
Risico analyse
Na het opstellen van de teelt- en systeembeschrijving is een gevarenanalyse (stap 2) en aansluitend een risico-analyse (stap3) voor het teeltsysteem TDGU-prei uitgevoerd. De uitkomsten van deze beide stappen zijn terug te vinden in Bijlage III. De voedselveiligheidsrisico’s specifiek gerelateerd aan het teelsysteem TDGU voor prei worden hieronder per risico categorie benoemd. Hierbij zijn vier risico categorien onderscheiden, in volgorde van afnemend risico.
21
2.2.2.1
Risico-categorie 4
Voor de risico’s in deze categorie moeten specifieke preventieve maatregelen getroffen worden. Hier is sprake van een kritisch beheerspunt. Dit betekent dat de ernst dusdanig groot en/of de frequentie zo hoog dat het gevaar verkleind of weggehaald moet worden met specifieke beheersmaatregelen. In het onderzoek zijn geen risico’s behorend tot categorie 4 gevonden. Dit verschil met sla wordt met name veroorzaakt door verschil in gewasaard en het na-oogst proces. Met name het verwerken, verwijderen top- en omblad en wortels en het hierna afspoelen van prei zorgen voor een verschil met sla.
2.2.2.2
Risico-categorie 3
Bij de risico’s in deze categorie moeten maatregelen van algemene aard getroffen worden. Het gaat hier om risico’s met een punt van aandacht (PVA). De daardoor mogelijk optredende voorvallen kunnen met dusdanige regelmaat en/of ernst voor komen, dat er algemene maatregelen getroffen moeten worden om ervoor te zorgen dat de gevaren beheersd kunnen worden (bijvoorbeeld een schoonmaakplan of een ongediertebestrijdingplan). Nr. 1
Onderdeel van
Omschrijving van
teeltsysteem
potentieel gevaar Water(filter) bevat
Ernst
Frequentie
Systeem eisen
Groot
Laag
Middels filtering van
microbiologische
vijvers voorkomen dat
besmetting (E.coli,
organische stof
salmonella, Listeria)
ophoopt in vijvers. OS
(M)
is bron van voeding voor allerlei organismen en ziekten. Periodiek meten van waterkwaliteit
2
Water(filter) bevat
Groot
Laag
Middels filtering van
parasieten (cyclospora,
vijvers voorkomen dat
Giardia, etc.) (M)
organische stof ophoopt in vijvers. OS is bron van voeding voor allerlei organismen en ziekten. Periodiek meten van waterkwaliteit
22 3
Water(filter) bevat
Groot
Laag
Middels filtering van
virussen (Calicivirus,
vijvers voorkomen dat
Hepatitus A, Rotovirus,
organische stof
etc.) (M)
ophoopt in vijvers. OS is bron van voeding voor allerlei organismen en ziekten. Periodiek meten van waterkwaliteit
4
Zware metalen in
Matig
Matig
water (C) 5
Bestrijdingsmiddelen in water (C)
Periodiek meten van waterkwaliteit
Matig
Matig
Periodiek meten van waterkwaliteit
(C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging OS = Organische Stof
1.
Microbiologische besmettingen kunnen in het water (de vijver) voorkomen. Het risico is zozeer de opname van microbiologische besmettingen door de plant, want die wordt niet verwacht voor bijvoorbeeld E.coli (Johannessen et al., 2004). Wel kan opspattend water of besmet irrigatie water de prei besmetten, voor bijvoorbeeld E.coli (Solomon et al., 2003). Doordat prei ook onbewerkt en ongekookt wordt gegeten, is de ernst hoog. Het risico (de frequentie) dat dit zich voordoet is klein geacht. De prei wordt veelal verwerkt en nagespoeld. De vijver ligt vanuit bedrijfseconomisch oogpunt bij voorkeur vol met drijvers. De drijvers zorgen voor een beperkte kans op opspattend water. Daarnaast wordt prei over het algemeen niet rauw gegeten.
2.
Diverse parasieten kunnen overleven op onverwerkte groenten. De parasieten overleven goed in water en vochtige microklimaten (Slifko et al., 2000). Doordat prei mogelijk onbewerkt en ongekookt wordt gegeten, is de ernst hoog. Het risico (de frequentie) dat dit zich voordoet, is klein geacht. De prei wordt veelal verwerkt en nagespoeld. De vijver ligt vanuit bedrijfseconomisch oogpunt bij voorkeur vol met drijvers. De drijvers zorgen voor een beperkte kans op opspattend water. Daarnaast wordt prei over het algemeen niet rauw gegeten.
3.
Water is een potentiele bron voor virussen (Hamilton et al., 2006). Virussen blijken lang te kunnen overleven, van maanden tot zelfs jaren (Steele et al., 2004). Doordat prei mogelijk onbewerkt en ongekookt wordt gegeten is de ernst hoog. Het risico (de frequentie) dat dit zich voordoet is klein geacht. De prei wordt veelal verwerkt en nagespoeld. De vijver ligt vanuit bedrijfseconomisch oogpunt voorkeur vol met drijvers. De drijvers zorgen voor een beperkte kan op opspattend water. Daarnaast wordt prei over het algemeen niet rauw gegeten.
23 4.
Zware metalen kunnen worden opgenomen door groentes via het wortelgestel. Wanneer zware metal in het water aanwezig zijn kunnen de wettelijke maximale waardes voor zware metalen worden overschreden (EU Verordening 1881/2006). De ernst is matig omdat zware metalen bij langduringe inname de gezondheid schaden. Het water in de vijver wordt niet getest op aanwezigheid van zware metalen en is vanuit bedrijfseconomisch oogpunt afgedekt met drijvers . De frequentie is daarom als matig ingeschat.
5.
Een risico is dat gewasbeschermingsmiddelen in het water terecht komen en hierin opbouwen. Dit geldt echter voor een beperkt aantal middelen. Daarnaast is het tevens afhankelijk of de plant het middel via het wortelgestel opneemt. Hiervoor zijn geen literatuur bronnen gevonden. Dit hangt mede samen met toepassen van bestrijdingsmiddelen in een uit de grond teelt. De ernst en frequentie zijn op basis van experts beide op matig ingeschat.
2.2.2.3
Risico-categorie 2
Bij de risico’s die onder categorie 2 vallen is het niet nodig preventieve maatregelen te treffen, maar er moet wel regelmatig gecontroleerd worden, omdat er wel aanwijzingen dat het gevaar een probleem voor de gezondheid kan zijn. Er zijn echter nauwelijks concrete voorvallen binnen deze categorie bekend.
Nr. 6
Onderdeel van
Omschrijving van
teeltsysteem
potentieel gevaar
Gewasbescherming
Middel ongelijk
Ernst
Frequentie
Systeem eisen
Middel
Laag
Met een goed
op gewas
af te stellen
gespoten
spuitboom
(handmatig
spuiten
spuiten) (C) (C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging
6. De gewasbeschermingmiddelen worden handmatig gespoten. Hierdoor kan de toegelaten dosering worden overschreden. Hiermee ontstaat het risico dat het middel niet volledig is afgebroken binnen de veiligheidstermijn. De mate van overschreiding van de toegelaten dosering wordt als beperkt ingeschat. De ernst is derhalve matig. De frequentie is beoordeeld als laag. Mede doordat de prei na oogst wordt verwerkt en nagespoeld. Het is waarschijnlijk dat bij verdere ontwikkeling van het systeem het handmatig spuiten wordt geautomatiseerd, tot dan is dit een actueel voedselveiligheidsrisico.
2.2.2.4
Risico-categorie 1
Bij risico’s in categorie 1 is het niet nodig preventieve maatregelen te treffen. Dit is meestal een puur theoretisch risico. Er zijn geen aanwijzingen dat het gevaar daadwerkelijk een probleem voor de gezondheid oplevert.
24
Nr. 7
Onderdeel van
Omschrijving van
teeltsysteem
potentieel gevaar
Water- en
Besmetting door
teeltsysteem
slecht schoonmaken
Ernst
Frequentie
Systeem eisen
Klein
Laag
Goed naspoelen?
van machines (M,C,F) 8
Algen bestrijding
Klein
Laag
(M,C)
Periodiek meten van waterkwaliteit
9
Teeltopstart
Materialen (stellingen, drainleiding, houders,
Klein
Laag
Goed naspoelen?
pvc-pijpjes, etc.), die in contact komen met product, zijn onvoldoende schoon (M,C) (C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging
7.
De machines en de installaties (o.a. vijver en drijvers) kunnen na het oogsten onvoldoende gereinigd zijn. Er kunnen bijvoorbeeld tempex deeltjes in de prei terecht komen. Verder kunnen materialen door onvoldoende schoon te maken ook chemische of microbiologische risico’s verspreiden. Na oogst wordt al het materiaal schoongemaakt. De ernst is derhalve als klein benoemd. De kans/frequentie dat het zich voordoet is laag. Eenmaal per jaar wordt alles schoongemaakt.
8.
Algenbestrijding vindt plaats als er algengroei in de vijver optreed. Algen concurreren met het gewas om o.a. nutrienten (Coosemans, 1995 en Schwarz et al., 2004). De chemische bestrijding van algen met bijvoorbeeld BCDMH kent positieve neveneffecten. De (microbiologische) voedselveiligheidsrisico’s nemen af, o.a. legionella en een aantal plantziekten (Bliss, 1997).
9.
De genoemde materialen kunnen na het oogsten onvoldoende gereinigd zijn. Er kunnen microbiologische organismen of chemische stoffen (gws middelen, mestoffen, etc.) als gevolg van opgespat vijverwater in de prei terecht komen. Met name tempex en andere open materialen zijn moeilijker te reinigen. Vuil biedt een voedingsbodem voor micro-biologische besmettingen. Na oogst wordt in principe al het materiaal schoongemaakt. De ernst is derhalve als klein benoemd. De kans /frequentie dat het zich voordoet is laag.
2.2.3
Consequenties voor het TDGU: Kritische Controle Punten en systeemeisen
25 Op basis van de voedselveiligheidsrisico’s is een aantal controle punten en systeemeisen te benoemen.
Het regelmatig verversen en ontsmetten van waters in de vijvers
Het periodiek testen van water in de vijvers
Schoonhouden van platen om te voorkomen dat algenrestanten tot voedingsbodem voor andere ziekten/organismen kunnen worden.
Filtering van water (en ontsmetting) om voedingsbodem door organische stof te voorkomen.
Het watersysteem van de ‘uit de grond’ teelt van prei is vergelijkbaar met sla en kent een aantal potentiele voedselveiligheidsrisico’s. Het allert zijn op deze potentiele voedselveiligheidsrisico’s is derhalve een vereiste. De open watervijver kan een bron zijn van voedselveiligheidsrisico’s. Het instellen van periodieke testen van water en sla op voedselveiligheidsrisico’s is welhaast een minimum vereiste.
2.3
Teeltsysteem voor aardbei
2.3.1
Teelt- en systeembeschrijving
In de praktijk liggen verschillende systemen waarbij aardbeien op stellingen geteeld worden. Bij de meeste systemen wordt het drainwater niet opgevangen. Het valt op het gras wat onder de goot groeit. Een deel van de meegegeven meststoffen spoelt daardoor uit naar het grondwater. In het onderzoek naar de risico’s voor de voedselveiligheid is gekeken naar het teeltsysteem dat op PPO Vredepeel ligt voor het project ‘Teelt de grond uit - Aardbeien op stellingen op stromend water (NFT systeem)’. Bij dit systeem is gebruik gemaakt van bestaande stellingenteelt aardbei die geschikt is voor recirculatie. In Bijlage IV is een uitgebreide systeem- en teeltbeschrijving opgenomen van het systeem. Hieronder wordt volstaan met een samenvatting daarvan.
Foto 3: Overzicht van de stellingenteelt op PPO Vredepeel. Links op de voorgrond het zandfilter.
26
De teelt van aardbei vraagt veel water. Enerzijds bij de start voor koeling van het gewas anderzijds tijdens de teelt. Zeker bij de gekoelde teelt geeft de praktijk liever te veel dan te weinig water. Deze aanpak brengt risico’s voor uitspoeling van nutriënten met zich mee. Om er voor te zorgen dat alle planten op de stellingen voldoende water krijgen wordt een gemiddelde drain van 22% aangehouden. De teeltgoten liggen op een afschot van 2%. Hierdoor loopt het overtollige water naar een in het systeem opgenomen zandfilter, waardoor het water gerecirculeerd kan worden. Zie Figuur 2 voor een schematische weergave van het watersysteem.
Goot met
Intern circuit
Figuur 2. Schematische weergave van het aangelegde recirculatiesysteem.
De goot is afgedekt door een witte plastic plaat met gaten. Door het afdekken wordt algengroei in het water voorkomen. Er worden 10 aardbeiplanten per strekkende meter geplant. De wortels hangen in stromend water. De stellingenteelt kan dmv bogen overkapt worden ter verlenging van het teeltseizoen, het verbeteren van de kwaliteit van de vruchten en de oogstzekerheid. De geoogste aardbeien hebben een eindbestemming als vers (onbewerkt) product.
2.3.2
Risico analyse
2.3.2.1
Risico-categorie 4
Voor de risico’s in deze categorie moeten specifieke preventieve maatregelen getroffen worden. Hier is sprake van een kritisch beheerspunt. Dit betekent dat de ernst dusdanig groot en/of de frequentie zo hoog dat het gevaar verkleind of weggehaald moet worden met specifieke beheersmaatregelen. Deze zijn voor dit systeem niet waargenomen.
27
2.3.2.2
Risico-categorie 3
Bij de risico’s in deze categorie moeten maatregelen van algemene aard getroffen worden. Het gaat hier om risico’s met een punt van aandacht (PVA). De daardoor mogelijk optredende voorvallen kunnen met dusdanige regelmaat en/of ernst voor komen, dat er algemene maatregelen getroffen moeten worden om ervoor te zorgen dat de gevaren beheersd kunnen worden (bijvoorbeeld een schoonmaakplan of een ongediertebestrijdingplan). Nr. 1
Onderdeel van
Omschrijving van
teeltsysteem
potentieel gevaar
Watersysteem
Water(filter) bevat
Ernst
Frequentie
Systeem eisen
Groot
Laag
Regelmatige
microbiologische
monsteranalyse
besmetting, virussen
water/waterbron.
en/of parasieten (cyclospora, Giardia, etc.) (M) 2
Zware metalen in
Matig
Matig
water (C)
Regelmatige monsteranalyse water/waterbron.
