Ministerie van Veiligheid en Justitie T.a.v. de heer mr F. Teeven Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500 EH ‘s Gravenhage
Den Haag, 20 december 2012 uw kenmerk
: ontwerpbesluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en
vergoeding rechtsbijstandverleners d.d. 21 november 2012
Geachte heer Teeven, De vFAS heeft kennis genomen van voornoemd ontwerpbesluit en geeft u hierbij haar reactie op dit ontwerp. Het ontwerpbesluit geeft de navolgende wijzigingen aan: 1. generieke verhoging eigen bijdrage: 2. verhoging eigen bijdrage in geval van echtscheiding/ontbinding geregistreerd partnerschap en einde samenleving, kort gezegd: verbreking relatie; 3. invoering eigen bijdrage bij 2e of opvolgende deskundigenoordeel; 4. invoering eigen bijdrage bij bewerkelijke zaken;
- 2 5. lagere vergoeding bij kennelijke afdoening van een zaak; 6. afschaffing anticumulatieregeling; 7. verlaging vergoeding rechtsbijstandverleners van 2 %. Wij reageren (na een inleiding van de doelstellingen van het ontwerpbesluit) puntsgewijs op de voorgestelde wijzigingen en geven daarbij het standpunt van de vFAS weer. Het doel om de gesubsidieerde rechtsbijstand beheersbaar te houden (of te maken) is een terechte doelstelling. Daarbij dient echter steeds goed te worden getoetst of de toegang tot het recht niet onaanvaardbaar in gevaar wordt gebracht. In de ogen van de vFAS gaat de toegang tot het recht vóór de beheersbaarheid van het budget voor de gesubsidieerde rechtsbijstand. De toegang tot het recht zal moeten worden gewaarborgd voor alle burgers die in een rechtstaat leven en aldaar met de toenemende regelgeving de weg naar de rechter moeten kunnen betreden. Deze weg mag volgens de vFAS niet door onhaalbare financiële en andere obstakels worden afgesneden. Met name niet voor de minder draagkrachtige rechtszoekenden, die daarmee in een ongelijkwaardige rechtspositie zouden komen tegenover rechtszoekenden, die geen beroep (behoeven te) doen op de gesubsidieerde rechtsbijstand. Een verhoging voor de kosten voor armlastige cliënten, doorgaans de alimentatiegerechtigden, levert voor hen in het familierecht een ongelijkwaardige positie op ten opzichte van de alimentatieplichtigen. Aangezien in deze reeds sprake is van onderlinge (financiële) afhankelijkheid, zal dit aspect ertoe leiden dat men meer in een afhankelijke positie gebracht wordt. Hiermee wordt een ongelijke toegang tot het recht gecreëerd, die de vFAS niet voor kan staan. Daarbij is de vFAS eveneens van mening dat maatregelen die specifiek op een bepaald rechtsgebied, zoals het strafrecht door bijvoorbeeld het Salduz-arrest, leidend tot een substantiële stijging van de kosten van de gesubsidieerde rechtsbijstand, niet zonder meer ten laste mogen komen van een ander rechtsgebied, waaronder het familierecht. De vFAS is van mening dat het beschikbare budget evenwichtig moet worden aangewend, zodanig dat voor iedere rechtszoekende de toegang tot het recht gewaarborgd blijft. Wij wijzen er op dat er door de jaren heen sprake is geworden van verdere
- 3 specialisatie en specialistische toelatingsvereisten voor de diverse rechtsgebieden binnen de gesubsidieerde rechtsbijstand. Er worden steeds striktere vereisten gesteld aan de advocaat die werkzaam wil zijn in het familierecht en op gesubsidieerde basis. Hierbij is opmerkelijk te noemen dat de invoering in 2009 van het verplichte ouderschapsplan geen verhoging van de budgetten in de gesubsidieerde rechtsbijstand teweeg heeft gebracht. Terwijl er dus gaandeweg meer eisen worden gesteld en meer werkzaamheden worden verwacht van de in het familierecht werkzame advocaat, heeft dit niet geleid tot een verhoging van de beschikbare budgetten voor dit terrein. De extra kosten van een en ander worden volledig gedragen door de advocatuur. In de gesubsidieerde familierechtpraktijk, waarin de laatste jaren reeds diverse beperkingen zijn