1111111 liii IIIIIIIUIII 1111111 0 BD
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Ministerie van Veiligheid en Justitie De heer mr. 1W. Opstelten
r
Postbus 20011
DriOr
r.p’ gcirIi
Rg.
.
2500 EA S-GRAVENHAGE -. -
doorhics’unirnar
uw konmork
bot re II
Ons
bijags(’r)
koriwork
zienswijze op concept voorstel van wet presterend vemogen
6 december 2012
politie
Geachte heer Opstelten, U heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) verzocht om een advies te geven over uw concept wetsvoorstel inzake versterking van het presterend vermogen van de politie. Wij onderschrij ven uw doelstelling om de administratieve werklast voor de politie te verminderen, maar hebben seri euze bedenkingen bij de door u voorgestelde wijziging om een gerechtsdeurwaarder bij het binnentre den van een woning niet meer automatisch door de politie te laten begeleiden. Wij adviseren u om dit onderdeel niet op te nemen in het wetsvoorstel dat u aan de Tweede Kamer zal voorleggen. In het vervolg van deze brief lichten we dit nader toe. Aanpassing artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorclerïng (Rv). Dit wetsvoorstel bevat een aanpassing van artikel 444 Rv, dat regels geeft voor het binnentreden in een woning met het oog op executoriaal beslag op roerende goederen. Het is ook van toepassing op onder meer gedwongen ontruiming en conservatoir beslag op roerende zaken. De regeling is met waarborgen omkleed om te voorkomen dat willekeurig en lichtvaardig van de bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. De deurwaarder mag alleen binnentreden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervul ling van zijn taak nodig is en hij dient zich te vervoegen bij de burgemeester der gemeente in wiens tegenwoordigheid de opening van de deuren en van het huisraad zal worden gedaan. De burgemees ter kan zich doen vertegenwoordigen door een ambtenaar van politie die tevens hulpofficier van justitie is. Van de tegenwoordigheid van deze ambtenaar en van hetgeen in zijn bijzijn, uit kracht van dit en de volgende drie artikelen, is verricht, zal melding gemaakt worden in het proces-verbaal van beslag. Het voorstel is om de zinsnede De burgemeester kan zich doen vertegenwoordigen door een ambte naar van politie die tevens hulpofficier van justitie is’ te wijzigen in De burgemeester kan zich doen vertegenwoordigen door een daartoe door hem aangewezen ambtenaar ‘Wij constateren dat dit voor stel in de praktijk tot problemen zal leiden
VNG Posibus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070.373 83 93 ww win ni
01
Gevolgen voor de praktijk De bijstand van een hulpofficier van Justitie is bedoeld voor bescherming van de deurwaarder in lijf en goed. Men weet niet wat men binnen aantreft. Hoe wordt de veiligheid van de deurwaarder gewaar borgd indien de situatie niet veilig blijkt te zijn? Is er politie om op terug te vallen? Tevens treedt de hulpofficier van Justitie op als getuige als daartoe aanleiding is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij strafbare feiten (men komt regelmatig drugs tegen bij binnentreden), als contant geld wordt aangetroffen of als er een verschil van mening ontstaat over al dan niet door het binnentreden veroor zaakte schade. In al die gevallen is er met de hulpofficier van Justitie een onafhankelijke functionaris die proces-verbaal opmaakt. Bij het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner zal de deurwaarder altijd een beroep doen op artikel 9 van de Algemene wet op het binnentreden en de hulp van de sterke arm kunnen inroepen. De politie kan hier niet verwijzen naar de ambtenaar die door de burgemeester is aangewezen. Hoe verhoudt dit zich tot de voorgestelde aanpassing van artikel 444 Rv? Dit artikel is ook van belang voor de invordering van belastingschulden. Een belastingdeurwaarder die een woning wil binnentreden dient namelijk Le handelen overeenkomstig artikel 444 Rv (en de Alge mene wet op het binnentreden). Gevolgen voor gemeenten en overheid als geheel Het doel van de aanpassing is om de werklast van de politie te verminderen (er zijn overigens reële twijfels of dit ook gaat gebeuren) door, ongeacht de omvang van de lokale problematiek, alle 415 Ne derlandse gemeenten een ambtenaar van de eigen Organisatie te laten aanstellen die een deurwaar der moet gaan ondersteunen bij het binnentreden van een woning Deze ambtenaar moet ook vol doende gekwalificeerd zijn voor een dergelijke zware inbreuk op het huisrecht van een burger. Op grond van artikel 2 Financiële Verhoudingswet moet bij taakoverdracht aan gemeenten door de rijks overheid ook zorggedragen worden voor adequate aanvullende financiering. Dit element ontbreekt in het wetsvoorstel. Daar komt bij dat door deze taak, die nu helder en eenduidig door de politie wordt uitgevoerd, te beleggen bij alle gemeenten, het meer dan aannemelijk is dat dit leidt tot versnippering en een minder doelmatige uitvoering, waardoor de overheid als geheel per saldo slechter uit is. Dat is in deze tijden moeilijk te verantwoorden tegenover de burger. Advies Wij adviseren u om de oplossing te zoeken in maatwerk op lokaal niveau. Daar waar zich door het grote aanbod van beslagleggingen en gedwongen ontruimingen organisatorische problemen ontstaan, is het beter om hierover centrale afspraken te maken met de bewuste gemeente en vertegenwoordi gers van de deurwaarders. Dit kan leiden tot een doelmatiger inzet van de politie en de gewenste ver mindering van de werklast. De voorgestelde generieke aanpassing van de wet is naar onze mening niet de goede weg. Het leidt in de praktijk tot serieuze problemen in de uitvoering en het is zeer de vraag of het leidt tot vermindering van de administratieve werklast van de politie. Door het ontbreken van financiële compensatie en ver snippering over 415 gemeenten leidt het voorstel tot een minder doelmatige uitvoering. Wij verzoeken u om deze aanpassing in het concept wetsvoorstel te schrappen. Hoogachtend, Gemeenten
voorzitter directieraad
VNG Pobu 30435 250Q G< Den Haag Fel 0O-373 53 93 vwvng,gj
Openbaar Ministerie
College van Procureurs-Generaal Voorzitter
I/iI/ /I / I Ii/I /I/ iI l hI/ fl Rfl
Prins Clauslaan 16 2595 AJ Den Haag Telefoon +31 (0)70 339 9600 telefax +31 (0)70 339 98 51
Postbus 20305 2500 EH Den Haag
Minister van Veiligheid en Justitie Mr. 1. Opstelten Postbus 20301 2500 EH S-GRA VEN HAGE
-
1
-
-----:
—
Onderdeel Contactpersoon Doorkiesnummer(s) E-mail Datum Ons kenmerk Uw kenmerk Onderwerp
-—---—
Beleid & Strategie
19 november 2012
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen
Advies voorstel van wet inzakev ersterking van het presterend vermogen van de politie
Geachte heer Opstelten, Bij brief van 29 augustus 2012 heeft ti het College van procureurs-generaal gevraagd te adviseren over een conceptwetsvoorstel inzake versterking van het presterend vermogen van de politie. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om de \Vet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) op drie punten te wijzigen: a. Een vereenvoudiging van de procedure voor het vorderen van cainerabeelden waardoor carnerabeelden sneller en met minder administratieve handelingen beschikbaar komen voor de opsporing; b. Een verduidelijking van de procedure voor het opnemen van telecommunicatie zodat zeker wordt gesteld dat een bevel van de officier van justitie of de machtiging van de rechter-commissaris op naam kan worden gesteld; c.
De notiflcatieplicht komt te vervallen bij de inzet van bepaalde bijzondere opsporingsbevoegdheden die geen of slechts een lichte inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen.
Het College heeft met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel. Met name is het College verheugd over het voorstel tot reductie van de notificatieplicht, dit voorstel komt tegemoet aan een al lang bij het openbaar ministerie bestaande behoefte. Maar ook de overige voorstellen zijn in de praktijk van de opsporing zeer welkom. Deze voorstellen zullen belangrijk bijdragen aan het beoogde doel, namelijk liet terugdringen van de administratieve lasten en het verhogen van de efficiency van de
PaGII3&S119 november 2012
opsporing, Het College is derhalve gaarne bereid om over het wetsvoorstel te adviseren. Vordering camerabeelden Camerabeelden welke worden gemaakt met veiligheidscarneras zijn voor deopsporing van groot belang. Het is soms mogelijk om een verdachte aan de hand van deze beelden te identificeren. In sommige gevallen kunnen zij ook dienen om vast te stellen welke vluchtroute een verdachte heeft genomen. Bijvoorbeeld, in het geval een overval is gepleegd zal de politie zo snel mogelijk daarna hij alle bekende houders van een veiligheidscarnera in de omgeving, zoals winkeliers of houders van een benzinestation, willen zien of op de beelden mogelijk een verdachte persoon voorkomt. Dit kan bijdragen aan het opsporen van de dader van cle overval. In de huidige situatie is op grond van artikel 126nd voor de verstrekking van de beelden van elk van deze veiligheidscamera’s een schriftelijk bevel van de officier van justitie vereist. Terecht wordt in de memorie van toelichting geschetst dat dit voor de politie een buitengewoon bewerkelijke gang van zaken is, juist op momenten waarop snel handelen een eerste vereiste is. Het CoHege is van oordeel dat door de bevoegdheid voor het doen van de vordering bij de opsporingsambtenaar te leggen, de politie aanmerkelijk sneller kan optreden. Dit geldt temeer daar de vordering ook mondeling kan worden gegeven en in dat geval achteraf op schrift kan worden gesteld. Tevens meent het College dat de nieuwe regeling waar het gaat om de bescherming van de privacy met voldoende waarborgen is omkleed. De voorgestelde vereenvoudiging van de procedure wordt daarom door de opsporingspraktijk met grote instemming begroet. In het vierde lid van artikel l26nda wordt voorgeschreven dat de opsporingsambtenaar van de vordering en de verstrekking van gegevens een proces-verbaal dient op te maken. Het College wijst er echter op dat deze verplichting al bestaat: ingevolge artikel 152 Sv dienen opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal op te maken van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden. Het vierde lid van artikel l26nda is dus overbodig en kan worden geschrapt. Meer in het algemeen kan worden vastgesteld dat bepalingen in de Wet BOB, welke voorschrijven dat van een bepaald handelen van opsporingsambtenaren procesverbaal moet worden opgemaakt, in de meeste gevallen overbodig zijn. Het College verwacht dat bij cle komende integrale herziening van de Wet BOB veel van deze bepalingen zullen vervallen vanwege de bestaande algemene verbaliseringsplicht van opsporingsambtenaren ex artikel 152 Sv. Ook in dit licht bezien meent het College dat het aanbeveling verdient om het vierde lid te schrappen.
