TOELICHTING WERKBLAD DRINKWATERINSTALLATIES
Toelichting
CHTINGOPWERKBLAD3.8DATUMSEpT1997
LL EN
Auteursrechten voorbehouden
VE R
VA
AANSLUITEN VAN TOESTELLEN OP DE DRINKWATERINSTALLATIE
Uitgave Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland VEWIN Sir Winston Churchill-laan 273 Postbus 70 2280 AB Rijswijk Tel. 070-4144750
VEWIN INHOUD 1 1.1
Voorwoord Samenstellers
2 2.1
Opzet WB 3.8 Begripsomschrijvingen 2.1.1 Toestellen 2.1.2 Soortgroepen 2.1.3 Kruisverbindingen 2.1.4 Beveiligingseenheden Beoordelingscriteria 2.2.1 Toelichting op Methode Montout 2.2.2 Installatiematrix 2.2.3 Overzicht beveiligingstoestellen
1 1
LL EN
2.2
.
.
2 2 2 2 3 3 3 4 8 9
Beoordelingsrapporten van de soortgroepen uit WB 3.8 Opbouw en invullen van een beoordelingsrapport
13 13
4
KIWA-Verklaring Waterteidingtechnische Veiligheid
15
5 5.1
Annexi Overzicht minimaal vereiste aansluitbeveiliging per soortgroep
VE R
VA
3 3.1
17 18
(
VEWIN
Toelichting
blad 1
Voorwoord
LL EN
In 1997 is het VEWIN Werkblad 3.8 Beveiliging (gevaarlijke) toestellen herzien, verder kortweg WB 3.8 genoemd. WB 3.8 bevat een lijst van toestellen, ingedeeld in soortgroepen, die bestemd zijn voor aansluiting op de drinkwaterinstallatie. Deze toestellen staan behalve met drinkwater, ook in verbinding met stoffen die het drinkwater kunnen verontreinigen en worden op grond
VE R
VA
hiervan ook wel gevaarlijke toestellen genoemd. De constructie binnen bepaalde soortgroepen toestellen kan fundamenteel verschillend zijn. Hierdoor kunnen verschillende verontreinigingsrisicos per toestel binnen een soortgroep gelden. De in deze uitgave opgenomen beoordelingsrapporten zijn bedoeld om duidelijkheid te verschaffen over de constructies (lees: het water leidingtechnische deel) van de in WB 3.8 opgenomen soortgroepen. Bovendien meent de Werkgroep Beveiliging Toestellen (WBT) met deze toelichting ondersteunende informatie aan te reiken die u kunt gebruiken bij het analyseren van een bepaald verontreinigingsrisico en voor het kiezen van de juiste aansluitbeveiliging voor installaties of soortgroep-toestellen welke (nog) niet in WB 3.8 zijn opgenomen.
VEWIN 2
Toelichting
blad 2
Opzet WB 3.8
LL EN
WB 3.8 geeft een uitwerking van hetgeen in de Nederlandse norm, NEN 1006 Algemene Voorschriften voor drinkwaterinstallaties (AVWI -1981), in algemene bewoordingen in artikel 3.8 wordt aangegeven. Dit artikel 3.8 heeft betrekking op de beveiliging van drinkwaterinstallaties tegen het binnendringen van vreemde stoffen uit (gevaarlijke) toestellen. De keuze van een beveiliging is afhankelijk van de aard van de verontreiniging en de condities die moeten gelden opdat die verontreinigingen in de drinkwaterinstallatie kunnen geraken. In WB 3.8 geeft men aan: een overzicht van de beveiligingtoestellen met hun veront reinigingsrisico afdekkend vermogen en de daarbij geldende installatievoorschriften; een overzicht van gevaarlijke toestellen met de daarbij vast gestelde minimaal noodzakelijke aansluitbeveiliging;
-
-
Begripsomschrijvingen Toestellen Toestellen in drinkwaterinstallaties kunnen worden onderscheiden in: 1. drinkwatertoestellen, 2. ontvangtoestellen. Drinkwatertoestellen Voor en na het toestel moet drinkwaterkwaliteit aanwezig te zijn. Voorbeelden zijn o.a.: reduceertoestellen en sanitaire kranen. Ontvangtoestellen Tot aan de aansluitbeveiliging in of aan een toestel dient drinkwaterkwaliteit aanwezig te zijn.Voorbeelden zijn o.a.: koffieautomaten, doseerapparaten of wasmachines.
VE R
2.1.1
VA
2.1
2.1.2
Soortgroepen Een categorie ontvangtoestellen met een gelijk toepassingsgebied. Voorbeelden hiervan zijn: wasmachines, hogedrukreinigers of desinfectie-apparatuur.