doorgevoerd, is een verdere beperking van de gesubsidieerde rechtsbijstand niet verantwoord. De toelatingsvereisten met aanverwante opleidingskosten nemen voor deze zaken alleen maar toe. Hiernaast zijn in de laatste jaren reeds diverse beperkingen in vergoedingen en beperkingen in het aantal toevoegingen doorgevoerd (bijvoorbeeld wegens bereik gedurende een jaar na afloop van de vorige toevoeging in geval van een nieuw advies bij eenzelfde samenstel van belangen), Een en ander is bedrijfseconomisch niet langer haalbaar voor familierechtspecialisten, die voornamelijk gesubsidieerde rechtsbijstandzaken doen. Daarmee komt de kwaliteit van deze rechtshulp op het spel te staan en worden de gestelde voorwaarden onhaalbaar. Om te investeren in kennis en ondersteuning zal er een vergoeding moeten zijn, die dat toestaat. Een verdere vermindering van de vergoedingen in dit kader zal leiden tot verdere versobering en aanboduitval , hetgeen ten koste gaat van de minder draagkrachtigen. Wij gaan thans in op de eerder aangehaalde wijzigingen:
1. generieke verhoging eigen bijdrage: De generieke verhoging van de eigen bijdrage is in de ogen van de vFAS niet haalbaar, aangezien de huidige eigen bijdrage al tot grote financiële problemen bij de rechtszoekenden leidt en er tevens toe leidt dat de advocaten een groot incassoprobleem ervaren. Het is niet de RvR die enig betalingsrisico loopt maar de
- 4 advocatuur, voor wie dit risico een steeds groter wordend probleem wordt doordat rechtszoekenden de kosten eenvoudigweg niet kunnen betalen. Gezien de verhouding van de inkomsten tegen de voorgestelde bijdragen acht de vFAS deze verhouding buitenproportioneel en niet te handhaven. De toegang tot het recht staat hierdoor op het spel. Wij wijzen er op dat de advocatuur niet alleen de eigen bijdrage zelf dient te incasseren, maar dat dit ook geldt voor het verschuldigde griffierecht. Per saldo levert dit een incassorisico op dat in volstrekt onevenredige verhouding staat tot de door de Raad voor Rechtsbijstand te verstrekken vergoeding.
2. verhoging eigen bijdrage in geval van echtscheiding/ontbinding geregistreerd partnerschap en einde samenleving; Het voornoemde aspect is nog meer aan de orde bij de extra verhoging van de bijdrage bij geschillen, die voortvloeien uit een verbreking van een relatie. Rechtszoekenden hebben thans reeds grote problemen om deze kosten te betalen, aangezien een groot deel van de rechtszoekenden een koopwoning bezit, die thans onverkoopbaar is. De lasten hiervan zijn veelal gebaseerd op een gezamenlijk inkomen van enige jaren geleden, terwijl men thans twee huishoudens moet gaan voeren met alle financiële gevolgen van dien. Daarbij wordt opgemerkt dat een veelvuldige oorzaak van het verbreken van een relatie financiële problemen betreft (zoals verlies van een baan). Deze worden aldus nog groter op het moment dat juist deze categorie rechtszoekenden wordt geconfronteerd met een extra hoge bijdrage. Bovendien is vermelding waard dat er amper sprake is van betaalbare (sociale huur)huisvesting, waarbij een echtscheiding niet tot een voorrang (urgentie) leidt en waardoor er sprake is van een onhaalbare lastenverhoging, aangezien men ofwel op de particuliere markt moet gaan huren of men afhankelijk wordt van tijdelijke woonvoorzieningen. Deze treffen eveneens de kinderen in deze gezinnen, die met grote onzekerheden geconfronteerd worden. Daarbij telt bovendien een rol dat de griffierechten de laatste jaren zijn verhoogd (bijvoorbeeld per 1 januari 2013 : in familiezaken in hoger beroep: € 299,00 bij laagste eigen bijdrage)
- 5 -