2/3
PaGIB&S/19 november 2012
Het tappen op naam Met instemming heeft het College kennis genomen van de verduidelijking )vaar het gaat om het opnemen van niet voor het publiek bestemde communicatie, meestal aangeduid met telefoon- of internettap. De mernorie van toelichting laat er geen enkele twijfel over bestaan wat precies de bedoeling is van deze wijziging, ramelijk ondubbelzinnig bepalen dat het bevel van de officier van justitie en de macliliging van de rechter-commissaris op naam kunnen worden gesteld. In een dergelijk geval geldt het bevel van de officier van justitie en de machtiging van de rechter-commissaris voor alle nummers die gedurende de geldigheidsduur van het bevel voor het opnemen van telecommunicatie bij de gebruiker in gebruik zijn. De wettekst laat echter ruimte voor een andere, meer beperkte uitleg. Ziel het College het goed, dan wordt wel voor de machtiging van de rechter-commissaris uitdrukkelijk geregeld dat deze geldt voor alle nummers die bij de gebruiker in gebruik zijn, maar ontbreekt dit voor het bevel van de officier van justitie. Dat laaL de mogelijkheid open dat kan worden aangevoerd dat het bevel van de officier van justitie niet geldt voor alle nummers die hij deze gebruiker in gebruik zijn. Op deze wijze komt de beoogde administratieve lastenverlichting wel ten goede aan de officier van justitie en de rechter-commissaris, maar niet aan de politie. Het College adviseert om in de tekst van de vet tot uitdrukking te brengen dat ook het bevel van de officier van justitie geldt voor alle nummers die bij de gebruiker in gebruik zijn. Hoogachtend, Het College van procureurs-generaal
,/
/
3 3
•
de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak
De onnister van Veiligheid en Justitie nu. 1W. Opstellen Pnsd’us 20301 2500 EH Den Haac
;4’,
L_.
I lIJIiI l l IUIUhIJHIij 0 BD
Directie Strategie en Ontwikkeling
bezoekadres Knouterdijk 1 2514 EM Den Haag
datum van contactpersoon doorkiesnummer taxnummer e-maiI ons kenmerk uw kenmerk onderwerp
bijlage(n)
13 november 2012 Strategie & Ontwikkeling
correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag t (070) 361 97 15 www.rechtspraak.nl
Advies \Vetsvoot stel tot wijiigine an he Wetboek van Strak ordeting en hei Wetboek an Burgerlijke Rechisvordering in verband met de sersterking nn hei presterend vermogen van de poittie. -
Geachte heer Opsteken. Bij brief van 29 augustus 2012 met opgemeld kentnerk verioeht u dc Raad vuurde rechtspraak (de “Raad”) u te adviseren over het conceptwetsvoorstcl tot wij tiging van het Wetboek an Strafvordering en het Wetboek van Burgerlijke Reclitsvordering itl verband mcl de sersterking van liet preslerencl vermogen van de politie (het “Wctsvoor.stcl’).
Irnofd!ijnen vw, hei adi les In hoofdlijnen houdt het advies het volgende in: In liet licht van de in Nederland al cer ruime toepassing van hei tappen van communicatiediensten, dient niet te orden overgegaan tot het vergemakkelijken van tappen van die diensten louter op naam. Tappen van communicatiedtensten louter op naam staat op gespannen voet niet de versterking van de positie van de rechter-commissaris. Met het oog op een Ier iake kundige rechtsheseherining van belanghebbenden dient de hulpofflcicr van justitie belast Le blijven niet de vervanging van de burgemeester als begeleider van de deurwaarder hij civielrechtelijke beslaglegging. Ten onrechte wordt geen aandacht besteed aan de grondrechtelijke aspecten van de voorstellen. De Raad ontraadt de indiening van het Wetsvoorstel in de voorliggende vorm.
DL’
-
—
-
-
Hei Wetsioorsft’l Het Wetsvoorstel strekt in de eerste plaats tot wijziging van de regeling met betrekking tot de hiji.ondere opsporingshe.voegdheden. Ten eerste wordt voorgesteld het vorderen van cameraheelden te vereenvoudigen waardoor cameraheelden snel Ier en niet minder administratieve handel ingen beschikbaar worden voor dc opsporing. Verder wordt voorgesteld de procedure rond het aanvragen van
de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak
datum kenmerk pagina
13 november 2f) 12 2 van 6
het opnemen van telceommunjeatie te verhelderen, zodat een bevel en een machtigine tot het opnemen van vcrtrouwelij ke communicatie op naam gesteld kunnen worden. Hierdoor hoeft niet voor elk nieuw bekend geworden nummer van een persoon, wiens communicatie wordt opgenomen, een afzonderlijk nieuw bevel te worden opgesteld. Voorts wordt voorgesteld om de notificatiepliclit te laten vervallen bij de in,.ct van bepaalde bijzondere npsporiitgsbevoegdheden die geen of slechts een lichte inbreuk maken 011 de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. In cle tweede plaats strekt het Wetsvoorstel tot aanpassing van de regeling voor dc begeleiding van een gerechtsdeurwaarcler hij het binnentreden van een woning, op basis van artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechisvordering. Met deze wijzigingen wordt een verhoging van de doelmatigheid en een vermindering van de administratieve lasten hij politie en Openbaar Ministerie beoogd.
Gehoord cle gerechten, adviseert dc Raad als volgt. Advies De Raad heeft kennis genomen van het Wetsvoorstel en heeft een aantal inhoudelijke opmerkingen en bezwaren die leiden tot de conclusie dat het Vesvoorstel niet in cle voorliggende vorm dient te worden ingediend. 1.
Opmerkingen
De Raad constateert dat de voornaamste aanleiding voor liet Wetsvoorstel is gelegen in dc wens om tot verbetering van de doelmatigheid w komen en acht het zijn taak erop te wijzen dat hierbij grondreehmelijke aspecten niet buiten beschouwing mogen blijven. 1-let Wetsvoorstel dient erop te worden beoordeeld of het een aanvaardbaar evenwicht tussen beide weet te vinden. Met het oog daarop acht de Raad een paragraaf over de grondrechtelijke dimensie onontbeerlijk, in het bijzonder wat betreft dc wijziging met betrekking tot de machtiging tot tappen en de beperking van de notificatieplicht. In dat licht plaatst de Raad voorts de volgende opmerkingen 1. / Vereen ioudi’e,m vorderen canieralN’elden Het Wetsvoorstel geeft aan een opsporingsumhtcnaar de bevoegdheid om hij bepaalde ernstige
misclrij ven beelden te vorderen van camera’s voor de beveiliging van goederen, gebouwen of personen, op een vaste opstelling. die al dan niet in het publieke domein zijn geïnstalleerd. Ingevolge liet voorgestelde derde lid van artikel l2ônda Sv kan de opsporingsambtenaar die vordering mondeling doen aan de houder van dc beelden, waarbij clie vordering een zo nauwkeurig mogelijke aanclutding De Raad voor de rectitspruak heeft op grond an artikel 95 ‘kan de Wet opde rechtertijke organisatie een welietijke adviestaak met betrekking Lot nieue wcts en hetcidvoorsmeIten die gevolgen hebben voor de rechtspraak. Dc adviceen worden vasigestetd na ovtirteg met de gerechten Dc Raad oor de rechtspraak is een adviescottege in dc zin van artikel 79 en t) van de Grondwet. Rij het opsletten VUfl lijn advieien beoordeelt dc Raad de voorgenomen wet en regctgevinu in hei bijzonder Otl de gevolgen voor de organisatie en de werktast van de gerechten en op de (praktische) toepastiaarheid en uiivoertniurhcid. Rectiters zijn hij de hehandeltng . in int],. iduele zaken HeL gebonden aan de inhoud van de wetscvingsads’iczen ‘.an de Raad voor de rechtspraak.