3
Bestrijdingsmiddelen
Matig
Matig
in water (C)
Regelmatige monsteranalyse water/waterbron.
4
Salpeterzuurresten
Groot
Laag
Regelmatige
(ontsmetting) in
monsteranalyse
watersysteem
water/waterbron.
aanwezig (C) (C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging 1.
De microbiologische besmetting, virusen en parasieten die schadelijk zijn voor de volksgezondheid zijn als ernst groot beoordeeld. De frequentie is als laag beoordeeld. In het watersysteem is een zandfilter aanwezig. Het zandfilter blijkt effectief te zijn voor verwijdering van een groot aantal micro-organismen (Schrijven et al., 2008). In de literatuur is geen verwijzing gevonden dat planten deze gevaren opnemen uit het water en dat deze vervolgens in de vrucht terecht komen. Het water komt tevens niet in contact met de plant, anders dan met de wortels.
2.
De zware metalen vormen geen acuut gevaar voor de gezondheid. Daarom is de ernst als matig ingeschaald. De frequentie is als matig beoordeeld. De aardbeiplanten nemen zware metalen op in voornamelijk de plant, maar ook in de vrucht stijgt de concentratie (Cielinski et
28 al., 1993). Het water in het systeem wordt wel 2 wekelijks getest, maar het is niet duidelijk of de aanwezigheid van zware metalen hiervan onderdeel is. 3.
Bestrijdingsmiddelen, voor o.a. Phytophtora, worden onder andere via het water toegediend. Momenteel wordt alleen het middel Paraat tegen Phytophtora ingezet. De aarbeiplant kan dit middel systemisch via de wortels opnemen. Bij tomaten (hydroponics teelt) blijkt uit onderzoek dat dit middel door de plant wordt opgenomen en tevens in de vrucht te vinden is (EFSA, 2011). De ernst is hierdoor ingeschat op matig. Het middel breekt af in het water. Uit informatie van EFSA blijkt het risico beperkt. De frequentie is daarom als matig ingeschat. Op basis van literatuur is niet helder geworden of het zandfilter eventueel aanwezige middelen kan verminderen.
4.
Salpeterzuur is een irriterende en corrosieve stof. Het is bij inademing of inslikken zeer schadelijk voor de gezondheid (Gestis-database). De ernst is daarom beoordeeld als groot. De frequentie is laag beoordeeld. De salpeterzuur wordt na de teelt gebruikt om het watersysteem te ontsmetten. Resten salpeterzuur worden verwacht te zijn verdampt of slechts sterk verdund in het systeem aanwezig te zijn. Het is niet in literatuur terug te vinden of salpeterzuur kan worden opgenomen in planten. Het water wordt voorafgaand aan de bemesting getest op de pH-waarde. Een te hoog salpeterzuur gehalte zou hierdoor vroeg tijdig gesignaleerd moeten worden. Bovendien geeft een te hoog gehalte ook zichtbare schade aan het gewas zelf.
2.3.2.3
Risico-categorie 2
Bij de risico’s die onder categorie 2 vallen is het niet nodig preventieve maatregelen te treffen, maar er moet wel regelmatig gecontroleerd worden, omdat er wel aanwijzingen dat het gevaar een probleem voor de gezondheid kan zijn. Er zijn echter nauwelijks concrete voorvallen binnen deze categorie bekend. Nr.
Onderdeel
Omschrijving van
van
potentieel gevaar
Ernst
Frequentie
Systeem eisen
teeltsysteem 5
Watersysteem
(Chemische)
Matig
Laag
Zorg dat er
algenbestrijding
zo min
(C)
mogelijk licht in het systeem komt. Dit beperkt de algengroei!
6
Teeltopstart
Materialen (stellingen), die in contact komen met product, zijn onvoldoende
Matig
Laag
29 schoon (M,C) (C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging 5.
Algen in of op systeem dienen te worden bestreden ter voorkoming van andere ziekten/plagen. Systeem is dermate afgesloten dat de kans op algengroei in water klein is. De chemische bestrijding van algen met bijvoorbeeld BCDMH kent positieve neveneffecten. De (microbiologische) voedselveiligheidsrisico’s nemen af, o.a. legionella en een aantal plantziekten (Bliss, 1997).
6.
Het stellingensysteem of andere materialen voor de teelt kunnen vies worden. Vuil biedt een voedingsbodem voor micro-biologische besmettingen. De ernst is daarom als matig beoordeeld. De stellingen en materialen worden schoon gemaakt voor aanvang van de teelt en komen niet in contact met de vruchten. De frequentie is daarom met laag beoordeeld.
2.3.2.4
Risico-categorie 1
Bij risico’s in categorie 1 is het niet nodig preventieve maatregelen te treffen. Dit is meestal een puur theoretisch risico. Er zijn geen aanwijzingen dat het gevaar daadwerkelijk een probleem voor de gezondheid oplevert.
Nr.
Onderdeel
Omschrijving van
van
potentieel gevaar
Ernst
Frequentie
Systeem eisen
teeltsysteem 7.
Teeltopstart
Besmetting via grond
Laag
Laag
aan wortels (M, C) (C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging 7.
De besmetting via aanhangende grond aan plantmateriaal is mogelijk, maar de ernst is als laag beoordeeld. De frenquentie is tevens als laag beoordeeld. Het plantmateriaal bevat nauwelijks aanhangende grond. De grond wordt in het systeem sterk verdund. Tevens is er een zandfilter aanwezig in het systeem dat veel risico’s beperkt.
2.3.3
Consequenties voor het TDGU: Kritische Controle Punten en systeemeisen
Op basis van de voedselveiligheidsrisico’s is een aantal controle punten en systeemeisen te benoemen.
Het periodiek testen van water in het teeltsysteem
30 Het watersysteem van de ‘uit de grond’ teelt van aardbeien is meer een gesloten systeem als dat van prei en sla. Het systeem kent tevens een aantal potentiele voedselveiligheidsrisico’s. Het allert zijn op deze potentiele voedselveiligheidsrisico’s is derhalve een vereiste. Het water in het teeltsysteem kan een bron zijn van voedselveiligheidsrisico’s. Het instellen van periodieke testen van water en gewasop voedselveiligheidsrisico’s is welhaast een minimum vereiste.
31
3
Kwaliteit in de keten met nieuwe teeltsystemen
3.1
Inleiding
Consumenten vragen niet alleen om duurzaam geteelde groenten, maar ook stellen ze steeds hogere eisen aan de kwaliteit van verse groenten. Naast houdbaarheid van het product is met name voor sla het nitraatgehalte in het blad van groot belang. Bij een hoog nitraatgehalte en omstandigheden van laag zuurstof gehalte, hoge luchtvochtigheid tijdens verpakking en bewaring wordt dit nitraat namelijk snel omgezet tot nitriet, welke stof gevaarlijk is voor de gezondheid van mensen. Interessant bij het bekijken van het effect van drijvende teeltsystemen of de kwaliteit van het product zijn dus zowel de houdbaarheid als met name voor sla of andere bladgewassen ook het nitraatgehalte van het geoogste product.
3.2
Te verwachten effecten voor de kwaliteit
3.2.1
Algemeen
3.2.1.1
Resultaten uit literatuurstudie
Volgens een literatuurstudie van Gruda (2008) wordt in talloze onderzoeken bevestigd dat een grondloze teelt het telers mogelijk maakt om groenten te telen zonder kwaliteitsverlies ten opzichte van grondteelt. Wel kan er effect zijn op de kwaliteit van het eindproduct wanneer het gewas tijdens de teelt te lijden heeft gehad van extreme omstandigheden in de watervoorziening bij heet weer (watermanagement). Dit is echter niet specifiek gebonden aan het teeltsysteem, maar aan slecht management c.q. teeltrisico’s bij het betreffende teeltsysteem. De algemene conclusie van Gruda is dat het mogelijk is om uit de grond te telen zonder kwaliteitsverlies. Producten die zijn geteeld op een grondloos teeltsysteem hoeven bij het afzetklaar maken niet gewassen te worden, waardoor ze langer houdbaar blijven.
3.2.1.2
Interviews met deskundigen binnen en buiten Wageningen UR
Er zijn binnen Wageningen UR tot op heden geen vergelijkingsonderzoeken gedaan naar de houdbaarheid van teelt op waterige systemen in vergelijking met grondteelt. Over het algemeen geldt dat smaak/kwaliteit als volgt worden beïnvloed. Het gaat hier met name om vruchtdragende gewassen: •
Hogere EC verbetert de smaak (bij tomaat geeft EC 1,8 een watertomaat, en EC 3-5
is lekker) •
Hoger Na-concentratie verbetert de smaak
32 •
Bij vruchtdragende gewassen een goede worteldruk houden om voldoende Ca in de
vrucht te krijgen. Algemene adviezen qua sturing op voeding op basis daarvan zijn:
ontwikkel een goed generatief en vegetatief schema
soms correctie op micro-nutriënten
nieuwe gedachten rond EC-sturing als dag-nacht ritme
reageren met de EC op de instraling
Hierbij geldt dat deze adviezen met name gelden voor vruchtdragende gewassen.
3.2.2
Sla
3.2.2.1
Resultaten uit literatuurstudie
Gruda (2008) concludeert in zijn literatuuronderzoek dat er geen significante verschillen in kwaliteit zijn tussen teelt van sla in de grond en teelt uit de grond (Kunsch et al, 1996; Siomos et al, 2001 (uit Gruda, 2008)). Een vergelijkend onderzoek van Frezza et al (2005) tussen een grondteelt en een drijvend teeltsysteem bij een herfstteelt van kropsla sluit hierbij aan. Het onderzoek van Frezza et al toonde onder meer aan dat er geen verschil tussen beide teeltsystemen was voor wat betreft het vitamine C gehalte in de krop. Ook was er geen verschil in kleur (groenheid) tussen beide teeltsystemen. Ook Costa et al (2011) concludeerden in een vergelijkend onderzoek tussen een grondgebonden teeltsysteem en een drijvend teeltsysteem dat er weinig verschil tussen beide teeltsystemen is voor wat betreft kleur, stevigheid en microbiole besmetting van het eindproduct. In het onderzoek van Frezza et al (2005) was het nitraatgehalte in de sla wel beduidend lager voor sla geteeld met het drijvende teeltsysteem. Siomos et al, 2001 (uit Frezza et al, 2005) hebben daarentegen juist een hoger nitraatgehalte gevonden bij drijvende teeltsystemen. In onderzoek van Costa et al (2011) blijkt dat de temperatuur van het teeltmedium (drijvende teeltsystemen) een belangrijke rol speelt in de nitraatconcentratie van verse groenten. Voor drijvende systemen wordt door Costa et al een temperatuur voor het water/voedingsoplossing in het systeem aanbevolen gelijkwaardig aan de omgevingstemperatuur waarin het teeltsysteem zich bevindt. Ook in een aantal andere onderzoeken worden aanwijzingen gegeven om de nitraatconcentratie in sla te beinvloeden. Iacuzzo et al (2010) vonden dat een toename van Fe (ijzer) en S (sulfaat) in de voedingsoplossing de opname en assimilatie van nitraat verbeterden, hetgeen resulteert in een lagere nitraatconcentratie in het blad van de veldsla. Een hoge beschikbaarheid van S gaf in hun onderzoek een positief effect op de opname en een hoger metabolisme van N en Fe. De conclusie van deze onderzoekers is dat voor teelt op drijvende teelsystemen het van belang is dat voldoende sulfaat beschikbaar is in de
33 voedingsoplossing om een evenwichtige groeit te creeren en een lager nitraatgehalte. Volgens Gonella et al (2003) is kan het nitraatgehalte in sla worden verlaagd door in het laatste stadium van de teelt de voedingsoplossing te vervangen door water. Door een meer precieze nutrientenvoorziening is de celstructuur in sla zo optimaal mogelijk te krijgen, resulterend in een verlengde houdbaarheid. Costa et al (2011) constateerden een groot gewichtsverlies en structurele effecten tijdens de bewaring van sla geteeld op drijvende systemen. In hun onderzoek werd duidelijk dat de samenstelling van de voedingsoplossing van invloed is op de snelheid waarmee het verse product zijn groenheid verliest en versgewicht verliest tijdens bewaring. De houdbaarheid van veldsla is beperkt bij grondloze teelt; deze bedroeg 7 dagen voor grondteelt en 2 dagen bij het drijvende teeltsysteem (Manzocco et al, 2011). Drijvende systemen verbeteren volgens Scuderi et al (2009) de kwaliteit en de hygiene van verse producten. Scuderi et al vonden dat er een relatie was tussen de EC van de voedingsoplossing en de plantdichtheid op de productie, maar vonden ook een effect op de kwaliteit en houdbaarheid van sla. Een hoger zoutgehalte deed de opbrengst en het nitraatgehalte in het blad dalen. Een EC van 3.8 mS.cm-1 gaf de beste kwaliteit bij bewaring. Nicola et al (2011) hebben gekeken naar het effect van het drijvende teeltsysteem op microbiele besmetting. Deze onderzoekers vonden een hogere besmetting bij de winterteelt van sla tov herfstteelt en zomerteelt. Een verklaring hiervoor wordt niet door hen gegeven. Uit onderzoek van Rodriguez-Hidalgo et al (2010) blijkt de hoeveelheid vitamine C in sla met 10-20% af te nemen gedurende bewaring, wanneer deze sla is geteeld op een drijvend teeltsysteem. Het fenolen gehalte nam slechts beperkt af. Het gehalte chlorofyl bleef constant. Siomos et at (2001) concludeerden dat sla van grondloze teeltsystemen een lager drogestofgewicht, lager chlorofyl, lager Mg, Fe en MN gehalte en hogere zuurgraad, hoger nitraatgehalte, N, P en K gehalte had dan sla van grondteelt. Er werden geen verschillen waargenomen in pH, oplosbare suikers en Ca gehalte. Een geheel ander voordeel voor de kwaliteit van sla geteeld uit de grond betreft het ontbreken van gele bladeren aan de basis van de sla(krop). Gele bladeren komen wel voor bij in de grond geteelde sla (Mathias, 2008). Door het product te oogsten met wortel en al blijft het product langer vers, hetgeen ten gunste komt van de houdbaarheid.
