“Vet
op
de
botten”
Veel
ondernemers
in
de
kinderopvang
maken
beperkt
gebruik
van
financiering
door
derden,
zo
blijkt
uit
diverse
onderzoeken.
Zeker
nu
investeringssubsidies
in
de
kinderopvang
niet
meer
aan
de
orde
zijn,
kan
het
juist
verstandig
zijn
gebruik
te
maken
van
financieringsfaciliteiten
van
banken.
Waarom
is
men
hier
terughoudend
in?
Geldkraan
dicht
Stichting
Kinderopvang
West‐Twente
kwam
in
december
vorig
jaar
van
het
ene
op
het
andere
moment
in
definanciële
problemen.
De
bank
wilde
als
gevolg
van
de
economische
crisis
geen
nieuwe
hypothecaire
lening
verstrekken
voor
een
nieuw
aan
te
kopen
pand.
Directeur/bestuurder
Carolien
Huisman:
“We
zaten
ineens
zonder
hypotheek
voor
dit
project.
De
taxaties
van
onze
panden
vielen
lager
uit
en
aan
de
gevraagde
hypotheek
was
een
krediet
gekoppeld
voor
de
verbouw
van
een
andere
vestiging.
Deze
verbouw
was
al
gestart.
Ineens
kwamen
we
een
groot
bedrag
tekort.”
Een
buffer
was
er
niet
meer
vanwege
de
vele
aanpassingen,
zoals
een
ICT‐traject,
een
nieuwe
organisatiestructuur
en
aanpassingen
in
de
pedagogische
aanpak,
die
met
eigen
middelen
waren
gefinancierd.
“Allemaal
hard
nodig.
Maar
toen
was
de
buidel
leeg.”
Harde
les
Het
Waarborgfonds
Kinderopvang
bleek
een
slimme
keuze
en
leverde
de
gehoopte
verlossing.
“Dat
hadden
we
veel
eerder
moeten
doen”,
aldus
Huisman.
“Wij
wilden
onze
eigen
broek
ophouden,
op
eigen
kracht.
Maar
voor
elke
tegenvaller
heb
je
reserves
nodig,
vet
op
de
botten.
Dat
was
er
niet
meer.
Door
een
borgstelling
van
het
Waarborgfonds
hebben
we
nu
de
financiering
rond
en
kunnen
we
verder
bouwen
aan
onze
toekomst.
Het
was
een
harde
les,
maar
ik
heb
wel
geleerd
te
werken
volgens
het
worst‐case‐scenario.”
Waar
de
Stichting
kennis
te
kort
kwam,
schakelde
Huisman
externe
hulp
in.
“Dat
is
kracht!”
reageert
Martin
van
Osch,
hoofd
Relatiebeheer
van
het
Waarborgfonds
Kinderopvang.
“Het
laat
zien
dat
je
zelfkennis
hebt
en
dat
je
durft
transparant
te
zijn.”
Verrassingen
Van
Osch
benadrukt
het
belang
van
het
sturen
van
de
eigen
organisatie.
“Houd
alles
in
de
gaten:
inkomsten,
uitgaven,
onderhoud,
inkoop.
En
maak
een
meerjareninvesteringsplan.
Ook
op
een
meerjarenplan
kan
het
Waarborgfonds
een
borgstelling
geven.”
Ook
al
heb
je
je
bedrijfsvoering
goed
op
orde,
toch
kun
je
worden
verrast
door
externe
factoren,
zoals
overheidsmaatregelen.
Maar
ook
dat
hoeft
geen
probleem
te
zijn.
Van
Osch:
“Als
je
aan
de
bank
duidelijk
maakt
dat
je
de
effecten
ervan
voorziet,
heb
je
meer
kans
op
financiering.
Het
zegt
namelijk
alles
over
je
kennis
van
de
markt
en
je
organisatie.
Mensen
starten
vaak
met
kinderopvang
vanuit
een
droom
en
durven
dan
geen
rekening
te
houden
met
tegenvallende
ontwikkelingen.
Maar
door
je
voor
te
bereiden
op
een
mindere
situatie,
kan
het
niet
meer
kapot.”
Vertrouwen
Ton
van
Hulst,
zelfstandig
management
consultant
binnen
de
kinderopvang,
begrijpt
de
voorzichtigheid
met
betrekking
tot
externe
financiering
van
de
ondernemers
wel,
maar
vindt
angst
een
slechte
raadgever.
“Na
invoering
van
de
Wet
Kinderopvang
en
de
Motie
Van
Aartsen
Bos
hebben
kinderopvangondernemingen
behoorlijke
resultaten
kunnen
behalen.
Daarmee
is
het
vermogen
gemiddeld
genomen
versterkt.
Wel
zijn
er
regionaal
verschillen
zichtbaar.
Enerzijds
is
sprake
van
verwachte
groei,
anderzijds
kan
vraaguitval
spelen.
Iedere
organisatie
moet
daar
de
eigen
investeringsplannen
op
afstemmen.
En
de
juiste
mix
van
eigen
en
externe
investering
bepalen.”
Buffer
Belangrijk
is
te
zorgen
voor
een
passend
financieel
kader.
Van
Hulst:
“Kijk
goed
naar
je
bedrijfsstrategie
en
weet
waarin
je
wilt
investeren.
Zorg
voor
een
buffer;
je
kunt
bij
niemand
meer
aankloppen
voor
subsidie.”