VEWIN
Toelichting
blad 3
Kruisverbindingen Zuigkruisverbindingen Een contactsituatie waarbij door terughevelen ongewenste stoffen in de drinkwater-installatie kunnen stromen. Bijvoorbeeld als de water leiding druk gedurende een be-paalde tijd, (bijvoorbeeld door grote water-afname elders), van overdruk in onderdruk verandert. Perskruisverbindingen Een contactsituatie waarbij door terugpersen ongewenste stoffen in de drinkwater-installatie kunnen stromen. Bijvoorbeeld als de druk in een toestel gedurende een bepaalde tijd groter is dan de druk in de drinkwaterinstallatie.
2.1.4
Beveiligingseenheden Voorzieningen om het terugpersen en/of terughevelen van verontreinigingen van beneden- naar bovenstrooms tegen te gaan. Een beveiligingseenheid omvat naast het beveiligingstoestel ook de voor de goede werking noodzakelijke randapparatuur (bijv. zeef, controlekraan, etc.).
LL EN
2.1.3
-
Beoordelingscrheria Om tot de juiste keuze van een aansluitbeveiliging te komen, wordt gebruik gemaakt van de analyse-methode die bekend staat onder de naam Methode Montout. Deze methode is oorspronkelijk uitgewerkt door EUREAU (Unie der verenigingen van waterleiding bedrijven uit landen van de Europese gemeenschappen) en is in 1986 aan CEN (Europees normalisatie instituut) aangeboden ter ondersteuning van de vervaardiging van een Europese Norm (EN-norm). Momenteel heeft deze norm een ontwerp-status (prENl7l7). Alhoewel de bewerking op de EUREAU-Montout methode door CEN niet is afgerond, zijn toch al elementen uit de prENl7l7 bij het huidige WB 3.8 betrokken.
VE R
2.2
VA
De soort eenheid wordt met twee hoofdletters wordt aangegeven: de le hoofdletter geeft de groep aan waartoe de eenheid behoort de 2e hoofdletter geeft het type aan van de beveiligingseenheid. (Bl/v.: Beveiliging DC behoort tot groep D=beluchfers, type C staat voor de be/uchter zonder beweegbare delen).
-
VEWIN
Toelichting
blad 4
LL EN
Dit vooral omdat er sinds 198C qrote technische ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die met name betrekking hebben op het assortiment beveiligingstoestellen en het aantal soortgroepen toestellen, bestemd voor aansluiting op het drinkwaternet.
Toelichting op Methode Montout In het kort komt de Methode Montout op het volgende neer: De methode bestaat uit twee onderdelen. Onderdeel één richt zich op het analyseren van het verontreinigings risico binnen het toestel of apparaat zelf. Men bepaalt het verontreini gingsrisico op basis van de volgende parameters: de aard van de mogelijke verontreiniging: (Vloeistofklassen 1 t/m 5, zie 2.2.1.1) de wijze waarop een verbinding tussen de verontreinigingen in het toestel en het drinkwater leidingnet kan plaatsvinden; -
-
(Pc, Pnc of T zie 2.2.1.2); de wijze waarop een verontreiniging vanuit het toestel in de drinkwaterinstallatie kan geraken als men de eventueel ingebouw de beveiligingen buiten beschouwing laat. (terug/7eve/en (p=atm) en/of via terugpersen (p>atmJ). De van tôepassing zijnde parameters worden in een Installatiematrix” (zie art. 2.2.2) geplaatst. Onderdeel twee richt zich op het bepalen van de minimaal noodza kelijke aansluitbeveiliging waarbij het risico zoals aangegeven in de Installatiematrix wordt afgedekt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het Overzicht van beveiligingstoestellen (zie art.2.2.3 -
Vloeistofklassen De classificatie van vloeistof die in contact staat of kan komen te staan met drinkwater speelt een belangrijke rol bij de bepaling van het verontreinigingsrisico. Het gaat hierbij dus om de vraag: Wat is de aard van de verontreiniging?
VE R
22.0.1
VA
-
De volgende 5 klassen worden hierbij onderscheiden: Klasse 1 Water, bedoeld voor menselijke consumptie, afkomstig van een drinkwater distributiesysteem.
(
VEWIN
Toelichting
blad 5
LL EN
Klasse 2 Vloeibare stof, welke geen schade voor de menselijke gezondheid oplevert. Vloeibare stof waarvan is vastgesteld dat ze geschikt is voor menselijke consumptie, inclusief water, verkregen uit een drinkwater distributiesysteem, en wat een verandering mag hebben ondergaan voor wat betreft smaak, geur, kleur of temperatuur (verwarming of koeling). Klasse 3 Vloeibare stof die in enige mate de menselijke gezondheid kan schaden ten gevolge van de aanwezigheid van één of meerdere toxische of zeer toxische substanties met een LD 50 > 2001 Klasse 4 Vloeibare stof die gevaar oplevert voor de menselijke gezondheid ten gevolge van de aanwezigheid van een of meerdere toxische of zeer 200l, of ten gevolge van toxische substantie met een LD 50 radioactieve, mutagenen of carcinogene bestanddelen.
