I-ICT.526 s.18/4 – Tweestationsstraat 82 - B-1070 Brussel
VEILIGHEIDSCOÖRDINATIE TIJDELIJKE OF MOBIELE BOUWPLAATSEN
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN
I-ICT.526 HEALTH, SAFETY, FACILITIES, VEILIGHEIDSCOÖRDINATIE
2
HOE DIT DOCUMENT TE GEBRUIKEN Dit document is opgevat om op een eenvoudige manier te worden gebruikt en bestaat uit 7 individuele delen. DEEL 1 : REGELGEVING EN ALGEMENE BEPALINGEN . Dit deel bevat de technische en wettelijke bepalingen aanwelke elke partij dient te voldoen. . Het bevat tevens het «inschrijvingsformulier» welke dient worden bijgevoegd bij de offerte. DEEL 2: GEGEVENS VAN HET PROJECT . Dit deel bevat alle details over het project, zoals ligging, uit te voeren werken, tussenkomende partijen, … DEEL 3 : BIJZONDERE RISICO’S & AANDACHTSPUNTEN . Dit deel bevat de analyse van het project door de veiligheidscoördinator. . Het bevat de bevindingen en voorstellen, procedures tot handelen in voorkomende situaties. DEEL 4 : WERFINRICHTING EN ORGANISATIE . Dit deel bevat de aandachtspunten en specificaties betreffende de inrichting van de werf DEEL 5 : BOUWPLAATSREGLEMENT EN PROCEDURES (WERFDOCUMENT) . Dit deel is een werfdocument, en kan in zijn geheel aan dit dossier worden onttrokken om integraal op de werf aanwezig te zijn. . Het bevat in eerste plaats het bouwplaatsreglement waaraan iedereen op de werf, werknemers als bezoekers dienen aan te voldoen. . Het bevat tevens, de contactnummers en procedures in geval van ongeval of nood. . Een aantal typedocumenten die nodig kunnen zijn op de werf maken integraal deel uit van dit deel, zoals vuurvergunning, verslag toolboxmeeting, … DEEL 6 : SPECIFIEK VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN . Dit deel bevat de informatie nodig om een specifiek veiligheids- en gezondheidsplan op te stellen welke eveneens dient worden meegegeven bij de offerte. . Een typedossier welke eenvoudig kan worden ingevuld maakt eveneens deel uit van dit deel. DEEL 7 : BIJLAGEN . Dit deel bevat een aantal referenties, een lijst met gebruikte afkortingen alsook een ook een lijst van keuringen die dienen te gebeuren.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
3
INHOUD 1. REGELGEVING EN ALGEMENE BEPALINGEN ............................................................................... 7 1.1. ALGEMEENHEDEN ......................................................................................................................... 7 1.2. REGELGEVINGEN & ALGEMENE BEPALINGEN ...................................................................... 9 1.3. ALGEMENE VEILIGHEIDSPRINCIPES EN MAATREGELEN.................................................. 10 1.4. EENVOUDIGE VEILIGHEIDSMAATREGELEN ......................................................................... 11 1.5. ALGEMENE INFORMATIE OMTRENT VEILIGHEIDSCOÖRDINATIE .................................. 12 1.5.1. VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN .............................................................................................. 12 1.5.2. COÖRDINATIEVERGADERINGEN ......................................................................................................... 13 1.5.3. POSTINTERVENTIEDOSSIER .................................................................................................................. 13
1.6. VERPLICHTINGEN EN AANSPRAKELIJKHEID VAN DE TUSSENKOMENDE PARTIJEN ...................................................................................................................................... 14 1.6.1. DE STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN ALLE BETROKKEN PARTIJEN............... 14 1.6.2.ONDERAANNEMERS EN LEVERANCIERS ............................................................................................ 16 1.6.3. SPECIFIEKE RISICO’S .............................................................................................................................. 16
1.7. INFORMATIEVERSTREKKING VOOR AANVANG WERKEN: ............................................... 17 1.7.1. INSCHRIJVINGSFORMULIER VEILIGHEID .......................................................................................... 17 1.7.2. SPECIFIEK VELIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN ........................................................................... 19 1.7.3. VERBINTENIS VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN.................................................................................. 19 1.7.3.1. INTENTIEVERKLARING AANNEMER .......................................................................................... 19 1.7.3.2. ELKE WERKNEMER ........................................................................................................................ 19 1.7.4. VOORAFGAANDE KENNISGEVING ...................................................................................................... 20
2. GEGEVENS VAN HET PROJECT .........................................................................................................23 2.1. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT .......................................................................................... 23 Het betreft ................................................................................................................................................ 23 de aanleg van elektrische kabels in de stations en op de perrons ; .................................................. 23 het plaatsen van metalen ophangstructuren voor teleaankondigers in de stations en op de perrons; ............................................................................................................................................ 23 het plaatsen van teleaankondigers op deze structuren; .................................................................... 23 de aansluiting van alle kabels in de stations, op de perrons en in technische ruimtes van I-ICT. ... 23 2.2. LOCATIE VAN DE BOUWPLAATS ............................................................................................. 23 2.3. AARD VAN DE WERKEN ............................................................................................................. 23 2.3.1. WERKEN ..................................................................................................................................................... 23 2.3.2. LEVERINGEN ............................................................................................................................................. 23
2.4.GEGEVENS IN VERBAND MET PLANNING & VERWEZENLIJKING .................................... 24 2.4.1. AANVANG DER WERKEN ....................................................................................................................... 24 2.4.2. DUUR DER WERKEN ................................................................................................................................ 24
2.5. VOORSTELLING VAN DE PARTIJEN ......................................................................................... 24 2.5.1. OPDRACHTGEVER(S)............................................................................................................................... 24 2.5.2. BOUWDIRECTIE(S) BELAST MET DE UITWERKING VAN HET ONTWERP EN HET TOEZICHT OP HET BOUWWERK ............................................................................................................ 24 2.5.3. VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR ................................................................................................................ 24 2.5.3.1.VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR-ONTWERP .................................................................................... 24 2.5.3.2.VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR-VERWEZENLIJKING .................................................................. 24 2.5.4. BOUWDIRECTIE(S) BELAST MET DE CONTROLE OP DE UITVOERING ........................................ 25 2.5.5. BOUWDIRECTIE(S) BELAST MET DE UITVOERING .......................................................................... 25 2.5.5. TUSSENKOMENDE PARTIJEN ................................................................................................................ 25 2.5.6. PERSONEN BELAST MET DE VEILIGHEID .......................................................................................... 25 2.5.7. EXTERNE DIENSTEN................................................................................................................................ 26 2.5.7.1. TECHNISCHE INSPECTIE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG........................................................................................................................................ 26 2.5.7.2. NAVB.................................................................................................................................................. 26 2.5.7.3. DIENST VOOR PREVENTIE & BESCHERMING ........................................................................... 26 2.5.7.4. ARBEIDSONGEVALLEN VERZEKERAAR ................................................................................... 27 2.5.8. ANDERE ...................................................................................................................................................... 27 2.5.8.1. ZIEKENHUIZEN ................................................................................................................................ 27
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
4
2.5.8.2. HUISARTSEN .................................................................................................................................... 27
2.6. ORGANIGRAM AANNEMERS ..................................................................................................... 27 2.6.1. AANTAL WERKGEVERS / ZELFSTANDIGEN ....................................................................................... 27 2.6.2. AANTAL WERKNEMERS ......................................................................................................................... 27
3. BIJZONDERE RISICO’S & AANDACHTSPUNTEN ...........................................................................28 3.1. RISICO’S EN AANDACHTSPUNTEN VOORTKOMEND UIT DE EVALUATIE VAN HET ONTWERP ............................................................................................................................. 28 3.1.1. ALGEMENE RISICO’S VERBANDHOUDEND MET HET WERKTERREIN & UIT TE VOEREN WERKEN...................................................................................................................................................... 28
3.2. SPECIFIEKE AANDACHTSPUNTEN EN PROCEDURES BIJ WERKEN IN NABIJHEID VAN SPOREN ................................................................................................................................ 31 3.2.1. HET TREINVERKEER ............................................................................................................................... 31 3.2.2. GEVARENZONE (GZ)................................................................................................................................ 31 3.2.2.1. VEILIGHEIDSPROFIELEN:.............................................................................................................. 31 3.2.2.2. PROFIEL VAN VRIJE RUIMTE: ...................................................................................................... 32 3.2.5. HET GEBRUIK VAN MACHINES IN DE NABIJHEID VAN HET SPOOR............................................ 32 3.2.6. BUITENDIENSTSTELLING VAN EEN SPOOR....................................................................................... 33 3.2.7. EINDE VAN DE BUITENDIENSTSTELLING VAN EEN SPOOR .......................................................... 34
3.3. SPECIFIEKE AANDACHTSPUNTEN EN PROCEDURES BIJ WERKEN IN NABIJHEID VAN HOOGSPANNINGSLIJNEN/BOVENLEIDINGEN ............................................................ 35 3.3.1. ELEKTRISCHE TRACTIE OP 3KV ........................................................................................................... 35 3.3.2. VEILIGHEIDSAFSTANDEN...................................................................................................................... 35 3.3.2.1 INLEIDING.......................................................................................................................................... 35 3.3.2.2. DEFINITIE VAN "VEILIGHEIDSAFSTAND" ................................................................................. 36 3.3.2.3. ALGEMENE BEGINSELEN .............................................................................................................. 36 3.3.2.4. ALGEMENE ORGANISATIE VAN DE WERKEN I-ICT OP DE BOVENLEIDING INFRASTRUCTUREN .................................................................................................................... 37 3.3.2.5. ORGANISATIE VAN DE WERKEN IN DE NABIJHEID VAN DE BOVENLEIDINGEN 3KV ONDER SPANNING ............................................................................................................... 38 3.3.3. BUITENSPANNINGSTELLING VAN DE BOVENLEIDING .................................................................. 41 3.3.4. EINDE VAN DE BUITENSPANNINGSTELLINGBOVENLEIDING ...................................................... 41
4. WERFINRICHTING EN ORGANISATIE .............................................................................................42 4.1. WERFINRICHTING ........................................................................................................................ 42 4.1.1. WERFLOKALEN ........................................................................................................................................ 42 4.1.2. LOKAAL VOOR EHBO .............................................................................................................................. 43 4.1.3. OPSLAG MATERIALEN ............................................................................................................................ 43 4.1.4. OPSLAG GEVAARLIJKE PRODUKTEN .................................................................................................. 44 4.1.5. VERWIJDERING VAN GROND EN AFVAL............................................................................................ 44 4.1.6. ORDE EN NETHEID ................................................................................................................................... 45
4.2. VERKEER OP DE BOUWPLAATS ............................................................................................... 45 4.2.1. PARKEERGELEGENHEID ........................................................................................................................ 45 4.2.2. TOEGANG TOT DE WERF ........................................................................................................................ 45 4.2.3. BEZOEKEN, LADEN & LOSSEN .............................................................................................................. 46
4.3. SIGNALISATIE ............................................................................................................................... 46 4.4. ARBEIDSMIDDELEN (MACHINES, GEREEDSCHAP, MATERIEEL, …) ............................... 47 4.4.1. ELEKTRISCHE INSTALLATIES ............................................................................................................... 47
4.5. BESCHERMINGSMIDDELEN ....................................................................................................... 48 4.6. ORGANISATIE VAN DE UPSTREAM VEILIGHEID .................................................................. 48 4.6.1. HYGIËNE EN ALGEMENE VEILIGHEID ................................................................................................ 49 4.6.2. ORGANISATIE VAN DE HULPVERLENING .......................................................................................... 49
5. BOUWPLAATSREGLEMENT EN PROCEDURES (WERFDOCUMENT) ......................................51 5.1. BOUWPLAATSREGLEMENT ....................................................................................................... 51 5.1.1. INLEIDING .................................................................................................................................................. 51 5.1.2. VOORAFGAANDE VERPLICHTINGEN .................................................................................................. 52 5.1.2.1. VOORAFGAANDE KENNISGEVING ............................................................................................. 52 5.1.2.2. BESCHRIJVING VAN DE TECHNISCHE UITRUSTINGEN ......................................................... 52 5.1.2.3. WERKPLANNING ............................................................................................................................. 53 5.1.2.4. INTENTIEVERKLARING AANNEMER .......................................................................................... 53
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
5
5.1.2.5. ELKE WERKNEMER ........................................................................................................................ 53 5.1.3. ORGANISATIE VAN DE PREVENTIE EN BESCHERMINGEN ............................................................ 53 5.1.3.1. BEZOEKEN AAN DE BOUWPLAATS ............................................................................................ 54 5.1.3.2. INTERNE COMMUNICATIE, VOORLICHTING EN INSTRUCTIES ........................................... 54 5.1.3.3. ROL VAN DE WERFLEIDER VAN EEN ONDERNEMING .......................................................... 54 5.1.3.4. VERPLICHTING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN NA TE LEVEN ........................................... 55 5.1.3.5. AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ..................................................................... 56 5.1.4. COLLECTIEVE BESCHERMINGSMIDDELEN (CBM) ........................................................................... 58 5.1.5. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN (PBM) ......................................................................... 58 5.1.6. ORDE & NETHEID ..................................................................................................................................... 59 5.1.7. MILIEU ........................................................................................................................................................ 59 5.1.7.1. VERWIJDEREN VAN AFVAL EN PUIN ......................................................................................... 59 5.1.7.2. VERBRANDEN VAN AFVAL .......................................................................................................... 59 5.1.7.3. MAATREGELEN I.V.M. BODEM-, LUCHT-, & WATERVERONTREINIGING .......................... 59 5.1.8. BOUWPLAATSINRICHTING .................................................................................................................... 60 5.1.8.1. BOUWPLAATSINSTALLATIE ........................................................................................................ 60 5.1.8.2. TOEGANG TOT DE WERF EN CONTROLE .................................................................................. 61 5.1.8.3. WEGENIS OP DE BOUWPLAATS ................................................................................................... 61 5.1.8.4. VERKEERSREGELS OP DE BOUWPLAATS ................................................................................. 62 5.1.8.5. BESTRIJDING VAN ONGEDIERTE ................................................................................................ 62 5.1.9. ELEKTRISCHE INSTALLATIE ................................................................................................................. 62 5.1.9.1. ELEKTRICITEIT OP DE WERF........................................................................................................ 62 5.1.9.2. ELEKTRISCHE WERKTUIGEN ....................................................................................................... 63 5.1.9.3. WERKEN AAN ELEKTRISCHE INSTALLATIES .......................................................................... 63 5.1.9.4. WERKEN IN DE NABIJHEID VAN INSTALLATIES ONDER SPANNING ................................. 64 5.1.10. ARBEIDSMIDDELEN EN TOEBEHOREN ............................................................................................. 64 5.1.10.1. TOESTELLEN EN GEREEDSCHAP .............................................................................................. 65 5.1.10.2. MATERIEEL .................................................................................................................................... 65 5.1.11. GEVAARLIJKE PRODUCTEN ................................................................................................................ 66 5.1.11.1. DOCUMENTATIE ........................................................................................................................... 66 5.1.11.2. TANKS VOOR CHEMICALIËN ..................................................................................................... 66 5.1.11.3. BRANDBARE GASSEN EN ZUURSTOF ...................................................................................... 67 5.1.12 WERKEN MET OPEN VLAM ................................................................................................................... 67 5.1.13 WERKEN IN BESLOTEN OMGEVING ................................................................................................... 67 5.1.14 HINDER DOOR UITGEVOERDE WERKEN. .......................................................................................... 68
5.2. INSTRUCTIES IN GEVAL VAN EEN ARBEIDSONGEVAL ...................................................... 69 5.2.1. HET TREINVERKEER VEILIG STELLEN ............................................................................................... 69 5.2.2. NOODOPROEPNUMMERS & PROCEDURES ......................................................................................... 69 5.2.3. BRANDBESTRIJDINGSMIDDELEN ........................................................................................................ 72 5.2.4. VERSLAG ARBEIDSONGEVAL ............................................................................................................... 72 5.2.5. ARBEIDSONGEVALLEN INLICHTINGENBLAD .................................................................................. 74 5.2.6. KENNISGEVING ARBEIDSONGEVAL ................................................................................................... 76 5.2.6.1. ERNSTIG ARBEIDSONGEVAL ....................................................................................................... 76 5.2.6.2. OMSTANDIG VERSLAG .................................................................................................................. 76 5.2.6.3. BEWARENDE MAATREGELEN ..................................................................................................... 77
5.4. VERSLAG TOOLBOX MEETING ................................................................................................. 82 5.5. INTENTIEVERKLARING AANNEMER ....................................................................................... 84 5.6. VOORSCHRIFT VOOR IEDERE WERKNEMER ......................................................................... 85 5.7. VOORSCHRIFTEN BIJ BINNENDRINGING IN HET PROFIEL VAN VRIJE RUIMTE ........... 86 5.8. TOELATING OM TE WERKEN OP MINDER DAN 3M VAN DE BOVENLEIDING ONDER SPANNING ...................................................................................................................... 87 5.9. VUURVERGUNNING .................................................................................................................... 88 5.9.1. TOEPASSING .............................................................................................................................................. 88 5.9.2. AFLEVEREN – INVULLEN – ONDERTEKEN VAN DE VUURVERGUNNING. ................................. 88 5.9.3. VERDELING VAN DE VUURVERGUNNING ......................................................................................... 88 5.9.4. HOE HET DOCUMENT INVULLEN? ....................................................................................................... 89
6. SPECIFIEK VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN ....................................................................92 6.1. VOOR DE GUNNING DER WERKEN .......................................................................................... 92 6.2. NA DE GUNNING DER WERKEN ................................................................................................ 92 6.3. INHOUD VAN HET SPECIFIEK VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN ........................... 93 6.3.1 IDENTIFICATIE AANNEMER ................................................................................................................... 93 6.3.2. IDENTIFICATIE WERFMATERIEEL ....................................................................................................... 93
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
6
6.3.3. VEILIGHEIDS-, GEZONDHEIDS- EN MILIEUPLAN VOOR AANNEMERS........................................ 93 6.3.4. VERKLARING ONTVANGST & BEGRIP ALGEMEEN V.G.P., COÖRDINATIEDAGBOEK, POSTINTERVENTIEDOSSIER .................................................................................................................. 95 6.3.5. TOE TE VOEGEN BIJLAGEN ................................................................................................................... 95 6.3.6. SPECIFIEK VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN - VOORBEELD ............................................... 95
7. BIJLAGEN ................................................................................................................................................103 7.1. DEFINITIES & GEBRUIKTE AFKORTINGEN .......................................................................... 103 7.2. ARBEIDSMIDDELEN DIE GEKEURD MOETEN WORDEN ................................................... 104 7.2.1. VERPLICHTE CONTROLES DOOR EEN ERKEND ORGANISME ..................................................... 104 7.2.2. VERPLICHTE CONTROLES DOOR EEN BEVOEGD PERSOON OF INSTELLING WAARVOOR GEEN ERKENNING VEREIST IS. ................................................................................... 106
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
7
1. REGELGEVING EN ALGEMENE BEPALINGEN 1.1. ALGEMEENHEDEN
Het Veiligheids- en Gezondheidsplan (V.G.P.) bevat de preventiemaatregelen en de analyse van de risico’s waaraan de werknemers blootgesteld kunnen zijn. Het V.G.P. moet overeenkomstig de bepalingen van het KB van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele werkplaatsen worden opgesteld en aangepast.
Het bepaalt de voornaamste, niet uitputtende, regels die op de bouwplaats van het bestek van toepassing zijn, rekening houdende met: de uitvoering van het werk, de wederzijdse inwerking van de werkzaamheden van de diverse tussenkomende partijen die zich tegelijkertijd op de bouwplaats bevinden, de wederzijdse inwerking van de werkzaamheden van de diverse tussenkomende partijen die zich achtereenvolgens op de bouwplaats bevinden, wanneer een tussenkomende partij na de voltooiing van haar werkzaamheden risico’s laat voortbestaan voor de andere tussenkomende partijen die hun werkzaamheden later uitvoeren, de wederzijdse inwerking van alle installaties of van enige andere werkzaamheden op of in de nabijheid van de bouwplaats, de eventuele uitvoering van latere werkzaamheden aan het bouwwerk
Het V.G.P. kan in voorkomend geval deel uitmaken van het globaal preventieplan van de opdrachtgever.
De opdrachtgever moet een exemplaar bijhouden van het veiligheidsdossier dat het Veiligheids- en Gezondheidsplan, het Coördinatiedagboek en het Postinterventie dossier van het bouwwerk bevat. Deze elementen moeten ter beschikking worden gesteld: van de betrokken werknemers en/of van hun preventieadviseurs en van de werkgevers, van de Technische en Medische arbeidsinspectie.
Het V.G.P. kan niet in de plaats worden gesteld van de naleving van de toepasselijke wetgeving en Europese normen door enige tussenkomende partij op de bouwplaats, hetzij in de fase van ontwerp of in de fase van uitvoering van het bouwwerk.
Het V.G.P. biedt een kader voor het veiligheids-, gezondheids- en milieu gebeuren op de bouwplaats in kwestie, en maakt integraal en ondeelbaar deel uit van de aanbestedingsdocumenten en bestekken opgemaakt door de diverse ontwerpers en studiebureaus.
Het V.G.P. is te beschouwen als een aanvullende leiddraad dat de algemene organisatie tot veilig werken weergeeft en mogelijke specifieke risico’s illustreert teneinde de veiligheid te verhogen alsook de kansen verkleint op een incident of ongeval door organisatorische en / of structurele maatregelen.
Specifieke maatregelen aangaande veiligheid, gezondheid en milieu welke te nemen zijn tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door de aannemer worden opgenomen in het specifiek veiligheids- en gezondheidsplan dat door de aannemer overhandigd wordt voor de aanvang der werken cfr. typedocument in bijlage
Dit V.G.P. en latere wijzigingen, latere opmerkingen of vaststelling in de werfverslagen, doen geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van de intervenanten opgelegd door de verschillende reglementeringen zoals; de wet op het welzijn, het A.R.A.B., de Codex en alle uitvoeringsbesluiten uit voorgaande of volgende reglementeringen inzake arbeidsveiligheid.
Het V.G.P. is een dynamisch geheel, daar nog niet alle uitvoeringsgegevens in ontwerpfase voorhanden zijn. Dit zal in functie van wijzigingen in het uitvoeringsproces, omgevingsfactoren en bekendwording van de verdere uitvoeringsdetails worden aangevuld, gewijzigd of aangepast.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
8
Het V.G.P. is een strategisch plan dat tijdens de uitvoeringsfase van het project door alle intervenanten en actoren wordt opgevolgd, aangevuld en vervolledigd waarbij de veiligheidscoördinator zal optreden als coördinator.
Alle intervenanten zijn verplicht de adviezen van de veiligheidscoördinator, alsook deze opgenomen in het V.G.P. of bouwplaatsreglement te volgen. Indien er bijkomende maatregelen of procedures zouden opgelegd worden door de bouwheer, dan moeten alle intervenanten deze respecteren, en doen respecteren door hun respectievelijke onderaannemers.
Indien bepaalde zaken niet zouden worden vermeld in dit document, ontslaat dit geen enkele intervenant of partij van de totaliteit van zijn verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en milieu.
De bepalingen opgenomen in het V.G.P. betreffende veiligheid, gezondheid en milieu opgemaakt door de veiligheidscoördinator hebben voorrang op de bepalingen opgenomen in het bestek betreffende veiligheid, gezondheid en milieu.
De aannemer is verplicht alle documenten, informatie, handleidingen, plannen, … gevraagd door de veiligheidscoördinator binnen de gevraagde tijd in de gevraagde hoeveelheid, formaat en opbouw te bezorgen aan de veiligheidscoördinator. Niet conforme of onvolledige documenten kunnen worden geweigerd.
Bij niet naleven van deze voorschriften en eisen, kan de intervenant beschouwd worden als een weerspannige onderneming.
Alle instructies zowel mondeling als schriftelijk, bij vergaderingen, verslagen, correspondentie of ander vorm van communicatie met betrekking tot de toepassing of gebruik van het V.G.P. gebeurt in de Nederlandse taal.
Op de bouwplaats zal altijd een bevoegd persoon (aangesteld door de aannemer) moeten aanwezig zijn die de Nederlandse taal in zowel de gesproken als geschreven vorm voldoende beheerst om de instructies en communicatie met betrekking tot de toepassing of gebruik van het V.G.P. voldoende te begrijpen en ze correct over te brengen naar de verschillende arbeiders, onderaannemers alsook naar de leiding van de onderneming.
De hoofdaannemer heeft de verplichting om alle verslagen opgemaakt door de veiligheidscoördinator tijdig te verspreiden onder zijn onderaannemers, aangestelden, zelfstandigen leveranciers en andere betrokkenen.
De kandidaten dienen bij hun offertes een document toevoegen dat verwijst naar het veiligheids- en gezondheidsplan waarin zij beschrijven op welke wijze zij het bouwwerk zullen uitvoeren om rekening te houden met dit plan.
De kandidaten dienen bij hun offertes een afzonderlijke prijsberekening te voegen in verband met de door het veiligheids- en gezondheidsplan bepaalde preventiemaatregelen en –middelen, inbegrepen de buitengewone individuele beschermingsmaatregelen en –middelen.
Iedere aannemer, neven- of onderaannemer, leverancier of zelfstandige, blijft tegenover het bestuur, de opdrachtgever en de veiligheidscoördinator volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor het naleven en het doen naleven door zijn eigen personeel of zijn aangestelden, onderaannemers, zelfstandigen of zijn leveranciers van alle wettelijke voorschriften en van de veiligheids-, preveventie-, voorzorgs- en milieumaatregelen vermeld in het V.G.P. of hem later meegedeeld door de veiligheidscoördinator verwezenlijking, bestuur of opdrachtgever.
De opdrachtgever behoudt zich het voor de toegang tot de werf aan het even welke persoon te ontzeggen, zonder daar omtrent een reden te moeten geven.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
9
1.2. REGELGEVINGEN & ALGEMENE BEPALINGEN Voor zover er niet afgeweken wordt door de bepalingen van onderhavig bestek, zijn op deze opdracht van toepassing:
Kaderrichtlijn 89/391 EEG of richtlijn Veiligheid en Gezondheid op het werk (12/06/1989)
De wet van 04 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en haar uitvoeringsbesluiten (Belgisch staatsblad van 18 september 1996 en de aanpassing tot op heden)
het A.R.A.B. (Algemeen reglement voor Arbeidsbescherming) en de Codex over het welzijn op het Werk
De richtlijn 92/57/EEG van 24/06/1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.
Het koninklijk besluit van 25 januari 2001 inzake de veiligheidscoördinatie - tijdelijke en/of mobiele Bouwplaatsen/werkterreinen (Belgisch staatsblad van 7 februari 2001 en de aanpassing tot op heden)
Het algemeen reglement op de Elektrische installaties (A.R.E.I.)
Wetgeving inzake milieu VLAREM, VLAREA, VLAREBO
Specifiek van toepassing op dit project:
De bepalingen die opgelegd zijn in het bestek.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
10
1.3. ALGEMENE VEILIGHEIDSPRINCIPES EN MAATREGELEN
De werkgever treft de nodige maatregelen ter bevordering van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Daartoe past hij de volgende algemene preventiebeginselen toe: a) b) c) d) e)
risico’s voorkomen; de evaluatie van risico’s die niet kunnen worden voorkomen; de bestrijding van de risico’s bij de bron; de vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is; voorrang aan maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake individuele bescherming; f) de aanpassing van het werk aan de mens, met name wat betreft de inrichting van de werkposten, en de keuze van de werkuitrusting en de werk- en productiemethoden, met name om monotone arbeid en tempogebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen daarvan voor de gezondheid de beperken; g) zo veel mogelijk de risico’s inperken, rekening houdend met de ontwikkelingen van de techniek; h) de risico’s op een ernstig letsel inperken door het nemen van materiële maatregelen met voorrang op iedere andere maatregel; i) de planning van de preventie en de uitvoering van het beleid met betrekking tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk met het oog op een systeembenadering waarin onder andere volgender elementen worden geïntegreer : techniek, organisatie van het werk, arbeidsomstandigheden, sociale betrekkingen en omgevingsfactoren op het werk. j) de werknemer voorlichten over de aard van zijn werkzaamheden, de daaraan verbonden overblijvende risico’s en de maatregelen die erop gericht zijn deze gevaren te voorkomen of te beperken 1° bij zijn indienststelling 2° telkens wanneer dit in verband met de bescherming van het welzijn noodzakelijk is; k) het verschaffen van passende instructies aan de werknemers en het vaststellen van begeleidingsmaatregelen voor een redelijke garantie op de naleving van deze instructies; l) het voorzien in of het zich vergewissen van het bestaan van de gepaste veiligheids- en gezondheidsignalering op het werk, wanneer risico’s niet kunnen worden voorkomen of niet voldoende kunnen worden beperkt door de collectieve technische beschermingsmiddelen of door maatregelen, methoden of handelswijzen in de sfeer van de werkorganisatie.
De aannemer zal er worden aan gehouden zowel bij dag als bij nacht en onder alle omstandigheden alle noodzakelijke aangewezen en gebruikelijke en/of voorgeschreven veiligheids- en preventiemaatregelen of voorzieningen te nemen die zich opdringen door de omstandigheden of gebeurtenissen ten einde zijn werken, leveringen, opslag materieel instandhouding en/of bescherming der werken en aanpalende bouwwerken, gebouwen of installaties op een veilige en verantwoorde wijze te voltooien.
Deze maatregelen moeten doelmatig zijn en gelden voor iedere aannemer en blijven geldig tot op de dag van de voorlopige oplevering. Indien niet alle voorziene veiligheidsmaatregelen zijn getroffen, mogen de werken niet worden aangevangen.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
11
1.4. EENVOUDIGE VEILIGHEIDSMAATREGELEN Veilig werken op de werf begint bij de voorkomen van gevaarlijke situaties en start bij het in acht nemen van een aantal eenvoudige zaken. Deze zijn eenvoudig, nemen geen tijd in beslag en hoeven geen kostprijs te dragen, maar kunnen ernstige gevolgen voorkomen.