de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak
datum
3 november 2012
kenmerk pagina
3 van 6
dient te bevatten van de geges ens die worden gevorderd, en de titel san dc vordering. De Raad iiet als risico dat daarmee (ie?) veel kan worden gevraagd van dc gemiddelde opsporingsambtenaar. dat mogelijk, als achteraf als de vordering op schri Ft wordt gesteld, discrepantie kan ontstaan tussen dc nondch nge en dc op schrift gestelde vordering en dat er cl iscussic kan ontslaan over wat le itehijk is gevraagd en welke titel leHelijk is meegedeeld. De Raad acht het daarom gewenst dat liet mondeling geven van de vordering wordt beperkt tot de gevallen waarin een schriftelijke vordering niet kun worden afgewacht. 1.2 Beicle,i inaclitigiiçç’ opnl’Ine?i ctil,utuuiicuue(Iie,iric,i Iouîc’i 0 it(in)?! gc’I7ruiIcr Hel vergemakkelijken van het tappen van communicutiediensten louter op naam san dc gebruiker wordt in de Mvi’ (p. 5) gemotiveerd niet de stel 1 ing dat de v oorden “zo niugel ij k” in liet tweede lid sub c van de artikelen l26rn, 1261 en in het tweede lid sub a van artikel 126ig Sv in cle praktijk iodanig worden geïnterpreteerd dat het nummer waarmee de gebruiker van cle eonimunicaticdienst wordt geïdentificeerd, (in het bevel) moet worden vermeld indien dit nummer bij cle officier van justitie bekend is. Gegeven hei ingrijpende karakter van dit opsporingsmiddel beveelt cle Raad aan dit uitgangspunt niet ie verlaten, temeer nu liet inmiddels een feit van algemene bekendheid is dat Nederland al jaren een koppositie bekleedt wat betreft het toepassen van het tappen van coiumuniciitiediensten, Het ligt dan ook allerminst voor de hand aan te nemen dat er thans in Nederland sprake is van grote praktische of principiiile belemmeringen vuurde opsporing duur liet uitoc’lenen van de rechterlijke controle op dit ingrijpende opsporingsniicldel. Dc rechterlijke cuntrole wordt in het Wetsvoorstel clan ook ten onrechte verzwakt. De politie kan immers, nadat io’n hesel is verkregen, naar eigen inzicht en zonder direct toeiicht door de rechter-ccwnmissaris vorderingen doen aan de aanhieders van comnniunicatiecliensten. In cle visie van de Raad mcicl lappen van communicatiediensten vanwege het ingrijpende karakter san het opsporingsmiddel en liet zeer ruinie gebruik dat daarvan al wordt gemaakt. louter op naam van de gebruiker tot het uiterste beperkt ss urden. De Raad is van oordeel dat met het asthouden aan de huidige regeling waarin in beginsel het nummer van de gebruiker in het bes eI wordt ermeld een belangrijke rechtswaarhorg wordt gechend. Dat wordt in cle praktijk ook zo ers aren Het is immers dc rcchter-comniissaris clie tip grond san cle motis ering van de officier san justitie en de politie aannemelijk moet achten dat het nunirner duurde hctrel’ftnde persoon wordt gebruikt. Daarbij komt dat het Wetsvoorstel geen criteria of handvatten bes al voor de wijze waarop dc politie na ecn eenniaal verkregen hevel tot tappen louter tip naam met die bevoegdheid dient om te gaan. Moet saststaan dat de degene ton aanzien van wie liet bevel is verleend, gebruik maakt van de desbetreffende aansluiting, moeten dienaangaande ernstige he,waren hestaan of is een redelijk vermoeden voldoende? Dat is san belang unidat een ruim en ongecontroleerd gebruik kan tot gevolg hebben dat de gesprekken van vele personen die (uiteindelijk) niets met de onderiochtc feiten te maken hebben, getapt kunnen worden. In de MvT wordt niet ingegaan op de verhouding van liet Wetsvoorstel tot cle Wet versterking positie 2 en de Wet herziening regels betreffende cle processtukken in strat’zaken. Deze recliter-comniissaris wetten die op 1januari a.s. in werking treden, beogen dc toezichthoudende rol van de rechter commissaris in het s oorhereidende nnder,oek te versterken en (daartoe) zijn inforniatieposilie te Wei in t december 201 t. SOm. 2011. 600. Wei san t december 2011, Si b. 2n t t, OUt
de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak
datum kenmerk pagina
t,
13 november 20 2 4 van 6
verbeteren, De voorgestelde ergemakkelijking van het tappen louter op naam doet daaraan afbreuk nu allerlei trips kunnen worden geplaatst zonder vooralgaande machtiging en daarmee buiten het toezicht van cle rechter—commissaris. Mede tegen de mielimergrond van liet soorgaancie moet rekening worden gehouden niet de mogelijkheid dat de rechters-eomnmissarissen ,ieh (icer) terughoudend zullen opstellen hij het verlenen van machtigingen voor liet Lappen van communicatiedienstcn louter op naam, Zoals gezegd wordt met zon machtiging aan dc politie ccliie blr’inclic gegeven en dat verdraagt iich niet met de toezichthoudende truI van de rechler—commissaris ingevolge de Wet versterking positie rechter-eotnmissaris’ Als ondanks de hiervoor genoemde de heiwaren de voorgestelde ucrgemakkelijking wordt gehandhaafd, acht de Raad het van groot belang dat in cle M vT wordt benadrukt dat lappen an cirmmunicatiediensten louter op naam geen regel moet /ijn maar uitinndering moet blijven en dat na de oOk-ier van justitie die de vordering doet, de rechter—commissaris op grond van de in die sordering aangedragen feiten en omnstandigheden de a!\veging maakt ol hij soldoende gronden aanwe/ig acht voor zo’ n machtiging. Daarnaast acht de Raad het noodzakelijk dat aan de politie hetzij in de wet hetzij door middel van openbare instructies van het Openbaar Ministerie eritem in en hands attcn worden gegeven voor toepassing van de bevoegdheid en voor de wij’e waarop tronsparant wordt gemaakt hoe tot de keuze van de te tappen aansluitingen is gekomen. -
—
—
-
Ten slotte merkt cle Raad op dat in de MvT (p. 5) wordt gesteld dat door de geldende interpretatie van “zo mogelijk” de administratieve lasten ernstig worden veriwaard en dat dc criminalileitshestriiding wordt belemmerd, maar de ciie noch de andere stelling wordt onderbouwd. De eerste stelling doet ook vreemd aan omdat liet tot dusverre hij tappen van (tele)commnunicatiediensten steeds /cr 5 geweest dat (zo mogelijk) een nummer moet worden vermeld, indat die vermelding geen ser/v.aring van de administratieve lasten kan betekenen, maar mogelijk het \Vetssoorstel een verlichting.
/ .3 Vc’rsot’peIi,i imottflcaiiepln’hi Dc notit’icaticplicht san artikel 126hb Sv heclt, io memoreert de Mvi’ (p.S). tot doel om betrokkene in de gelegenheid Le stellen ,ich achteraf te beklagen over de toepassing san de OpSpom ingsbcsoegclheid. Iii verband met de grote belasting voor het Openbaar Ministerie van de huidige regeling ssordt voorgesteld om deze niet langer san toepassing te doen lijn opa) bijzondere opsporingsbesoegdlmeden die een meer onclersteunend karakter dragen, waarmee wordt bedoeld bevoegdheden die worden gebruikt als hulpmiddel voor liet inzetten van meer ingrijpende opsporingshevoegdhcden. en h) bij/ondere opsporingshevocgdheden die strekken tot liet vorderen san serkeersgegesens. omdat daarmee slechts een lichte inbreuk op de privacy van betrokkene wordt gemaakt en de/e srijwel standaard mn een opsporingsonderzoek worden toegepast (MvT p9). In dc eerste plaats merkt de Raad up dat liet seelvuldig toepassen van een bevoegdheid op zichzelf geen rechtvaardiging vormt om dcie san dc ncitil’icaticplicht uit Le zonderen. Verder merkt de Rand op dat een grotere inbreuk op de privmc3 ,ieh ook kan voordoen door hei uitoefenen van een combinatie van verschillende van dcie uit te icmnderen bevoegdheden in n onderzoek. Het verdient daarom overweging in dat geval dc notiltcaticplic.ht me —
Zic hlcrourrr niem mmmc Karnersmukken t t 2OtY 2tt t tt. 32 t 77. nr.
.
mei name Ir.
t 2.
—
de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak
datum
1 3 november 20 12
kenmerk pagina
5 van 6
handhaven. Ook acht de Raad het gewenst dat in de M vT aandacht wordt hsteed aan dc vediourling van dit punt van het Wetvoorstel tot de eisen die uit artikel 8 EVRM voortvloeien. 5
1.4 Bc’ç’clck/inç’ (I(’urnïIardL’r Executoriale beslaglegging is een taak die bij dc deurwaarder is belegd. Hij heefl op grond van artikel 4-4-4 van het Wetboek san Btirgeihjke Rechtsvordering (Rv) daartoe toegang tot elke plaats, voor zoser dat redelijkerss ijs oor de vei vulling san lijn taak nodig is. Als hij geen toegang verkrijgi. hem (tot een deel van de ruimte) toegang wordt geweigerd ot als niemand aanwezig is om de geL!xccuteerdc te vertegenwoordigen dient dc dcurssaardcr zich ie vervoegen b de hurgemeester encinde zich dooi hein te doen s’ergeiellen om. ‘kooi ,osei dat rcclelijkerwijs nodig is, de gewenste toegang te verkrijeen. De burgemeester kan zich doen seitegenwoordigen door een lrnlpofflcier van justitie. Flet Wetvonrstcl beoogt in dit laatste wij/iging te brengen in die un dat de burgemeester zich door een door hem aan te wijzen ambtenaar kan doen sertegenwoordigen. De Raad acht dit een ongewenste serruiming van de vervangingsmogelijkheid van de burgemeester. Niet zonder reden heeft de wetgever bepaald dat de deurwaarder zich in beginsel door de burgemeester dient te laten verge7ellen. Daarmee heeft de wetges er het gewicht van de aan de orde zijnde belangen van de geixecuteerde en anderen met betrekking tot de binnen ie treden plaats tot uitdrukking gebracht. Zo is als het gaat om een woning liet grondwettelijk vastgelegde huisrecht in het geding. Als de burgemeester zich laat vervangen, zal clii daarom dienen te geschieden door een gekwalificeerde ambtenaar. De hulpol ficier van justitie is daartoe vanwege lijn andere taken en bes oegdheden hij uitstek aangewezen. Hij vervult in de praktijk een dam-functie’, onder andere door dc proportionaliteit en de subsidiariteit in liet oog te houden. Verder blijkt in de praktijk de beperkte beschikbaarheid van de hulpofficier van justitie als positief effect te hebben dat deurwaarders het binnentreden als nilitnum renwdiion zien, wat liet ook moet zijn. Wanneer ook andere ambtenaren dc burgemeester zouden kunnen vervangen, betekent dat een uitholling van de waarborgen clie bij het binnentreden van plaatsen, vooral woningen. in een rechtstaa verzekerd behoren te lijn. De Raad ontraadt dan ook dele wijziging van artikel 444 Rv. 2.