34
3.2.2.2
Interviews met deskundigen binnen en buiten Wageningen UR
Ernst Woltering, hoogleraar bij de Leerstoelgroep Tuinbouwketens van Wageningen UR, heeft enige ervaring op dit onderwerp. In een proef met sla geteeld op water was de indruk dat de geoogste sla kroppen een erg goede houdbaarheid; er leek beduidend minder verwelking en veroudering op te treden dan bij kropsla van grondteelt. Opgemerkt moet worden dat het hier geen verlijkend onderzoek betreft. Een mogelijke verklaring is volgens Woltering dat de geoogste sla van het watersysteem minder stevig aanvoelt (wat flexibelere bladeren), waardoor de bladeren waarschijnlijk nauwelijks kunnen knakken door handling, hetgeen de houdbaarheid gunstig beinvloed. Buiten Wageningen UR is ook contact gezocht met ervaringsdeskundigen. Dit leidde tot gesprekken met mensen in Belgie. Marc Celis, sla specialist / hydroponic specialist Hollandia (dochteronderneming van RijkZwaan) gaf aan dat de houdbaarheid van op hydroponic geteelde systemen beter zou zijn. De exacte bron van deze conclusie kon hij niet aangeven. In België wordt alle sla met uitzondering van de traditionele kropsla als kluitsla verkocht door vrijwel alle (grote) supermarktketens. Van traditionele sla wordt in de supermarkt zo’n 70 % verkocht. Verkoopcijfers van kluitsla zijn in liggen op 95 -98 %. Door telers en supermakten is volgens Kurt Cornelisse, werkzaam bij Hortiplan NV en in het verleden bij Proefcentrum PCG in Kruishoutem, bij sla al veel onderzoek geweest in het naoogsttraject. Het betreft hier vooral vergelijkingen tussen “levende sla” (living lettuce oftewel sla met wortelkluit zoals die door vrijwel alle hydrotelers wordt vermarkt) en sla zonder wortelkluit. Deze vergelijking valt steeds positief uit voor de levende sla: de houdbaarheid van kluitsla is minimaal een week langer – en kan oplopen tot 2 à 3 weken. Er is voor de komende winter-voorjaar-zomer een onderzoek bij Sint Kathelijne Waver gepland voor kwaliteitsmeting van sla geteeld op water.
3.2.3
Prei
3.2.3.1
Resultaten uit literatuurstudie
Begin jaren 90 waren in België een aantal onderzoekers bezig met het ontwikkelen van een alternatief teeltsysteem voor prei op water in houders (De Rijck et al, 1993). Het lukte tijdens onderliggend onderzoek niet om de resultaten van de daaraan gerelateerde onderzoeken te verzamelen. Bij Wageningen UR is dit jaar een smaakbeoordeling van prei geteeld op water uitgevoerd. Uit deze beoordeling kwam dat de smaakverschillen tussen teelt op water en teelt uit de vollegrond erg klein waren. De meest hoge waardering werd gegeven aan een preimonster van prei geteeld op water, gevolgd door twee andere monsters van teelt op water (welke
35 overigens gelijk scoorden met prei afkomstig van AH). Het minst aangenaam in deze proef was een monster van prei geteeld op de vollegrond (WageningenUR, 2012).
3.2.3.2
Interviews met deskundigen binnen en buiten Wageningen UR
Dit leverde geen informatie op.
3.2.4
Aardbei
3.2.4.1
Resultaten uit literatuurstudie
Voor aardbei bijvoorbeeld haalt Gruda (2008) uit onderzoek van Paraskevopoulou-Paroussi & Paroussis (1995) en van Fernandez et al (2006) dat er geen significante verschillen zijn tussen teelt in de grond en teelt uit de grond. Caruso et al (2003) vond daarentegen wel verschillen tussen beide teeltwijzen voor wat betreft de kwaliteit van de aardbei. Uit hun onderzoek bleek dat in een aantal gevallen zowel de organische en minerale waarden/inhoudsstofen de hoogste waarde behielden bij het grondloze teeltsysteem, terwijl in andere gevallen dit juist gold voor de vruchten die waren geplukt bij de grondteelt. Caruso heeft ook gekeken naar de inhoud van de vruchten. Bij de grondteelt waren de gehaltes aan citroenzuur, appelzuur en barnsteenzuur het hoogste, terwijl het vrucht suikergehalte juist lager was dan bij de grondloze teelt (Caruso et al, 2003). Paraskevopoulou-Paroussi & Paroussis (1995) zag geen significante invloed van de teeltwijze (grondteelt of grondloze teelt) op de verschillende karakteristieken voor de vruchtkwaliteit van aardbei. Zo was bijvoorbeeld de Brix waarde (waaronder oplosbare suikers) niet significant verschillend. In een studie van (Voća, 2006) was de Brix waarde van aardbei geteeld uit de grond lager dan voor teelt in de grond. Dit geld ook voor de zuurgraad; deze was hoger voor teelt uit de grond dan voor teelt in de grond. Ook Fernandeze et al (2006) onderzocht de karakteristieken gerelateerd aan voedingswaarde geteeld in grondloze teelt. Bij zijn onderzoek was er geen aantoonbaar significant verschil in voedingskarakteristieken (zoals organische zuren, oplosbare suikers, mineralen en anionen) van aardbei tussen beide teeltsystemen,. Conclusie uit het literatuuronderzoek is dat het onduidelijk is of er verschillen zijn in voedingswaarde en hoeveelheid suiker van aardbeien geteeld in de grond en aardbeien geteeld uit de grond.
3.2.4.2
Interviews met deskundigen binnen en buiten Wageningen UR
Dit leverde geen informatie op.
3.3 -
Conclusies In een aantal onderzoeken (sla, aardbei) is de houdbaarheid van teelt op water vergeleken met teelt in de grond. Hieruit zijn geen eenduidige conclusies te trekken.
36 o
De houdbaarheid van geoogst product van drijvende teeltsystemen bleek soms korter dan bij teelt in de grond. Andere onderzoeken vinden juist een omgekeerd effect. Enkele onderzoeken toonden geen verschil in houdbaarheid aan.
-
De samenstelling van de voedingsoplossing in het systeem beinvloed vooral inhoudsstoffen, zoals vit C, antioxidanten, nitraatgehalte.
-
Het nitraatgehalte in sla kan beinvloed (gereduceerd) worden door (wijzigingen) in de samenstelling van de voedingsoplossing. Dit is positief voor het verbeteren van de voedselveiligheid.
-
Sla geteeld op drijvende teelsystemen kunnen worden geoogst met wortel. Van deze kluitsla blijft de krop langer vers en daarom is de houdbaarheid langer.
-
Door teelt op drijvende systemen ontstaan geen gele (onderste) bladeren aan de krop.
-
Het is uit eerder onderzoek onduidelijk of er verschillen zijn in voedingswaarde en hoeveelheid suiker van aardbeien geteeld in de grond en aardbeien geteeld uit de grond.
Aanbevelingen
3.4
Er blijken geen duidelijke en eenduidige conclusies te zijn over het effect van telen op waterige systemen voor de kwaliteit van het geoogst product door de keten heen. De aanbeveling wordt daarom gedaan om een vergelijkend onderzoek te doen naar het effect van telen op dit teeltsysteem op: -
Houdbaarheid
-
Inhoudsstoffen gehalte (o.a. nitraat, vitamine, antioxidanten...)
-
Smaak
Ook is het zinvol om te kijken op welke manier deze kwaliteitseffecten wellicht gunstig kunnen worden beinvloed door teeltmaatregelen.
37
38
Literatuur Bliss, W.R.D, 1997. Control of water borne pathogens in hydroponics using Nylate, Wageningen, International Society for Soilless Culture (ISOSC), Proceedings of the 9th International Congress on Soilless Culture. St. Helier, Jersey, Channel Islands, 12-19 April 1996.; 61-73. 13 ref., 1997 Caruso, G., Villari, G. & Impembo, M. 2003. Effect of Nutritive Solution K:N and Shading on the "Fruit" Quality of NFT-grown Strawnberry. Acta Hort. (ISHS) 614:727-734. Casati, S., Gioria-Martinoni, A. & Gaia, V., 2009. Commercial potting soils as an alternative infection source of legionella pneumohpilla and other gegionella species in Switserland, Clinical Microbiology & Infection, No. 15 (6), 571-575, 2009 Coosemans, J., 1995. Control of Algae in Hydroponic systems, Soil ans Substrate Infestation and Disinfestation, ISHS, Acta Horticulture, no. 382, 263-268, 1995 Costa, LD, N. Tomasi, S. Gottardi, F. Lacuzzo, G. Cortella, L. Manzocco, R. Pinton, T. Mimmo & S. Cesco, 2011. The Effect of Growth Medium Temperature on Corn Salad (Valerianella locusta (L.) Laterr) Baby Leaf Yield and Quality. HortiScience December 2011, vol. 46 no. 12, 1619-1625. Cramp, G.J., D. Harte, N.M. Douglas, F. Graham, M. Schousboe & K. Sykes, 2010. An outbreak of Pontiac fever due to Legionella longeachae serogroup 2 found in potting mix in a horticultural nursery in New Zealand, Epidemiology & Infection, no. 138 (1), 15-20, 2010 De Rijck, G., Schrevens, E. & De Proft, M., 1993. The cultivation of leek in hydroponics. Acta Horticulturae. International Symposium on 'New Cultivation Systems in Greenhouses'. San Margherita Di Pula, Cagliari, Italy, 1993 International Society for Horticultural Science EFSA (European Food Safety Authority), Review of the existing maximum residue levels (MRL’s) for dimethomorph according to Article 12 of Regulation (EC) no. 396/2005, EFSA Journal 2011, no. 9 (8), 2348, 2011 Fernandeze, M.A., D. Hernanz, G. Toscano, M.C. Hernandez, A. Peralbo, F. Flores & J. LopezMedina, 2006. Strawberry quality in soilless systems. Acta Hort. 708, 409-412.
39 Frezza, D., A. Leon, V. Logegaray, A. Chiesa, M. Desimone & L. Diaz, 2005. Soilless Culture Technology for High Quality Lettuce. Proc. IS on soilless cult. And Hydroponics. Acta Hort. 967, p. 43-48. Gestis-database, Gestis substance database, IFA (Institut für Arbeitsschutz der Deutschen Gesetzlichen Unfallversicherung) Gonella, M., F. Serio, G. Conversa & P. Santamaria, 2003. Yield and Quality of Lettuce Grown in Floating System Using Different Sowing Density and Plant Spatial Arrangements. Proceedings 6th IS on Protected Culture. ISHS 2003. Acta Hort 614, p. 687-692. Gruda, N., 2008. Do soilless culture systems have an influence on product quality of vegetables? Journal of Applied botany and Food Quality 82, p. 141-147, 2009. Hamilton, A.J., Stagnitti,F., Premier, R., Boland, A.M., Hale G., Quantitative Microbial Risk Assessment Models for Consumption of Raw Vegetables Irrigated with Reclaimed Water, Applied and Environmental Microbiology, Vol. 72, No. 5, 3284–3290, May 2006 Iacuzzo, F., S. Gottardi, N. Tomasi, E. Savoia, R. Tommasi, G, Cortella, R. Terzano, R. Pinton, L.D. Costa & S. Cesco, 2010. Corn salad (valerianella locusta (L.) Laterr) growth in a watersaving floating system as affected by iron and sulfate availability. Journal of the Science of Food and Agriculture. Volume 91, Issue 2, pages 344-54. October 2010. Johannessen, G.S., G.B. Bengtsson, B.T. Heier, S. Bredholt, Y. Wasteson &. L.M. Rørvik, 2005. Potential Uptake of Escherichia coli O157:H7 from Organic Manure into Crisphead Lettuce, Applied and Environmental Microbiology, Vol. 71, No. 5, 2221–2225, May 2005 Manzocco, L., M. Foschia, N. Tomasi, M. Maifreni, L.D. Costa, M. Marino, G. Cortella & S.Cesco, 2011. Influence of hydroponic and soil cultivation on quality and shelf life of readyto-eat lamb's lettuce (Valerianella locusta L. Laterr. Journal of the Science of Food and Agriculture. Volume 91, Issue 8, pages 1373–1380, June 2011. Mathia, M. 2008. NFT in Brazil. Practical Hydroponis & Greenhouses. November/December, 2008. P. 33-40. Nicola, S., G. Tibaldi, G. Pignata & E. Fontana, 2011. The Flotation Growing System for Baby Leafy Vegetables Can Assure Low Microbial Contamination at Harvest. ISHS International Conference on Quality Management of Fresh Cut Produce: Convenience Food for a Tasteful Life, 2011. Book of Abstracts, p. 70.
