Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
uw kênmerk
bijlage(n)
betreft
ons kenmerk
datum
Model basisset kwaliteitseisen
ECSD/U201401793
2 oklober 2014
Wmo-ondersteuning voor zeer
Lbr.141067
informatiecsnlrum tel.
(070) 373 8393
kwetsbare burgers Samenvatting ln deze ledenbrief beschrijven wij het model "basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers". De basisset kwaliteitseisen is toepasbaar voor gemeenten in hun rol als opdrachtgever aan externe partijen bij de inkoop of subsidiering van ondersteuning en ook voor de rol van interne opdrachtgever bij de toegang tot ondersteuning en het toezicht. De VNG raadt u aan dit voorbeeld te hanteren om kwaliteit te borgen voor de groep burgers die dat het hardst nodig heeft. Het model is bewust zo beperkt mogelijk gehouden om u de ruimte te geven aanvullende kwaliteitseisen toe te passen.
GÐ
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Aan de leden
¡nformatiecentrum tel.
uw kenmerk
b¡ilage(n)
betreft
ons kenmerk
datum
Model basisset kwaliteitseisen
ECSD/U201401793
2 oktober 2014
Wmo-ondersteuning voor zeer
Lbr.141067
(070) 373 8393
kwetsbare burgers Geacht college en gemeenteraad,
l- Aanleiding ln deze ledenbrief beschrijven wij het model "basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers". De basisset kwaliteitseisen is toepasbaar voor gemeenten in hun rol als opdrachtgever aan externe partijen bij de inkoop of subsidiering van ondersteuning en ook voor de rol van interne opdrachtgever bij de toegang tot ondersteuning en het toezicht. Voor het overgangsjaar 2015 komt deze basisset voor veel gemeenten te laat. Veel gemeenten doen de inkoop van ondersteuning voor 2015 beleidsarm en starten begin 2015 met een traject voor de inkoop van ondersteuning voor 2016 en later. Voor alle afiruegingen die gemeenten willen maken na het overgangsjaar kan goed gebruik worden gemaakt van dit model. De VNG raadt u aan dit voorbeeld te hanteren om kwaliteit te borgen voor de groep burgers die
dat het hardst nodig heeft. De VNG wil gemeenten een hulpmiddel aanreiken zonder gemeenten te belasten met extra administratieve lasten en zonder gemeenten te beknotten in hun mogelijkheden voor vernieuwing. Het model is bewust zo beperkt mogelijk gehouden om gemeenten ruimte te geven om aanvullende kwaliteitseisen toe te passen voor zeer kwetsbare burgers. En het model kan gemeenten inspireren om hun eigen kwaliteitseisen op te stellen voor Wmo-ondersteuning voor kwetsbare burgers. Met kwaliteitseisen wordt een niveau van dienstverlening bepaald. Dat zorgt voor een gemeenschappelijke taal met aanbieders, het is een ijkpunt voor onderhandelingen met aanbieders en het is een toetssteen voor contractbeheer en toezicht. Kwaliteitseisen zijn een belangrijk onderdeel van een kwaliteitssysteem waarmee gemeenten hun
Wmo-beleidsplan beter kunnen uitvoeren. Daarin krijgen kwaliteitseisen, toezicht, handhaving, resultaatmeting en cliëntervaringsonderzoek een plaats. Met kwaliteitseisen is de basis gelegd
voor het toepassen van continue verbetering in de Wmo. Na een uitgebreid traject waarin gebruik gemaakt is van de expertise van betrokken medewerkers van brancheorganisaties van aanbieders, van cliënten- en patiëntenorganisaties en van gemeenten, presenteert de VNG hierbij een voorstel met:
a)
Algemene uitgangspunten voor kwaliteit van Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare
b)
burgers. Dit is een richtlijn voor handelen aanvullend op de modelverordening. Een definitie van zeer kwetsbare burgers, zodat gemeenten een handvat hebben om deze groep Wmo-gebruikers te identificeren.
c)
Een model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers.
Met het voorliggende voorstel is beoogd aansluiting te vinden bij het sociale domein Het model basisset kwaliteitseisen is te gebruiken voor alle Wmo-ondersteuning niet zijnde hulpmiddelen. Er is geen onderscheid gemaakt in soort ondersteuning of in aandoening gerelateerde doelgroepen. Dat betekent dat de kwaliteitseisen nog vrij algemeen geformuleerd zijn en nadere invulling door gemeenten behoeven. ln deze ledenbrief wordt achtereenvolgens ingegaan op: 1. Aanleiding
2. Kwaliteitseisen in de Wmo 3. Algemene uitgangspunten kwaliteit Wmo ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
4. Het begrip'zeer kwetsbaar' 5. Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers 6. Doorontwikkeling kwaliteitseisen
Bijlage I Toelichting bij het model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers.
ondemerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober
2014
datum
2
02114
2. Kwaliteitseisen in de Wmo ln de Wmo 2015 is geregeld dat er nieuwe taken naar gemeenten gaan. Het gaat om taken die tot 2015 vallen onder de AWBZ en daarmee onder de Kwaliteitswet zorginstellingen. ln de Wmo 2015 is geen koppeling gemaakt met de Kwaliteitswet zorginstellingen, het Zorginstituut Nederland of de lnspectie voor de Gezondheidszorg. Er is geen rol opgenomen voor het Zorginstituut Nederland of de lnspectie Gezondheidszorg anders dan dat zij gemeenten kunnen adviseren. Gemeenten zijn integraal verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. De regering ven¡racht dat gemeenten kwaliteitsstandaarden voor ondersteuning ontwikkelen. De verplichting om landelijke kwaliteitsstandaarden voor maatschappelijke ondersteuning te ontwikkelen is uit de wet verdwenen, maar wordt in de Memorie van Toelichting wel genoemd. Het rijk kan besluiten dit bij AMvB alsnog te verplichten. Bijamendement nr. 75 is bepaald dat het rijk hiertoe pas kan overgaan nadat de Tweede Kamer hier een oordeel over heeft gegeven (zogeheten voorhangbepaling). Het is aan gemeenten om samen met patiênten en cliëntenorganisaties en aanbieders dergelijke standaarden te ontwikkelen. De VNG is gestart met een werkgroep om samen met patiënten- en cliëntenorganisaties, aanbieders en gemeenten hiervoor een model te ontwikkelen. Bijgaand model "basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers" is een hulpmiddel voor gemeenten en kan gebruikt worden o.a. bij de inkoop of subsidiering van ondersteuning. Bij het opstellen is gebruik gemaakt van de expertise en ervaring van zorgaanbieders, cliënten- en patiëntenorganisaties en gemeenten. ln artikel 3.1 van de Wmo 2015 staat dat aanbieders maatschappelijke ondersteuning moeten leveren die van goede kwaliteit is. Een voorziening is van goede kwaliteit als die voldoet aan de volgende kenmerken volgens de wet:
a) b)
veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt, afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die
c)
de cliënt ontvangt, verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de professionele standaard,
d)
verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.
Deze aspecten van kwaliteit en de procesgang om te komen tot ondersteuning zijn als uitgangspunt genomen voor de zoektocht naar een model basisset kwaliteitseisen. De leidende vragen waren:
1. Hoe komt een burger aan Wmo-ondersteuning? 2. Wanneer is er sprake van goede ondersteuning?
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober
2014
datum
2 03114
3.
Wat is noodzakelijk om te kunnen spreken van goede ondersteuning voor de doelgroep zeer kwetsbare burgersl ?
Het streven van de VNG is om te komen tot een zo beperkt mogelijke basisset van kwaliteitseisen. Dat heeft geleid tot de keuze voor kwaliteitseisen voor zeer kwetsbare burgers. Dit betekent dat er een onderscheid nodig is tussen kwetsbare burgers en zeer kwetsbare burgers, op een manier die recht doet aan de positionering in het sociaal domein. Daarna is het model basisset kwaliteitseisen geformuleerd op basis van het voorgaande. 3. Algemene uitgangspunten kwaliteit Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers De hier geformuleerde algemene uitgangspunten zijn te beschouwen als richtlijnen voor goede ondersteuning ban professionals voor zeer kwetsbare burgers. Dit is te realiseren door keuzes bij de toegang en via inkoop/ subsidiering van ondersteuning. De cliënt heeft de regie
.
Het professioneel handelen is gericht op het behoud, het herstel en versterken van de
eigen regie van de cliënt en het versterken van het sociale netwerk en de veerkracht. Er wordt uitgegaan van wat een cliënt wil en belangrijk vindt. Als het handelen van de cliënt een ernstig gevaar oplevert voor hem enlof zijn omgeving dan moet de professional actie ondernemen. Ondersteuning sluit aan bij de leefwereld van de cliënt, in taalgebruik, denkniveau, cultuur en tempo en houdt rekening met de levensfase en de eigen kracht van een cliënt.
.
Welke ondersteuning nodig is, wordt in samenspraak met de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger en/of zijn mantelzorger opgesteld, uitgevoerd en geëvalueerd. Het ondersteuningsplan is raadpleegbaar voor alle betrokkenen.
De ondersteuning is veilig
. .
De relatie tussen client en professional is voor de cliënt vertrouwd en stabiel. Wijzigingen in gemaakte afspraken tussen cliënt en professional worden tijdig en op een bij de cliënt passende manier gemeld. De professional is in staat ervoor te zorgen dat de relatie voor beide veilig is zowel lichamelijk als mentaal.
. .
Er is overeenstemming met de cliënt over welke informatie gedeeld wordt en met wie. Met in achtneming van de privacywetgevrng. De professional onderneemt actie bij gesignaleerde onveiligheid in de leefsituatie en het sociale netwerk van de cliënt. Conform de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling.
1
Hierbij is ook inbegrepen de inschatting van tijdelijk of structureel en het op- en afschalen van
ondersteuning.
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers da¡um2
oktober
2014
04114
De ondersteuning garandeert continuiteit, samenhang en resultaten
.
De professional heeft de kennis, houding en vaardigheden voor de betreffende hulpvraag en cliënt en onderhoudt deze. De professional krijgt de ruimte om hierin zelf keuzes te maken.
.
De ondersteuning van de professional in relatie met de cliënt is aantoonbaar gericht op het behalen van de afgesproken resultaten en dit wordt geëvalueerd en indien nodig bijgesteld.
.
De professional is op de hoogte van de andere hulpverleners die bij een cliënt betrokken
zijn. Hij consulteert andere hulpverleners bij vragen en werkt samen waar dat zinvol is voor de doelstellingen van de cliënt.
.
Brj de toegang wordt bepaald waar een eerst verantwoordelijke ondersteuner wordt
aangewezen. Dit is een professional in dienst van een aanbieder of het toegangsloket. De eerst verantwoordelijke ondersteuner is aanspreekpunt voor de cliënt en onderhoudt
contact met de sociale omgeving van de cliënt.
.
De organisatie heeft een toegankelijke klachtenprocedure die onafhankelijke afhandeling van klachten garandeert en waarvan de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger en de mantelzorger op de hoogte zijn.
4. Het begrip 'zeer kwetsbaar' Wmo-ondersteuning is bedoeld voor kwetsbare burgers. Mensen die onvoldoende hulpbronnen hebben om op eigen kracht bepaalde moeilijkheden en tegenslagen te overwinnen en om hun leven op de door hen gewenste manier vorm te geven'. De beperking tot kwaliteitseisen voor de zeer kwetsbare burgers brengt met zich mee dat de doelgroep zeer kwetsbare burgers onderscheiden moet kunnen worden van de doelgroep kwetsbare burgers. Het kan hierbijgaan om een tijdelijk en om een structureel onderscheid. Van belang is om mogelijke veranderingen in beeld te houden. De indeling in kwetsbaar en zeer kwetsbaar moet zo worden gekozen dat recht wordt gedaan aan de verschuiving van zotg naar het sociale domein. Een indeling naar doelgroepen aan de hand van lichamelijke, verstandelijke of psychische problemen past minder bij de Wmo. Op basis van de nieuwe definitie van gezondheid en concepten als kwaliteit van bestaan, zelfregie en welbevinden hebben we drie elementen gevonden die bepalend zijn voor de mate
van kwetsbaarheid. Mensen kunnen worden ingedeeld in de groep zeer kwetsbaar als er sprake is van samenhang in of risico's op de volgende aspecten:
1. Een beperkte sociale steunstructuur (weinig betekenisvolle sociale relaties) 2. Weinig veerkracht (de draaglast is groter dan de draagkracht) 3. Gering vermogen tot eigen regie voeren (in beperkte mate eigen wensen en behoeften duidelijk kunnen maken)
'
Overgenomen uit RMO advies: Kwetsbaar in kwadraat.
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober
2014
daum
2 05114
Deze definitie betekent dat de mate van kwetsbaarheid sterk afhangt van de persoonlijke omstandigheden van een cliënt en zijn huishouden. Het legt daardoor (geheel in de geest van de nieuwe Wmo)de nadruk op een individuele beoordeling. Om te bepalen of een cliënt in de categorie 'zeer kwetsbaar' valt, is onderzoek naar de drie genoemde punten nodig. Dit onderzoek moet gedaan worden bij de beoordeling van een aanvraag en kan ook aan de orde komen bij het eerste contact, het keukentafelgesprek. 5. Model basisset laraliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers Op basis van de algemene uitgangspunten voor kwaliteit, de definitie van zeer kwetsbaar plus algemene noties over contracteren is een model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers geformuleerd. Kwaliteitseisen zijn een belangrijk onderdeel van een kwaliteitssysteem waarmee gemeenten hun Wmo-beleidsplan beter kunnen uitvoeren. Daarin krijgen kwaliteitseisen, toezicht, handhaving, resultaatmeting en cliëntervaringsonderzoek een plaats. Met kwaliteitseisen is de basis gelegd voor het toepassen van continue verbetering in de Wmo. Dat begint bij het gebruiken van de basisset kwaliteitseisen bij de invulling van de gemeentelijke verordening en bij inkoop of subsidiering van ondersteuning. De basisset kwaliteitseisen kan ook worden toegepast als nadere invulling van de toegangsprocedure zoals beschreven in de modelverordening en bij contractmanagement waarbij de prestaties van de aanbieder worden vergeleken met de afspraken. Ten slotte kan de basisset kwaliteitseisen worden gebruikt om het toetsingskader nader in te vullen.
Model Basisset kwaliteitseisen voor zeer kwetsbare burgers Deskundig personeel (nader in te vullen per soort dienstverlening of ondersteuningstraject) Eerstverantwoordelijke ondersteuner als aanspreekpunt voor cliënt en directe omgeving (beleggen bij het toegangsloket of bij een aanbieder) Ondersteuningsplan per cliënt (bevat behoeften, doelen, afgesproken inzet, wijze van evalueren en evaluatiemomenten) Rapportages over resultaten (bevat gerealiseerde tussenstappen, op- en afschaling van inzet) Meten tevredenheid cliënten (bij voorkeur geen aparte vragenlijsten maar onderdeel van afgesproken traject (digitaal dubbel gebruik van gegevens)) Kwaliteitsbeleid (essentie is organisatie heeft zicht op prestaties en doet aan continue verbetering)
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober
2014
daum 2
06114
6. Doorontwikkeling kwaliteitseisen Dit model is enerzijds beperkt en anderzijds nog te abstract voor direct gebruik. Dat betekent dat gemeenten een eigen invulling gaan geven aan dit model. De komende jaren zal duidelijk worden wat werkt voor gemeenten en wat niet werkt. Dit model pretendeert niet om af te zijn. Juist op basis van praktische ervaring van gemeenten wil de VNG dit model verder invullen en aanpassen. Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
J. Kriens Voorzitter
d
i
rectieraad
ondemerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober
2014
datum
2 07114
Bijlage I Toelichting bij het model-basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
l.lnleiding Het doel van het overhevelen van nieuwe taken uit de AWBZ naar de Wmo is dat deze taken niet meer als zorg worden ingevuld maar als ondersteuning binnen het sociaal domein. Daarbij gaat het om maatwerk voor de burgers en gemeenten krijgen daarbij grote vrijheid hoe zij de ondersteuning vormgeven met een beperkter budget3 dan de rijksoverheid kon besteden. De kwaliteitseisen die de wet stelt aan goede ondersteuning (artikel 3.1) zijn overgenomen uit de Kwaliteitswet zorginstellingen. De wens van de regering om kwaliteitsstandaarden te ontwikkelen refereert aan een gebruikelijke praktijk in de zorgsector. ln reactie daarop heeft de VNG het initiatief genomen om voor gemeenten een model basisset noodzakelijke (maar niet limitatieve) kwaliteitsnormen voor zeer kwetsbare mensen te formuleren. Het model kan gemeenten inspireren om hun eigen kwaliteitseisen op te stellen voor Wmo-ondersteuning van kwetsbare burgers Het gaat om een model basisset kwaliteitseisena dat:
1.
Een ondergrens biedt voor een beperkte groep gebruikers van Wmo- ondersteuning, te
weten de zeer kwetsbare burgers
2. 3. 4. 5.
Passend is bij het sociale domein lnnovatie niet in de weg staat Niet leidt tot extra administratieve lasten voor gemeenten en aanbieders ls ontwikkeld met gebruik van de kennis en expertise van aanbieders, cliënten- en patiëntenorganisaties en gemeenten
ln een uitgebreid traject waar in totaal ruim 25 organisaties een bijdrage aan hebben geleverd en met begeleiding van Bureau lM15 is van april tot september 2014 gedacht en geschreven. Met dank aan de inbreng van velen is de VNG in staat gesteld om hier een model te presenteren. 2. Algemene uitgangspunten kwaliteit Wmo-ondersteuning voor de zeer kwetsbare burgers Startpunt voor de ontwikkeling van het model zijn de vragen: wat staat er in de wet en waar krijgt een burger mee te maken in de Wmo? Om te benadrukken dat de burger het uitgangspunt is voor de Wmo is de werkwijze om te komen tot Wmo-ondersteuning gevolgd vanuit het perspectief van de burger en is de vraag gesteld wat in de ogen van de burger moet worden verstaan onder
'
Alleen op het budget voor beschermd.wonen is geen korting toegepast.
a
ln eerste instantie sprak de VNG van kwaliteitsnormen. Dat zou een nadere uitwerking (concreter en dwingender) betekenen van kwaliteitseisen. Daarvan is afgezien toen duidelijk werd dat in de zorgsector veelal wordt volstaan met kwaliteitsstandaarden (richtlijnen voor handelen) en kwaliteitsnormen vooral worden gebruikt om organisaties af te rekenen (prestaties of verbeteracties). Hier gaat het om nadere invulling geven aan de kwaliteitseisen in de wet en daarom is besloten de term kwaliteitseisen te hanteren. 5
lnstituut Maatschappelijke lnnovatie uit Leiden.
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers da¡m 2
oktober
2014
08114
goede ondersteuning in de nieuwe Wmo. Met de decentralisatie verandert het karakter van de ondersteuning immers. Het gaat niet meer primair om een 'verzekerd recht' met een aanpak zoals gebruikelijk in het zorgdomein. De kantelingsgedachte die al langer bestaat in de Wmo wordt ook toegepast op de nieuwe taken. De kantelingsgedachte houdt in, dat er wordt uitgegaan van de eigen kracht van mensen met aandacht voor hun sociale netwerk en dat er wordt gekeken naar
wat aanvullend nodig is. De venruachting is dat mensen die meer regie kunnen voeren over hun leven (en de ondersteuning vanuit de Wmo) ook beter met hun beperkingen leren omgaan waardoor klachten worden voorkomen. Dit heeft geleid tot drie algemene uitgangspunten voor kwaliteit voor de zeer kwetsbare burgers met nadere onderverdeling. Deze algemene uitgangspunten voor kwaliteit gaan uit van het perspectief van de burger die Wmo-ondersteuning krijgt aangereikt. Het levert een algemene richtlijn op voor de relatie tussen de professional en de cliënt, aandacht van de professional voor de sociale omgeving van de cliënt en voor de verandering in behoeften van de cliënt. Deze richtlijn is te gebruiken als startpunt voor aanvullende kwaliteitseisen. Met deze richtlijn als basis kan een gemeente desgewenst op onderdelen meer concrete eisen stellen voor specifieke vormen van ondersteuning. Daarbij zal de gemeente moeten beseffen dat meer uitgebreide eisen ook grotere administratieve lasten voor de aanbieder kunnen betekenen. 3. Het begrip 'zeer kwetsbaar' Het begrip'zeer kwetsbaar'kan pas worden gebruikt als kan worden aangegeven welke burgers daarmee worden bedoeld. Wie zijn de zeer kwetsbare burgers? Het lag voor de hand om te focussen op eigen kracht en eigen regie. Maar iemand met weinig eigen kracht hoeft niet altijd zeer kwetsbaar te zijn en iemand met weinig eigen regie ook niet. Dit heeft onder meer te maken met hulpbronnen die mensen kunnen aanboren. We zochten naar aansluiting met bestaande definities en concepten. Hoewel we zoeken naar een invulling die past bij het sociaal domein verkennen we eerst concepten die worden gebruikt in de zorg. ln de zorg is het gebruikelijk onderscheid te maken in doelgroepen op basis van gezondheidsproblemen en zorgtrajecten (lichamelijk, verstandelijk of psychische beperkingen). Bij het sociaal domein past een ander onderscheid en voor de Wmo geldt dat het recht moet doen aan de inhoud van de wet: het bieden van een aanvullende ondersteuning op wat iemand zelf en met zijn netwerk kan regelen om zelfredzaamheid en participatie in te vullen. Daarbij is aandacht nodig voor de inschatting of de ondersteuning tijdelijk of structureel moet zijn en of de behoefte in de tijd kan veranderen. De nieuwe definitie van gezondheid ontwikkeld door Machteld Huber luidt: "Positieve gezondheid is het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven6". Dit is een dynamische opvatting van u
Definitie van Machteld Huber, gepubliceerd juli 2011 in het British Medical Journal als: "the
ability to adapt and to self manage".
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober
2014
datum
2
09114
gezondheid, gericht op een kwalitatief hoogwaardig en zinvol leven, waardoor het accent komt te liggen op basisgezondheidsvaardigheden plus het versterken van veerkracht en het vermogen om regie te voeren. Een uitgangspunt voor werken en kwaliteitsdenken in de zorg is het concept kwaliteit van leven dat bij verschillende meetinstrumenten wordt gehanteerd. Bij kwaliteit van leven gaat het in eerste instantie om het functioneren van personen op fysiek, psychisch en sociaal gebied en de subjectieve beleving daarvan voor zover dit is gerelateerd aan gezondheid Steeds vaker gaat het om omgaan met beperkingen en het concept kwaliteit van bestaan geeft aan dat gezondheid slechts een onderdeel is van het hele bestaan. Bij Welzijn Nieuwe Stijl wordt het concept zelfregie toegepast. Het bestaat uit 4 elementen: 1)
eigenaarschap: een mens is eigenaar over zijn eigen leven en keuzes daarbinnen, 2) eigen kracht: het vermogen om zelf te beslissen, bepaald door kennis, vaardigheden, vertrouwen en handelingsruimte, 3) motivatie: dat wat iemand motiveert, persoonlijke waarden, een goed leven in eigen ogen, 4) contacten: iets betekenen voor anderen en andersom, plezier en zorgen delen Ten slotte is gekeken naar het begrip welbevinden wat staat voor de mate waarin iemand zich lichamelijk, geestelijk en sociaal goed voelt. Dit gaat over lekker in je vel zitten, lichamelijk gezond zijn en tevreden zijn met je leven. Hoewel de gemeente niet verantwoordelijk is voor het levensgeluk van een individu, is uit onderzoek wel duidelijk dat welbevinden zowel veerkracht als eigen regie positief beïnvloeden. Bovendien sluit dit begrip goed aan bij de wijze waarop mensen hun leven willen inrichten. De term duurzaam welbevinden is verder ontwikkeld naar een meetinstrument dat in het kader van de Wmo wordt ingezetT. Duurzaam welbevinden is het regelmatig ervaren van positieve gevoelens en een algemene tevredenheid met het eigen leven. Daarbij worden drie behoeften onderscheiden: 1) autonomie, 2) competentie en 3) verbondenheid. Autonomie verwijst naar de mogelijkheid om activiteiten te kiezen, beslissingen te nemen en gedrag te reguleren in overeenstemming met de eigen waarden, wensen en doelen. Dit gaat dus over eigen regie. Competentie gaat om de ervaring dat het eigen gedrag resulteert in bedoelde uitkomsten en effecten. Verbondenheid venruijst naar de basisbehoefte om intieme relaties met anderen te hebben. Dit gaat over wederkerigheid in sociale relaties (wie is voor jou belangrijk en voor wie ben jij belangrijk). Verbondenheid is een voonruaarde voor participatie.
Voor het onderscheid'zeer kwetsbaar' maken we gebruik van de genoemde begrippen. Verbondenheid en sociale relaties vertalen we als de sociale steunstructuur. Uit de definitie van positieve gezondheid gebruiken we veerkracht. Een mooie omschrijving van
veerkracht is de balans tussen draagkracht en draaglast. Alle begrippen hanteren eigen regie, waarbij de omschrijving als vermogen tot het voeren van
t Ontwikkeld door Arcon in samenwerking met de Universiteit van Twente voor de gemeente Almelo.
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober2014
daum
2 10114
eigen regie het meest dynamisch is. Dit vatten we op als het vermogen om eigen wensen en behoeften te kunnen duidelijk maken. En zo is een definitie ontstaan met drie elementen, waarbij de samenhang tussen de onderdelen
en het risico op de drie elementen een rol spelen. 4. Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers De eisen in artikel 3.1 in de Wmo zijn toegespitst op ondersteuning die aanbieders of gemeenten leveren. Eisen die een gemeente wil stellen aan de kwaliteit van een voorziening worden bepaald bij de inkoop of subsidie-afspraken met aanbieders. Een overzicht van veel gebruikte eisen voor inkoop- of subsidie van dienstverlening is genomen als startpunt en dat is daarna toegespitst op eisen voor de doelgroep zeer kwetsbaren.
Algemene eisen aan dienstverlening Los van de werkwijze die gemeenten kunnen kiezen om te komen tot contracten of overeenkomsten (bij voorbeeld aanbesteden of een raamovereenkomst), hebben de eisen aan de dienstverlening betrekking op de volgende zaken: De structuur van de dienst (input), of de kenmerken waar een organisatie aan moet voldoen; zoals deskundigheid van personeel, omzet, specificaties gebouw, samenwerking in netwerken en ketenaanpak Procesaspecten; zoals activiteiten of interne werkprocessen, naleven van richtlijnen en periodieke informatieverstrekking, kwaliteitsbeleid Uitkomsten / resultaten Maatschappelijke effecten op cliëntniveau en op maatschappijniveau zoals meer zelfredzaamheid, minder criminaliteit, betere kwaliteit van leven Relevant voor de eisen die worden gesteld is hoe de gemeente de dienstverlening ingevuld wil zien: is er sprake van een of meerdere aanbieders? Worden de diensten per cliënt of per wijk afgesproken? Eisen die worden gesteld aan inkoop gaan over de zaken waar de gemeente het meeste gewicht aan hecht en die controleerbaar zijn, zodal de aanbieder daarover verantwoording kan afleggen aan de gemeente. Als resultaten moeilijk zijn te definiëren of te meten en in belangrijke mate worden beïnvloed door externe omstandigheden dan worden vooral structuur- en proceseisen gesteld. Als het proces moeilijk is te standaardiseren en er is weinig invloed van externe omstandigheden dan worden vooral uitkomst- en effecteisen gesteld. Om innovatie te bevorderen doet een gemeente er goed aan om uitkomst- en effecteisen te stellen. Daardoor ontstaat immers ruimte om op andere dan de voorgeschreven manieren ondersteuning te verlenen. Maar omdat op het terrein van de Wmo sprake is van veel externe omstandigheden is de neiging groot om eisen te stellen aan structuur en proces. Tegelijkertijd zien we meer aandacht voor resultaat en effectmetings. Steeds vaker is er in de mix van eisen wel
t De Wmo kent ook een verplichting voor gemeenten om jaarlijks een resultaatmeting te houden.