Verklastgcsolgen
Het Wetsvoorstel zal vermoedelijk per saldo niet of nauwelijks sserklastgevolgen voor de rechtspraak hebben. Op het oog lijkt het geven van een machtiging tot tappen louter op naam tot een werklastverlichting te leiden voor de rechter—commissaris, maar hij nadere beschouwing is mogelijk zelfs het omgekeerde het geval. In de eerste plaats is het, zoals gezegd. zeer cle vraag in hoes erre de recliter-comniissaris bereid zal zijn een machtiging tot tappen op naam zondet verdere identificatie van een numnier te verlenen en, als hij dat al doet, 7al hij op een of andere manier /ijn toezichthoudende taak moeten invullen en dat is gecompliceerder en besverkelijker dan bi 1 een machtiging clie op naam en nummer wordt verleend. Bovendien moet rekening worden gehouden met cle niet te serwaarlo,’en kans dat bij tappen louter op naam in het voorbereidend onderzoek of hij de behandeling door de verdedicing Vut. FHRM 6 sepleinher t978 .Serle% A. nr. 28 (Klass). EHRM 2 auguslu% 984 Series A. nr 82 (MatonLi. t t-IRM 26 (Leinder) en EHRM 24 aprit t990. Ni 199t. S2 (krustin en Husii
maan 1987 .Scrie A. nr t th
de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak
datum
13 novciiiher 202
kenmerk
pagina
6 van 6
‘ragcn iullen worden gesteld, bijvoorbeeld over de rechtmatigheid van de getapte nummers die de politie heeft uitgekozen, en over de proportionaliteil. De vragen van de verdediging Ier terechtzitting kunnen weer aanleiding zijn lol nader onderzoek ccl. een nadere verantwoording zijdens het Openbaar Ministerie en daarmee tot schorsing van het onderiock ter tei’echtzitting. Slot Indien na het uitbrengen van dit advies het Wetsvoorstel op belangrijke onderdelen wordt gewijfgd ut indien uit nadere u itvneri ngsrcgelgeving belangrijke werklasigevolgen voortvloeien, clan wordt de Raad graag in de gelegenheid gesteld daarover aanvullend te adviseren. Met hei oog op de voorbereiding van dc gerechten up cle invoering van liet uiteindelijke Wetsvoorstel, stelt de Raad het op prijs als hij geïnlormeerd wordt over de indiening van het Wetsvoorstel hij de Eerste Kamer en de plaatsing van de deflniticve wetstekst in het Staatsblad. Hou e achten d,
Vrzitter
11.
1111111 liii lIIIIlIlflhi)IIIII 0 BD
Pdnses Margriet
KnNiN11J1c
pLartsoeri 49 259SBRDen Haag 1.
‘--
[ +31 (0)70 890 35 30 Aan de minister van Veiligheid en Justitie Dhr. mr. l.W. Opstelten Postbus 20301
-
+31
(0)708903531
[email protected]
2500 EH Den Haag www.kbvg.ni —
Den Haag, 31 oktober 2012
‘d
27356362 8101.34.809
Betreft: reactie gerechtsdeurwaarders op concept wetsvoorstel versterking presterend vermogen 507.21.664 politie 58.91.31.990 Excellentie, Onder dankzegging voor de mogelijkheid die ons geboden wordt om te reageren op het concept voorstel van wet inzake de versterking van het presterend vermogen van de politie, berichten wij u als volgt. Artikel II van het wetsvoorstel bepaalt dat artikel 444, tweede lid, tweede volzin van het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering wijzigt en komt te luiden: “De burgemeester kan zich doen vertegenwoordigen door een daartoe door hem aangewezen ambtenaar.” In de toelichting wordt voorts gesteld dat de vertegenwoordiging van de burgemeester door de hulpofficiervan Justitie niet noodzakelijk is en dat de uitvoering van artikel 444 Rv “heel goed binnen het ambtelijk apparaat van de gemeente (kan) worden belegd”. Het huidige artikel 444 van het Wetboek van Rechtsvordering is verband met het vaststellen destijds van de Algemene wet tot het binnentreden zo opgesteld. Met de vaststelling van deze wet is de mogelijkheid geschapen dat gerechtsdeurwaarders zonder toestemming van de bewoners een woning kunnen binnentreden zonder machtiging, Daarvoor is in de plaats een toetsing door de burgemeester of zoals in de praktijk het geval is, door de hulpofficier van justitie vastgelegd in artikel 444 Rv. De Memorie van Toelichting en andere parlementaire en wetenschappelijke stukken stellen de vergezelling door de burgemeester of de hOvJ als minimale eis om de bescherming van het huisrecht veilig te stellen. De vergezelling heeft volgens de Algemene wet op het binnentreden een belangrijke door de wet vastgelegde functie: toezien dat de binnentreding door de gerechtsdeurwaarder plaatsvindt volgens de wettelijke eisen die mede worden ingegeven door de proportionaliteit. Het huisrecht is een grondwettelijk beschermd recht dat ook in internationale en Europese verdragen wordt gewaarborgd. Wij hebben meermalen met uw ministerie ten aanzien van dit onderwerp overleg gepleegd. Wij hebben oog voor het gegeven dat gezien het takenpakket van de HOvJ, de vertegenwoordiging ex artikel 444 Rv een bepaald tijdbeslag legt op de HOvJ. Wij hebben aangegeven dat de vertegenwoordiging van de burgemeester door de hulpofficier van justitie in onze optiek niet altijd noodzakelijk is. Vaak zal de aanwezigheid van een politieagent met een lagere rang voldoende zijn.
1Bi’ KsI:iijiF
1i(
S,
V’
c)rïq,ruRwARul PS
Om de werkdruk van de hulpofficier van justitie te verlagen en de planning van de gedwongen ontruiming te vergemakkelijken willen de gerechtsdeurwaarders dat in de wet de mogelijkheid wordt gecreëerd dat in plaats van een hulpofficier van Justitie een politieagent met een lagere rang, bijvoorbeeld een brigadier, bevoegd is de deurwaarder bij een ontruiming te vergezellen. De herkenbare aanwezigheid van de politie is ook gewenst in verband met de veiligheid van de gerechtsdeurwaarder. Uit de onderzoeken in het kader van het programma Veilige Publieke Taak blijkt dat gerechtsdeurwaarders in ruime mate te maken hebben met agressie en geweld in de uitoefening van hun ambtelijke taken. Wij verzoeken u gezien het grondwettelijk recht dat hiermee is gemoeid en gezien de veiligheid van de gerechtsdeurwaarder als openbaar ambtenaar dringend de tekst en de toelichting van het voorstel van wet zodanig te wijzigen dat gegarandeerd wordt dat de gerechtsdeurwaarder uitsluitend vergezeld kan worden door ambtenaren met minimaal de rang van politieagent. Hoogachtend, Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders 1!
/
NEDEI&LANDSE VE 1 EN! c; IN c; VOOR RECHTSPRAAK .
0 BD
w:
De Minister van Veiligheid en Mr. 1W. Opsteken Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Justitie
o
alu 29 oktober 2012
Ons kenmerk Uw kenmerk
Con te ctpersoo n
Onderwerp Conccpt vooi stel van wei tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het ‘vVcibozk van Burgerlijke Rechisvordering in verband met de versterking van het presterend vermogen van de politie.