40
Paraskevopoulou-Paroussi, G. & E. Paroussis, 1995: Precocity, plant productivity and fruit quality of strawberry plants grown in soil and soilless culture. Acta Hort., 408, 109-117. Rodriguez-Hidalgo, S., F. Artes-Hernandez, P.A., Gomez, J.A. Fernandez & F. Aretes, 2010. Quality of fresh-cut baby spinach grown under a floating trays system as affected by nitrogen fertilisation and innovative packaging treatments. the Science of Food and Agriculture. Volume 90, Issue 6, pages 1089-97, April 2010. Schrijven, J.F., M. Colin, Y. Dullemont, W.A.M. Hijnen, A. Magic-Knezev, W. Oorthuizen, S.A. Rutjes & A.M. de Roda Husman, 2008. Verwijdering van micro-organismen door lanzame zandfiltratie, RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), RIVM rapport 330204001, 2008. Schwarz, D. & W. Gross, 2004. Algae affecting lettuce growth in hydroponic systems (abstract), Journal of horticultural science & biotechnology, vol. 79, no. 4, 554-559, 2004. Scuderi, D., F. Giuffrida & G. Noto, 2009. Effects of Salinity and Plant Density on Quality of Lettuce Grown in Floating System for Fresh-Cut. Acta Hort. 843, p. 219-226, ISHS, 2009. Siomos, A.S., Beis, G., Papadopoulou, P.P. & Barbayiannis, N. 2001. Quality and composition of lettuce (cv. ‘Plenty’) grown in Soil and Soilles Culture. Acta Hort. (ISHS) 548:445-450. Steele, M. & J. Odumeru, 2004. Irrigation Water as Source of Foodborne Pathogens on Fruit and Vegetables, Journal of Food Protection, Vol. 67, No. 12, 2839–2849, 2004 Slifko, T.R., H.W. Smith & J.B. Rose, 2000. Emerging parasite zoonoses associated with water and food, International Journal of Parasitology, No. 30, 2000 Solomon, E.B., H.J. Pang & K.R. Matthews, 2003. Persistence of Escherichia coli O157:H7 on Lettuce Plants following Spray Irrigation with Contaminated Water, Journal of Food Protection, Vol. 66, No. 12, 2198–2202, 2003 Tongaram D., E. Schrevens, G. de Rijck & M. de Proft, 1992. A comparative study between hydroponic and field cropping of leek. Proceedings of 'The 8th International Congress on Soilless Culture, Hunter's Rest, Rustenburg, South Africa'. pp. 417-436. 20 p. Voća, Sandra, Boris Duralija, Jasmina DruŽić, Martina Skendrović, Nadica Dobričevic & Čmelik, 2006. Influence of Cultivation Systems on Physical and Chemical Composition of
II - 2 Strawberry Fruits cv. Elsanta. Agriculturae Conspectus Scientifi cus, Vol. 71 (2006), No. 4 (171-174). WageningenUR, 2012. Smaakbeoordeling Prei, panel van superproevers. 7 augustus 2012. Xue, Q., Harrison, H.C., Effects of soil zinc, pH and cultivar on cadmium uptake in leaf lettuce (Lactuca sativa L. var. crispa), Communications in Soil Science and Plant Analysis, 22:9-10, 975-991, 1991 Zietz, B.P.H., H. Dunkelberg, J. Ebert & M. Narbe, 2006. Isolation and characterization of Legionella spp. And Pseudomonas spp. From greenhouse misting systems, Journal of Applied Microbiology, No. 100, 1239-1250, 2006
II - 3
Bijlage I. HACCP- analyse TDGU Voor elk van de nieuwe teeltsystemen van sla, prei en aardbei zijn de volgende stappen doorlopen:
Stap 1. Teelt- en systeembeschrijving Uitleg: Voor het te bestuderen teeltsysteem moet een teelt cq systeembeschrijving worden gemaakt. Handig voor de verdere stappen is om na deze een uitgebreide beschrijving een stapsgewijze procesbeschrijving te maken.
Opdracht: Maak een teelt en systeem beschrijving voor het teeltsysteem. Maak daarna een beschrijving van de verschillende proces stappen die plaatsvinden bij de teelt volgens dit teeltsysteem. Als deze beschrijving klaar is, noteer de stappen in kolom (A) van het lege formulier in Bijlage 1.
Stap 2. Gevareninventarisatie Uitleg: Het gaat er bij de gevareninventarisatie om dat er een complete inventarisatie van alle gevaren komt. Als voorbeeld voor een uitwerking van deze stap en de stappen 3 en 4 kan bijlage 2 staat in Bijlage 2 een uitgewerkte gevareninventarisatie voor prei in vollegrond.
Opdracht: Loop met behulp van de in stap 1 gemaakte beschrijvingen en/of een plattegrond van het bedrijf het hele proces van begin tot eind door. Inventariseer per processtap alle mogelijke gevaren. Noteer alle mogelijke gevaren, zonder direct vast te stellen hoe ernstig de gevaren zijn. Gebruik hiervoor het lege formulier in Bijlage 1, en vul hier kolom (B) in.
Stap 3. Risico inventarisatie
II - 4 Uitleg: Wanneer de inventarisatie compleet is, moeten de risico’s worden vastgesteld. De grootte van een risico hangt af van de kans dat een gevaar zich in het product voordoet (frequentie) en het effect van het gevaar voor de volksgezondheid indien het zich voordoet (ernst).
Stap 3a. Vaststellen van ernst van potentiele gevaren Opdracht: Geef per potentieel gevaar een inschatting van het gevaar voor de volksgezondheid indien het gevaar zich daadwerkelijk voordoet. Vul dit in in kolom C. Opmerking: Wanneer de ernst van het gevaar niet goed is in te schatten, dan bespreken Marcel/Carin dit op een later moment met deskundigen bij RIKILT. Stap 3b. Vaststellen van frequentie van optreden van potentiele gevaren Opdracht: Geef per potentieel gevaar een inschatting van de kans dat het gevaar zich voordoet. Vul dit in in kolom D.
Stap 4. Beoordelen van de risico’s Uitleg: Bij deze laatste stap worden de risico’s op voedselveiligheid ingeschat die optreden bij het onderzochte teeltsysteem. In onderstaand schema is weergegeven hoe de verzamelde risico’s moeten worden beoordeleeld. Met behulp van dit schema wordt kolom E van de tabel ingevuld. Frequentie Laag
Matig
Hoog
3
4
4
2 1
3 2
4 3
Ernst
1.1.1.1 Matig Klein
Groot
Toelichting: Bij cijfer 1 is het niet nodig preventieve maatregelen te treffen. Dit is meestal een puur theoretisch risico. Er zijn geen aanwijzingen dat het gevaar daadwerkelijk een probleem voor de gezondheid oplevert. Bij cijfer 2 is het niet nodig preventieve maatregelen te treffen, maar moet wel regelmatig gecontroleerd worden aangezien er wel aanwijzingen dat het gevaar een probleem voor de gezondheid kan zijn. Er zijn echter nauwelijks concrete voorvallen bekend. Bij cijfer 3 moeten maatregelen van algemene aard getroffen worden. We hebben hier te maken met een punt van aandacht (PVA). Hier zijn wel voorvallen bekend. Deze voorvallen komen met dusdanige regelmaat en/of ernst voor, dat er algemene maatregelen getroffen moeten worden om er voor te zorgen dat de gevaren beheerst kunnen worden (bijvoorbeeld een schoonmaakplan of een ongediertebestrijdingplan). Geef per potentieel gevaar een inschatting van het gevaar voor de volksgezondheid.
II - 5
Bijlage II. HACCP stappen Sla TDGU Stap 1. Teelt- en systeembeschrijving Het systeem van Cultivation Systems, zoals door de firma Pater/Broersen in 2011 is aangelegd, is een van de mogelijkheden om sla ‘uit de grond te telen’. De teelt wordt uitgevoerd in watervijvers op drijvende platen. Het basisprincipe van dit systeem is dat het gewas vanaf het planten met de voet boven de voedingsoplossing hangt. Door het laagje lucht (zuurstof) vindt goede wortelontwikkeling plaats. De afwezigheid van direct contact tussen de voedingsoplossing en perskluit voorkomt dat laatstgenoemde te nat wordt en de groei en ontwikkeling van de plant daaronder lijdt. A. Globale systeembeschrijving Voor de aanleg van een TdgU systeem wordt eerst de grond geëgaliseerd. Daarna worden de palen waarop de vijverrand geplaatst wordt, gepositioneerd. De vijvers worden verbonden met de meet- en regelapparatuur via pvc buizen. De vijvers bestaan uit prefab vijverranden waarin vijverfolie wordt aangebracht. Op het water drijven tempex platen met plastic inzetdelen waar de persplant in gehangen kan worden (zie foto 1). Er is een opduwwagen aanwezig van 8 meter lang en een moeder unit van 8 meter lang (zie foto 2). Deze opduwwagen is voorzien van een besturingssysteem en aandrijvingen. Verder is er in de schuur een waterunit geïnstalleerd met een meet- en regelsysteem (zie foto 3). Naast de teeltvijver is een extra bak water aanwezig (de afvoergoot of transportbak). Deze dient voor het transport van slaplanten. Het water stroomt van de teeltlocatie richting de schuur. De tempex platen met oogstklare slaplanten worden in de transportbak door het stromende water naar de schuur getransporteerd waar de oogst plaatsvindt (foto 4). Ter bescherming van het gewas tegen de wind en inwaaien van zand is een omheining aangelegd met windbreek gaas.
Foto 1: inzetdeel voor persplant
Foto 2: opduwwagen
II - 6
Foto 3: meet- en regelunit.
Foto 4: transport van de oogst
Samengevat zijn de volgende handelingen noodzakelijk voor de aanleg van een vijver:
Egaliseren en draineren van de grond;
Aanleggen teeltvijver;
Aanleggen drijfsysteem;
Aanleggen recirculatiesysteem en watervoorziening;
Aanleggen meet- en regelunits en elektra;
Aanleggen omheining.
Basisgegevens teelt In het praktijkscenario wordt vanaf begin april tot oktober continue geplant. De eerste oogst vindt plaats gemiddeld 30-35 dagen na eerste planting, daarna wordt er continue geoogst. In principe zijn er 180 oogstdagen in de teeltperiode. Per seizoen zijn er in dit scenario 210-215 dagen, dat er planten op de vijver staan. Voor elke oogstdag worden er 4000 planten opgezet. Per hectare worden zo 720000 plantjes gezet in 1 seizoen. De uitval wordt geschat op 5%, dus in totaal blijven er 684.000 stuks over voor de verkoop. B. De afzonderlijke teelthandelingen Voorbereiding teelt Vooraf aan het planten worden de drains gereinigd met schoon water (bij nieuwe installatie) . Bij hergebruik zal alle aanslag met potentiële ziekteverwekkers verwijderd, danwel gedood moeten worden. Volgens experts is schoonmaken en daarna ‘stoom doorjagen’ de enige effectieve oplossing de gebruikte materialen moeten stomen kunnen verdragen. De vijver moet gevuld zijn met schoon water voorzien van de juiste hoeveelheid voedingsoplossing. Onderzocht wordt momenteel of elk jaar het water ververst moet worden, dan wel dezelfde oplossing meerdere jaren gebruikt kan worden al dan niet met filtering. Daarna wordt de pomp aangezet om het water te recirculeren, en de meet- en stuurapparatuur cq de beregeningsboom ingesteld. Opplanten Jonge sla plantjes worden als 4 cm perspot-plantjes gekocht bij opkweekbedrijven. Er zijn daarbij basis kwaliteitseisen voor gebruik van potgrond. De plantjes worden in de huidige werkwijze nog met de hand in de drijvers gezet, maar er wordt gewerkt aan automatisering van dit proces.
II - 7
Wortelvorming Wijderzetten Allereerst gaan de planten in een drijver waarbij de planten dicht bij elkaar staan. Nadat de wortelontwikkeling voldoende is, worden de planten eenmalig handmatig verplant in de finale drijver met finale plantafstand (wijderzetten). Ook de voorkweekvijver zal schoongemaakt moeten worden op aanslag, organisch afval en potentiële ziektekiemen. Interne logistiek De planten worden aan een kant van de vijver op de platen gezet. De platen worden gedurende de groeiperiode stelselmatig naar de ander kant van de vijver gedreven. De volgroeide kroppen worden aan het eind van de vijver uit het water in de afvoergoot gelift. Hierin zit schoon water. De planten met inmiddels oogstbaar gewas worden door deze afvoergoot opgedreven naar de schuur. Daar worden de kroppen geoogst en geschoond. Gewasbescherming Gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast als het nodig is. Tot nu toe worden alleen valse meeldauw en rupsen bestreden. Onkruidbestrijding is niet nodig, er groeit geen onkruid. Algenbestrijding is waarschijnlijk ook niet nodig, omdat het water is afgedekt door de drijvers. Mogelijk kan preventief een kleine hoeveelheid waterstofperoxide aan het water worden toegevoegd. Risico’s op lekken van gwb-apparatuur is niet bekend, omdat voorlopig nog niet duidelijk is of toevoeging überhaupt nodig is. Water/mestgift en waterkwaliteit Kort na het opzetten van het plantmateriaal krijgen de planten bovenlangs (nog ongebruikt) water. De watergift wordt gestopt zodra de planten wortels door de ruimte onder de perskluit in de voedingsoplossing hebben gevormd ( Bron: Rapportage bladgewassen, Teelt de grond, 2009). Afhankelijk van de metingen wordt de voedingsoplossing aangepast (bemesting), de watergeefstrategie aangepast, wel of niet extra belucht, et cetera. Er is een recirculatiesysteem. Tot op heden wordt het water in dit recirculatiewater niet ontsmet of gefilterd. Het water blijft meerdere teelten in de vijvers, alleen wanneer de waterkwaliteit niet optimaal is door ophoping van nutriënten of aanwezigheid van ziekten zal het geloosd worden. Hiertoe worden elke 2-4 weken gemonsterd voor nutrienten, op ziekten worden het gietwater pas bemonsterd en geanalyseerd als er ziekten geconstateerd worden (omdat dat gericht geanalyseerd kan worden). Het water wordt voor lozing/spui (nog) niet gezuiverd. Er wordt bemest met vloeibare kunstmest. De opslag en het watergeefsysteem (bemestingsunit)zijn gescheiden van de productie (vijvers) en verpakkingsruimte door muren en afstand. Oogsten, schonen en verpakken Op dit moment gebeurt de oogst handmatig, maar dit zal in de nabije toekomst gemechaniseerd worden. De kroppen worden al dan niet met perspot, (afhankelijk van de wens van de afnemer) in plastic gehuld, in dozen verpakt, en gekoeld in afwachting van transport naar de afnemer.