Orde en netheid, laat de werkplaats na het uitvoeren van een werk ordelijk en net na. Dit zal automatisch leiden tot een hoger kwaliteit van de uitgevoerde werken. Draag veiligheidsschoenen. Iedereen dient ten alle tijde een veiligheidshelm bij zich te hebben. Maak gebruik van een stofmasker in stoffige zones of bij het maken van stof zoals slijpen. Gebruik een gehoorbescherming in lawaaierige omgeving, vb zaag-, slijpmachines. Deze kan je bij winter zelfs extra beschermen tegen koude. Het gebruik van handschoenen is ten sterkste aan te raden. Verkies ergonomische persoonlijke beschermingsmiddelen. Wat niet comfortabel is, zal deze niet gebruikt worden. Bij het verlaten van de werkplaats, laat alle werkmateriaal en machines na in een veilige toestand. Omhein steeds de werf, en sluit deze wanneer iedereen de werf heeft verlaten. Kinderen vinden bouwterreinen een ideale speeltuin, maar zijn zich niet bewust van de gevaren. Hou onbevoegden af de werf, zij kunnen enkel maar tot gevaarlijke situaties zorgen. Tracht gevaarlijke situaties te vermijden. Indien dit niet mogelijk is, breng een duidelijke signalisatie aan zodat iedereen van de situatie bewust is. Plaats railingen waar er mogelijkheid is tot vallen, zoals open gaten, rand van een verdiep, ... een misstap is snel gezet. Hoogteverschillen groter dan 2m vormen een ernstig gevaar. Plaats stellingen op een correcte manier, en laat deze regelmatig controleren. Bij werken op grote hoogte, maak gebruik van een degelijke valbeveiliging. Heupgordels helpen niet bij een val, zij kunnen enkel ernstigere gevolgen teweegbrengen. In dit geval zijn antivalharnassen verplicht.. Tracht enkel elektrisch materiaal van type IP44 te gebruiken Probeer gebruik te maken van neopreen kabels met 2,5mm² geleiderdikte. Vermijd het gebruik van de zogenaamde “domino-stekkers” Maak geen oneindig lange kettingen van verlengsnoeren. Probeer elektrische kabels uit de buurt van water te houden, hang ze bij voorkeur op. Houdt elektrische kasten zo veel mogelijk gesloten. Verwijder defecte of beschadigde elektrisch apparatuur en kabels. Graafmachines zijn geen transportmiddelen. Maak je ladder lang genoeg, laat ze voldoende hoog uitsteken boven het te beklimmen vlak. Gebruik ten alle tijde gebruik van de geschikte arbeidsmiddelen. Een schroevendraaier is geen hamer. Indien je een handeling niet alleen aan kan, vraag assistentie. Met 2 gaan dingen soms heel vlotter, en minder kans op kwetsuur. Loop niet op een werf. Breng je afval naar de voorziene plaats, steek het NIET in brand.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
12
1.5. ALGEMENE INFORMATIE OMTRENT VEILIGHEIDSCOÖRDINATIE De uitvoering van opdrachten inzake veiligheids- en gezondheidscoördinatie op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen noodzaakt onder meer overleg en samenwerking tussen de verschillende op de bouwplaats tussenkomende partijen (Opdrachtgever, Architect, Aannemers, Onderaannemers). Deze samenwerking zal zich hoofdzakelijk concretiseren in de informatieoverdracht tussen de verschillende tussenkomende partijen. De belangrijkste opdracht van de veiligheids- en gezondheidscoördinator bestaat onder meer uit de bevordering van deze informatieoverdracht over het risicobeheer voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op de bouwplaats. Voor een volledige uitoefening van deze opdracht is de medewerking van de aannemingen een essentiële vereiste. De aannemers moeten de coördinator enige wijziging, aanpassing of ontwikkeling van de werkzaamheden op de bouwplaats vooraf meedelen. Deze informatieoverdracht gebeurt mondeling en wordt schriftelijk bevestigd. De schriftelijke bevestiging gebeurt hetzij per fax hetzij per post. De termijnen van de voorafgaande mededeling van de verschillende soorten informatie worden door de coördinator bij de uitvoering van zijn opdrachten bepaald. Deze informatieoverdrachten zijn eveneens van toepassing tussen de aannemers en respectievelijk de Opdrachtgever, eventueel de Bouwdirectie en eveneens hun eventuele onderaannemers. De informatieuitwisselingen betreffende de in acht te nemen minimumvoorschriften inzake de veiligheid en gezondheid van de werknemers, zullen eveneens tijdens de coördinatievergaderingen worden georganiseerd (zie punt “1.5.2. Coördinatievergaderingen”). Alle informatiedragers (documenten, brieven, verslagen) worden hetzij op de bouwplaats ter beschikking gehouden hetzij door de coördinator bijgehouden. In algemene regel betreft deze informatie uitsluitend de problematiek inzake de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Bijvoorbeeld de toegepaste technieken, de uitvoeringsmiddelen, de organisatie van de werken, de gedetailleerde planning van de diverse werkposten, de toegepaste preventie- en beschermingsmiddelen. Telkens wanneer nodig moeten naast de algemene planning eveneens gedetailleerde werkplanningen worden voorgelegd. Enige tekortkoming van deze onderlinge informatieverplichtingen zal noodzakelijkerwijs worden opgetekend.
1.5.1. VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Een algemeen veiligheids- en gezondheidsplan zal door de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden opgesteld en aangepast. Dit algemeen veiligheids- en gezondheidsplan zal worden samengesteld door de integratie van de door de aanwezige aannemers overhandigde bijzondere veiligheids- en gezondheidsplannen. De aannemer heeft dus de verplichting om binnen de voorgeschreven termijnen zijn bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan te overhandigen met een gedetailleerde beschrijving van de op de bouwplaats uitgevoerde werkzaamheden en deelwerkzaamheden door de werknemers van zijn aanneming. De beschrijving van deze werkzaamheden en deelwerkzaamheden moet noodzakelijkerwijs de inventaris opnemen van de aangewende technische uitrustingen en arbeidsmiddelen (zie punt 7). Naast deze beschrijving van zijn werkzaamheden geeft de aannemer eveneens een beschrijving van alle aanwezige risico’s voor de werknemers en de collectieve of persoonlijke preventie- en beschermingsmiddelen die hij zal toepassen om deze risico’s uit te schakelen of te beperken. Het bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan van de aannemer vermeldt eveneens algemene en administratieve gegevens over de bouwplaats (vb.: de gegevens van de verschillende tussenkomende partijen, de gegevens van de verzekeringsmaatschappijen, controle- en keuringsdiensten, het aantal aanwezige aannemingen en werknemers …). De aannemer kan zijn bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan eventueel in samenwerking met de veiligheidsen gezondheidscoördinator opstellen. Dit bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan van de aannemer kan aan om het even welke andere tussenkomende partij op de bouwplaats ter beschikking worden gesteld. Alle nodige I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
13
documenten voor de goede toepassing van het veiligheids- en gezondheidsplan zullen in bijlage bij het veiligheids- en gezondheidsplan worden gevoegd. De voornaamste opdracht van de coördinator-verwezenlijking bestaat in het toezicht op de goede toepassing van de in het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan opgenomen instructies en voorschriften. De aannemer heeft dus de verplichting zijn werknemers de nodige informatie te verstrekken voor de naleving van het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan op de bouwplaats. Indien de inhoud van het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan moet worden aangepast of gewijzigd moet de veiligheids- en gezondheidscoördinator hiervan vooraf worden verwittigd. Geen enkele wijziging of aanpassing van het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan kan zonder de voorafgaande goedkeuring van de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden doorgevoerd.
1.5.2. COÖRDINATIEVERGADERINGEN De aannemer moet aan alle vergaderingen die de veiligheids- en gezondheidscoördinator organiseert meewerken en deelnemen. In de mate van het mogelijke worden deze vergaderingen tegelijkertijd met de andere bouwplaatsvergaderingen gepland. Kleinere vergaderingen met de afgevaardigden van de aanwezige aannemers en hun onderaannemers worden eveneens gepland. Elke coördinatievergadering wordt door de veiligheids- en gezondheidscoördinator voorgezeten. Deze vergaderingen beogen hoofdzakelijk de op de bouwplaats aangetroffen problemen door middel van onderlinge akkoorden tussen de betrokken partijen op te lossen en voor de aan toekomstige werkzaamheden verbonden risico’s in beschermingsmiddelen te voorzien. De veiligheids- en gezondheidscoördinator bezorgt een kopie van de notulen van de coördinatievergaderingen aan de betrokken aannemers.
1.5.3. POSTINTERVENTIEDOSSIER De veiligheids- en gezondheidscoördinator is bij de uitoefening van zijn opdrachten belast met de opstelling en aanpassing van het Postinterventiedossier, zowel in de ontwerp- als in de uitvoeringsfase. De aannemer moet alle nodige documenten voor de opstelling van dit postinterventiedossier in voldoende aantal voorleggen. De problemen die in dit postinterventiedossier aan bod moeten komen zijn de veiligheid en de gezondheid van de werknemers bij de uitvoering van werkzaamheden aan het bouwwerk van het type verbouwingen, wijzigingen, onderhoud, reiniging, herstellingen. Documenten zoals «as-built»-plannen, technische gegevensfiches van de gebruikte producten, beschrijvingen van de nieuwe installaties, gebruiksaanwijzingen, conformiteitsdocumenten, … zijn dus vereist om bij het postinterventiedossier te worden gevoegd. Bij enige latere werkzaamheden aan het bouwwerk moet de aannemer vooraf het uittreksel van het Postinterventiedossier eisen dat met de uit te voeren werkzaamheden overeenstemt.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
14
1.6. VERPLICHTINGEN EN AANSPRAKELIJKHEID VAN DE TUSSENKOMENDE PARTIJEN 1.6.1. DE STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN ALLE BETROKKEN PARTIJEN (§3.3 van de welzijnswet van 4 augustus 1996) Volgens artikel 81 van de wet, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en/of met een geldboete van 1,25 tot 25 € (te vermenigvuldigen met 200), de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan hebben overtreden. Een administratieve geldboete van 250 tot 2500 € is eveneens van toepassing. Kunnen als strafbaar worden beschouwd de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers. Deze begrippen hebben de volgende betekenis: De werkgever is de natuurlijke of rechtspersoon (N.V., B.V.B.A., V.Z.W., provincie, gemeente... ) die het gezag over de werknemers uitoefent en ze tewerkstelt. Wanneer de werkgever een natuurlijke persoon is kan hij rechtstreeks persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. Wanneer de werkgever een rechtpersoon is, is het adagium "societas delinquere potest sed puniri non potest" van toepassing. Dit betekent dat een rechtspersoon een inbreuk kan plegen maar hiervoor strafrechtelijk niet strafbaar is. De rechter zal bijgevolg moeten uitzoeken welke natuurlijke persoon in naam van de rechtspersoon is opgetreden en of die werkelijk het strafbare feit heeft begaan. Het kan gaan om:
Organen van de rechtspersoon (raad van bestuur, dagelijks beheer);
Personen die feitelijke beslissingsbevoegdheid hebben;
Personen die gehandeld hebben als aangestelden of lasthebbers maar die volledig bevoegd zijn om de werkgever te verbinden (bijvoorbeeld, de top van de hiërarchie) en die dus een emanatie van de werkgever zijn.
De lasthebber is een persoon die van een andere persoon de volmacht en de bevoegdheid krijgt om in zijn naam en voor zijn rekening rechtshandelingen uit te voeren, bijvoorbeeld een sociaal secretaris. De lasthebber kenmerkt zich door een zekere onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever (is niet gebonden door een arbeidsovereenkomst). Overigens kan hij slechts rechtshandelingen uitvoeren, te weten handelingen met een beoogd rechtsgevolg. De aangestelde is een werknemer die over het nodige gezag of de bevoegdheid beschikt om er effectief voor te zorgen dat de wet wordt nageleefd, zelfs indien deze bevoegdheid in de tijd of de ruimte beperkt is. De aangestelde moet het gezag van de werkgever dus gedeeltelijk uitoefenen en hiervoor over de nodige bevoegdheid en middelen beschikken. Uit de wettelijke definitie van de personen die strafrechtelijk kunnen worden vervolgd, blijkt dat een eenvoudige uitvoerende werknemer voor de naleving van de wet niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld. In de zin van het sociaal strafrecht wordt hij niet als een aangestelde beschouwd. Wanneer men deze juridische begrippen concreet toepast op de personen die betrokken zijn bij het welzijnsbeleid kan hun strafrechtelijke aansprakelijkheid als volgt worden samengevat: De werkgever heeft de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het welzijnsbeleid binnen het bedrijf. Deze uiteindelijke verantwoordelijkheid bestaat eveneens ten opzichte van de hiërarchische lijn die belast is met de uitvoering van het door de werkgever uitgestippeld welzijnsbeleid en ten opzichte van de preventieadviseurs die een adviserende functie hebben en de werkgever bijstaan. De hiërarchische lijn is belast met de uitvoering van het door de werkgever uitgestippeld welzijnsbeleid. Dit betekent dat zij ervoor zorgt dat dit beleid wordt toegepast wat in zekere mate altijd een bevelvoerend gezag inhoudt. Het begrip van hiërarchische lijn wijst op alle niveaus van de bedrijfshiërarchie, van het hoogste tot I-ICT.526 Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
15
het laagste niveau. De personeelsdirecteur, de productiedirecteur, de verantwoordelijke voor het onderhoud, de verantwoordelijke voor de werkplek, de ploegbaas, de voorman en anderen, ongeacht hun titel, behoren, in de zin van de welzijnswet, tot de hiërarchische lijn. Dit begrip kan nog verder worden verduidelijkt op basis van de volgende categorieën van personen die in het kader van de sociale verkiezingen worden vermeld (28):
Het directiepersoneel: betreft de personen die de functie van de werkgever uitoefenen, d.w.z. die de effectieve leiding van het bedrijf verzekeren. Zij oefenen steeds een lijnfunctie uit;
Het kaderpersoneel: betreft de werknemers die niet tot het directiepersoneel behoren, die houder van een universitair diploma zijn of over een vergelijkbare beroepservaring beschikken en een hogere functie bekleden. Dergelijke hoge functie kan bestaan in de gedeeltelijke uitoefening van het gezag van de werkgever en dus in een lijnfunctie maar kan eveneens een kaderfunctie betreffen;
De feitelijke hiërarchie in het bedrijf: betreft de personen die, op een lager niveau, het gezag van de werkgever gedeeltelijk uitoefenen, bijvoorbeeld de bewakers.
Op basis van deze definities bestaat de hiërarchische lijn, in de zin van de welzijnswet, uit het kaderpersoneel belast met een lijnfunctie en uit de feitelijke hiërarchie. Op niveau van het strafrecht zijn zij aangestelden van de werkgever. Ten opzichte van deze begrippen is de positie van het directiepersoneel ambivalent. Soms kunnen zij als behorende tot de hiërarchische lijn worden beschouwd en soms als werkgever, bijvoorbeeld aan de top van de hiërarchie. Een functie aan de top van hiërarchie kan, in deze context, evengoed betekenen dat men tot de hiërarchische lijn behoort als dat men als de incarnatie van de werkgever wordt beschouwd. Op niveau van het strafrecht betekent dit dat zij of aangestelden van de werkgever zijn of dat zij als de incarnatie van de werkgever zelf kunnen worden beschouwd. Bij het bepalen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de leden van de hiërarchische lijn moet steeds rekening worden gehouden met de plaats in de hiërarchische lijn (hooggeplaatst of niet) en de concreet toegewezen (uitgebreide of beperkte) opdrachten en bevoegdheden. In die zin zijn de functiebeschrijving en de taakverdeling in het bedrijf van het grootste belang. De preventieadviseur staat de werkgever bij voor de toepassing van de maatregelen bedoeld in de welzijnswet. Ten opzichte van de werkgever en zijn werknemers heeft hij dus een adviserende functie. In het bedrijfsorganigram bekleedt hij dus een kaderfunctie. Dit betekent dat de preventieadviseur in die hoedanigheid strafrechtelijk voor de niet-toepassing van de welzijnswet niet kan worden vervolgd. Wat zeker niet wil zeggen dat hij volledig ongestraft kan blijven. Op basis van het gemeen strafrecht kan hij namelijk strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Wanneer hij zijn functie niet of slecht uitoefent kan dit als een gebrek aan voorzorg en voorzichtigheid worden beschouwd, wat in de zin van het Strafwetboek een tekortkoming vertegenwoordigt waarvoor hij, bijvoorbeeld bij een ongeval, aansprakelijk kan worden gesteld. In zijn hoedanigheid van adviseur kan de preventieadviseur de werkgever niet vervangen. Rekening houdend met de aard van zijn opdrachten die geen enkel bevelvoerend gezag inhouden, kan hij evenmin als een aangestelde van de werkgever worden beschouwd. In die zin is de preventieadviseur van een interne dienst nooit aansprakelijk voor de naleving van de bepalingen van de welzijnswet. Niettemin kan men vaststellen dat thans in veel bedrijven het hoofd van de dienst PBW een dubbele functie uitoefent en daardoor ook tot de hiërarchische lijn behoort . In dergelijk geval kan hij als aangestelde van de werkgever aansprakelijk worden gesteld. Het komt eveneens voor dat de werkgever het hoofd van de dienst PBW contractueel een bevelvoerend gezag toekent en in dergelijk geval moet hij eveneens als een aangestelde van de werkgever worden beschouwd. De werknemer die een louter uitvoerende functie vervult kan op basis van de wet van 4 augustus 1996 nooit strafrechtelijk worden vervolgd. Het sociaal recht beoogt namelijk de bescherming van de werknemers zodanig dat het niet verstandig is ze strafrechtelijk te vervolgen. Bovendien kan en moet de werkgever zelf sancties opleggen aangezien hij het gezag op de werknemers uitoefent. Het kan bijvoorbeeld disciplinaire sancties betreffen die op basis van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen (29) kunnen worden opgelegd. In ernstige gevallen kan de werkgever overgaan tot het ontslag om dringende reden. Bovendien kan de werknemer, bijvoorbeeld bij een ongeval, op basis van de gemene regels van het Strafwetboek, toch I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
16
strafrechtelijk worden vervolgd. In bepaalde gevallen kan hij eveneens burgerrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.
1.6.2.ONDERAANNEMERS EN LEVERANCIERS Inzake veiligheids- en gezondheidsproblemen is de aannemer verplicht om met zijn onderaannemers een identieke samenwerking te onderhouden als met de andere tussenkomende partijen op de bouwplaats. Hij zal zijn onderaannemers van deze samenwerkingsverplichting met onder meer de veiligheids- en gezondheidscoördinator volledig inlichten. De overhandiging van alle documenten en alle informatie over de onderaannemers behoort hetzij tot hun eigen verantwoordelijkheid hetzij tot die van de aannemer en betreft onder meer de opstelling en overhandiging van een veiligheids- en gezondheidsplan. Enige bestelling aan een onderaannemer moet vooraf aan de veiligheidsen gezondheidscoördinator worden meegedeeld. Bij een dringende aanstelling van een onderaannemer zal de veiligheids- en gezondheidscoördinator eveneens onmiddellijk per fax worden verwittigd. De aannemer zal zijn onderaannemers onder meer verplichten om samen met de andere tussenkomende partijen aan eventuele coördinatievergaderingen inzake veiligheid en gezondheid deel te nemen. De aannemer zal de diverse werken die hij aan onderaannemers uitbesteedt aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator meedelen. In geen geval zal een onderaannemer op de bouwplaats mogen werken zonder dat de veiligheids- en gezondheidscoördinator hiervan vooraf op de hoogte werd gesteld. Indien de uitvoering van de werkzaamheden van de onderaannemer voor de preventie van specifieke risico’s en de bescherming van de werknemers bijzondere maatregelen vereist, zullen de preventie- en beschermingsprocedures en -middelen vooraf in samenwerking met de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden vastgesteld. Overeenkomstig artikel 29 van Hoofdstuk V van de wet betreffende het welzijn van de werknemers (wet van 4 augustus 1996) kan de aannemer eventueel verplicht zijn de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen, onder meer door in plaats van en eventueel ten laste van de betrokken onderaannemer preventie- en beschermingsmiddelen te voorzien. De aannemer draagt de volle verantwoordelijkheid voor het technisch en het risicopreventiebeheer van deze onderaannemer. Enig document dat de veiligheids- en gezondheidscoördinator betreffende de onderaannemers aan de aannemer overmaakt moeten zij eveneens ontvangen. De aannemer moet de onderaannemers vooraf, vóór hun tussenkomst op de bouwplaats, van de uitoefening van opdrachten van veiligheids- en gezondheidscoördinatie verwittigen. De aannemer overhandigt zijn onderaannemers een kopie van dit bouwplaatsreglement. De aannemer kan van zijn onderaannemers een geschreven verbintenis eisen voor de naleving van de voorschriften van het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan, onder meer door de ondertekening van een verklaring (zie voorbeeld in bijlage). De aannemer kan aan de vertegenwoordiger van de leverancier die op de bouwplaats tussenkomst eventueel veiligheids- en gezondheidsvoorschriften opleggen (dragen van de veiligheidshelm, inachtneming van de toegangen en opslagzones op de bouwplaats, …)
1.6.3. SPECIFIEKE RISICO’S Bij het uitvoeren van werkzaamheden op de bouwplaats waaraan specifieke risico’s verbonden zijn, moeten bijzondere instructies en voorschriften worden toegepast. De aannemer is verplicht de veiligheids- en gezondheidscoördinator vooraf in te lichten over enige specifieke risico’s die zich op de bouwplaats kunnen voordoen via het specifiek veiligheids- en gezondheidsplan. De veiligheids- en gezondheidscoördinator zal het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan dan eventueel aanpassen of toelichten. De aannemer zal de verantwoordelijkheid dragen voor alle nodige maatregelen voor het beheer van deze specifieke risico’s. Voor deze specifieke risico’s zullen op de bouwplaats eventueel speciale vergunningen vereist zijn bijvoorbeeld een brandvergunning). I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
17
1.7. INFORMATIEVERSTREKKING VOOR AANVANG WERKEN: 1.7.1. INSCHRIJVINGSFORMULIER VEILIGHEID Dit document dient bij de inschrijving gevoegd te worden. (Document op volgende pagina)
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
18
INSCHRIJVINGSFORMULIER VEILIGHEID Toepassing van artikel 30 al. 2, 1° et 2° van het KB van 25.01.2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen Aan te vullen en te ondertekenen door de inschrijver en bij zijn inschrijving te voegen ! Ik ondergetekende bevestig : -
Dat ik deze opdracht zal uitvoeren volgens de regels van de kunst; Dat ik notie heb genomen van de inhoud van het veiligheids- en gezondheidsplan; Dat ik in mijn aanbieding rekening heb gehouden met alle risico’s, maatregelen en instructies die opgenomen zijn in het veiligheids- en gezondheidsplan; Dat ik het veiligheids- en gezondheidsplan zal respecteren.
Ik beschrijf hierna de risico’s eigen aan mijn onderneming en de bijhorende veiligheids- en gezondheidsmaatregelen die ik voorzie als uitvoeringsmaatregel en die ik zal toepassen bij de uitvoering van deze opdracht. … … … Ik schat de kost van de veiligheids- en gezondheidsmaatregelen die ik heb voorzien voor de uitvoering van deze opdracht op een bedrag van €……………..………… of te ……..………………..…………………………… Euro (in letters en cijfers) en hou hierbij rekening dat deze kost geen supplementaire post is maar in tegendeel reeds deel uit maakt van de verschillende posten van de meetstaat inclusief de kosten voor de veiligheidscoördinator verwezenlijking. Ik heb vervolgens kennis genomen van; -
In geval van niet ondertekening van dit document of indien dit document niet bij mijn inschrijving is gevoegd, dan zal mijn offerte nietig worden verklaard ; Indien de inhoud van dit document als onvolledig of niet conform aan het veiligheids- en gezondheidsplan wordt beoordeeld, dan kan mijn offerte nietig worden verklaard; Mijn offerte kan nietig worden verklaard indien geen indicatie werd gegeven van de hierboven vermelde kost;
Gedaan te ……………………………………. , op ………………………… De inschrijver, (naam + handtekening)
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
19
1.7.2. SPECIFIEK VELIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Iedere aannemer moet bij zijn offerte een specifiek veiligheids- en gezondheidsplan voegen, conform de bepalingen van de wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Dit specifiek veiligheids- en gezondheidsplan wordt voorgelegd aan en goedgekeurd door de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met het ontwerp en de veiligheidscoördinator-ontwerp. Dit specifiek veiligheids- en gezondheidsplan wordt, alvorens de werkzaamheden te starten, door de aannemer ook voorgelegd en goedgekeurd door de veiligheidscoördinator-verwezenlijking. Alle informatie omtrent het specifieke V.G.P. is terug te vinden in module “6. SPECIFIEK VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN” van dit V.G.P.
1.7.3. VERBINTENIS VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.7.3.1. INTENTIEVERKLARING AANNEMER Alle aannemers moet zich formeel verbinden alle middelen in het werk te stellen om de voorschriften van dit document na te leven. Hiertoe moet de aannemer het document “5.5. INTENTIEVERKLARING AANNEMER” naar behoren invullen en laten ondertekenen door alle personen die bij de aanneming betrokken zijn. Deze verklaring moet voor aanvang van de werken aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden teruggezonden en zal bij het coördinatiedagboek worden gevoegd. (Type document als bijlage aan het bouwplaatsreglement) 1.7.3.2. ELKE WERKNEMER Elke werknemer actief of de bouwplaats dient het “5.6. VOORSCHRIFT VOOR IEDERE WERKNEMER” te ondertekenen Deze verklaring moet voor aanvang van de werken aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden teruggezonden en zal bij het coördinatiedagboek worden gevoegd. (Type document als bijlage aan het bouwplaatsreglement)
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
20
1.7.4. VOORAFGAANDE KENNISGEVING Het opstarten van een tijdelijke of mobiele bouwplaats moet aan de lokale toezicht op het welzijn op het werk gemeld worden. De volgende bouwplaatsen moeten gemeld worden: • •
Elke bouwplaats waar één of meer gevaarlijke werken worden uitgevoerd en waarvan de totale duur van de werkzaamheden vijf werkdagen overschrijdt; Elke bouwplaats waarvan de totale omvang méér dan 500 mandagen omvat of waar er gedurende meer dan 30 werkdagen, meer dan 20 werknemers tegelijkertijd werken.
De melding moet gebeuren 15 kalenderdagen voor de aanvang van de werken. Het formulier dat gebruikt wordt om de opening van de bouwplaats te melden aan het NAVB, mag ook in het kader van de regelgeving TMB gebruikt worden. In het kader van de administratieve vereenvoudiging werd een initiatief opgestart tussen de RSZ, de Humanisering van de arbeid en het NAVB dat geleid heeft tot een gecentraliseerde, uniforme en digitale melding. Sinds mei 2002 kan men elektronisch een unieke werkmelding doen waarin de aangifte van het NAVB geïntegreerd is en dit via het portaal van de sociale zekerheid (http://www.sociale-zekerheid.be) . Een kopie van de voorafgaande kennisgeving moet zichtbaar op de bouwplaats op een voor het personeel gemakkelijk toegankelijke plaats worden aangeplakt, ten minste 10 kalenderdagen voor de aanvang van de werken. In geval van onvoorziene of dringende werken, of in het geval de periode tussen de ontvangst van de opdracht en de datum van de effectieve aanvang van de werken niet toelaat de kennisgeving binnen de gestelde termijnen te verrichten, wordt de voorafgaande kennisgeving vervangen door een mededeling aan de lokale technische inspectie, gedaan ten laatste de dag zelf van het begin van de werken via een geschikt middel (fax, e-mail,...). Ook in dit geval dient een copie van de mededeling op de bouwplaats te worden aangeplakt, ten laatste de dag van het begin van de werken. De bouwdirectie belast met de uitvoering (dus meestal de aannemer) moet de voorafgaande kennisgeving doen. Indien meerdere aannemers op de bouwplaats actief zijn,is deze verplichting ten laste van de aannemer die als eerste activiteiten uitvoert. In het kader van de regelgeving in verband met de meldingsplicht NAVB, is het de medecontractant van de bouwheer (dus zeker de algemene aannemer) of de bouwheer (promotor) die zelf bepaalde werken uitvoert, die verantwoordelijk is voor de melding van de opening van de bouwplaats.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
21
VOORAFGAANDE KENNISGEVING NATIONAAL ACTIECOMITE VOOR VEILIGHEID EN HYGIENE IN HET BOUWBEDRIJF Sint-Jansstraat 4 - 1000 Brussel - Tel. : 02/552.05.00 - Fax : 02/552.05.05 - E-mail :
[email protected]
Meldingsformulier op te sturen 15 dagen vóór de aanvang van de werken
Vak voorbehouden aan het N.A.V.B. Datum : .................................................................... Ontvangst : .............................................................. Nr. : ..........................................................................
Dit formulier mag ook gebruikt worden om aan de met het toezicht inzake arbeidsveiligheid belaste ambtenaar de voorafgaande kennisgeving te doen, bedoeld in art. 45 van het KB dd. 25.01.2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (BS 07.02.2001) en als meldingsplicht aan het NAVB (CAO 14.02.1980 – KB 24.04.1980 (BS 05.08.1980) / CAO 29.03.1984 – KB 29.05.1 984 (BS 14.07.1984))
A. IDENTIFICATIE VAN DE BOUWPLAATS 1. Aard van het bouwproject : Nieuwbouw (*) Vernieuwbouw (*) Instandhoudingswerken (*) Sloop zonder heropbouw (*) Bodemsanering (*) 2. Bestemming van het bouwwerk : _______________________________________________ 3. Straat (**) : _____________________________ Nr (**) : ______ Postnr. : _________ Gemeente :
_____________________
Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail ______________________________________ 4. Vermoedelijke aanvangsdatum van de werken : 5. Vermoedelijke duur in werkdagen : 6. Vermoedelijke maximum aantal werknemers tegelijkertijd op de bouwplaats tewerkgesteld : ___________________________
B. IDENTIFICATIE VAN DE BOUWDIRECTIE(S) BELAST MET DE UITVOERING (***) (Aannemer(s) / perso(o)n(en) die contracteren met de opdrachtgever) 7. Naam : _______________________________________________________________________________________________ Straat : ____________________________ Nr. : __________ Postnr. : ___________ Gemeente : __________________________ Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail : _____________________________________ R.S.Z. nr. : ____________________________ NACE-Code : ______________________________________________________ 8. Certificering / attestering V.C.A. (*) BeSaCC (*) I.S.O. (*) Andere (*) : ___________________________________________ 9. Aantal werknemers in de onderneming : _____________________________________________________________________ 10. Naam van de preventieadviseur :
_________________________________________________________________________
11. Externe Dienst voor Preventie en Bescherming Naam : _________________________________________________________________________________________________ Straat : ____________________________ Nr. : __________ Postnr. : ___________ Gemeente : __________________________ Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail : _____________________________________ 12. Arbeidsongevallenverzekeraar :
__________________________________________________________________________
C. IDENTIFICATIE VAN DE OPDRACHTGEVER(S) (***) 13. Naam : Straat : ____________________________ Nr. : __________ Postnr. : ___________ Gemeente : __________________________ Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail : _____________________________________ 14. Overheidsopdracht (*) Privé-opdracht (*) 15. Worden werken uitgevoerd in een inrichting waar de opdrachtgever personeel tewerktstelt ? J/N (*) (*) Schrappen wat niet past (**) Indien nog niet vastgesteld, de kadastrale gegevens vermelden (***) Eventueel lijst bijvoegen in bijlage
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
22
VOORAFGAANDE KENNISGEVING D. IDENTIFICATIE VAN DE BOUWDIRECTIE BELAST MET HET ONTWERP (architect, studiebureau, enz.) 16. Naam : ______________________________________________________________________________________________ Straat : ____________________________ Nr. : __________ Postnr. : ___________ Gemeente : __________________________ Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail : _____________________________________
E. IDENTIFICATIE VAN DE BOUWDIRECTIE BELAST MET DE CONTROLE OP DE UITVOERING (architect, studiebureau, enz.) 17. Naam : ______________________________________________________________________________________________ Straat : ____________________________ Nr. : __________ Postnr. : ___________ Gemeente : __________________________ Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail : _____________________________________
F. IDENTIFICATIE VAN DE COORDINATOR-ONTWERP 18. Naam : ___________________________ Onderneming/Instelling (**) : __________________________________________ Straat : ___________________________ Nr. : ___________ Postnr. : ___________ Gemeente : __________________________ Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail : _____________________________________
G. IDENTIFICATIE VAN DE COORDINATOR-VERWEZENLIJKING 19. Naam : ____________________________ Onderneming/Instelling (**) : _________________________________________ Straat : ____________________________ Nr. : __________ Postnr. : ___________ Gemeente : __________________________ Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail : _____________________________________
H. IDENTIFICATIE VAN DE ONDERAANNEMERS (***) 20. Zal er beroep gedaan worden op de onderaannemers ? J/N (*) 21. Zo ja, 1) Het gepland aantal ondernemingen en zelfstandigen op de bouwplaats aanduiden : ___________________________ 2) De reeds gekende aannemers aangeven, en de zelfstandigen apart aanduiden : Naam : _______________________________________________________________ RSZ-Nr :
_________________________
Straat : _________________________________ Nr. : __________ Postnr. : ___________ Gemeente : _____________________ Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail : _____________________________________ Activiteit : ___________________________________________ Zelfstandigen J/N (*) : ________________________________ Naam : _______________________________________________________________ RSZ-Nr :
_________________________
Straat : _________________________________ Nr. : __________ Postnr. : ___________ Gemeente : _____________________ Tel. : ____ / ___________________ Fax : ____ / ___________________ E-mail : _____________________________________ Activiteit : ___________________________________________ Zelfstandigen J/N (*) : ________________________________
I. OVERLEGSTRUCTUREN 22. Is een coördinatiestructuur op de bouwplaats voorzien ? J/N (*) 23. Zal er een vertegenwoordiger zijn van de vakbondsafvaardiging van de bouwdirectie belast met de verwezenlijking ? J/N (*) 24. Zal er een bouwplaatsgebonden vakbondsafvaardiging op de bouwplaats zijn ? J/N (*) 25. Datum : ______________________________________________________________________________________________ 26. Handtekening en hoedanigheid van de ondergetekende : _______________________________________________________ 27. Aantal bijlagen : _______________________________________________________________________________________
(*) Schrappen wat niet past (**) Slechts in te vullen indien de coördinator niet als zelfstandige werkt (***) Eventueel lijst bijvoegen in bijlage.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
23
2. GEGEVENS VAN HET PROJECT 2.1. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT Het betreft de plaatsing, aansluiting en indienstname van de treinaankondigers in stations op verschillende locaties waarvan op datum van vandaag geen enkele exact is vastgelegd.. Het betreft - de aanleg van elektrische kabels in de stations en op de perrons ; - het plaatsen van metalen ophangstructuren voor teleaankondigers in de stations en op de perrons; - het plaatsen van teleaankondigers op deze structuren; - de aansluiting van alle kabels in de stations, op de perrons en in technische ruimtes van I-ICT.
