In deze bijlage zie je achtereenvolgens: Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2008 Artikelsgewijze toelichting Beleidsregels bij de verordening Overzicht van de norminkomens
Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2008 Artikel 1: Definities In deze regeling wordt verstaan onder: 1. alleenstaande, kind en gezin: conform de daarvoor geldende definities in de Wet werk en bijstand; 2. minima: alleenstaanden of gezinnen die beschikken over een inkomen tot 20% van de bijstandsnorm die voor betrokkene van toepassing is of zou zijn; 3. bijstandsnorm: toepasselijke norm volgens de Wet werk en bijstand na toepassing van de toeslagen en verlagingen volgens de geldende toeslagenverordening; 4. welzijnsactiviteiten: activiteiten op het gebied van cultuur, sport, recreatie,vorming en educatie die in een beleidsregel van het college zijn vastgelegd; 5. bijdrage: een financiële bijdrage ingevolge de regeling bedoeld in deze verordening.
Artikel 2: Doel van de regeling De regeling beoogt door toekenning van een financiële bijdrage: 1. de betaalbaarheid voor de minima van welzijnsactiviteiten te vergroten, daardoor de participatie te bevorderen en sociale uitsluiting te voorkomen; 2. de toegankelijkheid van informatievoorziening via schriftelijke media of internet voor minima te bevorderen; 3. te bevorderen dat kinderen van minima deelnemen aan schoolactiviteiten waarvoor een ouderbijdrage wordt gevraagd.
Artikel 3: Doelgroep Deze regeling is uitsluitend van toepassing op meerderjarige personen en hun ten laste komende kinderen die op de aanvraagdatum in het bevolkingsregister van de
gemeente Woerden zijn ingeschreven. 1. Tot de doelgroep voor deze regeling behoren personen die beschikken over een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en een vermogen tot de geldende grenzen genoemd in artikel 34 derde lid van de Wet werk en bijstand. 2. De wijze waarop het inkomen en het vermogen worden vastgesteld, wordt in beleidsregels vastgelegd. 3. De regeling is niet van toepassing op personen vanaf 18 jaar die onderwijs volgen dat valt onder de werking van de Wet op de Studiefinanciering.
Artikel 4: Bijdrage voor welzijnsactiviteiten 1. Een bijdrage als bedoeld in het eerste lid van artikel 2 kan worden verstrekt voor de betaling van directe en indirecte kosten in verband met deelname aan welzijnsactiviteiten. 2. De in aanmerking te nemen kosten bedragen maximaal € 175,00 per gezinslid per kalenderjaar. 3. De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm 100% van de in aanmerking te nemen kosten. 4. De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tussen 110% en 115% van de toepasselijke bijstandsnorm 70% van de in aanmerking te nemen kosten. 5. De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tot tussen 115% en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm 35% van de in aanmerking te nemen kosten.
Artikel 5: Bijdrage voor kosten van informatievoorziening 1. Een bijdrage als bedoeld in het tweede lid van artikel 2 kan worden verstrekt voor de kosten van een abonnement op een dag-, week- of maandblad of van een internetabonnement. 2. De in aanmerking te nemen kosten bedragen maximaal € 20,00 per huishouden per maand. 3. De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm 100% van de in aanmerking te nemen kosten. 4. De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tussen 110% en 115% van de toepasselijke bijstandsnorm 70% van de in aanmerking te nemen kosten. 5. De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tussen 115% en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm 35% van de in aanmerking te nemen kosten.
Artikel 6: Bijdrage voor ouderbijdragen voor schoolgaande kinderen 1. Een bijdrage als bedoeld in het derde lid van artikel 2 kan wordt verstrekt ten behoeve van de ouderbijdragen voor kinderen op de basisschool en het voortgezet onderwijs. 2. De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tot 120% van de
toepasselijke bijstandsnorm 100% van de kosten tot een maximum van € 100,00 per kind per jaar.
Artikel 7: Indexering 1. Het college van burgemeester en wethouders verhoogt de in aanmerking te nemen kosten bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van deze verordening jaarlijks met het indexeringspercentage genoemd in het handboek Schulinck (consumentenprijsindex alle huishoudens van het CBS) van het betreffende jaar. 2. De verhoging wordt vastgesteld, zodra een veelvoud van € 5,00 per jaar is overschreden.