Klasse 5 Vloeibare stof die gevaar oplevert voor de menselijke gezondheid ten gevolge van de aanwezigheid van pathogene bacterien of virussen.
1
VA
In de volgende tabel vindt u enige voorbeelden van de klasseindeling van vloeistoffen.
-In dit geval wordt met LD5O bedoeld: Lethale Dosis 50%,
VE R
Het betreft hier de oraal toegediende dosiS van de gevaarlijke stof die nodig is om 50% van de doelgroep jratten of konijnen) te doden, binnen een bepaalde tijd Voor de bepaling van de toociteit worden bil deze methode tegenwoordig slechts bij hoge uitzondering daadwerkelijk proefdieren gebruikt. Hiervoor in de piaats hanteert men een berekeningsmethodiek die ae
effecten van de oorspronkelijke proefnemingen kan simuleren De LD5O-methode staat ovengens ter discussie omdat de onderverdeling tussen schadelijk en gevaarlijk niet volledig door deskundigen wordt onderschreven De methode biedt op dit moment als enige echter wel het gewenste praktische hulpmiddel om met name oplossingen en mengseis snel en eenduidig te kunnen classificeren en is eis zodanig ook Oeschreven in: Community document 93/2f IEEC van 27 apnl 1900
Voorb..Id: LD5O <200 = Kiasse 4. Een gevaartijke stof wordt in een hoeveelheid van 200 mg per kg lichaamsgewicht van een proefdier oraal aan het proefdier toegediend. Indien de stof, toegediend aan bijvoorbeeld 100 proefdieren, resulteert in de dood van tenminste 50 van deze proefdieren binnen 2 weken na toediening, wordt de stof in Klasse 4 ingedeeld. Deze stof is voor de proefdieren dus al dodelijk bij minder dan 200 mg per kg lichaamsgewicht. Het zal duidelijk zijn, dat ingeval er van een stof meer dan 200 mg per kg lichaamsgewicht kan worden toegediend, zonder dat het de dodelijk is voor 50 % of meer van de populatie proefdieren, deze stof minder gevaar oplevert. Deze stof wordt daarom in Klasse 3 ingedeeld.
VEWIN
Toelichting
blad 6
TABEL VOOR BEPALING VAN DE VLOEISTOFKIASSE DRINKWATER ZONDER TOEVOEGINGEN
KLASSE
in de volgende situaties 1 1 2 2 2 2 2 2
DRINKWATER MET TOEVOEGINGEN OF WATER IN
het koken van voedsel het wassen van groente en fruit voorwas- en waswater voor vaat en kookgerei spoelwater voor Vaat en kookgerei verwarmingswater centr. verw. water zonder additieven riool- en afvalwater waswater voor het lichaam waswater voor kleding het water in de WC-stortbak het water in de WC-Pot drinkwater voor dieren zwembadwater
VA
CONTACT MET VLOEISTOFFEN ANDERS DAN UIT KLASSE 1
onthard water (ionen uitwisseling)
VE R
water met anticorrosie-middel water met antivries water met algacide water met vloeibare Voedings middelen (sappen, koffie, nietalcoholische dranken, soepen) water met vaste voedingsmiddelen water met alcoholische dranken water met wasproducten water met capillair actieve stoffen water met desinfectiemiddelen water met reinigingsmiddelen water met koelmiddel
KLASSE
bij gebruik voor/als
LL EN
water uit openbaar net water onder hoge druk staand stilstaand water (*) gekoeld water warm water stoom steriel water demiwater
DRINKWATER
2
3/4(x) 3/4(x) 3/4(x)
2 2 2 3/4(x) 3/4(x) 3/4(x) 3/4(x) 3/4(x)
(*) De aanwezigheid van sommige elementen kan het risico vergroten (temperatuur, materialen ...) (x) Hangt af van LD 50 (zie definities van vloeistofklassen).
2
3 5
3 3 3 5 5 5 3 5 5 5
VEWiN 2.2.0.2
Toelichting
blad 7
Contact situatie tussen verontreinigingen en drinkwater.
drinkw.tr
LL EN
Ter illustratie zijn hieronder schematisch de 3 verbindingsmogelijk heden weergeven: Permanente verbinding met het leidingnet met een voorzienbaar contact (Pc-situatie).
Pernnent contmu
DtinIcwtr
VA
Permanente verbinding met het met een onvoorzienbare en onverwachte mogelijkheid van contact tussen drinkwater en de verontrei nigingen (Pnc-situatie).
PttOtO
VE R
Drinkwater
Tijdelijke verbinding
Een niet-permanente verbinding met het leidingnet (T-situatie).