2.2. LOCATIE VAN DE BOUWPLAATS De prestaties kaderen in het uitvoeren van verschillende opdrachten waarvan de specifieke details van uitvoering tot op heden niet alle gekend zijn. Dientengevolge mag het veiligheids- en gezondheidsplan dat door de veiligheidscoördinator ontwerp wordt opgesteld niet als beperkend of volledig worden beschouwd. Het maakt integraal deel uit van dit bestek en moet worden aangepast op het moment dat de werkelijke uitvoeringsdetails gekend zijn en een veiligheidscoördinator verwezenlijking wordt aangesteld. De werkelijke aanstelling van een veiligheidscoördinator verwezenlijking hangt af van de situatie. De bouwplaats bevindt zich op verschillende locaties waarvan op datum van vandaag geen enkele exact is vastgelegd.
2.3. AARD VAN DE WERKEN 2.3.1. WERKEN • • • • •
Plaatsen van metalen ophangstructuren Plaatsen van treinaankondigers Annleggen van elektrische kabels Aansluiten van trainaankondigers Indienstellen van de treinaankondigers
2.3.2. LEVERINGEN • •
Metalen structuren bestemd voor het ophangen van de displays van het teleaankondigingsysteem ; Elektrische kabels et toebehoren voor het aanleggen ervan (kabelbanen)
De teleaankondigers worden door de Aanbestedende Overheid aan de dienstverlener ter beschikking gesteld.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
24
2.4.GEGEVENS IN VERBAND MET PLANNING & VERWEZENLIJKING 2.4.1. AANVANG DER WERKEN Op heden nog niet gekend. 2.4.2. DUUR DER WERKEN Op heden nog niet gekend.
2.5. VOORSTELLING VAN DE PARTIJEN 2.5.1. OPDRACHTGEVER(S) Eric MERCIER INFRABEL - I-ICT Ringstation2A sec.18/4 Tweestationstraat 82 B-1070 Brussel
2.5.2. BOUWDIRECTIE(S) BELAST MET DE UITWERKING VAN HET ONTWERP EN HET TOEZICHT OP HET BOUWWERK Olivier Vienne, leidende ambtenaar, INFRABEL - I-ICT.111 Ringstation2A sec.18/0 Tweestationstraat 82 B-1070 Brussel Tel. : 02 212 85 01 GSM : 0476 46 01 88 E-mail:
[email protected]
2.5.3. VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR 2.5.3.1.VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR-ONTWERP Geert VAN ACKER INFRABEL I-ICT.526 Health, Safety, Facilities en Veiligheidscoördinatie Ringstation2A sec.18/4 Tweestationsstraat 82 1070 Brussel Tel: 02 212 8775 GSM: 0478 99 21 31 E-mail:
[email protected] 2.5.3.2.VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR-VERWEZENLIJKING Overeenkomstig het KB van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (B.S. 27-01-2005), stelt de bouwdirectie belast met de uitvoering (aannemer) een coördinatorverwezenlijking aan (Art.4decies §1). Bedrijf: Naam: Tel.: I-ICT.526
Functie: Fax: Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
25
GSM:
E-mail:
2.5.4. BOUWDIRECTIE(S) BELAST MET DE CONTROLE OP DE UITVOERING Bedrijf: Naam: Tel.: GSM:
Functie: Fax: E-mail:
2.5.5. BOUWDIRECTIE(S) BELAST MET DE UITVOERING (= aannemer aan wie de opdracht wordt gegund) Bedrijf: Naam: Functie: Tel.: Fax: GSM: E-mail:
2.5.5. TUSSENKOMENDE PARTIJEN Bedrijf: Naam: Tel.: GSM:
Functie: Fax: E-mail:
Bedrijf: Naam: Tel.: GSM:
Functie: Fax: E-mail:
Bedrijf: Naam: Tel.: GSM:
Functie: Fax: E-mail:
2.5.6. PERSONEN BELAST MET DE VEILIGHEID Contactpersoon op de bouwplaats (Naam, voornaam en GSM) Geert VAN ACKER
Olivier Vienne
FUNCTIE
BEDRIJF
INFRABEL I-ICT.526 Veiligheidscoördinator- Health, Safety, ontwerp (fase bestek) Facilities en Veiligheidscoördinatie Leidend ambtenaar
Olivier BOESMANS
02 212 8775 0478 99 21 31
I-ICT.111
02 212 85 01 0476 46 01 88
INFRABEL I-AM.11
02 525.21.68 0499 80 48 22
Preventieadviseur Kristof DELLOITER
INFRABEL I-TMS.22
02 432 29 38 0496 30 71 69
Veiligheidscoördinatorverwezenlijking Preventieadviseur
Bouwdirectie(s)
Ploegbaas
I-ICT.526
Hoofd van de Dienst PBW Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
26
Bouwplaatsverantwoordelijke
2.5.7. EXTERNE DIENSTEN 2.5.7.1. TECHNISCHE INSPECTIE FOD WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG ANTWERPEN, Verantwoordelijke: Eric van Britsom, adviseur-generaal, Theater Building,Italiëlei 124 - bus 77,2000 ANTWERPEN,Tel.: 03 232 79 05,Fax: 03 226 02 53,E-mail:
[email protected],Ambtsgebied: Provincie Antwerpen. BRUSSEL, Verantwoordelijke: Luc Van Hamme, adviseur-generaal ,Ernest Blerotstraat 1,1070 BRUSSEL, Tel.: 02 233 45 46,Fax: 02 233 45 23, E-mail:
[email protected],Ambtsgebied: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HAINAUT-Est - Brabant Wallon,Rue Ferrer 6,6000 CHARLEROI,Tel.: 071 20 49 00 ,Fax: 071 20 49 14 ,E-mail:
[email protected], Ressort: Arrondissements administratifs de Charleroi, Soignies, Thuin et Nivelles (à l'exceptionde Lessines). HAINAUT-Ouest,Rue du Chapitre 1,7000 MONS,Tel.: 065 35 39 19,Fax: 065 31 39 92,E-mail:
[email protected], Ressort: Arrondissements administratifs d'Ath, Mons et Tournai (y compris Lessines). LIMBURG, Verantwoordelijke: Pieter De Munck, adviseur-generaal,TT 14,Sint-Jozefsstraat 10.10,3500 HASSELT,Tel.: 011 35 08 60,Fax: 011 35 08 78,E-mail:
[email protected], Ambtsgebied: Provincie Limburg. LUIK ,Verantwoordelijke: Maurice Gérard, adviseur-generaal,Bd. de la Sauvenière 73,4000 LIEGE,Tel.: 04 250 95 11 ,Fax: 04 250 95 29,E-mail:
[email protected], Ressort : Province de Liège. NAMUR - LUXEMBOURG,Chaussée de Liège 622,5100 Jambes,Tel.: 081 30 46 30,Fax: 081 30 86 30,E-mail:
[email protected],Ressort: Provinces de Namur et Luxembourg. OOST-VLAANDEREN, Verantwoordelijke: Jan De Vil, adviseur-generaal, Ketelvest 26, 3 B,9000 GENT,Tel.: 09 268 63 30 ,Fax: 09 268 63 20 ,E-mail:
[email protected], Ambtsgebied: Provincie Oost-Vlaanderen. VLAAMS-BRABANT, Verantwoordelijke:Dirk Van Nuffel, adviseur-generaal ,Philipssite 3A, bus 8,3001 LEUVEN,Tel.: 016 31 88 30,Fax: 016 31 88 44,E-mail:
[email protected],Ambtsgebied: Provincie Vlaams-Brabant. WEST-VLAANDEREN, Verantwoordelijke: Johnny Deplancke, adviseur-generaal,Breidelstraat 3,8000 BRUGGE,Tel.: 050 44 20 20,Fax: 050 44 20 29,E-mail:
[email protected], Ambtsgebied: Provincie West-Vlaanderen. 2.5.7.2. NAVB Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en Hygiëne in het Bouwbedrijf Sint-Jansstraat 4 1000 Brussel tel : 02/552 05 00 - fax : 02/552 05 05 E-mail:
[email protected] http://www.navb.be 2.5.7.3. DIENST VOOR PREVENTIE & BESCHERMING Op te geven door de inschrijver I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
27
2.5.7.4. ARBEIDSONGEVALLEN VERZEKERAAR Op te geven door de inschrijver
2.5.8. ANDERE 2.5.8.1. ZIEKENHUIZEN
http://www.abhbvz.be/nederlands/ziekenhuizen.html Gezien het grote aantal locaties, is het aangewezen deze informatie te verzamelen bij het aanvang van de werken per locatie het informatieformulier « NOODOPROEPNUMMERS » aan te vullen.
2.5.8.2. HUISARTSEN
Gezien het grote aantal locaties, is het aangewezen deze informatie te verzamelen bij het aanvang van de werken per locatie het informatieformulier « NOODOPROEPNUMMERS » aan te vullen. Deze informatie voor de regio Vlaanderen kan worden gevonden op de website http://www.huisarts.be/.
Wanneer op de vermelde nummers geen antwoord wordt gevonden, contacteer het noodnummer 100 via een vast telefoontoestel of het noodnummer 112 via GSM.
2.6. ORGANIGRAM AANNEMERS Niet gekend op dit moment 2.6.1. AANTAL WERKGEVERS / ZELFSTANDIGEN Niet gekend op dit moment 2.6.2. AANTAL WERKNEMERS Op te geven door de inschrijver
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
28
3. BIJZONDERE RISICO’S & AANDACHTSPUNTEN 3.1. RISICO’S EN AANDACHTSPUNTEN VOORTKOMEND UIT DE EVALUATIE VAN HET ONTWERP 3.1.1. ALGEMENE RISICO’S VERBANDHOUDEND MET HET WERKTERREIN & UIT TE VOEREN WERKEN Gezien de exacte locaties voor de verschillende opdrachten niet gekend zijn, kan er geen specifieke risico analyse worden gemaakt van elke mogelijke situatie. Hiertoe wordt er een algemene analyse gemaakt van de op het eerste zicht mogelijks voorkomende situaties die een risico kunnen inhouden naar analogie met andere projecten. Bij de opstart van een specifieke installatie wordt geacht de specifieke risico’s in kaart te brengen door de veiligheidscoördinator verwezenlijking. Bekabeling: De uit te voeren werken zullen zich voornamelijk voordoen in, of aan gebouwen.
De grootste risicofactor lijkt op het eerste zicht de aanwezigheid van derden. Gebouwen in bedrijf, waar heel wat personeel zich dagdagelijks heen en weer loopt. Eventueel andere aannemers, werklui die met dit project niets te maken hebben en door andere partijen worden aangesteld. Het lijkt me duidelijk dat bij aanvang van de werken wordt geïnformeerd naar eventueel aanwezigheid van derden, het uitvoeren van andere werken. En dat hiervoor de nodige maatregelen en afspraken met de beheerder van het gebouw, de verantwoordelijken van de mensen aanwezig worden gemaakt. Dit met die verstande dat conflictsituaties en het elkaar hinderen dermate worden vermeden teneinde risicovolle situaties te vermijden. De werkzones dienen ten allen tijde afgebakend, en toegang voor onbevoegden binnen deze zones moet ten allen tijde vermeden worden. De hinder voor de mensen werkzaam in het gebouw dient tot een minimum herleidt. Het is niet opportuun dat aan de éne kant van een muur een vergadering plaats heeft, en aan de andere kant gaten worden geboord. Synchronisatie is een belangrijk gegeven.
Voor nieuwe gebouwen, welke in opbouw zijn en deze installaties zullen worden aangebracht zal een Veiligheidscoördinator deze werken reeds coördineren. Deze aangestelde zal dan ook op de hoogte zijn van de specifieke risico’s op deze bouwterreinen. Het wordt dan ook verwacht dat de veiligheids- en gezondheidsplannen van deze worden opgevraagd, geraadpleegd en toegepast.
Andere werken zullen zich voordoen in publieke zones. De grootste risicofactor lijkt op het eerste zicht de aanwezigheid van derden. Hier betreft het in bijzonder totale buitenstaanders, mensen die en passant hun vervoermiddel na wensen te laten, en meestal gehaast zijn, of op z’n minst niet veel tijd hebben. Het langdurig versperren van deze doorgangen is niet aan te raden. Bij voorkeur wordt geopteerd voor tijdelijke toegangen. Op bepaalde momenten kan er een grote toevloed zijn van mensen – aankomst / vertrek van een trein – welke hun voertuig komen ophalen of nalaten. Dergelijke piekmomenten kunnen risicovolle situaties teweegbrengen.
Nieuwsgierigheid van reizigers is een niet te onderschatten element. Zonder het vaak te beseffen betreed iemand de werkzone en veroorzaakt een gevaarlijke situatie. I-ICT.526 Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
29
De werkzones dienen ten allen tijde afgebakend, en toegang voor onbevoegden binnen deze zones moet ten allen tijde vermeden worden.
Bij het aanbrengen van ondergrondse leidingen, delven van putten/sleuven, dient gecontroleerd op de aanwezigheid van reeds aanwezige leidingen of kabelwegen teneinde te vermijden dat deze beschadigd wordt. Het kan ook nuttig zijn deze wegen mochten zij bestaan te hergebruiken.
Bepaalde werken zullen uitgevoerd worden aan parkings langs sporen, zoals op perrons van stations, loskades, andere technische gebouwen. Deze werken zullen zich gevaarlijk dicht bij de sporen en bovenleidingen kunnen situeren. Hiervoor dienen bepaalde maatregelen in acht genomen teneinde deze werken correct en veilig uit te kunnen voeren. Bij de voorziene werken is het niet ondenkbaar dat zware machines kunnen worden gebruikt zoals graafmachines (voor aanleg van ondergrondse bekabeling). Deze machines moeten alle veiligheidsmaatregelen, en de veiligheidsafstanden specifiek in acht nemen.
In bepaalde gevallen zullen werken uitgevoerd worden op hoogte, mits gebruik te maken van ladder, stelling, … het risico op vallen is niet gering zowel van personen, werkmiddelen of installatiematerialen.
De componenten die deel uitmaken van deze installaties zijn vaak zwaar en lomp. Er dient voldoende mankracht beschikbaar om deze zaken op een veilige en correcte manier op de plaats van zijn bestemming geraakt.
Werken langs spoorlijnen:
Werken in nabijheid van sporen (in bedrijf, met hoge snelheden met meer dan 100km/u) - op druk bereden lijnen kan de frequentie heel hoog zijn
Werken in nabijheid van geëlektrificeerde bovenleidingen - spanning van 3000Vdc
Werken op grote hoogte > 4m - hoogspanningspalen hebben een hoogte van meer dan 4m, val/klim beveiliging zijn noodzakelijk
Oneffen terrein - terrein is smal, vol hindernissen, en ondergrond is niet vlak, meestal ballast van de sporen, soms genivelleerd, vaak modder. Verhoogd risico op val, uitglijdgevaar - onvoorziene hindernissen, spankabels op tallud (zie detail-1)
Bij beklimmen van hoogspanningspalen, opletten van de gewichten (+/- 1000kg) die dienen om kabels van trekkracht te voorzien. (zie detail-2)
detail -1
detail -2-
Gelijkgrondse overwegen - hinder en/of interferentie met het verkeer. I-ICT.526 Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
30
Stations of stopplaats in vol bedrijf - veel passage van reizigers en onbevoegden, afscherming van de werken dringt zich sterk op
Spoorlijn op talud - naast werken op hoogte (bovenleidingpalen), is het grondniveau sterk verhoogd ten opzichte van de omgeving. Dit betekent dat voor werknemers niet actief bij de werken op hoogte toch risico op valgevaar bestaat. - invloed van wind kan een verhoogd risico betekenen.
Spoorlijn ligt enorm landelijk - bereikbaarheid van de sporen met zwaar materieel is niet evident via kleine landbouwwegen.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
31
3.2. SPECIFIEKE AANDACHTSPUNTEN EN PROCEDURES BIJ WERKEN IN NABIJHEID VAN SPOREN 3.2.1. HET TREINVERKEER Op de verschillende bouwplaatsen wordt de dienst van het treinverkeer tegen de gebruikelijke snelheid van de lijn continu gehandhaafd. Zonder enige voorafgaande waarschuwing kan op elk moment, in elke richting en op elk spoor een trein langskomen tegen de door het plaatselijk seinsysteem toegelaten maximale snelheid.
3.2.2. GEVARENZONE (GZ) De gevarenzone van een spoor strekt zich aan weerszijden zijdelings uit over een afstand van 1,5 m vanaf de rail. De toegang tot deze gevarenzone door de werknemers (binnendringing type 1) is tot een strikt minimum beperkt. De toegang tot de gevarenzone met enige machine, gereedschap of zwaar materieel is ten strengste verboden (binnendringing type II).
3.2.2.1. VEILIGHEIDSPROFIELEN: In de praktijk laten de veiligheidsprofielen zich als volgt samenvatten: 1,50 M (VERTICALE DOORSNEDE) VANAF DE BUITENRAND VAN DE DICHTSTBIJZIJNDE RAIL = IN DEZE ZONE IS ELKE AANWEZIGHEID (PERSOON EN/OF MATERIEEL) VERBODEN;
NOMINALE OMGRENZING VAN HET PROFIEL VAN VRIJE RUIMTE CINEMATIC-PROFIEL
STATISCH PROFIEL
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
32
3.2.2.2. PROFIEL VAN VRIJE RUIMTE:
Gevarenzone
Veiligheidsafstand
3.2.3. DE SPOREN OVERSTEKEN Om het spoor of beide sporen van een lijn over te steken is het aangewezen de reglementaire ondergrondse doorgangen of bruggen te gebruiken of de overwegen mits het seinsysteem dit toelaat. Indien dergelijke voorzieningen zich te ver van de bouwplaats bevinden (>100m) is het toegelaten de sporen over te steken op plaatsen die in beide richtingen een zichtbaarheid van minstens 500 m bieden. Het oversteken van een spoor is gevaarlijk en kan aan een geïsoleerde persoon niet worden toegelaten.
3.2.4. WERKZAAMHEDEN IN DE GEVARENZONE (GZ) Werkzaamheden in de gevarenzone zijn slechts toegelaten onder de bescherming van een opgeleide schildwacht (opzichter) met kennis van de plaatselijke situatie. Binnendringing in de gevarenzone is strikt beperkt tot het type 1 of werkzaamheden met licht gereedschap die na de aankondiging van een trein onmiddellijk kunnen worden stopgezet. Deze werkzaamheden mogen geen enkel risico voor het treinverkeer vertegenwoordigen. Zij mogen de stabiliteit van het spoor of de vrije doorgang van een trein binnen de nominale begrenzing van het profiel van vrije ruimte, niet in het gedrang brengen.
3.2.5. HET GEBRUIK VAN MACHINES IN DE NABIJHEID VAN HET SPOOR Het voorzienbaar of accidenteel (zelfs per toeval of bij vergissing) binnendringen in de gevarenzone is formeel verboden voor enig zwaar voorwerp (gereedschap, machine of een gedeelte van een machine, lading …).
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
33
Een machine zoals een kraan, een minischop of enige andere machine die zich verplaatst en met beweegbare elementen is uitgerust, vertegenwoordigt een groot risico voor zijn bestuurder, voor de personen die in de omgeving werken en voor de veiligheid van het treinverkeer. Om enige aanrijding tussen een trein en de machine te vermijden moet een van de maatregelen uit de onderstaande lijst en in de vermelde volgorde van prioriteit worden toegepast:
Zij moeten zodanig worden opgesteld dat zij op geen enkel moment de gevarenzone van een spoor kunnen binnendringen (op voldoende afstand van de GZ ).
Zij moeten met sluitnokken uitgerust zijn die de draaicirkel en enige andere beweging moeten kunnen beperken zodanig dat mogelijke gevaarlijke bewegingen uitgesloten zijn (door INFRABEL erkende spoorautokranen)
Toepassing van een veiligheidsmethode, de S 460-procedure genoemd, blokkering van de bewegingen, onder toezicht ter plaatse van een bevoegde schildwacht van de Dienst Infrastructuur.
Buitendienststelling van het betrokken baanvak.
Voor kleine graafmachines (minischop) kan het werk in de nabijheid van de GZ als volgt gebeuren:
Een oranje veiligheidsnet moet de werkzone van de minischop afbakenen. Dit veiligheidsnet moet steeds de GZ van een spoor waarvan de dienst gehandhaafd blijft in acht nemen.
Geen enkel element van de kraan of zijn lading mag het oranje veiligheidsnet op geen enkel moment overschrijden.
Elke beweging van de kraan moet worden stopgezet wanneer de doorgang van een trein op de bouwplaats wordt aangekondigd. Tijdens de hele periode van de aankondiging van de trein tot na de doorgang ervan moet de kraan onbeweeglijk, in stilstand en in veiligheid blijven.
De aankondiging van de trein en het toezicht op de naleving van de regels gebeurt door de opzichter van de leidende ambtenaar of door een opgeleide INFRABEL-schildwacht die in voorkomend geval door de bouwopzichter wordt ingelicht.
3.2.6. BUITENDIENSTSTELLING VAN EEN SPOOR Het stilleggen van het treinverkeer is slechts mogelijk via de S 427-procedure, «buitendienststelling van het spoor», volgens de regels door een bevoegde INFRABEL-bediende uitgevoerd (de opzichters van I-ICT of van I-AM Asset Management). De buitendienststellingen moeten in overeenstemming met de verantwoordelijken van I-AM en I-TM&S worden geprogrammeerd. De aannemer moet aan de leidende ambtenaar minstens 4 weken vooraf de organisatie van een buitendienststelling verzoeken. De uitvoering van de buitendienststelling van een spoor heft de gevarenzone van het betrokken spoor op binnen de limieten van het baanvak. De buitendienststelling van een spoor wordt pas meegedeeld na de bevestiging door de bevoegde Dienst I-TM&S. De buitendienststelling van een spoor wordt steeds door de opzichter van de leidende ambtenaar ter plaatse aan de bouwplaatsleider van de aanneming meegedeeld via een inschrijving in het dagboek der werken. Deze inschrijving moet verplicht de volgende gegevens vermelden:
de beschrijving van de plaatsen door vermelding van het(de) baanvak(en) van het spoor (naam van de lijn en van het spoor) de grenzen van de buitendienststelling (kilometerpalen en aanduidingen van het element : vaste of mobiele stopsignalen op het spoor) de geplande begin- en einduren van de buitendienststelling.
De opzichter van de leidende ambtenaar vergewist zich ervan dat iedere op de bouwplaats aanwezige werknemer de begrenzingen en voorwaarden van de toegepaste buitendienststelling goed begrepen heeft. Met I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
34
het oog hierop dekt hij het spoor af door middel van mobiele stopsignalen die de werkzaamheden afbakenen. De opzichter van de leidende ambtenaar blijft tijdens de hele duur van de buitendienststelling aanwezig en houdt een scherp toezicht op de werken.
3.2.7. EINDE VAN DE BUITENDIENSTSTELLING VAN EEN SPOOR Alvorens het spoor opnieuw in dienst te stellen verwittigt de opzichter van de leidende ambtenaar alle op de bouwplaats aanwezige werknemers. Door middel van een verwittiging in het dagboek der werken kondigt hij het uur van de opheffing van de buitendienststelling aan. Hij verzoekt de bouwplaatsleider van de aanneming om deze verwittiging te ondertekenen. Vanaf dat ogenblik moeten de werknemers de gevarenzone, die weer wordt ingesteld, opnieuw in acht nemen. Na de medeondertekening door de bouwplaatsleider dient de opzichter van de leidende ambtenaar het verzoek tot opheffing van de buitendienststelling in bij de diensten I-AM en I-TM&S.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
35
3.3. SPECIFIEKE AANDACHTSPUNTEN EN PROCEDURES BIJ WERKEN IN NABIJHEID VAN HOOGSPANNINGSLIJNEN/BOVENLEIDINGEN 3.3.1. ELEKTRISCHE TRACTIE OP 3KV De energievoorziening voor de elektrische treinen wordt verwezenlijkt via de bovenleiding, t.t.z. een systeem van rijdraad dat in contact staat met de pantograaf van de trein en dat is opgehangen aan dragers op de bovenleidingsmasten. De nominale spanning van 3000V gelijkspanning is overal en altijd aanwezig op de rijdraad, de draagkabels en de bevestigingsmidellen tot aan de isolatoren. De elementen onder spanning kunnen tot een minimale hoogte van 4,8 m boven railniveau zijn opgesteld.
3.3.2. VEILIGHEIDSAFSTANDEN 3.3.2.1 INLEIDING De volgende documenten uitgegeven door de dienst Sterktroom van de Directie Asset Management van Infrabel beschrijven in detail de werkomstandigheden en de te respecteren veiligheidsafstanden t.o.v. de delen onder spanning van de vaste installaties van de elektrische tractie: nr plan 490.001 490.002 490.003 490.004
titel Bovenleiding 3kV- Algemeenheden Veiligheidsafstanden van toepassing bij werken Algemene inplantingsvoorwaarden voor sta-en loopoppervlakken in verband met elektrische veiligheid Bovenleiding 25kV AC- Algemeenheden Veiligheidsafstanden van toepassing bij werken Veiligheidsafstanden t.o.v. bovenleidingsinstallaties onder spanning 3kV DC/25kV AC
Buiten deze documenten moeten, op het ogenblik van de werken in de nabijheid van elektrische tractie installaties, reglementen toegepast worden. Zoals onder andere:
Het Algemeen Reglement op Elektrische Installaties (AREl)
Het ARAD 06 uitgegeven door de dienst Veiligheid en Milieu van de NMBS Groep, namelijk wat de bepalingen betreft in verband met:
De verplichtingen van de werkgever tegenover zijn werknemers. Verplichtingen van INFRABEL tegenover externe ondernemingen en hun werknemers. De veiligheid op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
Het Algemeen Reglement van de Seininrichting (ARS) en het Algemeen Reglement van de Elektriciteit (AREl) uitgegeven door Directie Asset Management van Infrabel.
Deze reglementen zijn in de meeste gevallen te raadplegen op de intranet sites van de diensten verantwoordelijk voor deze activiteiten. Het onderhavige document bepaalt de minimaal te respecteren voorschriften door het personeel I-ICT en door de externe ondernemers op het ogenblik van werken en bepaalt de toegelaten interventies, maar wijzigt de bestaande reglementen waarvan hierboven sprake niet, deze blijven integraal van toepassing
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
36
3.3.2.2. DEFINITIE VAN "VEILIGHEIDSAFSTAND" De "3 kV-bovenleidings-veiligheidsafstand bij werken" (kortweg verder in het document "VEILIGHEIDSAFSTAND" genoemd) is de minimum luchtafstand, recht gemeten, die moet gerespecteerd worden tussen:
enerzijds: een onder 3kV staand, niet door bijzondere hindernissen, omhulsels of isolatie beschermd, naakt onderdeel, dat deel uitmaakt van de 3kV bovenleiding in de lucht, en anderzijds: een werkende persoon en de voorwerpen waarmee deze persoon in contact is.
Deze veiligheidsafstand omvat een reserve die rekening houdt met mogelijk ongewilde bewegingen. Bij aanwezigheid van een 3kV isolatie wordt de isolator zelf aan het geaarde (of met het spoor verbonden) eindstuk als onder 3kV beschouwd, ter bepaling van de veiligheidsafstand. 3.3.2.3. ALGEMENE BEGINSELEN
Elke werknemer die niet over een bijzondere toelating beschikt moet op 3 m van de onder spanning staande delen blijven.
Elke persoon die in de nabijheid van de vaste installaties van de tractie moet werken moet in het bezit zijn van een geschreven en nominatieve toelating (S630) welke hem toelaat te werken op afstanden kleiner dan 3 m van deze installaties. Die toelating, afgeleverd door de werkgever of door zijn vertegenwoordiger, specificeert de categorie waartoe de werknemer behoort. Het is het bewijs dat de werknemer door de aannemer ingelicht is over de gevaren van elektriciteit.
Iedere persoon die zijn persoonlijke toelating niet kan tonen gedurende de werken, wordt beschouwd als een persoon zonder toelating.
Volgens de norm NBN-EN50110 zijn er 4 categorieën van werknemers: Gewone personen = BA1 Gewaarschuwde personen = BA4 Bevoegde personen = BA4 Gespecialiseerde personen = BA5
Een werknemer van een aannemer of van een van zijn onderaannemers, andere dan een aannemer of onderaannemer die bovenleidingen plaatst en/of andere dan een schilder, die voldoende geïnformeerd is door gekwalificeerde en gespecialiseerde personen om hem voor de gevaren van een bovenleiding 3kV te behoeden, wordt een « gewaarschuwde persoon » genoemd, op voorwaarde dat zijn werkgever hem een schriftelijke toelating geeft.
Het personeel van aannemer dat bij het begin van de bouwwerken een conferentie en een lastenboek kreeg ter informatie over de mogelijke risico's, mag tot deze categorie beschouwd worden.
Een persoon van de directie Asset Management van Infrabel of een werknemer van een aannemer voor het plaatsen van bovenleidingen of door een van zijn onderaannemer wordt «gespecialiseerde persoon» genoemd indien hij over een schriftelijke toelating beschikt, afgeleverd door zijn werkgever die verklaart dat die persoon tot deze categorie behoort. In het kader van de te realiseren I-ICT werken worden deze personen beschouwd als bevoegde personen.
De personen die tot geen van de 3 categorieën hierboven behoren worden « gewone personen » genoemd.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
37
3.3.2.4. ALGEMENE ORGANISATIE VAN DE WERKEN I-ICT OP DE BOVENLEIDING INFRASTRUCTUREN Elk werk dat door onze diensten moet uitgevoerd worden aan de infrastructuur van de bovenleidingen moet het voorwerp uitmaken van een schriftelijke vraag om toelating aan de dienst bovenleidingen van de zone Infrabel waar de werken zullen moeten plaats vinden. Deze aanvraag moet ingediend worden door de leidende ambtenaar van de aanneming 3.3.2.4.1. Te gebruiken documenten:
TPO voor werken aan de infrastructuur in exploitatie waarvan de werktijd groter dan 24h geschat wordt. een getekende nota voor infrastructuur buiten exploitatie of voor werken aan infrastructuur in exploitatie waarvan de werktijd minder dan 24h geschat wordt.
3.3.2.4.2. Te vermelden inlichtingen: De aanvraag moet verplicht de volgende gegevens vermelden;
de categorie van het benuttigd personeel om de werken uit te voeren; de volledige lijst van de palen, consoles, dwarsbalken, overbruggingen en onderbouwingen
waaraan werken voorzien zijn. Voor elk van deze punten zal het type van de uit te voeren werk vermeld worden (plaatsen van een console, van een lasdoos, van een reservelus, van een spaninrichting, van een oversteek,...);
de punten van de lijst die het buiten spanning stellen van de bovenleiding vereisen met vermelding van de toe te passen gevallen; de bovenleidingpalen waarvan de beklimming, het buitendienst stellen van de bovenleidingspanning eist in functie van de categorie van het benuttigd personeel, op basis van de richtlijnen in punt 8.9.5 hieronder.
3.3.2.4.3. Buiten spanning stellen van de bovenleiding Het I-ICT personeel is niet bevoegd om zelf de bovenleidingen buiten spanning te stellen noch ze aan de spoorstaven te verbinden (aarding). Ieder werk die het buiten spanning stellen van de bovenleiding vereist, zal het onderwerp uitmaken van een aanvraag bij de dienst bovenleiding van de betrokken Area van Asset Management en dit volgens de van kracht zijnde regels bij Infrabel. Opmerkingen:
Het gebruik van ladders is enkel toegelaten voor het uitvoeren werken aan het uiteinde van bovenleidingconsoles. Enkel vezelglas ladders worden in de sporen toegelaten.