Hij
benadrukt
de
kracht
van
het
Waarborgfonds
Kinderopvang:
een
financieel
sterk
instituut
dat
aan
haar
verplichtingen
kan
voldoen.
“Het
is
verstandig
ook
in
goede
tijden
hen
als
strategische
partner
aan
je
zijde
te
hebben.
In
tijden
dat
het
even
wat
minder
gaat,
is
het
Waarborgfonds
bereid
mee
te
zoeken
naar
een
oplossing.“
Wat
zegt
het
ondernemerspanel?
De
resultaten
van
het
Waarborgfonds‐panelonderzoek
van
afgelopen
mei
bevestigen
het
beeld
dat
het
merendeel
van
de
kinderopvanginvesteringen
worden
gefinancierd
uit
eigen
middelen
van
de
organisaties.
Relatief
kleine
investeringen
‐
inventaris
e.d.
‐
worden
door
90
procent
van
de
ondernemers
uit
eigen
geld
betaald.
Voor
relatief
grote
investeringen,
zoals
verbouwingen
en
nieuwbouw,
spreekt
ruim
de
helft
zijn
liquiditeiten
aan.
Het
Waarborgfonds
adviseert
organisaties
tijdig
bancaire
financiering
te
overwegen
en
hun
‘spaarpot’
vooral
ook
te
gebruiken
voor
het
opvangen
van
tegenslagen.
Deze
financieringsstrategie
kan
het
risicoprofiel
van
de
organisaties
verlagen
en
goedkoper
lenen
mogelijk
maken.
Het
vergroot
bovendien
de
kans
dat
ze
voor
hun
toekomstige
investeringsambities
ook
bij
de
banken
terecht
kunnen.
Uit
het
nieuws
Jaarrekening
kleine
organisaties
ontzettend
belangrijk
Uit
onderzoek
blijkt
dat
kinderopvangorganisaties
met
1
locatie
het
meest
aarzelen
over
het
insturen
van
hun
jaarrekening
voor
het
Sectorrapport
Kinderopvang.
De
belangrijkste
reden
is
dat
ze
hun
organisatie
te
klein
achten.
John
Ringens,
directeur
van
het
Waarborgfonds,
noemtdeze
redenering
heel
spijtig:
“Ruim
vijftig
procent
van
alle
kinderopvangorganisaties
biedt
op
één
locatie
kinderopvang
aan.
Daarbij
komt
nog
eens
ruim
dertig
procent
met
twee
tot
vijf
locaties.
Om
een
evenwichtig
beeld
te
kunnen
bieden
in
het
sectorrapport,
zijn
ook
deze
organisaties
ontzettend
belangrijk.”
Het
Waarborgfonds
roept
àlle
kinderopvang‐organisaties
op
voor
5
oktober
2009
hun
balans
en
winst‐
en
verliesrekening,
inclusief
toelichting,
op
te
sturen.
Barometer
kinderopvang
stabiel
op
6,5
Uit
het
Waarborgfonds‐panelonderzoek
van
mei
blijkt
dat
de
dalende
trend
van
omzet‐
en
winstverwachtingen
van
kinderopvangondernemers
zich
voortzet.
Vergeleken
met
januari
en
maart,
gaan
minder
ondernemers
uit
van
een
omzet‐ stijging
en
steeds
meer
van
een
omzetdaling.
Datzelfde
geldt,
hoewel
minder
uitgesproken,
met
betrekking
tot
de
winstverwachting.
Toch
verwacht
nog
steeds
een
meerderheid
van
de
ondernemers
dat
omzet
en
winst
gelijk
zullen
blijven.
Het
valt
op
dat
kinderopvangondernemers,
ondanks
lagere
omzet‐
en
winstverwachtingen,
niet
minder
optimistisch
zijn
geworden
over
het
ondernemingsklimaat.
De
barometer
van
het
ondernemersklimaat
in
de
kinderopvang
blijft
sinds
januari
van
dit
jaar
gehandhaafd
op
het
cijfer
6,5.
Dit
terwijl
de
barometer
voor
het
algemene
ondernemersklimaat
in
Nederland
na
de
januari‐meting
is
gedaald
van
6,2
naar
5,9.
Kinderopvangondernemers
zijn
over
hun
eigen
sector
dus
duidelijk
positiever
dan
over
andere
sectoren.
Het
panel
bestaat
inmiddels
uit
355
ondernemers.
Meer
leden
zijn
van
harte
welkom.
U
kunt
zich
aanmelden
via
de
website
van
het
Waarborgfonds.
Het
meirapport
is
voor
iedereen
te
downloaden.
Gluren
bij
de
buren
Het
Netwerkbureau
Kinderopvang
organiseert
voor
leidinggevenden
in
het
primair
onderwijs
vier
excursiedagen
naar
praktijkvoorbeelden
van
samenwerking
tussen
onderwijs
en
kinderopvang
op
het
gebied
van
BSO/onderwijs,
dagarrangementen,
huisvesting,
personeel
en
beheer.
U
kunt
zich
tot
21
augustus
hier
aanmelden
.
Er
zijn
per
excursie
25
plaatsen
beschikbaar
en
deelname,
inclusief
lunch
en
vervoer
ter
plaatse,
is
gratis.
Prijzengeld
Beste
Jaarverslag
bekend
Transparantie
en
goede
verantwoording
is
voor
alle
organisaties
belangrijk,
groot
én
klein.
Vandaar
dat
er
bij
de
Prijs
Beste
Jaarverslag
vanaf
dit
jaar
twee
deelnemerscategorieën
worden
gehanteerd.