J
VEWIN
Toelichting
blad 8
Installatiematrix In
de
NSTALLATIE UATFX
installatlematrix
wordt het onderlinge verband tussen de aanwezige parameters die te maken hebben met het verontreini gingsrisico zichtbaar gemaakt. Door het zwart” maken van een open stip in een van de kolommen
van
deze
p.aIm
vo.todckrn
LL EN
2.2.1
pn
w
T
PS
T
000 000 000 000 000 000 000 000 000 000
matrix kan men aange Installatlematrix 1 ven welk verontrei nigingsrisico bij aansluiting op de drinkwaterinstallatie moet worden afgedekt. In de bij deze Toelichting op Werkblad 3.8 gevoegde set Beoordelingsrapporten wordt gebruik gemaakt van de hiernaast afgebeelde Installatiematrix 1 met de parameters Pc, Pnc en T (zie ook 2.2.1.2).
VE R
VA
Voor wat betreft het contact tussen drinkwater en verontreiniging gaat men er momenteel van uit dat de aansluiting permanent is. Men moet bij de risico analyse methode dus altijd uitgaan van de situatie Pc (Permanent/continu). De andere twee contact situaties (Pnc en T) worden op dit moment niet meer bij de risico analyse betrokken. Dit laatste omdat de waarde van de beveiligingen hierop niet is vastgesteld en bovendien het tijdelijk zijn van een aansluiting zeer betrekkelijk is. Vele tijdelijke aansluitingen kunnen immers een permanent risico veroorzaken. Vanwege dit laatste kan men beter Installatiematrix 2 (zie hieronder) gebruiken: Druk bij eventuele terugsiroming Vloelstofkiasse Verontreinigingsrlsico*
P=ATM ji
1
2
3
I
P>ATM -
5
1
2
3__4Ji
“)Geef door middel van een of meer stippen aan welk verontreinigingsrisico er optreedt. Let hierbij op de kolom waarin de stip(en) worden geplaatst. -
-
In de kolom p=atm betekent dit: alleen risico van terughevelen In de kolom p>alm betekenl dit: er is een risico van lerugpersen
Ga altijd uil van een vaste aansluiting (Pc-situalie) op de drinkwateninslallatie.
Installatiematrix 2
0
VEWIN
blad 9
Overzicht beveiligingstoestellen De beveiligingstoestellen waaruit een keuze kan worden gemaakt zijn onderverdeeld in groepen. Deze groepsindeling is gebaseerd op specifieke beveiligingskenmerken. Binnen een groep is weer een onderverdeling aangebracht naar typen. Zie voor de betekenis van de in het overzicht gehanteerde code, artikel 2.1.4, 5.1 uit deze toelichting. Het risico-atdekkond vermogen per beveiligingstoestel wordt in het overzicht op de volgende bladzijde, aangegeven door
LL EN
2.2.2
Toelichting
-
VE R
-
VA
middel van het aantal zwarte (•) stippen. Het aantal zwarte stippen dat wordt aangegeven duidt hier op de aard van de veront reiniging (vloeistofklasse, maximaal 5) waartegen de beveiliging bescherming kan bieden. Of de beveiliging bescherming kan bieden in de situatie waarin terugstroming van verontreiniging in de drinkwaterinstallatie kan plaatsvinden, moet verder blijken uit de kolom waar de zwarte stippen zijn geplaatst. Staan de stippen in de kolom p=atm, dan beschermd de beveiliging tegen terugstroming via terughevelen. Staan de stippen in de kolom p>atm, dan wordt bescherming geboden tegen terugstroming via terugpersen. Men komt tot de juiste keuze van een beveiligingstoestel, door uit het overzicht de beveiliging(en) te selecteren die het risico kunnen afdekken dat wordt aangegeven in de installatiematrix. (zie ook 2.2.1.2) maakt men gebruik van lntallatiematrix 1, dan moet het verontrei nigingsrisico kunnen worden afgedekt dat is aangegeven door de positie van de zwarte stip(pen) in de kolom(men) Pc onder p=atm en/of p>atm. maakt men gebruik van installatiematrix 2, dan moet het verontrel nigingsrisico kunnen worden afgedekt dat is aangegeven met het aantal zwarte stippen in de kolom p=atm en/of p>atm. NB Het kennen van de specifieke eigenschappen van beveiligings toestellen is echter ook een vereiste om te kunnen vaststellen of een beveiliging geschikt is of niet. Zo kan men bepaalde beveiligings toestellen toch niet in alle gevallen veilig toepassen. De beveiligingen GA, GA, BA en GB. dienen bijvoorbeeld met zorg t€ worden geselecteerd. Men moet bij de risico analyse en de keuze van deze beveiligingen ook nagaan of in de beschouwde situatie onder tegendruk de volumenstroom niet te hoog is (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een benedenstrooms geplaatste hoge drukpomp). Bij voornoemde beveiligingen zou dan namelijk over schrijding van de ontlastcapaciteit kunnen optreden en is een perskruisverbinding mogelijk.