(ctchte heet
Opstellen,
Bij Me \in 21) 1tgiislu 21)12. net kenitierk 295624. heeft ii de Neclerland’e Vereniging ‘onr ReeIitpraak (itiet na: N\’vR) ad ie’ geraagd oser hei concept voorstel van wei lul wijiiging san het Wetboek san Stiafvoiderine cii het Wetboek san Bureerlijke kechtss cederine in serhand net cle ersterk mc san hel prei erend s erniogen san de pa1 iiie. Dit ad vies oorhereid cii vLIslgevtel d doi ii de wetenseh;llipel ke coiiivsie san de NVs R. St rek king
W
Ct.%VfiOt’Sll’i
Mei clii weisvoorstel svorcli hei ogd om enkele knelpunten, die in cle prakii k winden ervat en, weg te tiettien mei hei one op de verhetering in de eriminaliieitsheslrijcling die in de praktijk ssorclen ervaren, liet gaat tint werki.aainheden die als onnodig of o.einig ,jnvtil worden ervaren en die capaciteit kusten die elders heter ingezet kun worden. Er worden vier punten geregeld: —
—
—
—
Ta 1111e 11(111 na mii Voclereit van p:ii’iieuliei e hevei ligineheelclen licperki ni.i ni ii Ileal iepl iehi Beëindiging rol politie bil eivielreehielijke svoningheireclingen
Ten aanzien van hel lappen tip nit:nti geldt dat al eerder een sclswijziging is doorgevoerd titel de kennelijke hedt tel iiie om te regelen dat het een bevel tot hei opnemen on ie lecoingeges ens algeges en kon ts orilen sucit .tlle toestellen of autisluititiceit witarumi decene clie aleetupi moet worden gebruik itaitki. Voleens de nienioric van toelichtins! was die wijzieiite niet duidelijk genoeg waardoor in de ik ccci celarul k sv’cl geitauki van deze verruimde bevoegdheid. Nu wordt aldus oncluhhel zinnig ilci iclel Ik gen itak t dat een bevel kun wi irden al’gegeven op een aansl cliii ng. op een toestel af op cle n mi 111 (cli zi is cel moed ij k andere iiie n ii 6 ee ie itde ccce eens) van een persoon.
I
Postbui 30315, 2500 Lange Voorhout 7 infonvvr.org Telefoon: 070-3611420
OH Den Haag www.nvvr.org
Dat hetekent dat politie en justitie zeitstaticlie kLuutilen heslissen ccii nunurrer te caati Ltlt pen. als verittued vordt chut de betrokkene daarvan ook tiehruik naakt. De N\’vR merkt op dat, ingezien de toetsing van de rechter—corntnissaris niel meer plaatsvindt, de druk daardoor op de zittingieeliter hoger kan worden, omdat gevraaed wûtdt uwut ex tune te beoordelen oF er voldoende aanleiditie was tint dat \‘erntoedlen te koesteren en chinrutaar le handelen. Dit kan naar de inenine van de NVVR tol vreeTude toestanden leiden als niet de al aleetapte verdachte gebruik maakt van de nieuwe taplijru, naar een niedeverdaehue die nog niet getapt werd. Niet ie ontkennen valt dat er tijdwinst te hoeken is, al moeten daarvan geen wonderen worden verwacht, dereelijke extra taps zijn in de praktijk snel genoeg te orgwtiseren en de administratieve handelingen die zijn gemoeid net hei verkrijuzen van een tapmaehtieing vallen iii het niet hij de lioeveellteid werk die het heluister en vtstleeeen van alle tapeesptekken kost
Ten aanzien van het tweede punt wenst de N\’vR op te merken dat hij onderzoeken naat stral1aue leilen steeds vaker hlijkt dat beelden van particuliere heveiligingseanueras goeie dietisten kunnen bewijzen. Als liet daarbij gaat oto beelden die niet zijn getnaakt ten behoeve vart de liersoour nl de otgatrisatie tegen wie het leit was gericht. ttroet ttu de ulheter san jutiuie s orden ingeschakeld otir een vorleri ng te d ‘en clie strekt tol het uit l e eren art dc beelden. Het probleem is niet alleen dat dit oritiuudig wctk oplesert, maar ook de slagsatidiulteid mu liet prlitieoptrederm belemmert. Dc verants’. ocirdelijke registtatiehriuder ial intmets eerst een bev. ijs in handen wil leti ltehhen dat hij de gegevens recht natie hee It a lgest:ma n, Vanuit pri acy os erssegi itgemt bestaan er uk geen bezwaren legen dcie. speci hek gelortnuleerde errui muing \ tn de bes (regdlhcdlen van de opsporingsitmnhtenirLtr. 1-let gaat om een hepetkte inbreuk en in eett gespeei flceettle context. De NVvR i het dus eens ttiet voorgestelde s ij/iging ‘.
De notifleirtieplicht is in de wel gekotnen omdit bleek dat iss are opspeur iuishcsoegdliedemr ssaren ingezet tegen personen clie vers olgetis nooit ss etdeti ervolgd, terss ijl die personen ook aeliterar niet ip de hoogte sveidcn gesteld van de gepleegde inbreuk op Itu n persoonlijke les enssl eer. in de r tkt ij k blijkt liet 1 iist g en hewerke 1 ik om in alle ges all en waarin een i t cle wet genoemde bevoegdheid was toegepast daadwerkelijk te nu)ti lueereti. Veel san die in/el betroF serder hesoegdheclen die slechts een geringe i nhrermk op de privacy niet zich nueebraeliten. zoals het opvragen van gegevens hij derden, het bevragen van verkeersgegevens met hettekking tot de teleeonimurticatie en dergelijke 1-let inperken van de p1 ieht degenen op wiens levetissteer een inbreuk is gemaakt op de hoogte te stel eo zal naar de t neni lig van dc NVs R de nakotni rug vergetnakkelijken en cle werkdruk hij de parket ten vernii ruderen Niet valt in te zien waarom de politie een rol zou nioeleum spelen hij hei ten Ltitsuer leggen van civiele you tussen en dwanghevelen. anders dan het vomurkumeti sati striflare leiten ol het bewaren van cle rcle en vet ligheid. Naar de rnetting van de N\’s’R wordt iii het onderhavige wetsvoorstel terecht voorgesteld de tretsitig van liet uuputeden van de deursvaurdcrs hij de politie weg te halen. Medewerkers en lei cli rtgge vcttdeui Vtt1 Lt de Ii tigen toezicht en hanclhavi ng van de gemeenten kunnen dat ook. 1-let is al een dc vraag ei de vereiste toetsing riet dezehlde clesk ummdigheid zal piaatsvinclent. Dc hulp ‘llieieremi hebben inumners wel de nuidice ervaring roet dergelijke vraagstukken vanuit hun andere [II i t ier ;uken_
hVA
Ministerie van Veiligheid en Justitie
>
Retouradres Postbus 13467 2501 EL Den Haag
0 BD Kwartiermaker Nationale Politie
Aan
De minister van Veiligheid en Justitie Dhr. mr. 1W. Opstelten
bs346 1 ; www.rkspverhed,nr/venj
Postbus 20301 2500 EA Den Haag
Datum Betreft
Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag
Contactpersoon
31 oktober 2012 Reactie op het concept voorstel van wet inzake versterking versterend vermogen van de politie
Hierbij reageer ik op uw verzoek aan de politie om advies ten aanzien van het concept-wetsvoorstel inzake versterking van het presterend vermogen van de t Uw inzet op het versterken van het presterend vermogen van de politie, politie. door meer ruimte te geven aan het vakmanschap van politie, het politiewerk doelmatiger te organiseren en overbodige regels te schrappen, sluit aan bij de doelen van de vorming van de nationale politie, zoals beschrijven in het Realisatieplan. Behoudens een voorgestelde kleine wijziging van artikel 4 van het ‘Besluit bewaren en vernietigen niet gevoegde stukken’ en art 444 RV, adviseert de politie positief ten aanzien van de voorgestelde wetswijzigingen.
Begeleiding gerechtsdeurwaarder door de hulpofficier van justitie Indien een woning wordt binnen getreden, met het oog op het leggen van executoriaal beslag op roerende goederen, vereist art 444RV dat de burgemeester daarbij vertegenwoordigd is, zodat hij kan toetsen of het gedwongen binnentreden van de woning redelijkerwijs noodzakelijk is. De burgemeester kan zich, desgewenst, laten vertegenwoordigen door een hulpofficier van Justitie (Hov]). In de praktijk is dat vaak het geval. Daarmee komt uitoefening van de redelijkheidstoets neer op de verantwoordelijkheid van de politie (Hovi) in plaats van de gemeente. De voorgestelde wijziging van dit artikel houdt in dat de gerechtsdeurwaarder in beginsel niet langer wordt begeleid door een politiefunctionaris, maar door een daartoe door hem aangewezen ambtenaar. Juist omdat het executoriaal beslag een civiele aangelegenheid, is de aanwezigheid van een HOvJ bij binnentreden van een woning niet per se wenselijk. De aanpassing van het artikel houdt in dat de gerechtsdeurwaarder in elk geval niet langer meer door de politie begeleidt wordt als sprake is van een lege woning (dat is in 80% van de gevallen). Deze wetswijziging levert naar schatting 60 fte op.
Uw kenmerk:
,
d.d. 29 augustus 2012. Pagina 1 van 2
Kwartiermaker Nationale
Uit de voorgestelde wetswijziging blijkt echter niet duidelijk of de ‘door hem daartoe aangewezen ambtenaar’ een gemeente-ambtenaar betreft, of ook een politie-ambtenaar (HovJ) kan zijn. M.a.w. heeft de burgemeester vanaf de inwerkingtreding van de Politiewet 2012 de bevoegdheid om een politieambtenaar aan te wijzen om namens hem de redelijkheidstoets uit te oefenen (en dus de gerechtsdeurwaarder vergezellen bij beslaglegging). Dat lijkt zich niet goed te verhouden. Het is wenselijk deze zinsnede scherper te formuleren door de wetswijziging aan te passen in ‘de door hem daartoe aangewezen en onder zijn gezag ressorterende gemeente-ambtenaar’. Als uitgangspunt blijft overigens gelden dat art 9 van de Algemene Wet op Binnentreden toelaat dat een beroep op de politie kan worden gedaan indien sprake is van (mogelijke) escalatie of geweld.