De werken aan het uiteinde van de bovenleidingconsoles vereisen het buiten spanning stellen van de bovenleiding en het buitendienst stellen van het spoor gelegen naast het uiteinde van de console. De toegang tot deze laatste door beklimming van een ondersteuningspaal en het dwarsen van het spoor onder spanning is verboden.
Het realiseren van kruisingen boven de kabels van bovenleiding vraagt een buiten spanning stelling van de bovenleidingen en een buitendienststelling van de sporen.
Werken aan luchtkabels langsheen de bovenleiding uitgerust met 25kV AC zijn verboden zonder voorafgaande buiten spanning stelling van de bovenleiding.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
38
3.3.2.5. ORGANISATIE VAN DE WERKEN IN DE NABIJHEID VAN DE BOVENLEIDINGEN 3KV ONDER SPANNING Het handgereedschap dat tijdens het uitvoeren van deze werken wordt gebruikt moet een maximale afmeting hebben die kleiner dan 50 cm is. 3.3.2.5.1 Werken zonder toelating Er is geen toelating nodig voor werken met een veiligheidsafstand groter dan 3 m. Het werkoppervlak hoeft dan niet noodzakelijk begrensd te worden, ook niet door hindernissen. 3.3.2.5.2 Werken die een toelating vereisen De enige werken toegelaten met een veiligheidsafstand kleiner dan 3 m zijn het beklimmen van een paal door middel van klimijzers om er werken uit te voeren. Het gebruik van ladders is niet toegelaten. Bij de beklimming is het verboden het niveau van de horizontale balk van de bovenleiding te overschrijden. Het beklimmen van bovenleidingpalen uitgerust met een hoogspanningsschakelaar is bijzonder gevaarlijk. In dit geval is het verboden, het niveau van de horizontale balk van de bovenleiding en van de vloer van de instandhoudingloopbrug van de schakelaar, te overschrijden.
3.3.2.5.2.1 Veiligheidsafstand De boog waar de 3kV niet aanwezig mag zijn vereist een minimumafstand te respecteren tussen het werkoppervlak en het begin van de isolator. Men mag geen armen, benen (en andere lichaamsdelen) en klein handgereedschap (en natuurlijk ook geen lange voorwerpen) verbonden met het lichaam (zonder afdoende isolatietegen3kV) gewild op dichter dan 1,5 m (BA1), 1,0m (BA4) of 0,5m (BA5) van de naakte geleider brengen. Voor de rest van het lichaam is er geen gevaar bij het volgen van de voorschriften i.v.m. het werkoppervlak.
3.3.2.5.2.2 Verwijderingsafstand Om te kunnen bepalen of de beklimming van een paal mag uitgevoerd worden zonder de spanning uit te schakelen, moet men onderzoeken of "de verwijderingsafstand "gerespecteerd is. Deze afstand is de afstand tussen de paal en de dichtstbijzijnde isolator. Deze moet aan de medewerker de mogelijkheid bieden om de veiligheidsafstand te respecteren rekening houdend met de door de klimijzers afgebakende werkoppervlakte. Het werkoppervlak is een horizontaal rechthoekig vlak. Vertrekkend van de paal moet de "lengte" van het werkoppervlak 50 cm zijn. De "breedte" van het werkoppervlak bestaat uit de breedte van de paal, vermeerderd met 30 cm, met een minimale"breedte" voor het werkoppervlak van 50 cm. De volgende tabel geeft de verschillende te respecteren afstanden t.o.v. het werkoppervlak bij het beklimmen van een paal naargelang dat, de persoon de 3kV benadert met zijn rug, zijn gezicht (wanneer hij recht voor zich uitkijkt) of zijn zijkant. Met de uitdrukking "doorgang door één persoon" wil men zeggen dat de persoon bij het beklimmen of afdalen aan de paal zich zo veel mogelijk met beide handen vasthoudt De persoon wordt verondersteld geen andere taak te verrichten louter het beklimmen of afdalen zodanig dat hij de volledige aandacht kan concentreren op zijn bewegingen.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
39
Verwijderingafstanden van toepassing voor de 3 kV DC voor de werken met bovenleiding onder spanning
Waar is 3kV to.v. persoon?
Kant rug (beklimmen langs binnenkant) Kant gezicht (beklimmen langs buitenkant) Zijkant (beklimmen langs zijkant)
“persoon zonder toelating”
“gewoon persoon”
"bevoegde personen" "gewaarschuwde personen" Bij doorgang van 1 persoon en bij werken
4,25
2,75m
2,00 m
1,75m
3,75mpaalbreedte
2,25mpaalbreedte
1,50mpaalbreedte
1,25mpaalbreedte
3,9 (*)
2,4 (*)
1,65(*)
1,4(*)
“gespecialiseerd persoon”
(*) Indien de breedte van de paal <0,20m: 1,50m + (0,50-breedte paal)/2 3.3.2.5.3 Verboden zone tijdens de werken met kabels Kabels die als lange voorwerpen beschouwd worden en die beweegbaar zijn in alle richtingen en verbonden zijn met een persoon, mogen nooit in een zone binnendringen boven de spanningsgeleider 3kV waar het totale verbod geldt en dit zelfs bij meer dan 1,5m,wanneer er geen adequate hindernis is die een contact tussen de kabel en de 3kV uitsluit. 3.3.2.5.4. Werken uitgevoerd door externe ondernemer Volgens wettelijke voorschriften, moet Infrabel de ondernemer informeren over de gevaren aan welke zijn personeel blootgesteld wordt wanneer het zich in de nabijheid van bovenleidingen onder spanning bevindt. De ondernemer licht zijn werknemers en/of zijn onderaannemers in over de risico's verbonden met de veiligheid en de gezondheid waaraan ze blootgesteld worden tijdens de activiteiten binnen de installaties van de spoorweg alsook over de beschermings- en preventiemaatregelen die werden genomen om deze te voorkomen. Het gevaar van de bovenleidingen onder spanning moet vermeld worden in het bestek. Alle werknemers en voorwerpen van de aannemer moeten op een veiligheidsafstand van minimum 3m van de bovenleidingspanning blijven. Een nominatieve toelating moet afgeleverd worden per werkgever aan zijn medewerkers wanneer de ondernemer beslist dat het de noodzakelijk is te werken binnen de gevaarszone (< 3m). Het personeel van een aannemer kan in verschillende groepen geklasseerd worden: gewone -, gewaarschuwde-, gekwalificeerde - en gespecialiseerde personen. De aannemer bepaalt zelf tot welke categorie zijn personeel behoort, hij is verantwoordelijk voor zijn verklaringen en voorziet de leidende ambtenaar van een nominatieve lijst. Tijdens de werken, moet Infrabel controleren of de regels correct toegepast worden. Met dit doel moet elk personeelslid van de aannemer beschikken over een persoonlijke en nominatieve toelating (S630) om te mogen werken binnen de 3m van de bovenleiding onder spanning met aanduiding van de categorie van personeel tot welke hij behoort. De leidende ambtenaar zal in samenspraak met een vertegenwoordiger van de aannemer, een minimum lijst opstellen van de installaties waarvoor de beklimming zonder veiligheidsmaatregelen is verboden.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
40
Hij moet deze lijst overmaken aan de aannemer met de vraag om voor elke paal, die niet in de lijst werd opgenomen, te onderzoeken of de veiligheidsafstand en het gevaar om binnen te dringen in het profiel van het spoorwegverkeer gerespecteerd is in functie van de door zijn personeel gebruikte werkmethode. De toelating voor werken mag enkel gegeven worden wanneer aan volgende voorwaarden voldaan wordt: de toelating hebben van de dienst bovenleidingen: in het bezit zijn van een nominatieve personeelsledenlijst van de aannemer die hun categorie preciseert; de bevestiging van de aannemer dat de lijst waarvan sprake in vorige paragraaf, onderzocht werd.
3.3.2.5.6 Controle tijdens de uitvoering van de werken De leidende ambtenaar moet een getekend document per werknemer op het terrein in zijn bezit hebben. Wanneer er tijdens de werken, een werknemer van de aannemer, in termen van het bestek, een toelating heeft om binnen de 3m van de 3kV te werken, mag deze zijn persoonlijke nominatieve toelating niet doorgeven, hij wordt in dat geval beschouwd als een persoon zonder toelating en dient op een veiligheidsafstand van 3m van de bovenleiding te blijven. Uittreksel van de wet van 4 augustus 1996 (B.S. van 18.9.1996) betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. HOOFDSTUK IV Bijzondere bepalingen betreffende werkzaamheden van ondernemingen van buitenaf Art. 9. De werkgever in wiens inrichting werknemers van externe ondernemingen werkzaamheden komen uitvoeren, is er toe gehouden: 1° de onderneming te weren waarvan hij kan weten dat de werkgever de verplichtingen opgelegd door deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten ten aanzien van zijn werknemers niet naleeft; 2° met de werkgever van de externe onderneming een overeenkomst te sluiten waarin inzonderheid de volgende clausules zijn opgenomen: a) de werkgever van een externe onderneming verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, eigen aan de inrichting waarin zijn werknemers werkzaamheden komen uitvoeren, na te leven; b) indien de werkgever van de externe onderneming zijn onder a) bedoelde verplichtingen niet of gebrekkig naleeft, kan de werkgever in wiens inrichting de werkzaamheden worden uitgevoerd zelf de nodige maatregelen treffen, op kosten van de werkgever van de externe onderneming, in de bij overeenkomst gestipuleerde de gevallen. 3° zelf na ingebrekestelling van de werkgever van de onderneming van buitenaf, de nodige maatregelen in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk eigen aan de inrichting te treffen, indien de werkgever van de onderneming van buitenaf deze maatregelen niet neemt of zijn verplichtingen gebrekkig naleeft. … De opzichter, die door de leidende ambtenaar werd aangeduid op de werken, draagt de volle verantwoordelijkheid voor wat de veiligheid betreft van alle tussenkomende partijen op de bouwplaats. Wanneer hij daadwerkelijk inbreuken vaststelt moet hij reageren op grond van de ernst van de risico's veroorzaakt door de inbreuk in kwestie en in voorkomend geval rekening houden met de herhalingsfactor. Wanneer hij vaststelt dat de werknemers een groot risico veroorzaken, moet hij onmiddellijk de gevaarlijke activiteit stopzetten en zijn beslissing in het dagboek der werken registeren of door om het even welk ander document met deze functie.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
41
3.3.3. BUITENSPANNINGSTELLING VAN DE BOVENLEIDING Indien de aard van het werk niet toelaat de veiligheidsafstanden te respecteren, of indien het risico om deze afstanden toevallig te overschrijden reëel is, dan is een buitenspanningstelling verplicht. De buitenspanningstelling mag enkel worden gerealiseerd door een medewerker van de dienst bovenleiding van Infrabel. De buitenspanningstelling moet worden gepland met akkoord van de verantwoordelijken van Infrabel en I-TM&S. De inschrijver moet om een buitenspanningstelling te bekomen zich richten tot de leidende ambtenaar tenminste 4 weken op voorhand. De buitenspanningstelling kan maar worden meegedeeld na bevestiging van de desbetreffende dienst van Infrabel. De buitenspanningstelling van een bovenleiding wordt steeds door de opzichter van de leidende ambtenaar aanwezig op de werf aan de werfleider van de aannemer meegedeeld met behulp van een schrijven in het dagboek der werken die volgende verplichte informatie bevat:
de beschrijving van de plaatsen of secties (nummers van de gevallen) de grenzen van de buitenspanningstelling (plaats aardingspaal aan de rail) de tijdstippen van het voorziene begin en einde van de buitenspanningstelling
De werfopzichter van de leidende ambtenaar vergewist er zich van dat alle werknemers aanwezig op de werf alle toegepaste beperkende maatregelen en voorwaarden van de buitenspanningstelling hebben begrepen De werfopzichter van de leidende ambtenaar blijft op de werf aanwezig en houdt van nabij toezicht op de werken gedurende de gehele tijd van buitenspanningstelling.
3.3.4. EINDE VAN DE BUITENSPANNINGSTELLINGBOVENLEIDING De werfopzichter van de leidende ambtenaar waarschuwt alle werknemers aanwezig op de werf alvorens de spanning terug in te schakelen. Hij maakt dit bekend door een mededeling in het dagboek der werken met vermelding van het uur van inschakeling. Hij vraagt aan de werfleider om deze mededeling mee te ondertekenen. Vanaf dit moment respecteren de werknemers van de aannemer de opnieuw van toepassing zijnde veiligheidsafstanden. Na ondertekening door de werfleider dient de werfopzichter van de leidende ambtenaar de aanvraag tot onderspanningstelling in bij Infrabel.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
42
4. WERFINRICHTING EN ORGANISATIE 4.1. WERFINRICHTING Vóór de aanvang van de werken stelt de aannemer een plan op van de inrichting van zijn bouwplaats. Dat plan voorziet onder andere in de opstelling van;
de bouwplaatslokalen (bureaus, vergaderlokaal, eetlokaal, kleedkamers, sanitaire voorzieningen, EHBOlokaal, …) de eventuele hefwerktuigen (stelplaatsen van vaste bouwkranen, goederenlift,…) de hoofd- en secundaire toegangen (ingangen, trappen, loopbruggen …) de leveringsplaatsen en opslagzones (materialen, gevaarlijke producten en afval) de inrichtingen van specifieke werkzones (systeembouw, lassen, wapening, ...) speciale toegang voor hulpdiensten
Dit inrichtingsplan moet vooraf voor goedkeuring aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden voorgelegd. Alle belangrijke aanpassingen of wijzigingen aan het inrichtingsplan moeten vooraf door de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden goedgekeurd.
4.1.1. WERFLOKALEN Voor meer gedetailleerde gegevens betreffende de nodige werflokalen is bundel 18 van de Veiligheidsnota's van het NAVB een zeer bruikbare documentatie. Voorwaarden waaraan de lokalen zonder meer dienen te voldoen:
Een directiekeet en personeelskeet zijn verplicht voor iedere bouwplaats. De aannemer voorziet dat in de directiekeet zich steeds een goedwerkend GSM toestel of draagbaar telefoontoestel aangesloten op het telefoonnet bevindt voorzien van een oplaadkit, een afsluitbare kast waarin dossiers kunnen worden bewaard bevinden. Het is ten strengste verboden te roken in de directiekeet. De Veiligheidscoördinator heeft tijdens de openingsuren van de werf steeds toegang tot de directiekeet. De Directiekeet kan tevens ook worden ingericht als EHBO lokaal.
De aannemer is verplicht eetlokalen en kleedkamers ter beschikking van zijn werknemers te stellen en voldoende sanitaire installaties te voorzien. De planning en de installatie van deze lokalen en sanitaire installaties worden in onderlinge overeenstemming met de veiligheids- en gezondheidscoördinator vastgesteld.
Deze lokalen en sanitaire installaties worden met de nodige voorzieningen uitgerust (meubilair, consumptieartikelen). Deze lokalen en sanitaire installaties worden in alle veiligheid op de bouwplaats geïnstalleerd en worden eventueel verwarmd. De aannemer moet de toegang tot deze lokalen en sanitaire installaties voor de andere tussenkomende partijen van de bouwplaats toelaten.
De inplanting en de inrichting van de werflokalen moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen: De verschillende lokalen zullen zodanig in een of meerdere zones gegroepeerd worden, dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn voor de werknemers. Een voldoende afstand ten opzichte van de openbare weg moet steeds bewaard blijven. De bureel- en personeelslokalen moeten vanaf de openbare weg zonder gevaar toegankelijk zijn. Indien nodig voor een vlotte bereikbaarheid van de hulpdiensten wordt er een signalisatie aangebracht vanaf de openbare weg.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
43
De onderaannemers moeten de wettelijke regels voor het onderbrengen van hun werknemers eerbiedigen. Voor hun water-, riool- en elektriciteitsvoorziening kunnen ze eventueel afspraken maken met hun hoofdaannemer of met de algemene aannemer. De lokalen moeten worden uitgerust met voldoende en aangepaste brandbestrijdingsmiddelen die periodiek worden gekeurd. De vloeren van de werfketen zijn samengesteld uit een effen waterdichte bekleding, bestand tegen regelmatige schoonmaak met water. De sanitaire afvoeren zullen, indien mogelijk aangesloten worden op de openbare riolering conform met de plaatselijke reglementering.
Het onderhoud en reiniging van de gemeenschappelijke inrichtingen gebeurd door de algemene aannemer. De lokalen van de sanitaire installaties (kleedkamers, refters, wasplaatsen, toiletten) voldoen aan de wettelijke hygiëne- en veiligheidseisen en moeten telkens als het nodig is en minstens eenmaal per dag gereinigd worden. Daartoe wordt een persoon aangesteld die niet alleen de vloeren proper houdt, maar ook de wanden, ruiten en het meubilair. Elke aannemer is verantwoordelijk voor de reiniging van zijn eigen inrichtingen en is tegenover het bestuur verantwoordelijk voor zijn onderaannemers.
De coördinator-verwezenlijking geeft, na overleg met de leidende ambtenaar of zijn gemachtigde, zijn goedkeuring over de inrichtingsplannen.
4.1.2. LOKAAL VOOR EHBO Het lokaal voor eerste hulp bij ongevallen bevindt zich in het burelenblok van de algemene aannemer en wordt door hem ingericht. Dat lokaal moet aangeduid worden met een reglementair pictogram (wit kruis op groene achtergrond) en moet uitgerust zijn met:
Een gebruiksklare draagberrie, zo nodig een draagberrie die met hijsriemen verplaatst kan worden; Dekens & thermische dekens; 2 verbandkoffers welke de basisinhoud bevatten: elastisch knelverband, steriele snelverbanden, zwachtels, verbandwatten, kleefpleisters, een schaar, veiligheidsspelden, … Daar kunnen andere producten aan toegevoegd worden maar dat is wettelijk niet verplicht. Een te uitgebreide voorraad kan zelfs risico’s inhouden. Zaken die niet met eerstehulpsverlening te maken hebben, horen eigenlijk niet in de EHBO-kist thuis. Eenvoudige pijnstillers, zalf tegen insectenbeten, … zijn in feite al een uitbreiding, zij het een aanvaardbare. Men moet hierbij altijd letten op de bewaarcondities en vervaldata van de producten.; Stromend water; Een zo natuurlijk mogelijke verlichting, verluchting en temperatuursregeling;
De netheid in het lokaal is van groot belang. De ruimte mag zeker niet gebruikt worden voor het opslag. De Directiekeet mag/kan worden ingericht als EHBO lokaal, indien dit voorgaandelijk met de veiligheidscoördinator verwezenlijking overlegd is. Dit doet geen afbreuk aan de voorwaarden waaraan het lokaal dient te voldoen.
4.1.3. OPSLAG MATERIALEN Het opslagbeheer op de bouwplaats wordt eveneens op plan weergegeven dat bij het toegangsbeheersplan kan worden gevoegd. De aannemer is verantwoordelijk voor het beheer van de hoofd- en de bijzondere opslagzones op de bouwplaats. De aannemer en de eventuele onderaannemers zullen samen met de leidende ambtenaar of diens opzichter en de coördinator-verwezenlijking de afgebakende zones vastleggen waar materialen opgeslagen zullen worden. De planning van deze opslagzones moet te allen tijde het vrij verkeer op de bouwplaats en de volledige vrije doorgang van de hoofd-, secundaire en bijzondere toegangen waarborgen. De organisatie van de leveringen van materialen en materieel op de bouwplaats zal met de voorschiften van dit opslagbeheer overeenstemmen.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
44
De planning van de opslag op de bouwplaats zal eveneens rekening houden met de geldende reglementering betreffende de beperking van het manueel hanteren van lasten op de bouwplaats. Specifieke opslagzones kunnen op de bouwplaats worden ingericht. In de mate van het mogelijke moet worden vermeden dat de opslagzones zich in de nabijheid van de werkposten of de sociale lokalen bevinden. De aldus vastgelegde zones zullen voldoende verwijderd zijn van de verkeerszones en de perrons voor de reizigers, zodat het normale verkeer en het werfverkeer niet gehinderd wordt. De voorraden zullen op een stabiele manier gestapeld worden en duidelijk gescheiden naar hun aard. Het handhaven van die orde geldt voor iedereen. De afstand tussen de voorraden moet een gemakkelijke doorgang toelaten. De toegang tot de verschillende zones wordt duidelijk aangegeven. Die toegang moet voldoende breed zijn om de voertuigen voor het verplaatsen van materialen een gemakkelijke doorgang te verlenen. De voertuigen moeten aangepast zijn aan de te vervoeren lasten. Dit alles moet zo nodig in overleg met de coördinator-verwezenlijking gebeuren om zo rekening te houden met de eventuele aanwezigheid van de aannemers van andere, gelijktijdige werken.
4.1.4. OPSLAG GEVAARLIJKE PRODUKTEN In de eerste plaats moet men er zeker van zijn dat er voor dezelfde toepassing geen minder gevaarlijke producten met evenwaardige eigenschappen bestaan. De opslagplaatsen van ontvlambare producten en materialen, van welke aard ook, moeten zorgvuldig uitgekozen worden. Dat wil zeggen dat ze zo ver mogelijk van de arbeidsplaatsen moeten liggen, vooral als er werkzaamheden worden uitgevoerd die een zeker brandrisico inhouden (bijvoorbeeld laswerken). In ieder geval mogen nooit gevaarlijke producten binnen een gebouw worden opgeslagen. Alleen de voor het werk van de dag benodigde hoeveelheden mogen binnengebracht worden. De inplanting van de voorraadplaatsen en de brandbestrijdingsmiddelen zal gekozen worden op basis van de aard van de aanwezige producten. De algemene aannemer voorziet op zijn werfinrichtingsplan een zone voor de opslag van gevaarlijke producten. De omheining daar rond bestaat uit twee meter hoge verplaatsbare draadhekkens met de nodige pictogrammen met rook- en vuurverbod. Elke aannemer zorgt in die zone voor de reglementaire opslag van zijn producten met zonodig extra signalisatiepictogrammen, aangepast aan de eigenschappen van de stoffen. De opslagplaatsen van gevaarlijke producten moeten zowel binnen als buiten (op de toegangen) voorzien worden van de reglementaire veiligheids- en gezondheidssignalering (gebod, verbod, gevaar)! Bij een interventie van de brandweer moet de opslagplaats van de bovenvermelde producten en de hoeveelheid dadelijk en spontaan worden meegedeeld. Daarom is ook een correct plan van de werfinstallatie onontbeerlijk. Tevens dienen: alle producten op de bouwplaats reglementair geëtiketteerd te zijn ; afschriften van de veiligheids- en gezondheidskaart van de gebruikte producten te worden overgemaakt aan de coördinator-verwezenlijking ; een lijst met de opgave van de aanwezige gevaarlijke stoffen en hoeveelheden steeds aanwezig te zijn op de werf ; het verwijderen van de verpakking moet gebeuren volgens de geldende wetgeving en in samenspraak met de coördinator-uitvoering.
4.1.5. VERWIJDERING VAN GROND EN AFVAL Kleine hoeveelheden grond worden langsheen de taluds verspreid. I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
45
Indien het volume van de uitgravingen meer dan 150 m³ of 250 ton bedraagt, dan moet de aannemer verplicht de toepasselijke wetgeving raadplegen en in het bijzonder het besluit van de Waalse Regering van 14/06/2001 dat de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevordert - BS 10/07/01 en 18/07/01. Afval van beton (gebroken goten, ...) wordt als inert materiaal naar een klasse 3 stortplaats verwijderd.
4.1.6. ORDE EN NETHEID De aannemer is verantwoordelijk voor de planning van de frequente en regelmatige reiniging van de bouwplaats. Speciale zones voor de tijdelijke opslag van het afval worden eveneens op de bouwplaats gepland. De planning van de reiniging en van de opslag van het afval gebeurt in samenwerking met de veiligheids- en gezondheidscoördinator-uitvoering. In algemene regel moet de aannemer de reiniging zodanig plannen dat de bouwplaats steeds in orde en proper is. Voor de inzameling van het afval in de door de werknemers gebruikte lokalen worden vuilnisbakken geïnstalleerd. Eventueel kunnen een selectief afvalbeheer en -inzameling worden gepland. Aan het einde van elke werkpost is de werknemer verplicht het afval afkomstig van zijn werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de werkpost op te ruimen, of dit afval wordt onmiddellijk naar de opslagzone voor het afval gevoerd. De afvalbeheerstechniek zal bij het specifiek veiligheids- en gezondheidsplan worden gevoegd.
4.2. VERKEER OP DE BOUWPLAATS Het verkeer van bouwplaatsmachines en het laden en lossen van de voertuigen gebeuren onder het toezicht van een werknemer van de betrokken aanneming. De regels worden door de leidende ambtenaar of diens opzichter opgesteld en gecontroleerd. De toegang tot de bouwplaats van privé-voertuigen is verboden. Het verkeer van de bouwplaatsmachines op de openbare weg blijft aan de wegcode onderworpen.
4.2.1. PARKEERGELEGENHEID Een parkeergelegenheid voor voertuigen wordt zodanig ingeplant dat ze zonder gevaar bereikbaar is. De parkeerplaatsen zullen afgelijnd en vrij van oneffenheden zijn. Er is een afstand van ten minste één meter te voorzien tussen de openbare weg en de geparkeerde auto's. Het parkeren en de bijbehorende bewegingen zijn verboden op de plaatsen waar ze het openbaar verkeer hinderen. Eén of meerdere wachtzones moeten ingeplant worden voor vrachtwagens om te voorkomen dat ze bij aankomst, tijdens eventueel wachten en tijdens laden en lossen de openbare weg onnodig in beslag nemen. Een aangepaste signalisatie moet daartoe aangebracht worden ( bv. bord "uitsluitend vrachtwagens").
4.2.2. TOEGANG TOT DE WERF Uitgezonderd voor de gedeelten van de perrons waarvan de dienst gehandhaafd blijft, is de toegang voor het publiek verboden. Op de plaatsen waar nodig moeten opschriften met toegangsverbod in voldoende mate worden geplaatst. Met het doel de veiligheid van de werknemers en van de andere tussenkomende partijen op de bouwplaats te waarborgen is de aannemer verantwoordelijk voor de hoofd-, de secundaire en de tijdelijke toegangen tot de bouwplaats. Deze toegangen worden beheerd door middel van een toegangsbeheersplan dat in samenwerking I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
46
met de veiligheids- en gezondheidscoördinator-uitvoering wordt opgesteld en bij het coördinatiedagboek wordt gevoegd. Elke wijziging van dit toegangsbeheersplan betreffende de hoofd- en secundaire toegangen moet vooraf door de veiligheids- en gezondheidscoördinator-uitvoering worden goedgekeurd. In functie van de diverse te installeren toegangstypen (trappen, voorlopige trappen, loopbruggen, ladders, ...) moet een risicoanalyse van vallen, vallen van een hoogte, uitglijden, struikelen, enz. worden uitgevoerd en de preventie- en beschermingsmiddelen worden vastgesteld. Alle gebruikte toegangen zullen een minimumbreedte van 80 cm hebben. Uiteraard zal deze breedte in functie van het volume en de frequentie van het gebruik worden aangepast. Elke toegang wordt overeenkomstig de reglementering beschermd met onder meer collectieve beschermingsmiddelen tegen het risico van vallen van een hoogte. Alle toegangen zullen volledig vrij en goed verlicht zijn. Het gebruik van de diverse secundaire en voorlopige toegangen door de verschillende bouwvakken wordt eveneens duidelijk in het toegangsbeheersplan weergegeven. Over het algemeen geldt dat zodra een toegang wordt verboden of verwijderd een nieuwe toegang wordt ingesteld. De ondernemer is verantwoordelijk om voor alle tussenkomende partijen een voldoend aantal toegangen te voorzien en toegangsmethoden die een maximale veiligheid waarborgen. De algemene organisatie van de bouwplaats zal noodzakelijkerwijs met de installatie van deze verschillende toegangen rekening moeten houden. De hoofdaannemer zal een bouwplaatsschutting met een toegang voor het personeel en de materialen aanbrengen. Deze schutting moet tijdens de hele duur van de bouwplaats in perfecte staat worden onderhouden. De werknemers (ook die van onderaannemers) moeten uitdrukkelijke richtlijnen krijgen inzake de toegangsvoorwaarden tot de werfzone.
4.2.3. BEZOEKEN, LADEN & LOSSEN Er dient een centrale toegang worden voorzien waarlangs iedereen de werf wenst te betreden zich dient aan te melden. Eventueel andere toegangen kunnen worden voorzien voor laden en lossen doch dient ieder zich kunnen aanmelden. Eventuele bezoeken aan de bouwplaats van niet-bevoegde personen dienen vooraf door de opdrachtgever, de bouwdirectie en de coördinator-verwezenlijking worden goedgekeurd (met gebruik van P.B.M’s).
4.3. SIGNALISATIE Alle informatie van en instructies voor de werknemers betreffend het risicobeheer voor de veiligheid en gezondheid op het werk worden hun via een signalisatiesysteem meegedeeld. Hiertoe installeert de aannemer op een vooraf met de veiligheids- en gezondheidscoördinator overeen te komen punt van de bouwplaats een of een aantal aanplakborden via welke hij de werknemers en de op de bouwplaats tussenkomende partijen kan informeren. Alle veiligheidssignalisatie moet van bij het begin van de werken worden aangebracht. Alle zones waar het risicobeheer niet doeltreffend of onvoldoende is, zullen duidelijk worden gesignaleerd, onder meer de niet-beschermde zones tegen vallen van een hoogte, zones met specifieke risico’s (vb. laswerk). De aannemer moet dit signalisatiesysteem regelmatig bijwerken. Enige documenten die zich geheel of gedeeltelijk tot de werknemers richten moeten hun worden overhandigd. Er zal eveneens signalisatie worden gebruikt om op de verplichtingen te wijzen zoals het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (veiligheidshelm en -laarzen). Buiten de bouwplaats wordt eveneens een signalisatie aangebracht die de toegang tot de bouwplaats voor niet-bevoegde personen verbiedt (vb. bord «verboden op de bouwplaats te komen» of «toegang verboden»). I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
47
- veiligheidssignalisatie Diverse soorten signalisatie kunnen worden gebruikt (borden, markeringen, voorlopige schuttingen, rode en witte banden, gekleurde verkeerskegels). Het beheer van deze signalisatie gebeurt met de voorafgaande goedkeuring van de veiligheids- en gezondheidscoördinator. Buiten de aangebrachte werfsignalisatie zal voldoende aandacht besteed worden om de bouwputten en sleuven aan te duiden en te omheinen. Op die manier worden niet alleen de werknemers beschermd, maar ook de aangelanden die via de werfzone toegang moeten krijgen tot hun eigendom. In vele gevallen moet ook toegang gegeven worden aan de in de werfzone gelegen handelszaken. Die toegangen moeten duidelijk aangegeven worden en moeten obstakelvrij zijn.
4.4. ARBEIDSMIDDELEN (MACHINES, GEREEDSCHAP, MATERIEEL, …) Alle op de bouwplaats aanwezige arbeidsmiddelen moeten voldoen aan de wettelijke voorschriften (CE-label, conformiteitsattesten, indienststellingsverslagen, periodieke en andere keuringen …). De aannemer houdt die documenten ter beschikking van de coördinator verwezenlijking. Op het eerste verzoek, en binnen 24 uur, worden die documenten ter beschikking gesteld. Bij gebrek aan die documenten worden die arbeidsmiddelen automatisch buiten dienst gesteld. In bijlage “7.2. ARBEIDSMIDDELEN DIE GEKEURD MOETEN WORDEN” bevind zich een lijst met de periodiciteit van de noodzakelijke keuringen. De coördinator-verwezenlijking noteert in het coördinatiedagboek de buiten dienst gestelde arbeidsmiddelen. Deze worden onmiddellijk van de bouwplaats verwijderd.