II - 8 Daarbij geldt dat de kans op rot in de kroppen beperkter is omdat het gewas met wortel nog in leven blijft. Ten aanzien van de releaseperiode na gwb geld dat deze – net als in teelt in de grond – ook nu in acht wordt genomen bij de oogst. Idem voor de maatregelen voor bedrijfshygiene, deze vallen onder de standaard bedrijfshygiëne, net als bij teelten in de grond.. Figuur 1 geeft een schematisch dwarsgezicht van het teeltsysteem. Figuur 2 geeft een overzicht van de logistiek tijdens de teelt.
drijver
plant
plant
plant
plant
houder
houder
houder
houder
met
met
met
met
perskluit drijver
perskluit drijver
perskluit drijver
perskluit drijver
lucht
lucht
lucht
lucht
Figuur 1. Schematische weergave van het teeltsysteem
oogst in schuur
Afvoergoot Volgroeide kroppen
Vijver 1
Oogst-
klare
kroppen
Vijver 2
Vijver 3
Vijver 4
richting
v.d.
Vijver 5
Vijver 6
w (dichtst bij i
schuur)
n d s c h e r m Opdrijf-
platen
tijdens
de
groeiperio de
II - 9 Opzetkant van de jonge planten Figuur 2. Situatie schets van vijver voor teelt van bladgewassen (Praktijkbedrijf Firma Pater/Broersen)
C. Uiteindelijk gebruik van eindproduct De eindbestemming van geoogste sla is zowel vers als gesneden.
Stap 2. Gevarenanalyse / Stap 3 Risico-inventarisatie De meeste van de hieronder opgenomen gevaren (kolom B) zijn niet specifiek voor sla tdgu maar gelden ook voor sla vollegrondsteelt en andere teeltgewassen. Het beoordelen van de ernst van het potentiele gevaar en de kans op optreden van het potentiele gevaar (stap 3, kolom C en D) is alleen gedaan voor de gevaren die specifiek zijn voor het TDGU teeltsysteem van sla.
(A)
(B)
(C)
(D)
Proces
Potentieel gevaar
Ernst
Frequ Risic entie
(E)
oCateg orie
Algemeen
..
Eindproduc t Gebouw
Vervuiling met vergiftigd of ongewilde materialen in opslag (M,C,F) Glas in product door kapotte verlichting (glasschade), opslag en/of verwerkingsruimtes (C,F) Kapotte thermometer/meetapparatu ur (F) Besmetting door condensatie plafond opslag (M) Aanwezigheid van
..
Opmerking
II - 10 plaagdieren in bedrijfsruimtes (M,F) Aanwezigheid van huisdieren in bedrijfsruimtes (M,F) Gebruik van trekkers en heftruck (diesel) in bedrijfsruimtes (C,F) Thermometers die kwik bevatten worden gebruikt (C,F) Slecht schoongemaakte bedrijfsruimtes (M,C,F) (Voedsel)afval/restproduct is aanwezig in bedrijfsruimtes (M,F) Geen aparte verkleedruimte of kantine aanwezig. Onafgeschermde lampen waardoor glas bij breuk op product komt Water- en
Water(filter) bevat
teeltsystee
microbiologische
m
besmetting (E.coli,
Groot Laag
3
Groot Laag
3
Groot Laag
3
Groot Laag
3
salmonella, Listeria) (M) Water(filter) bevat parasieten (cyclospora, Giardia, etc.) (M) Water(filter) bevat virussen (Calicivirus, Hepatitus A, Rotovirus, etc.) (M) Hoge nitraat concentratie in water (nitraatgehalte in vnl. bladgewassen) (C) Zware metalen in water (C)
Matig Matig 3
Bestrijdingsmiddelen in
Matig Matig 3
water (C) Stoomreiniging (van drainleidingen/drijvers) is onvolledig uitgevoerd,
Klein
Matig 2
II - 11 waardoor nog aanwezige bacterien en schimmels (M) Besmetting door slecht
Klein
Laag
1
Besmetting doordat geoogst Klein
Laag
1
Klein
Laag
1
Algen bestrijding
Klein
Laag
1
Vogeluitwerpselen (M)
Matig Matig 3
Legionella in
Groot Matig 4
schoonmaken van machines (M,C,F) product beschadigd raakt door slecht onderhoud van de machine(s) (M) Lekken van olie of vet op product (C)
irrigatiesysteem (M) Materialen
Vies fust voor product (M, C, F) Gebruik van fust voor andere zaken dan het eindproduct (levensmiddel) (M,C,F) Verlies van hulpmiddelen in eindproduct/gewas / geen registratie van bedrijfsmiddelen, zoals messen of andere hulpmiddelen (C,F)
Medewerk
Slechte hygiene bij
ers
medewerkers (denk aan haar, etensresten, vieze kleding) (M,C,F) Overdracht van besmettelijke ziekten door personeel (M) Infectie of besmetting door wonden op handen e.a. (M) Medewerkers dragen geen beschermende kleding (haarnetjes, schorten, handschoenen) (M, F, C) Verlies van haren, pleisters,
II - 12 etc. (F) Er wordt gegeten en gedronken in bedrijfsruimtes (M) Medewerkers volgen de hygiene-eisen niet op (M,C,F) Proces (een deel vande hieronder genoemde gevaren is hierboven al opgenomen) Teeltplanni ng Teeltopstar Materialen (stellingen, t
Klein
Laag
1
Matig Laag
2
drainleiding, houders, pvcpijpjes, etc.), die in contact komen met product, zijn onvoldoende schoon (M,C) Besmet water in vijvers bij opstart teelt (M,C) Zaadcoating (C)
Matig Matig 3
water in de vijver wordt tot nu toe niet ververst of gefilterd. Daardoor reele kans dat middelen zich ophopen in het water. Voor sla blijft de gehele kluit (incl. middel) in het systeem aanwezig tot aan de oogst. Daarnaast wordt sla niet nagespoeld of verwerkt. Sla neemt stoffen (zelfs e.coli) in de plant op en wordt vooral rauw gegeten (niet gekookt).
Bemesting
Te hoge bemesting, hoog
Matig Laag
2
Matig Laag
2
nitraatgehalte in watersysteem (C) Meststoffen uit opslag komen in contact met de (geoogste) producten (M,C)
II - 13 Gewasbesc Residue op product, MRL herming
Matig Laag
2
overschrijding (C)
Op basis van eerste teeltervaringen lijkt inzet gewasbeschermingsmid delen niet tot nauwelijks nodig. Maar in geval van een toepassing geldt dat water in de vijver wordt tot nu toe niet ververst of gefilterd. Daarom kans dat middelen zich ophopen in het water. Sla neemt stoffen in de plant op en wordt vooral rauw gegeten (niet gekookt).
Veiligheidstermijnen worden Matig Laag
2
Nvt
niet opgevolgd (C) Gebruik van middelen die
Groot Laag
3
Groot Laag
3
Nvt
Groot Laag
3
Hiaat in
niet zijn toegestaan (C) Gewasbeschermingsmiddele n uit opslag komen in contact met de producten (C) Niet opvolgen gebruiksvoorschrift
wetgeving/gebruiksvoor
GBmiddel (C)
schrift
Lekken van
Groot Matig 4
gewasbeschermingsapparat
zit tank)
uur Oogst
Hygiene-eisen worden niet opgevolgd (M,C,F) Product wordt niet
Matig Laag
2
Matig Laag
2
nagespoeld na oogst (M,C) Ruwe behandeling product/beschadiging product (M) Verpakkingsmateriaal is vies (M,C,F)
(beoordeling van waar
II - 14 Besmetting geoogst product door o.a. vogelpoep (M,C,F) Afzet met kluit, niet
Matig Laag
2
nagespoeld na oogst Afvoergoot is niet schoon
Matig Matig 3
(M,C) Intern
Hygiene-eisen worden niet
transport
opgevolgd (M,C,F)
Afzet
Vies inpakmateriaal, hygiëne
klaarmaken eisen inpakkers, met name vuile handen, vuil gereedschap. Opslag
Opslag ruimte is slecht schoongemaakt (M,C) Lampenkappen ontbreken/gebroken TL (C,F)
Keten (deze worden vooralsnog buiten beschouwing gelaten. De projectopdracht richt
zich op de teelt van sla, niet op de volledige keten ) Transport
Hygiene-eisen worden niet opgevolgd (M,C,F) Kapotte thermometer/meetapparatu ur (F)
Overslag
Tijdens overslag wordt er onvoldoende hygienisch gewerkt (M,C,F) Vervuiling met vergiftigd of ongewilde materialen in overslag (M,C,F) Glas in product door kapotte verlichting (glasschade), opslag en/of verwerkingsruimtes (C,F) Kapotte thermometer/meetapparatu ur (F)
(C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging
II - 15
II - 1
Bijlage III. HACCP stappen Prei TDGU Stap 1. Teelt- en systeembeschrijving Voor de teelt van prei uit de grond zijn op moment van onderzoek, april 2012, alleen nog maar teelten op proefschaal gedaan en niet op praktijkschaal. In de zomer 2012 wordt een eerste teelt in vijvers op (semi) praktijkschaal ontworpen en aangelegd bij een teler in Zeeland. Als alles qua ontwerp en aanleg zeer vlot gaat, wordt naar verwachting de eerste teelt in najaar of winter 2012/2013 uitgevoerd. Naar verwachting verschilt de opzet en logistiek voor de prei teelt-de-grond-uit in grote lijnen niet veel verschillen van het teelstsysteem voor sla tdgu. Vijvers met afvoergoten zijn voor prei tdgu ook nodig alsmede een pompinstallatie voor aanvoer en circulatie van het water en een bemestings- en doseerunit, enz. Er zal ook uitgegaan worden van continu teelt met een vast schema van planten en oogsten om continu te kunnen leveren. Verschillen t.o.v. het teeltsysteem sla tdgu zullen optreden in: h)
de soort houder (buisjes o.i.d. in plaats van houders voor perspotten),
i)
de teeltwijze waarbij de wortels bij preiplanten in het water mogen hangen,
j)
het soort plantmateriaal (tot nu toe losse planten in plaats van perspotplanten zoals bij sla),
k)
de teeltperiode, omdat ook winterteelt mogelijk zal zijn (dus jaarrond gebruik van de vijver),
l)
het aantal teelten, waarbij ca 4 keer /jaar dezelfde teeltplek in een continuteelt gebruikt kan worden,
m) het ontbreken van een voorteelt en later wijder zetten omdat dit waarschijnlijk niet nodig is. Zo een systeem levert bij dit opgaande gewas weinig voordeel op. n)
sturing van plantdikte en lengte wit. Deze zullen gestuurd worden via drijvers met een verschillend aantal plantgaten en buizen/houders met verschillende lengten.
Deze eerste teeltbeschrijving van prei tdgu gaat dus uit van de gelijke teeltwijze en logistiek als bij sla tdgu met in acht neming van de bovengenoemde verschillen. A. Globale systeembeschrijving De beschrijving gaat specifiek uit van teelt in watervijvers op drijvende platen, gelijk het systeem van Cultivation Systems dat in 2011 bij de firma Pater/Broersen is aangelegd. Voor de aanleg van een tdgu systeem zal eerst de grond geëgaliseerd worden. Daarna worden de palen waarop de vijverrand geplaatst wordt, gepositioneerd. De vijvers worden verbonden met de meet- en regelapparatuur via pvc buizen. De vijvers bestaan uit prefab vijverranden waarin vijverfolie wordt aangebracht. Op het water drijven tempex platen met plantgaten (systeem Nies) of buizen van op diverse afstanden en verschillende lengten. In de plantgaten of buizen worden planten gezet (zie foto 1a en 1b). Er zal een opduwwagen aanwezig en een moeder unit zoals bij de sla tdgu (zie foto 2). Deze opduwwagen is voorzien van een besturingssysteem en aandrijvingen. Verder zal er in de
II - 2 schuur een waterunit geïnstalleerd worden met een meet- en regelsysteem (zie foto 3). Naast de teeltvijver is een extra bak water aanwezig (de afvoergoot of transportbak). Deze dient voor het transport van volgroeide prei gelijk als bij de sla tdgu. Het water stroomt van de teeltlocatie richting de schuur. De tempex platen met oogstklare prei worden in de transportbak door het stromende water naar de schuur getransporteerd waar de oogst zal plaatsvinden (foto 4). Ter bescherming van het gewas tegen de wind en inwaaien van zand is een omheining aangelegd met windbreek gaas.
Foto 1: drijver ‘systeem Nies’ (l.) en drijver met buizen(r.) Foto 2: voorbeeld van opduwwagen
Foto 3: meet- en regelunit.
Foto 4: voorbeeld van transport van de
sla-oogst
Samengevat zijn de volgende handelingen noodzakelijk voor de aanleg van een vijver:
Egaliseren en draineren van de grond;
Aanleggen teeltvijver;
Aanleggen drijfsysteem;
Aanleggen recirculatiesysteem en watervoorziening;
Aanleggen meet- en regelunits en elektra;
Basisgegevens teelt Uit proeven op Vredepeel blijkt dat van voorjaar tot herfst 4 achtereenvolgende teelten prei op water mogelijk zijn, met respectievelijk 70, 45, 45 en 80 groeidagen per teelt. Dit is bij een plantdichtheid
II - 3 70-80 planten/m2 , een oogstgewicht 150-200 g/plant en diameter ca. 2,5 cm. Daarmee wordt een opbrengst mogelijk van circa 300 ton/ha, afhankelijk van ras, weer en plantdichtheid. In het praktijk zal gestreefd worden naar continue proces van bijvoorbeeld wekelijks oogsten, zodat elke marktdag oogstbaar product geleverd kan worden. Daarvoor moet met wisselende tussenpozen continue worden geplant. In hoeverre en met welke tussenpozen dat in Zeeland ook in het winterseizoen kan gebeuren moet nog nader onderzocht worden. Wellicht kan er jaarrond geoogst worden, met name in de wintermaanden in Zeeland, waar de kans op vorstschade geringer is. De winter van 2012 heeft bewezen dat het water in de vijver niet snel bevriest als deze afgedekt is met platen. Aan de hand van straling en gemiddelde temperatuur dient een strak plantschema opgesteld te worden om continu de gewenste hoeveelheden te kunnen oogsten. Daarbij zijn 2 knelpunten die nader onderzoek vragen a) welke najaarsplantingen krijgen in het voorjaar schot, waardoor de prei onverkoopbaar wordt ? b) Hoe groot mogen de temperatuursverschillen zijn in de vijver rond de wortels versus boven de platen bij de plant, om een goede groei te krijgen, zonder dat het kromme prei oplevert? B.