Datum 25 oktober 2012
Besluit bewaren (geheimhouding) en vernietigen niet ge voegde stukken Over dit besluit is niet formeel onze consultatie gevraagd, maar stelt de politie een kleine wijziging voor.
De voorgestelde wijziging van artikel 4 van het ‘Besluit bewaren en vernietigen niet gevoegde stukken’ wordt in artikel 1 goed verwoord. In de vijfde alinea van de ‘nota van toelichting’ staat echter de volgende zin: ‘Periodiek, iedere twee weken, wordt de gemarkeerde communicatie door de Unit Landelijke Interceptie van het KLPD langs geautomatiseerde weg vernietigd’. Momenteel wordt met het project ‘gezamenlijke BOB-kamers’ door Politie en Openbaar Ministerie gewerkt aan het kwalitatief verbeteren en vereenvoudigen van de werkprocessen op het gebied van het aanvragen, verwerken en toepassen van bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB). In dit project worden nieuwe werkwijzen ontwikkeld, getoetst aan de praktijk en waar nodig bijgesteld, met als mogelijk gevolg dat taken op een andere manier in de organisatie(onderdelen) van de politie worden belegd. Binnen het spectrum van de Wet BOB, geldt dit ook ten aanzien van de werkprocessen op het gebied van Interceptie in het algemeen en met betrekking tot het vernietigen van geheim houdergesprekken in het bijzonder. Door in de nota van toelichting, met de hiervoor aangehaalde zin, de taak voor wat betreft het vernietigen van gemarkeerde communicatie expliciet toe te schrijven aan de Unit Landelijke Interceptie, wordt met de aangepaste wet onvoldoende ruimte gelaten voor eventuele toekomstige verschuiving van taken als gevolg van de ontwikkeling van een effectievere en/of efficiëntere werkwijze in dit verband. Dit kan worden voorkomen door de zin als volgt te wijzigen: ‘Periodiek, iedere twee weken, wordt de gemarkeerde communicatie door de Politie langs geautomatiseerde weg vernietigd’.
/ I———-
‘1
/
/‘
/ 1
\/ 1
1
7 /
/ 1t
/
/
-——
7 --—_—-——‘“
-,
—
Beeogd lid korpsleiding nationale politie Ii
Pagina 2 van 2
1111111 Itij IIIllI 11111 III 11fl
J4
0 BD
Aan de Minister van Veiligheid en De heer mr. 1W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Den Haag, 25 oktober 2012 Doorkies nummer: Faxnu mm er: E-mail:
JLlstitie
(
Betreft: conceptwetsvoorstel inzake versterking van het presterend vermogen van de politie
Zeer geachte heer Opstelten, Bij brief van 29 augustus jl. heeft u de Nederlandse Orde van Advocaten verzocht te adviseren over het hierboven genoemde wetsvoorstel. De algemene raad heeft het wetsvoorstel voorgelegd aan zijn adviescommissie strafrecht die bijgaand advies heeft uitgebracht. De algemene raad sluit zich aan bij de overwegingen van de adviescommissie en verzoekt u deze bij de verdere voorbereiding van wetsvoorstel te betrekken. Met de meeste hoogachi namens d
algéneen secretaris
Bijlage
C
.‘e’ ‘S,?..
-
335 35 3
‘.35 3
3’,51
W
-.
P rea dvi es van de Adviescommissie Strafrecht inzake
het conceptvoorstel van wei inzake versterking van het presterend vermogen van de politie. Inleiding
Het onderhavige conceptvoorstel beoogt met een aantal wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een bijdrage te leveren aan de vermindering van de administratieve last ‘/an de politie en daarmee aan de versterking van het presterend vermogen van de politie. Daartoe worden in hoofdlijnen vier wijzigingen voorgesteld: a b.
c
d.
De regeling van het vorderen van camerabeelden wordt vereenvoudigd, waardoor minder administratieve handelingen behoeven te worden verricht. De regeling van het opnemen van telecommunicatie wordt vereenvoudigd, in dier voege dat de mogelijkheid een vordering en een machtiging tot hel opnemen van telecommunicatie op naam te stellen wordt geëxpliciteerd, hetgeen tot gevolg heeft dat niet voor elk nummer een nieuwe vordering en machtiging behoeven te worden opgesteld. De notificatieplicht vervalt ten aanzien van bijzondere opsporingsbevoegdheden die volgens het voorstel geen of slechts een lichte inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. De regeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de begeleiding van een gerechtsdeurwaarder bij het binnentreden van een woning wordt aangepast, waardoor niet alleen een hulpofficier van justitie maar ook een andere door de burgemeester aangewezen ambtenaar de gerechtsdeurwaarder kan vergezellen bij het binnentreden van een woning.
Instemming Het is goed dat de wetgever kritisch kijkt naar de mogelijkheden om de administratieve ballast te verminderen, waar deze voor de centrale doelstellingen van het strafproces geen toegevoegde waarde heeft. Die ambitie van het conceptvoorstel wordt derhalve door de Adviescommissie onderschreven. De inzet van en de controle op bijzondere opsporingsbevoegdheden behoren in de praktijk niet te worden gedomineerd door de vraag of op de juiste plaatsen kruisjes zijn gezet op voorgedrukte formulieren. Nodig is een
(transparante en controleerbare) verantwoording van hetgeen tot opsporing is verricht en bevonden, waarbij een toetsing aan de relevante wettelijke voorwaarden voor de toepassing van de bevoegdheid en aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit vooropstaan. Tegen deze achtergrond kan de Adviescommissie zich vinden in het voorstel tot vereenvoudiging van de regeling van het vorderen van beelden van vaste (beveiligings)camera’s: daaraan zou niet meer, zoals thans op grond van art. 126nd Sv is vereist een bevel van de officier van justitie ten grondslag behoeven te liggen. Op basis van dit voorstel ken worden volstaan met een vordering van een opsporingsambtenaar In de toelichting op het voorstel is op heldere wijze uiteengezet dat het thans vereiste bevel van de officier van Justitie geen toegevoegde waarde heeft voor kort gezegd de waarheidsvinding of de rechtsbescherming. Deze voorwaarde levert vooral vertraging en bureaucratie op. De toepassingsvoorschriften in flankerende regelgeving, zoals het Vrijstellingsbesluit Wet bescherming persoonsgegevens, zijn bovendien voldoende adequaat. Onder die omstandigheden kan met een duidelijke verantwoording van het opvragen van beelden van vaste camera’s in een proces-verbaal worden volstaan. .
—
—
Evenmin heeft de Adviescommissie bezwaar tegen het voorstel in de tekst van de relevante bepalingen omtrent het opnemen van telecommunicatie te expliciteren dat een machtiging en een bevel op naam kunnen worden gesteld, waardoor alle nummers die gedurende de looptijd van die machtiging en dat bevel in gebruik zijn bij deze persoon onder de reikwijdte van die machtiging en dat bevel vallen. Met deze wijziging wordt voorkomen dat voor ieder nummer dat in gebruik is bij de desbetreffende persoon een nieuwe machtiging en een nieuw bevel moeten worden gegeven. De Adviescommissie tekent daarbij aan dat zij ervan uitgaat dat de daardoor te bereiken vermindering van administratieve lasten gepaard zal gaan aan een door officier van justitie en rechter-commissaris serieus te nemen —verplichting het op naam gestelde bevel respectievelijk de op naam gestelde machtiging betekenisvol te onderbouwen. Daar ontbreekt het in de praktijk te vaak aan. Deze wetswijziging behoort voor de rechter-commissaris en de officier van justitie met andere woorden het signaal te zijn dat zij een serieuze en geen routinematige invulling geven aan de verantwoordelijkheden die de wet hen heeft toebedeeld. Pas dan kan een einde komen aan de tot schaamte aanleiding gevende vaststelling dat in vrijwel geen land ter wereld zoveel telecommunicatie wordt opgenomen dan in Nederland. —
—
—
De Adviescommissie kan voorts instemmen met het voorstel tot wijziging van hel Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In de toelichting op het voorstel is helder uiteengezet dat de verplichte inschakeling van een hulpofficier van Justitie bij het binnentreden van een woning met het oog op (executoriaal en conservatoir) beslag op roerende goederen of met het oog op ontruiming grote, praktische problemen oplevert. Het huisrecht kan ook worden beschermd door een andere ambtenaar dan de hulpofficier van justitie. Bezwaren Bezwaren heeft de Adviescommissie wel tegen de beperking van de notificatieplicht en de daaraan ten grondslag gelegde argumenten. Terecht wordt in de toelichting op het voorstel opgemerkt dat (a) de notificalie het mogelijk maakt bezwaren tegen de toegepaste opsporingsbevoegdheid aan een rechter voor te leggen en (b) uit onderzoek is gebleken dat de notificatieplicht in de praktijk slecht is nageleefd. Hoewel het College van Procureurs
Generaal het belang van een consequente uitoefening van deze wettelijke verplichting heeft uitgedragen binnen het openbaar ministerie, heeft de Adviescommissie niet kunnen constateren dat de daad bij het woord is gevoegd: er wordt in de praktijk nog steed nauwelijks genotificeerd, ondanks de daartoe bestaande verplichting. Die stelselmatige schending van de wet wordt door dit voorstel als het ware beloond: de notificatieplicht kan volgens het voorstel worden beperkt. Voor die opmerkelijke vlucht worden in de toelichting op het voorstel geen overtuigende argumenten aangevoerd. Omdat het voorstel afbreuk doet aan de mede in de art. 6 en 13 EVRM verankerde rechten op toegang tot een rechter en op een effectief rechtsmiddel tegen inbreuken op grondrechten, zou dit onderdeel van he wetsvoorstel moeten worden heroverwogen. —
—
Drie argumenten worden voor de beperking van de notificatieplicht in stelling gebracht: a.