Artikel 8: Aanvraag 1. Een aanvraag voor een bijdrage op grond van deze regeling wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. 2. Op de aanvraag wordt binnen acht weken nadat deze is ontvangen een beslissing genomen door het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 9: Uitkering 1. De bijdrage op grond van deze regeling wordt uitgekeerd op basis van declaraties die zijn ingediend met behulp van een door de afdeling sociale zaken ter beschikking gesteld formulier. 2. De wijze waarop het bestaan en de hoogte van de gedeclareerde kosten worden gecontroleerd wordt in een beleidsregel vastgelegd. 3. Betaling geschiedt op een daartoe door de aanvrager op te geven bank- of girorekeningnummer.
Artikel 10: Terugvordering De bijdrage kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien: 1. de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en daardoor een te hoge bijdrage heeft ontvangen; 2. de aanvrager weigert te voldoen aan nader gestelde verplichtingen.
Artikel 11: Hardheidsclausule Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 12: Titel en inwerkingtreding 1. Deze verordening wordt aangehaald als "verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2008 gemeente Woerden". 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op
de datum van bekendmaking in het gemeenteblad en werkt terug tot 1 januari 2008. 3. De "Regeling Declaratiefonds in het kader van het gemeentelijk minimabeleid" , vastgesteld op 24 februari 2005, wordt ingetrokken op de datum waarop deze verordening in werking treedt.
Artikel 13: Overgangsregeling 1. De terugwerkende kracht op grond van het tweede lid van artikel 12 van deze verordening blijft achterwege voor zover naar het oordeel van het college de belanghebbende hierdoor wordt benadeeld. In dat geval geldt de "Regeling Declaratiefonds in het kader van het gemeentelijk minimabeleid". 2. Belanghebbenden die tussen 1 januari 2008 en de datum van inwerkingtreding van deze verordening op grond van de "Regeling Declaratiefonds in het kader van het gemeentelijk minimabeleid" een vergoeding hebben ontvangen, hebben alsnog recht op de maximale vergoeding voor dezelfde kostensoort op basis van deze verordening, verminderd met de reeds verstrekte vergoeding.
Deze verordening is vastgesteld door de gemeenteraad van Woerden op 23 april 2008 Loenen op Breukelen op Montfoort op 2 juni 2008 Oudewater op 10 april 2008
Artikelgewijze toelichting Artikel 1 De begripsomschrijvingen hebben betrekking op de activiteiten waarvoor een vergoeding kan worden verstrekt en de doelgroep die daarvoor in aanmerking komt. Voor een nadere omschrijving van de activiteiten wordt door het college een beleidsregel vastgesteld. Het minimuminkomen is afgeleid van de bijstandsnorm die voor een aanvrager van toepassing is of zou zijn als ware hij bijstandsgerechtigd.
Artikel 2 De regeling beoogt een breed scala aan welzijnsactiviteiten toegankelijk te houden / te maken voor de inwoners die beschikken over een laag inkomen en daardoor eerder het risico lopen in een maatschappelijk isolement te geraken.
Artikel 3 De doelgroep voor de regeling is gerelateerd aan de toepasselijke bijstandsnormen en de vermogensgrenzen genoemd in de WWB. De groep studenten met een uitkering in het kader van de WSF wordt specifiek van de regeling uitgesloten. Deze personen hebben voldoende mogelijkheden om tegen gereduceerde prijzen deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.
Artikelen 4 en 5 In deze artikelen worden de aard van de vergoedbare kosten en de hoogte van een toe te kennen bijdrage vermeld. De kosten waarvoor een vergoeding kan worden verstrekt, zijn in de verordening globaal omschreven. Deze worden nader gespecificeerd op een activiteitenlijst die is opgenomen in beleidsregels. Om financiële belemmering voor deelname aan activiteiten zoveel mogelijk weg te nemen, komen ook indirecte kosten zoals reiskosten en sportuitrusting voor vergoeding in aanmerking. Om een armoedeval te voorkomen, waardoor mensen bij een geringe stijging van inkomen abrupt het recht op vergoedingen verliezen, wordt de vergoeding trapsgewijze verlaagd bij inkomens tussen 110% en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm door een percentage van de kosten te vergoeden. Tot 110% wordt de maximale vergoeding verstrekt. Mensen met een inkomen tussen 110% en 120% van de bijstandsnorm hoeven niet eerst een bepaald bedrag aan kosten zelf te voldoen, maar krijgen meteen een gedeeltelijke vergoeding. Van hen wordt dus verwacht dat ze een eigen bijdrage leveren.
