Verslag 4e REDD Platform, 4 maart 2009 LNV, Willem Witseplein 6, Den Haag, Aanwezig: Eveline Trines (Silvestrum), Erik Lammerts van Bueren (ISAFOR), Niels Wielaard (SarVision), Antje van Driel (BuZa), Gijs Termeer (Klimaatbureau), Martijn Snoep (Stichting Face), John Loudon (Peace Parks Foundation), Robert Kwak (Vogelbescherming), Peter van Sluijs (IUCN), Charlotte Benneker (ITC), Marcel Silvius, (Wetlands Int.), Herman Savenije (LNVDK, voorzitter), Femke Tonneijck ( IUCN), Sona Prakash (Both Ends), Bas Clabbers (LNV-PL), Peter Bos (LNV-DN), Arend Jan van Bodegom (Wageningen Int., secretaris), Caspar Verwer (Alterra), Viktor Kaisiëpo Msn.(Papua Lobby), Irene Visser (Sylvestrum), Graciela Peters G. (ITC), Leo van der Vlist (NCIV), Arjen Struijk (Klimaatbureau), Rob Busink (LNV-DN), Anne te Molder (CARE-NL), Ben Papendorp.
1. Opening Herman Savenije heet iedereen welkom en legt doel, wrrkwijze en organisatie van het platform uit. Focus van het platform in 2009 vooral zal liggen op het gebied kennisdeling en verdieping van ‘good practices’ voor de uitvoering van REDD, het elkaar op de hoogte houden wat er speelt en bevorderen van afstemming en samenwerking. Gedacht wordt aan themaverdiepingsbijeenkomsten (zo nodig in workshopvorm) al dan niet afgewisseld met informatieupdatebijeenkomsten. De vraag naar dergelijke bijeenkomsten moet vooral bij de betrokken organisaties liggen, en het inbrengen van eigen ervaringen door de platformdeelnemers is een belangrijk ingrediënt voor het welslagen ervan. Het REDD Platform dient niet gezien te worden als de primaire plek voor lobby; daarvoor zijn andere trajecten voorzien. Wel kunnen de uitkomsten van de discussies in platformbijeenkomsten in de relevante trajecten worden ingebracht. Frequentie REDD platform bijeenkomsten is ongeveer 3-4 keer per jaar. Dat betekent elke 3-4 maanden een bijeenkomst, maar als er een gelegenheid zich voordoet dan kan het eerder. De organisatie van het platvorm wordt getrokken vanuit LNV dir. Kennis; de dagelijkse coördinatie ligt bij Wageningen International (Arend Jan van Bodegom;
[email protected]). Een kleine klankbordgroep is geformeerd met vertegenwoordigers van IUCN-NL, BuZa/OS, LNV-DP en LNV DN. Doel van de middag: Deze platformbijeenkomst is gericht op het thema “Carbon standards, certificeringschema’s en hun toepasbaarheid op REDD (pilot) projecten” Doelen van de bijeenkomst zijn: Het verkrijgen van een overzicht van wat er speelt op dit thema en de betekenis hiervan. Het identificeren van de belangrijkste issues Het trekken van een aantal conclusies hoe hier mee om te gaan, cq verder te gaan. De middag werd ingeleid door Eveline Trines (Sylvestrum), gevolgd door een aantal korte plenaire presentaties door andere deelnemers en een plenaire discussie.