Ook deze thans voorgestelde verhoging zal leiden tot vraaguitval, die de afhankelijkheid tussen de rechtszoekenden in deze zal doen toenemen. In het ontwerpbesluit wordt gesproken over eigen verantwoordelijkheid, maar in familierechtzaken is er relatief vaak sprake van een ongelijke machtsbalans. Deze balans zal verder uit evenwicht gebracht worden, doordat de armlastigste van de betrokken partijen in een afhankelijke en afwachtende positie wordt gebracht. Tenslotte merkt de vFAS op dat deze (extra) verhoging van de eigen bijdrage niet strookt met de omstandigheid dat de kosten van overige civielrechtelijke geschillen, denk aan het arbeidsrecht, door middel van een rechtsbijstandverzekering kunnen worden opgevangen. Dit zou passen bij het idee van een eigen verantwoordelijkheid, die het ontwerp nastreeft. Familierechtelijke geschillen zijn echter niet verzekerbaar. Dientengevolge draagt de overheid een extra zorgplicht in deze en is een extra verhoging van de eigen bijdrage niet te rechtvaardigen. Dat er vele geschillen op het familierechtelijke vlak zijn en deze niet afnemen is mede te verklaren uit de eveneens door (o.a. de RvR gepromote) eigen oplossingen, die de rechtszoekenden kunnen vinden via diverse tools die op internet te vinden zijn. Bovendien zijn er diverse initiatieven in de markt die zich eveneens op het gebied van echtscheiding (e.d.) begeven. Door deze toename van niet deskundige begeleiding (scheidingsmakelaar e.d.) komt het relatief vaak voor dat de gespecialiseerde rechtsbijstandverleners alsnog een beroep moeten doen op het budget van de gefinancierde rechtsbijstand, eenvoudigweg omdat men niet juist is voorgelicht en men niet op basis van de benodigde kennis afspraken met elkaar heeft gemaakt. Juist deze zelfredzaamheidsinitiatieven leiden later tot een toename van conflicten, die alsnog via de rechtspraak moeten worden opgelost. De toename voor de eigen bijdrage zal aldus enkel ertoe leiden dat rechtszoekenden zich eerder zullen wenden tot deze zelfredzaamheidstrajecten, waardoor er op een later moment meer geschillen zullen ontstaan of
- 6 ‘reparatieprocedures’ nodig zijn. Een verhoogde bijdrage zal daaraan geen halt toeroepen, maar het probleem juist verergeren.
3. invoering eigen bijdrage bij 2e of opvolgende deskundigenoordeel; De invoering van een eigen bijdrage bij een opvolging van advocaat zou wellicht mogelijk zijn, maar op de wijze zoals thans in het ontwerpbesluit is voorgesteld, is deze bijdrage hoger dan de oorspronkelijke bijdrage. Een korting op de eigen bijdrage wegens doorverwijzing door het juridisch loket is dan immers niet aan de orde . Dat zal ertoe leiden dat rechtszoekenden bij de eerste advocaat zullen moeten blijven, aangezien zij een opvolging niet kunnen betalen. De geschillen met de rechtsbijstandsverlener zullen toenemen, evenals de klachten en aansprakelijkheidsstellingen. Bovendien zal de opvolgende advocaat weliswaar de (eenmalige) opvolgingsvergoeding behouden, maar zal deze er mogelijk, vanwege het incassorisico van de vervolg eigen bijdrage, alsnog financieel op achteruit gaan. De vraag is dan ook of men wel bereid zal zijn een zaak over te nemen. De vFAS meent dat deze verhoogde bijdrage niet het gewenste resultaat zal geven en enkel zal leiden tot een toename van geschillen, waarvoor eveneens een aanvraag tot gefinancierde rechtsbijstand verzocht kan worden. Bovendien komen de extra kosten op gespannen voet te staan met het recht van een vrije advocaatkeuze.
4. invoering eigen bijdrage bij bewerkelijke zaken; Invoering van de eigen bijdrage bij bewerkelijke zaken zou volgens de vFAS een mogelijkheid tot bezuiniging kunnen zijn, aangezien de rechtzoekende daarmee daadwerkelijk de verantwoordelijkheid krijgt opgelegd om niet alles bij de rechtsbijstandverlener neer te leggen. In familiezaken komt het echter regelmatig voor dat de hoeveelheid van geschillen wordt veroorzaakt door de wederpartij , door telkens de strijd op te zoeken en niet het gesprek.
- 7 Onder deze omstandigheden kan er sprake zijn van een ongelijkheid in de rechtspositie van degene die geconfronteerd wordt met een dergelijk opererende wederpartij, die leidt tot een beperking van de toegang tot het recht.