Artikel 6 Deze bijdrage is bedoeld voor de vrijwillige schoolbijdragen die aan ouders wordt gevraagd. Dit betreft kinderen in zowel het basisonderwijs, als het voortgezet onderwijs. In de praktijk blijkt namelijk dat de tegemoetkomingen op grond van de WTOS niet alle kosten van kinderen in het voortgezet onderwijs dekken. Vanwege het bijzondere belang dat kinderen niet de dupe mogen worden van financiële beperkingen van hun ouders en om te voorkomen dat eigen bijdragen voor gezinnen met kinderen te veel cumuleren, geldt in deze categorie geen lagere vergoeding bij inkomens tussen 110% en 120% van de bijstandsnorm.
Artikel 7 Om de bedragen mee te laten stijgen met het prijspeil worden jaarlijks de bedragen verhoogd met het 'consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens' van het voorafgaande jaar. Het bedoelde percentage is vermeld in het handboek WWB van Schulinck dat in het algemeen geldt als de richtlijn bij uitvoering van de WWB. Om te voorkomen dat er gewerkt moet worden met onafgeronde bedragen, wordt de verhoging vastgesteld, zodra een veelvoud van € 5,00 is overstegen. Rekenvoorbeeld
De maximale vergoeding voor welzijnsactiviteiten is in 2008 € 175,00. Verhoging 2009 1,7%: het bedrag wordt € 177,98 maar overstijgt niet het veelvoud van € 5,00 en blijft in 2009 dus vastgesteld op € 175,00. In 2010 wordt gerekend vanaf een bedrag van € 177,98. Is het 'consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens' over 2009 2,1%, dan wordt het bedrag € 181,71. De vergoeding wordt in 2010 vastgesteld op € 180,00. In 2011 wordt gerekend vanaf een bedrag van € 181,71.
Artikel 8 Behoeft geen toelichting.
Artikel 9 Er worden regels gesteld met betrekking tot de manier waarop wordt gecontroleerd of de uitgaven daadwerkelijk zijn gemaakt. Op deze wijze is het mogelijk om af te zien van de verplichting om van alle gedeclareerde kosten bewijsstukken in te nemen en dit steekproefsgewijs te controleren. Hiervoor is gekozen omwille van klantvriendelijkheid en vereenvoudiging van de uitvoering.
Artikel 10 Als ten behoeve van een aanvraag op grond van deze verordening onjuiste gegevens over inkomen en/of vermogen zijn verstrekt, dan kan de bijdrage worden teruggevorderd.
Artikel 11 Een verordening bevat noodzakelijkerwijs algemene bepalingen die in het individuele geval onbillijk kunnen uitpakken. In dergelijke gevallen is het mogelijk
om gemotiveerd ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze bepalingen.
Artikel 12 Omdat deze verordening in verreweg de meeste gevallen gunstiger is voor de aanvrager is bepaald dat deze terugwerkt tot 1 januari 2008.
Artikel 13 Aangezien deze verordening is vastgesteld op een latere datum dan waarop zij in werking treedt, is in het eerste jaar een overgangsbepaling nodig. Waar dat nadelig is voor de klant wordt de terugwerkende kracht achterwege gelaten en blijft de oude verordening gelden in de maanden vóór inwerkingtreding van de nieuwe verordening. Bedragen die op grond van de oude verordening zijn verstrekt worden in mindering gebracht op de maximale vergoeding voor overeenkomstige kostensoorten op grond van deze verordening (welzijnsactiviteiten, krantenabonnement).
Beleidsregels declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2008 Welzijnsactiviteiten De kosten waarvoor een vergoeding kan worden verstrekt, zijn in de verordening globaal omschreven. Deze worden hier nader toegelicht door een lijst met voorbeelden. De lijst is niet limitatief. Uitgangspunt is dat de klant vrij is in zijn/haar keuze, zolang het gaat om activiteiten op het gebied van cultuur, sport, recreatie, vorming en educatie. Het gaat om meedoen; de klant bepaalt waaraan.