2. Certificeringschema’s voor REDD In haar inleiding bracht Eveline Trines o.a. de volgende punten naar voren (zie PowerPoint): De CCBA-standaard: Dit is een schema waarin veel aandacht is voor biodiversiteit en sociale aspecten. Integratie inheemse volkeren wordt positief gewaardeerd. Is een heel transparant proces. VCS certificaten zijn veel meer op de koolstof gericht en minder op andere aspecten. Het zijn permanente kredieten. Methodologie zoals gebruikt voor CDM, kan direct worden goedgekeurd. Er is een serieuze risicoanalyse, die uit de financiële wereld voortkomt. Er is sprake van een aanzienlijke buffer (een deel van de koolstofvastlegging die niet kan
1
worden verhandeld). Als je je risk mitigation strategy verbetert, dan kan de buffer kleiner e worden. Audits worden niet verplicht gesteld na de 1 beoordeling maar loont vaak wel omdat er dan kredieten uit de buffer vrijkomen. Bij iedere volgende audit - als het bos nog bestaat – wordt de buffer opnieuw beoordeeld en een aandeel naar het segment met verhandelbare certificaten overgeheveld. Risicoafdekking ook via de centrale VCS pooled buffer account (vele projecten bij elkaar). Daardoor krijg je in het VCS systeem permanente kredieten. Periode tot 100 jaar. CDM projecten kunnen ook in VCS worden opgenomen. Na 2012 (post-Kyoto): politieke wil om aan REDD iets te doen is heel groot. Het is een instrument om de OS-landen meer te betrekken bij klimaatregime. Het moet volgens velen een nationale benadering zijn. Politieke wil is cruciaal. Nu 2 jaar (2008-09) als demonstratie periode. Er zijn verschillende vormen van ontbossing, bijv. frontier and mosaic deforestation. In werkelijkheid is het echter vaak een mix van fenomenen, met verschillende oorzaken. Daar kun je dus verschillende dingen aan doen, er zijn allerlei activiteiten mogelijk. In totaal (dus alle sectoren tesamen) is er volgens de EU Commissie zo’n 175 miljard dollar per jaar nodig om binnen de 2 graden doelstelling te blijven. Een vrijwillig (publiek) fonds is hoogstwaarschijnljik niet bij machten zo’n bedrag bij elkaar te brengen. Er wordt nu gekeken naar een hybride van een fonds, de markt, en eventueel andere innovatieve benaderingen. Emissiereductie bossen binnen UNFCCC zou post 2012 een extra reductie moeten zijn die wordt opgeteld bij de emissie reductie doelstelling van alle andere sectoren, zodat de totale mondiale doelstelling hoger uitkomt. REDD standaard moet in ieder geval ‘robuust’ zijn: geloofwaardig en passend op verschillende situaties, en betrouwbaar qua resultaten.
3. Veenbossen en REDD Marcel Silvius (Wetlands Int.) vertelt over de ervaringen met veenbossen in Z.O. Azië. Een equivalent van 8% procent van de wereldwijde CO2 uitstoot uit fossiele brandstoffen komt uit gedegradeerde veenbossen. Australië financiert het Kalimantan Forest & Climate Partnership (KFCP; 15 miljoen Aus $) om methodologie te ontwikkelen voor carbon certification bovengronds en ondergronds. Hier zou de VCS certificering worden getest. Het is het enige met buitenlands geld gefinancierd REDD project momenteel in Indonesia. Alle andere projecten zijn ’on hold’. Indonesische overheid zou met een regeling komen, maar dat laat op zich wachten. Projecten krijgen geen goedkeuring van de Indonesische overheid zoals bij het Kalimantan project gefinancierd door Australië. Verontrustend zijn de tegenstrijdige berichten: enerzijds een presidential decree voor duurzaam veenbeheer, anderzijds kersverse regulering van het Indonesische Ministerie van Landbouw voor nieuwe palmolieconcessies op veen. Als gevolg van het laatste worden bestaande inactieve concessies op veen nu in ontwikkeling genomen en worden er nieuwe concessies op veen uitgegeven, niet alleen voor palm olie maar ook voor bv pulp productie (Acacia plantages). De drainage van de veengronden gaat dus gewoon door en neemt toe. Dit alles staat de implementatie van een geloofwaardig REDD mechanisme in Indonesië in de weg, omdat de eventuele gereduceerde uitstoot door bosbehoud nooit de enorme emissies van het gebruik van veengronden kan compenseren. Daarnaast zijn de opportunity costs te hoog (gebruik als palmolieplantage is zeer winstgevend). EU reguleringen voor biobrandstoffen dragen niet bij aan duidelijkheid. De Renewable Energy Directive geeft aan dat biobrandstoffen afkomstig van venen die voorheen al gedraineerd waren acceptabel zijn (om tegemoet te komen aan biofuel ambities van Finland en Zweden die veel bos hebben staan op gedraineerde venen). Momenteel zijn vrijwel alle (95%) veengronden in ZO Azië gedraineerd dmv illegale logging channels, en zou met deze regeling nieuwe palm olie plantages in deze gebieden dus mogen. Echter