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober
2014
datum
2
11114
een verschuiving naar sturing op effecten. ln het denken over monitoren van resultaten vallen de volgende punten ope:
-
De verplichte gemeentelijke cliëntervaringsonderzoeken
-
Rapportages over uitval, bijstel plannen, klachten (proces)
Rapportages over resultaten bij klantengroepen(in termen van verbetering, herstel, behoud, versterken eigen regie, welbevinden, sociale verbondenheid (effecten) Norm voor tevredenheid cliënten (vb. 80% tevreden + zeer tevreden) (effect)
Samenwerkingtusseninstellingen(structuur) Werkendkwaliteitsbeleid(proces)
Algemene uitgangspunten voor zeer kwetsbare burgers De eerder genoemde algemene uitgangspunten voor kwaliteit van Wmo-ondersteuning voor de
zeer kwetsbare burgers gaan over: Professioneel handelen gericht op stimuleren eigen regie, betrekken mantelzorg, communicatieafspraken, afspraken over informatie delen, afstemmen met andere zorg raad pleeg bare afsp ra ken, klachtenp roced u re (proces) a a
Deskundigheid personeel, aanwijzen eerstverantwoordelijke ondersteuner (structuur) Behalen afgesproken resultaten en effect op cliëntniveau: handelen is gericht op
versterken sociale netwerk, veerkracht en vermogen tot regie voeren (maatschappelijk effect op clientniveau).
Model basisset kwaliteitseisen voor zeer kwetsbare burgers De zes eisen van het model basisset zijn het resultaat van een zoektocht langs eisen aan dienstverlening en koppeling aan de geformuleerde algemene uitgangspunten voor zeer kwetsbare burgers. Daarvan is er een nieuw: de eerstverantwoordelijke ondersteuner. Dit is de vertaling van het idee dat risico's voor de zeer kwetsbare burger het best worden beperkt door coördinerende en continue aandacht. De overige eisen komen op meerdere lijstjes voor. Op dit moment geven gemeenten vorm aan de nieuwe Wmo. De eisen van deskundig personeel en een eerstverantwoordelijke ondersteuner richten zich op de structuur van de ondersteuning. Het opstellen van een ondersteuningsplan dient om vooraf en samen met de cliënt, zijn vertegenwoordiger en/of mantelzorger behoeften, doelen en beoogde resultaten te formuleren. Het registreren en rapporteren over deze resultaten, waarbij ook de tevredenheid van de cliënt meegenomen wordt, zijn noodzakelijk om de effecten in beeld te brengen. Op basis hiervan en met inachtneming van eventuele klachten van cliënten kan de ondersteuning verbeterd worden. Dit is de essentie van een kwaliteitsbeleid. Dat kan worden vertaald naar een certificeringseis maar dat is niet noodzakelijk om de essentie te waarborgen. Verbeterplannen op basis van prestaties en klachtenrapportages geven de essentie ook weer.
e
Uit: outcome in zicht, werken met prestatie-indicatoren in de jeugdhulp, NJl, mei 2014
ondemerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers datum2
oktober
2014
12114
Het is belangrijk de cliënt niet te overvragen bij het verzamelen van feedback. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente en aanbieders om hier op een goede manier rekening mee te houden. De tevredenheid van cliënten over specifieke ondersteuning hoeft niet via schriftelijke vragenlijsten te worden gemeten en kan ook in het rechtstreekse contact tussen de professional en cliënt meegenomen worden. Om een beter idee te geven van de mogelijkheden volgt hier een voorbeeld voor toepassing bij toegang en uitleg over toepassing bij toezicht.
Voorbeeld toepassing bij toegang Het proces van toegang is een vorm van diensfuerlening net zoals de ingekochte of gesubsidieerde Wmo-ondersteuning (niet zijnde de hulpmiddelen) die meestal door de gemeente zelf wordt uitgevoerd. Als de gemeente deze taak heeft ingekocht (bijvoorbeeld via een wijkteam dat als aparte stichting is gepositioneerd) is het duidelijk dat hier ook kwaliteitseisen aan moeten worden gesteld. Voor de burger moet het niet uitmaken of de gemeente de laak zelf uitvoert of dat de taak is uitbesteed en daarom gelden de kwaliteitseisen uit de wet ook hier (veilig, doeltreffend, doelmatig, cliëntgericht, in samenhang met andere zorg en met respect voor de cliënt). Ook de algemene uitgangspunten kunnen worden toegepast (cliënt heeft regie bijformuleren ondersteuningsvraag, toegangsproces moet veilig zijn en gericht zijn op haalbare resultaten). Voorbeeld uitwerking bij toegang:
.
Deskundig personeel: denk aan gespreks- en screeningsvaardigheden, kennis van de sociale kaart
. . . . . . .
Registratie afgesproken resultaten: dit zijn het verslag van onderzoek en beschikking, bij pgb ook budgetplan of zorgplan Werkend kwaliteitsbeleid voor de toegangsorganisatie: gemeente of wijkteam Meten tevredenheid cliënten: is geregeld met het verplichte jaarlijks cl iëntervari n gsonderzoek Rapportages over resultaten: is geregeld met verplichte jaarlijkse resultaatmeting Klachtenafhandeling: is bij alle gemeenten al in voorzien Benoemen van eerstverantwoordelijke ondersteuner voor proces toegang (denk aan meerdere gesprekken of uitgebreid onderzoek) en voor ondersteuning daarna (denk aan beleggen bij toegang, bij aanbieder of bij pgb-ondersteuner) Bij pgb denk aan:
o o o o
waarborgen vragen deskundigheid ondersteuner in relatie tot ondersteuningsbehoeften waarborgen vragen veilige ondersteuning (vertrouwd en stabiel) beschrijving vragen van te behalen resultaten beschikking beperken tot maximaal 1 jaar (om vinger aan de pols te houden)
Toepassing bij verantwoording en toezicht Verantwoording en toezicht zijn in de Wmo verschillende processen. Bij verantwoording gaat het
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober
2014
da¡um
2
13114
om controle op de prestaties van aanbieders vergeleken met de bepalingen in de contracten. Dit contractmanagement gebeurt vaak door de afdeling inkoop van de gemeente of wordt uitbesteed Bij toezicht gaat het om naleving van de voorschriften die zijn gesteld bij de Wmo 2015 en
hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat er informatie moet worden verzameld over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, dat er een oordeel moet worden gevormd en dat er eventueel moet worden geïntervenieerd. Yanaf 2015 is er geen rol meer voor de IGZ en moeten gemeenten het toezicht op de Wmo{aken zelf uitvoeren. Daarvoor moeten ze een toezichthouder aanwijzen en een normatief kader voor toezicht ontwikkelen. Toezicht op naleving van de Wmo 2015 betekent dat het toezicht is gericht op 1
) de toekenningsprocedure voor maatwerkvoorzieningen,
2) de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget en 3) de kwaliteitseisen die worden gesteld aan voorzieningen, zowel bij zorg in natura als bij zorg verleend via een pgb. Het normatief kader bestaat uit de eísen/normen die zijn geformuleerd in de verordening, het besluit en de contracten met aanbieders. 5. Doorontwikkeling kwalíteitseisen Het geformuleerde model basisset kwaliteitseisen is bewust beperkt en abstract gehouden. Gemeenten worden geacht dit zelf nader in te vullen en aan te vullen, zowel voor de groep zeer kwetsbare burgers als voor de overige burgers die een beroep doen op Wmo-ondersteuning. Onbekend is of deze keuze de bruikbaarheid van dit hulpmiddel bevorderd of juist hindert. Onbekend is of de nieuwe definitie van zeer kwetsbaar een goede aanvulling is voor de keuzes die gemeenten gaan maken in het ondersteuningsaanbod. Daarom gaat de VNG ervaringen van gemeenten met dit model verzamelen en het model daaraan herijken. Kwaliteit is immers nooit af en kan altijd worden verbeterd. 6. Organisaties die een bijdrage hebben geleverd
ln het traject van april tot september 2014 hebben de volgende organisaties een bijdrage geleverd: GGZ Nederland, ActiZ, VGN, Zorgbelang Nederland, MOgroep, Per Saldo, leder (in), LOC, NPCF, CSO, FO, RIBW, VWS, de gemeenten Meerssen, Haarlem, Zaanstad, Huizen, Oirschot, Best, Utrecht, Delft, Uden, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Tilburg. De volgende organisaties hebben gereageerd op dit voorstel: BTN, MEE, NBEC, Federatie Landbouw enZorg.
Deze ledenbrief staat ook op www.vnq.nl onder brieven.
onderuerp
Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers
oktober
2014
datum
2 14114
2oB
l"q
gdÐ
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad
uw kenmerk
blllage(n)
(070) 373 8393 betreft
ons kenmerk
datum
Voortgang Archiefconvenant en
ECSD/U201 401 705
16 september 2014
actualisatie Selectielijst
Lbr.141064
Samenvatting
1.
Er zijn en komen vanuit het programma Archief2020 en het project Archiefinnovatie
Decentrale Overheden (AIDO) van VNG, IPO en UvW standaarden en handreikingen voor het veld beschikbaar: - Wij adviseren de nieuwe standaard voor metadatering bij de decentrale overheden,
het Toepassingsprofìel Metadatering Lokale Overheden (TMLO) te benutten. Het
TMLO draagt als standaard bij aan de vindbaarheid van informatie en uitwisseling van informatie tussen de overheden. - Veel gemeenten zijn bezig met digitalisering van papieren archieven. De digitale kopieën moeten voldoen aan de vereisten van de Archiefregeling. Hoe dat moet staat in de Handreiking Vervanging Archiefbescheiden.
- Gemeenten staan voor de opgave een voorziening voor duurzame bewaring van digitale stukken te treffen. Eind2014 zal KING een Functioneel beschrijving voor het e-depot opleveren, die daarbij ondersteuning zal bieden.
2.
3.
De VNG werkt aan de herijking van de Selectielijst van archiefbescheiden van gemeentelijke en intergemeentelijke organen, die in 2016 van kracht moet worden. Er is o.a. een trendanalyse opgesteld en een handreiking voor gemeentearchivarissen om, aanvullend, een lokale trendanalyse op te maken. Wij roepen u op als dit niet is gebeurd, horizontale verantwoordingsinformatie over de uitvoering van de Archieñ¡ret 1995 op Waarstaatjegemeente.nl in te voeren.
I
GÐ
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Aan de leden
tel, (070) 373 8393
¡nformatiecentrum
betreft Voortgang Archiefconvenant actualisatie
en
Selectielijst
uw kenmerk
b¡jlage(n)
ons kenmerk
datum
ECSD/U201401 705
16 september 2014
Lbr.14lO64
Geacht college en gemeenteraad, Hierbij informeren wij u over de voortgang van de uitvoering van het Archiefconvenant. Daarnaast gaan wij in op onze aanpak van de actualisering van de nieuwe VNG Selectielijst van archiefbescheiden van gemeentelijk en intergemeentelijke organen. Tot slot vragen wij aandacht voor het uploaden van verantwoordingsinformatie over de Archieñruet 1995 van de KING website Waarstaatjegemeente.nl (wsjg.nl).
op het toezichtdomein
Voortgang Archiefconvenant ln december 2012 sloten de VNG, het lnterprovinciaal Overleg (lPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de minister van OCW het Archiefconvenanl2Ol2 - 2016. ln het convenant zijn afspraken gemaakt over de samenwerking bij de digitale innovatie van archieven. De verantwoordelijkheid over het uitvoeringsprogramma Archief2020 is in handen gelegd van de algemene rijksarchivaris/het NationaalArchief. De UvW, het IPO en de VNG werken specifiek samen aan de vergroting van het bestuurlijke draagvlak en ondersteuning van het veld in het kader van het project Archiefinnovatie Decentrale Overheden (AIDO). Dit samenwerkingsproject is bij de VNG in beheer ondergebracht. Het activiteitenprogramma van het project AIDO en het programma Archief 2O2O zijn onderling afgestemd.
Vanuit het programma Archief2020 wordt vooral ingezet op stimulering van de archiefinnovatie door middel van kennisdeling, stimuleringsbijdragen voor pilotprojecten en ontwikkeling van standaarden. Een volledig overzicht daarvan treft u aan op de website http://archief2020.nl/. Dit jaar is een tweetal standaarden gereed gekomen, die wij met name onder uw aandacht willen brengen: het Toepassingsprofiel metadatering lokale overheden en de Handreiking Vervanging. Daarnaast is vanuit het project AIDO de ontwikkeling van een aantal producten gestart, waarover wij u graag informeren. Aldeze producten worden ontwikkeld door projectgroepen bestaande uit
(of ondersteund door) deskundigen uit de archiefsector en de sector Documentaire lnformatievoorziening (DlV) werkzaam bij gemeenten, provincies en waterschappen Ioepassrngsp rofie I Metad ateri ng Lokale Overhede n
ln metadata is informatie vastgelegd over de inhoud, context, structuur, vorm en het beheer van archiefbescheiden door de tijd heen. Gemeenten zijn op grond van de Archiefregeling verplicht een metadataschema vast te stellen. ln de praktijk worden verschillende schema's bij de decentrale overheden gebruikt. Er is nu een standaard voor metadatering bij de decentrale overheden beschikbaar gekomen: het Toepassingsprofiel Metadatering Lokale Overheden (TMLO). Zie hiervoor de link . Het TMLO is samengesteld door KING in samenwerking met een werkgroep van deskundigen. De standaard is afgestemd met het Referentiemodel Gemeentelijke Basisgegevens Zaken (RGBZ) van de Gemeentelijke Model Architectuur (GEMMA). Het TMLO wordt voorlopig beheerd door het programma Archief 2O2O.ln de komende maanden zal vanuit Archief2020 voorlichting gegeven worden over TMLO en de toepassing daarvan. lnformatie daarover volgt via de website van Archie2020. ln het document is een hoofdstuk opgenomen dat uitlegt hoe informatieprofessionals aan de slag kunnen gaan met het TMLO in hun eigen organisatie. Eind 2014 zal Archief2020 een workshop organiseren waar ervaringen uitgewisseld kunnen worden. Wij adviseren het TMLO te benutten. Het TMLO draagt als standaard bij aan de vindbaarheid van informatie en uitwisseling van informatie tussen de overheden.
Handreiking Veruanging Archiefbescheiden Gemeenten kunnen sinds 2013 zelf beslissen over vervanging van archiefbescheiden. Het is niet meer nodig een machtiging daarvoor bij de provincie aan te vragen. Vervanging moet echter wel gebeuren binnen de kaders gesteld door de Archiefregeling. Om decentrale overheden bij de vervanging van archiefstukken door digitale reproducties te ondersteunen, is vanuit het programma Archief2020 de Handreiking Vervanging Archiefbescheiden uitgebracht. Deze is te downloaden via deze link. De handreiking geeft uitleg bij de regels rond vervanging van archiefbescheiden en biedt houvast bij het doordenken en verantwoorden van alle stappen in het vervangingsproces. De informatie in de handreiking geeft de meest actuele stand van zaken van de technologie weer en zal regelmatig up{o-date worden gebracht. F u n ct io nee I o ntwerp e -d e pot
Om digitaal archieven duurzaam te bewaren en toegankelijk te houden moet de gemeente beschikken over een e-depofuoorziening. De decentrale overheden besluiten autonoom over de wijze waarop zij daar invulling aan geven. Om ze bij deze opgave te ondersteunen wordt door KING in opdracht van het project AIDO een Functioneel ontwerp voor e-depotvoorzieningen
ontwikkeld, datzal bijdragen aan het halen van maximaal maatschappelijk rendement uit gezamenlijke archieven en gemeenschappelijke voorzieningen. KING zaleind 2Ol4he|volgende realiseren:
.
onde*erp
een functionele afbakening van een e-depotvoorziening voor decentrale overheden
Voortgang Archiefconvenant en actualisatie Selectielijst
¿atum
16 september 2014
02t05
a
a
a
een beschrijving van mogelijke scenario's voor het realiseren van een e-depot voorziening voor decentrale overheden. Bij deze scenario's wordt rekening gehouden met bestaande best practices een beschrijving van de architectuur, aansluitend op de principes van NORA en o.a. GEMMA. een indicatie van benodigde voorzieningen (zoals koppelingen, standaarden of aanbestedingsdocumenten) en vervolgstappen die de realisatie kunnen ondersteunen en aanbevelingen voor het vervolg.
Uitgangspunt hierbij is dat het functioneel ontwerp aansluit op de werkwijze voor het creëren, beheren en toegankelijk maken van informatie vanuit het perspectief van de archiefuormer/zorgdrager. Een breed samengestelde klankbordgroep met deelnemers uit de 3 decentrale overheden wordt bij iedere fase van het project betrokken. Dit product zal eind 2014 beschikbaar komen. Aansluitend zal in 2015 een aanbestedingsbestek en een business case worden ontwikkeld. Handreiki ng Strategisch I nformatie Overleg
ln 2013 is het Archiefbesluit gewijzigd teneinde het waardering- en selectiebeleid van zorgdragers te moderniseren. Bedoeling is dat lokaal een zogenoemd Strategisch lnformatie Overleg (SlO) wordt ingericht: een structureel ambtelijk overleg dat tot taak krijgt de besluitvorming op het gebied van de informatiehuishouding voor te bereiden en te regisseren. Slechts een klein aantal gemeenten heeft thans een SIO ingericht of heeft daarvoor plannen. Het AIDO deelproject Handreiking Strategisch lnformatie Overleg heeft tot doel om de decentrale overheden te ondersteunen bij het inrichten van het SIO en/of te helpen hun SIO verder te professionaliseren. ln de handreiking zal ingegaan worden op de wijze waarop het SIO organisatorisch kan worden ingebed; de varianten op de wijze waarop het SIO ingericht kan worden; en de inhoudelijke onderwerpen die daar aan bod kunnen komen. Volgens de planning zal de Handreiking SIO eind 2014 beschikbaar komen. Kw al ite itssystee m (d i g it a I e ) arch iefbe he
e
r
ln artikel 16 van de Archiefregeling wordt de gemeente opgedragen ervoor te zorgen "dat het beheer van zijn archiefbescheiden voldoet aan toetsbare eisen van een door hem toe te passen kwaliteitssysteem." Omdat hiervoor momenteel geen format beschikbaar is, wordt vanuit AIDO er een normenkader en een leidraad/richtlijn voor een kwaliteitssysteem ontwikkeld voor de decentrale overheden. Het kwaliteitssysteem zal betrekking hebben op het beheer van zowel papieren als digitale archiefbescheiden. Er vindt afstemming plaats met het project Normenkader digitale duurzaamheid van het NationaalArchief. Volgens de planning zal het kwaliteitssysteem medio 2015 gereed komen. Verbreding draagvlak Dit najaar zal vanuit het project AIDO worden gewerkt aan een aanpak om het draagvlak voor de digitale archiefinnovatie te verbreden door de inzet van een Aanjaagteam. Over de wijze waarop dat gestalte krijgt zal u zo spoedig als mogelijk nader worden geïnformeerd.
onderuerp
Voortgang Archiefconvenant en actualisatie Selectielijst
¿atum
16 september 2014
03/05
Aanpak actualisering Selectielijst Gemeenten zijn volgens de Archiefiruet 1995 verplicht om een ontwerpselectielijst voor archiefbescheiden op te stellen voor vaststelling door de minister van OCW, waarin is vastgelegd hoe lang stukken bewaard c.q. wanneer deze vernietigd moeten worden. Deze taak voert de VNG in mandaat van alle Nederlandse gemeenten uit en in nauwe samenwerking met de VNG Adviescommissie Archieven. Om de ontwikkelingen in wet - en regelgeving te volgen moet de vigerende Se/ecfielþf voor archiefbescheiden van gemeentelijke en intergemeentelijke organen 2012 worden herijkt. De VNG streeft ernaar in 2015 een geactualiseerde ontwerpselectielijst voor vaststelling aan de minister van OCW te bieden. Deze selectielijst zal gelden van 2016 lm 2036. Bij het opstellen van de ontwerpselectielijst wordt een door het Nationaal Archief ontwikkeld instrumentarium gebruikt, bestaande uit een systeemanalyse, een trendanalyse en een risicoanalyse. Mede op basis van dit instrumentarium worden de keuzes over het bewaren en vernietigen en de vernietigingstermijnen van archiefbescheiden gemaakt. De systeemanalyse en de trendanalyse zijn inmiddels gereed gekomen. Onder wordt daarop nader ingegaan. Systeemanalyse
ln het onderzoek Bewaren hoe het was, volgens de principes van hoe het wordt, uitgevoerd door prof. dr. Mark van Twist van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, zijn de opeenvolgende modellen van lokaal bestuur en de gevolgen daarvan voor het gemeentelijke archiefbeheer beschreven. Volgens het onderzoek kan de selectielijst dynamischer en toekomstbestendiger worden door met de recente ontwikkelingen van 'vervlochten en participerend' bestuur rekening te houden. De gemeente moet zich verder openstellen voor de archieven van particuliere maatschappelijke initiatieven. Meer informatie vindt u op vnq.nl. Prospectieve trendanalyse voor archiefselectie en handreiking ln opdracht van de VNG hebben de historici drs. Robin te Slaa en drs. Erika Hokke (adviesbureau Stroom in) een Prospectieve trendanalyse opgesteld over de periode 2010-2020, waarin de maatschappelijke ontwikkelingen in het lokaal domein in kaart zijn gebracht. Het rapport is opgesteld op basis van bestaande onderzoeken van CBS, SCP, de VNG Denktank etc. en beoogt niet volledig of uitputtend te zijn maar de meest relevante trends voor de gemeentelijke taakuitvoering te benoemen. De Prospectieve trendanalyse brengt trends voor àlle gemeenten in beeld. Het is moeilijk daarbij recht te doen aan de specifieke omstandigheden van de gemeente. Daarom is een afzonderlijke handreiking voor een lokale trendanalyse ontwikkeld, waarmee de gemeentelijke archivaris aanvullend een eigen trendanalyse opstellen, dat dient als instrument om lokaal selectiebesluiten te nemen. Meer informatie vindt u op vnq.nl.
Vervolg en planning
Wij hebben opdracht gegeven aan het bedrijf VHIC om dit najaar een risicoanalyse en een ontwerpselectielijst op te stellen. KING heeft in dit verband een advies uitgebracht hoe de nieuwe
onderuerp
Voortgang Archiefconvenant en actualisatie Selectielijst
¿atum
16 september 2014
04/05
selectielijst en de Zaaktypencatalogus 2.0 beter op elkaar kunnen aansluiten. Dit advies zal als uitgangspunt bij de verdere uitwerking van de ontwerpselectielijst dienen.
Horizontale verantwoording Archiefwet 1995 via wsjg.nl ln 2013 is het VNG format voor de horizontale verantwoording van de uitvoering van de Archiefwet 1995 aan de hand van Kritische Prestatie lndicatoren (KPl's) beschikbaar gekomen. Op wsjg.nl is aansluitend een selectie van negen KPI's opgenomen (Zie onze ledenbrief van 7 mei 2013 Lbr. 13/039). Dit is zinvol in het kader van benchmarking en voor het informeren van de gemeenteraad. Wij hebben geconstateerd dat van het format van Archief KPI's goed gebruik wordt gemaakt, maar dat het plaatsen van de verantwoordingsinformatie op wsjg.nl achterblijft. Wij roepen u op, als dit niet is gebeurd, alsnog de informatie op wsjg.nl in te voeren. Dat kan met ingang van 1 september 2014 alleen door de gegevens handmatig in te voeren; vanwege conversieproblemen wordt het uploaden van het Excel-formulier van de brancheorganisatie voor archieven BRAIN door KING niet langer ondersteund.
Slot Wij vertrouwen erop dat de bovengenoemde instrumenten u van dienst zullen zijn. Over ontwikkelingen zalop de websites archie12020.nl en via www.vnq.nl mededeling worden gedaan Wij wensen u veel succes toe met de lokale archiefinnovatie. Hoogachtend, Vereni
Nederlandse Gemeenten
Voorzitter Directieraad
Deze ledenbrief staat ook op www.vnq.nl onder brieven
onde*erp
Voortgang Archiefconvenant en actualisatie Selectielijst
¿atum
16 september 2014
05/05
gdÐ
".\ 32\ç
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Brief aan de leden T,a.v. het college en de raad
uw kenmerk
bijlage(n)
betreft
ons kenmerk
datum
Bekendmaking kandidaten
BB,1U201401912
1
bestuur en commissies
Lbr.141074
(070) 373 83e3 3 oktober 201 4
Samenvatting ln de ledenbrief van 7 juli jl. zijn de 226 kandidaten op de enkelvoudige voordracht van de adviescommissie bekend gemaakt. Deze kandidaten zijn op 3 juli jl. tot waarnemer benoemd. Daarna is nog in enkele nagekomen vacatures voorzien. Op 12 augustus jl. heeft het bestuur vervolgens, conform de voordracht van de adviescommissie, mevrouw Eugster, burgemeester
van Schijndel, benoemd tot waarnemend lid van de commissie Europa & lnternationaal. Tenslotte heeft de adviescommissie op 9 oktober jl. vijf kandidaten voorgedragen voor één ontstane vacature in de commissie Ruimte & Wonen en vier openstaande vacatures in het College voor Arbeidszaken (CvA). De volledige voordracht van de adviescommissie treft u aan als bijlage bij deze ledenbrief.
Op 17 november a.s. kiezen de leden uit deze kandidaten en mogelijke tegenkandidaten de nieuwe leden van bestuur en commrssres. Wij herinneren u aan de mogelijkheid tot het stellen van tegenkandidaten. Aanmelding van tegenkandidaten is mogelijk tot uiterliik 27 oktober a.s.. 12.00 uur, bij het bureau van de VNG op
[email protected].
gE) Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Aan de Ieden
uw kenmerk
b¡jlase(n)
betreft
ons kenmerk
datum
Bekendmaking kandidaten
8B,tU201401912
13 oktober 2014
bestuur en commissies
Lbr.141074
informat¡ecent¡um lel.
(070) 373 8393
1
Geacht college en gemeenteraad, ln de ledenbrief van 7 juli jl. zijn de 226 kandidaten op de enkelvoudige voordracht van de adviescommissie bekend gemaakt. Deze kandidaten zijn op 3 juli jl. tot waarnemer benoemd. Daarna is nog in enkele nagekomen vacatures voorzien. Op 12 augustus jl. heeft het bestuur vervolgens, conform de voordracht van de adviescommissie, mevrouw Eugster, burgemeester van Schijndel, benoemd tot waarnemend lid van de commissie Europa & lnternationaal.
Tenslotte heeft de adviescommissie op 9 oktober jl. de volgende kandidaten voorgedragen voor één ontstane vacature in de commissie Ruimte & Wonen en vier openstaande vacatures in het College voor Arbeidszaken
-
:
Mevrouw Van Dijk, raadslid van Eindhoven (commissie Ruimte & Wonen) De heer Bashara, wethouder van Hoorn (CvA) De heer Coppens, wethouder van Bergen op Zoom (CvA) De heer Schreurs, wethouder van Roermond (CvA) De heer Stoker, wethouder van Súdwest-Fryslân (CvA).