Onder welzijnsactiviteiten worden activiteiten op het gebied van cultuur, sport, recreatie, vorming en educatie verstaan. Voorbeelden hiervan zijn: lidmaatschap van of deelname aan activiteiten van een vereniging (sport, scouting, e.d.) volgen van cursussen kunstzinnige- of muzikale vorming (toneel, muziek, dans, e.d.)
club- en buurthuiswerk deelname aan activiteiten van ouderenorganisaties zwembad-, museum-, speeltuin-, bioscoop- of theaterbezoek bezoek aan evenementen Kosten die het karakter hebben van een donatie of sponsoring worden niet vergoed. De contributie van een belangenvereniging zoals vakbond, ouderenbond, huurdersvereniging enz. wordt niet beschouwd als welzijnsactiviteiten, tenzij het lidmaatschap wordt aangegaan in verband met aantoonbare deelname aan welzijnsactiviteiten. Contributie voor een belangenorganisatie valt niet onder de welzijnsactiviteiten aangezien het lid zijn van een belangenvereniging op zichzelf geen deelname aan activiteiten betekent. Indien iemand aantoonbaar meedoet aan de activiteiten die door deze organisaties worden georganiseerd, kunnen de kosten van lidmaatschap en deelname aan de activiteiten worden gedeclareerd als kosten van welzijnsactiviteiten. De directe kosten zijn onder meer toegangsbewijzen, contributie, lesgeld, deelnemersbijdragen en abonnementen. Om financiële belemmering voor deelname aan activiteiten zoveel mogelijk weg te nemen, komen ook indirecte kosten zoals reiskosten en sportuitrusting voor vergoeding in aanmerking. Geen bijdrage wordt verstrekt voor welzijnsactiviteiten voor zover deze op basis van een andere regeling of voorziening al (deels) zijn vergoed.
De aanvraag Aanvragen voor de declaratieregeling moeten worden ingediend vóór 31 december van het betreffende kalenderjaar. De kosten kunnen tot 1 april van het volgende kalenderjaar worden gedeclareerd.
Wijze van vaststelling van het inkomen en het vermogen Om de uniformiteit tussen verschillende regelingen te bevorderen, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen van de WWB. Dit betekent dat het inkomen en het vermogen op dezelfde manier worden vastgesteld als bij de algemene bijstand en bijzondere bijstand. Zie ook richtlijn B137. Personen met een eigen woning hebben meestal meer vermogen dan kan worden vrijgelaten. De oplossing om verstrekkingen de vorm van een lening te geven (zoals bij uitkeringen voor levensonderhoud gebruikelijk) is in het kader van een participatieregeling voor minima niet doelmatig. Deze groep zou daarom, als de bepalingen van de Wet Werk en Bijstand worden aangehouden, niet behoren tot de doelgroep van het minimabeleid. Toch is het niet altijd reëel om te veronderstellen dat bezitters van een eigen woning kunnen beschikken over hun vermogen om daarmee een sociale activiteit of de sport van de kinderen te bekostigen. Daarom is voorzien in een hardheidsclausule voor deze groep. Bij aanvragen van personen die vermogen hebben dat gebonden is in een eigen woning, wordt op individuele basis
onderzocht of een vergoeding vanuit het declaratiefonds aangewezen is teneinde de maatschappelijke participatie te bevorderen.
Verificatie, betaalbaarstelling en controle AANVRAAGPROCEDURE Bij primaire aanvragen worden de volgende gegevens geverifieerd: Gezinssamenstelling en woonplaats: aan de hand van de inschrijving - geen briefadres - in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Inkomen en vermogen: de aanvrager moet zelf de hoogte van het inkomen en vermogen aantonen. De gegevens worden gecontroleerd aan de hand van de ingeleverde bewijsstukken. Bij vervolgaanvragen kan de aanvrager volstaan met beantwoording van de vraag of deze gegevens zijn gewijzigd. Verificatie vindt dan steekproefsgewijs achteraf plaats. Deze verificatie blijft achterwege indien al vaststaat dat iemand behoort tot de doelgroep. Dit is het geval bij : personen met een WWB uitkering voor levensonderhoud; aan hen wordt het recht op vergoedingen toegekend voor de duur van de uitkering; personen waarvan het inkomen en vermogen in de laatste 12 maanden al is getoetst en waarbij recht op bijzondere bijstand is vastgesteld; personen die in het jaar van de aanvraag kwijtschelding van gemeentelijke belastingen hebben verkregen; personen in een minnelijk schuldhulpverleningstraject conform de normen van de Nvvk of in een WSNP-regeling. Teneinde de administratieve last voor de burger zoveel mogelijk te beperken tot een eenmalige gegevensuitvraag, worden deze gegevens niet nogmaals gecontroleerd. Wel wordt bezien of het inkomen- en vermogen in de voorgaande 12 maanden ook daadwerkelijk is getoetst. DECLARATIES Om voor tegemoetkomingen in aanmerking te komen, moeten daadwerkelijk kosten zijn gemaakt. Daarom moet de aanvrager de gemaakte kosten kunnen aantonen met bijvoorbeeld een nota, bankafschrift, toegangsbewijs of het anderszins aannemelijk kunnen maken van de kosten. Het is aan het college van burgemeester en wethouders om te bepalen hoe dit wordt gecontroleerd. Voor de declaratieregeling wordt gekozen voor een steekproefsgewijze controle achteraf. Hierdoor wordt de druk op de uitvoering verminderd. Voordeel voor de klant is dat een vergoeding kan worden gevraagd en verkregen voordat de kosten zijn gemaakt. Betaling van de bijdrage vindt plaats uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de declaratie, dit conform de servicenormen van de gemeente Woerden.