2
dezelfde richtlijn zegt ook dat Biofuels uit wetlands niet acceptabel zijn: dus zeer inconsistent, en daarmee multi-interpretabel. Uiteindelijk leidt dit tot een toenemende onduidelijkheid en voortduring van slecht beleid, hier in Europa als ook in Zuid-Oost Azië, en dus ook een zodanige “leakage” dat REDD projecten bij voorbaat niet aan de VCS certificeringscriteria kunnen voldoen. Vanuit de zaal werd gevraagd of er in Nederland wel politieke wil is om in bossen te investeren in het kader van CO2? Arcadis zocht uit hoe VROM klimaatneutraal kan werken. Zie ook: http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1154290.ece/Rijk_strenger_met_klimaatprojecten http://www.arcadis.nl/Pers/publicaties/Documents/Rapport%20evaluatie%20klimaatstandaarden. pdf . VROM wil dat bosprojecten aan CDM eisen voldoen.
4. Discussie Nationale benadering REDD National benadering die in REDD is gekozen roept een aantal vragen en observaties op: Hoe verhoudt nationale benadering zich tot vrijwillige markt projecten? Landen zijn vermoedelijk niet op korte termijn in staat REDD systeem volledig op poten te zetten. Structuren zoals die al nu zijn zullen blijven inclusief afspraken met nationale overheid. Overheidsactiviteiten gaan in de richting van de vrijwillige markt en omgekeerd. Nationale registratie kan worden gekoppeld aan vrijwillige markt. Vrijwillige projecten moeten dan heronderhandeld worden of die markt zal vanaf 2013 verdwijnen, want anders is er een vorm van dubbeltelling (op vrijwillige markt èn in nationale systeem). Een aantal landen met een redelijk niveau van organisatie en bestuur zal een nationale aanpak kunnen realiseren. Aantal landen niet. Als door de nationale benaderingen projecten uit de vrijwillige markt verdwijnen, dan kunnen investeerders uitwijken naar landen zonder REDD doelstelling. Hoeveelheid landen die meedoen aan REDD zal in het begin klein zijn. Er zullen veel landen overblijven waar je veel ‘mooie dingen’ kunt doen via de vrijwillige markt en vrijwillige certificering. Wordt Staat eigenaar van alle CO2 in bossen? Dan zijn er ook lokale gemeenschappen die eigenaar van bossen zijn. Dat wordt nog een heel probleem. Als je nu koolstof verkoopt dan heb je na Kopenhagen misschien een probleem, omdat de koolstof in het land van investering dan wellicht nationaal vermarkt wordt. Bij een systeem op landen niveau zouden de transactiekosten voor de individuele boseigenaar lager zijn. Daar staat tegenover dat je binnen een nationaal systeem toch private investeerders krijgt, met project ontwikkeling, monitoring en certificering. Relatie tussen actie en resultaat (minder CO2 uitstoot) is de verantwoordelijkheid van het land. Het gaat om het resultaat. Toch heb je een intern monitoring systeem nodig, anders enorme kosten om als land de betrouwbaarheid van gegevens aan te tonen. Voor de monitoring zal het bestaande UNFCCC systeem zeer waarschijnlijk leidend zijn. Sommige maatregelen van de overheid op kunnen leiden tot lagere ontbossing zonder dat bevolking geld krijgt. Bijv Matto Grosso waar de inkomsten van het innen van “stump fees” (een belasting op iedere gekapte boom) op het nivo van de staat weer besteed mogen worden aan milieu projecten, en niet meer afgedragen hoeven te worden aan de federale staat. Dit is voldoende aansporing voor de lokale authoriteiten om de wetgeving actief te handhaven en leidt tot extra activiteiten tav bosbescherming etc. Overeenkomst Kopenhagen Kopenhagen is cruciaal voor verdere ontwikkeling van vrijwillige markt en certificering: Er zijn nog landen die geen nationaal REDD systeem willen, er is formeel nog niets beslist. Afspraken in Kopenhagen zullen vermoedelijk op hoofdlijnen zijn. Tekst over REDD in Kopenhagen vermoedelijk niet heel groot.