4.4.1. ELEKTRISCHE INSTALLATIES Het geheel van de elektrische installaties moet voldoen aan de eisen van het AREI. Zo is een beschermingsgraad IP44 vereist voor het materieel dat dient voor het transport van elektrische stroom in open lucht. De algemene aannemer installeert en onderhoudt de gemeenschappelijke elektrische installatie. Het gaat daarbij om de aansluiting op het net, de plaatsing van een hoofdverdeelkast en van een aantal werfkasten. De plaats van die kasten en van de voedingskabels ernaartoe wordt in overleg met de desbetreffende nutsmaatschappij bepaald en eventueel gewijzigd wanneer de werfevolutie daartoe aanleiding geeft. Elke aannemer houdt de keuringsattesten van de elektrische installatie of kopieën ervan en het totaalschema van de hiervoor bedoelde stroomverdeling op de werf ter beschikking van de coördinator -verwezenlijking. Het volstaat niet om borden of verdeelkasten in het magazijn te laten keuren, maar moet de volledige installatie (aansluitingen + kasten + kabels + verbindingen + stroomgroepen + aarding) gekeurd worden. Stroomverdeelkasten moeten aangepast zijn voor werfgebruik. Dat wil zeggen dat ze bijvoorbeeld voldoende I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
48
beschermd moeten zijn tegen alle weersomstandigheden, ze stevig en stabiel moeten zijn, dat de stroomonderbrekers zonder gevaar bereikbaar zijn en dat er een differentiaalschakeling aangebracht is. Elke stroomverdeelkast moet afzonderlijk zonder elektrische spanning gezet kunnen worden zonder tussenkomst van een bevoegde elektricien. Indien kabels ondergronds geplaatst worden, dan wordt op de plaatsen waar de kabel de grond ingaat een bescherming aangebracht tot op de liggingsdiepte van de kabel. Die bescherming steekt ongeveer een meter boven de grond uit en is voorzien van een signalisatie, zo geplaatst dat het voldoende de aandacht van vrachtwagen- en werftuigbestuurders trekt. Elke aannemer zorgt voor de verlichting van zijn werkposten en de eventuele noodverlichting. Vooral bij wegenwerkzaamheden die ‘s nachts (of bij valavond) worden uitgevoerd, moet de aannemer zijn verlichtingsplannen laten goedkeuren door de coördinator-verwezenlijking.
4.5. BESCHERMINGSMIDDELEN De aannemer moet in naleving van de voorschriften en instructies van het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan alle nodige beschermingsmiddelen ter beschikking van zijn werknemers stellen. De voorkeur gaat uit naar collectieve beschermingsmiddelen boven persoonlijke beschermingsmiddelen. De aannemer deelt de veiligheids- en gezondheidscoördinator de beheersmethode voor de collectieve beschermingsmiddelen duidelijk mee. Alle persoonlijke beschermingsmiddelen die ter beschikking van de werknemers worden gesteld moeten conform de geldende reglementeringen zijn en moeten onder meer de CEmarkering dragen. Eventueel worden de werknemers instructies overhandigd voor het goede gebruik van de beschermingsmiddelen. Enige belangrijke aanpassingen aan het beheer voor het gebruik van de collectieve beschermingsmiddelen moeten vooraf met de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden besproken. Bij tekortkoming van collectieve beschermingsmiddelen moeten steeds persoonlijke beschermingsmiddelen worden gedragen. Bij het gebruik van persoonlijke specifieke of bijzondere beschermingsmiddelen (hangtuig, beschermingsmasker, beschermingsoverall, …) wordt de veiligheids- en gezondheidscoördinator vooraf verwittigd en ontvangt de documenten betreffende deze persoonlijke beschermingsmiddelen. De installatie van de collectieve beschermingsmiddelen wordt vooraf gepland en georganiseerd. Enige werkzones die niet over de vereiste collectieve beschermingsmiddelen beschikken zullen met de nodige signalisatie worden aangeduid en eventueel zal hun toegang worden verboden. Op alle plaatsen van de bouwplaats waar persoonlijke beschermingsmiddelen vereist zijn zal een gepaste signalisatie worden aangebracht. Eventueel zal de aannemer de gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen (veiligheidshelm en laarzen) ter beschikking van de andere tussenkomende partijen zoals de opdrachtgever, de architecten, het studiebureau, en de bezoekers moeten stellen. De jaarlijkse controledocumenten van een erkend keuringsorganisme voor de valbeveiligende hangtuigen en toebehoren zoals de veiligheidslijnen, halsters, valdempers, enz. zullen aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden overhandigd.
4.6. ORGANISATIE VAN DE UPSTREAM VEILIGHEID
Mededeling aan het personeel van alle informatie inzake ongevallenpreventie,
De aannemers moeten over de nodige vergunningen beschikken om hun activiteiten in België uit te oefenen,
Ieder personeelslid moet in orde zijn met de regelgeving van het land waar hij zijn beroepsactiviteit uitoefent. I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
49
Alle instructies zowel mondeling als schriftelijk, bij vergaderingen, verslagen, correspondentie of ander vorm van communicatie met betrekking tot de toepassing of gebruik van het V.G.P. gebeurt in de Nederlandse taal.
Op de bouwplaats zal altijd een bevoegd persoon (aangesteld door de aannemer) moeten aanwezig zijn die de Nederlandse taal in zowel de gesproken als geschreven vorm voldoende beheerst om de instructies en communicatie met betrekking tot de toepassing of gebruik van het V.G.P. voldoende te begrijpen en ze correct over te brengen naar de verschillende arbeiders, onderaannemers alsook naar de leiding van de onderneming.
4.6.1. HYGIËNE EN ALGEMENE VEILIGHEID De leider of algemene aanneming, de bouwdirectie belast met de uitvoering, zal alle aannemingen inlichten over de algemene en bijzondere aanbevelingen en bepalingen die op de bouwplaats van toepassing zijn. De op de bouwplaats tussenkomende aannemingen:
zullen, met toepassing van de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid op de bouwplaatsen zoals bedoeld in artikel 50 van het KB en in Bijlage III ervan, de toepasselijke veiligheids- en gezondheidsregels en de arbeidsomstandigheden in acht moeten nemen
zullen een week vóór het begin van hun werkzaamheden hun Bijzonder Veiligheids- en Gezondheidsplan (B.V.G.P.) aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator-verwezenlijking zenden,
zullen ervoor zorgen dat al hun personeel bevoegd is en medisch geschikt.
4.6.2. ORGANISATIE VAN DE HULPVERLENING Elke onderneming moet vanaf twintig tewerkgestelde werknemers op de bouwplaats (onderaannemers inbegrepen) een gebrevetteerde hulpverlener voorzien die:
tijdens de werkuren permanent aanwezig is op de bouwplaats; een eigen uitgeruste E.H.B.O.- post (cfr. art. 178 ARAB) beheert.
Iedere onderneming met minder dan twintig tewerkgestelde werknemers op de bouwplaats duidt minstens één persoon aan, die de voormeld art. 178 voorziene apotheek bijhoudt. Bij ieder werk (hoe klein ook) moeten twee verbandkoffers aanwezig zijn. De eerste met de reglementaire minimuminhoud volgens het koninklijk besluit dd. 15 december 2010 betreffende de eerste hulp die verstrekt wordt aan werknemers die slachtoffer worden van een ongeval of die onwel worden.. De tweede met een inhoud die afgestemd is op de specifieke werkbehoeften. De samenstelling van deze verbandkoffer gebeurt in overleg met de arbeidsarts van de betrokken aannemer. Deze verbandkoffers worden regelmatig aangevuld met de ontbrekende materialen of producten waarvan de gebruiksdatum is verstreken. Er moet eveneens een reglementaire draagbaar en deken ter beschikking zijn. Bij een ernstig ongeval zal men altijd beroep doen op het dichtsbijgelegen ziekenhuis. De lijst met hulpverleners wordt bezorgd door de inschrijver samen met het veiligheidsplan. Specifieke geschreven instructies betreffende het verstrekken van eerste hulp op de bouwplaats worden aan de werknemers en een kopie ervan aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator overhandigd. De noodnummers worden op een frequent bezochte plaats van de bouwplaats aangeplakt (bijvoorbeeld in de door de werknemers gebruikte lokalen). Hierop wordt onder meer het nummer van het dichtstbijzijnde ziekenhuis vermeld. I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
50
De aannemer vermeldt ook of er eventueel EHBO’ers op de bouwplaats aanwezig zijn. De veiligheids- en gezondheidscoördinator neemt deze informatie in het coördinatiedagboek op. De werknemers moeten specifieke instructies ontvangen om in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar eventueel de dringende ontruiming van de bouwplaats te organiseren. Deze instructies worden op de bouwplaats aangeplakt op een plaats die in overeenstemming met de veiligheids- en gezondheidscoördinator wordt bepaald, waarschijnlijk bij de hoofdingang van de bouwplaats.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
51
5. BOUWPLAATSREGLEMENT EN PROCEDURES (WERFDOCUMENT) 5.1. BOUWPLAATSREGLEMENT 5.1.1. INLEIDING De diverse in dit reglement beschreven elementen vinden hun oorsprong in de toepassing van de reglementering inzake veiligheid en gezondheid op de bouwplaatsen. Het betreft onder meer het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B.), de Codex over het welzijn van de werknemers (Wet van 4 augustus 96 en zijn uitvoeringsbesluiten) en de Europese richtlijn betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke of mobiele bouwplaatsen opgenomen in het KB van 25 januari 2001. De veiligheids- en gezondheidscoördinator voert zijn opdrachten uit in het kader van deze reglementeringen en onder de verantwoordelijkheid van de Opdrachtgever. Dit document beoogt in de eerste plaats een inventaris op te stellen van de voorschriften teneinde de samenwerking van de op de bouwplaats aanwezige aannemers in het kader van de veiligheids- en gezondheidscoördinatie op praktische wijze te kunnen organiseren. Het betreft een niet uitputtende lijst van de verplichtingen van de aannemers en hun werknemers die activiteiten op een bouwplaats uitoefenen. Voor alle in dit document opgenomen instructies heeft de Opdrachtgever zijn voorafgaande goedkeuring gegeven. Een van de belangrijkste verplichtingen van de op de bouwplaats aanwezige aannemers bestaat in het overleg en de samenwerking met de veiligheids- en gezondheidscoördinator en ook met de andere op de bouwplaats aanwezige tussenkomende partijen voor de toepassing en coördinatie van de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid. De aanwezige aannemers en ook hun onderaannemers moeten de hierna vermelde voorschriften toepassen en doen naleven. De praktische toepassing van de in dit document opgenomen voorschriften moeten worden aangepast in functie van de grootte van de bouwplaats, het type van de werkzaamheden die er worden uitgevoerd en de aanwezige risico’s. De samenwerking dient noodzakelijkerwijs in twee richtingen te gebeuren en telkens wanneer mogelijk zal het opbouwend advies van de aannemer in aanmerking worden genomen. Wanneer het praktisch niet mogelijk is om voor de toepassing van bepaalde in dit bouwplaatsreglement opgenomen voorschriften de voorafgaande goedkeuring van de veiligheids- en gezondheidscoördinator te ontvangen moet hij rechtstreeks per fax op de hoogte worden gebracht van enige wijzigingen aan wat oorspronkelijke werd overeengekomen. Alle aanvullende informatie voor de doeltreffende toepassing van dit bouwplaatsreglement is bij de veiligheidsen gezondheidscoördinator beschikbaar.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
52
5.1.2. VOORAFGAANDE VERPLICHTINGEN 5.1.2.1. VOORAFGAANDE KENNISGEVING Het opstarten van een tijdelijke of mobiele bouwplaats moet aan de lokale toezicht op het welzijn op het werk gemeld worden voor; elke bouwplaats waar één of meer gevaarlijke werken worden uitgevoerd en waarvan de totale duur van de werkzaamheden vijf werkdagen overschrijdt; elke bouwplaats waarvan de totale omvang méér dan 500 mandagen omvat of waar er gedurende meer dan 30 werkdagen, meer dan 20 werknemers tegelijkertijd werken. De bouwdirectie belast met de uitvoering (dus meestal de aannemer) moet de voorafgaande kennisgeving doen. Indien meerdere aannemers op de bouwplaats actief zijn,is deze verplichting ten laste van de aannemer die als eerste activiteiten uitvoert. De melding moet gebeuren 15 kalenderdagen voor de aanvang van de werken. Een kopie van de voorafgaande kennisgeving moet zichtbaar op de bouwplaats op een voor het personeel gemakkelijk toegankelijke plaats worden aangeplakt, ten minste 10 kalenderdagen voor de aanvang van de werken. In geval van onvoorziene of dringende werken, of in het geval de periode tussen de ontvangst van de opdracht en de datum van de effectieve aanvang van de werken niet toelaat de kennisgeving binnen de gestelde termijnen te verrichten, wordt de voorafgaande kennisgeving vervangen door een mededeling aan de lokale technische inspectie, gedaan ten laatste de dag zelf van het begin van de werken via een geschikt middel (fax, e-mail,...). Ook in dit geval dient een kopie van de mededeling op de bouwplaats te worden aangeplakt, ten laatste de dag van het begin van de werken. Het formulier dat gebruikt wordt om de opening van de bouwplaats te melden aan het NAVB, mag ook in het kader van de regelgeving TMB gebruikt worden. De melding kan voortaan ook via het internet via https://www.socialsecurity.be 5.1.2.2. BESCHRIJVING VAN DE TECHNISCHE UITRUSTINGEN De aannemer moet aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator alle informatie meedelen betreffende de technische uitrustingen die hij voor de uitvoering van zijn werkzaamheden op de bouwplaats zal gebruiken. Deze technische uitrustingen worden onder meer in het bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan beschreven dat de aannemer aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator moet overhandigen. Ingeval van wijzigingen van de geplande technische uitrustingen of het gebruik van nieuwe uitrustingen, moet de veiligheids- en gezondheidscoördinator hiervan vooraf worden verwittigd. Onder technische uitrustingen worden onder meer verstaan hefwerktuigen, prefab elementen, steigers, bekistingen, ... Het veiligheids- en gezondheidsplan moet onder meer voor elk van deze technische uitrustingen de inventaris van de risico’s en de voorziene beschermingsmiddelen opstellen. Alle voor de uitvoering van de aanneming gebruikte arbeidsmiddelen moeten conform de geldende reglementeringen zijn en moeten voor sommige arbeidsmiddelen onder meer de «CE»-markering dragen. Zowel intern als extern zal een controle op de arbeidsmiddelen worden uitgevoerd. Alle documenten betreffende deze controles worden aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator overhandigd, onder meer de documenten van erkende keuringsorganismen voor alle arbeidsmiddelen die aan dergelijke controles onderworpen zijn. Het gebruik van de arbeidsmiddelen op de bouwplaats gebeurt in absolute overeenstemming met de inhoud van de voorschriften van het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
53
Voor het gebruik van bepaalde bijzondere arbeidsmiddelen worden de eventueel specifieke instructies voor het gebruik ervan aan de werknemer overhandigd. 5.1.2.3. WERKPLANNING De aannemer stelt een algemene werkplanning op die hij aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator overhandigt. Deze algemene werkplanning wordt eventueel in gedetailleerde planningen verder uitgewerkt voor bijzondere opdrachten waaraan specifieke risico’s verbonden zijn. De organisatie van de coördinatie van simultane werkzaamheden en van de opeenvolging van werkzaamheden op de bouwplaats gebeurt op basis van de inhoud van de overhandigde werkplanning. Alle belangrijke aanpassingen of wijzigingen aan de algemene planning moeten vooraf door de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden goedgekeurd. 5.1.2.4. INTENTIEVERKLARING AANNEMER Alle aannemers moet zich formeel verbinden alle middelen in het werk te stellen om de voorschriften van dit document na te leven. Hiertoe moet de aannemer het document “5.5. INTENTIEVERKLARING AANNEMER” naar behoren invullen en laten ondertekenen door alle personen die bij de aanneming betrokken zijn. Deze verklaring moet voor aanvang van de werken aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden teruggezonden en zal bij het coördinatiedagboek worden gevoegd. (Type document als bijlage aan het bouwplaatsreglement) 5.1.2.5. ELKE WERKNEMER Elke werknemer actief of de bouwplaats dient het “5.6. VOORSCHRIFT VOOR IEDERE WERKNEMER” te ondertekenen Deze verklaring moet voor aanvang van de werken aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator worden teruggezonden en zal bij het coördinatiedagboek worden gevoegd. (Type document als bijlage aan het bouwplaatsreglement)
5.1.3. ORGANISATIE VAN DE PREVENTIE EN BESCHERMINGEN De veiligheidscoördinator heeft de leiding van de coördinatie inzake veiligheid, gezondheid en milieu. Overeenkomsten tussen de verschillende werkgevers moeten eerst door de veiligheidscoördinator goedgekeurd worden. Elke onderneming is verplicht een veiligheidsverantwoordelijke aan te duiden die gedurende de werkzaamheden op de bouwplaats aanwezig is. Elke onderneming verklaart dat de werknemers de nodige opleiding/beroepservaring en lichamelijke geschiktheid bezitten om de hen opgelegde taken (incl. verantwoordelijkheden in veiligheidsfunctie) uit te voeren en het bijbehorend materieel te gebruiken en te bedienen op volstrekt veilige wijze. Op vraag van de veiligheidscoördinator legt zij de nodige stukken ter staving voor. De personeelsleden van de aannemers mogen slechts aangetroffen worden op de voor hen voorziene werkplaatsen.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
54
5.1.3.1. BEZOEKEN AAN DE BOUWPLAATS Een van de belangrijkste opdrachten van de veiligheids- en gezondheidscoördinator tijdens de uitvoeringsfase van de werken op de bouwplaats bestaat in het toezicht op de toepassing van de voorschriften en instructies van het algemeen veiligheids- en gezondheidsplan. Dit gebeurt hoofdzakelijk door veelvuldige bezoeken aan de bouwplaats. De vertegenwoordiger van de aannemer zal deze bezoeken eventueel moeten bijwonen. De veiligheids- en gezondheidscoördinator deelt automatische het resultaat van deze bezoeken mondeling op de bouwplaats mee. Vervolgens zal hij een geschreven verslag aan de betrokken aannemers en een kopie ervan aan de opdrachtgever overhandigen. De aannemer moet de medewerking van zijn werknemers en van zijn eventuele onderaannemers met de veiligheids- en gezondheidscoördinator tijdens deze bezoeken waarborgen. 5.1.3.2. INTERNE COMMUNICATIE, VOORLICHTING EN INSTRUCTIES 5.1.3.2.1. Onthaal van de werknemers op de bouwplaats Elke werknemer die op de bouwplaats wordt tewerkgesteld wordt door zijn werkgever geïnformeerd omtrent de veiligheids- en gezondheidsvoorschriften die gelden op de bouwplaats. 5.1.3.2.2. Veiligheidsvoorlichting Elke persoon die op deze bouwplaats werken moet uitvoeren zal minstens voor de aanvang van zijn activiteiten, en verder éénmaal per jaar een “veiligheidsvoorlichting” bijwonen. 5.1.3.2.3. Toolboxmeetings Elke onderneming op de bouwplaats voorziet in het houden van toolboxmeetings waarbij specifieke veiligheidsitems worden besproken en dit minstens maandelijks. Deze toolboxmeetings worden minutieus (per ploeg) gehouden met de eigen werknemers en met de werknemers uit de onderaanneming(en). Zij overhandigt een kopie van het verslag en de aanwezigheidslijst aan de veiligheidscoördinator. Indien een aannemer niet deelneemt aan de toolboxmeeting van de hoofdaannemer, dan moet hij die zelf organiseren. 5.1.3.3. ROL VAN DE WERFLEIDER VAN EEN ONDERNEMING De werfleider is verantwoordelijk voor het toepassen van de algemene preventiemaatregelen, in het bijzonder:
de wijze waarop alle werkzaamheden worden uitgevoerd en voor het nemen van de maatregelen voor het bewerkstelligen van een zo goed mogelijke arbeidsveiligheid. het naleven van de bepalingen, opgesomd in het lastenboek, op zijn werf. de aanwezigheid van voldoende middelen om de werken veilig te kunnen uitvoeren. de instructies op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu en welzijn, bij aanvang van de werkzaamheden, bij verandering van werkpost of op vraag van een werknemer.
Indien speciale veiligheidsmaatregelen noodzakelijk worden (bv. bij zeer gevaarlijke werken), dient hij de modaliteiten te kennen en zijn werkmethoden hieraan aan te passen. Voor de aanvang van de werken neemt hij contact op met de veiligheidscoördinator om samen de specifieke risico's, eigen aan de uit te voeren werken, na te gaan.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
55
Hij dient deel te nemen aan de werfvergaderingen voor dewelke men hem uitnodigt. Bij afwezigheid van de werfleider, dient een andere persoon van de onderneming, die dezelfde verantwoordelijkheden draagt, te worden afgevaardigd. Hij moet zorg dragen voor de veiligheid en gezondheid van:
de verschillende afdelingen van zijn onderneming; de onderaannemers en zelfstandigen; de eventuele derden.
Daarom spreekt de werfleider minstens één van drie officiële landstalen (Nl - Fr - D). Hij verbindt er zich toe zijn verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en milieu strikt na te leven en hij moet de wetten en Eurorichtlijnen i.v.m. arbeidsmiddelen en P.B.M.'s toepassen. 5.1.3.4. VERPLICHTING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN NA TE LEVEN Deze voorschriften doen geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit:
de wetten en reglementen van toepassing in België op het gebied van de arbeidsveiligheid en milieu op datum van uitvoering van het contract; de voorschriften van het ARAB en de CODEX; de voorschriften van het AREI; de van toepassing zijnde milieuvoorschriften (bv. VLAREM, ... etc. ).
De controle op de naleving van de veiligheidsvoorschriften gebeurt door de hiërarchische lijn. De opdrachtgever en/of de veiligheidscoördinator behouden zich het recht voor iedere persoon die de veiligheidsvoorschriften niet naleeft, andere personen in gevaar brengt of die onder invloed van drank is weg te zenden en hem de toegang tot de werf te ontzeggen. De opdrachtgever en de veiligheidscoördinator hebben steeds het recht:
de werkzaamheden en de naleving van de verplichtingen inzake veiligheid en gezondheid te controleren; na ingebrekestelling van de aannemer, de werkzaamheden te stoppen indien naar haar mening het materieel, de werktuigen, werkmethoden zelf of de wijze van uitvoering onaanvaardbare risico's inhouden voor de mens, uitrusting of omgeving. De werkzaamheden mogen slechts opnieuw hervat worden nadat de aannemer bewezen heeft bekwaam te zijn om in normale en veilige omstandigheden te werken. om zelf de nodige maatregelen inzake veiligheid en gezondheid te treffen, op kosten van de aannemer die in gebreke is gebleven, in de hierna opgesomde gevallen indien de aannemer zijn verplichtingen niet of gebrekkig nakomt: plaatsen / in stand houdend van collectieve beschermingsmiddelen tegen val uit de hoogte; beschoeien van sleuven of aanleg van talud; opruimen van afval dat de door- en uitgangen verspert.
Ieder werknemer heeft de plicht tekortkomingen of onveilige situaties, waarvan hijzelf de oorzaak niet is, onmiddellijk (schriftelijk) te melden. Elke melding zal met de nodige aandacht door de opdrachtgever of de veiligheidscoördinator worden geregistreerd in het coördinatiedagboek. De noodzakelijke acties zullen ondernomen worden om een bevredigende oplossing te bieden voor het gestelde probleem. Indien de oplossing als onvoldoende wordt ervaren, zal het punt besproken worden tijdens de eerstvolgende veiligheidsvergadering op de bouwplaats. De bouwplaats zal geopend zijn van BEGINUUR tot EINDUUR. Buiten deze openingsuren is de bouwplaats niet toegankelijk, uitgezonderd bij specifieke en op voorhand gedane meldingen aan de werfdirectie. Iedere onderneming moet aan de werfdirectie ook dagelijks een lijst bezorgen waarop de namen van de werknemers, die zij op de bouwplaats tewerkstellen, worden vermeld.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
56
5.1.3.5. AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 5.1.3.5.1. Openingen Iedere opening aangebracht in een vloer of platform dient: of afgedekt en verankerd te zijn op een wijze dat het materiaal weerstaat aan een gewicht van minimum 240 kg/m²; of omgeven te zijn met een stevige borstwering, conform de reglementeringen; of omgeven door een degelijke afscherming conform de reglementeringen; en dit ten laste van degene die de opening aangebracht heeft; Indien een aannemer om een of andere reden voor de uit te voeren werken een collectieve bescherming weg neemt; zal dit voor de kortst mogelijke tijd te zijn. Hij mag de werf niet verlaten vooraleer deze collectieve bescherming werd teruggeplaatst. Indien een werk dient uitgevoerd te worden boven een open gebinte, zullen de dwarsbalken bedekt worden met een voorlopige vloer die alle veiligheid biedt of, andere efficiënte maatregelen (bv. Het plaatsen van netten) dienen genomen te worden om het vallen van personen te voorkomen. 5.1.3.5.2. Werken in de hoogte Collectieve beschermingen dienen de voorkeur te genieten, in het andere geval dienen geschikte antivalharnassen gedragen te worden wanneer er valgevaar is (boven 2 m). In sommige gevallen kan het nodig zijn van eveneens vangnetten te plaatsen. Enkel werknemers die onderricht zijn omtrent het veilig werken met ladders, stellingen of hoogtewerkers, mogen deze gebruiken. Zij dienen deze voorschriften strikt na te leven. Gebrekkige stellingen en ladders zijn de oorzaak van vele ongevallen. Beschadigde of gebrekkige ladders moeten onmiddellijk uit dienst genomen en van de werf verwijderd worden. Iedere ladder of stelling moet een identificatie hebben zodat de eigenaar kan achterhaald worden. Ladders en stellingen dienen gecontroleerd te worden door een aangestelde voor ingebruikname en vervolgens ten minste één maal per week. Deze controles moeten worden geacteerd op een certificaat, dat steeds aanwezig is op de bouwplaats en dat op verzoek van de coördinator aan hem wordt voorgelegd. Stellingen moeten voorzien zijn van een goed aaneensluitende en voldoende stevige vloer rekening houdend met de belastingen. De stelling dient voorzien te zijn van een volledige leuning met tussenleuning en kantlijst. Stellingen dienen beveiligd te zijn tegen kantelen. De vloeren van de stellingen mogen niet uit de steunelementen uitsteken; de werkvloeren van de stellingen moeten afgeboord zijn met een plint van minstens 15 cm hoog. Voor stellingen hoger dan 8 m of voor stellingen blootgesteld aan buitengewone krachten moeten de nodige berekeningsnota’s voorgelegd worden aan de veiligheidscoördinator. Stellingen mogen niet worden overladen, lasten mogen de stabiliteit van de stelling niet in gevaar brengen. Stellingen en ladders moeten worden schoon gehouden. De zone waar gewerkt wordt op hoogtewerkers, ladders, stellingen, etc. moet op een aan de omstandigheden aangepaste manier afgebakend worden. Indien dit praktisch niet te realiseren is moet een persoon aanwezig zijn die moet beletten dat de hoogtewerker, ladder, stelling, etc. kan aangereden worden, en verhinderen dat er personen in de gevarenzone (val van voorwerpen) kunnen komen. Voor werken in de hoogte wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van hoogwerkers. Er mogen in geen geval werkzaamheden van op ladders uitgevoerd worden.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
57
Het dragen van een antivalharnassen is in alle gevallen verplicht bij elk werk verricht in de hoogte, conform de wettelijke bepalingen. De lijn waarmede de werknemer wordt beveiligd tegen val zal steeds vastgemaakt worden aan een stevig vasthechtingspunt dat hoger ligt dan de schouder van de te beveiligen persoon. Ladders worden bovenaan EN onderaan vastgelegd tegen schuiven. 5.1.3.5.3. Graafwerken Uitgravingen, groeven, grachten, openstaande kanalen, bodemopeningen, etc. moeten overal voldoende tegen instorting beveiligd worden. Deze dienen afgespannen te worden met een volledig conforme afscherming en voorzien van de nodige verlichting en signalisatie. De mogelijkheid bestaat dat er zich elektrische-, gas- en waterleidingen in de ondergrond bevinden. De aannemer dient er zich voor de aanvang van de graafwerken van te overtuigen dat op deze plaatsen geen leidingen liggen. Hij zal daartoe de bevoegde diensten raadplegen zoals de technische dienst. 5.1.3.5.4. Hijsen van lasten Hijswerktuigen, hoogtewerkers, aanslagmateriaal (bv. oogbouten, kabels, kettingen, haken, etc. ), etc. , door de werknemers van de aannemers gebruikt, moeten steeds in veilige toestand verkeren. Keuringscertificaten (indienststellingsverslag & 3-maandelijkse keuringsattesten), afgeleverd door een erkend organisme, dienen op vraag steeds voorgelegd te kunnen worden. Deze keuringscertificaten zijn een voorwaarde om dit soort materieel op de werf te brengen of te houden. Een kopie moet vooraf aan de werfverantwoordelijke overhandigd worden. Dit certificaat moet te allen tijde aan de veiligheidscoördinator kunnen worden getoond. Lasten mogen in opgehangen toestand niet vervoerd worden zonder veilige begeleiding. Er mag slechts een aangestelde signaalgever signalen overbrengen aan de kraanmachinist. Er mag zich in geen geval personeel onder of dicht bij de lasten bevinden. Personen mogen niet getransporteerd worden door middel van bewegende lasten. Het laten vallen van voorwerpen moet vermeden worden. Hijs- en tuikabels dienen zorgvuldig te worden geïnspecteerd. Defecte of beschadigde kabels moeten onmiddellijk worden verwijderd teneinde verder gebruik te vermijden. 5.1.3.5.5. Gevaarlijke werken Onderhoudswerkzaamheden aan draaiende machines of draaiende onderdelen van installaties zijn verboden. Alle werken die tijdens de uitvoering een bijzonder gevaar kunnen inhouden maken het voorwerp uit van een bijzondere werkvergunning. Het vergunningsdocument vermeldt de werkomschrijving, de te nemen voorzorgsmaatregelen, de datum en de geldigheidsduur. De bijzondere werkvergunning wordt afgeleverd door de projectverantwoordelijke, na goedkeuring door de veiligheidscoördinator. De werkzaamheden mogen pas aangevangen worden nadat de veiligheidscoördinator ter plaatse de werkomstandigheden heeft gecontroleerd.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
58
De bijzondere werkvergunning wordt pas als afgesloten beschouwd nadat de veiligheidscoördinator gecontroleerd heeft dat het werk veilig werd achtergelaten. Werken die in gevaarlijke omstandigheden moeten uitgevoerd worden, dienen steeds te gebeuren door minimum twee, bevoegde, personen die de nodige instructies gekregen hebben. Elke afzonderlijk tewerkgestelde werknemer beschikt over aan de omstandigheden aangepaste alarmmiddelen. Voor interventies aan onder spanning zijnde elektrische installaties en werken in besloten ruimten (tanks, riolen, etc. ) moeten er specifieke instructies voor deze werken opgenomen worden in het veiligheids- en gezondheidsplan van de uitvoerende onderneming. Deze instructies zijn vooraf besproken met en goedgekeurd door de veiligheidscoördinator.
5.1.4. COLLECTIEVE BESCHERMINGSMIDDELEN (CBM) De collectieve veiligheidsvoorzieningen bestaan uit al de beschermingsmiddelen ter verhoging van de arbeidsveiligheid die men redelijkerwijs kan toepassen of die door de in België van kracht zijnde reglementeringen inzake arbeidsveiligheid zijn opgelegd. Ter voorkoming van arbeidsongevallen moet elke onderneming waar nodig CBM voorzien. De keuze wordt bepaald op basis van de algemene preventiebeginselen (cfr. welzijnswet dd. 04.08.96) waarin ondermeer de voorkeur wordt gegeven aan collectieve bescherming in plaats van persoonlijke bescherming. De voorziene collectieve beschermingsmiddelen die tijdelijk dienen verwijderd of verplaatst te worden door een aannemer om zijn werkzaamheden te kunnen uitvoeren dienen na deze werkzaamheden ogenblikkelijk door deze aannemer teruggeplaatst te worden. Indien een aannemer zich niet houdt aan deze regel dan zal de kostprijs van het terugplaatsen van de collectieve beschermingsmiddelen rechtstreeks afgetrokken worden van zijn aannemingssom. Opmerking: het verwijderen of verplaatsen van deze CBM dient geregeld te worden in samenspraak met de veiligheidscoördinator. Geplaatste CBM mogen nooit verwijderd worden zonder dat vervangende of definitieve beschermingen worden aangebracht. Leuningen mogen slechts beschermingsmaatregelen.
verwijderd
worden
naarmate
ze
vervangen
worden
door
definitieve
Elke op de bouwplaats vastgestelde gevaarlijke of ongezonde toestand moet onmiddellijk aan de veiligheidscoördinator gemeld worden.