Eén
voor
peuterspeelzalen
en
met
een
omvang
tot
150
kindplaatsen,
en
één
voor
grotere
organisaties.
In
beide
categorieën
valt
voor
de
winnaar
€
5.000,‐
te
verdienen.
De
organisatie
van
de
Prijs
rekent
hiermee
op
veel
enthousiaste
deelnemers
van
elke
omvang.
Het
prijzengeld
wordt
ook
dit
jaar
opgebracht
door
een
aantal
trouwe
sponsoren:
ABN
AMRO,
PricewaterhouseCoopers,
KiDafo,
Rabobank
en
Triodos
Foundation.
De
MOgroep
Kinderopvang,
de
Branche‐vereniging
ondernemers
in
de
kinderopvang,
BOinK,
de
NVTK
en
de
bdKO
ondersteunen
het
initiatief.
Wilt
u
weten
welke
juryleden
zich
buigen
over
de
inzendingen?
Op
de
website
leest
u
de
samenstelling.
De
uiterste
inzenddatum
voor
deelname
aan
de
Prijs
is
5
oktober
2009.
Blokkeren
maar!
Blokkeer
alvast
uw
agenda:
8
december
2009,
Jaarcongres
Waarborgfonds
Kinderopvang.
De
eerder
gecommuniceerde
datum
van
2
december
is
van
de
baan.
De
locatie
is
dit
jaar
weer
DeFabrique
in
Utrecht.
Het
congresprogramma
wordt
in
de
loop
van
de
zomer
bekendgemaakt.
Dijksma
neemt
governance
code
kinderopvang
in
ontvangst
Op
donderdag
5
november
wordt
er
formeel
een
“governance
code
kinderopvang”
vastgesteld
en
aan
Staatssecretaris
Dijksma
aangeboden.
Het
doel
van
de
code
is
goed
en
integer
bestuur
en
toezicht
in
de
kinderopvang
te
bevorderen.
Tijdens
deze
bijeenkomst
wordt
ook
de
Managementprijs
Kinderopvang
2009
uitgereikt.
Klik
hier
om
meer
te
lezen.
In
’t
nieuws?
NUL12
heeft
als
medium
vele
toepassingsmogelijkheden
zoals
tekst,
beeld
en
geluid.
Heeft
u
een
suggestie
voor
interessant
lees‐
of
‘kijkvoer’
voor
onze
lezers?
Of
het
nu
gaat
om
een
film,
een
publicatie,
een
project
of
een
artikel,
aarzel
niet
en
mail
het
ons.
De
redactie
selecteert
zorgvuldig
welk
materiaal
in
aanmerking
komt
voor
publicatie.
“Eerst
de
vent,
dan
de
tent”
De
ontwikkeling
van
een
brede
school
is
een
uitdagend
proces.
Een
geslaagd
project
is
brede
school
De
Oude
Landen
in
het
Brabantse
Nuenen,
met
een
basisschool
en
kinderopvang
die
in
2005
haar
deuren
opende.
Het
geheim:
het
gebouw
was
tot
in
detail
door
alle
partijen
gevisualiseerd
vóórdat
de
eerste
lijn
van
een
bouwplan
op
papier
werd
gezet.
De
Oude
Landen
Brede
school
De
Oude
Landen
in
Nuenen
is
opgezet
volgens
het
schoolwoningenconcept.
Het
gebouw
is
optimaal
afgestemd
op
het
huidige
gebruik,
maar
kan
op
den
duur
worden
omgebouwd
tot
appartementen.
Een
eis
van
de
gemeente,
de
regievoerder.
Woningbouwvereniging
Helpt
Elkander
kreeg
de
opdracht
tot
de
bouw
en
is
eigenaar
van
het
pand.
KDV
Architectuur
was
verantwoordelijk
voor
het
ontwerp,
Kids
Society
Erica
is
als
huurder
betrokken.
Inspiratie
Het
gebouw
dankt
zijn
succes
volgens
alle
partijen
aan
intensief
vooroverleg
en
goed
luisteren
naar
elkaar.
De
directies
van
de
basisschool
en
de
kinderopvang
kregen,
voordat
het
bouwplan
op
papier
werd
gezet,
van
Woningbouwvereniging
Helpt
Elkander
de
opdracht
om
sámen
tot
in
detail
uit
te
zoeken
hoe
het
gebouw
eruit
moest
gaan
zien.
Directeur
Henri
Smits:
“We
adviseerden
hen
ter
inspiratie
een
kijkje
te
nemen
bij
een
brede
school
in
Meerhoven
en
ander
gedeeld
vastgoed,
zoals
een
huisartspraktijk
met
apotheek.
Hoe
doen
zij
het,
waar
lopen
ze
tegenaan?
Ook
hebben
we
geëist
vooraf
te
komen
tot
gebruikersafspraken
over
zaken
als
de
energierekening,
de
brievenbus,
de
roostering
van
lokalen,
de
schoonmaakkosten,
het
alarm,
rechten
en
privileges.
Op
die
manier
krijg
je
een
idee
wat
er
allemaal
bij
zo’n
gedeeld
pand
komt
kijken.”
Pedagogisch
plan
Waren
brede
scholen
voorheen
vaak
bedrijfsverzamelingen,
voor
De
Oude
Landen
was
het
pedagogisch
plan
leidend.
“Kinderen
verdienen
een
doorlopende
ontwikkelingslijn”,
aldus
Marcel
Strolenberg,
Directeur/Bestuurder
van
kinderopvang
Kids
Society
Erica.