3
Nog vele open vragen die in Kopenhagen beantwoord zullen moeten worden en die invloed hebben op certificering en vrijwillige markt: o Willen we wel een marktsysteem? o Gaat het over REDD (ontbossing, degradatie) of over de landgebruikssector als geheel (revegetation, reforestation, bosbeheer, dingen die soms nu onder CDM vallen)? o Hoe groot zal aandeel REDD zijn in totale emissiereductie? o Vraag is ook hoe ingewikkeld het officiële systeem zal worden. Bij CDM kost het 300 dagen aan doorloop om een project goed te keuren, en 200 dagen om het af te keuren, o.a. door de complexe eisen waar projecten aan moeten voldoen en omdat inspraak- en met name bezwaarprocedures lang duren.
Inheemse volkeren en Papua
Waarom is de verklaring van inheemse volkeren niet geaccepteerd in Poznan (december 2008)? Het vermoedelijke antwoord is dat er bezwaren zijn tegen het noemen van ‘volkeren’ i.p.v. van personen of groepen. Er wordt vanuit een aantal deelnemers van het platform bezwaar geuit tegen het uitsluiten van inheemse volkeren. Als de b.v. regering in Jakarta bepaalt wat er met REDD gebeurt dan hebben de Papoea’s geen zeggenschap. In Indonesië gaan door de overheid ingezette negatieve ontwikkelingen gewoon door. Dat is frustrerend. Alle bossen in Papua zijn nationaal. Maar de lokale bevolking wordt bij besluitvorming uitgesloten. Je mag geen stakeholders uitsluiten. Als bossen worden geruïneerd wat doen we dan als internationale gemeenschap? Soevereiniteit van landen is een groot hindernis om iets voor inheemse volkeren te regelen. Toch zijn er sinds 1992 belangrijke vorderingen gemaakt. Consensus systeem in internationale verdragen is een zwakte en kracht tegelijk. Een akkoord in Kopenhagen zal aan minimumvoorwaarden moeten voldoen. Het devies is dan: zoeken naar kapstokken. Er moet bijv. een rapportage verplichting komen. Een weg kan zijn: in rapportage verplicht stellen hoe in het kader van REDD inheemse volkeren zijn geconsulteerd. Dat is in ieder geval iets. COP 9 CBD heeft in 2008 een passage met rechten over inheemse volkeren geaccepteerd, die in feite uitnodigt je eigen wetten t.a.v. inheemse volkeren te handhaven. Die tekst zou je in een REDD tekst kunnen krijgen, maar wat levert het op? De vraag blijft hoe verhoudt zich REDD tot de CBD-afspraken? Daar zou een jurist naar moeten kijken. Coherentie is hier een probleem. Niet alle partijen van CBD zitten in UNFCCC, dus je kunt niet één op één dingen van het één naar het ander doorsluizen.