De volledige voordracht van de adviescommissie treft u aan als bijlage bij deze ledenbrief,
Op 17 november a.s. kíezen de leden uit deze kandidaten en mogelijke tegenkandidaten de nieuwe leden van bestuur en commissies. Wij herinneren u aan de mogelijkheid tot het stellen van tegenkandidaten. Aanmelding van tegenkandidaten is mogelijk tot uiterliik 27 oktober a.s., 12.00 uur, bijhet bureau van de VNG op
[email protected].
Achtergrond vacatures in de bestuurlijke organisatie van de VNG Aanbevelingen commissie Governance voor "groot onderhoud" bestuurlijke organisatie VNG ln de Buitengewone ALV van 29 november 2013 hebben de leden met een grote meerderheid ingestemd met de wijzigingen in Statuten en Huishoudelijke Reglement die voortvloeien uit de aanbevelingen uit het rapport "Governance en de kunst van relatieonderhoud" van de commissie Governance (voorzitter Arno Brok). Voor de structuur van de bestuurlijke organisatie leidt dat tot de volgende w¡zigingen: De subcommissie Dienstverlening & lnformatiebeleid is vervangen door een vaste beleidscommissie Dienstverlening & lnformatiebeleid Kandidaten voor de commissie Europa & lnternationaal solliciteren niet naar het commissielidmaatschap, maar naar een positie in een Europese of internationale delegatie Degenen die in deze delegaties zitting hebben zijn qualitate qua commissielid. Zo wordt bereikt dat degenen die in Europa en internationaal actief zijn ook de commissie vormen Met de introductie van "bestuurdersnetwerken" rondom alle VNG-commissies worden de leden structureel betrokken bij het werk van de bestuurlijke organisatie van de VNG. De bestuurdersnetwerken kunnen worden gezien als klankbordgroepen van geïnteresseerde burgemeesters, wethouders, raadsleden, secretarissen en griffiers. Zij denken mee over actuele vraagstukken, maar vormen nadrukkelijk geen extra institutionele laag. Ook kunnen zij worden benut als kweekvijver waaruit de VNG kan putten om onderhandelaars, ambassadeurs en experts te vinden. Deze bestuurdersnetwerken zullen na de Buitengewone ALV van 17 november a.s. van start gaan.
-
Voor de kandidaatstellingsprocedure leiden de aanbevelingen van de commissie Governance tot de volgende centrale uitgangspunten:
-
onderuerp
We maken een nieuwe start door alle vacatures in bestuur, vaste beleidscommissies en College voor Arbeidszaken open te stellen. Alleen voorzitter Annemarie Jorritsma behoudt haar doorlopende benoemingstermt¡n B¡j de selectie van kandidaten staat kwaliteit nadrukkelijk voorop, waarbij daarnaast de bestuurlijke organisatie herkenbaar moet blijven voor de achterban. Deze herkenbaarheid hoeft niet per se te leiden tot exacte representativiteit op criteria als gemeentegrootte en partijpolitieke kleur Profielschetsen per commissie bevatten de belangrijkste thema's voor de komende vier Jaa(
Op basis van de thema's in de profielschetsen worden de leden voor de commissies geworven, die op het betreffende thema als portefeuillehouder opereren Naast de provinciale afdelingen worden ook andere gremia gevraagd om aanbevelingen te doen voor kandidaten uit hun specifieke achterban, waaronder zowel de netwerken G4, G32, PMG en P10, als de verenigingen van doelgroepen NGB, Wethoudersvereniging, VGS, VvG en Raadslid.Nu ln bestuur en commissies zijn er geen vaste kwaliteitszetels voor provinciale afdelingen of andere netwerken
Bekendmaking kandidaten bestuur en commissiês
datum
o2t06
De doelgroep gemeentesecretaris is in iedere commissie vertegenwoordigd, gelet op het belang van bedrijfsvoering van gemeenten in het bijzonder bij de drie grote decentralisaties Van alle nieuwe leden van bestuur en commissies wordt ven¡rracht dat zij als portefeuillehouder op hun thema als trekker en ambassadeur optreden. Enerzijds richting de eigen commissie, het commissienetwerk, het bestuur en de gemeentelijke achterban en anderzijds richting kabinet, parlement en andere stakeholders.
Benoeming tot waarnemer van de kandidaten op de voordracht van de adviescommissie S a me n
ste I I i ng ad vi e sco mmissie
Op basis van het Huishoudelijk Reglement van de VNG is een adviescommissie belast met het doen van voordrachten aan de algemene vergadering voor de samenstelling van het bestuur en de vaste beleidscommissies. De huidige adviescommissie bestaat uit:
-
Peter Noordanus, burgemeester Tilburg (PvdA), voorzitter Sjaak van der Tak, burgemeester Westland (CDA) Ans Hartnagel, wethouder Capelle aan den lJssel (lokale partij) Linda Hes, raadslid Castricum (WD) Jos van der Knaap (secretaris Wijchen) Jan Dirk Pruim (griffier Almere) Jantine Kriens (voorzitter directieraad VNG)
De lastige puzzel van de adviescommissie Bij de vaststelling van haar enkelvoudige voordracht op 30 juni a.s. zag de adviescommissie zich geplaatst voor de opdracht om uit meer dan 700 aanmeldingen de opengestelde 231 vacatures in bestuur en commissies in te vullen. Dat betekende dat de adviescommissie een keuze moest maken uit een ruim aanbod van kwalitatief goede kandidaten. De adviescommissie heeft in haar voordracht naast de persoonlijke kwaliteiten van de kandidaten rekening gehouden met onder meer de voordrachten van de provinciale afdelingen en de representativiteit van bestuur en commissies op criteria als politieke partij, gemeentegrootte en geslacht. De adviescommissie meent met haar uiteindelijke voordracht recht te hebben gedaan aan de verschillende wensen en venruachtingen.
De uitgangspunten van de adviescommissie bij de selectie van kandidaten De adviescommissie was allereerst gebonden aan de bepalingen in Statuten en Huishoudelijk Reglement van de VNG. Daarnaast hanteert de adviescommissie reeds geruime tijd een aantal aanvullende uitgangspunten, waaronder het uitgangspunt dat elke provincie in het bestuur en in iedere commissie is vertegenwoordigd. Voor de goede orde, juist bij de samenstelling van het bestuur van de VNG zijn de mogelijkheden
onderuerp
Bekendmaking kandidaten bestuur en commissios
darum
03/06
beperkt om aan een evenwichtige verdeling op de verschillende criteria en aan de voordrachten van de diverse netwerken tegemoet te komen. Zo worden de commissievoorzitters in eerste aanleg op hun persoonlijke ervaring en expertise geselecteerd, waarbij vervolgens rekening is gehouden met een evenwichtige politieke verdeling in het cohort voorzitter/vicevoorzitter/ commissievoorzitters. Voorts is statutair voorgeschreven dat in het bestuur minimaal drie raadsleden, één secretaris en één griffier zitting hebben. Tenslotte hanteert de adviescommissie ook voor het bestuur het uitgangspunt dat iedere provincie is vertegenwoordigd. ln aanvulling op de hiervoor genoemde uitgangspunten heeft de adviescommissie er nadrukkelijk naar gestreefd om:
-
het aandeel van vertegenwoordigers van lokale partijen in bestuur en commissies te vergroten, waarbij dankbaar gebruik is gemaakt van het werk van de scoutingscommissie lokale partijen (commissie-Pastors) de diversiteit in de samenstelling van bestuur en commissies te vergroten door waar mogelijk de voorkeur te geven aan jongere en vrouwelijke kandidaten en aan raadsleden. Voor de goede orde, daarbij blijven het persoonlijke netwerk, ervaring en expertise van kandidaten een belangrijke factor in de afwegingen van de adviescommissie
De adviescommissie heeft de aanbevelingen van zowel de netwerken G4, G32, PMG en P10, als de verenigingen van doelgroepen NGB, Wethoudersvereniging, VGS, VvG en Raadslid.Nu, zwaat laten wegen. Voorts zijn aanbevelingen onfuangen van de bestuurdersverenigingen van WD, CDA, PvdA, D66, GroenLinks en ChristenUnie. Ook deze zijn door de adviescommissie meegenomen in haar afwegingen. Tenslotte zijn de aanbevelingen van de scoutingscommissie Pastors, waarin ook de Vereniging van Plaatselijke Politieke Groeperingen (VPPG), meegewogen. Aandeel lokale partijen verd ubbeld Het vergroten van het aandeel van vertegenwoordigers van lokale partijen is aantoonbaar gelukt. Dit aandeel is met de huidige voordracht verdubbeld van 1oo/o in 2010 naar 20o/o (41 personen). De lokale partijen zijn daarmee de landelijke partijen zelfs voorbij gestreefd en de grootste "partij" geworden binnen de bestuurlijke organisatie van de VNG. Het werk van de scoutingscommissie Pastors heeft geleid tot een aanzienlijke groei van het aantal lokale kandidaten. Met de benoeming tot waarnemer Mariette van Leeuwen, wethouder Zoetermeer, als commissievoorzitter Gezondheid & Welzijn is ook de eerste lokale commissievoorzitter een feit.
Aandeel vrouwen gelijk gebleven De vergroting van diversiteit in de bestuurlijke organisatie door een voorkeursbeleid voor onder meer vrouwen bleek een lastigere opgave. Het aandeel vrouwen in de bestuurlijke organisatie is vrijwel gelijk gebleven. Een belangrijke reden voor deze stagnatie gelegen in het relatief geringe aantal vrouwelijke kandidaten voor een aantal commtsstes.
onderuerp
Bekendmaking kandidaten bestuur en commissies
datum
04/06
Aandeel raadsleden gelijk gebleven Voor wat betreft de raadsleden was niet zozeet het aantal kandidaten het probleem. Veel kandidaten beschikten echter niet over een passende combinatie van persoonlijke ervaring, expertise en netwerk. Tevens zijn door de verschillende geraadpleegde netwerken relatief weinig raadsleden voorgedragen. Eerder heeft de commissie Governance aanbevolen om de instelling van een separaat gremium voor raadsleden en griffiers te ovenruegen. Een werkgroep uit het VNG Bestuur en de besturen van Raadslid.Nu en de Vereniging van Griffiers treden met elkaar in gesprek om de mogelijkheden hiervoor te verkennen.
Verdere procedure tot en met de Buitengewone ALV van 17 november 2014 Openstelling van de mogelijkheid tot het stellen van tegenkandidaten Tot uiterlijk drie weken voor de Buitengewone ALV (27 oktober 2014) kunnen per vacature tegenkandidaten worden gesteld. Deze kandidaatstelling kan slechts geschieden door het lid van de Vereniging waarvan de kandidaat lid van een bestuursorgaan, de secretaris of de griffier is en dient mede ondersteund te worden door tien andere leden van de Vereniging (onder leden van de Vereniging wordt conform de Statuten verstaan: de gemeenten en de gewesten). Conform het Reglement van de commissie Europa & lnternationaal is het niet mogelijk om tegenkandidaten te stellen voor de door de adviescommissie voorgedragen kandidaten. Deze kandidaten doorlopen de betreffende Europese en internationale procedures die moeten leiden tot hun benoeming in een aantal Europese en internationale delegaties. Uiterlijk twee weken voorafgaand aan de Buitengewone ALV (3 november 2014)brengt.het bestuur de namen van de gestelde tegenkandidaten ter kennis van de leden. Uit de kandidaten en eventuele tegenkandidaten kiest de Buitengewone ALV op 17 november 2014 de leden in de vacatures in het bestuur en de vaste beleidscommissies.
ondemerp
Bekendmaking kandidaten bestuur en commissiês
datum
05/06
Slotwoord Wij zijn de meer dan 700 kandidaten voor bestuur en commissies zeer dankbaar voor hun bereidheid om een bijdrage te leveren aan het werk van onze vereniging. Wij hopen dat de kandidaten die niet zijn voorgedragen door de adviescommissie op een andere wijze toch hun bijdrage willen leveren, bijvoorbeeld door deelname in de VNG Bestuurdersnetwerken die wij na de Buitengewone ALV van 17 november a.s. zullen opstarten. Tenslotte zijn wij de adviescommissie Governance zeer dankbaar voor het uitvoeren van deze moeilijke en voor het functioneren van onze vereniging belangrijke opdracht.
Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
A. Jorritsma-Lebbink Voorzitter
Deze ledenbrief staat ook op www.vnq.nl onder brieven
ondemerp
Bekendmaking kandidaten bestuur en commissiês
datum
06/06
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Bijlage 1 bij ledenbrief
Wetsvoo rste I m od e r n¡s eri n g ve n n ootsc ha psb elasti n gp I ic ht voo r ove rhe¡dsonde rn em ¡ ngen Uitga ngspunten
. . .
wetwoor$el
Gelijk speelrcld prir,ate ondememingen en olerheidsondernemingen
Organisatiewrm activiteit niet lan belang o Samenwerking zo min mogelijk fiscaal belemmeren Administratieve lasten zo beperkt mogelijk houden
Hoofdregel Belastingplichtig, tenzij
. . .
Geldt zowel roor directe als indirecte olerheidsondememing Gemeente als rechtspersoon is belastingplichtig (saldering lerschillende directe ondememingen dus mogelijk)
Subjectiere wijstellingen uit conceptwetsworstel zijn daarom objectiele wijstellingen geworden
Ondernemingsbegrip cf lB / Vpb . Duuzame organisatie lan arbeid en kapitaal
. . .
Deelname aan het economische lerkeer Winstoogmerk (winst redel¡kenruijs te r,envachten / wker dan incidenteel exploitatieorerschot) Añryezigheid winstoogmerk: (potentieel) in concunentie treden
o o o
structureel rcrliesgewnd
t
onderneming o.g.v. jurisprudentie
dienstrcrlening tegen of onder kostprijs
t
ondememing (DVO!?)
\,ermogensbeheer # ondememing
Objectieve vrijstellingen Niet tot de winst behoren wordelen uit:
.
inteme actir,iteiten (alleen directe or,erheidsondememing) (roor eigen kring # ondememing) Verricht binnen gemeente of wn/aan 1OO%gelieerde printe rechtspersoon
o o
Als deel activiteiten buiten eigen kring: gehele organisatie is onderneming, maar wijstelling
wor activiteiten binnen eigen
.
o o
kring
Bijv. eigen dienst \oor repro, bereiliging, schoonmaak, huiswilophaal of post Op lezoek: geen wijstelling
activiteiten i.v.m. uitoefening olerheidstaken (r,oor zowel directe als indirecte olerheidsondememing)
o
Als
loor BTW als olerheid wordt
gehandeld
o o o a
Open norm Geen concurrentie Op \€rzoek: geen wijstelling
activiteiten i.v.m. quasi inbesteding (alleen rcor indirecte orcrheidsonderneming)
o
Activiteit niet uitbesteden aan markt, maar zelf doen, in a2onderlijke, \oor 1OO%-gelieerd
o
Op rezoek: geen wijstelling
prilaatrechtelijke rechtspersoon a
activiteiten i.k.v. samenwerking (rcor zowel directe als indirecte or,erheidsonderneming) o samenwerking gebaseerd op GR (reële samenwerking)
o o o o a
bijdrage in kosten naar erenredigheid
lan ahame
activiteiten wrricht loor participanten activiteiten zouden ook zijn wijgesteld als participant ze zelf zou doen op lezoek: geen wijstelling
keuze om een wijstelling niet toe te passen geldt cumulatief
wor alle wijstellingen.
Subjectieve vrijlellingen
.
Uit publieke middelen bekostigd onderwijs
o 90i 10 eis roor activiteiten o 70/30 eis r,oor bekostiging o h niet, objectierc wijstelling roor ondenruijsdeel .
Academischeziekenhuizen
o o o .
Voor wettelijke zorgtaken (basiszorg, topreferente zorg en (fundamenteel) onderzoek) 90/10 eis loor activiteiten Zo niet: objectierc wijstelling loor zorgtakendeel
Zeehalens (owrgangsrecht i.v.m. gelolgen r,oor intemationale concurrentiepositie)
o
Hatenbedrijf Rotterdam N.V., Halenbedrijf Amsterdam N.V., Zeeland Seaports N.V., Groningen Seaports N.V., N.V. Port of Den Helder, Harcnschap Moerdijk.
Toelichting op het overzicht Onderneming Niet meer de a2onderlijke ondememingen binnen de gemeente zijn belastingplichtig, maar de gemeente als rechtspersoon. Dat heeft als wordeel dat de positier,e en negatier,e resultaten ran deze ondememingen kunnen worden gesaldeerd. Als geen winst wordt beoogd en activiteiten structureel
lerlieslatend zijn of tegen of onder kostprijs worden aangeboden,
is geen sprake
\an een
ondememing. Een ondememing is een organisatie lan kapitaal en arbeid, die deelneemt aan het economische rerkeer en een winstoogmerk heeft. ls het winstoogmerk onduidelijk, dan is ook sprake \an een ondememing als in concunentie wordt getreden met een priwte ondememing. ls een activiteit structureel rerlieslatend of kan een particulier er geen 'bescheiden bestaan' wn hebben (bijv. uitsluitend dienstlerlening tegen kostprijs of lager), dan is geen sprake \an een onderneming. Wij schatten in dat wel activiteiten niet door de 'ondernemingspoort' komen. OwrheidsBV's en -N.V.'s zijnnaar hun aard met hun hele lermogen belastingplichtig en orerheidsstichtingen en -r,erenigingèn loor zo\Er ze in concunentie treden. Of sprake is
lan belastingplicht ziet er schematisch als lolgt uit (bron: memorie lan toelichting) 2
Schema 1 Duurzâme organisatie van k¿pitaa¡ en ãrheid?
De
me
onomsch
k?
worden voordelen beoosd of 5ûucturele overr.hôtten
(Potentiêle) concurrentie met andere h€lâstinBpl¡chtigen
GEEN BELASTINGPLICHT
behã¿ld?
ls beÁchê¡den bestâàn
Eelasfins-
plichto.g
v,
mogelijK?
BELASTINGPLICHT
Objectieve vrijstellingen Komt een gemeentelijke activiteit wel door de ondernemingspoort, dan gelden de wlgende
subjectiele wijstellingen:
1.
2. 3. 4.
wor inteme dienstrcrlening. Vrijstelling wor quasi-inbesteding (gemeente neemt bijv. diensten af wn eigen BV). Vrijstelling wor uitoefening lan olerheidstaken of publiekrechtelijke bercegdheden, tenzijin Vrijstelling
concurrentie wordt getreden. Vrijstelling \oor samenwerking, mits gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de deelnemers \oor de betrefiende activiteit ook zouden zijn wijgesteld en een elenredige
bijdrage in de kosten wordt gelererd. Ook r,oor orcrheidsBV's, -N.V.'s, -stichtingen en -lerenigingen kunnen wijstellingen 2,3 en 4 gelden. Op lezoek kan de wijstelling achterwege worden gelaten (deze keuze geldt dan cumulatief loor alle
wijstellingen), bijv. als kostentoerekening aan onbelaste en belaste onderdelen moeilijk is. De samenwerkingswijstelling geldt niet wor dienstr,erleningsovereenkomsten (DVO's). Maar als bij een DVO alleen tegen of onder kostprijs diensten worden lerleend, komt de activiteit niet door de ondememingspoort.
Subjectieve vrijste
||i
nge n
Voor zes zeehar,ens geldt worlopig een subjectierc wijstellíng. Ook r¡cor academische ziekenhuizen en vror uit publieke middelen (>70o/o) bekostigd ondenruijs gelden subjectiew wijstellingen, mits 90%
wn de activiteiten uit zorglerlening/ondezoek resp. onderwijs bestaat. ls dat niet zo, dan gelden objectiele wijstellingen wor het zorg-, ondezoek- en ondenrvijsdeel. of meer
3
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Bijlage 2 bij ledenbrief Vpb
Afspraak Ministerie van Financiën/Belastingdienst en Vereniging Nederlandse Gemeenten, lnterprovinciaal Overleg en Unie van Waterschappen Gonsiderans
.
Het wetsvoorstel modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen zal tot substantiële aanpassingen van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 leiden.
¡
Dit wetsvoorstel zal op Prinsjesdag 2014 worden ingediend. De beoogde inwerkingtreding van dit
wetsvoorstel is voorzien op 1 januari 2016. De periode voorafgaand aan de inwerkingtreding kan
worden benut voor de implementatie van de wetswijzigingen.
. o
De gevolgen van dit wetsvoorstel zullen voor betrokkenen, waaronder de medeoverheden, ingrijpend (kunnen) zijn. Deze wetgeving leidt tot een toename van de administratieve lasten van de medeoverheden en de uitvoeringskosten van de Belastingdienst, voornamelijk in de aanloopperiode.
.
Teneinde deze administratieve lasten en uitvoeringskosten zoveel als mogelijk te beperken en de implementatie van dit wetsvoorstel adequaat te begeleiden, komen het Ministerie van Financiën/de Belastingdienst en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het lnterprovinciaalOverleg (lPO)en de Unie van Waterschappen (UvW)[hierna: partijen] het volgende overeen.
¡
Deze afspraak betekent echter niet dat VNG, IPO en UvW zich conformeren aan dit wetsvoorstel. Zij behouden uiteraard de mogelijkheid om tijdens de parlementaire behandeling hun visie naar voren te brengen.
Afspraak Partijen wensen te komen tot een effectieve en efficiënte werkwijze in verband met de voorbereiding van de implementatie van voormeld wetsvoorstel met als doel de administratieve lasten van de medeoverheden en de uitvoeringskosten van de Belastingdienst zoveel als mogelijk te beperken. De partijen spreken de bereidheid uit zich hierbij constructief op te stellen met respect voor de
wederzijdse belangen. Om die doelstellingen te bereiken, zullen partiien gezamenlijk uiterlijk 31 oktober 2014 een plan van
aanpak opstellen. Bij de invulling van het plan van aanpak zal onder meer worden ingegaan op de volgende onderdelen
. . .
Het organiseren van voorlichting aan medeoverheden; Het instellen van een help-desk voor medeoverheden; Het opstellen van een handreiking waarin de meest voorkomende activiteiten thematisch gewijs worden behandeld en waarbij fiscale vraagstukken zullen worden uitgewerkt;
Het uitwerken van Q&A's en uitwisselen van zogenoemde "best practices"; a
De wijze waarop de eenmalige administratieve lasten voor de medeoverheden kunnen worden
gekwantificeerd; a
Het maken van afspraken over de op te zetten organisatiestructuur, zoals het instellen en de bemensing van een stuurgroep, projectgroep etc., alsmede de bijbehorende communicatie;
Tevens zal daarbij een tijdpad worden opgesteld, waarin wordt aangegeven wanneer welke onderdelen gerealiseerd moeten zijn. Binnen de Belastingdienst zal de behandeling van het (voor)overleg en het vaststellen van de aanslagen vennootschapsbelasting in de aanloopfase naar venruachting met een gelimiteerd aantal specialisten geconcentreerd plaatsvinden. Met die geconcentreerde aanpak wordt een uniforme uitleg en behandeling van de nieuwe wetgeving gewaarborgd. Teneinde de beschikbare capaciteit binnen de Belastingdienst zo efficiënt mogelijk in te zetten zal (voor)overleg zoveel als mogelijk groepsgewijs plaatsvinden. Afhankelijk van het aantal verzoeken tot (voor)overleg alsmede de complexiteit daarvan, zal de behandeling daarvan ook gespreid in de tijd kunnen plaatsvinden. Hierbij zal zoveel als mogelijk rekening gehouden worden met de de gerechtvaardigde belangen van de medeoverheden, waarvan hun begrotingscyclus een onderdeel is. Aldus door partijen overeengekomen tijdens het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen op 10 september 2014.
2
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Bijlage 3 bij ledenbrief Vpb
Modellijst inventarisatie activiteiten voor vennootschapsbelasti ngpl icht overhe¡dsondernem ngen ¡
Activiteiten
Organisatievorm
Publiek
Bestuurlijk
Financieel
en
ID
belang
belang
belang
prestaties
GR.OL / GR.CG
Financiële jaarresultaat
DVO
NV/BV/St/V PPS
Enzovoort
GR
interne dienst of afdeling gemeenschappelijke regeling
OL
openbaar lichaam
CG
centrumgemeente
DVO
dienstverleningsovereenkomst
BV
besloten vennootschap
ID
NV
naamloze vennootschap
St
stichting verenrgrng
Bestuurlijk belang
publ¡ek-private samenwerking doelstelling die de gemeente met de activite¡t beoogt. bijvoorbeeld algemeen bestuur / dagelijks bestuur / raad van toezicht / aandeelhouder
Financieel belang
bijvoorbeeld eigen inkomsten / b¡jdrage (in exploitatiekosten of fonds) I
PPS Publiek belang
o/o
aandelen
Eigen vermogen
a\ 3s8 Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VNG reactie op de R¡i
ksbegroting
BIJZONDERE LEDENBRIEF
201 5
r
lnhoudsopgave lnleiding
3
1
Financiën
4
2
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
8
3
Veíligheid en Just¡tie
14
4
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
20
5
Wonen
23
6
lnfrastructuur en Milieu
24
7
Economie
32
8
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
34
9
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
37
10
BuitenlandseZaken en Ontwikkelingssamenwerking
38
Bijlage
40
lnleiding Voor u ligt onze jaarlijkse analyse van de Rijksbegroting. Hierin stellen wij u op de
hoogte van de voor gemeenten belangrijke voornemens van het kabinet en de gevolgen daarvan voor gemeenten. We staan aan de vooravond van een omvangrijke decentralisatie van taken van het
Rijk en provincies naar gemeenten. De voorbereidingen om de nieuwe taken goed uit
te kunnen voeren zijn in alle gemeenten topprioriteit. Met als belangrijkste doel meer maatwerk voor inwoners en minder bureaucratie. Het Gemeentefonds wordt anderhalf keer zo groot als nu; er komt bijna 8 miljard euro bij voor nieuwe taken op het gebied van werk, zorg en jeugd. Tegelijk gaan de decentralisaties gepaard met forse bezuinigingen door het Rijk. Als blijkt dat de (financiële) randvoorwaarden van de decentralisaties onvoldoende zijn om onze inwoners passend te kunnen ondersteunen, dan blijven wij
het Rijk aanspreken op zijn stelselverantwoordelijkheid. De komende periode moet het Rijk ook op andere dossiers beslissingen nemen die grote gevolgen hebben voor gemeenten, burgers en bedrijven, zoals over de Omgevingswet en over de transparantie van de overheid en de
openbaarheid van informatie. Wij vinden een effectief samenspel tussen gemeenten en Rijk hierbij essentieel om passende antwoorden te vinden op allerlei maatschappelijke vragen. Tot slot: al lange tijd pleiten wij voor meer financièle vrijheid van gemeenten dat past bij onze steeds grotere hoeveelheid taken en verantwoordelijkheden. Dit geeft ons meer sturingsmiddelen om effectiever te kunnen
zijn bij economisch herstel en economische groei. Het voornemen van het kabinet om een verruiming van het lokaal belastinggebied te onderzoeken juichen wij dan ook toe. Wij vinden dat het kabinet nu moet doorpakken en tempo moet maken met de belastingherziening. De VNG is uiteraard graag bereid om mee te werken aan een goed en snel realiseerbaar voorstel hiervoor. Voor gemeenten is nu het uur u aangebroken en zijn het spannende tijden. Wij wensen u heel veel succes en
blijven u ook in 2015 steunen bij het uitvoeren van uw nieuwe taken.
