Verordening inburgering Drechtsteden
De Drechtraad; gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering; gelezen het voorstel van de Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden van < - - 2007>; overwegende dat de Drechtraad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de Drechtraad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd; besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening inburgering Drechtsteden
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1.
In deze verordening wordt verstaan onder: a. het Drechtstedenbestuur: het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam Drechtsteden; b. de Drechtraad: Het Algemeen Bestuur van de Drechtsteden; c. de Bestuurscommissie: De Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden; d. de wet: de Wet inburgering;
2.
De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen 1.
De Bestuurscommissie draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over: a. de rechten en plichten voor de inburgeringsplichtige vanuit de wet; b. het beleid en de rol van het openbaar lichaam Drechtsteden; c. de betrokken (potentiële) partijen; d. de financiële faciliteiten; e. het inburgeringsaanbod in de Drechtsteden; f. het handhavingsbeleid van het openbaar lichaam Drechtsteden betreffende de vaststelling van de inburgeringsplicht en sanctioneren;
g. de vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheden; h. de toegang tot de voorzieningen. 2.
Informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen aan wie een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden vindt eveneens plaats tijdens de oproep zoals bedoeld in artikel 25 van de wet.
3.
De Bestuurscommissie maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen: a. de lokale service loketten van de in de Sociale Dienst Drechtsteden samenwerkende gemeenten; b. de websites van de Drechtsteden en Sociale Dienst Drechtsteden, met verwijzing naar de landelijke relevante websites; c. folders of brochures; d. het beschikbaar stellen van relevante informatie aan intermediaire organisaties,
4.
Informatieverstrekking vindt in elk geval plaats op verzoek van de inburgeringsplichtige.
Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening Artikel 3 Aanwijzen van doelgroepen De Bestuurscommissie wijst groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan zij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria: a.
de motivatie om in te burgeren;
b.
het nieuw instromen in een uitkering, als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder a, van de wet;
c.
de afstand tot de arbeidsmarkt;
d.
de mate waarin taalkennis een belemmering vormt voor reïntegratie en participatie;
e.
het hebben van een opvoedingstaak.
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening 1.
De Bestuurscommissie stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.
2.
Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling in het kader van de Wet werk en bijstand of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen wordt aangeboden, draagt de Bestuurscommissie er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling en deze niet belemmert.
Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage 1.
De eigen bijdrage, genoemd in artikel 23, tweede lid van de wet, wordt in beginsel in één keer geïnd.
2.
Op verzoek van de inburgeringsplichtige wordt de eigen bijdrage in ten hoogste 18 maandelijkse termijnen geïnd.
3.
Voor een inburgeringsplichtige die een WWB-uitkering geniet, wordt de eigen bijdrage verrekend met de uitkering.
Artikel 6 Opleggen van verplichtingen 1.
De Bestuurscommissie stelt bij beschikking de verplichtingen vast van de inburgeringsplichtige aan wie een aanbod, als bedoeld in artikel 19 eerste en tweede lid van de wet, is gedaan.
2.
De in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichtingen kunnen onder andere bestaan uit: a. het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus en het uitvoeren van de daaruit voortvloeiende werkzaamheden; b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider en/of consulent van de Sociale Dienst Drechtsteden; c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken; d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door de Bestuurscommissie wordt bepaald; e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan; f. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.
Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod 1.
De Bestuurscommissie doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige volgens de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.
2.
In geval van een inburgeringsvoorziening, gecombineerd met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ingevolge de Wet werk en bijstand of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen, wordt het aanbod opgenomen in het aanbod gericht op arbeidsinschakeling.
3.
In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en van de rechten en plichten die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.
4.
De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen zes weken de Bestuurscommissie schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.
5.
Indien de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt geeft hij hiervan kennis door één exemplaar van de aanbiedingsbrief te ondertekenen en binnen de gestelde termijn te retourneren;
6.
De Bestuurscommissie neemt binnen zes weken na ontvangst van deze brief het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.
Artikel 8 De inhoud van de beschikking 1.
Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval: a. een beschrijving van de inburgeringsvoorziening; b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige; c. de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald; d. de termijnen en wijze van betaling; en
e. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt. Artikel 9 Weigering aanbod 1.
De inburgeringsplichtige deelt de weigering van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening schriftelijk mede.
2.
Het aanbod wordt geacht te zijn geweigerd, als de inburgeringsplichtige, ook na eerste rappel: a. niet verschijnt op een oproep in verband met het doen van een aanbod; of b. niet binnen de gestelde termijn een ondertekend exemplaar van de aanbiedingsbrief of een schriftelijke weigering van het aanbod retour heeft gezonden.
3.
Als een inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening weigert, stuurt de Bestuurscommissie de inburgeringsplichtige: a. een besluit met de datum waarop het inburgeringsexamen uiterlijk moet zijn behaald en de mogelijke consequenties van het niet-nakomen van deze verplichting; b. informatie over de mogelijkheden die hem daarbij in de voorbereiding ter beschikking staan, inclusief de kosten van deze voorzieningen.
Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende gedragingen. De Bestuurscommissie legt de inburgeringsplichtige die tevens een uitkeringsgerechtigde is een boete op ten bedrage van: a. 10% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeringsplichtige geen gehoor geeft aan de oproep van het Bestuurscommissie bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, genoemd in artikel 25, tweede lid, van de wet; b. 20% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeringsplichtige onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of bedoeld in artikel 6 van deze verordening op grond van artikel 23, derde lid, van de wet; c. 20% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van een maand indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald; d. 30% van de voor de inburgeringsplichtige vastgestelde bijstandsnorm voor de duur van twee maanden indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het Bestuurscommissie op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald; e. De hoogte van de boete wordt verdubbeld indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een besluit waarbij een boete is opgelegd op grond van het genoemde onder a of b opnieuw schuldig maakt aan een in deze leden genoemde verwijtbare gedraging die tot eenzelfde of hogere boete leidt; f. Indien de boete op grond van dit artikel meer bedraagt dan het in artikel 34 van de wet genoemde maximum bedrag, wordt de boete vastgesteld op dit maximum bedrag;
g. De van toepassing zijnde bijstandsnorm is de norm die geldt ten tijde van de gedraging waarvoor de boete wordt opgelegd. 2.
De Bestuurscommissie legt geen bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, dan wel indien voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van een van de bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen.
3.
De vaststelling van het boetebedrag voor een inburgeringsplichtige die geen uitkeringsgerechtigde is, vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid. Daarbij wordt de netto bijstandsnorm, die zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, als uitgangspunt genomen.
Artikel 11 Afstemming van de bestuurlijke boete 1.
De bestuurscommissie ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete indien de inburgeringsplichtige niets kan worden verweten;
2.
De hoogte van de bestuurlijke boete bedoeld in artikel 10 van deze verordening wordt afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten;
3.
Bij de afstemming bedoeld in het tweede lid wordt rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen Artikel 12 Hardheidsclausule De bestuurscommissie kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 13 Evaluatie De bestuurscomissie zendt 3 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de Drechtraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening in de praktijk. Artikel 14 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van < ..-.. 2007> en werkt terug tot en met 1 januari 2007. Artikel 15 Citeertitel De verordening wordt aangehaald als: “Verordening inburgering Drechtsteden”.
De secretaris,
De voorzitter,