VEWIN
Toelichting
blad 10
Beveiligingstoestelten overzicht Druk
P
=
atm
P > atni
VIo.Istofldaaaen B.v.Hlglngs..nh.âd AA
Vrije uitloop boven voor raadbaiç of trechter
AB
Vrije uitloop in een voor-
LL EN
Cod.
1
2
*
1•
raadbak met overloop AC
AD
Uitloop onder watemiveau met beluchte vulpijp in voorraadbak met overloop
4
3
1
2
• • •
*
• • • •
• • •
*
• • • •
*
• •
• •
*
Vrije uitloop met
5
-
-
....
*
BA
Onderbreker met verschil drukzones, controleerbaar
• • • •
CA
Onderbreker met verschil drukzones, niet controleerbaar
• • •
DA
Beluchter met beweegbare delen
• • •
DB
8eluchter met elastisch afsluit-orgaan
• • • •
eeluchter zonder beweegbare delen
• • • • •
Beluchter met bewegende delen gecombineerd met een keertçlep
• •
DH
Controleerbare keerklep
VE R
EA
-
-
VA
DC
-
-
-
*
3
4
5
-
-
...
• • • •
• • •
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
• •
î
1
-
-
-
c
P>atm
P=atm
Druk
blad 11
Toelichting
VEWIN
Code
5
3
4
Vlo.tstoficlaasen Bev.llIgIngs..nh.ld
1
EB
Niet-controleerbare keerklep
Alleen toegestaan voor bepaalde huishoudelijke toepassingen en als frontbaveiliging voor huisinstallaties (patroon in huiswatermeters)
EC
Controleerbare dubbele keerklep
• •
ED
Niet-controleerbare dubbele keerklep.
Alleen toegestaan voor bepaalde huishoudelijke toepas singen
GA
Mechanische onderbreker, niet-controleerbaar.
• • •
Mechanische onderbreker, controleerbaar
• • • •
4
3
1
2
5
LL EN
GB
2
-
-
-
-
-
• •
-
-
• • •
-
• • • •
-
-
-
Doorstroombeluchter voor slangaansluiting
•
HB
Slangaansluiting met anti-vacuümklep
• •
HC
Automatische omstelinnchting
Alleen toegestaan voor de huishoudelijke toepassing bij de bad/douche mengkraan geplaatst boven de rand van het bad.
HD
Slangaansluiting met anti-vacuümklep en keerklep.
• • •
LA
Op druk belaste beluchter
• •
LB
Op druk belaste beluchter met keerklep benedenstrooms
• •
-
-
VA
VE R
NA
—
-
-
1
-
-
-
—
• •
• Fj • —
-
-
—
-
-
—
—
• •
-
-
1
J
—
A/grize opmerking: Eenheden met een atmosfensche ontiuchting mogen niet worden geînstal leerd op plaatsen waar een reële kans op onderdompeling door overstroming bestaat (Bijvoorbeeld het plaatsen van BA, CA, G4, GB beve,iiqingseenheden in putten beneden het maaiveld). dekt het risico • dekt het risico niet * vanwege de open onderbreking spreekt men hier niet meer over -
drinkwater
-
-
—
-
—
VEWIN
Toelichting
blad 12
Met betrekking tot enkele toepassingen voor huishoudelijke gebruik geldt nog het volgende: vloei-
Minimum toegestane
LL EN
Huishoudelijk gebruik van drinkwater
stof-
beveiligingsnivo
klasse
Kraan met een handdouche boven wastafel, douche en badkuip. (geldt
niet voor
5
alle beveiligingen die bescherming bieden
tegen vloeistofklasse
bidetkraan met handdouche)
2
maar ook de
beveiligingen EB, ED
en HC
Kraan met uitloop onder de rand van een wasbak, gootsteen en badkuip
5
alle beveiligingen die
c
bescherming bieden
tegen vloeistofklasse maar ook de
5
beveiligingen DB, BA
VA
en GB
Tapkraan met slangaansluiting,
5
Geldt alleen voor de situaties waarbij p=atm
alle beveiligingen die bescherming bieden
wassen, schoonmaak of tuinsproeier.
tegen vloeistofkiasse
VE R
(Slangwartelkraan) Allen gebruikt voor
Ingegraven (particuliere) tuin sproei-installatie
5
maar ook de
5
beveiligingen HA en
HD. Geldt alleen voor de situaties waarbij p=atm alle beveiligingen die bescherming bieden tegen vloeistofklasse
5
maar ook
de BA, DB
beveiligingen en
GB
(DB alleen voor die situaties waarbij geldt: p=atm)
0
VEWIN 3
Toelichting
blad 13
Beoordelingsrapporten van de soortgroepen uit WB 3.8
3.1
LL EN
In de praktijk blijken af en toe nuanceringen noodzakelijk voor wat betreft de risico analyse en/of beveiligingskeuze, die in voorgaande hoofdstukken is beschreven. De WBT heeft in de zogenaamde Beoordelingsrapporten eveneens informatie opgenomen waaruit duidelijk wordt welke nuancering bij het risico of de keuze is aange bracht. Deze afwijkingen op de Methode Montout worden bij toelich ting op keuze, aangegeven. In dit hoofdstuk treft u voor nagenoeg elke soortgroep, genoemd in Werkblad 3.8 een beoordelingsrapport aan zodat u kennis kunt nemen van de overwegingen van de WBT op grond waarvan zij besloot af te wijken van de aanvankelijke beveiligingskeuze.