“Van
daaruit
ontwikkelden
we
gezamenlijk
het
concept.
Ruimte
voor
de
zintuiglijke
ontwikkeling
was
een
onderdeel.
Dat
vertaalt
zich
in
het
gebruik
van
verschillende
materialen,
zoals
hout,
steen,
glas,
beton;
materialen
met
een
eigen
klank,
kleur
en
gevoelswaarde.
Ook
kregen
‘verboden’
deuren
een
andere
kleur
dan
deuren
van
toiletten
en
lokalen,
uit
veiligheid
voor
het
kind.”
De
samenwerking
resulteerde
in
een
programma
van
eisen,
waar
de
architect
een
eerste
vertaling
van
maakte.
Die
vertaling
werd
daarna
nog
vele
malen
herzien,
met
name
door
een
voortschrijdend
inzicht:
door
de
vertaling
van
het
programma
van
eisen
werden
de
consequenties
pas
inzichtelijk.
Tijd
en
moeite
Smits
was
voor
zijn
rol
bij
de
woningbouwvereniging
zelf
bestuurder
van
een
school.
Een
groot
voordeel,
doordat
hij
zowel
kennis
heeft
van
het
onderwijs
als
van
budgetten
en
investeren.
Waar
ze
kennis
tekort
kwamen,
werden
externe
experts
ingeschakeld.
“Je
moet
elkaars
taal
leren
spreken.
In
een
eerste
ontwerp
maak
je
zichtbaar
wat
de
gebruiker
heeft
bedacht”,
legt
hij
uit.
“Dat
is
soms
anders
dan
men
zich
had
voorgesteld.
De
wens:
‘een
magnetron
in
de
keuken’
is
niet
voldoende.
De
architect
moet
ook
weten
waar
die
moet
komen,
hoe
groot
die
is,
of
die
moet
worden
ingebouwd
et
cetera.
Alles
moet
worden
gedefinieerd.
Aan
de
hand
van
evaluaties
werd
het
ontwerp
verder
aangepast,
totdat
iedereen
zich
erin
kon
vinden.
Een
enorme
investering
qua
tijd
en
moeite,
maar
op
die
manier
is
het
echt
hún
school
geworden.”
De
crux
“Aandacht
voor
teambuilding
is
heel
belangrijk
in
zo’n
gezamenlijk
project:
‘eerst
de
vent,
dan
de
tent’”,
aldus
Strolenberg
van
Kids
Society
Erica.
De
grootste
uitdaging
was
alle
medewerkers
betrokken
te
houden.
Die
mening
deelt
Wouter
van
Wijnen,
directeur
van
KDV
Architectuur,
met
een
kanttekening:
“Het
is
ook
afhankelijk
van
de
mensen
met
wie
je
werkt.
Een
jaar
ervoor
waren
we
al
in
overleg
met
de
gemeente
en
de
school.
Toen
bleef
het
plan
steken
bij
een
gebouw
met
twee
voordeuren.
Het
lukte
niet
tot
één
visie
te
komen.
Een
half
jaar
later,
na
wat
wisselingen
in
directies
en
met
toevoeging
van
de
woningbouwcorporatie,
lukte
het
wel
een
gezamenlijke
ambitie
helder
te
krijgen.
Elkaar
met
open
vizier
ontmoeten
is
de
crux.
Openstaan
voor
elkaar
met
respect
voor
ieders
expertise.”
Minder
rigide
Terugkijkend
zou
de
architect
een
volgende
keer
minder
rigide
omgaan
met
de
eis
van
de
opdrachtgever
dat
het
gebouw
ook
voor
andere
doeleinden
geschikt
moest
zijn.
Van
Wijnen:
“Om
tegemoet
te
komen
aan
die
wens
is
het
gebouw
heel
ruim
opgezet.
Wel
een
centrale
ruimte,
maar
niet
tussen
alle
lokalen
in,
zodat
het
later
ook
apart
voor
iets
anders
kan
worden
gebruikt.
Achteraf
hebben
we
daar
in
mijn
optiek
iets
te
veel
rekening
mee
gehouden.
Op
het
moment
van
ontwerpen
weet
je
niet
hoe
de
toekomstige
functionele
en
technische
eisen
eruitzien.
Het
risico
is
dat
op
het
moment
van
functieverandering
het
gebouw
toch
net
niet
voldoet.
Wat
vrijer
en
ruimer
met
het
gegeven
omgaan
geeft
meer
ontwerpmogelijkheden
zonder
de
toekomstige
functieverandering
in
de
weg
te
staan.
In
latere
projecten
voor
dezelfde
opdrachtgever
is
dit
ontwerpuitganspunt
al
gehanteerd.”
Vraag
aan
Johan
Wakkie
De
vraag
van
Anki
Duin
aan
Johan
Wakkie,
Algemeen
Directeur
Koninklijke
Nederlandse
Hockey
Bond:
“Waarom
is
het
belangrijk
dat
sport
bij
de
verandering
van
de
schooldag
wordt
betrokken?”
Spelen!
“Wat
vinden
ouders
belangrijk
voor
hun
kind
na
school?
Bewegen!
Spelen,
zoals
wij
vroeger
op
straat
deden.
Maar
veel
ouders
werken
en
hebben
geen
tijd
hun
kind
naar
een
sportclub
te
brengen
en
de
BSO
heeft
vaak
geen
ruimte
voor
sportactiviteiten.