Jantine Kriens
V¡a¡¡¡lcltc vnn NeornLnHosr Ge¡¡eeme¡¡
3
1F
a
rnancten
Accressen Gemeentefonds Wat wil het kabinet? De groei van het Gemeentefonds (het accres) is gekoppeld aan de groei van de departementale uitgaven (trap
op, trap af-systematiek). Nu de Miljoenennota is gepubliceerd kan het accres berekend worden. ln onderstaande is dit weergegeven.
tabel
Acressen gemeentefonds 201 4-201 9 (in mln euro's) 500
400 Stand meicirculaire 2014
300
I
200
100
Stand septembercirculaire 2014
0
2014 -1
2015
2016
2017
2018
2019
00
-200
Wat betekent dit voor gemeenten? Het accres daalt in 2014 met 25,6 miljoen euro en in 2015 met nog eens 85,5 miljoen euro. Vanaf 2016 neemt het accres toe. Belangrijkste reden dat het accres in 2015 daalt, ondanks de extra uitgaven van het kabinet, is dat er minder geld beschikbaar is voor loon-en prijsbijstellingen omdat het kabinet de verwachting heeft dat de
inflatie en de loonstijging lager zullen uitvallen dan eerder aangenomen.
Financiële vooru¡tzichten Wat wil het kabinet? Het kabinet becijfert in de Gemeentefondsbegroting dat gemeenten de komende jaren naar verwachting
te maken krijgen met een daling van de financiële ruimte tot bijna 2 miljard euro negatief. ln onderstaande tabel geven we een beeld van de f inanciële ruimte voor gemeenten voor de jaren 2015 tot en met 2018. Dit beeld is gebaseerd op een aantal aannames en ramingen die de uitkomsten onzeker maken. De basis hiervan wordt ontleend aan gegevens uit de Onderhoudsrapportage specifieke uitkeringen 2014, gemeentelijke begrotingsgegevens over 2014 en de meicirculaire Gemeentefonds 2014.
Ontwikkeling kosten en inkomsten
201
5-2019 (cumulatief; x I miljoen euro)
201s
2016
2017
2018
Kostenontwikkelinq
8.1 80
8.787
9.048
9.513
lnkomstenontwikkeli nq
7.694
7.018
7.427
7.5't3
-1.360
1.535
-1.819
Financiële ruimte
4
-1 ,1 61
V¡n¡ucrruc veru Neo¡nrlnos¡ GEvernr¡ru
Wat betekent dit voor gemeenten? Deze tabel laat duidelijk zien dat ondanks de onzekerheden van de aannames en ramingen de verbeterde economische vooruitzichten geheel aan de gemeenten voorbij gaan. ln de komende jaren staan gemeenten
naast de ínvoering van de nieuwe taken ook voor een grote financiële opgave om de begroting en sluitend
te krijgen. Deze cijfers tonen aan dat de huidige bekostigingssystematiek van het Gemeentefonds niet meer aansluit bij de kostenontwikkeling (door de nieuwe taken) van gemeenten. Wij vinden dat er op korte termijn nieuwe bekostigingsmodellen voor het Gemeentefonds moeten worden verkend, waarbij ook de extra korting op het Gemeentefonds door de zogenaamde opschalingskorting moet worden betrokken.
Groot onderhoud verdeling Gemeentefonds Wat wil het kabinet? ln 2015 wordt de verdeling van de algemene uitkering aangepast naar aanleiding van de uitkomsten van de eerste fase van het groot onderhoud. Door de aanpassing wordt de bestaande scheefheid tussen gemeentelijke
uitgaven en inkomsten uit het Gemeentefonds recht getrokken. ln 2016 past het kabinet de verdeling verder aan naar aanleiding van de tweede fase van het groot onderhoud. ln dat jaar worden de (sub)clusters Werk en lnkomen, Brandweer en Rampenbestrijding, Onderwijshuisvesting, Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening nader bekeken.
Wat betekent dit voor gemeenten? ln 2015 en 2016 wordt de verdeling van de algemene uitkering aangepast aan gewijzigde uitgavenpatronen van
gemeenten. De resultaten van de nieuwe verdeling 2O15 zijn gepubliceerd in de meicirculaire Gemeentefonds 2014. Een aantal gemeenten gaat er fínancieel op vooruit, andere er juist op achteruit. Om de nadeelgemeenten tegemoet te komen aanleiding toe
is
is
een overgangsregime van drie jaar van toepassing voor de herverdeling 2015. Als daar
wordt ook voor de herverdeling 2016 een meerjarig overgangstraject ingesteld. De uitkomsten
per gemeente worden uiterlijk bekendgemaakt in de meicirculaire 2015. Op ons verzoek worden de inkomsten en uitgaven voor onderhuisvesting in de tweede fase van het onderzoek opnieuw tegen het licht gehouden.
Wij vermoeden dat de grote dynamiek in de onderwijsuitgaven onvoldoende tot uitdrukking
is
gekomen in de
eerste fase van het onderzoek.
Btw bijsamenwerking Wat wil het kabinet? Het kabinet wil dat gemeenten meer samenwerken. Als gemeenten taken gezamenlijk uitvoeren betalen
btw dan wanneer gemeenten dezelfde taken in eigen beheer houden. Het kabinet stelt dat deze extra btw niet kan worden voorkomen, zonder dat daarbij de dwingende Europese btw-richtlijn wordt geschonden of zonder dat dit budgettaire gevolgen veroorzaakt in andere sectoren. ze echter meer
Wat betekent dit voor gemeenten? De extra btw-last belemmert samenwerk¡ng tussen gemeenten.
Wij blijven van mening dat gemeenten niet
fiscaal gestraft mogen worden voor de wijze waarop ze hun overheidstaken uitvoeren. Als de fiscale route geen soelaas biedt, rest als enige optie dat gemeenten financieel worden gecompenseerd voor het btw-nadeel.
Macronorm OZB Wat wil het kabinet? De macronorm onroerende zaakbelasting (OZB) is geêvalueerd. Een ambtelijke werkgroep komt
tot de conclusie
dat deze norm geen effectief instrument is gebleken en heeft voorgesteld deze norm af te schaffen. Het kabinet handhaaft deze norm echter nog één jaar. Binnen dit jaar moeten alternatieven worden uitgewerkt. De
V¡n¡uclr,lc v¡¡¡
N go¡nL¡¡.¡ose
G¡¡¡¡¡tw¡ru
5
macronorm 2015 voor de OZB stijging is 3% van 3,711 miljard euro.
Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten zijn geen voorstander van een macronorm of een andere vanuit het Rijk opgelegde beperking in democratische keuze. Autonome gemeenten maken verantwoorde keuzes en doorkruisen daarbij n¡et de gewenste ontwikkeling van de collectieve lastendruk in Nederland. Dit in tegenstelling tot het kabinet dat in 2015 een stortbelasting introduceert die de afvalstoffenheffing met ruim 50 miljoen euro verhoogt. Afschaffing van de macronorm heeft onze voorkeur. Mocht daarvoor bij het kabinet ook volgend jaar onvoldoende
politieke steun blijken, dan is een woonlastenbenadering een stap vooruit. Dan wordt beter aangesloten bij de gemeentelijke bestuurlijke praktijk, waarbij de ontwikkeling van de OZB niet geisoleerd wordt bezien, maar veelal in samenhang met andere woonlasten als afvalstoffen- en rioolheffing.
Besluit proceskosten WOZ Wat wil het kabinet? Het kabinet heeft keer op keer aangegeven het Besluit proceskosten WOZ aan te passen om de hoge kosten voor bezwaar en beroep in de Wet WOZ tegen te gaan. Deze worden veroorzaakt door de juridisering als gevolg van het verdienmodel van met name no-cure-no-pay bureaus. Verdere maatregelen van het kabinet blijven echter uit .
Wat betekent dit voor gemeenten? Het achterwege blijven van een wijziging houdt wenselijke ontwikkelingen rond de WOZ tegen. Zonder een adequate regeling kan de openbaarheid van woningwaarden niet gerealiseerd worden. Datzelfde geldt voor het voornemen om de WOZ-waarde te gebruiken binnen het woningwaarderingsstelsel. Ook leidt dit voor gemeenten tot onnodig hoge kosten voor bezwaar en beroep.
Vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen Wat wil het kabinet? Het kabinet wil per 1 januari 2016 overheidsondernemingen belastingplichtig stellen voor de vennootschapsbelasting. Het achterliggende doel van het concept wetsvoorstel is, mede onder druk van de Europese Commissie, het scheppen van een gelijk speelveld tussen overheidsondernemingen en private
ondernemingen. Ten opzichte van het eerdere conceptvoorstel bevat het huidige wetsvoorstel een groot aantal wijzigingen. Het kabinet wil hiermee de toename van de administratieve lasten en uitvoeringskosten beperken. Wat betekent dit voor gemeenten? Wij bestuderen het wetsvoorstel op dit moment samen met gemeentelijke en andere deskundigen, waarbij we met name focussen op de vijf eerder door ons genoemde ijkpunten: 1. Vrijheid bij vormgeving activiteit door gemeenten (dus ook: samenwerking zo min mogelijk belemmeren).
2. Oogmerk is creëren gelijk speelveld; er mag geen sprake zijn van verboden staatssteun. Maar: wetsvoorstel hoeft niet verder te gaan dan "Europa" eist.
3. Bij uitvoering van een wettelijke taak is er nooit sprake van concurrentieverstoring. 4. Geen geldoverheveling van gemeenten naar het Rijk. De bedoeling van het Rijk mag niet zijn om aan het wetsvoorstel te verdienen, dus eventuele opbrengsten moeten gecompenseerd moeten worden.
5. Geen complexe regelgeving; beperking administratieve/bestuurlijke lasten. Wij houden onze leden op de hoogte van de op basis van deze ijkpunten te trekken conclusies en eventueel te ondernemen acties. De gevolgen van het wetsvoorstel zijn hoe dan ook ingrijpend. Voorzien zijn structurele administratieve lasten
6
VenE¡llclruc
vrt
NEoenrnruos¡ G¡uernr¡ru
van 6,5 miljoen euro en een opbrengst van naar schatting 100 miljoen euro. Ook vinden wij het van belang dat waar mogelijk één lijn wordt getrokken, zodat niet iedere afzonderlijke organisatie moet overleggen met de belastinginspecteur. Zonder ons op enigerlei wijze te conformeren aan het wetsvoorstel hebben de Unie van Waterschappen, het IPO en de VNG daarom met het Rijk een raamafspraak opgesteld om
te komen tot
een effectieve en efficiënte werkwíjze met als doel de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken.
Binnenkort vindt invulling plaats via een plan van aanpak waaru¡t onder meer handreikingen moeten voortvloeien over -onder andere- omvang belastingplicht, openingsbalans en belastbare grondslag.
Uitbreiding gemeentelijk belastinggebied Wat wil het kabinet? De minister van BZK en de staatssecretaris van F¡nanc¡ën laten onderzoeken
of en hoe een verruiming van het
gemeentelijk belastinggebied vorm en draagvlak kan krijgen. Aanleiding voor het onderzoek
is
de constatering
dat Nederland het laagste aandeel decentrale belastingen heeft van alle OESO-landen. Bij de grotere rol die gemeenten na de drie decentralisaties spelen past volgens het kabinet meer ruimte om zelf belastingen te heffen. Met de verruiming van het gemeentelijke belastinggebied is een lagere uitkering uit het Gemeentefonds mogelijk. Hierdoor kr¡jgt het Rijk meer ruimte om de belasting op arbeid te verlagen. Wat betekent dit voor gemeenten? Wij juichen het toe dat het kabinet een eerste stap zet in de discussie over verruiming van het belastinggebied. Wij pleiten al geruime tijd voor een lokaal belastinggebied dat qua omvang beter past bij de steeds grotere hoeveelheid taken en verantwoordelijkheden van gemeenten. Hierbij hebben wij de verruiming van het
belastinggebied altijd gekoppeld aan een vermindering van de uitkering van het Gemeentefonds. Wij vinden het wenselijk dat het kabinet snel doorpakt en tempo maakt met het onderzoek en de uitbreiding van het
belastinggebied. Wij zijn uiteraard graag bereid om mee te werken aan een goed en snel realiseerbaar voorstel
V¡n¡uclruc vnru N¡o¡ntnruos¡
Gruertrrt
7
2
Binnenland se Zaken en Kon in krijksrelaties
Ordening openbaar bestuur Wat wil het kabinet? Net als vorig jaar zet het kabinet in op het bevorderen van de uitvoeringskracht van gemeenten in relatie tot de
drie grote decentralisaties op het sociaal domein. Ook moeten burgers kunnen vertrouwen op de integraliteit van de maatregelen die gemeenten straks gaan uitvoeren. Om te zorgen dat gemeenten hun taken goed
kunnen uitvoeren moeten de randvoorwaarden in orde zijn. Het kabinet wil hieraan ondersteuning bieden. Hierbij gaat het om bestuurlijke, financiéle en organisatorische kaders. Wat betekent dit voor gemeenten? Het kabinet gaat u¡t van de kracht van de lokale overheden en wil hen waar nodig versterken en ondersteunen Het heeft daarom naast wetgeving ook kaders geformuleerd waarlangs kabinetsbreed wordt gewerkt om de decentralisaties te laten slagen. Een van die kaders is dat gemeenten de middelen die bij de decentralisaties overgaan van de Rijksbegroting naar een decentralisatieuitkering, ontschot kunnen aanwenden.
Met het Rijk hebben wij een informatievoorziening voor het sociaal domein ontwikkeld. Gemeenten gaan integraler werken in het sociale domein, zodat zij een meer samenhangend beleid kunnen voeren en werkprocessen rondom een hulpvraag efficiënter kunnen organiseren. Een speciaal hiervoor opgerichte commissie beziet of gemeenten over de noodzakelijke bestuurlijke, organisatorische en financièle maatregelen beschikken. Deze tijdelijke commissie kan de minister adviseren over eventuele tekortkomingen in de
implementatie door gemeenten. De minister kan hierbij in het uiterste geval tot indeplaatstreden besluiten. De uiteindelijke controle op de uitvoering van gedecentraliseerde wetten blijft een zaak van de gemeenteraad. ln gemeentelijke samenverwerkingsverbanden
pakken gemeenten waar nodig taken op om voldoende schaal,
expertise en financiéle slagkracht te organiseren. Samen met de betrokken ministeries, specifiek Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ondersteunen wij de vorming van deze gemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Dit landsdekkende, zo veel mogelijk congruente veld van samenwerkingsverbanden, versterkt de positie van gemeenten op punten als financiêle risicoverevening bij inkoop voor en uitvoering van de decentralisaties.
Regeldru kverm indering Wat wil het kabinet? ln de periode tot 2017 zet het kabinet in op een regeldrukvermindering voor bedrijven, burgers en professionals. De Memorie van toelichting bij de begrotingswet van het ministerie van BZK zegt hierover het
volgende: "Dit
is
een rijksbrede opgave. Het Ministerie van BZK heeft een coördinerende rol richting andere
departementen om deze doelstelling voor wat betreft burgers en professionals te realiseren". Wat betekent dit voor gemeenten? Wij zijn partner in het project Beter en concreter dat loopt tot 31 mei 2015. De periode vanaf januari 2015 is bedoeld voor afronding en evaluatie. Op 25 maart 2015 vindt het slotcongres plaats van het project Beter en concreter, dit moet ook een 'call to action' zijn. Momenteel denken wij met de ministeries van Economische Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na over de toekomst. Wij roepen het kabinet op de
resultaten van het project op een adequate wijze te borgen.
8
VERENTGTNG
van N¡ornt¡¡¡ose Grurerur¡ru
Verkiezingen Provinciale Staten en Waterschapsbesturen Wat wil het kabinet? Op woensdag 18 maart 2015 zijn er verkiezingen voor de Provinciale Staten, de Waterschappen en de
Eilandsraden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Om de opkomst bij de waterschapsverkiezingen te verhogen vinden deze gelijktijdig plaats met de verkiezingen voor de Provinciale Stâten. Gemeenten zijn in 2015 voor het eerst verantwoordelijk voor het organiseren van de waterschapsverkiezingen.
Wat betekent dit voor gemeenten? Voor veel gemeenten is het de eerste keer dat zij twee verkiezingen op één dag organiseren. Wij hebben er
bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister van lnfrastructuur en Milieu (lenM) met succes aangedrongen dat de waterschapsverkiezingen opgenomen worden in de Kieswet in plaats van in de Waterschapswet. Zo kunnen gemeenten de verkiezingen organiseren op basis van één wet. Wij hebben met de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt over een vergoeding van de meerkosten van de waterschapsverkiezingen. ln het Gemeentefonds wordt hiervoor een extra bedrag opgenomen. Het ministerie van BZK zal de voorlichting aan gemeenten en de instructiemodule voor stembureauleden aanpassen aan deze gecom bineerde verkiezingen.
Elektronisch stemmen Wat wil het kabinet? De commissie Elektronisch stemmen en
tellen in het stemlokaal (commissie Van Beek) heeft geadviseerd om
elektronisch stemmen en tellen in te voeren. ln vervolg op het standpunt over het rapport van de commissie Van Beek wordt eind 2014 het haalbaarheidsonderzoek naar het stemmen met een stemprinter en het elektronisch tellen van de papieren stembiljetten afgerond. Definitieve besluitvorming over de invoering van elektronisch
stemmen en tellen in het stemlokaal gebeurt aan de hand van de uitkomsten over de haalbaarheid en de
financiering. Het kabinet neemt hierover eind 2014 een besluit. De planning is om de uitkomsten begin 2015 aan de Tweede Kamer voor te leggen. Bij een positieve uitkomst kan een volgende stap het voorbereiden van testen z¡jn in de tweede helft van 2015.
Wat betekent dit voor gemeenten? De commissie Van Beek heeft aangegeven dat een elektronische methode om stemmen te
tellen nodig
is (het
te kunnen uitbrengen (stemprinter). Wij zijn positief over de voorstellen om elektronisch te stemmen en te tellen en hebben de
scannen van stembiljetten). Daarnaast is het wenselijk om ook elektronisch een stem
minister van BZK gevraagd om dit voortvarend op te pakken. Daarnaast hebben wij aangegeven dat de extra kosten die deze verandering met zich meebrengt voor rekening van het Rijk zijn.
Wet raadgevend referendum Wat wil het kabinet? De Wet raadgevend referendum
wordt in 2015 van kracht, de exacte datum
is
momenteel onbekend. Burgers
kunnen vanaf dan over nieuw aangenomen wetgeving een referendum aanvragen. Het referendum geeft de mogelijkheid zich voor of tegen een bepaalde wet uit te spreken, maar de uitslag is niet bindend. Voor
het initiatief tot een referendum zijn minimaal 10.000 kiesgerechtigden nodig. Het definitieve verzoek moet worden gesteund door tenminste 300.000 kiesgerechtigden. Een voorgenomen vereiste voor de geldigheid van de uitslag is dat de opkomst bij het referendum tenminste dertig procent van het totale aantal kiesgerechtigden is. Er komt een referendumcommissie die, wanneer een referendum
wordt uitgeschreven, informatie geeft
over de voorliggende wet en subsidies verstrekt aan organisaties voor het organiseren van het maatschappelijk
debat. Omdat het initiatief voor het referendum bij de burger ligt, is niet te zeggen hoe vaak een referendum
V¡n¡¡¡lcl'¡c
veru Neo¡nLqruos¡ Geuee¡¡re¡r
9
wordt georganiseerd. Het organiseren van een referendum vergt ongeveer dezelfde kosten en inspanning
als
het organiseren van reguliere verkiezrngen.
Wat betekent dit voor gemeenten? komt in 2015 een mogelijkheid voor referenda op nationaal niveau. ln tegenstelling tot de Tijdelijke referendumwet van t¡en jaar geleden, kunnen er geen lokale en provinciale referenda worden gehouden. Ook anders is dat de ondersteunende handtekeningen niet bij de gemeente worden ingediend en gecontroleerd, Er
maar dat dit bij de Kiesraad gebeurt. Als besloten is dat er een referendum komt, zullen gemeenten de organisatie en uitvoering van de stemming doen. Dit is vergelijkbaar met een verkiezing. De kosten van een verkiezing zíjn in kaart gebracht door de commissie Van Beek (42 miljoen euro voor de Tweede Kamer
verkiezingen in 2012). Wij zullen in overleg met het m¡nisterie van BZK afspreken op welke wijze gemeenten vergoed worden, als er een referendum wordt gehouden.
Doe-democratie /
pa
rticipatiemaatschappil
Wat wil het kabinetT Net als vorig jaar wil het kabinet de 'doe-democratie'verder ondersteunen en bevorderen door burgers in
positiete brengen en dooroverheden meerte laten aansluiten bij maatschappelijke initiatieven. Ditwil het kabinet doen door juridische en financiêle knelpunten die maatschappelijke initiatieven in de weg kunnen staan weg te nemen. En door ambtenaren en bestuurders te ondersteunen bij het vinden en toepassen van nieuwe vormen van samenwerking met maatschappelijke initiatieven. Ook zet het kabinet in op de versnellingsagenda doe-democratie, een breed palet van initiatieven en impulsen van een netwerk van overheid en maatschappelijke partners.
Wat betekent dit voor gemeenten? Wij vinden dat gemeenten de ruimte moeten krijgen om te experimenteren met nieuwe vormen van samenwerking met maatschappelijke initiatieven. Het Rijk heeft dit advies ter harte genomen. Samen met gelieerde verenigingen (wethouders, raadsleven, griffiers, gemeentesecretarissen en burgemeesters) zullen
wij en het kabinet een ondersteuningsprogramma opzetten. Doel van dit programma
is de kwaliteit van het lokaal bestuur te versterken en het bestuurlijk samenspel tussen de gemeentelijke actoren onderling en met de samenleving te bevorderen. De eerste aftrap hiervoor is gegeven via de 'Afspraken van Vught'. Hier hebben wethouders, raadsleden, griffiers, gemeentesecretarissen en burgemeesters samen met de VNG een eerste
verkenning gedaan, die op termijn leidt tot nieuwe en aanvullende vormen van democratie. ln de Memorie van toelichting bij de Begrotingswet BZK geeft de minister aan dat hij de versnellingsagenda wil oppakken in samenwerking met andere overheden. Verder stelt de minister dat hij daarbij ook gemeenteambtenaren wil ondersteunen. Wij zetten nog vraagtekens bij borging van de positie van gemeenten in de versnellingsagenda.
Elektronisch zaken doen Wat wil het kabinet? ln2O'17 moeten burgers en ondernemers hun zaken met de overheid elektronisch kunnen regelen. De (digitale)
dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven moet inspelen op de veranderende eisen ten aanzien van continuiteit, betrouwbaarheid, veiligheid, privacy, regeldrukvermindering en het voorkomen van fraude. Het kabinet wil onnodige regeldruk terugdringen en (digitale) dienstverlening aan bedrijven verbeteren. Onder deze doelstelling valt ook het opschalen van |CT-toepassingen om maatschappelijke en economische
uitdagingen op te lossen, bijvoorbeeld met de ICT-doorbraakprojecten. Het kabinet wil één digitale voordeur voor digitale overheidsdienstverlening met één sleutel, één berichtendienst en open standaarden voor
10
V¡n¡ucrruc vn¡¡ Nro¡nratos¡ Geu¡¡Hr¡¡l
informatieuitwisseling. Het kabinet heeft een gezamenlijk wetgevingsprogramma van
EZ
en BZK in gang gezet.
Wat betekent dit voor gemeenten? Om betere dienstverlening aan burgers én ondernemers mogelijk te maken, moeten gemeenten aansluiten op en gebruikmaken van de digitale infrastructuur. Gemeenten zullen meer informatie en diensten digitaal moeten aanbieden. Maar niet alle diensten lenen zich daarvoor. Wij vinden dat er ruimte moet blijven voor direct
persoonlijk contact tussen overheid en ondernemer en burger. Digitale dienstverlening vraagt om een solide juridisch kader. Het huidige wettelijke kader deels verouderd. Wij dringen aan op een consistent
is
verbrokkeld en
wettelijk kade4 waarbinnen uniforme voorzieningen voor
digitale dienstverlening aan burgers en ondernemers mogelijk
is.
Digitale dienstverlening Wat wil het kabinet?
Met het oog op een betere en efficiéntere dienstverlening aan burgers en bedrijven maakt het kabinet het mogelijk om de diensten van de overheid in toenemende mate digitaal af te nemen. ln 2015 wordt de digitaliseringsagenda verder uitgevoerd. Uiteindelijk moet het ertoe leiden dat de overheidsdienstverlening digitaal, effectief, gewaardeerd en efficiënt is. Zij moettoegankelijk (op maat, herkenbaar, begrijpelijk, makkelijk bruikbaar), betrouwbaar en veilig zijn. De Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) werkt aan de basis voor een digitale overheid voor alle overheden
Wat betekent dit voor gemeenten? Wij onderschrijven het maatschappelijk belang van de digitale overheid waarbíj burgers en bedrijven zoveel mogelijk digitaal zaken kunnen doen met de overheid. Hierbij moet ook persoonlijk contact met burgers en bedrijven mogelijk blijven. Betere (digitale) dienstverlening is alleen te realiseren als randvoorwaarden als digitale identificatie, toegang
tot digitale diensten via Mijn Overheid, kwalitat¡ef hoogwaardige
basisregistraties, generieke voorzieningen om deze basisregistraties te koppelen met de digitale gemeentelijke systemen en standaardisering van architectuur zijn ingevuld. Gemeenten nemen verantwoordelijkhe¡d voor hun deel van de implementatie van de digitale infrastructuur. We vragen het Rijk opnieuw zijn verantwoordelijkheid
te nemen voor de generieke voorzieningen. Met de komst van de NCDO verwachten wij dat de regie op ontwikkeling van de generieke digitale infrastructuur versterkt wordt, zeker als deze daadwerkelijk voor alle overheden werkt. Gezien het belang van de generieke digitale infrastructuur (GDl) vragen wij om duidelijkheid over de structurele
financiering van deze infrastructuur. Betrouwbaarheid van het digitaal zaken doen staat voorop. Dit is alleen te realiseren als een aantal basisvoorwaarden adequaat is geregeld. Te denken valt aan toegang, identificatie, informatieveiligheid, privacy, transparant¡e, correctierecht, eenduidigheid van begrippen, architectuur, regie en financiering. Om hier gericht
sturing aan te geven hebben wij een bestuurscommissie Dienstverlening en lnformatiebeleid ingesteld. Het belang van informatie als strategisch middel in de uitvoering wordt hiermee erkend.
lnformatieveiligheid Wat wil het kabinet? ln de begroting van BZK geeft het kabinet aan dat de digitaliseringsagenda in 2015 verder wordt uitgevoerd. Eén van de voorwaarden daarbij is dat de digitale dienstverlening veilig moet zijn. Verankering van het
bestuurlijke en operationele besef van het belang van informatieveiligheid is uitgangspunt voor het waarborgen
Ven¡¡¡¡c¡r,¡c v¡ru NeoenL¡¡¡ose GE¡¡¡erure¡r
11
van een veil¡ge en betrouwbare digitale infrastructuur. Hoe aan deze ambitie invulling wordt gegeven beperkt zich in de nota tot de maatregel om DigiD-assessments te blijven uitvoeren. Het Rijk zet de komende jaren verder in op cyber security. ln de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justit¡e stelt het kabinet dat het (de vitale sectoren van) Nederland weerbaarder
wil maken en de centrale rol van het Nationaal Cyber Security Centre (NCSC) verder wil verstevigen. Onduidelijk blijft wat het kabinet verstaat onder vitale sectoren.
Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten onderschrijven het belang van informatieveiligheid. Zij geven in lijn met de 'Resolutie
lnformatieveiligheid, randvoorwaarde voor de professionele gemeente' invulling aan de interbestuurlijke afspraken over verplichtende zelfregulering. Het valt ons op dat het kabinet informatieveiligheid wel in algemene zin adresseert, maar geen expliciete doorvertaling maakt naar nieuwe en lopende initiatieven. Denk hierbij aan de aanstelling van de NCDO, Open Overheid en Elektronisch stemmen. Wij vragen van het kabinet meer duidelijkheid over zijn inspanningen
rond operationele en bestuurf ijke verankering van informatieveiligheid en te verwachten inspanningen van gemeenten hierbij. Wij nemen aan dat het kabinet rekening houdt met gemeentelijke initiatieven als de lnformatiebeveiligingsdienst voor gemeenten (lBD), bovengenoemde resolutie en verbetering van
informatieveiligheid in het domein van werk en inkomen. Bij het Rijk zullen wij erop aandringen om bij alle initiatieven oog te houden voor informatieveiligheid. Ook blijven wij het Rijk aansporen om verschillende auditverplichtingen voor gemeenten verder te strooml i¡nen. Mede door het implementeren van de Europese netwerk- en informatiebeveiligingsrichtlijn is het - voor
wat betreft het vergroten van de weerbaarheid - vooral de vraag of gemeenten als Vitale Sector worden aangemerkt. ln dat geval heeft dit grote gevolgen voor gemeenten. Wij zoeken overleg met de ministeries van VenJ en BZK om gemeentelijk beleid op
dit gebied en de consequenties voor gemeenten verder af te stemmen.
Daarbij neme we in ogenschouw dat de lnformatiebeveiligingsdienst voor gemeenten al nauw samenwerkt met
het
NCSC
aan een grotere digitale weerbaarheid van gemeenten.
Reisdocumenten Wat wil het kabinet? Het kabinet zet in op het verlagen van de lasten voor burgers als het gaat om het aanvragen of vervangen van reisdocumenten. Het kabinet is daarom begonnen met het opzetten van twee proeftuinen rond aangifte van verm issing en thuisbezorging van reisdocumenten.
Wat betekent dit voor gemeenten? Het thuisbezorgen van paspoorten en het afschaffen van vermissingsleges leidt voor gemeenten
tot een afname
van het aantal baliehandelingen.
Veilige publieke taak Wat wil het kabinet? Het kabinet vindt een veilige taakuitoefening door medewerkers met een publieke taak en politieke ambtsdragers van groot belang voor het openbaar bestuur. Daarom ondersteunt het kabinet initiatieven die bijdragen aan een aanpak van gemeenten ter voorkoming van agressie en geweld. Het programma Programma Veilige Publieke Taak dat gemeenten hierin ondersteunt wordt voortgezet. De focus komt meer dan voorheen te liggen op de bestuurlijke aanpak door gemeenten en op het voorkomen van agressie en geweld.
12
Vrnrucrruc ve¡¡ Neoenuruosr G¡u¡rrur¡ru
Wat betekent dit voor gemeenten? Wij vinden elke vorm van agressie en geweld onaanvaardbaar tegen bestuurders en medewerkers van gemeenten en andere personen met een publieke functie. Daarom vinden wij het goed dat het kabinet voor een langere termijn extra geld beschikbaar stelt aan het A&O fonds gemeenten, het Expertisecentrum Veilige Publieke Taak en de beroepsverenigingen van de politieke ambtsdragers voor hun activiteiten om gemeenten
hierin te ondersteunen.
lntegriteit wat wil het kabinet? Het kabinet vindt integriteit van bestuurders en ambtenaren een belangrijke voorwaarde voor het
vertrouwen van de burgers in de overheid. Daarom blijft het werken aan de bevordering van integriteit en professionalisering binnen de overheid. ln dat kader wordt het Bureau lntegriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) gesubsidieerd voor de ontwikkeling van in het bijeenkomsten, opleidingen en instrumenten. ln de
Gemeentewet zal de zorgplicht van de burgemeester voor bestuurlijke integriteit worden opgenomen.
Wat betekent dit voor gemeenten? Belangrijk
is
dat burgemeesters via het BIOS maar ook rechtstreeks door het ministerie van BZK worden
ondersteund bij de invulling van de zorgplicht voor bestuurlijke integriteit. Uiteraard heeft het Genootschap van Burgemeesters hierin ook een rol. Bestuurlijke integriteit is onlosmakelijk verbonden met ambtelijke integriteit,
integraal beleid is noodzakelijk. Wij halen daarom de wensen en behoeften bij gemeenten op en ondersteunen hen bij samenhangend integriteitsbeleid. Door ontwikkeling van digitale toolkits in 2O14 maken wij dit beleid
inzichtelijk. Belangrijk daarbij
is
de samenwerking met BZK en het Bureau lntegriteitsbevordering Openbare
Sector. Voor gemeenten is immers belangrijk dat zij instrumenten krijgen aangereikt die aansluiten bij de
praktijk.
VERENTGTNG
v¡t N¡ornr¡tosr
G¡t¡r¡Hruru
13
3
Veiligheid en Justitie
Alcohol Wat wil het kabinet? Het kabinet wil wettelijke kaders opstellen voor de bescherming van de gezondheid van burgers tegen risico's van alcohol en het handhaven ervan door gemeenten.
Wat betekent dit voor gemeenten? Het toezicht van gemeenten op de naleving van de Drank- en Horecawet, inclusief de controle van
leeftijdsgrens, werd in 2013 respectievelijk 2014 van kracht. Ook de komende jaren blijven gemeenten toezicht houden en is hun bereidheid groot om samen te werken op het gebied van handhaving. ln een aantal regio's
is
samenwerking al een feit. Wij vinden het daarom niet opportuun om anno 2015 opnieuw wettelijke kaders op
te stellen. Onderzoek naar handhaven van de wet door gemeenten is nog niet volledig en/of afgerond. Voorts
wordt de wet in 2016 geëvalueerd. Wij vinden dat van een dergelijke opzet pas sprake kan zijn als dat uit de evaluatie specifiek naar voren komt.
Nieuwe landelijke beleidsdoelstellingen politie Wat wil het kabinet? De Minister van Veiligheid en Just¡t¡e, het College van procureurs-generaal en de regioburgemeesters formuleerden voor de politie landelijke doelstellingen voor de periode 2015-2018: de Veiligheidsagenda. Deze agenda richt zich op de aanpak van maatschappelijke veiligheidsproblemen die landelijk spelen, die
(regio)grensoverschrijdend zijn enlof waar afstemming in de aanpak op landelijk niveau voor nodig is. Het
gaat hierbij om de aanpak van ondermijnende criminaliteit, cybercrime, horizontale fraude, kinderporno en High lmpact Crimes, waaronder criminele jeugdgroepen en het afpakken van crimineel vermogen. De agenda is
complementair aan de lokale veiligheidsagenda's. Om uitvoering te geven aan de gemeenschappelijke
Veiligheidsagenda worden de middelen uit RA-intensiveringsenveloppe Veiligheid (de zgn. tweede tranche van de 105 miljoen euro) overgeheveld van Financiën naar VenJ voor de jaren 2015 tlm 2O17.
Wat betekent dit voor gemeenten? Wij vinden de Veiligheidsagenda een stap vooruit ten opzichte van de vorige landelijke beleidsdoelstellingen. Het is een overz¡chtelijk aantal doelstellingen met een duidelijk landelijk karakter. De volgende stap
is
om deze goed aan te laten sluiten op de prioriteiten in de nieuwe regionafe beleidsplannen en lokale
veiligheidsplannen die nu worden opgesteld. Verder vinden wij het van belang dat de voortgang van de uitvoering in overeenstemming is met de positie van het lokale gezag en efficiënt gebeurt (geen verantwoordingsbureaucratie). Aangezien de eerder genoemde 105 miljoen euro nu gekoppeld is aan de Veiligheidsagenda moet dit leiden tot een herziening van het bestedingsplan dat eerder is gemaakt door politie en VenJ, zodat in gezamenlijkheid afspraken over de besteding worden gemaakt. De extra middelen moeten daadwerkelijk beschikbaar komen voor uitvoering van de veiligheidsagenda en niet gebruikt worden om mogelijke tekorten bij de politie op andere terreinen te dekken.
14
V¡ne¡lrclt¡c v¡t¡ Neoenm¡losr Gevr¡rurrru
Doorontwikkeling van de nationale politie Wat wil het kabinet? Op 1 januari 2015 gaan de basisteams en de districtsrecherches van start. De robuuste basisteams voeren de kerntaken van de politie uit: de basispolitiezorg. Wijkagenten vervullen daarin een hoofdrol. Zij weten goed wat er in hun wijk speelt en welke kwesties de aandacht van de politie vragen. Onder gezag van de burgemeester en de officier van justitie werken basisteams binnen de regionale eenheden samen met andere teams en met externe partners op lokaal niveau, zoals gemeenten, reclassering en jeugdzorg. Eind 2015 moet de hele organisatie zijn ingericht, conform het lnrichtingsplan Nationale Politie. De operationele sterkte die nu 51.726
fte bedraagt daalt in 2015 licht naar 50.955. Dit ligt nog steeds boven de
(betaalbare) sterkte die in het inrichtingsplan van de nationale politie is opgenomen van 49.802. De komende
jaren daalt de sterkte verder naar deze 49.8O2. De hogere sterkte geeft in
201 5
druk op de begroting van de
nationale politie. Daarom hebben politie en minister besloten de instroom van aspiranten in 2015 te beperken
tot een minimum. Wat hetekent dit voor gemeenten? De inrichting van de nationale politie baart ons enige zorgen. Ons bereiken steeds meer signalen dat de reorganisatie moeizaam verloopt. De robuuste basisteams hadden al in 2014 operationeel moeten zijn. Ook
vragen wij ons af of er voldoende wijkagenten geworven worden. Verschillende onderzoeken constateren een toenemende regionale en landelijke orièntatie van de politie, een toenemende centrale sturing op de lokale gezagsuitoefening, een toename van centraal gerichte
verantwoording en een te abrupte scheiding tussen gezag en beheet terwijl beheer en gezag soms zeer dicht bij elkaar liggen. Wij zien verder een forse druk op de politie doordat er bezuinigd moet worden op de bedrijfsvoering (taakstelling van kabinet Rutte-Asscher), een reorganisatie is gestart die alle 65.000 medewerkers van de politie raakt, er steeds weer nieuwe landelijke prioriteiten van de minister bijkomen (ook buiten de landelijke prioriteiten om), de Politieacademie samengevoegd wordt met de nationale politie en de landelijke meldkamerorganisatie ondergebracht wordt bij de politie. Wij maken ons zorgen over wat dit gaat betekenen voor de lokale ruimte van de politie. Wij vinden dat de financiële druk op de politie er niet toe mag leiden dat te weinig mensen worden opgeleid Dit om te voorkomen dat de sterkte van de politie onder de afgesproken normen zakt. Het succes van de nieuwe nationale politie hangt af van de mogelijkheid om de veiligheidsproblemen die de
burger ervaart effectief te vertalen in beleid en actie. Het
is
van belang dat lokale prioriteiten voldoende ruimte
krijgen. Aan enkele nadere voorwaarden moet worden voldaan:
. . .
een duidelijke afbakening van landelijk beheer en lokaal gezag; het gezag (OM en burgemeester) bepaalt waar de politie op ingezet wordt; de lokale politieteams moeten over voldoende slagkracht beschikken en dichtbij het lokaal bestuur zijn georganiseerd. De politie moet op lokaal niveau de ruimte hebben om lokaal maatwerkte leveren onder gezag van de lokale driehoek en niet ingekaderd worden door uniforme werkprocessen die van bovenaf zijn opgelegd;
.
duidelijkheid over het aantal agenten dat daadwerkelijk beschikbaar
is
als'blauw op straat' ¡n alle eenheden,
inclusief wijkagenten;
.
de politieorganisatie moet goed aansluiten op de bestaande samenwerkingsverbanden op het gebied van veiligheid. De afstand tussen het lokale gezagsniveau en het regionale coördinatieniveau mag niette groot
worden;
.
meer gezamenlijke besluitvorming door OM en burgemeesters bij het bepalen van de prioriteiten van de op-
Ven¡ucrruc
vlr
N¡oenrnrose G¡vr¡rurrru
15
sporing van lokaal relevante vormen van criminaliteit. De afspraken hierover moet de lokale driehoek maken en niet de bilaterale overleggen tussen politiechef en officier van justitie.
PV-vergoedi ngen Bestuu
rl ij
ke strafbesch i kki ng
Wat wil het kabinet? Het kabinet schaft per 31 december 2014 de Proces-verbaal-vergoeding af . Dit is een vergoeding die gemeenten krijgen als buitengewoon opsporingsambtenaren (BOAs) handhavend optreden. Voor elk proces-verbaal dat zij schrijven, krijgen gemeenten nu nog 25 euro of 40 euro, afhankelijk van het feit waarvoor zij handhavend optreden. ln totaal gaat het om een bedrag van ruim 14 miljoen euro.
Wat betekent dit voor gemeenten? Overlast en verloedering staan al jaren hoog op de lijst van factoren die het gevoel van veiligheid van bewoners en ondernemers negatief beïnvloeden. Ondanks het feit dat aan gemeenten niet volledig tegemoet wordt gekomen voor het inzetten van BOAs, nemen gemeenten de aanpak van deze problematiek serieus. Om de
leefbaarheid in wijken en buurten te vergroten worden vaak BOAs ingezet. Door het afschaffen van de PVvergoeding maakt het kabinet gemeenten nog lastiger om serieus werk te maken van het vergroten van de leefbaarheid in de wijken in deze financieel krappe tijd. Voor gemeenten betekent het afschaffen van de tegemoetkoming een extra financiële strop van ruim 14 miljoen euro. Dit past niet in het kabinetsbeleid dat juist handhavend beleid propageert.
Re-integratie zedendelinquenten Wat wil het kabinet? Zedendelicten en zware geweldsdelicten zijn zeer ingrijpend en traumatiserend voor slachtoffers en naaste
omgeving. Bescherming van de samenleving tegen daders van zware gewelds- en zedendelicten vergt toereikende maatregelen die erop gericht zijn dat deze delinquenten niet recidiveren. Omwille van de veiligheid van de samenleving kan het nodig zijn een bepaalde categorie delinquenten langdurig te volgen. Dat beoogt het wetsvoorstel Langdurig Toezicht, Gedragsbeïnvloeding en Vrijheidsbeperking. Naar verwacht¡ng treedt de wet in 2015 in werking. Met deze wet kunnen ernstige geweldsplegers en zedendelinquenten langdurig, mogelijk zelfs levenslang, onder toezicht komen te staan en vindt resocialisatie gefaseerd plaats onder voorwaarden. ln het verlengde van toezicht op zedendelinquenten en zware geweldsdelinquenten wordt het project Bestuurlijke lnformatie Voorziening Justitiabelen (BlJ) volgend jaar
staand beleid. Tegelijkertijd werkt het kabinet in 2015 aan digitalisering van het informatieportaal Justitiabelen. Dit systeem stelt de burgemeester in staat zich tijdig te voorzien van informatie over de terugkeer in de samenleving van ex-gedetineerde zeden- en zware geweldsdelinquenten. Dat versterkt de handelingspositie van de burgemeester en de gemeente.
Wat betekent dit voor gemeenten? terugkeer van gedetineerden, en met name van zedendelinquenten, stuit vaak op bezwaren in de samenleving. Het Openbaar Ministerie, de reclassering en het lokaal bestuur moeten dan een balans vinden De
tussen de belangen van het slachtoffe4 de samenleving en de ex-gedetineerde. ln verreweg de meeste situaties vinden deze partijen een goede oplossing door goede samenwerking, regie en vertrouwen in elkaars expertise. Recente voorbeelden in Leiden en Apeldoorn laten dit zien. Wij vinden deze gezamenlijk gevoelde vera
ntwoordelijkheid van grote waarde.
Samen met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters overleggen
wij met het Openbaar Ministerie en Reclassering Nederland over een aantal landelijke afspraken. Deze moeten gemeenten, het OM en de
16
Vrn¡ucrruc vn¡¡ N¡o¡nrnruos¡ G¡veerur¡ru
reclassering in staat stellen om, rekening houdend met de belangen van de gemeenschap, de (zeden)delinquent en het sociale vangnet dat hem omringt, tot een voor iedereen acceptabele en duurzame oplossing te komen.
Wij zijn positief over de mogelijkheden die het wetsvoorstel biedt. Aansluitend vragen wij nadere invulling van de wens van burgemeesters om - ruim voorafgaand aan de invrijheidsstelling van zedendelinquenten - de
omgevingsfactoren onder de aandachtte kunnen brengen bij diegenen die aanvullende maatregelen moeten treffen. Wíj verwelkomen het besluit om het project Bestuurlijke lnformatie Voorziening Justitiabelen (BlJ)
tot staand beleid te maken en op vrijwillige basis beschikbaar te maken voor gemeenten. Wij vinden deze voorziening van toegevoegde waarde voor de handelingspositie van burgemeester en gemeente.
Prostitutie Wat wil het kabinet? Op verzoek van de Eerste Kamer vervalt
uit de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche
het voornemen van een register voor prostituees. Hiervoor heeft de minister van Veiligheid en Justitie een wijzigingsvoorstel (novelle) ingediend. Met de inwerkingtreding van de wet wordt een landelijk uniform vergunningenstelsel voor seksbedrijven ingevoerd. Daarnaast wordt de leeftijd voor prostituees verhoogd naar 21 jaar. Tot slot komt er een register van ingetrokken en geweigerde vergunningen en een register van escorfuergunningen. Naar verwachting treedt de wet in 2015 in werking.
Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten hebben landelijke kaders nodig om de prostitutiebranche beterte kunnen reguleren. Wij zijn voorstander van een snelle realisatie van de landelijke kaders zoals deze nu voorliggen in de Tweede Kamer. De in de wet opgenomen vergunningsverplichting vergt extra inspanningen van gemeenten. Normaal gesproken
krijgen gemeenten drie maanden de tijd om zich voor te bereiden op de invoering van een wet. Wij hebben in onze reactie op de novelle gevraagd om een langere voorbereidingstermijn. Uit de praktijk blijkt een
termijn van drie maanden namelijkte kort. Tot slot
is
goede samenwerking met de politie van belang vanwege
diens kennis en expertise op het gebied van mensenhandel en vanwege de dunne scheidslijn tussen toezicht, handhaving en opsporing van strafbare feiten in de prostitutiebranche.
Veiligheidshuizen Wat wil het kabinet? De politie en het Openbaar Ministerie (OM) gaven met hun ketenpartners de afhandeling van veelvoorkomende criminaliteit een sterke impuls door de landelijke invoering van de 'Z5M-werkwijze' (Zorgvuldig, Snel en Maatwerk). Vanaf 1 januari 2015 benadert Slachtofferhulp Nederland op de tien ZSM-locaties de slachtoffers zeven dagen per week actief, staat hen juridisch bij en biedt psychosociale of andere hulp.
Wat betekent dit voor gemeenten? Wij vragen meer aandacht voor ZSM in bredere zin. Komend jaar moeten enkele belangrijke besluiten genomen worden over de verdere ontwikkeling. Wij vinden het van belang dat er een goede verbinding de Veiligheidshuizen én dat informatie van gemeenten meer betrokken
is
tussen ZSM en
wordt bij de afdoeningsbeslissingen
van het OM. Ook moet er ruimte voor maatwerk op regionaal niveau blijven en enkele praktische zaken goed geregeld worden (goed werkend casusvolgsysteem, duidelijkheid over privacy). ln zijn algemeenheid constateren we dat de verbinding van veiligheid en zorg, zoals die bijvoorbeeld in het Veiligheidshuis
tot
stand komt, in de begroting nauwelijks wordt genoemd. Een gemiste kans omdat dit in onze ogen een van de
belangrijkste thema's voor de komende jaren is. Wij zullen hierin zelf het voortouw in nemen.
Vrn¡¡¡lctt'¡c
vt¡l
Neoent¡¡¡os¡ GruerHre¡¡
17
Jihadisme Wat wil het kabinet? Het kabinet versterkt de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke aanpak van jihadisten met onder andere
wetgeving ter verruiming van de bestuursrechtelijke bevoegdheden om de risico's te beperken van teruggekeerde terroristische strijders (bijvoorbeeld periodieke meldplicht, medewerking aan herhuisvesting en contactverboden). De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) voert de regie bij de uitvoering van het Actieprogramma lntegrale Aanpak Jihadisme, dat eind augustus aan de Tweede Kamer is aangeboden.
Wat betekent dit voor gemeentenT Radicalisering heeft grote maatschappelijke gevolgen. De samenleving is gebaat bij een effectieve aanpak hiervan. Het Actieprogramma heeft een sterk repressieve toon. De ervaring leert dat alleen repressie niet de voedingsbodem voor radicaliser¡ng wegneemt. Ook preventie, zorg en welzijn zijn nodig om polarisatie tegen
te gaan. Gemeenten kunnen hier bij uitstek een rol spelen door in de wijken te zijn, signalen uit netwerken oppakken en snel ingrijpen. Jihadisme en radicalisering kunnen in alle gemeenten opkomen. Het belang dat alle gemeenten betrokken worden in de aanpak van dit maatschappelijke probleem.
is
daarom van
Eigen bijdrage gedetineerden Wat wil het kabinet? Het kabinet wil een eigen bijdrage vragen van gedetineerden. Het wetsvoorstel voor een eigen bijdrage voor
verblijf in een justitiële inrichting ging medio 2014 naa¡ de Tweede Kamer en treedt waarschijnlijk januari 2015 in werking (TK 33 844, nr.3). De geraamde opbrengst van de eigen bijdrage van de gedetineerden is 7 miljoen
euro structureel. Dit wetsvoorstel vloeit voort uit het Regeerakkoord en moet samen met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van het strafproces in totaal 60 miljoen euro opbrengen. Wat betekent dit voor gemeentenT Het wetsvoorstel van de staatssecretaris van VenJ heeft negatieve effecten op de inkomenspositie van burgers. Dat geldt ook voor het armoede-, schulden- en re-integratiebeleid waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn ln maart hebben wij samen met Divosa en NWK onze zorgen kenbaar gemaakt. Uit onderzoek bl¡jkt dat 50 tot 70 procent van de gedetineerden schulden heeft. ln de praktijk wordt het innen van de bijdragen dus zeer lastig, zo niet onhaalbaar. Het vragen van een eigen bijdrage van gedetineerden, terbeschikkinggestelden en ouders van jeugdigen voor het verblijf in een justitiële inrichting zorgt ervoor dat deze mensen sneller in de
financiële problemen komen of dat bestaande schulden oplopen. Bij terugkeer in de maatschappij heeft dit directe gevolgen voor inkomensregelingen van gemeenten, armoede- en schuldenbeleid en re-integratie.
Asielbeleid Wat wil het kabinet? Sinds 2013 neemt de asielstroom toe, waarbij
dit versterkt het geval lijkt te zijn sinds het voorjaar van 20'14. Dat
betekent een verhoogde druk op de opvangcapaciteit. De gemiddelde opvangduur van asielzoekers loopt op doordat er (tijdelijk) sprake is van een vertraging in de afhandeling van asielverzoeken en bij de uitplaatsing van statushouders. Om aan de kosten die gepaard gaan met de hoge toestroom tegemoet te komen, stelt het
kabinet in2O14 375 miljoen euro extra beschikbaar voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers in 2014 en 2015. Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten hebben nu al te maken met een verhoging van de taakstelling voor de huisvesting van statushouders en dat neemt naar verwachting toe. Gemeenten zien de noodzaak hiertoe en zijn bereíd loyaal
hieraan mee te werken. Gemeenten verwachten wel alle steun van het Rijk hierbij en ook begrip voor het feit
18
V¡nrucrruc vnt Nrornuruos¡ G¡v¡¡rure¡¡
dat het niet eenvoudig is in een lastige woningmarkt vele extra mensen te hu¡svesten. Daarom moeten Rijk en gemeenten gezamenlijk naar creatieve oplossingen en alternatieven zoeken. Uitgeplaatste vergunninghouders hebben maatschappelijke begeleiding nodig om zo snel mogelijk te kunnen integreren. Daarvoor moet een passend budget zijn.
Vele uitgeprocedeerde asielzoekers leven nu op straat. Door de hoge instroom bestaat de kans dat dit verder
toeneemt. Gemeenten willen een sobere bed-bad-brood-regeling voor deze doelgroep. Voor specifieke groepen zoals zieke mensen moet er een goede opvangmogelijkheid met begeleiding zijn zodat er een oplossing komt naar hetzij terugkeer, hetzij verblijfsvergunning.
Ex-gedetineerden Wat wil het kabinetT Het kabinet verwacht verdere daling van de kosten van inkoop van forensische zorg. doordat de behandelduur
wordt teruggebracht. Tegelijkertijd
is
sprake van een toename van forensische plekken in het segment
beschermd wonen.
Wat betekent dit voor gemeenten? Voor gemeenten betekent dít dat burgers eerder uit TBS terugkeren in de samenleving. Het kabinet wil dit bereiken met dezelfde kwaliteit van behandeling, maar wij voorzien dat gemeenten te maken krijgen met de gevallen waarin deze doelstelling niet wordt behaald. De toename van het forensisch beschermde wonen dwingt gemeenten in de praktijk om d¡e plekken voort te zetten. Voor gemeenten is het belangrijk om tijdig over voldoende informatie te beschikken over welke plek wanneer moet worden omgezet van forensisch naar
regulier. Het gaat om zeer kostbare vormen van wonen met zorg, waarbij gemeenten hun eigen zorgvuldige afweging willen maken.
Vrn¡¡¡lc¡ruc vnru N¡o¡nu¡¡ose G¡u¡¡rur¡ru
19
4
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Educatie Wat wil het kabinet? Het kabinet stelt vanaf 2015 structureel 5 miljoen euro beschikbaar voor effectieve methodes om de
problematiek rondom laaggeletterdheid te verminderen. Deze methodes zijn afgelopen jaren getest in het proefprogramma Taal voor het Leven, uitgevoerd door Stichting Lezen & Schrijven. Daarnaast loopt in 2015 het Actieplan Laaggeletterdheid af. Begin 2015 besluit het kabinet op basis van een evaluatie van dit Actieplan over het vervolg van de aanpak van laaggeletterdheid vanaf 20 1 6.
Wat betekent dit voor gemeenten?
willen een educatieaanbod voor de brede doelgroep van educatie. Daarvoor is een divers aanbod nodig. Waarbij zowel professionals als vrijwilligers worden ingezet en verschillende aanbieders van educatie
We
samenwerken in regionale en lokale taalwerken. We willen dan ook de aanpak van Taal voor Leven uitrollen in alle 35 arbeidsmarktregio's. Ook willen we educatie inzetten als instrument voor arbeids- en maatschappelijke
participatie en hiervoor de verbinding leggen met andere beleidsterreinen in het sociaal domein. D¡t is nodig om te zorgen dat laaggeletterdheid structureel op de beleidsagenda blijft. We willen dit streven landelijk ondersteunen en zien het graag verwoord in het vervolg van het Actieplan Laaggeletterdheid.
Bewegingsonderwijs Wat wil het kabinet? Het kabinet streeft ernaar dat scholen drie lesuren per week bewegingsonderwijs aanbieden, gegeven door een daartoe bevoegde leraar. Het kabinet heeft hierover afspraken gemaakt in het bestuursakkoord Primair Onderwijs.
Wat betekent dit voor gemeenten? We willen graag bijdragen aan de brede vorming van kinderen en waarderen dat het kabinet
bewegingsonderwijs wil stimuleren. We zien echter dat het kabinetsbeleid niet voorziet in de bewegingsruimte
die nodig
is om de verhoging van het aantal bewegingsuren daadwerkelijk te bereiken. Zoals investeringen gymnastieklokalen in en aanpassing van de regelgeving. Daarnaast zien we graag dat de stimuleringsregeling
verbinding legt met bestaande programma's zoals Sport en Bewegen in de Buurt en de Brede lmpuls Combinatiefuncties, opdat bewegen voor kinderen structurele aandacht behoudt.