Opbouw en invullen van een beoordelingsrapport Een beoordelingsrapport is een formulier waarop de WBT de analyse van het verontreinigingsrisico en de keuze van de aansluitbeveiliging vastiegt. Ook waterleidingbedrijven gebruiken dit formulier om nieuwe toestellen te beoordelen op hun verontreinigingsrisico. Een beoordelingsrapport bestaat uit de volgende onderdelen: een titel: de naam waaronder de soortgroep in het Werkblad 3.8 -
-
(p=atm of p>atm) de installatiematrix. Zoals eerder aangegeven wordt op de beoordelingsrapporten nog gebruik gemaakt van een Installa tiematrix waarin naast de de contactsituatie Pc ook de situaties Pnc en T voorkomen, In de matrix wordt het verband tussen de van toepassing zijnde parameters door middel van het zwart maken van een bepaalde stip gekenmerkt.
VE R
-
is opgenomen, een principeschets: cije schematisch het waterleidingtechnische deel aangeeft. De plaats waar de beveiligingseenheid moet wor den aangebracht geeft men aan met een open zeskant. Indien noodzakelijk wordt een toelichting op de werking van installatiehet toestel gegeven. Uit de schets moet ook blijken of men te maken heeft met een risico voor terugpersen of terughevelen. de aard van de mogelijke verontreiniging, (vloeistofklassen 1 t/m 5) de wijze waarop de verontreiniging kan plaatsvinden,
VA
-
-
VEWIN
Toelichting
Verder wordt er op het rapport aangegeven: beveiliging volgens Montout, de geselecteerde terugstroombeveiliging op basis van de (EUREAU)Methode Montout. aanbevolen beveiliging, de terugstroombeveiliging zoals gekozen en vastgesteld door de WBT toelichting op de keuze, (alleen indien de door de WBT gekozen beveiliging afwijkt van de volgens de Methode-Montout geselec teerde terugstroombeveiliging).
blad 14
LL EN
-
-
-
VA
Ter illustratie enige details uit het beoordelingsrapport van de aardappelschilmachine. Van de machine wordt een principeschets gemaakt. De principeschets van de aardappelUitOI schilmachine staat hiernaast en hieruit blijkt dat: • er vanaf boven drinkwater wordt aangevoerd; • dat de sproeibuis onder de bovenrand van dit apparaat is geplaatst;
VE R
Men kan vaststellen dat bij een verstopte atvoeropening en overloop de in het apparaat aanwezige vloeistofklasse 5, (de verontreiniging kan immers bacteriologisch zijn:), in contact kan komen met het drinkwater. Deze verontreiniging kan echter alleen bij onderdruk in de drinkwatertoevoerleiding in de drinkwaterinstallatie worden teruggezogen of teruggeheveld.
Toelichting
VEWIN
blad 15
NSTALLATIEMATX KLASSE
1 2 3 4
Pc
=
p
atm
> atm
LL EN
p
VLOESTOF
Pnc
T
Pc
T
Pnc
0 0 0 0 00 000000 000000 000000 0 0 0 0 0
VA
In de installatiematrix (zie hierboven) is daarom de stip in de kolom Pc bij p=atm op de rij vloeistofkiasse 5 zwart gemaakt. Vervolgens ke wordt aangegeven welke beveiligingseenheden minimaal noodza n gekoze moet geval dit In dekken. kunnen te af risico lijk zijn om dit end afdekk risico een n met enhede gingse beveili de uit worden vermogen van 5 zwarte stippen in de kolom p=atm (zie overzicht beveiligingseenheden artikel 2.2.3). De via deze wijze vastgestelde beveiligingen vindt men op het Beoordelingsrapport bij: beveiliging volgens Montout.
VE R
pro Soms echter kan een specifieke toestelconstructie of de toestel cesgang tot een andere beveiligingskeuze leiden. Zo vindt de WBT, gings in dit geval van de aardappelschilmachine, de te kiezen beveili reeel. eenheid als resultaat van de Methode Montout analyse, niet pelaf Gezien de zeer ruime afmetingen van de overloop- en aardap ping voerbuis in relatie tot de watertoevoer wordt de kans op verstop en ervan en daardoor ook de kans op contact tussen drinkwater verontreinigingen niet aannemelijk geacht. De WBT komt in dit ste gegeven geval tot een andere beveiUgingskeuze, namelijk tenmin de Als AD. een EA- of DA-beveiligingseenheid in plaats van de AA euze WBT tot een van de Methode Montout afwijkende beveiligingsk apport komt worden de afwegingen hiervoor op het Beoordelingsr overzicht het vastgelegd bij: ‘Toelichting op keuze. Zie verder zoals beoordelingsrapporten in Annex 1, deel 5 van deze toelichting, dat is vastgesteld door de WBT.