5.1.5. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN (PBM) Eventuele periodieke keuring van de PBM’s zal geschieden conform het voorkomingsbeleid zoals voorzien in de Wet op het welzijn en zijn uitvoeringsbesluiten, en meer bepaald in de wetgeving betreffende de persoonlijke beschermingsmiddelen. De persoonlijke beschermingsmiddelen zullen conform zijn aan het KB dd. 13.06.2005 betreffende het gebruik van peroonlijke beschermingsmiddelen. Voorgeschreven individuele beschermingsmiddelen dienen gedragen te worden op plaatsen/zones en voor werkzaamheden die zulks vereisen:
Het dragen van kleding, aangepast aan het uit te voeren werk; Het dragen van helm en veiligheidsschoenen / veiligheidslaarzen, voorzien van stalen neus en ondoordringbare tussenzool, op de gehele bouwplaats ongeacht het werk; Het dragen van een veiligheidsbril, handschoenen, oorbescherming en andere persoonlijke beschermingsmiddelen waar noodzakelijk; Het gebruik van aangepaste oogbescherming bij het slijpen en polijsten (slijpbril), hakken (veiligheidsbril), lassen en branden (laskap, branderbril) en beveiligingsschermen bij las- en slijpwerk; Het dragen van stofmaskers als de werknemers aan stof blootgesteld zijn; Het dragen van gekeurde antivalharnassen voor elk werk in de hoogte.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
59
Het dragen van PBM conform de geldende wetgeving is op de bouwplaats voor iedereen verplicht. Elke onderneming moet op haar kosten PBM ter beschikking stellen van haar personeel en/of bezoekers. Zij moet eveneens toezien op het gebruik ervan. Tevens moet zij zorgen voor het onderhoud en de vernieuwing ten gepaste tijde. De werknemers moeten, overeenkomstig hun opleiding en de gegeven instructies, op de juiste wijze gebruik maken van de PBM en ze na gebruik weer opbergen.
5.1.6. ORDE & NETHEID De bouwplaats moet zuiver gehouden worden en dient na het beëindigen der werken opgeruimd te worden. Elke onderneming zal daartoe minstens dagelijks zijn werkposten opkuisen en het afval afvoeren. De coördinator kan op kosten van de onderneming die in gebreke blijft de opdracht geven aan derden om de werkposten op te ruimen. De wegen, doorgangen en trappen moeten ten allen tijde vrij zijn van obstakels en hindernissen. Soepele leidingen en kabels mogen de doorgang niet belemmeren. Kruisen zij een doorgang, dan worden zij beschermd tegen beschadiging. Dit gebeurt best door afgeschuinde houten planken of afgeschuinde rubberen stroken over de leidingen en kabels. Materialen moeten ordelijk en stabiel, beveiligd tegen weersinvloeden, in afspraak met de veiligheidscoördinator, in de voorziene zones gestapeld worden. De werf dient derwijze te worden ingericht dat er geen vuil afkomstig van de werkzaamheden op de openbare weg kan terechtkomen. Zwerfvuil moet tenminste wekelijks worden verwijderd; De in- en uitrit, de parkeerruimten en de wegenis op het terrein worden, indien nodig dagelijks gereinigd. Men zal hierbij het organisch afval afkomstig van eetwaren steeds in gesloten zakken doen die men minstens eens per dag verwijdert om het aanlokken van ongedierte te vermijden.
5.1.7. MILIEU Het is verboden om het even welk chemisch produkt in de riolen te lozen of te verbranden. De resten en residu’s, van welke aard ook, dienen afgevoerdte worden overeenkomstig de wettelijke bepalingen inzake het milieu. 5.1.7.1. VERWIJDEREN VAN AFVAL EN PUIN De aannemer zal voldoende containers plaatsen om al het afval te verzamelen. Hij staat in voor het regelmatig afvoeren van het afval naar een vergunde stortplaats. 5.1.7.2. VERBRANDEN VAN AFVAL Het is verboden om afval op de bouwplaats te verbranden. 5.1.7.3. MAATREGELEN I.V.M. BODEM-, LUCHT-, & WATERVERONTREINIGING Elke aannemer zal de nodige maatregelen nemen ten einde bodem-, lucht- en waterverontreiniging te voorkomen. I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
60
5.1.8. BOUWPLAATSINRICHTING De algemene minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid van toepassing op bouwplaatsen zoals bepaald in bijlage III van het KB dd. 25.01.01 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen zijn van toepassing. 5.1.8.1. BOUWPLAATSINSTALLATIE Voor de aanvang van de werken legt de aannemer de tekeningen van zijn bouwplaatsinstallatie ter goedkeuring voor aan de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met het ontwerp en de veiligheidscoördinator. Deze tekeningen omvatten de indeling en de benodigde oppervlakten zoals voorzien door de aannemer voor voorlopige constructies (incl. de eventuele benodigde nutsvoorzieningen zoals water, elektriciteit, telefoon/telefax/internetaansluiting, etc. met de bijhorende trajecten van de leidingen), zoals constructies voor gezondheidsinrichtingen, EHBO-post, werkplaatsen, …, opslagruimten voor materialen en afval, opstelling arbeidsmiddelen en draaicirkels, opgestelde elektrische verdeelborden, toegangen wegen, rijrichting en parkeerzones voor personenwagens en werfvoertuigen, etc. Maaltijden mogen enkel in de daartoe voorziene inrichtingen gebruikt worden. De aannemer zal voorzien in het plaatsen van de nodige afvalcontainers teneinde de zindelijkheid en de veiligheid op de bouwplaats ten allen tijde te waarborgen. Hij staat in voor het regelmatig afvoeren van het afval naar een vergunde stortplaats. De aannemer zorgt op eigen initiatief voor het tijdig aanvragen van alle wettelijke vergunningen en meldingen zodat hij deze ter beschikking heeft voor de aanvang der werken. Voor de aanvang van de werkzaamheden wordt de werf omheind met een stevige afsluiting van tenminste 2 m hoogte. De in- en uitrit voor vrachtwagens gebeurt via poorten die ieder een breedte hebben van tenminste 3,50 m en een hoogte van tenminste 2,00 m. Buiten de normale werktijden worden deze poorten op slot gehouden. Deze in- en uitrit is gescheiden van de toegang voor personen die zich te voet of per fiets verplaatsen. 5.1.8.1.1. Sanitaire voorzieningen Indien meerdere bouwdirecties actief belast zijn met de uitvoering zal diegene die als eerste activiteiten op de bouwplaats uitvoert de nodige sanitaire voorzieningen plaatsen en dit voor de werknemers van alle bouwdirecties actief op de werf. De bouwdirectie die de sanitaire voorziening geplaatst heeft zal deze installatie gedurende de volledige duur van de werf handhaven en zal tevens zorgen voor het onderhoud, de dagelijkse reiniging van het toilet, de levering van toiletpapier en onderhoudsproducten alsook voor de nodige maatregelen tegen de vorst. De afvoer van toiletten en wasgelegenheden gebeurt in een kunststoftank van voldoende capaciteit en die door de aannemer voorzien wordt. Het ruimen van de tank gebeurt op last van de aannemer. Het materiaal wordt afgevoerd naar een vergunde inrichting. 5.1.8.1.2. Water Bij elke waterkraan voorziet de aannemer een bordje met de duidelijke en leesbare vermelding “Drinkwater” of “NIET drinkbaar water”, naargelang het geval. Indien er geen drinkbaar leidingwater voorhanden is zorgt de aannemer voor drinkbaar flessenwater. 5.1.8.1.3. Verlichting van de werf
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
61
De aannemer moet op eigen kosten voor algemene verlichting zorgen van zijn voorlopige constructies, werkplaatsen en opslagplaatsen, en telkens het werk dit vereist van de werf (werk in putten, sleuven, ondergrondse ruimten, silo’s, etc.). Deze verlichting moet uitgevoerd worden conform de geldende wetgeving. De veiligheidscoördinator controleert de algemene en de eventuele noodverlichting. 5.1.8.2. TOEGANG TOT DE WERF EN CONTROLE Het personeel zal de bouwplaats betreden en verlaten uitsluitend via de daartoe voorziene toegang. In functie van de noodzakelijkheid kan de opdrachtgever ten allen tijde overgaan tot het invoeren van toegangsbewijzen. Het betreden van de bouwplaats door buitenstaanders gebeurt op eigen risico. Het tewerkgestelde personeel wordt dagelijks geregistreerd in het logboek. Tijdens de werkuren moeten de aannemers steeds erop toezien dat het toegangsverbod tot de werf gerespecteerd wordt door derden. Bovendien moeten ze ervoor zorgen dat alle personen die de werf betreden via plaatsen waar geen borden met richtlijnen voor beschermingskledij staan, toch de nodige beschermingsuitrusting (minimaal signaalkledij en veiligheidsschoenen, mogelijk beschermhelm) dragen. Alle werknemers moeten drager zijn van de wettelijk voorgeschreven identiteitsbewijzen. Vreemde werknemers afkomstig uit een lidstaat van de EG moeten in het bezit zijn van een detacheringbewijs E101 afgeleverd en erkend door het land van oorsprong (KB 08.78, art. 69). Werknemers die niet uit de EG komen moeten in het bezit zijn van de vereiste arbeidsvergunning. Werknemers die de bovenvermelde documenten niet kunnen voorleggen worden niet op de bouwplaats toegelaten. Aan- en afvoer van materialen en materieel gebeuren uitsluitend via de daartoe aangeduide en eventueel speciaal ingerichte toegang(en) (wielbelasting, controle, weegbrug, …). Het lossen of afvoeren van materialen of uitrustingen kan enkel gebeuren tijdens de normale werkuren, tenzij uitzonderlijk anders werd overeengekomen. De betrokken voertuigen zullen zich niet langer op de bouwplaats ophouden dan de tijd die voor het lossen of laden noodzakelijk is. Voor het lossen van materialen moet aan de ingang een verzendingsborderel worden voorgelegd. Voor het wegvoeren van materialen wordt aan de uitgang een borderel afgegeven waarop vermeld:
aard van de lading; datum en uur; ondertekend door de werfleider en door de permanent toezichter.
De aannemer staat in voor de bewaking van zijn materieel en uitrusting op de bouwplaats. De bouwheer draagt geen enkele verantwoordelijkheid wat betreft diefstallen, verduisteringen en beschadigingen gepleegd op de bouwplaats ten nadele van de aannemers of hun aangestelden. Eventuele groepsbezoeken moeten vooraf aangevraagd worden en het akkoord krijgen van de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde om een gepaste begeleiding en coördinatie van de bezoekers te kunnen voorbereiden (parking, ontvangst, veiligheidsuitrusting, richtlijnen, verantwoordelijkheden en verzekeringsvoorwaarden).
5.1.8.3. WEGENIS OP DE BOUWPLAATS De nodige parkeerruimte voor voertuigen en vrachtwagens wordt aangelegd. I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
62
De in- en uitrit wordt zodanig aangelegd dat zich geen onveilige verkeerssituaties op de openbare weg kunnen voordoen en dat minimale overlast wordt veroorzaakt aan bestaande openbare wegen en omwonenden. Bij voorkeur zal, indien mogelijk, een lussysteem uitgewerkt worden zodat aan- en afvoer van zware vrachten elkaar niet kruisen. De breedte, de stabiliteit en het onderhoud van de wegenis op het terrein zijn zodanig dat een veilig verkeer van de vrachtwagens wordt gewaarborgd bij alle weersomstandigheden. 5.1.8.4. VERKEERSREGELS OP DE BOUWPLAATS De bestuurders van voertuigen verplaatsen zich op eigen verantwoordelijkheid binnen de grenzen van de bouwplaats. De bepalingen van de wegcode, o.m. wat betreft asbelasting, voorrangs-, verbods- en gebodsbepalingen zijn van toepassing binnen het domein van de bouwplaats. Elke bestuurder van een voertuig moet in het bezit zijn van een geldig rijbewijs voor de categorie van voertuig dat hij bestuurt. Alle werfwagens en voertuigen moeten gedekt zijn door een verzekering die de burgerlijke aansprakelijkheid van de bestuurder dekt. De snelheid van alle voertuigen is beperkt tot 20 km/h. De wegsignalisatie is een last van de aanneming: het is de taak van iedere aannemer om de signalisatieborden aan te brengen die voor de behoeften van de eigen werkzaamheden vereist zijn. De geplande wegsignalisatie wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de opdrachtgever en aan de veiligheidscoördinator. De aannemer staat zelf in voor de organisatie van de parkeerzones voor personen-, resp. werfwagens. De geparkeerde voertuigen mogen echter in geen geval de normale werkzaamheden op of buiten de bouwplaats hinderen. De aannemer moet ervoor zorgen dat zijn voertuigen de wegen niet beschadigen, onveilig maken of de normale activiteiten op de bouwplaats hinderen. Eventuele herstelling van wegen zijn steeds ten laste van de aannemer die de schade veroorzaakt heeft. Indien ten gevolge de droogte de kans bestaat op het opwaaien van stof door het voertuigenverkeer zal de aannemer de nodige maatregelen treffen om stofhinder te voorkomen, hetzij door aanpassen van de snelheid, hetzij door het regelmatig besproeien, hetzij door enige andere maatregel te nemen in overleg met de opdrachtgever en de veiligheidscoördinator. 5.1.8.5. BESTRIJDING VAN ONGEDIERTE De aannemer zal de nodige maatregelen treffen ter bestrijding van ongedierte op de werf en in de opgetrokken accommodaties.
5.1.9. ELEKTRISCHE INSTALLATIE 5.1.9.1. ELEKTRICITEIT OP DE WERF Het geheel van de elektrische installaties moet voldoen aan de eisen van het AREI. Zo is een beschermingsgraad IP44 vereist voor het materieel dat dient voor het transport van elektrische stroom in open lucht. De elektrische I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
63
installatie zal door een Externe Dienst voor Technische Controles (EDTC)gekeurd worden conform het AREI. Elk defect moet onmiddellijk aan de veiligheidscoördinator gemeld worden. Werkzaamheden aan elektrische installaties moeten steeds spanningsvrij gebeuren. Verdeelborden moeten steeds gesloten blijven. Het aansluiten kan enkel met aangepaste stekkers. Alle verbindingen (stekker/stopcontact) moeten geschikt zijn voor gebruik in vochtige omstandigheden, minimum IP44. De elektrische kabels moeten zodanig geplaatst of opgehangen dat eventuele schade tot een minimum wordt beperkt. Doorgangen dienen vrijgehouden van elektrische kabels. Beschadigde elektrisch materiaal/ -kabels dienen onmiddellijk van de werf verwijderd te worden. Verlengkabels die op de grond liggen, zullen gegroepeerd worden en beschermd worden tegen beschadiging door bouwactiviteiten (doorgang van voertuigen, chemische of thermische belasting,...). Toestellen die buiten de normale werkuren onder spanning blijven moeten een bordje met de vermelding “Toestel onder spanning – niet onderbreken” dragen. Alle weg- of baankruisingen moeten noodzakelijkerwijze ondergronds uitgevoerd worden en moeten worden aangeduid met standaardbakens. Indien kabels ondergronds geplaatst worden, dan wordt op de plaatsen waar de kabel de grond ingaat een bescherming aangebracht tot op de liggingsdiepte van de kabel. Die bescherming steekt ongeveer een meter boven de grond uit en is voorzien van een stevig en duidelijk signaalbaken (piket + opschrift in opvallende kleur), zo geplaatst dat het voldoende de aandacht van vrachtwagen- en werftuigbestuurders trekt. Onder de werfrijweg kan het best een buis of koker aangebracht worden zodat kabels er steeds achteraf doorgeleid kunnen worden. De masten die de elektrische luchtlijnen dragen moeten voorzien zijn van een bord met het opschrift “Verboden de draden of kabels aan te raken – DOODSGEVAAR”. Het spreekt voor zich dat op stroomkabels geen trekkrachten uitgeoefend worden en dat ze evenmin over scherpe randen geplaatst worden. Elk defect aan de elektrische installatie zal onmiddellijk aan de werfverantwoordelijke gemeld worden. Verdeelstekkers en tafelcontactdozen zijn verboden. Beschadigde kabels moeten onmiddellijk buiten gebruik gesteld worden. Beschadigde, niet-conforme of nietconform gebruikte stekkers, stopcontacten of verbindingsdozen zijn eveneens verboden. Elk werk aan de elektrische installatie zal uitgevoerd worden door een bevoegd persoon, die zal werken volgens de regels van goed vakmanschap. De aarding van de elektrische borden, kabelgoten en belangrijke metalen delen (verluchtingskokers, ...) evenals de equipotentiale verbindingen moeten worden uitgevoerd alvorens de elektrische installatie onder spanning wordt gezet. 5.1.9.2. ELEKTRISCHE WERKTUIGEN Zij worden in twee soorten onderverdeeld:
met dubbele isolatie, waarvoor geen aarding nodige is en die bij voorkeur wordt gebruikt; de andere, die steeds met de aarde moeten verbonden zijn (vb. beschermingsgeleider).
5.1.9.3. WERKEN AAN ELEKTRISCHE INSTALLATIES Het spreekt vanzelf dat het werken aan elektrische L.S.-installaties, enkel kan nadat de installatie I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
64
buiten spanning geplaatst is en dat deze werken op een degelijke manier gesignaleerd worden. Dit kan o.a. door waarschuwings-, verbods- en inlichtingsborden op strategische plaatsen aan te brengen. Alleen bekwame en gekwalificeerde elektriciens (cfr. EN 50110 dec. 1996) mogen werkzaamheden uitvoeren onder L.S.-spanning of in de nabijheid van onder L.S.-spanning staande delen. Werken aan H.S.-installaties mag enkel, wanneer deze installaties buiten spanning gesteld zijn en door minstens 2 personen (gewaarschuwd en/of bevoegd personeel BA4 of BA5 - art. 47 AREI). 5.1.9.3.1. Werken buiten spanning De elektrische L.S.-installaties worden verondersteld buiten spanning te zijn, wanneer:
alle actieve delen waaraan gewerkt wordt spanningsloos zijn; geen enkele stroomvoerend niet-geïsoleerd deel onder spanning blijft binnen de genaakbaarheidszone (art. 28 AREI).
Een strikte toepassing van de preventieprincipes (de vitale 5) is vereist:
buiten spanning stellen met scheidingsmiddelen, voorzien van zichtbare (te controleren) (toe)stand van onderbreking (art. 235.01 AREI); afbakening rond de werkzone aanbrengen (art. 266 AREI) met een goed zichtbare ketting of lint uit isoleerstof; controleren met aangepaste middelen (meters, neonlampen) of de stroomvoerende delen inderdaad spanningsloos zijn; aarden en kortsluiten van de buiten spanning geplaatste stroomvoerende delen volgens de geldende procedures; maatregelen nemen tegen herinschakelen (art. 235.d. AREI): vergrendelen met slot(en); aanbrengen van waarschuwingsbord(en); zo mogelijk het lokaal waarin de installatie zich bevindt, afsluiten (met sleutel).
5.1.9.3.2. Werken onder spanning Werkzaamheden aan elektrische L.S.-installaties mogen alleen onder spanning uitgevoerd worden wanneer de installaties aan de nodige vereisten voldoet en wanneer veiligheids-, dienst- of exploitatienoodwendigheden dit noodzakelijk maken. Extra beschermingsmiddelen zijn verplicht zoals:
gebruik van aangepaste geïsoleerde werktuigen en materieel; gebruik van aangepaste PBM's (o.a. helm met nekbescherming en gelaatscherm, isolerende handschoenen, veiligheidsschoenen) en brandwerende kledij om de gevolgen van een kortsluiting te beperken; gebruik van isolerende matten of andere middelen, om de contactweerstand (en dus ook de totale weerstand) te vergroten.
5.1.9.4. WERKEN IN DE NABIJHEID VAN INSTALLATIES ONDER SPANNING Werkzaamheden in de nabijheid van onder spanning gestane elektrische L.S.-installaties mogen alleen mits naleving van de desbetreffende beschermingsmaatregelen, zoals omhullende isolatie aanbrengen, afschermingen plaatsen of door minimum veiligheidsafstanden te respecteren.
5.1.10. ARBEIDSMIDDELEN EN TOEBEHOREN Bijzondere aandacht dient besteed aan de hiernavolgende wettelijke opdrachten:
de oplevering en periodieke keuring van hefwerktuigen en het hijsgereedschap;
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
65
de oplevering en installatie conform het voorkomingbeleid zoals voorzien in de Wet op het welzijn en zijn uitvoeringsbesluiten, meer bepaald in de wetgeving inzake de Arbeidsmiddelen; het gelijkvormigheidsonderzoek van elektrische installaties conform de artikelen 270 en 272 van het AREI (Algemeen reglement op de elektrische installaties).
Elke onderneming moet zijn arbeidsmiddelen zodanig markeren dat ze identificeerbaar zijn. De identificatie moet beschreven worden in het specifiek veiligheids- en gezondheidsplan. 5.1.10.1. TOESTELLEN EN GEREEDSCHAP Het op de werf gebruikte materiaal moet in goede staat verkeren en beantwoorden aan de meest recente veiligheidsvoorschriften. Een Nederlandstalige versie van alle richtlijnen, handleidingen, etc. met betrekking tot het gebruik en de bediening van de toestellen en speciaal gereedschap dient op de bouwplaats aanwezig te zijn. Op vraag van de veiligheidscoördinator moeten gezondheidsinstructies kunnen voorgelegd worden.
de
gebruiksaanwijzing
en
de
veiligheids-
en
5.1.10.2. MATERIEEL Alle materieel dient te voldoen aan de vigerende wetgeving ter zake. De keuringsverslagen zijn op de bouwplaats aanwezig en moeten onmiddellijk voorgelegd kunnen worden. Indien het verslag niet kan worden voorgelegd of indien duidelijk blijkt dat het betrokken toestel niet beantwoordt aan de reglementaire voorschriften zal de bouwheer bevel geven het toestel onmiddellijk buiten dienst te stellen. Alle grondwerkmachines moeten bij het achteruitrijden een duidelijk geluidssignaal veroorzaken. Hijstoestellen met uitschuifbare stabilisatiepoten moeten bij defect of niet uitgetrokken poot een signaal in de stuurcabine ontvangen. Alle op de bouwplaats aanwezige arbeidsmiddelen moeten voldoen aan de wettelijke voorschriften (CEmarkering, conformiteitattesten, indienststellingdverslagen, periodieke en andere keuringen …). De aannemer houdt die documenten ter beschikking van de coördinator verwezenlijking. Op het eerste verzoek, en binnen 24 uur, worden die documenten ter beschikking gesteld. Bij gebrek aan die documenten worden die arbeidsmiddelen automatisch buiten dienst gesteld. In bijlage bevind zich een lijst met de periodiciteit van de noodzakelijke keuringen. De coördinator-verwezenlijking noteert in het coördinatiedagboek de buiten dienst gestelde arbeidsmiddelen. Deze worden onmiddellijk van de bouwplaats verwijderd.
Elke aannemer, onderaannemer of zelfstandige moet zijn arbeidsmiddelen zodanig kenmerken (markeren) dat ze identificeerbaar zijn. De identificatie moet beschreven zijn in het V.G.P. Bij onvoldoende duidelijke of dubbelzinnige identificatie is de hoofdaannemer verantwoordelijk voor het betreffende arbeidsmiddel. Bij gebruik van arbeidsmiddelen van derden is de gebruiker steeds verantwoordelijk voor de veiligheid. De arbeidsmiddelen worden op het einde van de werkdag van de bouwplaats verwijderd of zodanig opgesloten of afgesloten dat ze door derden niet gebruikt kunnen worden. Alle hijs- en heftoestellen zijn steeds voorzien van een geldig keuringsattest. De opstelling van de heftoestellen met overlappende gieken wordt ingetekend op het inrichtingsplan. Bij gebruik van meerdere heftoestellen met overlappende gieken moet in overleg met de veiligheidscoördinator een gebruiksprocedure opgesteld worden. Alle vrachtwagens die op de bouwplaats gebruikt worden door de aannemers, onderaannemers of zelfstandigen zijn bij voorkeur voorzien van een verbeterd systeem voor het gezichtsveld. (Dode hoek spiegel of camera) I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
66
5.1.11. GEVAARLIJKE PRODUCTEN Wanneer de werken het gebruik van gevaarlijke stoffen vereist zal de aannemer alle gegevens verstrekken betreffende leveringstermijn, aard en hoeveelheid van alle gevaarlijke stoffen of preparaten, de wijze en plaats van opslag en de genomen veiligheidsmaatregelen, alles conform de van toepassing zijnde wetgeving. Tevens dient voldaan aan tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruiken ervan. Tevens dient voldaan aan Verordening (EG) nr. 1907/2006 van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) alsook aan Verordening (EG) Nr. 1272/2008 van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. Het volledig ingevuld identificatieblad wordt door de aannemer aan de opdrachtgever en aan de veiligheidscoördinator overhandigd. Alle gevaarlijke stoffen aanwezig op de werf dienen te worden voorzien van hun wettelijk gevaarsetiket zoals bepaald in het KB dd. 11 maart 2002 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van chemische agentia op het werk. Indien werken worden uitgevoerd waarbij schadelijke of hinderlijke dampen/gassen vrijkomen moet dit gemeld worden in het specifiek veiligheids- en gezondheidsplan. Met de veiligheidscoördinator worden maatregelen afgesproken om de dampen/gassen op een doeltreffende manier af te voeren (afzuiginstallatie). De verluchting van de lokalen dient in ieder geval zo efficiënt mogelijk te zijn (indien mogelijk de buitenvensters openen, zien dat het ventilatiesysteem werkt, …). Tijdens het drogen van het product zal de verluchting aanhouden. In geen geval mogen de maximum limietwaarden noch de minimum explosielimiet bereikt worden. Het rookverbod dient strikt nageleefd te worden, zelfs indien het product niet ontvlambaar is. Het schoonmaken van het materieel met oplosmiddelen dient buiten de gebouwen te gebeuren, ver van elke vlam, ervoor zorgend dat de gebruikte oplosmiddelen en de doordrenkte vodden in metalen, hermetisch afgesloten recipiënten worden geplaatst. De recipiënten die chemische producten bevatten en de recipiënten die er bevat hebben zullen onmiddellijk na gebruik hermetisch afgesloten worden. De aangepaste persoonlijke bescherming dient vanaf het begin gedragen te worden. 5.1.11.1. DOCUMENTATIE Van elk op de werf aangetroffen en gedetermineerd chemisch product zal de aannemer een Veiligheids- en Gezondheidskaart opmaken voor zijn werknemers. De V&G-kaart zal permanent op de werf aanwezig zijn. 5.1.11.2. TANKS VOOR CHEMICALIËN Enkel bovengrondse tanks worden toegelaten. Chemicaliën moeten opgeslagen worden in tanks die schokvast en voldoende bestand tegen aantasting zijn. De tanks moeten geplaatst worden in een kuip, voorzien van een bekleding die de betrokken chemicaliën niet doorlaat en met een capaciteit die tenminste gelijk is aan het volume van de opgeslagen vloeistoffen, tenzij men een andere maatregel treft, zodat in een geval van lek, minimaal dezelfde veiligheidswaarborgen geboden worden. I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
67
De leidingen, koppelingen en afsluiters mogen geen lekken vertonen en moeten zo gemonteerd worden dat ze gemakkelijk bereikbaar zijn, teneinde eventuele lekken onmiddellijk te kunnen vaststellen en herstellen. 5.1.11.3. BRANDBARE GASSEN EN ZUURSTOF Het opslaan van brandbare gassen in flessen moet in uitsluitend daartoe bestemde ruimten gebeuren, of op daartoe bestemde plaatsen in open lucht. De opslag van zuurstof dient gescheiden te zijn van alle andere brandbare stoffen. Deze ruimte moet vrijstaand zijn en zich op 10 m van elk ander gebouw bevinden. Men dient er speciaal op te letten dat in het lokaal, of in de omgeving ervan, geen brandbaar materiaal, zoals olie, vet, hout, etc. aanwezig is. Alleen gespecialiseerd personeel heeft vrije toegang en er moeten borden met de vermelding “Gevaar”, “Brandbare produkten” en “Verboden te roken” (lettergrootte = 10 cm) zichtbaar op de toegangsdeuren worden aangebracht. In iedere ruimte of lokaal worden twee blusapparaten (type CO2 of gelijkwaardig), met een capaciteit van tenminste 20 kg elk, geplaatst.
5.1.12 WERKEN MET OPEN VLAM Werken met open vuur, soldeerapparaten, las- en snijgereedschap, slijpschijven, … mogen enkel uitgevoerd worden als men een vuurvergunning gekregen heeft. Voor aanvang van deze werken moeten alle brandbare materialen verwijderd worden en moeten de gepaste blusmiddelen klaar staan in de onmiddellijke omgeving. Na het werk moet de omgeving nogmaals onderzocht worden om eventuele gloeiende materialen te verwijderen. De omgeving moet beschermd worden tegen eventuele schade veroorzaakt door gloeiende spaanders, … Het behandelen van gasflessen gebeurt met de meeste zorg. Gasflessen die niet in gebruik zijn worden buiten het gebouw op een vaste plaats rechtop gestockeerd, vastgemaakt, voorzien van de beschermkop en beschermd tegen de zon. De zuurstof- en brandgasflessen worden bij gebruik verticaal of schuin onder een hoek van minimum 35° geplaatst. Ze moeten gemonteerd zijn op een flessenkar. Op het einde van de dagtaak worden gasflessen dichtgedraaid en slangen en manometers ontspannen. Bij werken met open vlam hoort een ABC-blusapparaat van minimum 6 kg. Bij het branden van roofing of andere bitumeuze producten zal men er over waken dat een persoon aanwezig is op de plaats van het branden tot twee uur na het beëindigen der werken. Deze persoon is uitgerust met een ingeschakelde mobile telefoon, met in het eerste geheugen het nummer 112.
5.1.13 WERKEN IN BESLOTEN OMGEVING Bij het openen van kelders, putten, peilbuizen of andere afgesloten ruimten is bijzondere waakzaamheid geboden omdat daarbij mogelijk opgehoopt gas/damp in hoge concentraties kan vrijkomen. Bovendien kan het zuurstofgehalte in deze ruimten te laag zijn. Het werken in besloten ruimten gebeurt uitsluitend onder toezicht van een “toezichthouder” en na het verkrijgen van een bijzondere werkvergunning. Deze zorgt ervoor dat alle maatregelen genomen worden die nodig zijn om de betreffende ruimte veilig te kunnen betreden (voorafgaande inspectie, ventilatie, etc.) en dat er in geval van nood voldoende personen ter beschikking zijn om snel te worden ingezet. In ieder geval zal men ernaar streven: Het aantal personen dat in een besloten ruimte werkt zo klein mogelijk te houden; De verblijftijd in de ruimte zo klein mogelijk te houden; I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
68
Maatregelen te nemen om bij bedwelming of bij moeilijkheden het slachtoffer onmiddellijk buiten de ruimte te evacueren, zonder dat anderen zich erin hoeven te begeven.
Gedurende de tijd dat personen in de ruimte verblijven moet tenminste één persoon aanwezig zijn bij de toegang van die ruimte. Deze “veiligheidswacht” zal voortdurend contact onderhouden met de zich in de ruimte bevindende personen en met de toezichthouder. Hij zal nooit op eigen initiatief handelen, doch in geval van nood de toezichthouder verwittigen, die onmiddellijk alle maatregelen moet kunnen nemen die noodzakelijk zijn om hulp te bieden:
Een goede communicatie met duidelijke afspraak over de toegepaste signalen en waarschuwingen is noodzakelijk; Er moeten middelen ter beschikking zijn om voor de redding – zonder tijdverlies – met anderen in verbinding te treden (telefoon, portofoon, etc.). In geen geval mogen helpers zich onbeveiligd, geheel of gedeeltelijk in de ruimte begeven.