Gevolg
is
dat
kinderen
bij
iemand
thuis
op
de
bank
gaan
zitten.
Dat
hoeft
nu
niet
meer.
Ouders
zijn
dolblij
met
de
mogelijkheden
van
sporten
via
de
kinderopvang.
Het
leek
logisch
dat
de
brede
school
de
mogelijkheden
hiervoor
zou
onderzoeken;
die
beweegt
zich
al
op
die
manier.
Maar
we
hebben
als
KNHB
ook
gekeken
of
wij
hierin
iets
konden
doen.”
Oma
“In
2000
begon
de
bond
bij
omniclub
Kampong
in
Utrecht,
met
4500
leden
waarvan
2400
hockeyers,
naschoolse
opvang
te
regelen.
Het
eerste
idee
betrof
opvang
op
zondag,
als
de
ouders
moesten
hockeyen.
We
informeerden
bij
de
leden,
maar
aan
de
zondagopvang
was
geen
behoefte.
Daar
was
oma
of
de
partner
voor!
Maar
ze
wilden
wel
opvang
op
het
hockeyveld
door
de
week
na
schooltijd.
Bij
de
vertrouwde
hockeyclub
durfden
ze
hun
kind
wel
achter
te
laten.
Men
was
zo
enthousiast,
dat
we
het
meteen
hebben
geregeld.
Kinderen
kwamen
na
school
om
te
spelen
en
te
sporten.”
Goedkoper
“Het
ging
echter
niet
zonder
slag
of
stoot.
We
liepen
aan
tegen
strenge
regels;
die
zijn
voor
kinderopvang
strenger
dan
voor
sportclubs.
Margo
Vliegenthart,
destijds
staatssecretaris
van
VWS
en
verantwoordelijk
voor
BSO
(nu
voorzitter
raad
van
toezicht
van
het
Waarborgfonds,
red.),
had
hetzelfde
probleem.
Locaties
die
opvang
en
sport
mogelijk
maakten
waren
er
niet.
We
kregen
het
voor
elkaar
dat
de
regels
werden
aangepast,
zodat
het
minder
duur
werd
voor
sportclubs
om
gebouwen
aan
te
passen.
Nu
zijn
er
in
Nederland
onder
andere
28
hockeyverenigingen
en
zo’n
20
voetbalclubs
die
buitenschoolse
opvang
bieden.
Ook
kinderopvangorganisaties
hebben
het
idee
opgepakt.
Bij
concepten
voor
nieuwe
clubhuizen
wordt
nu
al
rekening
gehouden
met
de
mogelijkheden
voor
BSO.
Veel
clubhuizen
zijn
aangepast
en
kunnen
met
een
paar
ingrepen
worden
omgetoverd
tot
een
BSO.”
Rotzooien
“Maar
het
gaat
verder.
De
hele
buurt
is
betrokken,
wat
de
sociale
cohesie
versterkt.
Een
kind
is
sportlid
of
gaat
naar
de
BSO.
Kinderen
leren
elkaar
kennen,
ook
als
ze
op
verschillende
scholen
zitten.
Bovendien
voorkomt
het
dat
kinderen
op
straat
gaan
rotzooien,
wat
ook
de
buurt
ten
goede
komt.
Sporten
is
sowieso
goed
voor
een
kind,
op
meerdere
manieren.
Je
ver‐ kleint
bijvoorbeeld
de
kans
op
obesitas.
Daarnaast
leert
het
kind
met
een
teamsport
op
tijd
komen,
incasseren,
leidinggeven,
verantwoordelijkheid
nemen
en
delen.
In
een
team
kun
je
niet
altijd
alleen
met
jezelf
bezig
zijn.
Het
is
een
stuk
opvoeding.”
Opinie
Adjiedj
Bakas,
Trendwatcher
of
The
Year
2009:
“Nippies
in
de
professionele
kinderopvang”
Het
effect
van
de
crisis
op
het
ondernemen
in
de
kinderopvang
valt
tot
nu
toe
mee,
wel
is
het
voelbaar
in
gezinnen
die
gebruikmaken
van
kinderopvang.
Adjiedj
Bakas
over
kinderopvang,
de
crisis
en
de
liefde.
Waar
gaat
het
heen?
Innoveren
“Eind
2011
begint
de
economische
lente.
De
tussenliggende
periode
moeten
we
gewoon
uitzingen,
zoals
ik
stel
in
mijn
nieuwe
boek
Beyond
the
Crisis.
Al
die
moeite
en
investeringen
om
de
crisis
enigszins
bij
te
sturen,
hebben
nauwelijks
invloed.
Gewoon
doorleven,
is
mijn
advies.
Je
ziet
dat
bedrijven
die
niet
langer
innoveren,
het
niet
redden.
Ik
zeg
daarom:
niet
de
hand
op
de
knip,
maar
investeren
in
de
economische
peilers
van
morgen.
De
crisis
gaat
vanzelf
voorbij."
Vaders
"Wel
komt
er
een
verschuiving
van
de
balans
binnen
gezinnen.
Mannen
verliezen
vaker
hun
baan,
vrouwen
gaan
steeds
meer
werken.
Veel
banen
in
de
technische
sector,
de
mannenberoepen,
vallen
weg.
In
de
softe
sector
–
onderwijs
en
de
zorg
–
zie
je
dat
de
werkgelegenheid
alleen
maar
toeneemt.
Wat
doet
dat
met
de
liefde?
En
wat
zijn
de
gevolgen
voor
de
kinderopvang?