De verplichting tot notificatie vormt een “buitengewoon zware administratieve belasting”. b. De regeling voor notificatie kent veel afwegingsmomenten en is in de praktijk buitengewoon complex”. c. Er is geen noodzaak voor handhaving van de notificatieplicht bij de inzet van bevoegdheden die meer ingrijpende opsporingsbevoegdheden ondersteunen zoals bijvoorbeeld de bevoegdheid tot het bevriezen van gegevens (art. 126n1/ui/zja Sv) wordt gebruikt om een vordering tot verstrekking van gegevens op basis van bijvoorbeeld art. 126nd Sv mogelijk te maken. —
Alleen het laatste argument heeft enige overtuigingskracht en dan nog alleen indien de burger door de notificatie van de inzet van de meer ingrijpende bevoegdheid op de hoogte geraakt van de inzet van de ondersteunende bevoegdheid, zodat die burger dan ook de inzet van die ondersteunende bevoegdheid kan voorleggen aan de rechter. De twee andere argumenten missen die overtuigingskracht hoe dan ook. Dat notificatie administratieve lasten meebrengt, is immers het onvermijdelijke gevolg van de in een rechtstaat vanzelfsprekende keuze dat een burger inbreuken op zijn grondrechten moeten kunnen voorleggen aan een rechter. Dat die lasten “buitengewoon zwaar” zijn en dat de betrokken regeling buitengewoon complex” is, ontlokt de Adviescommissie de verzuchting dat overdrijven ook een kunst is maar geen kunst die ten grondslag behoort te liggen aan een wetsvoorstel. —
—
(Afzonderlijke) notificatie kan dus naar het oordeel van de Adviescommissie achterwege blijven, indien het gebruik van een zogenoemde ondersteunende bevoegdheid aan de burger bekend wordt gemaakt zodra notificatie plaatsvindt van de inzet van de zwaardere bevoegdheid die is gevolgd op of samenhangt met de toepassing van de ondersteunende bevoegdheid. Deze vooRvaarde zou in de tekst van art. 126bb Sv moeten worden opgenomen. De Adviescommissie neemt aldus afstand van de toelichting op het voorstel, waarin wordt gesteld dat kan worden volstaan met notificatie van de inzet van de zwaarste bevoegdheden en dat in dat geval notificatie van de inzet van ondersteunende bevoegdheden achterwege kan blijven (p. 10). De toelichting op het wetsvoorstel overtuigt evenmin als het gaat om de afschaffing van de notificatieplicht betreffende het vorderen van gegevens (art. 126n/u/zh, art. 126ng/ug/zo, art. 126nd/ud/zl, art. 126ne/uefzm Sv) en betreffende de bevoegdheid een besloten plaats, niet zijnde een woning, te betreden om die plaats op te nemen, sporen veilig te stellen of
technisch hulpmiddel te plaatsen (art. 126k en 126r Sv). De stelling dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de burger in die gevallen beperkt is, is in haar algemeenheid niet vol te houden en overigens ook niet onderbouwd. Naar het oordeel van de Adviescommissie dient de voorgestelde wijziging van art. 126bb Sv daarom te worden heroverwogen. Een beperking van de notificatieplicht behoort slechts te worden overwogen voor die gevallen waarin (a) een grondrecht niet in het geding kan zijn of (b) zelfstandige notificatie geen toegevoegde waarde heeft omdat de inzet van een kan zogenoemde steunbevoegdheid worden meegenomen in de notificatie van de inzet van een bijzondere opsporingsbevoegdheid die een meer ingrijpende inbreuk op een grondrecht meebrengt. De strafvorderlijke overheid heeft, mede tegen de achtergrond van de relevante bepalingen uit het EVRM, eenvoudigweg ervoor te zorgen dat haar burgers kunnen opkomen tegen inbreuken op hun grondrechten. Die overheid beschouwt deze taak niet als een ballast. Zij ziet notificatie als een vanzelfsprekend onderdeel van de rechtstaat, waarin burgers kunnen opkomen voor hun rechten bij de onafhankelijke rechter.
Amsterdam, 22 oktober 2012
Adviescommissie Strafrecht
lflIWf
.
COLLEGE BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS PoADRE5 TEL
070
-
Postbus 93374, 2509 M Dn Haag
88 88 500
F
070 88 88 501 -
BUOEKADRES
itRT
Juliana van St Iberglaan 4 10
www cbpweb ni www rnljnprvacy
!
IllIINI1Wil OOD
De Minister van Veiligheid en Justitie De heer mr. 1W. Opstelten Postbus 20301
DATUM
18 oktober 012
/
CONTACEPERSOON
2500 EE-l Den Haag
UWBRIEFVAJ
uw ONDERWERP
29 augustus 2012
EWAERX
Conceptvoorstel van wet inzake versterking van het presterend vermogen van de politie
Geachte heer Opstelten, Bij brief van 29 augustus 20I2 heeft u het College bescherming persoonsgegevens (CBP) gevraagd te adviseren over het Conceptwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de versterking van het presterend vermogen van de politie (verder: het conceptwetsvoorstel). Het CBP voldoet hiermee aan uw verzoek. 1.
Aanleiding
1 is gebleken dat de doelmatigheid van de bestrijding van ernstige criminaliteit met Uit onderzoek een aantal maatregelen sterk verbeterd kan worden. Daarnaast hebben de politie en het Openbaar Ministerie (OM) in dit kader bij het ministerie van Veiligheid en Justitie verbetervoorstellen
aangedragen om efficiënter te kunnen werken. Het gaat dan met name om de procedurele aspecten rond de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Hoewel een groot deel van de administratieve handelingen noodzakelijk is om de zorgvuldigheid en de kwaliteit van het politiewerk te kunnen waarborgen, zijn er ook handeling die onevenredig beslag leggen op de beschikbare poli tiecapaci tei t, aldus de concept-Memorie van Toelichting (verder: concept-MvT). Dit conceptwetsvoorstel heeft tot doel de doelmatigheid van de bestrijding van ernstige criminaliteit te verbeteren door op drie punten het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot de bijzondere opsporingsbevoegdheden te wijzigen. Inhoud van het conceptwetsvoorstel 2. In de eerste plaats worden de formaliteiten rondom het vorderen van camerabeelden vereenvoudigd (artikel l26nda Sv). Het wordt mogelijk gemaakt dat de opsporingsambtenaar zelfstandig beelden kan vorderen in plaats van op bevel van de officier van Justitie. In de tweede plaats wordt de procedure rond het aanvragen van het opnemen van telecommunicatie verhelderd zodat een bevel en een machtiging tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie op naam gesteld kunnen worden (artikelen 126m, tweede en vijfde
Administrntieve lastendruk bij opsporing Zware en Gorganisuurde Criminaliteir’, TK 201 1-2012, 29628, nr. 295.
BIJLACEN BLAD
111111 i COL LE GE BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS
OATUM
l8oktober2Ol2
ONS KENMERX
lid, 126t, tweede en vijfde lid en 126zg, tweede lid Sv). Het gevolg is dat niet voor elk nieuw bekend geworden nummer van een persoon wiens corruriunicatie wordt opgenomen een afzonderlijke nieuw bevel behoeft te worden opgesteld. Het betreft een verheldering van datgene wat al mogelijk was, maar onjuist geïnterpreteerd werd. In de derde plaats wordt voorgesteld de notificatieplicht te laten vervallen bij de inzet van bepaalde bijzondere opsporingsbevoegdheden die geen of slechts een lichte inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen (artikel 126bb Sv). 3.
Beoordeling van het conceptwetsvoorstel
Vordering can,eraLeelden 3.1 Het nieuwe artikel l26nda Sv regelt dat cle opsponingsambtenaar zelfstandig het verstrekken van gegevens kan vorderen in het belang van het onderzoek naar een misdrijf als omschreven in art 67, eerste lid Sv. Het betreft enkel beelden die gemaakt zijn met vaste camera’s voor de beveiliging van goederen, gebouwen of personen. De vordering kan mondeling worden gegeven, maar dient vervolgens binnen drie dagen aan diegene tot wie deze is gericht, schriftelijk te worden verstrekt. De opsporingsambtenaar maakt een proces-verbaal op van zowel de vordering als van de verstrekking van de gegevens. In de concept-MvT wordt uiteengezet dat de procedure zoals die nu dient te worden gevolgd (bevel van de officier van justitie is vereist) bewerkelijk en omslachtig is. Vrijwillige verstrekking is evenmin mogelijk gelet op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De voorgestelde regeling biedt aldus een vereenvoudiging van de formaliteiten, terwijl het een lichte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer betreft; cameratoezicht is immers kenbaar gemaakt. Bij de formulering van de omvang (vaste camera’s, voor de beveiliging van goederen, gebouwen of personen) is aangesloten bij de Gemeentewet en het Vrijstellingsbesluit Wbp. Dit artikel leidt niet tot inhoudelijke opmerkingen ten aanzien van de voorgestelde procedure. Wel adviseert het CBP (gelet op het vergelijkbare artikel 126nd), in het vierde lid van artikel l26nda Sv op te nemen dat in het proces-verbaal dat van de vordering en verstrekking wordt opgemaakt tevens worden opgenomen de titel van de vordering en de reden waarom de gegevens in het belang van het onderzoek worden gevorderd. Daarnaast ontbreekt in de concept MvT de artikelsgewijze toelichting op dit artikel dan wel een verwijzing naar het algemene deel voor dit artikel. Advies: Het CBP adviseert het conceptwetsvoorstel en de concept-MvT aan te vullen in navolging van bovenstaande.