De afzonderlijke teelthandelingen
Voorbereiding teelt Vooraf aan het planten worden pijpen en drains schoongemaakt. Bij een nieuw geïnstalleerde installatie zal dat zijn met schoon water, bij langer gebruik zullen alle voor prei potentiële ziekteverwekkers verwijderd, dan wel gedood moeten worden. Volgens Peter van Weel is schoonmaken en daarna ‘stoom doorjagen’ de enige effectieve oplossing De gebruikte materialen moeten daarom stoom kunnen verdragen. De vijver wordt bij aanvang van de teelt gevuld met schoon/vers kraan of bronwater en voorzien van de juiste hoeveelheid voedingsoplossing. Onderzocht wordt momenteel (bij sla) of elk jaar het water ververst moet worden, dan wel dezelfde oplossing meerdere jaren gebruikt kan worden al dan niet met filtering. Daarna wordt bij start de pomp aangezet om het water te recirculeren en de meet- en stuurapparatuur cq de beregeningsboom ingesteld. Opplanten Jonge prei plantjes worden als losse plantjes gekocht bij opkweekbedrijven. Er zijn basis keurings- en kwaliteitseisen voor plantmateriaal. De plantjes worden in de huidige werkwijze nog met de hand in de buisjes of de drijvers gezet, maar in de toekomst kan dit proces geautomatiseerd worden. Interne logistiek De planten worden aan een kant van de vijver op de platen gezet. De platen worden gedurende de groeiperiode stelselmatig naar de ander kant van de vijver gedreven. De volgroeide prei wordt aan het eind van de vijver uit het water in de afvoergoot gelift. Het oogstbaar gewas worden door de afvoergoot opgedreven naar de schuur. Daar worden de prei geoogst en geschoond. Daarna worden de houders of platen met gaten geschoond en opnieuw worden jonge preiplanten opgezet. Gewasbescherming Gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast als het nodig is. Tot nu toe is in prei beperkt trips opgetreden. Onkruidbestrijding is niet nodig, er groeit geen onkruid. Algenbestrijding is
II - 4 waarschijnlijk ook niet nodig, omdat het water is afgedekt door de drijvers. Mogelijk kan preventief een kleine hoeveelheid waterstofperoxide aan het water worden toegevoegd. Water/mestgift en waterkwaliteit Afhankelijk van de metingen wordt de voedingsoplossing aangepast (bemesting), de watergeef strategie aangepast, wel of niet extra belucht, et cetera. Er is een recirculatiesysteem. Daarbij wordt het water tot nu toe niet ontsmet/gefilterd. Het water blijft meerdere teelten in de vijvers. Alleen wanneer de waterkwaliteit niet optimaal is door ophoping van nutriënten of aanwezigheid van ziekten zal het geloosd worden. Er wordt niet routinematige op ziekteveroorzakers geanalyseerd. Alleen bij ziekten zal er gericht analyse naar veroorzakers uitgevoerd worden. Voor de nutriëntenbehoefte wordt de EC via de computer vastgelegd. Daarnaast wordt elke 2-4 weken het water op nutriënten geanalyseerd. Het water wordt voor lozing (nog) niet gezuiverd. De prei wordt bemest met vloeibare kunstmest. De bemestingsunit en de oogst- en verpakkingsruimte zijn gescheiden van elkaar door muren. De productievijvers staan op 40-50 m. afstand van de oogstruimte en de bemestingsunit. Oogsten, schonen en verpakken In het begin zal de oogst handmatig gebeuren, maar kan in de nabije toekomst (deels) gemechaniseerd worden. Met name het snijden van wortels en overbodig loof leent zicht het eerst voor mechanisatie. Ook sorteren leent zich voor automatisering, vooral als al een uniformer product kan worden geoogst van tdgu. De prei wordt, (afhankelijk van de wens van de afnemer) in poolfust of dozen verpakt en gekoeld in afwachting van transport naar de afnemer. Op het bedrijf worden dezelfde standaard kwaliteits- en hygiëne maatregelen in vereist als bij teelt in de grond. Anders mag er niet eens geleverd worden.
oogst in schuur
Afvoergoot Volgroeide prei
Vijver 1
Oogst-
klare
Vijver 2
Vijver 3
richting
v.d.
prei Vijver 4
Vijver 5
Vijver 6
w (dichtst bij i
schuur)
n d s c h e r m Opdrijf-
tijdens
de
groeiperio
II - 5 platen
de
Opzetkant van de jonge planten Figuur 2. Voorbeeld Situatie schets van vijver voor teelt van prei
A. Uiteindelijk gebruik van eindproduct Het eindgebruik van de googste prei is zowel vers als verwerkt. De prei wordt eerst ‘klaar gemaakt’ op het bedrijf. Dit houdt in dat de prei wordt gespoeld en dat de wortels en bladtoppen worden afgesneden. Hierna is de prei klaar voor de bestemming. De uiteindelijke bestemming is in twee markten te beschrijven. De eerste markt is de versmarkt. De prei wordt zonder bewerking in z’n geheel verkocht aan consumenten, via supermarkt of groenteboer. De tweede markt is de verwerkingsmarkt: de groentesnijderijen die een eind- of deelproduct leveren. Hierbij kan worden gedacht aan gesneden groentepakketten in de supermarkt. De gesneden groente kan tevens weer verder verwerkt worden tot bijvoorbeeld groentesoep, kant-en-klaar of als mix.
Stap 2. Gevarenanalyse / Stap 3 Risico-inventarisatie De meeste van de hieronder opgenomen gevaren (kolom B) zijn niet specifiek voor prei tdgu maar gelden ook voor prei vollegrondsteelt en andere teeltgewassen. Het beoordelen van de ernst van het potentiele gevaar en de kans op optreden van het potentiele gevaar (stap 3, kolom C en D) is alleen gedaan voor de gevaren die specifiek zijn voor het TDGU teeltsysteem van prei.
(A)
(B)
(C)
(D)
(E)
Proces
Potentieel gevaar
Ernst
Freq
Risico-
uenti Catego
Opmerking
II - 6
e
rie
Groot
Laag
3
Groot
Laag
3
Groot
Laag
3
Algemeen Eindprodu ct Gebouw
Vervuiling met vergiftigd of ongewilde materialen in opslag (M,C,F) Glas in product door kapotte verlichting (glasschade), opslag en/of verwerkingsruimtes (C,F) Kapotte thermometer/meetapparatuur (F) Besmetting door condensatie plafond opslag (M) Aanwezigheid van plaagdieren in bedrijfsruimtes (M,F) Aanwezigheid van huisdieren in bedrijfsruimtes (M,F) Gebruik van trekkers en heftruck (diesel) in bedrijfsruimtes (C,F) Thermometers die kwik bevatten worden gebruikt (C,F) Slecht schoongemaakte bedrijfsruimtes (M,C,F) (Voedsel)afval/restproduct is aanwezig in bedrijfsruimtes (M,F) Geen aparte verkleedruimte of kantine aanwezig Onafgeschermde lampen waardoor glas bij breuk op product komt
Water- en
Water(filter) bevat
teeltsystee
microbiologische besmetting
m
(E.coli, salmonella, Listeria) (M) Water(filter) bevat parasieten (cyclospora, Giardia, etc.) (M) Water(filter) bevat virussen (Calicivirus, Hepatitus A, Rotovirus, etc.) (M)
II - 7 Hoge nitraat concentratie in
Groot
Laag
3
Matig
Mati
3
water (nitraatgehalte in vnl. bladgewassen) (C) Zware metalen in water (C)
g Bestrijdingsmiddelen in water (C) Matig
Mati
3
g Stoomreiniging (van
Klein
drainleidingen/drijvers) is
Mati
2
g
onvolledig uitgevoerd, waardoor nog aanwezige bacterien en schimmels (M) Besmetting door slecht
Klein
Laag
1
Klein
Laag
1
Klein
Laag
1
schoonmaken van machines (M,C,F) Besmetting doordat geoogst product beschadigd raakt door slecht onderhoud van de machine(s) (M) Lekken van olie of vet op product (C) Lekken van koelsysteem op product (C) Materialen
Vies fust voor product (M, C, F) Gebruik van fust voor andere zaken dan het eindproduct (levensmiddel) (M,C,F) Verlies van hulpmiddelen in eindproduct/gewas / geen registratie van bedrijfsmiddelen, zoals messen of andere hulpmiddelen (C,F)
Medewerk
Slechte hygiene bij medewerkers
ers
(denk aan haar, etensresten, vieze kleding) (M,C,F) Overdracht van besmettelijke ziekten door personeel (M) Infectie of besmetting door wonden op handen e.a. (M) Verlies van haren, pleisters, etc.
II - 8 (F) Er wordt gegeten en gedronken in bedrijfsruimtes (M) Medewerkers volgen de hygiene-eisen niet op (M,C,F) Proces (een deel vande hieronder genoemde gevaren is hierboven al
opgenomen) Teeltplanni ng Teeltopstar Materialen (stellingen, t
Klein
Laag
1
Matig
Laag
2
Grond van planten (M,C)
Klein
Laag
1
Zaadcoating (C)
Matig
Laag
2
drainleiding, houders, pvcpijpjes, etc.), die in contact komen met product, zijn onvoldoende schoon (M,C) Besmet water in vijvers bij opstart teelt (M,C) coating op veld achter waar zaad tot plantmateriaal wordt opgekweekt
Bemesting
Te hoge bemesting, hoog
Matig
Laag
2
Matig
Laag
2
Matig
Laag
2
Veiligheidstermijnen worden niet Matig
Laag
2
Groot
Laag
3
Gewasbeschermingsmiddelen uit Groot
Laag
3
Groot
Laag
3
Groot
Laag
3
nitraatgehalte in watersysteem (C) Meststoffen uit opslag komen incontact met de (geoogste) producten (M,C) Gewasbesc Residue op product, MRL herming
overschrijding (C) opgevolgd (C) Gebruik van middelen die niet zijn toegestaan (C) opslag komen in contact met de producten (C) Niet opvolgen gebruiksvoorschrift GBmiddel (C) Lekken van gewasbeschermingsapparatuur
II - 9 Middel ongelijk op gewas
Midde Laag
gespoten (handmatig spuiten)
l
2
(C) Oogst
Hygiene-eisen worden niet opgevolgd (M,C,F) Ruwe behandeling
Matig
Laag
2
Matig
Laag
2
Matig
Laag
2
product/beschadiging product (M,C) Besmetting geoogst product door o.a. vogelpoep (M,C,F) Intern
Hygiene-eisen worden niet
transport
opgevolgd (M,C,F)
Afzet
Product wordt niet nagespoeld
klaarmake
met water van drinkkwaliteit (M,
n
C). Vies fust, geen schone messen en geen schone handen/ handschoenen, (hygiene eisen inpakkers) Verpakkingsmateriaal is vies (M, C, F) Medewerkers dragen geen beschermende kleding (haarnetjes, schorten, handschoenen) (M, F, C) Messen blijven in product achter (F)
Opslag
Opslag ruimte is slecht schoongemaakt (M,C) Lampenkappen ontbreken/gebroken TL (C,F)
Keten (deze worden vooralsnog buiten beschouwing gelaten. De
projectopdracht richt zich op de teelt van sla, niet op de volledige keten) Transport
Hygiene-eisen worden niet opgevolgd (M,C,F) Kapotte thermometer/meetapparatuur (F)
Overslag
Tijdens overslag wordt er
II - 10 onvoldoende hygienisch gewerkt (M,C,F) Vervuiling met vergiftigd of ongewilde materialen in overslag (M,C,F) Glas in product door kapotte verlichting (glasschade), opslag en/of verwerkingsruimtes (C,F) Kapotte thermometer/meetapparatuur (F)
IV - 1
Bijlage IV. HACCP stappen Aardbei TDGU Stap 1. Teelt- en systeembeschrijving De teelt van aardbei is zeer divers. Er zijn veel teeltsystemen variërend van de traditionele normaalteelt, de gekoelde teelt, teelt op verhoogde bedden en geheel uit de grond de teelt op stellingen. Aardbei is een gewas waarbij slechts een klein gedeelte van de nutriënten via de oogst wordt afgevoerd. Door de aanvoer van meststoffen en de geringe afvoer is er sprake van een groot nutriëntenoverschot. Bovendien vindt de teelt veelal plaats op een gemakkelijk water doorlatende grond. Hierdoor zijn de uitspoelingsrisico’s groot. De risico’s worden nog versterkt door de frequente beregening tijdens de teelt. De EU heeft een richtlijn opgesteld waarin staat dat in het grondwater maximaal 50 mg/l nitraat aanwezig mag zijn. Daarnaast is de verwachting dat in Nederland binnenkort het Besluit Landbouw van kracht wordt waarin staat dat in de land- en tuinbouw drainwater moet worden opgevangen en hergebruikt. Redenen om te zoeken naar systemen met een minimale uitspoeling van nutriënten. In de praktijk liggen verschillenden systemen waarbij aardbeien op stellingen geteeld worden. Bij de meeste systemen wordt het drainwater niet opgevangen. Het valt op het gras wat onder de goot groeit. Een deel van de meegegeven meststoffen zal uitspoelen naar het grondwater. Uit een enquête van 2011 komt naar voren dat op 14% van het areaal stellingenteelt, het water hergebruikt. Voor het project ‘Teelt de grond uit - Aardbeien op stellingen’, op PPO Vredepeel, is gebruik gemaakt van bestaande stellingenteelt aardbei die geschikt zijn voor recirculatie. A 1. Globale systeembeschrijving
Voor Teelt de grond uit aardbeien op stellingen, op PPO Vredepeel, is gebruik gemaakt van bestaande stellingenteelt aardbei die geschikt zijn voor recirculatie. Op een vlak perceel worden palen (meestal tweedehands verwarmingsbuizen afkomstig uit kassen) machinaal en lasergestuurd op de juiste afstand en diepte geplaatst. In deze palen wordt een beugel geklemd, waarin een teeltgoot past. De beugel is ook voorzien van plooien en knikken voor een goede gewas- en tros ondersteuning. De beugel wordt ook gebruikt om er plastic over te spanne. De goot bevindt zich op ongeveer 1.5 m hoogte boven de grond zodat een mooie plukhoogte ontstaat. In de praktijk zijn deze goten, bij recirculatie systemen, niet langer dan 20 – 30 m omdat er anders problemen kunnen ontstaan met het zuurstofgehalte van het water. Doordat de goot op een afschot van 2% ligt loopt het water naar het zandfilter. Het systeem is aangesloten op een regelkast. Per gemeente en bestemmingsplan zijn grote verschillen in of en welke stellingen er gebouwd mogen worden. Zo kunnen er bijvoorbeeld eisen gesteld worden aan de maximale hoogte van de stelling.