5. lagere vergoeding bij kennelijke afdoening van een zaak; Met een vergoeding van twee punten bij een kennelijke afdoening van een zaak kan de vFAS in beginsel instemmen. Een kennelijke afdoening van een zaak zal in het familierecht meestal neerkomen op een procedure, die vooraf onjuist is ingeschat door de rechtsbijstandverlener, waardoor ofwel de niet ontvankelijkheid ofwel de onbevoegdheid van de aangezochte rechter wordt uitgesproken. Dit is aldus vooraf door de rechtsbijstandverlener in te schatten en dient dan ook voor diens rekening te komen. Een dergelijke situatie leidt er overigens toe dat de vergoeding voor de rechtsbijstandverlener uiteindelijk door de eigen bijdrage van de rechtszoekende wordt voldaan, waardoor dit geen/amper beslag legt op het budget van de gefinancierde rechtsbijstand.
6. afschaffing anticumulatieregeling; De afschaffing van de anticumulatiebepaling is naar de mening van de vFAS in het familierecht aanvaardbaar, nu er met name in geval van OTS/machtiging UHP vele herhaaldelijke aanvragen optreden, waarbij echter geen eigen bijdragen worden opgelegd. In verband met de strenge bereikregels in de overige familierechtzaken en het feit dat een hoger beroep niet binnen de huidige termijn van de anticumulatieregeling kan worden ingesteld, gezien de gemiddelde duur van een procedure in eerste aanleg, kan de vFAS zich met deze maatregel verenigen.
7. verlaging vergoeding RBV van 2 %. De vFAS kan zich niet verenigen met de verlaging van de vergoeding voor de rechtsbijstandverlener. Sinds 2009 hebben de rechtsbijstandverleners in het
- 8 familierecht enkel meer werk verricht, onder andere door de invoering van het verplichte ouderschapsplan. Ook draagt de vFAS uit dat advocaten in eerste instantie dienen te trachten om in onderling overleg te komen tot een oplossing van een familierechtelijk geschil. Dat betekent meer werkzaamheden en tijdbesteding in de voorfase, die niet tot een verhoogde vergoeding heeft geleid. Het tegenovergestelde is juist het geval: ingeval van een oplossing zonder tegenspraak en derhalve zonder dat daar een procedure over is gevoerd, krijgt de advocaat een lagere vergoeding. Een succesvolle onderhandeling leidt er immers toe dat bij echtscheiding sprake is van een korting op de vergoeding voor drie punten. Deze maatregel is reeds jaar en dag ‘de perverse prikkel’ op het werk van een goede rechtsbijstandverlener. Een verdere verlaging van de vergoeding kan de vFAS dan ook niet onderschrijven. De gedachte, zoals ook geformuleerd in het onderhavige ontwerpbesluit, dat de vergoedingen gebaseerd zijn op een gemiddelde van vergoedingen, waarbij soms de forfaitair vergoede uren worden overschreden en soms niet, is niet langer hanteerbaar. Ten gevolge van o.a. de toegenomen regelgeving, komt het vrijwel niet meer voor dat zaken zijn die in minder dan het forfaitaire aantal uren kunnen worden afgerond. Daarvoor zijn de te vergoeden punten te beperkt en de werkzaamheden te uitvoerig geworden. De vFAS meent dan ook dat deze gedachte moet worden losgelaten. Een goede kwaliteit rechtsbijstand kan niet langer in minder uren dan het forfait worden geleverd. De zichzelf serieus nemende familierechtadvocaat zal door de bank genomen juist meer uren besteden dan in het forfait is begrepen en daarmee aanzienlijke uren zonder vergoeding werkzaam zijn. Conclusie is dan ook dat dat de vFAS meent dat een verdere verlaging van 2 % van de vergoeding ten koste gaat van de kwaliteit van de rechtshulp. Er zijn op dit moment al te veel kantoren, die met (liquiditeits)problemen kampen. Dit kan alleen maar leiden tot slechter geregelde echtscheidingen en meer vervolgprocedures, en derhalve meer belasting voor het stelsel van de rechtshulp, de rechtspraak en de maatschappij als geheel.
- 9 Gezien het voorgaande wenst de vFAS op te merken, dat er terzake een aantal van de aangekondigde wijzigingen sprake is van een ontoelaatbare beperking in de toegang tot het recht en tot de rechter.
De kwaliteit die de vFAS voorstaat is niet langer gewaarborgd binnen de thans aangekondigde maatregelen, waarbij de vFAS zich met name verzet tegen de aangekondigde generieke verhoging van de eigen bijdrage, de extra verhoging van de bijdrage bij verbreking van een relatie en tegen de verlaging van de vergoeding voor de rechtsbijstandverlener.
Met vriendelijke groet, vFAS, vereniging van Familierecht Advocaten Scheidingsmediators, namens het bestuur, mr. R. van Coolwijk voorzitter