REDD aantrekkelijk voor lokale gemeenschappen? In hoeverre zijn de koolstofstandaarden mogelijk en aantrekkelijk voor gemeenschappen? Indonesië wil nieuwe regeling opzetten voor conservation concessie van 100 jaar, door private onderneming. Lokale en inheemse groepen kunnen zo’n onderneming opzetten, een conservation concession bemachtigen en vervolgens carbon certificaten op de vrije markt afzetten. FACE werkt met lokale partners met projecten van een bepaald volume. Dus liever niet veel kleine bossen. Bundeling van kleine eigenaren is in één geval gedaan. In Ecuador kregen 150 projecten één CO2 stempeltje. Er is een lokale organisatie om alle locaties te bezoeken en te meten. Het K-TGAL Project onder leiding van UvT (Margaret Skutsch) is in een aaantal landen bezig om een methodologie te ontwikkelendie communities in staat stelt om koostof in hun bossen te meten, te monitoren ente beheren. Mensen met een paar jaar lagere school kunnen het doen. De veldgids is nu ook op internet: http://www.communitycarbonforestry.org . Je hebt natuurlijk wel naast de monitoring door de lokale gemeenschappen zelf, nog onafhankelijke externe certificering nodig. In PNG wordt FSC gecombineerd met koolstofmetingen. Grootte van de bospercelen is al vanaf 10-20 ha.
4
Verbanden tussen verschillende standaarden. Hoe verhouden zich standaarden voor duurzaam bosbeheer zoals FSC en PEFC zich tot standaarden voor koolstof zoals VCS en CCBA en biomassastandaarden? Er lijkt een proliferatie van verschillende standaarden en certificaten aan de gang:voor duurzame houtproductie, energie, en koolstof, enz.: dit is een onduidelijke boodschap richting eindgebruiker, maar wellicht ook een last voor de bosbeheerders. Nu krijg je voor elk aspect een eigen certificaat. Voorbeeld is duurzame biomassa voor energie certificering: Hout uit bos of voor constructie of energie? Voor elk product een andere certificering, maar uit hetzelfde bos. Als bosbeheerder wil je zowel houtproductie als CO2 vastlegging. Niet elke functie het maximum maar wel een optimaal inkomen. Je gaat als beheerder/eigenaar kijken naar mogelijkheden om producten en diensten te verkopen op markten voor carbon, biodiversiteit en hout en andere. Nu moet je overal verschillende stempeltjes halen. Met hoge transactiekosten. Combinatie van FSC en CCBA kost bij elkaar enorm veel. VCS is ook een dure standaard, maar als je de eerste certificering eenmaal hebt, dan is het verder te doen. Er worden dus dingen naast elkaar ontwikkeld, zonder uitwisseling van ervaringen en communicatie. Met als resultaat het risico van hoge transactiekosten. De vraag is dan: wat de reikwijdte van het instrument of de instrumenten. Wat is de samenhang tussen de diverse systemen? Het gaat om het aantoonbaar maken van verschillende dingen: b.v duurzaam bosbeheer voor houtproductie en duurzame koolstofvastlegging. Wel is er in de verschillende schema’s is overlap in hun beoordeling van biodiversiteit en sociale voorwaarden. VCS gaat echt vrijwel alleen over CO2. CCBA gaat verder op het gebied van monitoring voor sociale aspecten. Als je een FSC gecertificeerd bos hebt, dan is er geen additionaliteit aangetoond in de zin van de klimaatconventie. FSC meenemen in het ontwerp van een nieuw bossen project voor het klimaatsverdrag is eenvoudiger maar brengt nog steeds aanzienlijke aanvullende kosten met zich mee. Je zou moeten kunnen combineren, maar er zijn belangen bij aparte certificering. Markt ontwikkelt zich enorm. Over 10 jaar zal er wellicht een beperkt aantal standaarden overblijven. Sommigen denken dat het verlammend werkt als je alles in één logo wilt regelen. Wat is het ideaalbeeld? Je zou een gemeenschappelijke basis moeten hebben voor de certificering van duurzame voortbrenging van forest goods en services. Met daaraan gekoppeld diverse modules voor specifieke doelen. Een modulair systeem lijkt het meest handzame en goedkoopste (relatief lage transactiekosten voor bosbeheerder/eigenaar). Waarom in bijv. FSC niet een “add-on” voor koolstof? Vanuit het bos en bosbeheerder is het ideaal dat er een idee is over duurzaam bosbeheer. Als FSC niet voldoende is voor CO2 dan moeten er aanvullende eisen worden gesteld. Wat betekent dit qua actiepunten? Partijen betrokken bij de ontwikkeling van de verschillende standaarden zouden rond de tafel moeten zitten. Gemeld wordt dat FSC-Nederland bezig is om te kijken of ze koolstofvastlegging in hun standaard kunnen inbrengen.