-
VEWIN 4
Toelichting
blad 16
KIWA-Verklaring Waterleidingtechnische Veiligheid
LL EN
Op basis van de vaststellingen van de Werkgroep Beveiliging Toestellen heeft Kiwa N.V. in 1992 de Regeling Kiwa-Verklaring Waterleldlngtechnische Veiligheid opgezet. Deze regeling heeft betrekking op seriematig vervaardigde ontvang toestellen, waarbij de door de VEWIN vastgestelde terugstroombevei liging (en) intern is(zijn) aange-bracht. Toestellen, geleverd onder deze KIWA-Regeling, zijn voorzien van een KIWA-Waterleidingtechnisch Veiligheidsmerk. KIWA
WATRI FIDING FCHNSCH Vii IG
VE R
VA
In de overeenkomst die KIWA sluit met de producenten/importeurs, is vastgelegd dat Kiwa regelmatig controle uitvoert. Tijdens de con-trole wordt nagegaan of het waterleidingtechnische deel van de toestellen op de afgesproken wijze is uitgevoerd en of de vastgestel de beveiliging op de juiste plaats en op de juiste wijze is aange bracht. De Kiwa-Regeling Verklaring Waterleidingtechnische Veilig heid biedt onder andere aan producenten de mogelijkheid zoge naamde “toestel-eigen-beveiligingsconstructies op hun verontreini gingsrisico afdekkend vermogen te beoordelen en vervolgens op basis hiervan de aanstuitbeveiliging door de WBT te laten vaststellen. Ook de beoordeling van deze ‘toestel-eigen-constructies vindt plaats met behulp van het hiervoor besproken Beoordelingsrapport. Echter de beoordelingsrapporten die betrekking op specifieke toesteluitvoeringen van bepaalde producenten zijn uiteraard ver trouwelijk van aard. Deze beoordelingsrapporten alsmede de bijbehorende achtergrondinformatie (bijv. tekeningen en materiaalge gevens) worden door Kiwa beheerd en zijn dan ook niet in het overzicht in deze toelichting opgenomen. Kiwa verstrekt in het kader van de Regeling een document onder de naam: “Verklaring Waterleidlngtechnische Veiligheid’. In dit document geeft Kiwa nadere informatie over de ingebouwde aansluitbeveiliging van het toestel en de plaats waar het Kiwa-Waterleidingtechnisch Veiligheidsmerk moet zijn aangebracht.
0
0
VEWIN
Toelichting
blad 17
LL EN
Bij plaatsing of aanschaf van een toestel dient altijd expliciet om de Verklaring gevraagd te worden. Toestellen die niet met het KIWA-Waterleidingtechnisch Veiligheidsmerk (in de vorm van een sticker) zijn gemerkt vallen niet onder de Kiwa Regeling Waterleidingtechnische Veiligheid.
VE R
VA
Ten behoeve van de informatie aan waterleidingbedrijven, watertech nische installateurs en handelsfirma’s geeft Kiwa ook regelmatig een overzicht uit waarop per soortgroep is aangegeven welke toestellen het Kiwa-Waterleidingtechnisch Veiligheidsmerk mogen voeren. Voor toestellen, voorzien met het Kiwa-Waterleidingtechnisch Veiligheidsmerk, geldt dat deze rechtstreeks op de drinkwater installatie mogen worden aangesloten.
VEWIN
ToeIchting
b’ad 18
Annex 1
LL EN
Overzicht Beoordelingsrapporten
VE R
VA
c
0
Toelichting
VEWIN
Overzicht minimaal vereiste aansluitbeveiliging per soortgroep
Naam soortgroep
Aardappelschilmachine Aflegtafel Afvalvernietiger
LL EN
5.1
blad 19
Minimale aansluitbeveiliging
Blad num mer VEWIN ###
EA/DA
001
EA
Qua
AA/AB/AD
008
AA/AB/AD
Autoclaaf Autowastoestel Autowastoestel met injecteur Badgarnituur (huishoudelijk)
009
BA
010
EA + DA
054
EA
007
VA
Bakkersoven (bevochtiging)
AA/AB/AD
AA/AB/AD
p006
Bidet, voorzien van randspoeling en onderdouche
AA/AB/AD
004
Bidet, voorzien van mengkraan en handdouche
EA/DA
005
Biertap installatie met fusten (tijdelijke aansluiting)
EA
028
Biertap installatie met vaste aansluiting op drinkwaterinstallatie
BA
028a
Brandslanghaspel
EA (zie ook WB 4.5A)
033
Bubbelbad (Wiripool, Jacouzzi, Hot tub)
AA/AB/AD
034, 035 en 036
Chemische reinigingsmachines
BA
055
Closetpot
AA/DC
017
Closetpot met closet(indisch) spuitje
AC/DC
018
VE R
Bed panspoeler
VEWIN Naam soortgroep
Toelichting
Blad num mer VEWI N ###
LL EN
Minimale aansluitbeveiliging
blad 20
AA/AB/AD
070
Demineralisatie installatie met doseerpomp
AA/AB/AD
046
Demineralisatie installatie met injecteur
BA
047
Desinfectie toestel voor scope’s. (medische apparatuur)
AA (als drinkwaterreservoir, vroeger AE)
064
atmosferische situatie
zie Beoordelingsrapport
013
groter dan atmosferische
zie Beoordelingsrapport
015
Doseerinstallatie voor ontsmetten badruimte
BA
073
Douche en stoom cabine
EA
p.m.