Cultuur en Media Wat wil het kabinet? Financiën Het kabinet handhaaft ook in de Rijksbegroting 201 5 de onevenredige cultuurbezuinigingen van structureel 200 miljoen euro, afgerond25o/o. De gaten in de infrastructuur met name bij de kunsten worden dus niet gedicht. Ook blijven de indirecte bezuinigingen van ongeveer 100 miljoen euro op uitkeringen en belastingen. Verder komt er steeds meer wetgeving met lokale verplichtingen. Er is een financiële taakstelling in de apparaatskosten
voor alle landelijke organisaties en fondsen oplopend tot 13,3% in 2018.
20
V¡n¡¡ltenc var N¡o¡nLaruose G¡v¡¡rur¡r
Bibliotheken De Wet Stelsel Openbare Bibliotheek-voorzieningen treedt 1 januari 2015 in werking. Deze wet is nu nog in behandeling bij de Eerste Kamer. De Koninklijke Bibliotheek zal de landelijke digitale bibliotheek coördineren. Zij krijgt een budget voor de inkoop van e-content, die via een uitname van het Gemeentefonds wordt
gefinancierd en via middelen die voorheen naar het 5lOB gingen voor de uitvoering van stelseltaken. Daarnaast
wordt het leesbevorderingsprogramma Kunst van Lezen ondersteund. De Tweede Kamer ontvangt in het eerste kwartaal van 2015 een brief over het beleid over leesbevordering en bestrijding van laaggeletterdheid. Naar aanleiding van een Kamermotie is er overleg tussen OCW, SZW en VWS over integrale aanpak van de bestrijding van laaggeletterdheid specifiek bij ouderen. De Projectgroep Samenhang Geletterdheid komt eind 2014 met een
brief hierover. Archieven Het Nationaal Archief krijgt middelen om onder andere het Archiefconvenant - gericht op samenwerking tussen de overheden bij de digitale innovatie van archieven - in het kader van het programma Archief2020 uit te voeren. De medeoverheden worden hierbij ook door hun brancheorganisaties ondersteund.
Erfgoed Het voorstel voor de Erfgoedwet ligt bij de Raad van State. De wet betreft o.a. archeologie, monumenten en (m
useum)collecties.
Beeldende Kunst en Vormgeving
Met de bestaande decentralisatieuitkering beeldende kunst en vormgeving hebben de betrokken 36 gemeenten meerjarige afspraken gemaakt met instellingen en kunstenaars voor de Cultuurnota periode 2013-2016. Deze afspraken werden, ook volgens ons, halverwege negatief doorkruist door de eerder vanuit het kabinet
beoogde versleuteling van deze uitkering onder alle gemeenten per 201 5. Protesten hebben ertoe geleid dat de
versleuteling wordt uitgesteld tot 2017. Creatieve lndustrie
Dit
is
een topsector voor het Rijk. Het gaat om architectuur, vormgeving, nieuwe media, mode en film. Voor
deze laatste discipline komt 20 miljoen euro extra beschikbaar.
Cu
ltu u red ucati e e n Amate
u
rk u
nst
De stimuleringsmaatregelen voor cultuur binnen het primair en voortgezet onderwijs worden doorgezet.
Hetzelfde geldt voor de combinatiefuncties cultuur. Bij de buitenschoolse activiteiten loopt een discussie met de Kamer over een keuze tussen wet, convenant of gemeentelijke autonomie. Media Het kabinet continueert de financiering van het Mediawijsheid Expertisecentrum. Dit bevordert een bewuste, kritische en actieve houding van burgers en instellingen in onze samenleving waar de media alom aanwezig
zijn. Er komt een nieuwe visie op het publieke mediabestel. Prioriteiten Het kabinet heeft als prioriteiten talentontwikkeling en cultureel ondernemerschap, Voor talentontw¡kkel¡ng gaat het om een reparatie van 8 miljoen euro tot 2017. Het programma Cultureel ondernemerschap (jaarlijks 2 miljoen euro) wordt voortgezet. Verder wordt de verbinding van cultuur met andere sectoren tot 2017
gestimuleerd met 7 miljoen euro.
V¡nrnrcrt'¡c v¡¡l NeoenLn¡'¡os¡ Geu¡¡rur¡ru
2',
Wat betekent dit voor gemeenten? Bibliotheken Het besluit over uitname uit het Gemeentefonds voor e-content kwam tot stand in goed overleg tussen de overheden. De algemene financiële taakstelling die de Koninklijke Bibliotheek opgelegd krijgt mag niet
worden verhaald op het budget voor inkoop van e-content. De uitbreiding van Bibliotheek op School naar het voortgezet onderwijs is positief. Wij verwachten een uitnodiging om mee te denken over de aanpak van laaggeletterdheid. Archieven Het programma Archief2020 leverde in2O14 de eerste concrete producten op. Het is van belang de standaarden actief te implementeren en het beheer door het Nationaal Archief te borgen. Ook moet er meer focus komen, met een accent op ondersteuning bij de aansluiting op e-depotvoorzieningen en een archiefportal. Voor het eventuele lokale beheer van de archieven van de voormalige regionale politiekorpsen - die bij wet zijn vervreemd naar het Rijk - moet een vergoeding of andere oplossing komen.
Eñgoed Wij hebben er bezwaren tegen dat de beoogde Erfgoedwet geen ontwikkelingsperspectief kent, meer verplichtingen voor gemeenten met zich meebrengt en weer specifiek toezicht op gemeenten lijkt te introduceren. Beeldende Kunst en Vormgeving Versleuteling in het Gemeentefonds per 2015 zou hebben geleid tot het openbreken van de Cultuurnota. Ook
wij hebben het Rijk gewezen op de negatieve gevolgen hiervan. Creatieve lndustrie Deze topsector is vooral van belang voor de steden. Bij
film is er voor gemeenten vooral een rol in de lokale vertoning en educatie, ook van de extra door het Rijk te subsidiëren producties. Cu ltu u red
ucati e e n Amateurku nst
Wat betreft cultuureducatie en amateurkunst in de vrije tijd hebben wij een convenant tussen de overheden geopperd met stimulansen voor brede scholen, verenigingen en talentontwikkeling. Media
Wij missen de aandacht voor de lokale omroepen in de aangekondigde visie op het mediabestel. Prioriteiten De
prioriteiten ondersteunen wij. De reparatie bij talentontwikkeling
is
klein maar betekenisvol. Wel ontbreekt
een verbinding met organisaties in de regio, zoals productiehuizen, podiumkunst en presentatie-instellingen beeldende kunst.
22
Ventuclnc varu NeotnLnruose G¡u¡¡ruret
5
Wonen
Wat wil het kabinet? De eerder door de minister van Wonen en Rijksdienst (WenR) aangekondigde bezuiniging van 31 miljoen
euro op de huurtoeslag gaat niet door. Het kabinet schaft wel per 2016 de ouderentoeslag af. Dit levert een besparing op uitgaven voor de huurtoeslag van 22 miljoen euro. Het verlaagde BTW-tarief van 6 % op arbeidsloon bij verbouwing en renovatie van woningen wordt verlengd
tot 1 juli
2015. Daarna gaat het
percentage weer omhoog naar 21 procent. De verhuurderheffing op woningcorporaties loopt in 2015 op tot 1,335 miljard euro. De minister komt met een aangepast woningwaarderingsstelsel (W\MS), waarin de WOZ-
waarde zwaarder meeweegt. Het kabinet komt mensen tegemoet die na verkoop van hun huis een restschuld hebben. Sinds 2014 is het
mogelijk om restschulden onder strikte voorwaarden mee te financieren onder de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De rente over alle restschulden die tot 2018 ontstaan is nu nog maximaal tien jaar aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. D¡t wordt vijftien jaar. Ook komt er een nieuw energielabel. Daarmee krijgen woningeigenaren een zo goed mogelijk beeld van de energieprestatie van hun woning en van mogelijke energiebesparende maatregelen. Zij kunnen het voorlopige label tegen beperkte kosten zelf omzetten in een
definitief label. Dat hebben zij nodig bij verkoop van hun huis. Wat betekent dit voor gemeenten? De meeste maatregelen raken gemeenten niet rechtstreeks. Met aanvaarding van het wetsvoorstel 'Versterking
handhavingsinstrumentarium Woningwet' is het handhavingsinstrumentarium op grond van de Woningwet verbeterd. Zo is een bestuurlijke boete geïntroduceerd. Het beoogd effect hiervan is dat overtreders gestraft kunnen worden als zij overtredingen blijven begaan en potentiële overtreders af te schrikken, zodat
overtredingen niet (meer) worden begaan. Daarnaast is voorzien in het wijzigen van de maatregel tot beheerovername. De gewijzigde beheermaatregel
stelt voor om de huidige regels omtrent beheer van gebouwen, open erven en terreinen te wijzigen, zodat gemeenten met meer slagkracht kunnen opereren. Er wordt daarbij een gebouw- en eigenaargerichte aanpak voorgesteld, en het is niet meer noodzakelijk om een gebouw eerst te sluiten. Ook krijgen gemeenten meer
wettelijke mogelijkheden om malafide huisjesmelkerij aan te pakken. Ze kunnen sneller boetes opleggen en makkelijker het beheer overnemen van panden waar overlast De Novelle herziening
is.
woningwet wordt niet eerder verwacht dan 1 juli 2015. Eerder gaf de Tweede
Kamer al aan met behandeling van de Novelle te wachten totdat het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties is gepubliceerd. De enquêtecommissie presenteert 30 oktober haar eindconclusies. Daarmee wordt de termijn te kort om de Novelle nog dit kalenderjaar in de Tweede en Eerste Kamer te behandelen,
Wij vinden het jammer dat inwerkingtreding van de wet wordt opgeschoven. Maar ook wij vinden wij logisch dat de Kamer eerst de conclusies van de enquêtecommissie wil zien, voordat een weloverwogen debat over de Novelle kan worden gevoerd. Daarmee is ook de weg vrij om nog eens goed te kijken naar een aantal
onvolkomenheden uit de Novelle. Wij hebben daar onlangs in een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer een aantal voorstellen voor gedaan.
V¡nerutc¡ruc
vnn
N
¡oenLnruos¡
G¡¡¡rrtrr¡t
23
6
lnfrastructuur en M reu
Afval Wat wil het kabinet? Vanaf 2015 zet het kabinet met het meerjarenprogramma Van Afval Naar Grondstof (VANG) in op hogere ambities met betrekking tot huishoudelijk afval. Om in 2025 bij te dragen aan de circulaire economie staan preventie, hogere scheidingspercentages en het sluiten van ketens centraal. Voor de uitvoering van deze ambities wordt jaarlijks een miljoen euro gereseryeerd. Vanaf 2015 voert het kabinet een belasting in op het
storten en verbranden van restafval. ln beide gevallen bedraagt deze belasting 13 euro per ton afval. Hiermee tracht het kabinet de 100 miljoen euro uit het Herfstakkoord van 20'13, die eerder alleen door een stortbelasting werd opgevangen, te compenseren. Wat betekent dit voor gemeenten? De miljoen euro die jaarlijks voor het programma VANG is uitgetrokken komt grotendeels ten goede aan het
begeleiden en faciliteren van gemeenten. Gemeenten staan aan de lat voor het afvalbeleid en moeten de komende jaren, samen met de burger, hogere doelstellingen nastreven. Wij zijn betrokken bij de ontwikkeling van het uitvoeringsprogramma VANG voor gemeenten. De belasting op het storten en verbranden van restafval resulteert in hogere kosten voor gemeenten. Vooral gemeenten die een lager scheidingspercentage van het huishoudelijk afval kennen, betalen meer voor de
verwerking van het restafval. Deze verhoging van de kosten wordt in veel gevallen via de afvalstoffenheffing aan burgers doorberekend.
Omgevingswet Wat wil het kabinet? Het kabinet werkt aan een nieuwe Omgevingswet. Hierin worden 24 wetten volledig geïntegreerd en van 6
wetten de gebiedsgerichte onderdelen opgenomen. Tien wetten integreren in de loop van de tijd in de
Omgevingswet. zoals de Wet bodembescherming en de Wet geluidhinder. De parlementaire behandeling van de wet startte in september met een reeks Ronde Tafelgesprekken met de Tweede Kamer. ln 2015
worden de huidige
1
17 AMvB's in
het omgevingsrecht teruggebracht tot vier AMvB's die, gelijktijdig met de
Omgevingswet, op zijn vroegst in 2018 van kracht worden. Daarnaast werkt men aan implementatie van de wet
door de invoeringsbegeleiding verder vorm te geven en de digitale omgeving "Laan van de Leefomgeving" te ontwikkelen. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de afspraak in het regeerakkoord om gegevens beter digitaal beschikbaar te maken en meer vergunningaanvragen te digitaliseren. Wat betekent dit voor gemeenten? Het huidige omgevingsrecht is onvoldoende toegerust op een aanpak van de problemen in het ruimtelijke domein waar ook gemeenten tegenaan lopen. Voorbeelden hiervan zijn gebrek aan flexibiliteit van plannen en een veelheid aan ineffectieve onderzoeksverplichtingen. De Omgevingswet biedt potentie om daar een oplossing voorte bieden. De positie van gemeenten in het ruimtelijk domein - dichtbij de burgers en bedrijven - is vanzelfsprekend geschikt om sneller beslissingen te nemen. Hierbij moet lokale afwegingsruimte worden vergroot: nationale normen moeten een basis bieden, met een lokale bandbreedte waarover de gemeenteraad
kan beslissen.
24
V¡nruc¡ruc v¡ru NroenLnnos¡ Gsu¡¡rur¡ru
Vaak zijn bij vergunningverlening meerdere partijen in een keten betrokken. Ditvergt aanpassing van processtromen en de wijze van gegevensuitwisseling tussen de betrokken burgers, bedrijven en overheden. Wij verwachten van het ministerie van lenM dat wetten, begrippen, (basis)gegevens en informatiemodellen op elkaar zijn afgestemd. En wel zodanig dat gegevens effectief en efficiënt uitwisselbaar zijn en uniform toepasbaar in de verschillende (gemeentelijke) registraties. ln de begroting van het ministerie van lenM staan vanaf 2016 geen (structurele) kosten opgenomen voor onderhoud van ICT systemen en voor de Programmadirectie die de Omgevingswet begeleidt. Het is duidelijk dat de kosten van een dergelijk grote operatie niet eenzijdig bij andere overheden kan worden gelegd.
Externe veiligheid en risico's Wat wil het kabinet? De programmafinanciering Externe Veiligheid (EV)
loopt in2014 af. Dit
is een decentrale
uitkering in het
Provinciefonds waar de afgelopen tien jaar bij gemeenten, veiligheidsregio's en provincies EV expertise mee
opgebouwd en aangesteld. ln plaats van de financiering worden twee complementaire, drie jaar lopende programma's ingericht: het programma IMPULS Omgevingsveiligheid (verbeteren kwaliteit van de uitvoering) is
en Safety Deals (verbeteren veiligheidsprestaties BRZO-bedrijven). Het programma IMPULS is bedoeld voor de versterking van de veiligheid rond BRZO-bedrijven, voor ondersteuning en actualisatie van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS), voor een goede informatie- en kennisinfrastructuur en voor een goede uitvoering van het lokaal omgevingsveiligheidsbeleid. Beide programma's worden echter uit hetzelfde budget betaald, dat
voor 2015 totaal l9 miljoen euro bevat. Wat betekent dit voor gemeenten? De afloop van de programmafinanciering EV eind 2014 is zorgwekkend. Er worden bij verschillende overheden ongeveer 250 fte aan EV-deskundigen mee gefinancierd. Deze taken worden de komende jaren meer en
meer bij omgevingsdiensten belegd. De forse korting kunnen gemeenten echter niet opvangen en verlies van expertise dreigt. Tegelijkertijd is de maatschappelijke druk om levering van adequate milieuvergunningverlening en handhaving op risicovolle (BRZOjactiviteiten juist verhoogd. Wij maken ons er dan ook sterk voor dat het beschikbare budget ten goede komt aan goede uitvoering van lokaal externe veiligheidsbeleid.
Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) Wat wil het kabinet? Het kabinet wil de afspraken over vergunningverlening, toezicht en handhaving en de omgevingsdiensten, die
gemaakt zijn tussen Rijk, IPO en VNG, wettelijk verankeren. ln 2015 worden afspraken over kwaliteitscriteria, informatieuitwisseling en het basistakenpakket van de omgevingsdiensten in de Wabo vastgelegd. Aanvullend wordt de evaluat¡e van het WH-stelsel aangekondigd, die eind van dit jaar start. Wat betekent dit voor gemeenten? Wij hebben zeer kritisch gereageerd op de eerste versie van het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wabo. Wij vinden dat het wetsvoorstel te gedetailleerd voorschrijft aan welke criteria gemeenten moeten voldoen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Op dit moment zijn wij in constructief overleg
met het ministerie van lenM over aanpassing van het wetsvoorstel, onder meer op basis van het advies van de Commissie Wolfsen. Wij worden samen met IPO nauw betrokken bij de evaluatie van het VTH-stelsel.
Venrucrruc vnr N¡ornLnNos¡ Grus¡¡1ru¡¡
25
Energie en klimaatdoelstellingen Wat wil het kabinet?
vijf kabinetsprioriteiten op het gebied van lnfrastructuur en Milieu in 2015 is uitvoering van de Klimaatagenda en het SER Energieakkoord. Daarbij wordt nadrukkelijk samenwerking met partners gezocht, invulling gegeven aan de term participatiesamenleving en is er ruímte voor innovatieve oplossingen. Het Een van de
kabinet wil bruggen slaan tussen nationaal beleid en lokale initiatieven. De energieke overheid moet het gesprek aangaan met de energieke samenleving, zo is de ambitie. Om de doelstelling te halen dat Nederland in 2023 160/o duurzame energie produceert is vanuit het kabinet aandacht voor windenergie, zonne-energie en alle opties rondom duurzaam warmtegebruik. Het kabinet zet zich in voor een eendrachtige en ambitieuze EU-inzet,
gericht op een nieuw mondiaal klimaatakkoord op de klimaattop in 2015 in Parijs. Ambitie duurzame energievoorziening in 2050.
is
een volledige
Wat betekent het voor gemeenten? Gemeenten spelen een essentiële rol in de energieke samenleving. Bij duurzame lokale energieopwekking spelen zij een belangrijke rol, omdat zij hiervoor vaak voor ruimtelijke inpassing moeten zorgen. Bij deze inpassing verwachten we de steun van het Rijk waar nodig.
Gemeenten zijn bevoegd gezag voor het toezicht op energiebesparing bij bedrijven. Wij zullen de komende tijd, in samenwerking met het ministerie van l&M, hierover gemeenten informeren en ondersteunen. Een belangrijk punt van aandacht is de samenhang tussen nationale afspraken en EU-beleid. Aan de ene kant
geeft het Energieakkoord invulling aan EU-afspraken en verplichtingen. Aan de andere kant kan het nieuwe EU-beleid (2020-2030) dat dit jaar in Brussel is gepresenteerd, de huidige doelen uit het Energieakkoord beinvloeden. Ons uitgangspunt is dat de afspraken uit het Energieakkoord blijven gelden. Wij zullen hiervoor ook aandacht vragen bij het Rijk.
Deltaprogramma Wat wil het kabinet? Het kabinet ontvangt met het Deltaprogramma 2015 van de Deltacommissaris de definitieve voorstellen voor de Deltabeslissingen en voorkeursstrategieèn. Het kabinet zal deze beleidsmatig verankeren in een tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan. De meest prominente Deltabeslissingen hebben betrekking op
waterveiligheid, ruimtelijke adaptatie en zoet water. Voor waterveiligheid geldt dat iedereen achter de dijk een gelijk beschermingsniveau krijgt. Daarnaast wordt het waterveiligheidsbeleid sterker opgebouwd uit drie lagen: preventie, duurzame ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing (meerlaagsveiligheid). ln de Bestuursovereenkomst Deltaprogramma heeft het Rijk met de koepels de ambitie afgesproken om in 2050 klimaatbestendige planvorming en steden
te hebben. Om de structurele verbinding tussen water en ruimtelijke inrichting te bevorderen biedt men hiervoor hulpmiddelen, zoals de klimaatscan. Beschikbaarheid van zoet water zal in de komende decennia periodiek minder zijn. Met voorzieningenniveaus wil het kabinet de verantwoordelijkheid van de overheid voor normale en droge situaties in beeld brengen. Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en consumenten maken de komende jaren per regio afspraken over beschikbaarheid en verdeling van water.
Wat betekent dit voor gemeentenT De nieuwe waterveiligheidsbenadering betekent een positieve ontwikkeling, die daadwerkelijk bijdraagt aan
de veiligheid van inwoners en omgeving. Door de aanpak van meerlaagsveiligheid krijgen gemeenten een grotere rol. Dit vraagt wel om goede afspraken en (ook na 2028) een solide borging van financiering in het
26
Vene¡¡lc¡r,lc van Nto¡nLnruose Gru¡¡rurrru
Deltafonds. Daarnaast vergt het een goede doorlopende betrokkenheid van alle partijen. Niet in de laatste plaats van gemeenten, omdat waterbeheer hiermee steeds meer een integrale ruimtelijke opgave betreft. Wij
vinden het daarom van groot belang dat we nog dit jaar tot goede afspraken komen over de governance van het Deltaprogramma en - waar van toepassing - over het Hoogwaterbescherm¡ngs programma voor de komende Jaren.
Wij onderschrijven de ambitie voor klimaatbestendige steden. Om urgentie en oploss¡ngsrichtingen goed bij alle betrokken bestuurders op het netvlies te krijgen is een stimuleringsprogramma in het leven geroepen. Wij verwachten dat dit programma zich vooral richt op het in beweging krijgen van het peloton en de achterblijvers
door onder andere kennisdeling. Gezien het grote belang van voldoende zoet water voor het stedelijk gebied (voor gezondheidszorg, maar ook ter voorkoming van verzakkingen en paalrot) vragen we ook hierbij aandacht voor een goede en tijdige betrokkenheid van gemeenten.
Waterkwaliteit Wat wil het kabinet?
Met de overheveling van de middelen voor waterkwaliteit naar het Deltafonds geeft het kabinet uitvoering aan het amendement van Tweede Kamerlid Jacobi. Het kabinet maakt het hiermee mogelijk om projecten waarin ook waterkwalíte¡tsaspecten een rol spelen integraal vanuit het Deltafonds te financieren. Ook is voor dekking
gezorgd voor de totale opgave van de Kaderrichtlijn Water (KRW), die loopt tot en met 2027. Wat betekent dit voor gemeenten? Deze stap vergroot de mogelijkheden om integraal aan wateropgaven te werken. Koppelen van
waterkwaliteitsmaatregelen aan waterveiligheidsprojecten wordt eenvoudiger. We vinden het belangrijk dat deze overheveling niet op termijn zal leiden tot een verschuiving van middelen voor waterkwaliteitsmaatregelen naar waterveiligheid. Op het vlak van oppervlaktewaterkwaliteit blijft Nederland namelijk nog achter bij Europa. Gemeenten en waterschappen nemen hier hun verantwoordelijkheid, maar voldoende financiering
is
cruciaal om de doelen van de Kaderrichtlijn wãter te halen.
Algemeen waterbeleid Wat wil het kabinet? Het kabinet stelt dat in 2015 voor onderdelen beleidsonderzoek noodzakelijk is, zoals de monitoring van de
doelmatigheidswinst. Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten en waterschappen werken sinds 2010 intensief samen aan doelmatig beheer van de waterketen. Dit jaar brengt de onafhankelijke visitatiecommissie waterketen de voortgang van de doelmatigheidswinst
in beeld. Uit onze inventarisatie begin dit jaar concluderen wij datwe goed op schema liggen. Eventueel beleidsonderzoek in 2015 moet volgen u¡t het rapport van de visitatiecommissie, eind dit jaar. Door nu al te zeggen dat dergelijk onderzoek noodzakelijk is loopt het kabinet op de muziek vooruit.
Mobiliteit Wat wil het kabinet? De minister van lenM start een 'nieuwe aanpak bereikbaarheid'. Bereikbaarheid betekent niet alleen een
integraal samenhangend vervoersysteem. Ook opgaven binnen andere domeinen zoals leefbaarheid en natuur gaan expliciet onderdeel uitmaken van het bereikbaarheidsbeleid. Daarbij stimuleert het Rijk de benutting van
intelligente transportsystemen en zet ¡n op gedragsverandering. vraagbeïnvloeding en ruimtelijke inrichting.
V¡nrnrcnc vnt Neo¡nL¡¡¡os¡ G¡urerururu
27
Het kabinet wil bij invulling van het mobiliteitsbeleid een gelijkwaardiger verhouding met decentrale overheden. Het kabinet zet vol in op het benutten van de kracht van de steden. Daarbij wordt samenwerking gezocht met de steden. De minister gaat op zoek naar coalities om
te komen tot beter bereikbare, leefbare en duurzame
steden. Het Rijk spreekt een ambitie uit van een reistijdverbetering van 10% in de spits in de drukste geb¡eden Om CO2-uitstoot te verminderen verwacht het kabinet dat de EU druk zet op de auto-industrie om schonere voertuigen op de markt brengen. Als dit onvoldoende effect heeft zet de minister meer in op gedragsbeTnvloeding, innovatie en voorzieningen voor duurzame voertuigen. Eind 2014 stuurt het kabinet een actieplan naar de Tweede Kamer over uitvoering van de Visie naar een duurzame brandstofmix. Het kabinet versobert belastingvoordelen voor zuinige voertuigen. Alleen volledig elektrische en waterstofauto's krijgen nog B
PM-vrijstelling.
Het aantal doden in het verkeer neemt jaarlijks af, maar het aantal ernstige verkeersgewonden daalt onvoldoende. De haalbaarheid van de landelijke doelstelling ten aanzien van deze cijfers wordt in 2015 onderzocht. De Langetermijn Spooragenda (LTSA) voorziet in verbeteringen in reizen van deur
tot deur, veiligheid en betrouwbaarheid van het spoor. De komende jaren wordt eerst íngezet op verbetering van het spoor en vanaf 2017 worden frequentieverhogingen doorgevoerd. De Spoor&OV-overlegtafels voor overheden en spoorsector starten dit jaar en krijgen een structureel karakter. Ook het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen wordt voortgezet. Daarnaast nam de minister maatregelen die betere samenwerking afdwingen tussen overheden onderling en met vervoerders, ten aanzien van de OV-chípkaart. Het kabinet hevelt de BDU verkeer en vervoer over naar het Provinciefonds. Alleen de nieuwe vervoerregio's in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad blijven hun BDU behouden.
Wat betekent dit voor gemeenten? Toewijzing van middelen vanuit het Rijk voor grote lokale en regionale mobiliteitsprojecten, worden naar
verwachting meer getoetst op leefbaarheids- en duurzaamheidseffecten. Dit kan leiden tot meer aandacht voor fiets, openbaar vervoe4 voorzieningen voor milieuvriendelijk aangedreven auto's, slimme vraagbeïnvloeding en innovaties zoals zelfrijdende auto's. Het is van belang dat gemeenten zich voorbereiden op deze ontwikkelingen
door beleid en voorzieningen. We mogen verwachten dat decentrale overheden meer vrijheid krijgen om het bereikbaarheidsbeleid in te vullen. Tegelijkertijd zullen zij hierbij meer samenwerking zoeken met medeoverheden en andere partijen. Het Rijk zal zich wat betreft bereikbaarheid meer richten op gemeenten in de stedelijke agglomeraties. Gemeenten krijgen te maken met een groeiend aantal voertuigen dat gebruik maakt van alternat¡eve energievoorziening. Mogelijk leidt het verdwijnen van voordelen in de bijtelling voor zuinige auto's, tot een groei van het wagenpark van elektrische auto's, maar dit is niet voorspellen. Op welke wijze de Rijksoverheid de groei van een schoon wagenpark en de ruimte voor gemeenten om deze ontwikkeling in goede banen te leiden
ondersteunt, wordt duidelijk zodra de uitwerking van de visie naar een duurzame brandstofmix klaar
is.