IV - 2
Figuur 1. Overzicht van de stellingenteelt op PPO Vredepeel. Links op de voorgrond het zandfilter.
Water Bij de watervoorziening wordt voor het merendeel gebruik gemaakt van bronwater en voor een gedeelte van oppervlaktewater. Als het ijzergehalte in het bronwater te hoog is (0,6 mg/l ijzer) staat er op het bedrijf een ontijzeringsinstallatie. Wat betreft regelgeving: voor grondwater is men aangewezen op de provincie, voor oppervlaktewater op het waterschap. Voor bronnen dieper dan 30 m en een hogere capaciteit dan 10 m3/uur is een vergunnings- en/of registratieplicht. Het aanboren van nieuwe bronnen wordt steeds lastiger vanwege strengere regelgeving. Het is zeker niet uitgesloten dat er op termijn beperkingen komen aan het waterverbruik waardoor een efficiëntere toepassing noodzakelijk is. De teelt van aardbei vraagt veel water. Enerzijds bij de start voor koeling van het gewas anderzijds tijdens de teelt. Zeker bij de gekoelde teelt geeft de praktijk liever te veel dan te weinig water. Deze aanpak brengt risico’s voor uitspoeling van nutriënten met zich mee. Op Warme zomerse dagen verdampt een aardbeienplant 5 mm. Om er voor te zorgen dat alle planten op de stellingen voldoende water krijgen wordt een gemiddelde drain van 22% aangehouden. De drain varieert sterk tussen de bedrijven tussen de 10 – 35%. Dit drainwater valt op het gras dat tussen de stellingen groeit.
Zandfilter (tbv recirculatie water) De werking van een langzame zandfilter berust op zowel fysische als biologische processen. In een nieuw aangelegde zandfilter komen allerlei micro-organismen. Na enige tijd ontstaat een biologisch evenwicht. Deze micro-organismen zijn in staat om schadelijke schimmels en bacteriën af te breken. Daarnaast is het zandfilter dusdanig opgebouwd dat het water wordt gezuiverd van ongewenste bestanddelen. Een langzame zandfilter bestaat uit (figuur 2):
IV - 3 • een waterdichte silo; • een laag drainwater; • een filterbed, bestaande uit een zandlaag; • een drainagesysteem, bestaande uit grindlagen; • een debietmeter. Het zandfilter op PPO Vredepeel bestaat uit een HDPE bak en is gevuld met leidingwater. Iedere stelling van 10 m lengte is aangesloten op zijn eigen zandfilter, heeft een hoogte van 2.20 m en een diameter van 90 cm. Ongeveer de helft van de bak zit onder de grond en de andere helft erboven. De vulling van het zandfilter is minimaal 1 m hoog en bestaat uit 3 fracties (grofheid). Het water zakt door het zandfilter heen en komt er onderaan “schoon (zonder schimmels)” uit. Via een pomp wordt het water weer naar het begin van de goot gepompt en stroomt in de goot terug naar het zandfilter (figuur 2). Gedurende de teelt neemt het wortelvolume van de plant toe waardoor de stroomsnelheid van het water wordt vertraagd en de waterhoogte in de goot toeneemt. De bovenkant van het filter is afgedekt door een doek dat geen licht doorlaat. Hierdoor wordt de algengroei in het water geremd. Bij een praktijktoepassing zullen meerdere stellingen en ook de lengte van de stelling veel groter zijn die aangesloten zijn op een zandfilter. In België, waar hergebruik van water bij de teelt van aardbeien onder glas verplicht is, staan meerdere hectaren stellingen aangesloten op één of twee langzaam zandfilters. Daar nemen telers maandelijks een watermonster. Afhankelijk van de uitslag passen ze de bemesting aan. Gangbare stellingentelers ontsmetten aan het einde van het seizoen (oktober) het systeem met salpeterzuur. Dit valt op het gras wat onder de stellingen groeit en verdwijnt zo naar de bodem. Na aanleg duurt het ongeveer 1 maand voordat het langzame zandfilter actief is. Dit is een natuurlijk proces waarbij geen organismen aan het water worden toegediend. Het langzame zandfilter werkt het best bij temperaturen boven de 10oC. Door accumulatie van onzuiverheden in de bovenste laag van het zandbed neemt het poriënvolume af en vermindert de filtratie capaciteit van het drainwater. Er moet vaker gereinigd worden naarmate meer organisch materiaal in het drainwater aanwezig is, de doorstroomsnelheid hoger is en/of het zand fijner is. Om de filter te reinigen volstaat het meestal om de bovenste 1 à 2 cm van de zandlaag te verwijderen of de bovenste 3 à 5 cm van het zandbed om te woelen, zonder zand te verwijderen. Ook algen kunnen de werking van de zandfilter verstoren. Na het reinigen van he zandbed duurt het ongeveer een maand voordat het zandfilter weer voldoende actief is Langzame zandfiltratie is interessant bij teelten die te maken hebben met schimmels (Pythium, Phytophthora, Olpidium, Cylindrocladium, Thielaviopsis) of bacteriën (Xanthomonas, Pseudomonas, Erwinia en Corynebacterium). Aaltjes en virussen worden onvoldoende verwijderd door een langzame zandfilter. Ze worden initieel
IV - 4 tegengehouden, maar zakken vervolgens heel langzaam door de filter en kunnen gedurende zeer lange tijd nog besmettingsgevaar opleveren. Het RIVM heeft met Kiwa in 2008 onderzocht hoe goed ziekteverwekkende water overdraagbare micro-organismen worden verwijderd door langzame zandfiltratie, een veel toegepaste techniek in drinkwaterbereiding. Ongeveer één op de honderd virussen, één op de tienduizend bacteriën en minder dan één op de honderdduizend parasitaire protozoa komt nog door de langzame zandfilters. Het is één van de laatste stappen in de drinkwaterzuivering en zeeft micro-organismen uit het water. De micro-organismen blijven achter omdat ze niet door poriën tussen de zandkorrels passen (zeving), doordat ze aan zandkorrels hechten of door microbiële activiteit. Het zeer geringe aantal microorganismen die door het langzame zandfilter gaan moeten vervolgens door de wortels worden opgenomen en naar de aardbeien getransporteerd en opgeslagen voordat ze schadelijk kunnen worden voor de mens. De kans hierop wordt als zeer gering ingeschat. In de praktijk wordt in de stellingenteelt het water nauwelijks hergebruikt, op minder dan 14% van het areaal. Het overtollige drainwater met voedingsstoffen valt op het gras dat onder de stellingen groeit. Voor een deel wordt het door het gras opgenomen en voor een deel spoelt het uit naar het grondwater. Er is geen informatie gevonden of gewasbeschermingsmiddelen worden afgebroken of geabsorbeerd aan het zandfilter. Daarnaast is niet bekend of ze de werking van het zandfilter negatief beïnvloeden. Er wordt voor gezorgd dat boven het filter continu een laag water staat (intern circuit, figuur 2). Doordat de hoogte van het water kan variëren doet het zandfilter ook dienst als voorraadvat. Ook in de winter zodat de biologische activiteit behouden blijft. Bij een watertemperatuur beneden de 10oC neemt de biologische activiteit en ook de werking van het filter tegen bodemziekten af. Aan de hand van de waterhoogte in het zandfilter en de minerale samenstelling van het watermonster wordt handmatig bij bemest (watermonsters worden niet onderzocht op voedselveiligheidsaspecten. Tot nog toe is daar geen reden voor omdat er geen problemen zijn geconstateerd). Hierbij wordt gebruikgemaakt van een A en B bak. Bij de bemesting wordt een bemestingsadvies voor de teelt van aardbeien op stellingen aangehouden. Een pomp (capaciteit van 100 l/uur) pompt het water naar het hoogste punt van de goot waarna het water weer terugstroomt naar het zandfilter. In het systeem staan nog allerlei kranen, meet en regelapparatuur. Door de aanwezigheid van een plastic overkapping is het niet nodig om actie te ondernemen voor opvangen regenwater (regenwater komt niet in het systeem).
IV - 5 Goot met
Intern circuit
Figuur 2. Schematische weergave van het aangelegde recirculatiesysteem.
A2. Beschrijving teeltsysteem De goot wordt afgedekt door een witte plastic plaat met gaten. Zo kunnen 10 aardbeiplanten per strekkende meter geplant worden. Zowel wachtbedplanten als trayplanten zijn geschikt. De planten worden niet geplant in veen, cocospeat of een ander substraat maar worden geplant in de gaten die in de plaat zitten waarbij de wortels hangen in stromend water. Belangrijk is dat het water goed afgeschermd wordt van het licht, anders ontstaan problemen met algen. Boven de goten zijn kleine beugels gemonteerd waarover plastic folie gespannen is. In de praktijk komen bogen in allerlei maten voor. De meeste stellingen worden met plastic tunnels afgedekt om ongunstige weersinvloeden, wind hagel en regen te beperken en zodoende de kwaliteit van de vruchten en de oogstzekerheid te verbeteren. Met behulp van koord wordt de folie aangespannen over de boogjes, zodat de folie strak blijft liggen. De folie wordt over het algemeen 2 jaar gebruikt. Tijdens de winter wordt hij tussen de bogen opgevouwen, waarna hij het volgende jaar terug opengeschoven wordt. Wordt gewerkt met veenbalen, dan wordt de goot niet afgedekt met een plastic plaat. In de open goot worden veenbalen met aardbeiplanten geplaatst. In iedere baal komt een druppelaar te staan. Een drain wordt aangehouden van 20-25%. Het drainwater loopt via de goot naar het zandfilter. In dit systeem wordt minder water rondgepompt zodat het zandfilter ook kleiner kan zijn. Doordat de bloemtrossen vrij komen te hangen van de pot, goot, bak etc., (doorhalen van de bloemtrossen) komen de vruchten vrij te hangen en niet in contact met het substraat.
IV - 6
Figuur 3. Links kleine overkapping, 1 boog per goot. Rechts overkapping van 6 m over meerdere goten.
Rondom het perceel staat vaak een windscherm of een haag. De aanleg van stellingen is kostbaar maar daar staan een prettiger arbeidshouding en een betere kwaliteit vruchten tegenover. Geprobeerd wordt om 2 teelten per jaar uit te voeren. Om de arbeid over het seizoen te spreiden wordt vaak op 2/3 van het oppervlak 2 teelten en op het resterende oppervlak 1 teelt per seizoen uitgevoerd. Het schema kan er als volgt uitzien: Teelt
Planten
Oogsten
2 teelten
15-3 t/m 1-4
Eind mei t/m begin juli
Begin juli t/m ½ juli
Eind augustus- ½ oktober
Eind april t/m mei
Juni – augustus
1 teelt
B. Afzonderlijke teelthandelingen Planten en oogst Enkele dagen voor het planten worden ze uit de koeling gehaald. Nadat de planten op de stellingen zijn geplaatst duurt het 10-11 weken totdat de eerste vruchten worden geoogst. De oogst duurt 4-5 weken. Bij het uitvoeren van 2 teelten per seizoen wordt een strakke planning aangehouden. In week 11 worden de planten op de stellingen gezet. De oogst start dan in week 22 en loopt door tot week 26-27. In week 27 wordt de stelling geruimd. De planten verwijderd. Meestal zijn er geen problemen met ziekten en wordt de installatie niet schoongemaakt. In week 25-26 worden de nieuwe planten opgepot en tijdelijk ergens weggezet. In week 27-28 worden ze op de stellingen geplaatst waarna de oogst plaatsvind van week 36-41. Gemiddeld worden de vruchten 2 maal per week geplukt. Bij de pluk worden plukkarren gebruikt. De pluk van aardbeien gebeurt met de handen en vaak zonder handschoenen. Echter als je de aardbeien goed plukt raak je de vruchten niet aan (beetpakken aan steeltje). Dit geldt zowel voor de vollegrond als stellingenteelt. De aardbeien worden direct in de juiste (nieuwe) doosjes gelegd, die in houten kistjes staan. Ze worden later niet verder gesorteerd, gewassen en krijgen verder geen handling. Alleen de doosjes worden in de schuur nog gewogen. Afhankelijk van het gewicht worden aardbeien verwijderd of toegevoegd.
IV - 7 Bij de pluk van aardbeien in de volle grond liggen de vruchten meestal op stro en is besmetting via de grond wel mogelijk. Tijdens de pluk vind ook gewasverzorging plaats zoals verwijderen dood blad en verwijderen kleine of misvormde vruchten. Hierna wordt het gewas en substraat opgeruimd en afgevoerd. Het gewas wordt meestal gecomposteerd. Grasmaaien Onder de stellingen groeit gras wat regelmatig gemaaid moet worden om het kort te houden zodat je bij de werkzaamheden er geen hinder van ondervindt. Gewasbescherming De inzet van gewasbeschermingsmiddelen bij de teelt van aardbeien in de volle grond bedraagt circa 15 kg actieve stof per ha (gekoelde teelt exclusief grondontsmetting). Van enkele stoffen wordt de MTR-waarde in het oppervlaktewater overschreden. Stoffen die worden aangetroffen zijn: iprodion, metolachloor en kresoxim-methyl. Een groot deel van de toegepaste middelen wordt ingezet ter bestrijding van vruchtrot. Andere schimmels die vrij veel inzet vragen zijn: echte meeldauw en Phytophthora cactorum. Voor Botrytis is een Beslissings Ondersteunend Systeem ontwikkeld. Het gebruik in de praktijk is tot nu toe beperkt (risico-beleving). Van de plagen veroorzaakt trips de meeste schade. De beschikbare middelen zijn beperkt en veelvuldig gebruik hiervan doorkruist elke vorm van biologische bestrijding. Tegen de bodemschimmel Phytophthora wordt direct na het planten, preventief het middel Paraat ingezet. De overige gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast als het nodig is.