Wanneer een arbeider in een diepte moet afdalen, waar mogelijkheid tot gevaar bestaat, moet hij steeds een veiligheidsharnas dragen. De werkverlichting wordt aangepast aan de specifieke werkomstandigheden. De desbetreffende zone wordt afgebakend met behulp van veiligheidslint. De sleuven en tunnels moeten behoorlijk worden ondersteund. Het plaatsen van vaste leuningen, handleuningen, loopbruggen, vloeren en platformen gebeurt volgens de aard van het werk en de aanwezige risico’s.
5.1.14 HINDER DOOR UITGEVOERDE WERKEN. In geval er door de uit te voeren werken hinder zou kunnen ontstaan (tocht, stof, lawaai, gassen ...) voor het eigen personeel of derden dienen de nodige bijkomende maatregelen getroffen te worden om deze tot een minimum te beperken. Dit probleem dient vooraf besproken te worden met de werfverantwoordelijke en/of veiligheidscoördinator. Hinder voor buurtbewoners dient voorafgaandelijk op de wekelijkse technische vergadering gemeld en besproken te worden met de projectleider.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
69
5.2. INSTRUCTIES IN GEVAL VAN EEN ARBEIDSONGEVAL 5.2.1. HET TREINVERKEER VEILIG STELLEN Indien het ongeval een obstakel voor het treinverkeer heeft veroorzaakt moeten de INFRABELverantwoordelijken onmiddellijk worden verwittigd zodat noodmaatregelen kunnen worden getroffen. De dispatching die het treinverkeer tussen de grote stations regelt is de autoriteit die dringend en in de eerste plaats moet worden verwittigd om de treinen te stoppen. Voor elke bouwplaatssite zijn de telefoonnummers (24/24 uur rechtstreekse bewaakte Belgacom-lijn) in onderstaande lijst vermeld: Plaats van uitvoering
Dispatching (Om de treinen te stoppen)
op verschillende locaties waarvan op datum van vandaag geen enkele exact is vastgelegd. : info aan te vullen bij aanvang van de werf Nationaal Noordnummer
02 / 525 91 40
5.2.2. NOODOPROEPNUMMERS & PROCEDURES Teneinde op een snelle en efficiënte wijze de hulpdiensten te kunnen verwittigen wordt een lijst met noodoproepnummers met vermelding van de belangrijkste instructies opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsplan. Een afschrift van deze lijst dient bij elke telefoonpost goed zichtbaar te worden opgehangen.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
70
NOODOPROEPNUMMERS
02 52 59 140
Vermeld referentiepunt Vermeld mogelijke impact op het treinverkeer
Vermeld referentiepunt en straatnaam Vermeld de aard van de verwonding Vermeld of het slachtoffer ademt Vermeld of het slachtoffer hartslag heeft Vermeld de naam van uw firma en uw eigen naam Bij levensgevaar meteen bijstand vragen van de « MUG » (Medische urgentie groep)
ZIEKENHUIS met urgentiedienst
Nummer
Maximaal beroep doen op de dienst 100 voor vervoer van een gekwetste gezien risico van shock tijdens vervoer !
DISPATCH - INFRABEL
02/528 81 50 MEDISCHE SPOEDDIENST Vanaf telefoon:
100 Vanaf GSM:
112
H
INFO
HUISARTSEN Centrale nummers INFO
ANTIGIFCENTRUM
070 245 245 Militair Hospitaal Neder-Over-Heembeek
BRANDWEER Vanaf telefoon:
100
Vanaf GSM:
112 POLIEDIENSTEN Algemeen nummer
101
I-ICT.526
Indien het vermoeden bestaat dat gespecialiseerde medische hulp noodzakelijk is, beroep doen op een medische spoeddienst. Bij levensgevaar meteen via de noodnummer 100 of 112 bijstand vragen van de MUG (Medische urgentie groep) Wanneer geen antwoord op dit nummer, contacteer de medische spoeddienst Wacht niet op ziekteverschijnselen vooraleer te bellen Geen melk toedienen, melk is geen tegengif Niet laten braken ! Meestal is braken niet aangewezen, bel eerst Spoel overvloedig met water na spatten van een schadelijke stof in de ogen of op de huid Verlucht de ruimte goed als er irriterend of giftig gas vrijgekomen is Vermeld de plaats van de brand en punt en straatnaam waar de brandweer wordt opgewacht Vermeld de aard van de brand (gas, vloeistof, vaste stoffen, …) Vermeld de omvang, de beschikbaarheid van bluswater, de aanwezigheid van gewonden, de aanwezigheid van EHBO
-
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
71
EERSTE HULP
BESCHERMEN Om de veiligheid van het slachtoffer, van de getuigen en van uzelf te waarborgen, Om het risico de situatie te verergeren uit te schakelen.
SNEL HET SLACHTOFFER NIET OVERHAAST TE HULP, ANALYSEER EERST DE SITUATIE EN IDENTIFICEER ENIG BLIJVEND RISICO Verbrijzeling, elektrisering en/of elektrocutie, brand, ontploffing, verstikking, verdrinking Let in de eerste plaats op onzichtbare risico’s (elektrisering, verstikking, enz.)
• INDIEN GEEN RISICO • VERPLAATS HET SLACHTOFFER NIET, bedek hem/haar in afwachting van de komst van de EHBO’er van de aanneming.
• INDIEN BLIJVEND RISICO • SCHAKEL HET RISICO UIT ZONDER UW LEVEN IN GEVAAR TE BRENGEN (schoor, spanningloos stellen, ventilatie, enz.). VERPLAATS HET SLACHTOFFER NIET in afwachting van de komst van de EHBO’er van de aanneming.
Of VERWIJDER HET SLACHTOFFER UIT DE GEVARENZONE ZONDER UW LEVEN IN GEVAAR TE BRENGEN. Indien het slachtoffer moet worden verplaatst, trek hem/haar dan bij de voeten en let hierbij op de lijn hoofd, nek, romp. Bij een zware schok, val of ontploffing is een letsel aan de ruggengraat niet uitgesloten.
•
Over het algemeen: het slachtoffer enkel zo snel mogelijk uit de gevarenzone verwijderen indien onmiddellijk ontploffings-, brand-, instortings- of verdrinkingsgevaar dreigt of indien de atmosfeer giftig is. Of • Indien de verwijdering van het slachtoffer uit de gevarenzone te gevaarlijk blijkt: DE TOEGANG TOT DE GEVARENZONE VERBIEDEN in afwachting van de komst van de externe hulpdiensten.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
72
5.2.3. BRANDBESTRIJDINGSMIDDELEN Het gebruik van machines met thermische motor op de bouwplaats door de tussenkomende partijen vereist een nauwkeurige inbedrijfstelling om enig oververhittings- of brandrisico te vermijden. Bij voorkeur moeten deze machines in open lucht en voldoende verwijderd van de werkzone worden opgesteld. Een geschikt en aan de betrokken machine aangepast blusmiddel moet in de onmiddellijke omgeving ervan beschikbaar zijn. Wanneer de brandstoftank in de machine is ingebouwd dan kan die pas na afzetting en afkoeling van de motor worden gevuld. De hoeveelheid brandstofreserve mag de wettelijke in de milieuvergunning bepaalde grenzen niet overschrijden. De brandstofreservoirs moeten conform dit gebruik en de regels betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg aangepast zijn (ADR).
TYPE
AANTAL
PLAATSING
ABC-poeder CO2 Schuim
5.2.4. VERSLAG ARBEIDSONGEVAL Van elk arbeidsongeval dient er een volledig verslag te worden opgesteld door de preventieadviseur van de betrokken onderneming, of desgevallend door de werfverantwoordelijke. Daartoe kan het hiernavolgend model ingesloten bij de typedocumenten gebruikt worden . Een kopie zal geklasseerd worden in het coördinatiedagboek.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
73
ONGEVALLEN INSTRUCTIEBLAD 1. WAT DOEN BIJ EEN ONGEVAL ?
hulpdiensten en betrokken partijen verwittigen; alle verder gevaar voorkomen; verzorgen van de gekwetste; paniek bij de andere werknemers vermijden; onderzoek naar de omstandigheden;
2. ONGEVALLENRELAAS Naam slachtoffer: .................................................................................................................................. Adres slachtoffer: .................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................... Functie slachtoffer: ............................................................................................................................... Werkgever: ............................................................................................................................................ Adres werkgever: .................................................................................................................................. ............................................................................................................................................................... Plaats van het ongeval (werfadres): ...................................................................................................... ............................................................................................................................................................... Tijdstip van het ongeval: Datum: ........................................................................................................................... Uur: ................................................................................................................................ Uitgevoerde opdracht op ogenblik van ongeval: ................................................................................... Wie verleende de eerste hulp? : ............................................................................................................ Getuigen (naam + adres): ...................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ……………………………………………………………… Plaats en aard van de verwonding (hoofd, arm, inwendig, …): ............................................................ ............................................................................................................................................................... Vervoer naar hospitaal ? ja / neen Zo ja: met ziekenwagen ................................. met voertuig werkgever ...................... uur van vertrek : ................................. Andere verzorging : gekwetste gaat naar ziekenhuis ........... gekwetste gaat naar huisdokter ........... verzorging alleen op de werf ............... Tijdstip (datum + uur) van eventueel verwittigen : familie van slachtoffer : ................................................................................................. preventieadviseur : ......................................................................................................... veiligheidscoördinator : .................................................................................................. technische inspectie : ..................................................................................................... Hoe gebeurde het ongeval ? : ................................................................................................................ ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... ............................................................................................................................................................... Mogelijke oorzaak van het ongeval : .................................................................................................... ............................................................................................................................................................... De werknemer moet ook zijn ziekenkas op de hoogte brengen Datum werkhervatting : ………………………………………………………………
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
74
5.2.5. ARBEIDSONGEVALLEN INLICHTINGENBLAD Het hoofddoel van de uitoefening van veiligheids- en gezondheidsopdrachten is de preventie van de risico’s verbonden aan de bouwplaatsactiviteiten met het oog de arbeidsongevallen te beperken. Met het doel een controle te kunnen uitoefenen op de goede uitvoering van deze coördinatieopdrachten is het noodzakelijk een follow-up op te stellen van de ongevallen die zich op de bouwplaats hebben voorgedaan. Alle ongevallen die zich op de bouwplaats voordoen worden daarom gemeld aan de veiligheidscoördinator en aan (de preventieadviseur van) de opdrachtgever. De werkgever van de betrokken gekwetste wordt eveneens ingelicht. Hiertoe kan hij een kopie overhandigen van de naar behoren ingevulde officiële aangifte aan de wetsverzekeraar en de Technische arbeidsinspectie en dient het hiernavolgend model voor het arbeidsongevallen inlichtingenblad ingesloten bij de typedocumenten gebruikt te worden. Een kopie van het arbeidsongevallen inlichtingenblad zal geklasseerd worden in het coördinatiedagboek. Alle gegevens van het onderzoek en de follow-up van het ongeval worden aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator bezorgd zodat hij nauwkeurige ongevallenstatistieken kan opstellen. Deze gegevens betreffen onder meer de aard van het ongeval en van de verwondingen, de tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid, het aantal verloren dagen, de middelen die moeten worden ingezet om dergelijke ongevallen in de toekomst te voorkomen. Insgelijks wordt elk ernstig incident aan de veiligheids- en gezondheidscoördinator gemeld. Tijdens de maandelijkse veiligheidscoördinatievergaderingen zullen de arbeidsongevallen besproken worden (aantal ongevallen, aantal verloren kalenderdagen t.g.v. arbeidsongevallen). De gepresteerde arbeidsuren/onderneming zijn maandelijks te bezorgen voor berekening van frequentie- en ernstcijfer.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
75
ONGEVALLEN INLICHTINGENBLAD Datum : ........................................................................... Hoofdaannemer : ............................................................ ........................................................................... ......................................................................................... ........................................................................... ......................................................................................... ........................................................................... BETREFT : ALLE arbeidsongevallen overkomen aan de werknemers van de hoofdaannemer en zijn onderaannemers, leveranciers en bezoekers op de werf. De ondergetekende ......................................................... ........................................................................... ......................................................................................... ........................................................................... verklaart dat tijdens de periode van ................................ tot .....................................................................
Geen enkel arbeidsongeval gebeurde in het kader van de uitvoering van zijn contract.
Volgende arbeidsongevallen zich voordeden :
Datum
Naam gekwetste
Afwezigheid
Werkgever Van
Tot
Een kopij van elke ongevalsaangifte wordt hierbij gevoegd. Handtekening : ................................................................
DIT INLICHTINGENBLAD DIENT TERUG BEZORGD TE WORDEN AAN DE COÖRDINATORVERWEZENLIJKING (MET KOPIJ AAN DE OPDRACHTGEVER) TEN LAATSTE OP HET EINDE VAN ELKE TUSSENTIJDSE VORDERINGSPERIODE
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
76
5.2.6. KENNISGEVING ARBEIDSONGEVAL Het is voortaan nodig om na een ernstig arbeidsongeval een onderzoek in te stellen, een verslag op te maken en maatregelen te nemen om herhaling te vermijden. 5.2.6.1. ERNSTIG ARBEIDSONGEVAL De definitie van een ernstig arbeidsongeval wordt vastgelegd in art. 94bis van de wet welzijn en verder verfijnd in art. 26 van het KB Beleid dd 27/03/1998 (Codex, titel I, hfst. 3). Een ernstig arbeidsongeval is gedefinieerd als een ongeval dat zich op de arbeidsplaats zelf voordoet en dat wegens zijn ernst een grondig specifiek onderzoek vereist, dit is - een dodelijk arbeidsongeval - een arbeidsongeval met een afwijkende gebeurtenis of een betrokken voorwerp die voorkomen in respectievelijk bijlage 1 en 2 bij art. 26 en aanleiding geven tot ofwel een blijvend letsel of een tijdelijk letsel voorkomend in bijlage 3 bij art. 26.
5.2.6.2. OMSTANDIG VERSLAG Na elk ernstig arbeidsongeval is een onmiddellijk onderzoek en het opmaken van een omstandig verslag vereist. Dit verslag moet binnen de 10 dagen bezorgd worden aan de bevoegde arbeidsinspectie. Het omstandig verslag bestaat uit twee luiken. Een eerste luik moet ingevuld worden door de bevoegde preventiedienst en het tweede luik door de werkgever. De inhoud van luik 1 bevat 8 punten. Naast een aantal identificatiegegevens (slachtoffer, werkgever, getuigen, opsteller van het verslag, personen in kopie) gaat het om verschillende gegevens die het ongeval beschrijven zoals de plaats, omstandigheden en de oorzaken van het ongeval. In het eerste luik staan ook aanbevelingen om herhaling van het ongeval te voorkomen. Omstandig verslag De identificatie van de slachtoffers en hun werkgevers, De gedetailleerde beschrijving van de plaats van het ongeval. De gedetailleerde omschrijving van de omstandigheden van het ongeval, inclusief beeldmateriaal, de vastgestelde primaire (de materiële feiten die het ongeval mogelijk hebben gemaakt), secundaire (oorzaken van organisatorische aard, waardoor de primaire oorzaken zijn ontstaan), tertiaire (materiële of organisatorische oorzaken die zich bij derden situeren) en eventuele verdere oorzaken. Aanbevelingen om herhalingen van het ongeval te vermijden De identificatie van de werkgever en de bevoegde preventiedienst De identificatie van de personen die het verslag hebben opgesteld De identificatie van de personen aan wie een afschrift van het verslag is toegezonden
I-ICT.526
Voorlopig verslag De identificatie van de slachtoffers en hun werkgevers, De gedetailleerde beschrijving van de plaats van het ongeval. Een eerste omschrijving van de omstandigheden van het ongeval, inclusief de vastgestelde primaire oorzaken.
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
77
De werkgever vult het tweede luik in. Hierin staan de genomen beslissingen (welke aanbevelingen uit het eerste luik worden weerhouden), een actieplan en het advies van het comité pbw. Omstandig verslag De inhoud van de beslissingen in verband met de gedane aanbevelingen en desgevallend, van het advies van de respectievelijke Comités, of na overleg met de respectievelijke diensten en desgevallend, Comités, de alternatieve maatregelen die ten minste hetzelfde resultaat garanderen. Een actieplan, bevattende de termijnen binnen welke de maatregelen toegepast zullen zijn en de verantwoording van deze termijnen. Het advies van de respectievelijke Comités over de oorzaken die aan de beslissing van het ernstig arbeidsongeval en over de maatregelen die zijn voorgesteld om herhaling ervan te vermijden.
Voorlopig verslag Een gedetailleerd overzicht van de nog uit te voeren onderzoekingen met vermelding van de materiële feiten waardoor geen omstandig verslag kan worden bezorgd.
De bevindingen van de afvaardiging van de Comité die zich na het ernstig arbeidsongeval onmiddellijk ter plaatse heeft begeven. De adviezen van de respectievelijke Comités die reeds zouden zijn vastgelegd in goedgekeurde notulen op het ogenblik van het bezorgen van het voorlopig verslag aan de ambtenaar.
Indien het om bepaalde redenen niet mogelijk is om een omstandig verslag in te dienen binnen de vooropgestelde tijd, kan een voorlopig verslag volstaan. In dat geval zijn welomschreven redenen nodig en het is de bevoegde arbeidsinspectie die beslist of de argumenten voldoende zijn. Bij de argumentatie moet ook vermeld worden tegen wanneer het uitgebreide omstandig verslag of de aanvullingen op het voorlopig verslag volgen. Hier zal ook de arbeidsinspectie deze termijnen al of niet aanvaarden. Indien een bedrijf niet voldoet aan de verplichting om een (voorlopig) omstandig verslag op te stellen, kan de bevoegde arbeidsinspectie een deskundige aanwijzen. Dat neemt niet weg dat de inspectie nog steeds een autonoom onderzoek kan verrichten bv. bij zeer ernstige arbeidsongevallen. Indien een deskundige aangesteld is, voert hij het onderzoek uit en stelt hij het verslag op. De arbeidsongevallenverzekeraar vergoedt de onkosten voor deze prestaties, maar kan deze verhalen op de werkgever. De door de deskundige voorgestelde preventiemaatregelen zullen met grote waarschijnlijkheid door de inspectie opgelegd worden aan de werkgever. Een werkgever heeft er bijgevolg alle belang bij om het onderzoek zelf uit te voeren en de preventiemaatregelen zelf te treffen. 5.2.6.3. BEWARENDE MAATREGELEN Om een onmiddellijke herhaling van het ongeval te voorkomen, is het vereist om bewarende maatregelen te nemen. Bewarende maatregelen zijn preventiemaatregelen die één of meerdere rechtstreekse oorzaken van eenzelfde of gelijkaardig ongeval kan wegnemen. Het is de werkgever die de maatregelen moet nemen op advies van de bevoegde preventieadviseur.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
78
5.3. VERSLAG WERFBEZOEK / WERFRONDGANG Volgend of gelijkaardig document zal worden gebruikt door de coördinator bij de regelmatige werfbezoeken en werfrondgangen. Elk van de vermelde elementen zal worden getoetst en een balans zal worden opgemaakt. Eventuele opmerkingen of aandachtspunten zullen worden genoteerd.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
79
WERFINSPECTIECHECKLIST 1/2 PROJECT: ...............................................................................................
DATUM: .................................................................................................
BOUWPLAATS: .....................................................................................
AANTAL WERKNEMERS: ...................................................................
AANWEZIGEN WERF INSPECTIERONDE/VERGADERING:
PUNTEN CLASSIFICATIE:
. ................................................................................................................ . ................................................................................................................ ................................................................................................................. ................................................................................................................. ................................................................................................................. ................................................................................................................. ................................................................................................................. ................................................................................................................. 1. Werfinrichting Toegang, wegen & arbeidspost Belemmeringen ....... Verlichting ....... Stof/modder ....... Schoren / taluds ....... Gladheid ....... Orde & netheid ....... ............................... ....... Stapeling materialen Ordelijk ....... Stabiliteit in orde ....... Op voorziene plaats ....... ............................... ....... Ladders Hellingshoek ....... Opstelling ....... Constructie/staat ....... Lengte boven werkvlak ....... ............................... ....... 2. Collectieve bescherming Openingen In vloeren ....... In muren ....... In de grond ....... Beveiliging randen ....... ............................... ....... Loopbruggen & platformen Constructie ok ....... Breedte ....... Afscherming ....... ............................... ....... Stellingen Constructie ok ....... Breedte ok ....... Leuningen ....... Kantlijst ....... Controle TAG ....... Verankeringen ....... ............................... ....... Werkvloer Vrije toegang ....... Leuningen & kantlijst ....... ............................... ....... Dak Veilige toegang ....... Openingen beveiligd ....... Leuningen & kantlijst ....... Vangsysteem (vb netten) ....... Loopplanken ok ....... ............................... ....... Trappen Belemmeringen ....... Leuningen & kantlijst ....... Verlichting ....... ............................... ....... 3. PBM Helm ....... Veiligheidsschoenen ....... Laarzen ....... Arbeidskledij ....... Handschoenen ....... Bril ....... Harnas ....... Gehoorbescherming .......
I-ICT.526
Kniebescherming Stofmasker
....... .......
4.Werftoestellen Lift, hoogtewerkers, andere Inplanting ....... Stabiliteit ok ....... Staat ....... Controle ....... Keuring ....... Heftoebehoren ....... Bediener ....... Toegang ....... Haken in prefab ....... Correct gebruik ....... Veiligheidsvoorziening ....... Noodstop / schakelaar ....... .............................. ....... Handgereedschap Staat ....... Correct gebruik ....... Beschermingen ok ....... .............................. ....... Zaagmachine Omgeving ordelijk (stof) ....... Beschermkap ok ....... Beveiligingen ok ....... Noodstop / schakelaar ....... Duwhout ....... .............................. ....... Betonmolens Bescherming ok ....... Stabiliteit ....... Opstelling ....... Noodstop / schakelaar ....... .............................. ....... Andere machines Opstelling ....... Bescherming ok ....... Elektriciteit ....... Ordelijk / toegang ....... Noodstop / schakelaar ....... .............................. ....... Autogeen / elektrisch lassen Opstelling ....... Manometer ok ....... Ontspanner ok ....... Terugslag / leidingen ....... Opslag flessen ....... Kabels / klemmen ....... Noodstop / schakelaar ....... Brandblusser ....... .............................. ....... 5.Elektriciteit Kast / keuring ....... Generator / keuring ....... Aardingen ....... Zekeringen ....... IP44 meteriaal ....... Kabels (isolatie,…) ....... Kabels (ophanging, orde)....... Stekkers / stopcontact ....... Kabelrollen ....... Verlichtingstoestellen ....... Noodstop / schakelaar .......
Het onderstaand puntensysteem wordt gehanteerd. Observaties, onveilige situaties en handelingen worden genoteerd en bijgevoegd aan deze checklist. 3:Excellent
2:goed 1:matig 0:onvoldoende NVT: niet van toepassing
Formulier wordt opgemaakt en toegevoegd tot het coördinatiedagboek. Een kopij wordt overhandigd aan de opdrachtgever en elke aannemer/onderaannemer op het moment van de rondgang op de werf aanwezig. ............................... ....... 6.Bijzondere risico’s Grondwerken Beschoeiing ....... Stapeling rand ....... Ladders ....... Pomp ....... Helling ....... Omheining / afbakening ....... ............................... ....... Verkeer & signalisatie Signalisatiekledij ....... Bescherming bezoekers ....... Verlichting ....... Signalisatie ....... ............................... ....... Brandvoorkoming Blusapparaten ....... Branddeken(s) ....... Plaatsing ....... Controle ....... Evacuatie ....... Toegang hulpdiensten ....... ............................... ....... Ontvlamgevaar producten Stapeling & opslag ....... Etikettering ....... Gebruik ....... Opvangbak ....... Afvalbehandeling ....... ............................... ....... 7.Preventie Coördinator ....... Organisatie & werking ....... Naleving V.G.P. ....... Instructie/opleiding ....... Toolboxmeetings ....... ............................... ....... 8.Gezondheid & hygiëne Eerste zorgen Verbandkist(en) ....... Draagberrie & dekens ....... Hulpverlener ....... Noodnummers ....... Telefoon operationeel ....... ............................... ....... Gezondheidsinrichtingen Refter ....... Wasgelegenheid ....... Kleedkamer(s) ....... Toiletten ....... Verwarming ....... Dranken ....... ............................... ....... 9. Andere Voertuigen ....... ............................... ....... ............................... ....... ............................... ....... ............................... ....... ............................... .......
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
80
VEILIGHEIDSSCORE OP DE BOUWPLAATS : …….
ONMIDDELLIJK TE NEMEN ACTIES:.................................................. .................................................................................................................. VEILIGHEIDSSCORE PER CRITERIA: .................................................................................................................. 1. Werfinrichting ....... 5.Elektriciteit ....... .................................................................................................................. 2. Collectieve bescherming ....... 6.Bijzondere risico’s ....... .................................................................................................................. 3. PBM ....... 7.Preventie ....... .................................................................................................................. 4.Werftoestellen ....... 8.Gezondheid & hygiëne ....... .................................................................................................................. OPMERKINGEN: ............................................................................................................................................................................................................ .......................................................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................................................... WERFLEIDER: OPDRACHTGEVER: DERDEN: VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR:
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
81
WERFINSPECTIECHECKLIST 2/2 PROJECT: ............................................................................................... BOUWPLAATS: .....................................................................................
DATUM: .................................................................................................
AANWEZIGE INTERVENANTEN: INTERVENANTEN
AANTAL WERKNEMERS
UITGEVOERDE WERKEN
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
................................................................
OPMERKINGEN IN VERBAND MET VEILIGHEID & GEZONDHEID BIJ DE UITVOERING VAN HET PROJECT: OPMERKINGEN:
GEMAAKT DOOR:
VERSLAGGEVER:
VERSLAGNUMMER:
...............................................
................................................
...............................................
...............................................
...............................................
................................................
...............................................
...............................................
...............................................
................................................
...............................................
...............................................
...............................................
................................................
...............................................
...............................................
...............................................
................................................
...............................................
...............................................
...............................................
................................................
...............................................
...............................................
...............................................
................................................
...............................................
...............................................
...............................................
................................................
...............................................
...............................................
ONGEVALLEN & INCIDENTEN ONDERNEMING:
BESCHRIJVING ONGEVAL:
GENOMEN MAATREGELEN:
VERSLAGNUMMER:
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
TUSSENKOMST EXTERNEN: EXTERNEN:
OPMERKINGEN:
OPVOLGING:
VERSLAGNUMMER:
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
.................................
......................................................
.............................................................
......................................
WERFLEIDER:
I-ICT.526
OPDRACHTGEVER:
DERDEN:
VEILIGHEIDSCOÖRDINATOR:
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
82
5.4. VERSLAG TOOLBOX MEETING Een toolboxmeeting is een korte bijeenkomst van een leidinggevende met een groep operationele medewerkers. De toolbox duurt vijftien tot twintig minuten. Die kan op eender welk moment in de dag plaatsvinden. Het thema is een bepaald veiligheidsaspect in het algemeen of van een bepaalde taak in het bijzonder, een ongeval of een bijna-ongeval,... informatie & onderwerpen zijn tevens te vinden op het internet vb. http://www.toolboxmeeting.com is een allegaartje van allerlei onderwerpen & zaken omtrent toolboxmeetings. De opzet is het personeel te sensibiliseren voor veiligheid. De goed gevulde ‘toolbox’ (gereedschapskist) met veiligheidsitems wordt zo stilletjesaan vertrouwd materiaal. Een toolboxmeeting is geen voorleesuurtje, maar een discussiemoment waarbij verschillende standpunten aan bod kunnen komen. De begeleider moet weten wat hij met de toolbox wenst te bereiken en het gesprek dan zo kunnen sturen. De deelnemers moeten echter ook hun inbreng kunnen hebben en hun wending aan het gesprek kunnen geven. Dit vergt enige handigheid of gesprekstechniek om bijvoorbeeld iedereen binnen die korte tijd voldoende aan het woord te laten, tegengestelde meningen naast elkaar te plaatsen, niet beschuldigend over te komen bij fouten, negatieve uitspraken te kunnen plaatsen, het onderwerp open en positief aan te brengen,… Het volgende type document kan worden gebruikt bij het houden van een toolboxmeeting.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
83
VERSLAG TOOLBOXMEETING ONDERWERP: ...................................................................................... DATUM: .................................. PROJECT: ..................................................................AANNEMER: ...................................................... GEHOUDEN DOOR: .............................................................................................................................. BESCHRIJVING VAN DE BESPROKEN THEMA’S: .......................................................................... .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. AANWEZIGEN: NAAM:
FIRMA:
HANDTEKENING:
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
....................................................
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
84
5.5. INTENTIEVERKLARING AANNEMER Gelieve naar het administratieve deel van het bestek verwijzen en zijn : « Bijlage 6 bij het veiligheids- en gezondheidsplan »
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
85
5.6. VOORSCHRIFT VOOR IEDERE WERKNEMER
VOORSCHRIFT VOOR IEDERE WERKNEMER VEILIGHEIDSCOÖRDINATIE Voorschrift voor iedere persoon op de bouwplaats tijdens de uitvoering van een werk in de nabijheid van een spoor in dienst Het werk langs de sporen in dienst vereist een bijzondere aandacht en de inachtneming, uitgezonderd speciale toestemming, van de hierna vermelde door INFRABEL opgelegde veiligheidsvoorschriften: - binnen het profiel van vrije ruimte van een spoor in dienst mag geen enkele werkzaamheid worden uitgevoerd; - het oversteken van de sporen met een voertuig is verboden; - te allen tijde moet vanaf de buitenkant van het dichtstbijzijnde spoor een afstand van 1,50 m in acht worden genomen. Desnoods zal op deze afstand een oranje draadnet worden geïnstalleerd; - ten opzichte van de rijdraden onder spanning (3 000V) moeten personen een veiligheidsafstand van 3 m in acht nemen; - vanwege het gevaar dat een langskomende trein vertegenwoordigt (normaalspoor, tegenspoor, parallel verkeer, enz.), is het ten strengste verboden om zonder arbeidsredenen sporen in dienst over te steken of zich erop te begeven. Personen die voor arbeidsredenen de sporen moeten oversteken moeten de volgende voorschriften in de hierna vermelde orde van prioriteit verplicht in acht nemen: - hetzij oversteken via een hiervoor speciaal gebouwde brug, via een ondergrondse doorgang of via een overweg; - hetzij oversteken tijdens een periode van buitendienststelling van de sporen; - hetzij oversteken onder de bewaking van een “schildwacht” die toezicht houdt op hun veiligheid; - hetzij uitzonderlijk onder eigen toezicht oversteken, op voorwaarde een plaats te kiezen met voldoende zichtbaarheid in beide richtingen Elke persoon die op de sporen of in hun onmiddellijke nabijheid werkt moet gele werkkleding met hoge zichtbaarheid dragen. Het gebruik van rode uitrustingen (werkkleding, helm, gereedschap, enz.) is verboden.
Voor kennisneming en aanvaarding van de voorgeschreven arbeidsomstandigheden: Naam : …………………………………..………. Werkgever: ………………….……………….. Functie: ……………………………………… Datum: …………………………………….…….. Handtekening: .......................................