Wanneer de landelijke verkeersveiligheidsdoelstellingen gehandhaafd blijven, betekent dit dat ook
gemeenten meer aandacht moeten besteden aan het voorkomen van verkeersongevallen met kwetsbare verkeersdeelnemers. Het gaat hierbij vooral om fietsers, jonge kinderen en ouderen in het verkeer.
28
Vtnruclruc vtru Neo¡nLnruos¡
G¡urrnr¡r
De LTSA bevat goede u¡tgangspunten maâr gaat volgens ons n¡et ver genoeg. De bereikbaarheid van stedelijke
gebieden per openbaar vervoer krijgt hierdoor niet de impuls die het nodig heeft. Zo moeten sporen van NS ook ingezet worden voor stadsregionaal openbaar vervoer. Decentrale overheden hebben daarnaast minder geld
voor stad- en streekvervoer. OV-voorzieningen, met name in de landelijke gebieden, verslechteren waarschijnlijk verder. ln samenwerking tussen gemeenten en provincies moet meer aandacht u¡tgaan naar vraagafhankelijk vervoersystemen in de regio's, zoals regiotaxi en belbus. Gemeenten kunnen naar verwachting vanaf 201 5 geen beroep meer doen op de BDU verkeer en vervoer. Er ontstaan dus spanningen tussen ambities en middelen die gemeenten beschikbaar hebben voor uitvoering van
hun lokale verkeers- en vervoerstaken.
Bouwregelgeving Wat wil het kabinet? Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor dat als doel heeft de bouwplantoetsing en het bouwtoezicht aan
marktpartijen over te laten, waarbij de positie van de bouwconsument wordt versterkt. Gemeenten behouden de toets aan het bestemmingsplan, de welstand en omgevingsveiligheid, maar voeren in het voorgestelde
nieuwe stelsel procestaken uit bij vergunningverlening. ln het private stelsel moet de kwaliteit hiervan worden geborgd en een signaal worden doorgegeven aan de gemeente, als een vergunning mag worden afgegeven. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de aanlevering van de benodigde documentatie. Het wetsvoorstel
voorziet in drie risicocategorieên die gefaseerd worden ingevoerd. Wat betekent dit voor gemeenten? Dit wetsvoorstel heeft voor gemeenten tot gevolg dat de taken bouwplantoetsing en toezicht vervallen, om
te beginnen met de lage risicocategorie (kleinschalige woningbouw, verbouwingen). ln onze reactie op het concept wetsvoorstel hebben wij aangegeven dat onduidelijk is welke problemen dit wetsvoorstel oplost en of het niet juist meer problemen creëert. De uitwerking van het wetsvoorstel is voor ons volstrekt onvoldoende. Ook alle andere betrokken partijen, zoals de bouvr¡wereld, hebben forse kritiek. Begin oktober wordt het (gewijzigde) wetsvoorstel voorgelegd aan de Raad van State. Het voorstel wordt beg¡n 2015 aangeboden aan de Tweede Kamer en gaat niet voor 1 januari 2016 in.
Energiebesparing ¡n de gebouwde omgeving Wat wil het kabinet? Het kabinet zet voor 20'l 5 in op energiebesparing in de gebouwde omgeving. Zo wordt een nieuw energielabel ingevoerd, waardoor woningeigenaren met relatief weinig inspanning en kosten een goed beeld van de
energieprestatie van hun huis en van energiebesparende maatregelen krijgen. Ook komt er een regeling die bijdraagt aan een reguliere markt voor leningen door VvE's. Vanaf 2015 is maximaal 35 miljoen euro voor energiebesparing door VvE's beschikbaar.
Verduurzaming van de huursector krijgt het komende jaar aandacht in een Woonagenda Sociale Huursector die het kabinet aankondigt. Een van de onderdelen hiervan is plaatsing van energiebesparing in de huursector op de lokale agenda van gemeenten, corporaties en huurdersverenigingen. Het kabinet kondigt voor 2015 het stopzetten en de evaluatie aan van drie Rijksprogramma's op het gebied van
verduurzaming van de gebouwde omgeving: Blok voor blok, Energiesprong en GEN. ln het Energieakkoord
is
overeengekomen om de impuls van deze drie programma's verder uit te bouwen en te versterken.
V¡nrucnc
vnru NçornL¿¡¡osg Ge¡¡ee¡¡r¡¡¡
29
Wat betekent dit voor gemeenten? Wij zijn tevreden met de aandacht van het kabinet voor energiebesparing in de gebouwde omgeving. Gemeenten zijn hiermee voortvarend aan de slag gegaan. Dat blijkt uit het feit dat gemeenten bij ons massaal aanvragen hebben gedaan voor door het Rijk beschikbaar gesteld budget voor energiebesparingsmaatregelen voor de particuliere woningeigenaar. Ook komend jaar is hiervoor budget beschikbaar voor gemeenten. De nieuw aangekondigde maatregelen op gebied van VvE's en energiebesparing van de huursector dragen bij aan maatregelen die gemeenten al nemen. Ons is overigens nog niet duidelijk of de regeling voor VvE's eenmalig is en hoe dit wordt uitgevoerd. Voor de verduurzaming in de huursector werken wij - samen met Aedes en de Woonbond - aan het opstellen van voorbeeld-prestatieafspraken op het gebied van energiebesparing. Wij zullen
bij het kabinet aandacht vragen voor een goede overdracht van kennis uit het Blok voor blok programma, Energiesprong en GEN.
Duurzame energieopwekking Wat wil het kabinet? Het kabinet streeft naar duurzame economische groei en wil dat de trans¡tie naar een schone energievoorziening tempo houdt. Naast de algemene doelstellingen uit het Energieakkoord constateert het kabinet dat daaraan door alle partijen gezamenlijk wordt gewerkt. Verder wil het kabinet prioriteit geven aan de start van de grootschalige uitrol van wind op zee, onder andere via openstelling van een eerste tender Daarnaast wordt de SDE+-regeling voor een vierde keer opengesteld en komt ook bij- en meestook van biomassa voor deze regeling in aanmerking. Tegelijkertijd zorgt het kabinet voor het op orde brengen van
randvoorwaarden voor wind op land en op zee en het opstellen van duurzaamheidscriteria voor biomassa. Wat betekent dit voor gemeenten? Het kabinet wil de energieke en ondernemende samenleving graag stimuleren. Daar zijn wij blij mee, maar het coördinerende ministerie voor het Energieakkoord (Economische Zaken) moet daarover ook nadrukkelijk met gemeenten in overleg.
Wij horen graag hoe het kabinet de genoemde ambities op het gebied van aardwarmte en innovatie wil invullen. Omdat dit ook gevolgen heeft voor gemeenten, houden wij dit de komende tijd nauwlettend in de gaten.
Natuu rbescherm in g en programmatische aanpak sti kstof (PAS) Wat wil het kabinet? Het kabinet geeft met het voorstel voor de nieuwe Wet natuurbescherming verder vorm aan de decentralisatie van het natuurbeleid. Op basis van deze wet worden diverse bevoegdheden belegd bij de provincies,
bijvoorbeeld het soortenbeleid en het aanduiden van bijzondere natuurgebieden. Ook komen er afspraken met provincies over het aanpakken van stikstofproblematiek aan de hand van de PAS. ln de decentralisatie van natuurtaken blijft de rol van gemeenten onderbelicht: het kabinet gaat alleen in op provinciale uitvoeringsconsequenties en budget dat het Rijk in dit kader beschikbaar stelt. Ook wil het kabinet van natuur een thema van burgers, ondernemers en overheden maken en stelt daarvoor in 2015 de Aqenda Stad op. Natuur
beperkt zich uiteraard n¡et tot de stad en is ook volop te vinden in het landelijk gebied en de vele kleine kernen. Wat betekent dit voor gemeenten? Zowel de nieuwe Wet natuurbescherming als de PAS hebben, naast provinciale uitvoeringsconsequenties, ook gevolgen voor gemeenten. We noemen hiervan twee voorbeelden. Ten eerste inzake de PAS: om als gemeente een bestemmingsplan buitengebied te kunnen vaststellen moet in veel gevallen ruimte beschikbaarworden gesteld voor uitstoot van stikstof. Dit is juridisch nog niet voldoende bestendig geregeld. Ten tweede inzake
30
Vrn¡nrcrruc vt¡¡ N¡oenLnruosr G¡u¡¡rurrn
de Wet natuurbescherming: verplicht aanhaken van natuur aan de omgevingsvergunning leidt ertoe
dat het
college van burgemeester en wethouders voortaan altijd bevoegd gezag is, en gemeenten
enkele
- behalve
uitzonderingen - voortaan altijd belast is met toezicht en handhaving. Wij willen daarom dat gemeenten structureel worden betrokken bij gesprekken over vormgeving van de decentralisatie. Verder vinden we het
wenselijk dat de gemeentelijke uitvoeringsgevolgen worden onderzocht en ondervangen. Dit is niet alleen in lijn met bestuurlijke afspraken, maar ook noodzakelijk voor behoud en bescherming van onze natuur.
Bodem Wat wil het kabinet? Na
jaren van sanering van locaties met bodemverontreiniging wordt stapsgewijs overgegaan naar duurzaam
beheer en gebruik van de bodem. Doel is een volledige decentralisatie na de komende convenantsperiode (201
5-2019). Met andere overheden en het bedrijfsleven komen er afspraken over verdere aanpak van
spoedlocaties. Dit leidt in 201 5 tot nieuwe afspraken of tot een nieuw convenant. Het beschikbare budget neemt ten opzichte van de huidige convenantperiode af. ln de huidige convenantperiode is per jaar ongeveer 140 miljoen euro beschikbaar voor bodemsanering. Voor de periode 2016-2019 is
dit achtereenvolgens
(bedragen in euro's x duizend): 2016 ss.203
1
2017
201 8
2019
18.781
126.M6
118.047
Het lage bedrag in 2016 komt door een eenmalige uitname uit het bodembudget van 60 miljoen euro. Ook voor de periode na2O'19 wordt in de begroting een eenmalige korting van 64,5 miljoen euro aangekondigd.
Wat betekent dit voor gemeenten? Vanaf 2016 is er substantieel minder geld beschikbaar voor bodemsanering. Hierdoor duurt het langer voordat de huidige aanpak (van sanering van locaties met ernstige bodemverontreiniging met risico's voor mensen) is afgerond. Het ministerie is van plan de kortíng voor 2016 over meerdere jaren te verdelen. Als dit niet lukt komen lopende saneringsprojecten in gevaar en kunnen gemeenten de over 2016 gemaakte afspraken met private partijen waarschijnlijk niet nakomen.
Deze bezuinigingen betekenen ook dat ambities voor een nog af
te sluiten convenant scherp moeten worden
bekeken en dat de aangekondigde decentral¡satie wellicht niet uitvoerbaar
VEne¡ltclt'¡c v¡ru NeornL¡¡¡os¡ GevE¡nrrt
ls.
31
7
Economie
Agenda Stad Wat wil het kabinet
?
Het kabinet maakt ruimte voor bestuurlijke creativiteit, dynamiek en economische groei in stedelijke gebieden. De ministeries van BZK, EZ en lenM stellen in 2015 een Agenda Stad op om de concurrentiekracht en leefbaarheid van Nederlandse steden te versterken.
Wat betekent dit voor gemeenten
7
De Agenda Stad kan een
bijdrage leveren aan de afstemming van beleid op de relevante economische schaal. De Agenda Stad is in lijn met de aanbevelingen van de OESO (Territorial Reviews Netherlands) en WRR (Naar een lerende economie). Zij stellen voor de regie over economische ontwikkeling bij de regio te leggen (WRR), het Nederlands economisch beleid beter af te stemmen op de Smart Specialisation Agenda van de EU (OESO en WRR) en een Nationaal Stedelijk Beleidskader te ontwikkelen (OESO).
Wij juichen het toe dat het kabinet constructief aan de slag gaat met de aanbevelingen van OESO en WRR. Afstemming met ons programma 'Economie en arbeidsmarkt' ligt voor de hand.
Winkeltijdenwet Wat wil het kabinet? Het kabinet neemt maatregelen die ervoor zorgen dat de detailhandel sneller kan inspelen op veranderende
voorkeuren van het winkelpubliek en het scheppen van voorwaarden waarbinnen concurrentie kan plaatsvinden, onder andere door de Winkeltijdenwet. Wat betekent dit voor gemeenten? Wij zijn het eens met de minister van Economische Zaken (EZ) dat er maatregelen moeten komen die ervoor zorgen dat de detailhandel sneller kan inspelen op voorkeuren van het winkelpubliek. De Winkeltijdenwet is
hiervooreen van de instrumenten. Gemeenten kunnen en mogen echter Europeesrechtelijk niettreden in is ons niet duidelijk welke maatregelen de minister van EZ in dit kader wil
concurrentieverhoudingen, Het nemen.
Lokale economie Wat wil het kabinetT Nederland heeft veel te winnen bij verdere Europese economische integratie, het terugdringen van
administratieve lasten en het creëren van open markten. Het kabinet pleit op Europees niveau voor het creëren van één digitale interne markt. Ook de ontwikkeling van big data, ofwel de analyse van steeds grotere hoeveelheden informatie, brengt waarschijnlijk een groei van economische activiteiten teweeg. ln 2015 zet het kabinet het bedrijfslevenbeleid koersvast voort. Met als speerpunten de actualisatie van innovatiecontracten, de versterking van betrokkenheid van het MKB door verhoging van het budget voor de MKB-innovatiestimulerings-
regeling met 30 miljoen euro en een nauwere aansluiting tussen het topsectorenbeleid en het Europees onderzoeks- en innovatieprogramma. Het kabinet past wetgeving aan, zodat er op verantwoorde wijze nieuwe datagedreven innovat¡es en verdienmodellen komen. Ook wordt het gebruik van open data gefac¡liteerd.
32
VEnrnrcrnc v¡¡¡ N¡o¡nL¡¡os¡ G¡v¡¡¡lteN
Het kabinet neemt maatregelen die ervoor zorgen dat de detailhandel sneller kan inspelen op veranderende
voorkeuren van het winkelpubliek. Met het oog op de aantrekkelijkheid van binnensteden doet het kabinet voorstellen om leegstaande winkelruimtes sneller een andere bestemming te geven. Het kabinet
is
vanuit een stimulerende rol verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat. Dit doet het kabinet door grootschalige implementatie van digitale voorzieningen die overheidsdienstverlening aan ondernemers verbeteren. Zoals: het Ondernemingsdossier en het digitaal Ondernemersplein, het regeldrukverminderingsprogramma 'Goed Geregeld', de verlaging van de toezichtslasten en een betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. Op lokaal gebied werkt het kabinet samen met steden aan de Digitale Steden Agenda.
Wat betekent dit voor gemeenten? De voornemens van het kabinet bieden gemeenten kansen om goede relaties met ondernemers
te
onderhouden. Gemeenten sluiten zich aan op het ondernemersplein, maar willen zich ook zelf richten op het lokale midden- en kleinbedrijf. Het MKB is voor veel gemeenten dé motor van de lokale economie en de lokale
arbeidsmarkt. Lastenverlichting en betere dienstverlening zijn belangrijk om goede relaties met ondernemers te onderhouden. De kabinetsplannen scheppen ruimte voor innovatie, niet alleen in de topsectoren, maar ook voor het lokale midden- en kleinbedrijf. Wij stimuleren en participeren in innovatieve doorbraakprojecten.
Economische ontwikkeling Wat wil het kabinet? Het kabinet stelt zich als doel om duurzame inclusieve economische groei te bewerkstelligen in Nederland en
in het buitenland, met voldoende aandacht voor mens en milieu. Daarin wordt zoveel mogelijk strategisch samengewerkt met het bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen en decentrale overheden De Dutch Trade and lnvestment Board (DTIB) richt zich - naast het ondersteunen van het Nederlandse en
lokale bedrijfsleven in het buitenland - steeds meer op strategische acquisitie in Nederland door een actief uitnodigingsbeleid. Wat betekent dit voor gemeenten? Nederlandse gemeenten spelen een belangrijke rol in buitenlandse economische betrekkingen voor het creëren van meer kansen voor Nederlandse bedrijven in het buitenland. Met name voor het MKB, maar ook om buitenlandse bedrijven aan te trekken. Wij participeren namens de gemeenten in de DTIB. Ook de G5 is
vertegenwoordigd in de DTIB. Op de agenda staat een nog betere (thematische) afstemming van uitgaande missies en terugkoppeling daarvan. Maar ook het uitwerken van een strategischere aanpak voor inkomende missies van buitenlandse delegaties en de rol daarbij van Nederlandse gemeenten. Dit kan bijvoorbeeld door het ontvangen van buitenlandse delegaties, of door het koppelen van delegaties aan bedrijven uit de gemeente.
V¡n¡¡rclt¡c
vnru
Nrornu¡os¡ G¡uer¡lte¡l
33
I
Sociale Zaken en
Werkgelegenheid Pensioenen Wat wil het kabinetT Het kabinet wil dat er in de eerste fase van de regeerperiode noodzakelijk onderhoud gepleegd is aan het pens¡oenstelsel. Hierbij doelt het kabinet op nieuwe regels rond pensioencommunicatie, besturing van pensioenfondsen en beperking van het fiscale kader voor de pensioenopbouw. Pensioenfondsen en sociale partners zijn nu nog druk bezig met de implementatie hiervan. Het kabinet vindt het voor het behoud van het draagvlak voor het pensioenstelsel nodig, dat het stelsel blijft aansluiten bij maatschappelijke opvattingen, trends en omstandigheden. Hiervoor startte het kabinet een nationale pensioendialoog. Deze dialoog, waarbij het kabinet een heel brede doelgroep betrekt, moet leiden tot een hoofdlijnennotitie over het Nederlandse pensioenstelsel in het voorjaar van 201 5.
Wat betekent dit voor gemeenten? Het kabinet kondigt geen nieuwe maatregelen voor het pensioenstelsel aan. Wel bevat de hoofdlijnennotitie naar verwachting wijzigingen, die mogelijk vanaf 2016 leiden tot aanpassingen in de pensioenregeling. Via
wij betrokken bij de fundamentele discussie over het Nederlandse pensioenstelsel. Wij zullen hierbij de visie van de Zelfstandig Publieke Werkgevers inbrengen, die individuele de 5ER en via onze eigen kanalen zijn
keuzemogelijkheid en stabiliteit en voorspelbaarheid van de premie voorschrijft. Dit naast de notie dat gemeentelijke werkgevers hun werknemers een goed pensioen willen bieden. Ook zijn wij met de andere werkgevers bij overheid en onderwijs intensief in gesprek met de bonden over aanpassing van de ABP-pensioenregeling per 201 5. De nieuwe fiscale grenzen voor pensioenopbouw maken deze aanpassing noodzakelijk. Wij zetten hierbij onder andere in op het behoud van fiscale zuiverheid van de
regeling, stabiliteit van de pensioenpremie en een evenwichtige verdeling tussen generaties.
Transitievergoeding Wat wil het kabinet?
Met de invoering van de Wet werk en zekerheid (WWZ) wil het kabinet onder meer de omzetting van flexibele naar vaste contracten bevorderen. ln de V\AIVZ is geregeld dat bij beèindiging van een dienstverband van 2 jaar of langer de werkgever een transitievergoeding verschuldigd is aan de werkneme4 tot een maximum van 75.000 euro. Dit bedrag kan de werknemer inzetten voor het vinden van een nieuwe werkkring. Op de
transitievergoeding kunnen de kosten in mindering worden gebracht die de werkgever maakt voor de reintegratie van de werknemer. Het kabinet gaat er vanuit dat de transitievergoeding het ontslag minder kostbaar maakt voor werkgevers.
Wat betekent dit voor gemeentenT Waar de trans¡t¡evergoeding voor werkgevers en werknemers in het private bedrijfsleven in de plaats komt van de huidige ontslagvergoeding (een bedrag ineens dat bij ontslag wordt uitbetaald), pakt dit voor gemeenten en andere overheidswerkgevers anders uit. ln de rechtspositieregeling van gemeenteambtenaren is geregeld dat de gevolgen van ontslag worden gecompenseerd in de vorm van een inkomensgarantie gedurende een bepaalde periode. Afhankelijk van de duur van het dienstverband komt dit neer op een aanvulling bovenop
34
Ven¡¡¡lctt'¡c vnru N¡ornta¡¡ose
Geurrnrrr
de WW en een vervolguitkering gedurende een bepaalde periode, nadat het recht op WW is geëindigd. Zo bezien worden de transitiekosten in het private bedrijfsleven terugverdiend' door het vervallen van de huidige ontslagvergoeding, terwijl de transitiekosten bij de overheidssectoren naast het stelsel van bovenwettelijke
uitkeringen op de begrotingen blijven drukken. Nu de transitiekosten worden 'gefixeerd' in een vaste vergoedíng die bovendien aan een groter aantal medewerkers moet worden uitgekeerd, leidt dit bij gemeenten
tot een substantiële verhoging van de ontslagkosten.
Armoedebeleid en schuldhulpverlen¡ng Wat wil het kabinet? Het kabinet gaat verder met het intensiveren van het armoede- en schuldenbeleid. ln 20'13 en 2014
ontvingen gemeenten al extra middelen. Vanaf 2015 krijgen gemeenten 90 miljoen euro extra. Het kabinet heeft gemeenten gevraagd om bij de inzet van het extra geld vooral aandacht te geven aan kinderen die onvoldoende kunnen meedoen én aan versterking van een preventieve aanpak. Het kabinet vindt het ook van belang om de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening en het vakmanschap bij gemeenten te vergroten. ln 2015 start de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Medio 2014
werd een subsidieregeling ter stimulering van een effectieve armoede- en schuldenaanpak van kracht. Net als in 2014 kunnen maatschappelijke organisaties in 2015 projecten indienen, die bijdragen aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. Verder stelt het kabinet extra geld beschikbaar voor de Sportimpuls. Een aantal organisaties dat zich specifiek richt op kinderen in armoede ontvangt subsidies. Ook gaat een deel
van het geld naar Caribisch Nederland. ln totaal (inclusief het geld dat naar gemeenten gaat) is daarmee 100
miljoen euro extra beschikbaar voor de aanpak van armoede en schulden. ln 20'15 start de uitvoering van het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen, dat de sociale inclusie van ouderen met een laag besteedbaar inkomen
stimuleert. Wat betekent dit voor gemeenten? We onderschrijven het belang van de extra middelen voor het armoede- en schuldenbeleid. Gemeenten steken veel energie in de uitvoering van het armoede- en schuldenbeleid en in de samenwerking met lokale en regionale maatschappelijke organisaties. De middelen zijn hard nodig om huishoudens te ondersteunen bij inkomensverlies, schulden of faillissement. Gemeenten zien een stijgend aantal mensen dat een beroep doet op
inkomensondersteuning en schuldhulpverlening. Op 1 juli 2012trad de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening (Wgs) in werking. Uit de begroting van het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) blijkt dat volgend jaar de evaluatie van de Wgs begint. Men start deze evaluatie terwijl er voor gemeenten nog twee zaken ontbreken: het Besluit gegevensuitwisseling schuldhulpverlening en het breed moratorium. ln de Wgs staat een aankondiging voor een besluit voor het regelen van de gegevensuitwisseling, dat noodzakelijk is om gemeentelijke taken uit deze wet goed uit te voeren. Via dit besluit kunnen gemeentelijke schuldhulpverleners toegang krijgen tot Suwinet, zodat zij snel
inzicht krijgen over de betreffende persoon, Onlangs hebben wij, in samenwerking met Divosa en NWK, een brief gestuurd aan de staatssecretaris van SZW over het Besluit gegevensuitwisseling schuldhulpverlening. Wij is ongewenst omdat de verplichtingen tot het bieden van
willen dat het besluit er snel komt. Verdere vertraging
schuldhulpverlening nu wel geregeld zijn, maar niet de faciliteiten om dit goed te kunnen uitvoeren.
Eenmalige uitkering koopkrachttegemoetkoming 2014 Wat wil het kabinet? Op 8 juli aanvaardde de Eerste Kamer het Wetsvoorstel koopkrachttegemoetkoming lage inkomens. Op grond van deze wet hebben mensen met een inkomen van ten hoogste 1 10 procent van de bijstandsnorm recht op een
koopkrachttegemoetkoming in het jaar 2014. Het gaat daarbij om een bedrag van 100 euro voor gehuwden,
V¡n¡ucrnc vrru N¡o¡nLlros¡ G¡ur¡nreru
35
90 euro voor een alleenstaande ouder en 70 euro voor een alleenstaande. Hiermee
wil het kabinet het
koopkrachtverlies van de sociale minima in 2014 verzachten. Uit de begroting blijkt dat 66 miljoen euro via een decentralisatieuitkering van BZK naar gemeenten gaat voor de eenmalige uitkering.
Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten hebben de taak om de koopkrachttegemoetkoming in het jaar 2014 te verstrekken. Een
uitzondering hierop
is
de koopkrachttegemoetkoming voor mensen die per 1 september 2014 recht hebben
op een 'aanvullende inkomensvoorziening ouderen'. Deze mensen ontvangen de koopkrachttegemoetkoming in oktober 2014 ambtshalve van de Sociale verzekeringsbank (SVB). Het kabinet stelde een bedrag van 70 miljoen euro beschikbaar voor verstrekking van een eenmalige koopkrachttegemoetkoming voor de laagste inkomensgroepen in 2014. Voor de uitvoering van de koopkrachttegemoetkoming is een bedrag van 66 miljoen euro beschikbaar voor de gemeenten. Het betreft een (ongedeeld) bedrag voor zowel de te verstrekken
koopkrachttegemoetkomingen als de uitvoeringskosten. Een bedrag van 4 miljoen euro is beschikbaar voor de SVB voor de (ambtshalve) verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming aan Aio-gerechtigden. We concluderen dat de uitvoeringsperiode voor gemeenten zeer krap is. De eenmalige uitkering
koopkrachttegemoetkoming moet nog in 2014 verstrekt worden, ook aan de groep mensen die zelf een aanvraag moet doen. De colleges van burgemeester en wethouders moeten nog wel in staat gesteld worden om nadere regels te stellen over de aanvraag van de koopkrachttegemoetkoming, de uitvoering in te richten en het
tijdig verwerken van aanvragen. Wij vinden het cruciaal dat het m¡nisterie van
SZW gemeenten
tijdig voorziet
van informatie via het Gemeenteloket en de Verzamelbrief.
Wet hervorming kindregelingen Wat wil het kabinet? Bij de Wet hervorming kindregelingen gaat het om een vereenvoudiging en versobering van het stelsel.
Het stelsel gaatterug van tien naar vierfinanciêle regelingen. Door het brede scala aan regelingen zijn bij de implementatie veel uitvoerders betrokken. Dat zijn gemeenten, SVB. UWV, DUO, Belastingdienst en BelastingdienstÆoeslagen.
Wat betekent dit voor gemeenten? Op 24 juni stemde de Eerste Kamer in met de Wet hervorming kindregelingen. Eén van de maatregelen uit deze wet is het vervangen van de aanvulling van de 2OVo van het minimumloon voor alleenstaande ouders in de minimumregelingen (waaronder de Participatiewet, IOAW, IOAZ) door een alleenstaande-ouderkop in het
kindgebonden budget vanaf
1
januari 20'15. D¡t bedrag komt via de BelastingdienstÆoeslagen beschikbaar.