5. Conclusies discussie certificering
De ontwikkeling, aard, schaal en impact van de gereguleerde en vrijwillige markten voor bossenkoolstof en REDD en de rol van certificering hierin zal grotendeels afhangen van wat er in Kopenhagen uitonderhandeld wordt. Dit kan leiden tot twee handelingsperspectieven: vooral afwachten of juist nu proberen invloed uit te oefenen. Tegelijkertijd kan geconstateerd worden dat er in de vrijwillige sector heel veel gaande en in ontwikkeling is, en dat het belangrijk is dat de ervaringen en lessen hieruit worden gedeeld en worden benut in de ontwikkeling van een REDD-mechanisme en de verdere
5
uitwerkingen daarna. Daarnaast lijkt het waarschijnlijk dat in het post 2012 UNFCCCregiem de vrijwillige en gereguleerde markt op een of andere manier gekoppeld zullen zijn. Inheemse volkeren blijft een belangrijk aandachtspunt, ook in kader van REDD; de vraag blijft wat de beste manier is om dit effectief mee te nemen. De proliferatie van aparte standaarden en certificeringssystemen voor de verschillende functies van het bos is een punt van aandacht, zowel van consumenten- (verwarring) als producentenperspectief (hoge transactiekosten). Gesuggereerd wordt om nut en meerwaarde van een modulaire aanpak te exploreren. FSC NL is daar al mee bezig. Het lijkt zinvol om een dergelijk initiatief samen andere partners op te pakken (uit energie en carbon hoek).
6. Rondvraag/Mededelingen
WNF is aan het werk met een meta-standaard. Alois Clemens zou op deze bijeenkomst een presentatie geven, maar hij is door persoonlijke omstandigheden verhinderd. Hem is gevraagd iets hierover te schrijven of via een PowerPoint te delen. 8 mei is er een expert meeting REDD en inheemse volkeren. Satellietmonitoring REDD bijeenkomsten GEO is opgezet door G8. ESA heeft nieuwe missie goedgekeurd voor satelliet om biomassa te meten. We praten over financieringsmechanismen, koolstof en markt. Er zijn nog veel vragen open. Donor fondsen zijn niet duurzaam maar koolstof is dat ook niet. We moeten ook de nadelen van de koolstofmarkt bekijken. De EU wil Eu wil ontbossing halveren per 2020 en stoppen per 2030. Is dat realistisch? CCBA wil haar paragrafen over sociale omstandigheden verbeteren. Voor beide processen is een inbreng van buitenaf mogelijk. Vooraankondiging Seminar “Tropical Forest and Climate: Are we on the right track beyond Copenhagen”? Zal 24 juni 2009 in de Reehorst in Ede plaatsvinden. Binnenkort wordt vooraankondiging rondgestuurd.
7. Mogelijke nieuwe onderwerpen voor volgende vergadering Gesuggereerde onderwerpen zijn: Financieringsmechanismen voor bossenkoolstof. Wereldbankinitiatieven, maar ook anderen. Ervaringen met REDD (pilot)projecten in het veld Hoe REDD te laten doorwerken van nationaal niveau naar individueel bosbeheer, ook qua inkomsten? Verschillende landen hebben voorstellen ingediend bij Wereld Bank om in aanmerking te komen voor het REDD Readiness Fund. Daar zitten misschien ervaringen in die men voor andere landen kan gebruiken.
6