Tabel 1. Gebruikte gewasbeschermingsmiddelen in een gekoelde teelt op zand (KWIN 2012) Methode
Gewasbeschermings-
Totale
Tegen met dosering per
middelen
Dosering/ha
behandeling
0.6 l
Aardbeibloesemkever,
Gewas
bladluizen, (aard)rupsen,
Gewas
Nieuw systeem
Fungicide+ insecticide
Deltamethrin
trips 0.2 l Mepanipyrim
0.9 l
Meeldauw 0.9 l
gewas
-
Bupirimaat
1.5 l
Meeldauw 1-1.5 l
gewas
-
Hexythiazox
0.5 kg
Spint 0.5
gewas
Pirimicarb
0.5 kg
Bladluizen 0.5 kg
gewas
Iprodion
1.5 l
Atlernaria 1.5 l
Gewas
Rhizoctonia
Gewas
Botrytis
gewas
Fenhexamide
3.0 l
Botrytis 1.5 l
Dimethomorph
3.5 kg
Phytophthora 3.0
Gewas, water
Kresoxym-methyl
0.3 kg
Colletotrichum nevenwerking, Meeldauw 0.3 kg
gewas
IV - 8 Fludioninil /cyprodinil
1.0 kg
Colletotrichum, botrytis 1.0
gewas
kg Pyraclostrobine
1.8 kg
/boscalid
Colletotrichum
gewas
nevenwerking
Herbiciden
Fenmedifam
9.0 l
-
Glufosinaat-
3.0 l
-
ammonium
Bij de teelt op stellingen op stromend water of op substraat (veenbaal, cocospeat) is een onkruidbestrijding en een grondontsmetting niet nodig. Daarnaast zijn de aardbeien geteeld op stellingen meestal overkapt waardoor er veel minder problemen met Botrytis en meeldauw optreden. Als in het water nauwelijks licht komt is algenbestrijding niet nodig. Wanneer toch algen problemen otstaan, die moeten worden bestreden, maar de teler houdt zich aan de gebruiksvoorschriften, dan zullen de gehalten aan gewasbeschermingsmiddelen in de aardbeien (vruchten) onder de wettelijke normen blijven. De kans dat deze middelen in het watersysteem terecht komen is erg klein; het gehele watersysteem is namelijk afgesloten. De gewasbeschermingsmiddelen worden opgeslagen in een afgesloten ruimte. Voor deze ruimte zijn speciale eisen opgesteld waaraan telers moeten voldoen en waarop ze gecontroleerd worden. Bestuiving Aardbeien zijn zelfbestuivend. In kassen worden bijen of hommels ingezet om de bestuiving te optimaliseren. Ook bij de stellingen- en vollegrondsteelt worden deze insecten wel ingezet om de vruchtzetting te verbeteren. Dit is echter niet standaard zoals bij de kasteelt. Water en bemesting Aardbeien zijn gevoelig voor watertekort, wateroverlast en zout. Belangrijk is dat alle planten voldoende water krijgen. Ook de kwaliteit van het water moet goed zijn. Bemesting kan via het toedienen van langzaam vrijkomende meststoffen aan de bodem en/of met opgeloste meststoffen. Bij de teelt van aardbeien op substraat wordt er bij iedere druppelbeurt een bepaalde hoeveelheid meststoffen meegegeven. Via een druppelaar komt het water met meststoffen op de bodem terecht waarna de plant het via zijn wortels kan opnemen. De samenstelling van dit mengsel kan in de loop van de teelt wijzigen. De vloeibare bemesting wordt over het algemeen aangemaakt met behulp van een A en B bak. De kans dat de vruchten in contact komen met de meststof is vrijwel uitgesloten. De EC van het uitgangswater kan sterk variëren van 0.1 – 1.0 mS. De bemesting is afhankelijk van het uitgangswater. Een voorbeeld van een bemesting staat in tabel 2. Na de bemesting ligt de EC van het water gemiddeld op 1.4 mS (1.2-1.7 mS). Gemiddeld wordt 22% extra water gegeven (overdrain). Dit komt terecht op het gras wat onder de stellingen groeit. In de stellingenteelt wordt gemiddeld 2200 m3 water per teelt per ha verbruikt. Aan overdrain wordt dan 480 m3 gegeven.
IV - 9
Tabel 2. Een bemestingsadvies aardbei voor de teelt op stellingen in veenbalen waarbij uitgegaan is van 100% regenwater voor een A en B bak van elk 1000 l. Na bemesting is de EC 1.5 mS. A-Bak
B-Bak
Kalksalpeter
54,0 kg
Kalksalpeter-vlb
9,7
Kalisalpeter
ltr 10,9
Monokalifosfaat
13,6 kg
Magnesiumsulfaat (bttrzt)
28,0 kg
Kaliumsulfaat
3,9 kg
k g Fe-DTPA 7%Fe
1620
Kalisalpeter
44,0 kg
gram Mn-EDTA 6%Mn
670 m l
Zn-EDTA 14%Zn
330 gr am
Borax 11,3%B
140 gr am
Cu-EDTA 14%Cu
34 gr am
Sodium Molybdate 39,6%
12
Mo
gr am
Bij het NFT systeem op PPO Vredepeel wordt de meststof meegegeven aan het water dat rondgepompt wordt. Het stroomt door het gehele systeem, ook door het zandfilter. Maandelijks wordt een watermonster genomen (tabel 3). Afhankelijk van de uitslag kan de bemesting worden aangepast. Het monster wordt niet geanalyseerd op de aanwezigheid van micro-organismen. Doordat er relatief veel water door dit systeem stroomt hoeft er gedurende het seizoen maar weinig water toegevoegd te worden (er is veel buffer). Ook hier gebeurt de bemesting met een A en B bak.
Tabel 3. Watermonsters van de 4 systemen op PPO Vredepeel op 17-09-2010. Elementen weergegeven in mmol.
EC Stellin g
mS/c m
NH4 pH
+
K+
Na
Ca2
Mg2
+
+
+
HCO NO3
-
Cl-
SO4
2-
3
-
IV - 10 1
1.3
6.4
0.4
2.8
5.5
1.5
0.2
4.8
2.6
1
0.4
2
1.3
6.1
0.2
2.7
4.7
1.1
0.2
4.8
2.5
1.1
0.5
3
1.3
6.3
0.1
1.8
4.9
1.9
0.4
6.4
2.5
0.5
0.3
4
1.4
5.6
0.2
3.2
5.5
1.6
0.4
4.9
2.7
1.2
0.3
Uit een enquête onder Nederlandse stellingentelers is naar voren gekomen dat gemiddeld per ha per teelt 2200 m3 water word gegeven (78% bronwater). Bij een gemiddelde drain van 22% verdwijnt 480 m3 water per ha per teelt uit de goot. De stikstofbalans voor de teelt van aardbeien is aan de hand van analyses en inschattingen opgesteld. Deze kan nog niet kloppend gemaakt worden. Hiervoor is meer onderzoek nodig. De ingeschatte stikstof balans op stellingen ziet er als volgt uit:
Gift via A + B bak
Verdwijnt via drainwater 50 kg stikstof/ha
380 kg stikstof/ha
Opname gewas
Afvoer via vruchten
40 kg stikstof/ha
Onbekend
50 kg stikstof/ha
240 kg stikstof/ha
Echter door het drainwater in de stellingenteelt op te vangen, te ontsmetten en te hergebruiken kan de uitspoeling van meststoffen sterk beperkt worden. De vruchten komen niet in contact met het water met voedingsstoffen (ook niet opspatten). Einde teelt Bij de teelt van aardbeien op alleen water hoeft het veen of ander substraat niet afgevoerd te worden. De planten die niet meer gebuikt worden kunnen worden afgevoerd en gecomposteerd. Een andere optie is om deze planten op het gras te leggen, ze te verhakselen en ze verder op het gras te laten verteren. Het hele systeem zal schoongemaakt moeten worden. Meestal wordt het doorgespoeld met salpeterzuur en nagespoeld met water. Dit valt op het gras onder de stellingen. Bij een stellingenteelt worden de aardbeiplanten door plastic regenkappen beschermd. Aan het einde van het seizoen worden ze opgevouwen zodat ze het volgende seizoen weer gebruikt kunnen worden. C.
Uiteindelijk gebruik van het product
Als vers product
Stap 2. Gevarenanalyse / Stap 3 Risico-inventarisatie De meeste van de hieronder opgenomen gevaren (kolom B) zijn niet specifiek voor aardbei tdgu maar gelden ook voor sla vollegrondsteelt en andere teeltgewassen. Het beoordelen van de ernst van het potentiele gevaar en de kans op optreden van het potentiele gevaar (stap 3, kolom C en D) is alleen gedaan voor de gevaren die specifiek zijn voor het TDGU teeltsysteem van aardbei.
(A)
(B)
(C)
(D)
(E)
Proces
Potentieel gevaar
Ernst
Frequ
Risico-
entie
Catego
Opmerking
rie Algemee
..
..
n Eindprod uct Gebouw
Vervuiling met vergiftigd of ongewilde materialen in opslag (M,C,F) Glas in product door kapotte verlichting (glasschade), opslag en/of verwerkingsruimtes (C,F) Kapotte thermometer/meetapparatuur (F) Besmetting door condensatie plafond opslag (M) Aanwezigheid van plaagdieren in bedrijfsruimtes (M,F) Aanwezigheid van huisdieren in bedrijfsruimtes (M,F) Gebruik van trekkers en heftruck (diesel) in bedrijfsruimtes (C,F) Thermometers die kwik bevatten worden gebruikt (C,F) Slecht schoongemaakte bedrijfsruimtes (M,C,F) (Voedsel)afval/restproduct is
Verwijder voedsel.
aanwezig in bedrijfsruimtes (M,F)
Ierdere aardbeienteler heeft 11
een kantine waar gegeten en gedroken wordt Geen aparte verkleedruimte of kantine aanwezig Water-
Water(filter) bevat
Groot
Laag
3
systeem
microbiologische besmetting
Groot
Laag
3
Groot
Matig
4
Zware metalen in water (C)
Matig
Matig
3
Bestrijdingsmiddelen in water (C)
Matig
Matig
3
zandfilter
(E.coli, salmonella, Listeria, etc.) (M) Water(filter) bevat parasieten (cyclospora, Giardia, etc.) (M) Water(filter) bevat virussen (Calicivirus, Hepatitus A, Rotovirus, etc.) (M) blijft het achter in water/zandfilter? Salpeterzuurresten (ontsmetting)
Groot
Laag
3
Matig
Laag
2
in watersysteem aanwezig (C) (Chemische) algenbestrijding (C) Teeltsyste em Materiale
Vies fust voor product (M, C)
n
Gebruik van fust voor andere zaken als product (levensmiddel) (M,C,F) Verlies van hulpmiddelen in eindproduct/gewas / geen registratie van bedrijfsmiddelen, zoals messen of andere hulpmiddelen (C,F)
Medewer
Slechte hygiene bij medewerkers
kers
(denk aan haar, etensresten, vieze kleding, handen) (M,C,F) Overdracht van besmettelijke ziekten door personeel (M) Infectie of besmetting door wonden op handen e.a. (M) Verlies van haren, pleisters, etc. 12
(F) Er wordt gegeten en gedronken in bedrijfsruimtes (M) Medewerkers volgen de hygieneeisen niet op (M,C,F) Medewerkers komen in contact met gewasbeschermingsmiddelen (C) Proces Teeltplan
Besmetting via grond aan wortels Klein
Laag
1
ning
(M, C)
Teeltopst
Materialen (stellingen), die in
Matig
Laag
2
art
contact komen met product, zijn Matig
Laag
2
Matig
Laag
2
Matig
Laag
2
Matig
Laag
2
Matig
Laag
2
onvoldoende schoon (M,C) Besmet water in zandfilter bij opstart teelt (M,C) Besmetting van water tijdens de teelt (M,C) Bemestin
Te hoge bemesting, hoog
g
nitraatgehalte in watersysteem (C) Meststoffen uit opslag komen incontact met de (geoogste) producten (M,C)
Gewasbes Residue op product, MRL cherming
overschrijding (C) Veiligheidstermijnen worden niet opgevolgd (C) Gebruik van middelen die niet zijn toegestaan (C) Gewasbeschermingsmiddelen uit opslag komen in contact met de producten (C) Niet opvolgen gebruiksvoorschrift Gbmiddel (C) Lekken van gewasbeschermingsapparatuur (C)
Oogst
Ruwe behandeling
13
product/beschadiging product (M,C) Verpakkingsmateriaal is vies (M,C,F) Hygiene-eisen worden niet opgevolgd (M,C,F) Insecten (slakken, trips,
Laag
Laag
1
pissenbed etc.) op vruchten (F) Intern
Hygiene-eisen worden niet
transport
opgevolgd (M,C,F)
Afzet
Hygiene-eisen worden niet
klaarmak
opgevolgd (M,C,F)
en Opslag
Opslag ruimte is slecht schoongemaakt (M,C) Lampenkappen ontbreken/gebroken TL (C,F) Kapotte thermometer/meetapparatuur (F)
Keten (deze worden vooralsnog buiten beschouwing gelaten. De
projectopdracht richt zich op de teelt van sla, niet op de volledige keten) Transport
Hygiene-eisen worden niet opgevolgd (M,C,F)
Overslag
Tijdens overslag wordt er onvoldoende hygienisch gewerkt (M,C,F) Vervuiling met vergiftigd of ongewilde materialen in overslag (M,C,F) Glas in product door kapotte verlichting (glasschade), opslag en/of verwerkingsruimtes (C,F) Kapotte thermometer/meetapparatuur (F)
14
(C) = chemische verontreiniging (M) = microbiologische verontreiniging (F) = fysische verontreiniging
15