Gemeenten zijn intensief bezig met de implementatie van alle nieuwe wetgeving. Het ministerie van SZW
ondersteunt gemeenten bij de voorbereidingen. De belangrijkste wijzigingen voor gemeenten staan op infobladen van het Gemeenteloket. Gemeenten kunnen een overzicht van veelgestelde vragen en antwoorden en het informatieblad'Overgangsrecht en bestandskoppeling' raadplegen.
36
V¡net'¡tclt¡c vtru Nro¡nrnruos¡ G¡¡¡ee¡¡rrru
Volksg ezondhe¡d,
9
Welzijn en Sport Sport en bewegen Wat wil het kabinetT VWS zet met Sport en Bewegen blijvend in op het verder versterken van sport en bewegen in de
buurt en in
lokaal maatwerk. Het kabinet wil Sport en Bewegen ook, bijvoorbeeld vanuit sociale zaken en onderwijs, min of meer incidenteel inzetten als instrument om beleidsdoelen te realiseren.
Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten zetten graag in op de kracht van sport als middel tot een vitale samenleving. Voor de gewenste
lokale ketenaanpak, de regiefunctie en het bestendigen van beleidsdoelen pleiten gemeenten voor financiering met een structureler karakter.
Volksgezondheid Wat wil het kabinet? Het beschermen en bevorderen van gezondheid zijn belangrijke beleidsopgaven van de minister van VWS. ln de
Wet publieke gezondheid staat welke verantwoordelijkheden gemeenten hierin hebben. Niet iedereen is even gezond. De gezondheidsverschillen tussen hoger en lager opgeleiden zijn groot en dreigen groter te worden
wordt gedaan. De overheid zet daarom in op het verbeteren van gezondheid van burgers met een gezondheidsachterstand. Ook wil de minister van VWS investeren in zichtbaarheid en effectiviteit van de publieke gezondheidszorg. De positie van GGD'en wordt versterkt en geborgd. als daaraan niets
Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten met sociaal-economisch kwetsbare wijken krijgen per 20"14 de decentralisatieuitkering 'Gezond in de stad' voor vier jaar. Zo kunnen zij nog meer werk maken van een brede en duurzame aanpak in de wijken, samen met lokale partijen en burgers. ln deze
uitkering is 10 miljoen euro beschikbaar.
Vanaf 2015 komt hier nog eens 10 miljoen euro bij, door overheveling van middelen uit de'Zichtbare Schakel' (zie septembercirculaire 2014). Wijkverpleegkundigen en sociale wijkteams kunnen hierdoor ook betrokken
worden in de aanpak van gezondheidsachterstanden. Het
is
een goede zaak dat gemeenten gezamenlijk 20 miljoen euro extra kunnen besteden aan deze aanpak.
Gemeenten moeten zich er wel van bewust zijn dat het om tijdelijke middelen gaat. Het is belangrijk om
gezamenlijk een agenda te voeren die structurele inbedding mogelijk maakt. Wij gaan hierover met gemeenten en VWS in gesprek.
VWS investeert in een tweejarig stimuleringsprogramma om
te bouwen aan een betrouwbare publieke
gezondheidszorg en de positie van de GGD daarin. Gemeenten dragen bestuurlijke verantwoordelijkheid voor
hun GGD. Wij zijn met VWS in gesprek over de invulling van het stimuleringsprogramma en de betrokkenheid van gemeenten bij de opzet en uitvoering ervan.
Ven¡Nlcllvc v¡ru NeoenL¡ruosr G¡u¡¡¡lr¡¡¡
37
10 Buitenland se Zaken en Ontwi kkel i ngssa menwerki n g Ontwikkel i ngssamenwerki ng Wat wil het kabinet? Het kabinet zet in 2015 verder in op het versterken van de relatie tussen hulp. handel en investeringen. De focus van de ontwikkelingssamenwerking blijft op de eerder geformuleerde speerpunten (voedselzekerheid, water, vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid, veiligheid en rechtsorde) en het bijdragen aan duurzame en inclusieve groei. Het netto bedrag dat wordt uitgegeven aan hulp daalt van 4,1 miljard
euro in 2O14, naar 3,8 miljard euro in 2015 naar uiteindelijk 3,6 miljard euro in 2017. Hoewel het budget voor een aantal speerpunten licht stijgt, daalt het budget voor rechtsstaatontwikkeling. vredesopbouw versterkte
legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie van 293,5 miljoen euro in 2013 naar 189,5 miljoen euro in
201 5.
Het kabinet stelt 570 miljoen euro extra beschikbaar voor een noodhulpfond s (2014-2017)
Wat betekent dit voor gemeenten? Diverse Nederlandse gemeenten dragen via het Local Government Capacity Programme bij aan
capaciteitsversterking van lokale overheden in tien verschillende landen. Het budget voor dit programma blijft in ieder geval tot en met 2016 gehandhaafd. Wij blijven bij het ministerie van Buitenlandse Zaken aandacht vragen voor het belang van een sterke lokale overheid wereldwijd. Een betrouwbare, goed functionerende
overheid is immers een voorwaarde voor duurzame sociale en economische ontwikkeling. Ook blijven wij aandacht vragen voor de rol die Nederlandse gemeenten kunnen spelen bij noodhulp, bijvoorbeeld bij het organiseren van lokale dienstverlening in vluchtelingenkampen, zoals dat nu gebeurt in het vluchtelingenkamp Al Zaa'tari in Jordanië door VNG lnternational en de gemeente Amsterdam.
Duurzaamheidsdoelen Wat wil het kabinet? Het kabinet zet voor ontwikkelingssamenwerking en handel in op economische, sociale en ecologische duurzaamheidsdoelen, die vanaf 20'15 de huidige Millenniumdoelen zullen opvolgen. Het kabinet vindt het van belang dat de speerpunten van het buitenlandbeleid hierin verankerd worden. Verder is er aandacht voor een
ambitieus klimaat- en energiebeleid. Wat betekent dit voor gemeenten? Duurzaamheid is een thema dat hoog op onze agenda en die van gemeenten staat. Gemeenten kunnen op lokaal niveau invulling geven aan de internationale maatstaf. Op dit moment doen 160 gemeenten mee aan de Miflennium-Gemeente-campagne
van VNG lnternational, waarin Nederlandse gemeenten een bijdrage leveren aan het behalen van de Millenniumdoelen. Na 2015 richt de campagne zich op de duurzame ontwikkelingsdoelen, zoals gedefinieerd door de Verenigde Naties. Nederlandse gemeenten worden hierover geïnformeerd. lntussen blijven wij op nationaal en internationaal niveau actief, zodat bij de formulering van de nieuwe ontwikkelingsdoelen ook aandacht blijft voor de grote uitdagingen van verstedelijking en rurale gebieden met het oog op een duurzame toekomst. Ook de noodzaak van capaciteitsopbouw van de verschillende bestuurslagen blijft aandacht vragen.
38
V¡nr¡lrcrt'lc
vrr
N¡oentn¡¡osr
Grurrrr¡t
EU Urban Agenda Wat wil het kabinetT Het ministerie van BZK stelt in Europees verband de Urban Agenda op, mede met het oog op het Nederlands EU-voorzitterschap in de eerste helft van 20'16. Deze Urban Agenda is verbonden aan het initiatief van de ministeries van BZK. lenM en EZ, om in Nederland de Agenda Stad verderte ontwikkelen ter behoud van de internationa le concurrentiekracht en leef baarheid van Nederlandse steden.
Wat betekent dit voor gemeenten? De Urban Agenda. de Europese stedelijke agenda,
geeft Nederlandse steden de mogelijkheid om in Europees
verband samen met het Rijk een visie te ontwikkelen op de rol van steden in de Europese Unie. Hiermee wordt de stedelijke dimensie beter verankerd in Europees beleid en regelgeving. Het geeft gemeenten ook de mogelijkheid om de stedelijke agenda - samen met betrokken ministeries - als
thema voor het Nederlandse EU-voorzitterschap uit te werken. Onze commissie Ruimte en Wonen werkt de komende periode aan opbouw van de agenda voor de stad, vanuit de stedelijke problematiek en lokale wensen.
V¡nrucrruc v¡¡¡ NroEnn¡¡ose G¡v¡¡rur¡¡
39
B
lage
DRIE DECENTRALISATIES
Jeugd Wat wil het kabinet? Per 'l januari 201 5 hevelt het kabinet taken op het gebied van jeugdhulp, jeugdbescherming en
jeugdreclassering over naar gemeenten. Dat is op allerlei plaatsen zichtbaar in de begroting. De middelen voor jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering gaan naar het Gemeentefonds. Daarnaast reserveert het ministerie van VWS middelen als vangnet voor aanbieders met een bovenregionale en landelijke schaal. Ook staat in de begroting dat de VNG middelen krijgt voor een aantal - namens gemeenten - collectief te financieren
taken, zoals de Kindertelefoon. U¡t de begroting wordt duidelijk dat het kabinet zich nog verantwoordelijk acht voor een landelijke kennisinfrastructuur voor beleidsontwikkeling, implementatie en zorgvernieuwing. Hierbij wil het kabinet gemeenten en het veld van jeugdhulp de ruimte geven om de eigen aanpak verder te ontwíkkelen. Wat betekent dit voor gemeenten? Voor individuele gemeenten bevat deze begroting wat betreft jeugd geen nieuwe informatie. De omvang van het te decentraliseren budget werd al in de meicirculaire 2014 definitief, evenals de verdeling per gemeente. Het collectief financieren van een aantal functies stelden de leden van de VNG op de ALV in juni 2014 vast. Gemeenten zijn volop bezig zich voor te bereiden op hun nieuwe taken, waarbij het inkopen van jeugdhulp en
het inregelen van de toegang de grootste aandacht vragen.
Verdeling middelen decentralisaties Wat wil het kabinet? Het kabinet decentraliseert in 201 5 grote bedragen naar de gemeenten voor hun nieuwe taken op het gebied van Wmo en Jeugdzorg. Het gaat om respectievelijk 3,6 en 3,9 miljard euro. Deze bedragen moeten goed onder de gemeenten worden verdeeld. Voor beide taakvelden geldt dat het budget voor 2015 wordt verdeeld op basis van historische kofen. Dat wil zeggen dat het werkelijke zorggebruik in 2012 (Jeugdzorg) of 2013 (Wmo) als maat is genomen voor de verdeling. Vanaf 2016 worden de middelen aan de hand van objectieve kenmerken verdeeld, zoals de samenstelling van de bevolking. Het is waarschijnlijk dat de overgang van de historische
verdeling naar objectieve verdeling verloopt via een overgangstraject. Wat betekent dit voor gemeenten? Jeugdzorg en Wmo zijn belangrijke en omvangrijke nieuwe taken voor de gemeenten. Het gaat om kwetsbare
doelgroepen en niemand mag tussen wal en schip raken. De bedragen die gemeenten in 2015 kunnen verwachten zijn bekendgemaakt in de meicirculaire Gemeentefonds 2014. De cijfers voor de objectieve verdeling Wmo 2016 zijn voor het eerst gepubliceerd in de septembercirculaire
2015. ln feite gaat het om twee modellen. Het eerste model is van toepassing op alle gemeenten en
verdeelt ongeveer twee derde deel van het Wmo-budget van 3,6 miljard euro. Het gaat om de bekostiging van begeleiding, kortdurend verblijf en andere zaken. Het tweede model is van toepassing op 43 daartoe aangewezen centrumgemeenten en verdeelt ongeveer een derde deel van het totaalbudget. Deze middelen
40
Vrn¡uctruc v¡t¡ NeoenLn¡¡os¡ Geu¡¡rurrn
zijn bestemd voor de functie beschermd wonen. De cijfers uit de septembercirculaire kunnen worden aangepast naar aanleiding van nog door ons uit te brengen adviezen. Wij zullen de uitkomsten zorgvuldig wegen en met de gemeenten bespreken. Op voorhand staat vast dat de verdeling over de centrumgemeenten onevenredig
grote herverdeeleffecten geeft. Wij vinden dat hiervoor naar een andere oplossing moet worden gezocht. De cijfers voor de objectieve verdeling jeugdzorg 2016 zijn nog niet beschikbaar. Gemeenten weten nog niet
welke bedragen zij in 2016 ontvangen, los gezien van de inrichting van een overgangstraject. Naar verwachting worden de cijfers gepubliceerd in de komende decembercirculaire. Wij zetten in op een goede onderlinge afstemming van de ingroeiregelingen Wmo en Jeugdzorg. Wij vinden het belangrijk dat goed wordt gekeken naar een eventuele stapeling van herverdeeleffecten. Omdat de definitieve cijfers van Wmo en Jeugdzorg in december bekend worden, kan pas dan een definitieve invulling worden gegeven aan de combinatie van ingroeiregelingen.
Deelfonds Sociaal Domein Wat wil het kabinet? Het kabinet ziet af van wetgeving die instelling van het deelfonds sociaal domein mogelijk moet maken. De 3D gelden worden nu via een integratie-uitkering in het Gemeentefonds aan de gemeenten
ter beschikking
gesteld.
Wat betekent dit voor gemeenten? Wij zijn tevreden dat er geen deelfonds komt. Dit helpt gemeenten omdat het de controle- en verantwoordingslast vermindert. ln het voorstel voor het deelfonds sociaal domein zat namelijk een bestedingsvoorwaarde, terwijl de aard van het Gemeentefonds juist bestedingsvrijheid voor gemeenten
is
Wij zien geen reden om binnen het sociaal domein - náást het monitoren van de inhoudelijke prestaties - ook nog een bestedingsvoorwaarde te hanteren. Het biedt schijnzekerheid en is verspilling van energie en publiek geld. Dan moet er immers een kostbaar systeem komen voor rechtmatigheidscontrole. De angst dat gemeenten geld dat bestemd
is
voor het sociaal domein, aan andere zaken zouden besteden
is
sowieso vreemd, gezien de
bezuinigingen die gepaard gaan met de decentralisaties.
Meer mensen aan het werk Wat wil het kabinet? Het kabinet investeert op verschillende manieren om meer mensen aan het werk te krijgen en te houden.
Werk staat centraal. Een nieuwe kabinetsmaatregel
is
de brug-WW, die werkzoekenden moet stimuleren om
de overstap te maken naar een sector waar een tekort aan personeel is. Gaat een werkzoekende aan de slag in die tekortsecto[ dan ontvangt hij of zijvoor de gewerkte uren salaris en voor de uren waarin de omscholing
plaatsvindt een WW-uitkering. De maatregel geldt voor werknemers die met ontslag bedreigd worden of mensen met een Vr'W-uitkering.
Ook nieuw is dat het UWV - net als gemeenten - een ontschot budget krijgt voor de begeleiding en re¡ntegratie van mensen met een WIA^ruAOIZW en Wajong-uitkering. Het
U\/ìy'V
moet de groep WIA en ZW met
arbeidsvermogen prioriteit geven. Het U\¡y'V moet dus net als gemeenten zelf keuzes maken over de inzet van
middelen. Daarnaast zet het kabinet in op verlaging van de lastendruk en blijft het lage Btw-tarief voor de bouw het eerste half jaar van 201 5 gehandhaafd. Dit om de consumentenbestedingen en werkgelegenheid aan te jagen.
Vrn¡ucrr.¡c ven N¡o¡nr¡¡tose Geu¡¡ru1tru
41
Deze maatregelen komen bovenop de invoering van de Participatiewet, het actieplan voor 50-plussers én het actieplan tegen jeugdwerkloosheid. Via de sectorplannen - die werkgevers en vakbonden gezamenlijk opstellen
probeert het kabinet duizenden extra scholings-, stage- en leerwerkplekken te creëren. Het kabinet benadrukt het belang van een zorgvuldige en tijdige implementatie van de Participatiewet, opdat de wet een succes wordt. -
Wat betekent dit voor gemeenten? lnvesteren in werk is voor gemeenten gunstig. Gemeenten krijgen immers alleen de instrumenten om werkzoekenden en werkgevers te ondersteunen, n¡et om nieuwe banen te maken. Volgens de Macro Economische Verkenningen 2015 (MEV) leiden de kabinetsplannen in 2015 echter niet tot een afname van het aantal mensen met een bijstandsuitkering. Het aantal uitkeringsgerechtigden neemt naar verwachting
toe met 10.000 mensen. Ondanks de extra middelen voor de loonkostensubsidie Participatiewet daalt het uitkeringenbudget (BUIG) in 2015 met 200 miljoen euro. Deze besparing wordt volgens het kabinet gerealiseerd door het invoeren van de kostendelersnorm, het afschaffen van de toeslagen en het strengere maatregelenbeleid.
Wij vinden de stevige daling van het uitkeringsbudget in combinatie met de toename van het aantal bijstandsgerechtigden riskant. De concurrentie op de arbeidsmarkt is groot en de ervaring leert dat mensen met een bijstandsuitkering moeilijker aan de slag komen dan bijvoorbeeld 'ontslagwerklozen'. Veel gemeenten geven aan dat zij het komende jaar (grote) tekorten verwachten op de uitvoering van de bijstand.
Wij ondersteunen het belang van een zorgvuldige implementatie van de Participatiewet. Het kabinet doet daarbij een groot beroep op gemeenten. De invoering van de wet moeten gemeenten immers zélf bekostigen Voor de Participatiewet
¡s
geen invoeringsbudget beschikbaar gesteld.
Waar gemeenten nu tegen aanlopen is dat het wettelijk kader nog niet klaar is. De lagere regelgeving op niet
onbelangrijke onderdelen van de wet - regionale werkbedrijven, loonkostensubsidie en beschut werk - moet allemaal nog vastgesteld en gepubliceerd worden. We dringen bij het kabinet aan op een soepele houding ten aanzien van de gestelde deadlines. De komende jaren is het belangrijk dat gemeenten de rust en ruimte krijgen om participatie in de volle breedte
te bevorderen. Het pleidooi van de Raad van State voor zelfbeheersing bij wet- en regelgeving - zowel op aantal als frequentie -onderschrijven wij dan ook volledig.
lnformatieveiligheid en ve¡lige gegevensu¡twisseling Wat wil het kabinet? Zie voor onze algemene reactie de tekst in de paragraaf
'lnformatieveiligheid'van deze ledenbrief. ln de
begroting van SZW is geen passage opgenomen over informatiebeveiliging. Toch
is
veilige uitwisseling van
persoonsgegevens voor gemeenten een belangrijk onderwerp in het sociaal domein en binnen werk en inkomen.
Wat betekent dit voor gemeenten? We verwijzen ook hier naar de integrale tekst van de paragraaf 'lnformatieveiligheid'. Gemeenten geven in
lijn met de Resolutie 'lnformatieveiligheid, randvoorwaarde voor de professionele gemeente' invulling aan de interbestuurlijke afspraken over verplichtende zelfregulering van informatiebeveiliging. Voor werk en inkomen geldt dat het borgen van veilige gegevenswisseling binnen het suwi-domein hoge prioriteit heeft, waarvoor de Resolutie het kader biedt. Om dit goed mogelijk te maken vergt het huidige wettelijke kader van de wet suwi vooral op het aspect'verantwoording' actualisering. Gemeenten kunnen hun rol als betrouwbare bron,
42
V¡n¡rurcllvc vtru N¡orntnnos¿
Grvrrrr¡ru
bewerker en ontvanger van gegevens het beste waarmaken, wanneer zij daarover via de reguliere P&C cyclus
verantwoording kunnen afleggen aan de gemeenteraad.
Macrobudget Wmo in 2015 Wat wil het kabinet? Het kabinet gaat uit van een macrobudget van 3,6 miljard euro voor de nieuwe Wmo-taken in 2015. Daar bovenop krijgen gemeenten in 2015 40 miljoen euro om ¡n te zetten in het Wmo domein. ln 2015 en 2016 komt 75 miljoen euro voor de Huishoudelijke Hulp-toelage via een decentralisatieuitkering. De volume-index voor de integratie-uitkering Wmo (bestaande taken) is2,38
o/o.
De volumegroei voor het
macrobudget voor de nieuwe taken is 1,4%. Bij het bepalen van het bedrag
dat
is
begroot voor de extra kosten voor gemeenten vanwege het langer
thuiswonen (extramuralisering) is alleen rekening gehouden met huishoudelijke hulp en begeleiding. Het objectief verdeelmodel voor het macrobudget Wmo is in de septembercirculaire gepresenteerd. Wat betekent dit voor gemeenten? De hoogte van het macrobudget Wmo is conform de meicirculaire, behalve de genoemde 40 miljoen euro en 75
miljoen euro voor de huishoudelijke hulp. ln de begroting wordt niet gesproken van het onttrekken van gelden aan het macrobudget Wmo voor 2015 voor groepen cliènten die vanwege voortschrijdend inzicht in de Wet
langdurige zorg (Wlz) thuishoren. Wij gaan ervan uit dat het macrobudget voor 2015 niet meer verandert. Dat zou in strijd zijn met de regels. Wij vinden dat groepen cliénten die mogelijk in aanmerking komen voor de Wlz, voldoende worden beschermd door het overgangsrecht op grond van de Wmo 2015.Zij behouden in 2015 hun zorg volgens hun indicatie als
tot na 2015. Als gemeenten deze cliënten in de loop van 2015 gaan herindiceren zal blijken of ze in de Wlz thuishoren. Wij vinden het onwenselijk om hierop vooruit te lopen door allerlei groepen
deze indicatie doorloopt
cliënten een aparte behandeling te geven. De decentralisatie is zeer complex en dergel¡jke acties vergroten de onduidelijkheid en de kans op fouten. De bezuiniging op de nieuwe Wmo-taken is in 2015 verzacht met 510 miljoen euro (200 m¡ljoen euro
overgangsrecht decemberpakket, 195 miljoen euro aprilpakket, 40 miljoen euro en 75 miljoen euro voor
huishoudelijke hulp in de rijksbegroting). Uit de begroting blijkt dat deze verzachting deels is gefinancierd door een beperking van het percentage voor de volumegroei van het macrobudget Wmo in 2015 tot 1 ,4o/o. Wij verwachten dat dit percentage te laag zal zijn. Ter vergelijking: het percentage volumegroei voor de decentralisatieuitkering Wmo (bestaande taken) bedraagt 2,38o/o. Het gaat om dezelfde soort taken die verband houden met de langdurige zorg. Verder benadrukken wij opnieuw dat de compensatie voor de extramuralisering geen rekening houdt met de extra kosten die gemeenten moeten maken voor woningaanpassingen, hulpmiddelen en vervoer, als meer mensen langer thuis blijven wonen. Het kabinet noemt de afschaffing van de lage ZZP's als reden dat meer mensen thuis blijven wonen. Daaruit wordt echter niet de conclusie getrokken dat het scheiden van wonen en zorg - waarbij mensen die intramuraal wonen huur gaan betalen - financiële gevolgen heeft voor de gemeenten. Gemeenten moeten immers de extramurale zorg en ook het vervoer naar bijvoorbeeld
dagbesteding gaan betalen. De decentralisatie van de nieuwe Wmo-taken is met financiële onzekerheden omgeven. Wij benadrukken
het belang van zorgvuldig monitoren van de uitvoering en de financiêle ontwikkeling in 2015 en eventuele
Vrn¡rurcnc vnru N¡o¡nuruos¡ Grue¡¡¡rr¡¡
43
bijstelling van financiële kaders. Dit zien wij als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van kabinet en gemeenten.
Wij wachten met een reactie op het objectief verdeelmodel tot de budgettaire gevolgen voor gemeenten duidelijk zijn. Voor het model voor beschermd wonen wordt een apart proces ingericht om tot een goede react¡e
te komen. Voor deze groep cl¡ënten geldt een overgangsrecht van
5 jaar.
Mantelzorg Wat wil het kabinet? Het kabinet heeft grote plannen in de zorgsector. Gemeenten krijgen te maken met nieuwe taken uit de AWBZ, die per 1 januari 2015 naar gemeenten gaan. Doelen zijn mensen langer thuis laten wonen en de zorg beter laten aansluiten bij de cliént, ín samenwerking met professionals, mantelzorgers en vrijwilligers. ln de Begrotingsafspraken 2014 is hiervoor aanvullend structureel 11 miljoen euro extra beschikbaar gesteld. Hiervan wordt 6 miljoen euro via een decentralisatieuitkering uitgekeerd aan gemeenten voor het op een hoger
plan brengen van de mantelzorgondersteuning. Het bedrag dat structureel beschikbaar komt voor ondersteuning en waardering van de mantelzorgers
wordt hierdoor 100 miljoen euro. ln 2015 gaat een deel van dit bedrag nog naar betalingen van mantelzorgcompl imenten van voorgaande jaren. Het kabinet heeft veel aanvullend beleid voor mantelzorgers gemaakt in de beleidsbrief Verlichten, Versterken en Verbinden. Het kabinet subsidieert veel initiatieven rond mantelzorgers van bijzondere doelgroepen, zoals
jonge mantelzorgers, mantelzorgers van Alzheimerpatiënten en palliatieve zorgverleners. Beleidsformatie en goede voorbeelden worden gedeeld in samenwerking met de Kennisinstituten en de partijen in het veld. Ook zorgt het kabinet voor kennisverspreiding over verspilling in de zorg, vermindering van regels en onderzoek naar mantelzorg en vrijwilligerswerk. Wat betekent dit voor gemeenten? Burgers, cliënten en mantelzorgers gaan zelf steeds meer zorgtaken op zich nemen. Dit kan tot gevolg hebben dat mantelzorgers overbelast raken en zelf zorg nodig hebben. Het is de vraag of de ondersteuningsbehoeften van mantelzorgers in lijn zijn met het budget dat gemeenten hiervoor ontvingen. Gemeenten hebben een
spilfunctie bij het verminderen van de druk op mantelzorgers. Wij roepen het kabinet op om samen onderzoek te doen naar de effecten van mantelzorgondersteuning op de zorgvraag bij gemeente en zorgverzekeraar. Wij werken graag mee aan het delen van kennis over de ondersteuningsbehoeften van mantelzorgers en het verspreiden van goede beleidsvoorbeelden. De beleidsvrijheid van gemeenten hierin staat voorop. Goede voorbeelden komen tot stand met de partijen in het veld, door gemeenten en voor gemeenten. Handreikingen zijn goede inspiratiebronnen en moeten zo gepositioneerd worden. Beleidsvrijheid betekent ook dat mantelzorgbeleid aansluit bij de gemeentelijke uitvoeringspraktijk. Bijvoorbeeld bij de toegang tot zorg, de inkooprelatie met de aanbieders, de samenwerking met gesubsidieerde en ongesubsidieerde instellingen en bij het bevorderen van burgerkracht.
Toelage Huishoudelijke hulp Wat wil het kabinet? Het kabinet stelt in zowel 201 5 als in 201 6 per jaar 75 miljoen euro beschikbaar voor een huishoudelijke hulptoelage via een decentralisatieuitkering. Dit maakt dat de korting in plaats van de 32 procent die genoemd
44
Ven¡¡,ltclt'¡c
vat Nrorntrnose
Geuee¡'¡trx
is in de meicirculaire,
uitkomt op 29 procent.
Wat betekent dit voor gemeenten? Gemeenten kunnen de decentralisatieuitkering aanvragen voor de Toelage Huishoudelijke Hulp. Ondanks de ingewikkelde voorwaarden gaan gemeenten hiermee voortvarend aan de slag. Doel van de regeling is de
werkgelegenheid onder de huishoudelijke hulpen te vergroten door extra vraag te realiseren. ln de praktijk kan dit betekenen dat gemeenten een (nieuwe) algemene voorziening realiseren voor personen buiten de Wmodoelgroep die al huishoudelijke hulp als maatwerkvoorziening ontvangt.
VEne¡¡lclltlc v¡t¡ Nro¡nLnruosr G¡u¡¡¡¡r¡¡¡
45