Inwerkingtreding en overgangsregel Conform de bepalingen van de verordening treden deze beleidsregels in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum van bekendmaking in het gemeenteblad en werken zij terug tot 1 januari 2008. Daar waar belanghebbenden ten opzichte van de uitvoering van de oude verordening "Regeling Declaratiefonds in het kader van het gemeentelijk minimabeleid" hierdoor benadeeld worden, blijft de terugwerkende kracht achterwege.
Overzicht normbedragen OVERZICHT NORMBEDRAGEN 2009 Vermogensgrenzen Alleenstaande € Alleenstaande ouder € Echtpaar/gezamenlijke huishouding €
5.455,00 10.910,00 10.910,00
Inkomensgrenzen per 1 januari Vergelijk het normbedrag dat hoort bij de gezinssituatie met het netto inkomen per maand. Gezinssituatie 110% norm
115% norm
120% norm
Alleenstaanden 18, 19 of 20 jaar 21 jaar 22 jaar woning delend 22 jaar alleenwonend 23 tot 65 jaar woning delend 23 tot 65 jaar alleenwonend 65 jaar of ouder
232 671 671 805 805 940 1030
243 702 702 842 842 982 1077
253 732 732 879 879 1025 1124
Alleenstaande ouders 18, 19 of 20 jaar 21 tot 65 jaar woning delend 21 tot 65 jaar alleenwonend 65 jaar of ouder
501 1074 1208 1297
523 1123 1263 1356
546 1171 1318 1415
Echtparen of gezamenlijke huishoudingen
Beiden 18,19 of 20 jaar zonder kind(eren) Beiden 18,19 of 20 jaar met kind(eren) Eén van beiden 18,19 of 20 jaar zonder kind(eren) Eén van beiden 18,19 of 20 jaar met kind(eren) Beiden 21 tot 65 jaar zonder medebewoners Beiden 21 tot 65 jaar woning delend Eén of beide echtgenoten 65 jaar of ouder
464
485
506
732
766
799
903
944
985
1171
1225
1278
1342
1403
1464
1208
1263
1318
1415
1480
1544
Inkomensgrenzen per 1 juli 2009 Vergelijk het normbedrag dat hoort bij de gezinssituatie met het netto inkomen per maand. Gezinssituatie 110% norm
115% norm
120% norm
Alleenstaanden 18, 19 of 20 jaar 21 jaar 22 jaar woning delend 22 jaar alleenwonend 23 tot 65 jaar woning delend 23 tot 65 jaar alleenwonend 65 jaar of ouder
234 677 677 813 813 948 1040
245 708 708 849 849 991 1087
256 739 739 886 886 1034 1134
Alleenstaande ouders 18, 19 of 20 jaar 21 tot 65 jaar woning delend 21 tot 65 jaar alleenwonend 65 jaar of ouder
505 1083 1219 1309
528 1132 1274 1369
551 1182 1329 1428
468 739
489 772
511 806
911
952
994
1182
1235
1289
1354 1219
1415 1274
1477 1329
1430
1495
1560
Echtparen of gezamenlijke huishoudingen Beiden 18,19 of 20 jaar zonder kind(eren) Beiden 18,19 of 20 jaar met kind(eren) Eén van beiden 18,19 of 20 jaar zonder kind(eren) Eén van beiden 18,19 of 20 jaar met kind(eren) Beiden 21 tot 65 jaar zonder medebewoners Beiden 21 tot 65 jaar woning delend Eén of beide echtgenoten 65 jaar of ouder
Normen bij verblijf in een inrichting (21 jaar of ouder) (na aftrek van de AWBZ-bijdrage) Alleenstaande of alleenstaande ouder Echtpaar of gezamenlijke huishouding
347 553
363 578
378 603