Steeds
meer
vaders
komen
thuis
te
zitten.
Maar
zij
zijn
nog
niet
geconditioneerd
om
voor
hun
kinderen
te
zorgen.
Dit
gaat
een
interessante
ontwikkeling
opleveren.
Deze
dertigers
en
veertigers
zitten
in
de
spits
van
hun
leven.
Zij
hebben
niet
alleen
de
zorg
voor
de
kinderen
en
elkaar,
maar
ook
voor
hun
ouders.
Nog
goed
gezond
komen
ze
onder
druk
te
staan.”
Nieuwe
hippies
“Tegelijk
zie
ik
ook
een
ontwikkeling
de
andere
kant
op:
steeds
meer
grootouders
die
voor
hun
kleinkinderen
zorgen,
een
soort
mantelzorg.
Frappant
is
dat
veel
grootvaders
tegenwoordig
meer
tijd
nemen
voor
hun
kleinkinderen
dan
ze
ooit
voor
hun
eigen
kinderen
hebben
gedaan.
Een
verschuiving
van
zorgtaken
die
voor
de
opa’s
en
oma’s
leuk
is.
Het
houdt
ze
jong,
vooral
de
grootvaders.
Ze
krijgen
via
de
kinderen
te
maken
met
internet,
muziek,
ze
voetballen
weer.
Misschien
moeten
we
deze
‘nippies’,
de
nieuwe
hippies,
meer
in
de
professionele
kinderopvang
inzetten.”
Chinese
nanny
“Er
is
een
markt
voor
ondernemerschap.
Slimme
ondernemers
kunnen
veel
doen.
Ik
verwacht
dat
de
opvang
kleinschaliger
zal
worden.
De
maatschappij
vertoont
steeds
meer
stammen
met
hun
eigen
cultuur,
hun
eigen
gebruiken.
In
New
York
verdient
een
Chinese
nanny
tegenwoordig
honderdduizend
dollar
per
jaar.
Hoe
kan
dat?
China
heeft
de
toekomst.
De
nanny
verzorgt
niet
alleen
het
kind,
maar
leert
het
ook
Chinees,
spelenderwijs!
Het
spelenderwijs
leren
zal
toenemen,
kinderopvang
wordt
verbonden
met
leren.
Ook
in
Engeland
en
Frankrijk
zie
je
in
het
park
al
Engelse
en
Franse
kinderen
Chinees
praten
met
hun
nanny.
In
Nederland
nog
niet.
Maar
dat
zal
niet
lang
meer
duren.
Op
Franse
scholen
is
het
Chinees
al
de
zesde
buitenlandse
taal.”
Best
practice
Zorg
voor
extra‐zorgkinderen
Rolykids
is
een
gewone
kinderopvangorganisatie
met
ruimte
voor
kinderen
die
extra
zorg
nodig
hebben.
Directeur
Marion
Buitendijk:
“Voor
jonge
kinderen
met
een
handi‐ cap
is
het
goed
om
op
te
groeien
tussen
kinderen
die
geen
beperking
hebben.
En
kinderen
zonder
beperking
leren
zo
dat
‘anders’
niet
raar
of
stom
is.”
De
bedoeling
in
1993
was
kinderopvang
te
realiseren
voor
personeel
van
een
revalidatiecentrum.
Het
pand
naast
het
centrum
kwam
beschikbaar,
maar
was
te
groot
voor
alleen
de
kinderen
van
het
personeel.
Men
besloot
de
opvang
uit
te
breiden
met
opvang
voor
kinderen
die
extra
zorg
nodig
hebben.
Rolykids
was
een
feit.
De
van
oorsprong
kinderfysiotherapeute
Marion
Buitendijk
werd
in
1994
aangesteld
als
directeur.
De
opvang
werd
gestart
voor
kinderen
met
en
zonder
een
beperking.
Later
kwamen
er
ook
kinderen
bij
met
een
chronische
ziekte,
zoals
hartproblemen
en
diabetes.
Jarenlang
bestond
Rolykids
alleen
uit
kinderopvang
voor
kinderen
tussen
nul
en
vier
jaar.
Dat
werd
drie
jaar
geleden
uitgebreid
met
buitenschoolse
opvang
in
basisschool
De
Wilgenstam,
ook
voor
kinderen
met
een
extra‐zorgbehoefte.
Inmiddels
bestaat
Rolykids
uit
zes
locaties
en
een
hoofdkantoor.
Buitendijk:
“De
kinderen
komen
zowel
van
gewoon
als
bijzonder
onderwijs.
Ook
in
de
vakan‐ties
wordt
er
intensief
gebruikgemaakt
van
de
opvang.”
Twee
kleine
kinderen
spelen
met
elkaar.
De
een
heeft
wel
een
beperking,
de
ander
niet.
Voor
de
kinderen
speelt
het
geen
rol.
Ze
groeien
samen
op.
Het
past
helemaal
in
de
visie
van
Rolykids.
Buitendijk:
“Behalve
wat
meer
ruimte
en
geen
hoogteverschillen
zijn
er
niet
veel
aanpassingen
nodig
voor
de
‘extra‐ zorgkinderen’.
Wel
is
het
belangrijk
dat
het
kind
overal
bij
kan.
En
de
glijbaan
is
laag,
zodat
de
leidsters
een
kind
kunnen
bereiken
als
het
nodig
is.
Ook
creëerden
we
een
hoekje
met
een
soort
rustbank
voor
kinderen
die
na
binnenkomst
even
moeten
acclimatiseren.”