Drinknippels voor vee
AA/AB/AD
022
Filterelement, opheffen smaakbezwaren (bijv.koolfilter)
EA
041
Flessenspoelmachine
AA/AB/AD
074
Fontein
AA/AB/AD
019
Dompelbad
-
VE R
Dompelbad druk
-
VA
osetpot met geïntegreerd spoel- en vermaalsysteem
1 EA
029
Fosfaatdoseertoestel met venturi
EA
030
Fosfaatsluis
EA
031
Frisdranken automaat
EA
037
Gritstraal machine met water injectie
AA/AB/AD
050
Fosfaatdoseertoestel met doseerpomp
0
(:‘
Toelichting
VEWIN Naam soortgroep
blad 21
Minimale aan-
Blad
sluitbeveiliging
num
LL EN
mer
VEWI N
##
Hogedruk reinigingstoestel (huishoudelijk)
EA met mini-
027
male instelling
van drukregel
ventiel op 200 kPa
Hogedruk reinigingstoestel (industrieel)
AA
026
Hondentoilet
DC
038
CA
025
EA
024
Hydrotherapie, heftoestel, cilinder in het bad 1-lydrotherapie, heftoestel,
VA
cilinder buiten het bad
023
Hydrotherapie, vulling bad
AA/AB/AD
lnstrument-reinigingsmachine
AA
Koel aggregaat met freon en
CA
012
BA of CA af h.
071
warmte-terugwinning
Koelinstallatie voor voedingsmiddelen
van Glycol CA ingeval ATA
VE R
of LD5O>200 mg
Koelspiraal voor voedselbereiding
EA
044
Koif ie espressomachine
EA
067
Laarzen reinigingstoestel
DC intern
065
Medicijnen en voedselsupplementen
AA intern
058
EA + AA/AB
072
doseertoestel
Mengtoestel voor stoom en water met
spuitpistool
VEWIN Naam soortgroep
Toelichting
Blad num mer VEWI N ##
LL EN
Minimale aansluitbeveiliging
blad 22
CA
045
Omgekeerde Osmose-instal latie (industrieel) met chemicaliën dosering
AA/AB/AD
049 en 066
Omgekeerde Osmose-installatie (industrieel) zonder chemicaliën dosering
CA
069
Onderdouche gemonteerd op closetpot AD
p.m.
Ontharder, ionenwisselaar, automatisch regenererend
CA
042
Reinigingsinstallatie van melktank en leidingen typen A/B/C
BA (AB intern)
060/062/061
VA
Omgekeerde Osmose-installatie (huishoudelijk)
AA!AB/AD
01 1
Sproeiinstallatie met verzonken sproeiers (tuin)
AA/AB
076
Stadstoilet
BA voor reinigingsdeel; AA of DC voor toiletspoeldeel.
052
Sterilisatie apparatuur
AB
p.m.
Stoomvormer
EA bij 50 kPa 0 AC bij P 50 kPa
p.m
VE R
Sektietafel (medische apparatuur)
>
Tandarts-unit zonder vacuümpomp en randspoeling
BA
063
Ultrasoon tandsteenverwijderapparaat voor dieren
EA
075
Urinezaksnijder
AS
p.m.
c
c
Toelichting
VEWIN
Minimale aansluitbeveiliging
Blad num mer VEWI N ###
LL EN
Naam soortgroep
blad 23
CA
051
Vaatwasmachine (industrieel), indirecte zeep- en naglans dosering
DC
056
Voedselbereider met bovenliggende sproeibuis
EA
002
Voedselbereider met onderliggende sproeibuis
AA/AB/AC/AD
003
Waterstraalpomp
zie BeoordeJingsrapport
057
EÂ + DC direct achter venturi
059
Zetmeelafscheider
AA/AB/AD
040
Zuurkast, tapkraan in
CA of EB + DA
p.m.
Vaatwasmachine (industrieel), directe naglans dosering.
VE R
VA
Zeepdoseertoestel
0
0
LL EN
VA
VE R z
m