8LAO
2
IItII COLLEGE 1 BESCHERMING P ERSO 0 NSGEGEVENS
iui
l8oktober20l2
ONS KSNMERX
f1 3,2 Verheldering procedure opnemen teleconmnuinicatie Door toedoen van de wet Computercriminaliteit 11 is reeds mogelijk gemaakt dat eçn bevel tot het opnemen van telecommunicatie op naam van de gebruiker werd gesteld: het bevel werd daarmee niet beperkt tot een afzonderlijk nummer. Hiermee werd getracht te voorkomen dat telkens een nieuw bevel en een nieuwe machtiging zouden moeten worden opgesteld wanneer van de persoon in kwestie een nieuw nummer bekend werd.
Nu enkel sprake is van een verheldering van de tekst, geeft dit artikel geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Afschaffing notificatieplich t 3.3 In de concept-MvT is aangegeven dat de notificatieplicht naar aanleiding van de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden door het OM als een zware administratieve belasting wordt ervaren. Dit komt enerzijds doordat de inzet van deze bevoegdheden sinds 2000 enorm is toegenomen. Anderzijds kent de notificatieplicht verschillende afwegingsmornenten en dient iedere betrokkene afzonderlijk genotificeerd te worden, hetgeen complex is. Bij het oorspronkelijk vormgeven van de notificatieplicht heeft de beperkte inbreuk op dc persoonlijke levenssfeer, tezamen met de omstandigheid dat verschillende waarborgen waren getroffen en de notificatieplicht erg belastend zou zijn voor het opsporingsapparaat, geleid tot het uitsluiten van een aantal bevoegdheden van deze verplichting. 2 Gekozen werd voor een beperking van de notificatieplicht tot de meer ingrijpende opsporingsbevoegdheden, aldus de concept-MvT. Nu wordt voorgesteld de notificatieplicht af te schaffen ten aanzien van de bevoegdheden die volgens de concept-MvT- een beperkte inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer. Deze bevoegdheden wordt een oridersteunend karakter toegedicht ten opzichte van andere bevoegdheden. Zij verschaffen geen volledig beeld van iemands privéleven. Het gaat om: scannen van telecomrnunicat-ie (het gebruik van 1MSI-catcher om het nummer waarmee de gebruiker van een comniunicatiedienst kan worden geïdentificeerd te achterhalen) ontsleutelen van gegevens (wanneer gevorderde gegevens blijken te zijn gecodeerd) bevriezen van gegevens (om te voorkomen dat de aanbieder van een communicatiedienst gegevens voortijdig vernietigt) vorderen van telecommunicatiegegevens (uiterlijke kenmerken van telecomrriunicatie) vorderen van andere gegevens betreden van een besloten plaats. Het vorderen van gevoelige gegevens blijft wel onverkort vallen onder de notificatieverplichting. Het resultaat is dat de betrokkene alleen over de zwaarste bevoegdheden genotificeerd zal worden (mits voldaan aan de vereisten), ook wanneer meerdere bevoegdheden, zowel licht als zwaar, worden ingezet. -
-
-
-
-
-
-
Op de verwerking van door middel van bijzondere opsporingsbevoegdheden verkregen gegevens is de Wet politiegegevens en -vervolgens- de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van 2
Tweede Kamer, 2001. 2002, 28 3553, nr. 83b, p. 8.
BD
3
III liii COLLEGE BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS
DATUM
18 oktober 2012
ONS KENMERK
toepassing. Deze wetten kennen geen informatieplicht; de notificatieplicht zoals oenomen in artikel 126bb Sv zorgde er echter voor dat betrokkenen die (uiteindelijk) niet vervolgd werden, wel ingelicht werden over de maatregelen die in het kader van een strafvorderlijk ônderzoek tegen hen waren ingezet. Zodoende zouden zij hun rechten kunnen uitoefenen. 1-Jet CBP hecht grote waarde aan de transparantie van de verwerking van gegeveis en in dit kader aan de notificatieplicht. Dit blijkt onder meer uit het wetgevingsadvies d.d. 22 december 2004 op het Conceptwetsvoorstel bijzondere bevoegdheden tot opsporing van terro’istische misdrijven waarin de notificatieplicht uitdrukkelijk onder de aandacht is gebracht (z2004-01529): “De zvaarborgen waarmee opsporingsbevoegdlieden zijn omgeven zijn over het algenieen strafprocessueel van aard. Vanuit liet oogpunt van gegevensbescherining kunnen strafproccssuele waarborgen evenwel tekortschieten. Om aanspraak op rechtsbescherming te kunnen niaken dient de burger ermee bekend te zijn dat jegens hem opsporingsbevoegdheden zijn toegepast cmi zijn persoonsgegevens worden verwerkt. Voor zover het opsporingsonderzoek in een strafrechtelijke vervolging resulteert, zal de burger in het strn [proces daarvan op de hoogte raken. Het is evenwel ook mogelijk dat het niet tot een strafrechtelijke vervolging komt of dat bevoegdheden tegen anderen dan de verdachte worden uitgeoefend.”
En: “Om rechtsbeschermning te kunnen inroepen is hel ook in die gevallen noodzakelijk dat burgers bekend raken mnet de uitoefening van bevoegdheden. Het CBP onderschrijft dan ook het grote belang dat de conceptmemorie van toelichting aan de nohficatieplicht toekent. Het CBP wijst er evenwel op dat in de naleving van de not ifi catieplicht ernstige tekortkomnin gen zijn gesignaleerd bij de evaluatie van de Wet bijzondere opsporingsbevoegd heden. 1-let CBP komt op dit onderdeel dan ook tot de conclusie dat de wettelijke not ificatieplicht een essentiële waarborg is, maar dat effectief toezicht op de uitvoering hiervan onontbeerlijk is. Het hierboven aangehaalde evaluatieonderzoek toonde aan dat de notificatieplicht ten tijde van 3 Als gevolg van de aandacht die voor de naleving dit onderzoek niet voldoende werd nageleefd. is gevraagd is vanuit het OM naar voren gebracht dat de administratieve lasten om aan deze verplichting te kunnen voldoen buitensporig zijn. De werklast per notificatie wordt geschat op een kwartier tot een half uur. Met de in dit conceptwetsvoorstel voorgestelde beperking wordt een werklastreductie van 7 tot 19 fte gerealiseerd bij het OM. Het CBP merkt naar aanleiding van deze weergave op dat sprake zal zijn van een grove schatting nu nergens uit blijkt, anders dan de intentie, dat sinds 2004 op alle onderdelen voldaan is aan de uitvoering van de notificatieplicht; de feitelijke belasting kan immers pas worden aangegeven wanner duidelijk is hoe vaak genotificeerd is en hoeveel tijd dat heeft gekost, waarbij idealiter onderscheid wordt gemaakt naar ingezette bevoegdheid om een volledig beeld te krijgen. 1-let CBP adviseert de concept-MvT indien mogelijk aan te vullen met deze gegevens.
De Wet bijzondere opsporiogsbevoegdheden, Eindevaluatie, WODC, 20(14, p. 20: “De nolificatieplicht wordt nog altijd maar weinig nagekomen. Hieraan is debet dat enerzijds notificatie pas hoeft te geschieden wanneer het belang von het onderzoek dat toelaat, anderzijds het feit dat op het nalaten te notificereri geen sanctie staat en de notificatieplicht bij het openbaar ministerie nog weinig prioriteit heeft.”
5LD
4
iiiiiti CCL LEG E BESCHERMING PER 50 ONSGEGE V ENS
DATUM
18 oktober 2012
ONS ENMERX
Uit artikel 8 EVRM volgt -kort gezegd dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer voorzien moet zijn in de wet en dat deze noodzakelijk moet zijn. Dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene wiens gegevens worden verwerkt niet onevenredig mag zijn met het telienen doel, dient te worden afgewogen. Dat de uitvoering zodanig in de knel komt door de complexiteit en omvang van de verplichting brengt de wens met zich om het procedurele stelsel te herzien. Om echter te kunnn, tornen aan het trarisparantiebeginsel, zijnde onlosmakelijk verbonden met het kunnen uitoefenen van de rechten die een betrokkene heeft, zal de minister in zijn motivering niet alleen de administratieve lasten die de notificatieplicht met zich brengt af moeten zetten tegen de ogenschijnlijke beperkte inbreuk van de betreffende bevoegdheden; deze inbreuk werd immers bij het instellen van de wet nog wel aanzienlijk geacht. Tot slot merkt het CBP op dat de uitvoering van de resterende notificatieplicht na verloop van tijd geëvalueerd zal moeten worden. Advies: Het CBP adviseert de MvT aan te vullen met bovengenoemde afweging en aan te vullen indien mogelijk met gegevens die blijk geven van de mate waarin sinds 2004 genotificeerd is en welke werklast dit met zich heeft gebracht. Tot slot adviseert het CI3P een evaluatiebepaling op te nemen in de wet. 3.4 Advies Het CBP adviseert u niet tot indiening van het voorstel over te gaan, dan nadat daarin met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. 4. Tot slot Het CBP verneemt graag op welke wijze u gevolg geeft aan het advies. Het CBP is beschikbaar indien nadere toelichting is vereist.
bescherming persoonsgegevens, age,
College
BLAD
5