Speelmateriaal
speciaal
voor
de
kinderen
met
beperking
wordt
door
alle
kinderen
enthousiast
gebruikt.
“Deze
speelauto
fungeert
als
een
soort
rolstoel.
Een
kind
zit
er
stevig
in,
maar
kan
er
ook
op
liggen.
Ook
kinderen
zonder
beperking
spelen
er
graag
mee.”
Om
de
gevoelservaring
te
stimuleren
wordt
gebruikgemaakt
van
verschillende
ondergronden.
“In
de
speeltuin
is
een
betonvloer
ingelegd
met
knikkers.
Bedoeld
om
de
gevoelservaring
te
stimuleren
van
kinderen
met
een
beperking.
Maar
alle
kinderen
hebben
er
plezier
van!”
Aan
de
leidsters
worden
geen
speciale
eisen
gesteld.
Wel
krijgen
ze
intern
extra
scholing.
“Maar
we
hebben
ook
leidsters
die
van
oorsprong
kinderverpleegkundige
zijn
of
in
het
speciaal
onderwijs
hebben
gewerkt.
Die
vormen
een
mooie
combinatie.”
Soms
ontkom
je
niet
aan
extra
kosten,
zoals
voor
de
lift
in
de
nieuwbouw
in
Rotterdam‐Zuid.
“Daar
zit
de
BSO
op
de
eerste
etage,
dus
een
lift
is
nodig.”
Van
de
gemeente
Rotterdam
ontving
Rolykids
een
subsidie.
“De
gemeente
voelde
zich
verantwoordelijk
voor
kinderen
die
extra
zorg
nodig
hebben
en
sprong
bij.
Nu
is
er
een
gemeentepot
waaruit
plus‐opvang
wordt
gesubsidieerd.”
In
een
groep
zitten
maximaal
drie
kinderen
die
extra
zorg
nodig
hebben.
“We
beoordelen
per
extra‐zorgkind
hoe
groot
de
extra
belasting
voor
de
groep
en
de
leidsters
is.”
Rolykids
ontvangt
vanaf
het
begin
structureel
subsidie
van
de
gemeente.
Het
wordt
gebruikt
voor
extra
handen
op
de
groep
als
de
belasting
door
extra‐zorgkinderen
groter
is
dan
gewenst.
Buitendijk:
“Liever
meer
handen
dan
kleinere
groepen.
Met
meer
mensen
is
het
mogelijk
om
een
kind
individuele
aandacht
te
geven.
Prettig
voor
de
leiding
én
voor
het
kind.”
“Ook
al
investeer
je
veel
en
heb
je
prachtig
materiaal,
de
kwaliteit
komt
grotendeels
van
de
leidsters”,
aldus
Buitendijk.
“Deze
taart
ont‐vingen
we
van
de
ouders,
als
dank
voor
alle
goede
zorgen.
Dan
doe
je
het
goed!”
Vraag
aan
Erica
Terpstra
De
vraag
van
Johan
Wakkie
aan
Erica
Terpstra,
voorzitter
NOC*NSF:
“Welke
concrete
maatregelen
kan
NOC*NSF
nemen
om
de
relatie
tussen
school
en
sport
te
versterken?”
Trots
“Het
versterken
van
de
relatie
tussen
school
en
sport
is
niet
alleen
cruciaal
voor
het
verankeren
van
een
sportcultuur
in
Nederland.
Sport
is
niet
alleen
leuk,
het
werkt
ook
verbindend,
geeft
je
identiteit
en
is
iets
waar
je
trots
op
kunt
zijn.
Daarnaast
is
sport
ook
noodzakelijk
voor
het
dagelijks
leefpatroon.
En
dat
begint
bij
kinderen.
Slechts
veertig
procent
van
de
kinderen
tussen
vier
en
zeventien
haalt
de
beweegnorm
van
één
uur
matig
intensief
bewegen
per
dag!
Dat
is
heel,
heel
weinig.
Zo’n
600.000
te
dikke
kinderen
is
voor
mij
echt
een
schrikbeeld,
en
het
wordt
alleen
maar
erger.
Sport
en
bewegen
hoort
bij
kwaliteit
van
leven.
Een
leven
lang.”
Olympisch
Plan
“NOC*NSF
timmert
hard
aan
de
weg
om
kinderen
in
beweging
te
krijgen.
Op
12
mei
is
het
Olympisch
Plan
2028
aan
de
sportbonden
gepresenteerd,
we
willen
een
poging
doen
dat
jaar
de
Olympische
Spelen
naar
Nederland
te
krijgen.
Daarvoor
is
nog
wel
wat
nodig.
In
2016
moet
Nederland
een
sportland
zijn
op
olympisch
niveau,
met
meer
sport
op
scholen
en
in
de
bedrijven,
een
leven
lang.
Hebben
we
dat
bereikt,
dan
doen
we
een
gooi
naar
de
Olympische
Spelen.
Heel
spannend
natuurlijk!
Het
organiseren
van
de
Spelen
is
sowieso
winstgevend.
Het
geeft
een
enorme
sociale
binding
en
is
goed
voor
de
economie.”
Stimuleren
“Om
die
sportcultuur
te
verankeren
in
de
Nederlandse
samenleving
is
het
nodig
meer
scholen
en
bedrijven
in
beweging
te
krijgen.
Onlangs
tekende
NOC*NSF
met
het
ministerie
van
Onderwijs
een
convenant
met
als
doel
scholen
te
stimuleren
om
kinderopvang
en
sport
te
combineren.
We
doen
mee
met
de
Sector
Bestuur
Onderwijsmarkt
in
een
platform,
dat
lokaal
sport‐
en
beweegteams
opzet
ter
bevordering
van
sport
op
school.
En
onlangs
heb
ik
op
een
congres
van
de
Vereniging
van
Nederlandse
Gemeenten
bij
3500
lokale
bestuurders
sport
en
onderwijs
op
de
agenda
gezet.”
Gratis
sporten
“Ook
kinderopvang
speelt
een
grote
rol
in
het
stimuleren
van
de
jeugd,
én
het
Waarborgfonds
Kinderopvang.
Zonder
het
Waarborgfonds
zouden
veel
initiatieven
niet
genomen
zijn.
Ik
ben
een
grote
fan
van
het
Jeugdsportfonds,
waardoor
de
contributie
en
sportspullen
worden
betaald
voor
kinderen
wiens
ouders
geen
geld
voor
sport
hebben.
Mooi
voorbeeld:
steeds
meer
gemeenten
voeren
de
sportknipkaarten
in,
zodat
kinderen
gratis
of
voor
heel
weinig
verschillende
sporten
kunnen
uitproberen.
Op
het
ROC
Prisma
College
in
Breda
wordt
vrijwillig
meer
sport
aangeboden.
Daar
is
veel
animo
voor.
Resultaat
is
dat
het
percentage
schooluitval
terug
is
naar
nul!
Een
fantastisch
resultaat.”
Meest
gestelde
vragen
Het
Waarborgfonds
Kinderopvang
ondersteunt
organisaties
die
investeren
in
de
opvang
en
ontwikkeling
van
kinderen.
We
richten
ons
daarbij
op
goed
ondernemerschap,
verantwoorde
investeringen
en
kwaliteit
van
huisvesting.
In
NUL12
geeft
het
Waarborgfonds
antwoord
op
lezersvragen.
Een
kinderopvangondernemer
vraagt:
Heeft
het
Waarborgfonds
nog
voldoende
garantie‐capaciteit
om
borgstellingen
te
verstrekken?
Antwoord:
Staatssecretaris
Dijksma
heeft
onlangs
besloten
€
5
miljoen
euro
toe
te
voegen
aan
het
structurele
garantiekapitaal
van
het
Waarborgfonds.
Daarmee
is
de
garantiecapaciteit
verruimd
en
kunnen
aanvragen
die
op
de
wachtlijst
stonden
en
nieuwe
aanvragen
in
behandeling
worden
genomen.
Een
startende
kinderopvangondernemer
vraagt:
Zijn
er
geluidsnormen
waarmee
ik
rekening
moet
houden
voor
het
starten
van
een
kinderdagverblijf?
Antwoord:
Er
zijn
geen
concrete
voorschriften,
wetten
of
regels
over
geluidsoverlast
veroorzaakt
door
(spelende)
kinderen
op
de
kinderopvang
(buiten).
Het
is
echter
wel
verstandig
rekening
te
houden
met
omwonenden
en
bij
hen
het
benodigde
draagvlak
te
creëren.
Specifieke
eisen
met
betrekking
tot
geluidsniveaus
in
de
kinderopvangaccommodatie
bestaan
wel
(binnen).
U
kunt
hiervoor
het
Bouwbesluit
2003
raadplegen.
Een
gastouder
vraagt:
Kom
ik
als
gastouder
in
aanmerking
voor
een
borgstelling
als
ik
wil
investeren
in
mijn
gastouderopvang?
Antwoord:
Alleen
gastouderbureaus
die
investeren
in
gastoudervoorzieningen
kunnen
een
borgstelling
aanvragen.
Heeft
u
het
plan
om
in
plaats
van
gastouder
een
kinderdagverblijf
te
starten,
dan
kunt
u
wel
een
aanvraag
voor
een
borgstelling
indienen.
U
kunt
daarvoor
contact
opnemen
met
een
van
de
relatiemanagers
van
het
Waarborgfonds.
Een
sportvereniging
vraagt:
Ik
wil
kinderopvang
realiseren
op
mijn
sportvereniging.
Is
dit
mogelijk
en
op
welke
wijze?
Antwoord:
Ja,
dat
is
mogelijk.
Hieronder
enkele
mogelijkheden
(het
Waarborgfonds
kan
hierbij
ondersteuning
bieden:
1.
U
investeert
zelf
in
een
verbouwing
die
nodig
is
om
uw
sportlocatie
geschikt
te
maken
voor
kinderopvang.
U
verhuurt
de
locatie
aan
een
kinderopvangorganisatie
en
verrekent
de
investering
in
de
huur.
2.
U
laat
de
investering
voor
de
verbouwing
van
uw
pand
over
aan
de
kinderopvangorganisatie.
Omdat
de
kinderopvang
daarmee
veelal
langlopende
verplich‐tingen
aangaat,
zullen
zij
waarschijnlijk
een
langlopend
huurcontract
(tenminste
10
jaar)
willen
afsluiten.
3.
U
realiseert
samen
met
een
kinderopvangorganisatie
een
nieuw
gebouw.
Hiervoor
kan
een
separate
beheerstichting
worden
opgericht
waarin
beide
partijen
participeren.
Investeringen
voor
een
combinatie
van
sport
en
kinderopvang
kunnen
in
aanmerking
komen
voor
een
borgstelling
van
het
Waarborgfonds.