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
86
5.7. VOORSCHRIFTEN BIJ BINNENDRINGING IN HET PROFIEL VAN VRIJE RUIMTE
VOORSCHRIFTEN BIJ BINNENDRINGING IN HET PROFIEL VAN VRIJE RUIMTE VAN EEN SPOOR IN DIENST (DOOR EEN OBSTAKEL, EEN ONGEVAL, ...) LET OP! : een naderende trein is een groot gevaar. 1. Informatie - bestemd voor de dichtstbijzijnde INFRABEL-blokpost door middel van de telefoons die zich op de seinpalen of langs de sporen bevinden; - inhoud van de boodschap: - naam van de oproeper: …...................…..; - nr. van de bouwplaats: ……........... ; - plaats van het ongeval (plaats, spoor, hectometerpaaltje, enz.); - aard van het probleem (obstakel, ontsporing, ongeval, enz.); - of er gewonden zijn en hun aantal; - bestemd voor de leidende ambtenaar en het bouwplaatskantoor. 2. Signalering Twee personen gaan in tegenovergestelde richting de mogelijk naderende treinen tegemoet om ze te doen stoppen door de aandacht van de machinist te trekken. Hiervoor gebruiken zij een rode vlag, een rode lantaarn of enig ander beschikbaar middel. Om zich langs de sporen te verplaatsen nemen zij de grootste voorzichtigheid in acht. Op de plaats van de binnendringing in het profiel van vrije ruimte kunnen eveneens toortsen worden aangestoken. Voor kennisneming en aanvaarding:
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
87
5.8. TOELATING OM TE WERKEN OP MINDER DAN 3M VAN DE BOVENLEIDING ONDER SPANNING
TOELATING OM TE WERKEN OP MINDER DAN 3 M VAN DE BOVENLEIDING ONDER SPANNING (S630) VOORZIJDE INFRABEL – TOELATING OM TE WERKEN OP MINDER DAN 3 m VAN DE BOVENLEIDING ONDER SPANNING De heer/mevrouw …………….…….…………van de onderneming ….…………..…..……….. IK nr ….…………………………..……… mag werken op minder dan 3 m van de spanning, gedurende de periode ………………………………………….. volgens de categorie van: « gewone persoon » « gewaarschuwde persoon » « bevoegde persoon » « gespecialiseerde persoon »
Ik ben op de hoogte van de te respecteren veiligheidsafstanden t.o.v. de spanning op de bovenleiding en heb ze begrepen. Ik gebruik enkel de ter beschikking gestelde werkoppervlakken. Onderhavige toelating is persoonlijk. Ze is slechts geldig na handtekening door de houder en voor de tijdsduur die hierboven aangegeven is, en kan altijd ingetrokken worden. Ze moet op eenvoudig verzoek vertoond worden.
Handtekening van de houder,
Namens de werkgever,
ACHTERZIJDE SNCB – AUTORISATION DE TRAVAILLER À MOINS DE 3 m DE LA CATÉNAIRE SOUS TENSION M./Mme ……………………...…………….……de l’entreprise ……………………………….. CI n° … …………………………..…… est autorisé de travailler à moins de 3 m de la tension, pendant la période ……………………………….... selon la catégorie de: « personne ordinaire » « personne avertie » « personne qualifiée» « personne spécialisée»
Je suis au courant des distances de sécurité à respecter vis-à-vis de la tension sur la caténaire et les ai comprises. J’utilise seulement les surfaces de travail mises à disposition.
La présente autorisation est strictement personelle. Elle n’est valable qu’après signature par le titulaire et pour la durée indiquée ci-dessus, et peut être retirée en tout temps. Elle doit être montrée à simple demande.
Signature du titulaire,
I-ICT.526
Au nom de l’employeur,
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
88
5.9. VUURVERGUNNING GEBRUIK EN TOEPASSING VAN DE VUURVERGUNNING.
5.9.1. TOEPASSING De toepassing van de vuurvergunning is een wettelijke bepaling en alle vermeldingen en te treffen maatregelen MOETEN strikt worden nageleefd. De vuurvergunning is van toepassing in de werkplaatsen en alle gebouwen waar, bij de uitvoering van bepaalde werken, een brandrisico bestaat. Voor bestendige werkposten kan de vuurvergunning als permanent gebruikt worden. Hiertoe worden de verlengingen vervangen door een vermelding van… tot …
5.9.2. AFLEVEREN – INVULLEN – ONDERTEKEN VAN DE VUURVERGUNNING. Afleveren: door de leidende ambtenaar of zijn gemachtigde voor werken die vooraf gepland zijn, na visum van de brandpreventieleider; door de plaatselijke brandpreventieleider of zijn vervanger bij dringende interventies Invullen: door de aanvrager indien het werken betreft uitgevoerd in eigen beheer de werfleider of zijn gemachtigde door derden, de toezichter van INFRABEL of de werfleider van de aanneming door de plaatselijke brandpreventieleider of zijn vervanger bij dringende interventies Controle: door de plaatselijke brandpreventieleider eventueel aanvullen volgens noodzaak Ondertekenen: alle betrokkenen (verantwoordelijke aanvrager, de operator, de bestendige bewaker (facultatief), de brandpreventieleider en de preventieadviseur
5.9.3. VERDELING VAN DE VUURVERGUNNING Alvorens de werken aan te vatten moet de brandpreventieleider steeds in het bezit zijn van de vuurvergunning (liefst als laatste tekenen) de BPL MOET altijd geïnformeerd worden indien er zich wijzigingen voordoen inzake de aard en de plaats van de werken. Een exemplaar, bestemd voor de operator, moet steeds aanwezig zijn op de werkplek. Deze laatste ontvangt een kopij met op de rugzijde de vermelding van de diverse controlepunten. Voor, tijdens en na de werken dient de operator, de bestendige bewaker of de werkverantwoordelijke de getroffen actiepunten aan te kruisen. Indien bij controle door de plaatselijke brandpreventiediensten vastgesteld wordt dat er geen controlepunten zijn aangekruist kan dit duiden op onachtzaamheid. In dit geval worden de werkzaamheden onmiddellijk gestopt. Bij het ontbreken van de vuurvergunning worden de werken onmiddellijk stopgezet. Bevoegdheden: de BPL, de EPI’s, de assistenten en de preventieadviseur.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
89
5.9.4. HOE HET DOCUMENT INVULLEN? Bovenaan: Willekeurig nummer: te bepalen door de brandpreventieleider naar eigen keuze. Onderaan: Bestemmeling : schrappen wat niet past De nummering tussen haakjes verwijst naar de nummers op pag 1 (1) Perioden van geldigheidsduur en verlenging invullen – te vermelden door de aanvrager. Een verlenging wordt toegestaan indien de werkomstandigheden ongewijzigd blijven. Eventueel kan de BPL bijkomende maatregelen toevoegen. Coördinaten van de verantwoordelijken invullen evenals de plaats en de uit te voeren werken bondig omschrijven (2) Risico’s aankruisen; welke werkzaamheden eventueel aanleiding kunnen geven tot brand. (meerdere mogelijkheden onderzoeken) (3) Aard van de vuurhaard; aankruisen welk type van vuurhaard er eventueel kan ontstaan, eventueel combinaties, - te bepalen door de BPL (4) Interventiemiddelen aankruisen. Volgens de uit te voeren werken, de omstandigheden en de mogelijke vuurhaarden wordt bepaald welk type en hoeveelheid blusmiddel of materieel moet aanwezig zijn. Opgepast de draagbare snelblussers opgehangen in de omgeving van de werken in uitvoering en eigen aan het gebouw, komen niet in aanmerking. (enkel bij noodgevallen) De werfverantwoordelijke zorgt voor eigen brandblussers en dit volgens de aanduidingen op de vuurvergunning. Deze voldoen aan de voorgeschreven normen en zijn periodiek gekeurd. (5) Wie te verwittigen en hoe alarm geven. Indien van toepassing, coördinaten vermelden en eventueel bondig de procedure omschrijven. Indien dit, volgens de BPL, niet van toepassing is : aankruisen. (6) Ondertekening: het document is geldig indien de verantwoordlijken hebben ondertekend (uitgezonderd de brand- preventieadviseur die viseren als controle) Na beëindiging van de werken overhandigd de operator de kopie van de vuurvergunning aan de brandpreventieleider die het viseert. Deze laatste noteert de gegevens op zijn persoonlijk document en bewaart het in het preventiedossier. Termijn van bewaring: minmaal 30 werkdagen na beëindiging van de werken, inbegrepen de verlengingen. Bijkomende informatie PA 313 sectie 10 :GSM: 0476/86.01.62-: 911/543.74
(Type document op volgende pagina)
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
90
NR.
VUURVERGUNNING
De vuurvergunning heeft als doel Brand- en Ontploffingsgevaar te voorkomen die zich voordoen bij werken met open vuur, blanke vlam of hittepunt. (lassen, snijbranden, solderen, afbijten, afbranden van verf of vernis enz..) Deze vergunning wordt afgeleverd door: - de leidende ambtenaarof zijn gemachtigde voor werken die vooraf gepland zijn na visum van de BPL. - de plaatselijke BrandPreventieLeider, (BPL) of zijn gemachtigde en wel voor elk werk dat in de onderneming wordt uitgevoerd hetzij voor werken in eigen beheer hetzij door een vreemde onderneming, De vuurvergunning is niet van toepassing voor de bestendige werkposten waar alle vereiste voorzorgsmaatregelen zijn getroffen en omschreven zijn in het brandconsigne. 1 Geldigheidsduur van de vuurvergunning – algemene informatie:
Perioden
1e verlenging
Beginfase
2de verlenging
3de verlenging
4de verlenging
5de verlenging
Van - tot Naam Functie Visa Werk bevolen of gevraagd door:
Vreemde onderneming of uitvoerende dienst
Dhr. ………………………………………….……………………….. Functie /dienst. ……………………………………………………… -:
Naam:. ……………………………………………………………. Bevoegde afgevaardigde: …………………………………….… -:
Uur begin/einde Plaats van de werken Uit te voeren werken
2. Risico’s Laswerken Solderen
Snijbranden
Slijpwerken
Bitumineuze werken
Afbijten/ afbrandenn verf
Ontdooien
Andere
3. Aard van de vuurhaard Klasse A
Klasse B
Klasse C
Klasse D
4. Aan te wenden eerste interventiemiddelen Type Aantal
Poederbrandblusser ABC
Schuimbrandblusser
CO2- brandblusser
Brandhaspel
Zand
Blusdeken
Muurhydrant Slangen
Andere (*)
Bijzondere maatregelen: eigen aan het uit te voeren werk (*) te beschrijven ……………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. 5. Wie te verwittigen en hoe alarm geven in geval van brand Naam
Naam
:
:
Hoe ALARM geven? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… De aanvrager
Operator
Bewaker
: ………………… BPL
Preventieadviseur
Data Naam Handtekening beëindigd ……………… Exemplaar bestemd voor: (**) schrappen) I-ICT.526 Werken Levering enop: aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in detestations en op de Visa BPL: brandpreventieleider (**) perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
– de operator (**)
Niet van Toepassing
91
ALGEMENE VEILIGHEIDSMAATREGELEN Uitvoerende dienst- onderneming VOOR de aanvang van het werk
Verwijder, bescherm of bedek (ten minste tot op 10 m) met een aangepast scherm de brandbare stoffen en materialen en in het bijzonder deze die zich bevinden achter de wanden dichtbij de werkplek. Besproei eventueel de werkruimte met water om ze vochtig te houden. (zie fig. 2 en 3) Verwijder (ten minste tot op 10 m) elke brandbare stof van de leidingen of van de behandelde voorwerpen. (fig. 3) Dicht openingen, spleten, scheuren enz. af in de wanden dichtbij de werkplek (ten minste tot op10 m.) Plaats in de nabijheid, (op max. 10 m.) gebruiksklare en aangepaste blusmiddelen (zie punt 3 hiervoor) en stel een permanente bewaker aan die op de hoogte is van de veiligheidsmaatregelen Ledig, reinig met warm water, verlucht overvloedig of vul met vloeistoffen of gassen bevat hebben. Eventueel met een explosiemeter de ontgassing controleren. (fig 1) Vuurvergunning invullen en laten ondertekenen door de verantwoordelijken
De operator
diverse
Kijk na of de apparaten in perfecte staat van werking zijn (spanning, slangen, koppelstukken, enz… Kies de beste plaats om de toevoer van gas of stroom gemakke Verlaat nooit zonder toezicht de aangestoken soldeerlampen, vul ze in open lucht nadat gedoofd en afgekoeld zijn. Rook niet bij de uitvoering van de werken. Controleer dat de te treffen voorzorgsmaatregelen beschreven in de “vuurvergunning “ zijn toegepast. de hoeveelheid gasflessen en licht ontvlambare producten voor de uitvoering van werken, wordt beperkt tot het strikt noodzakelijke t.t.z de hoeveelheid voor dagelijks verbruik;
TIJDENS het werk
Fig.1 Ontploffing als gevolg van een onvolledige “ontgassing”
Let op de gloeiende vonken en de plaats waar ze vallen alsook op de verhitte metalen delen Leg de hete voorwerpen slechts op draagstukken die aan warmte weerstaan en deze niet verspreiden. Werp de elektroderesten in een onbrandbaar recipiënt of een bak gevuld met water of zand.
Fig.2 Ontvlamming door contact met onzichtbare verhitte leidingen Fig.3 De gloeiende wegspattende deeltjes zijn gevaarlijk tot op meer dan 10 meter
NA het werk
Onderzoek zorgvuldig de werkplek, de aangrenzende lokalen en de punten die door de wegspringende vonken of door warmteoverdracht kunnen bereikt worden. Houdt toezicht op deze plaatsen gedurende minstens TWEE uren na de beëindiging van het werk. (talrijke branden ontstaan in de uren volgend op het einde van de werken) Indien dit toezicht niet kan gehouden worden , moet elk werk met open vuur of blanke vlam geschorst worden twee uur voor het algemeen stilleggen van het werk in de inrichting.
Verwittig de brandpreventieleider of zijn gemachtigde dat de werken deeltijds of volledig beëindigd zijn. Meld aan de brandpreventieleider dat de controles op brandveiligheid zijn uitgevoerd De restanten van de werkplek opruimen en in een onbrandbaar recipiënt plaatsen.
Breng 24 uren later de verplaatste voor werpen op hun plaats
Belangrijke informatie ♦ ♦ ♦ ♦
Werken met risico op brand mogen NOOIT uitgevoerd worden zonder dat de plaatselijke brandpreventieleider of zijn gemachtigde een vuurvergunning heeft uitgevaardigd of ondertekend. De voorschriften opgenomen in de “Vuurvergunning” MOETEN strikt worden nageleefd. Op verzoek van leden van de brandpreventie is men VERPLICHT de aanwezigheid van de vuurvergunning te bewijzen. Deze dient verplichtend altijd aanwezig te zijn op de werkplek Een niet ondertekende vuurvergunning door de plaatselijke brandpreventieleider of zijn gemachtigde wordt als onbestaande beschouwd, bijgevolg mag het werk niet aangevat worden.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
92
6. SPECIFIEK VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN 6.1. VOOR DE GUNNING DER WERKEN Iedere aannemer moet bij zijn offerte een specifiek veiligheids- en gezondheidsplan voegen, conform de bepalingen van de wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Dit specifiek veiligheids- en gezondheidsplan wordt voorgelegd aan en goedgekeurd door de opdrachtgever, de bouwdirectie belast met het ontwerp en de veiligheidscoördinator-ontwerp. Dit specifiek veiligheids- en gezondheidsplan wordt, alvorens de werkzaamheden te starten, door de aannemer ook voorgelegd en goedgekeurd door de veiligheidscoördinator-verwezenlijking. Het aanvullen van het algemene veiligheids- en gezondheidsplan dient te gebeuren door het invullen van onderhavig specifiek veiligheids- en gezondheidsplan, waarin de aannemer of intervenant naast zijn algemene (identificatie)gegevens omschrijft welke werkzaamheden hij gaat uitvoeren, inclusief tijdstip, duur en daarbij in te zetten materieel met de daaraan gekoppelde risicoanalyse en risicoevaluatie. Een shortlist risicoanalyse dient worden afgeleverd met het V.G.P. die de belangrijkste risico’s aangaande de uit te voeren werken omvat. Het opstellen van de risicoanalyse en de risico-evaluatie valt onder de verantwoordelijkheid van de hiërarchische lijn. Enkel de personen die voldoende vertrouwd zijn met de praktische uitvoering van het project verkeren in de mogelijkheid om de uitvoeringsmethoden te bepalen en als gevolg daarvan de risico’s te bepalen. Het ligt voor de hand dat deze personen de assistentie krijgen van hun preventieadviseur voor het vastleggen van de voorkomingmaatregelen en de te gebruiken beschermingsmiddelen. De aannemer is tegenover de opdrachtgever ook verantwoordelijk voor zijn onderaannemers en bijgevolg ook voor het behoorlijk opstellen en in de praktijk omzetten van elk onderdeel van het specifieke veiligheids- en gezondheidsplan, opgesteld door deze onderaannemers.
6.2. NA DE GUNNING DER WERKEN Iedere gecontacteerde (onder-)aannemer moet minstens 2 weken alvorens zij de werkzaamheden starten de onderdelen van het specifieke veiligheids- en gezondheidsplan (Identificatie aannemer + Identificatie werfmaterieel + V.G.P. + Verklaring ontvangst algemeen veiligheids- en gezondheidsplan) inclusief een volledige risico analyse indienen bij de veiligheidscoördinatorverwezenlijking en de opdrachtgever. In de mate van het mogelijke zullen, nog voor de uitvoering van de werkzaamheden, de werkgever, de verantwoordelijke van de aannemer en/of hun preventieadviseur uitgenodigd worden op een veiligheidsvergadering. Dit specifieke veiligheids- en gezondheidsplan zal bij deze gelegenheid worden besproken en goedgekeurd. Elke wijziging in de gegevens meegedeeld in het specifiek veiligheids- en gezondheidsplan dienen meegedeeld te worden aan de veiligheidscoördinator-verwezenlijking zodat het veiligheids- en gezondheidsplan voor latere interventies kan aangepast worden. Deze inlichtingen kunnen overgemaakt worden tijdens een vergadering of bezoek ter plaatse met de opdrachtgever, de coördinator en de aannemer. Die informatie wordt meegedeeld binnen een termijn die een onderzoek mogelijk maakt en in ieder geval voor enige interventie op de bouwplaats.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
93
6.3. INHOUD VAN HET SPECIFIEK VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN Het specifiek veiligheids- en gezondheidsplan dat door alle betrokken aannemers voor interventie op de bouwplaats dient overgemaakt te worden dient minimum te omvatten:
6.3.1 IDENTIFICATIE AANNEMER Elke tussenkomende aannemer of intervenant dient zich voorafgaand te identificeren door het invullen en overmaken van in bijlage gevoegd formulier “Identificatie aannemer”.
6.3.2. IDENTIFICATIE WERFMATERIEEL Elke tussenkomende aannemer of intervenant dient voorafgaand te melden welk werfmaterieel zal worden gebruikt door het invullen en overmaken van in bijlage gevoegd formulier “Identificatie werfmaterieel aannemer”.
6.3.3. VEILIGHEIDS-, GEZONDHEIDS- EN MILIEUPLAN VOOR AANNEMERS Het veiligheids-, gezondheids- en milieuplan voor (onder)aannemers bevat een ontwerp van planning van de door de aannemer uit te voeren werkzaamheden of bouwactiviteiten alsmede met de hiermee overeenkomstige risicoanalyses. De ontwerpplanning geeft minstens het chronologisch verloop van de werkzaamheden weer. De risicoanalyses geeft de werkmethodes en de middelen, de mogelijke risico's inherent aan de werkzaamheden en omschrijft de preventiemaatregelen die de niet aanvaardbare risico's tot een minimum of tot een aanvaardbaar niveau zullen herleiden. De aannemer zal in zijn veiligheids-, gezondheids en milieuplan de risicoanalyses en preventiemaatregelen inlassen van deze en van de bijkomende, door hem uit te voeren werkzaamheden of bouwactiviteiten. Het uitvoeren van een risico-analyse omvat: bepalen van de uit te voeren taken; definiëren van deelhandelingen per taak; definiëren van de gebruikte middelen; opgemerkte risico’s; evaluatie van het risico; voorkomingsmaatregelen. Deze risicoanalyse zal zo gedetailleerd mogelijk zijn. Zij kan dienen als leidraad voor het plannen van veiligheidsvergaderingen, en gedetailleerd worden in toolboxmeetings. Risico-bepalingen gebeuren op gebied van: uitvoeringsfasen; gevaarlijke produkten; elektriciteit; gevaarlijke toestanden; toestellen en hulpmiddelen; hygiëne op het werk; …
Gebruikte middelen welke worden beschouwd, zijn: mechanisch aangedreven toestellen; elektrisch gevoede toestellen; pneumatisch aangedreven toestellen; mankracht.
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
94
Te nemen maatregelen dienen te worden gekozen volgens de hiërarchie van de preventieprincipes: uitschakelen van het risico; reductie van het risico; collectieve bescherming; persoonlijke bescherming; signalisatie;
De risicoanalyse wordt bij voorkeur uitgevoerd met de methode van Kinney (R = W x B x E = risicoscore) zoals hieronder wordt beschreven: KINNEY-FACTOREN
0,1 0,2
W = waarschijnlijkheid Praktisch onmogelijk Haast ondenkbaar
B = blootstelling
E = Ernst
0,5
Zeer zelden (1x/jaar)
1
0,5
Denkbaar maar zeer Onwaarschijnlijk
1
Zelden (enkele malen / Jaar)
3
1
Enkel mogelijk in Grensgevallen
2
Ongewoon (éénmaal / trimester)
7
3
Ongewoon maar mogelijk
3
Soms (éénmaal per maand)
15
6
Goed mogelijk
6
40
10
Te verwachten
10
Regelmatig (éénmaal per dag) Voortdurend
R ≤ 20 20 < R ≤ 70 70 < R ≤ 160 160 < R ≤ 320 320 < R
100
Klein ongeval met eerste hulp zonder verlet of schade < €250 Arbeidsongeschiktheid of schade tussen de €250 en €2.500 Invaliditeit, onomkeerbaar letsel of schade tussen de €25.000 en de €100.000 Dodelijk ongeval of schade tussen de 125.000 en de 250.000 € Enkele doden of schade > €250.000 Talrijke doden of schade > €2.500.000
Licht risico – misschien aanvaardbaar Mogelijk risico – aandacht vereist – vorming van de arbeiders – speciale instructies Substantieel risico – onmiddellijk ingrijpen – CBM /PBM Goed mogelijk – hoog risico – onmiddellijk maatregelen nemen Zéér hoog risico – mogelijks activiteiten stop zetten RISICOANALYSE
Volg r
Verrichting
Omschrijving risico
E
B
W
R
Preventie maatregel
E
B
W
R
Wie doet wat
Termijn van doorvoering
Kolom 1: Volgnr. De verschillende verrichtingen die voorkomen tijdens de bouwwerkzaamheden zijn chronologisch genummerd volgens hun normaal achtereenvolgend optreden in het bouwproces. Kolom 2: Verrichtingen Opsomming van de bouwverrichtingen welke bij het bouwproject kunnen voorkomen. De opsomming is piramidaal opgebouwd waarbij de verschillende hoofdactiviteiten verder worden opgesplitst in deelactiviteiten. I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
95
Kolom 3: Omschrijving risico’s Opsomming van de mogelijke risico’s die gepaard gaan met de respectievelijke bouwverrichtingen. De indeling van de risico’s kan gebaseerd worden op die opgenomen in de CODEX (Bijlage IV, Titel II, Hoofdstuk 1, art. 7, par. 1,2C). Kolom 8: Preventiemaatregel Opsomming van de mogelijke preventiemaatregelen per risico. Eventueel kan deze kolom nog worden aangevuld met specifieke instructies. In kolom 13 – Wie doet het – kan eventueel de naam vermeld worden van degene die de maatregelen moet uitvoeren. De aangegeven maatregelen hebben een contractueel karakter. Elke wijziging in de gegevens meegedeeld in het specifiek veiligheids- en gezondheidsplan dienen meegedeeld te worden aan de veiligheidscoördinator-verwezenlijking zodat het veiligheids- en gezondheidsplan voor latere interventies kan aangepast worden.
6.3.4. VERKLARING ONTVANGST & BEGRIP ALGEMEEN V.G.P., COÖRDINATIEDAGBOEK, POSTINTERVENTIEDOSSIER Elke tussenkomende aannemer/intervenant dient de in bijlage gevoegde ontvangstverklaring in te vullen en toe te voegen aan zijn inschrijving.
6.3.5. TOE TE VOEGEN BIJLAGEN
V&G-kaarten aangewende producten/toxicologische fiches Wettelijk verplichte keuringsattesten Wettelijk verplichte meldingen Beschrijving informatiewijze van de werknemers Inplantingplan hijstoestellen, machines, werfketen, opslag materialen en producten, gekozen plaatsen van de werkposten Analyse van de energiebehoeften, water, elektriciteit, etc. Procedure voor afvoer van gevaarlijke of giftige producten, incl. certificaten van ophaling; Opsomming van eerdere interventies nodig voor de werken: Voorzorgsmaatregelen Lijst van de leveranciers Gebruikte grondstoffen As-built plannen Overige documenten & gegevens van belang voor veiligheid en gezondheid op werf.
6.3.6. SPECIFIEK VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN - VOORBEELD (Type document op volgende pagina)
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
96
SPECIFIEK VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN IDENTIFICATIE AANNEMER Aannemer :
Naam onderneming ...........................................................................................................................
Adres .................................................................................................................................................
Tel. ....................................................................................................................................................
Fax .....................................................................................................................................................
GSM ..................................................................................................................................................
E-Mail ...............................................................................................................................................
Activiteit / uit te voeren werken ........................................................................................................
Vermoedelijke begindatum ...............................................................................................................
Vermoedelijke einddatum .................................................................................................................
Voorzien aantal werknemers op werf Gemiddeld ..................................................................................................................................... Maximaal ......................................................................................................................................
Ondernemingshoofd (dagelijks leiding)
Naam .................................................................................................................................................
Functie ...............................................................................................................................................
Tel, Gsm, Fax of E-mail. ...................................................................................................................
Preventieadviseur /
Naam .................................................................................................................................................
Functie ...............................................................................................................................................
Tel, Gsm, Fax of E-mail. ...................................................................................................................
Projectleider
Naam .................................................................................................................................................
Functie ...............................................................................................................................................
Tel, Gsm, Fax of E-mail. ...................................................................................................................
Werfleider
Naam .................................................................................................................................................
Functie ...............................................................................................................................................
Tel, Gsm, Fax of E-mail. ...................................................................................................................
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
97
Identificatie eventuele eigen onderaannemers
Naam onderneming ...........................................................................................................................
Adres .................................................................................................................................................
Tel .....................................................................................................................................................
Gsm, Fax of E-mail ...........................................................................................................................
Ondernemingshoofd ..........................................................................................................................
Activiteit / uit te voeren werken ........................................................................................................
Identificatie eventuele eigen onderaannemers
Naam onderneming ...........................................................................................................................
Adres .................................................................................................................................................
Tel .....................................................................................................................................................
Gsm, Fax of E-mail ...........................................................................................................................
Ondernemingshoofd ..........................................................................................................................
Activiteit / uit te voeren werken ........................................................................................................
Identificatie eventuele eigen onderaannemers
Naam onderneming ...........................................................................................................................
Adres .................................................................................................................................................
Tel .....................................................................................................................................................
Gsm, Fax of E-mail ...........................................................................................................................
Ondernemingshoofd ..........................................................................................................................
Activiteit / uit te voeren werken ........................................................................................................
Identificatie eventuele eigen onderaannemers
Naam onderneming ...........................................................................................................................
Adres .................................................................................................................................................
Tel .....................................................................................................................................................
Gsm, Fax of E-mail ...........................................................................................................................
Ondernemingshoofd ..........................................................................................................................
Activiteit / uit te voeren werken ........................................................................................................
Identificatie eventuele eigen onderaannemers
Naam onderneming ...........................................................................................................................
Adres .................................................................................................................................................
Tel .....................................................................................................................................................
Gsm, Fax of E-mail ...........................................................................................................................
Ondernemingshoofd ..........................................................................................................................
Activiteit / uit te voeren werken ........................................................................................................ I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
98
IDENTIFICATIE WERFMATERIAAL 1. Worden stellingen gebruikt? (J/N): ............................................................................
2. Worden heftoestellen gebruikt? (J/N): ....................................................................... Indien ja, welke?
Elektrische takels................................
Gevellift..............................................
Hanglift ..............................................
Heftruck..............................................
Hoogtewerkers ...................................
Mobiele kraan .....................................
Schaarliften ........................................
Tirfort .................................................
Verreiker ............................................
Andere : .............................................. ..............................................................................................
................................................................... .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. Opmerking : Voor veiligheidsfuncties is medische keuring vereist
3. Zijn deze heftoestellen gekeurd door een erkend organisme ? (J/N) : .......................... Indien ja : gelieve een kopie van het keuringsverslag te bezorgen aan de werfleiding / Dienst VGM.
4. Welke toestellen/middelen worden gebruikt ?
Boorhamers & boormachines .............
Compressors .......................................
Elektrische afkortzagen ......................
Elektrische groepen ............................
Decoupeerzagen .................................
Schiethamers (patronen) .....................
Slijpschijven .......................................
Tafelzagen ..........................................
Andere ................................................ ..............................................................................................
................................................................... .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. ................................................................... ..............................................................................................
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
99
5. Wordt gebruik gemaakt van :
Butaan / propaan branders ? (J/N) : .... .............................................................................................. Indien JA : - terugslagklep voorzien ? .................................... - brandblustoestel voorzien ? ................................ - opslagplaats flessen voorzien ? .......................... - flessen geïdentificeerd ? .....................................
Oxy / acetyleen brander ? (J/N) : Indien JA .............................................................. ........................................................................ - terugslagklep voorzien ? .................................... - brandblustoestel voorzien ? ................................ - opslagplaats flessen voorzien ? .......................... - manometers gekeurd ? ....................................... (keuringsverslag voorleggen) - flessen geïdentificeerd ? .....................................
Ketels (dakdekkers) ? (J/N) : .................................... ........................................................................ Indien JA - terugslagklep voorzien ? .................................... - brandblustoestel voorzien ? ................................ - opslagplaats flessen voorzien ? .......................... - flessen geïdentificeerd ? ..................................... - opvangkuip voorzien ? ....................................... - instructies aan het personeel ? ............................
Opmerkingen .............................................................................. ........................................................................ .............................................................................. ........................................................................
6. Van welke producten wordt gebruik gemaakt ?
Brandgevaarlijke producten & maximale hoeveelheid op de werf (White Spirit, ontvetters, ..)
Welke?: ........................................................................... Hoeveelheid: .................................................. ......................................................................................... Hoeveelheid: .................................................. ......................................................................................... Hoeveelheid: .................................................. ......................................................................................... Hoeveelheid: .................................................. ......................................................................................... Hoeveelheid: ..................................................
Chemische producten & maximale hoeveelheid op de werf (Lijmen, ….)
Welke?: ........................................................................... Hoeveelheid: .................................................. ......................................................................................... Hoeveelheid: .................................................. ......................................................................................... Hoeveelheid: .................................................. ......................................................................................... Hoeveelheid: .................................................. ......................................................................................... Hoeveelheid: .................................................. I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
100
7. Elektrische uitrusting ?
Gebruik van verlengkabels ? (J/N) : .. .............................................................................................. - type H07RNF ? ............................ - type H05RNF ? ............................ - zijn ze geïdentificeerd ? ............... (naam van de firma vermeld op de kabel of kleurcode)
Gebruik van contactdozen : - spatwaterdicht ? .......................... - slagvast ? .....................................
Gebruik je paddestoelen ? .................
8. Wordt gebruik gemaakt van ander (hierboven niet vermeld) materieel ? (J/N) : ....... Indien JA, welke ? : .................................. .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. ................................................................... .............................................................................................. (indien onderhevig aan keuringsattesten dient keuringsverslag te worden voorgelegd).
FIRMA : ................................................ .............................................................................................. ................................................................... ..............................................................................................
NAAM : ................................................. .............................................................................................. ................................................................... ..............................................................................................
DATUM : .............................................. HANDTEKENING : .........................
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
101
RISICOANALYSE Nr.
Verrichting
I-ICT.526
Omschrijving risico
E
B
W R
Preventie maatregel
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
E
B
W R
Wie doet wat
Termijn van doorvoering
103
7. BIJLAGEN 7.1. DEFINITIES & GEBRUIKTE AFKORTINGEN ARAB: algemeen reglement voor de arbeidsbescherming AREI: algemeen reglement op de elektrische installaties AWV: administratie Wegen en Verkeer BS: Belgisch Staatsblad BVGP: bijzonder veiligheids- en gezondheidsplan CAO: collectieve arbeidsovereenkomst CBM: collectieve beschermingsmiddelen CD: coördinatiedagboek EHBO: eerste hulp bij ongevallen EDTC: externe dienst voor technische controle IDPB: interne dienst preventie en bescherming KB: koninklijk besluit MB: ministerieel besluit NAVB: nationaal actiecomité voor veiligheid en hygiëne in het bouwbedrijf PBM: persoonlijke beschermingsmiddelen PID: postinterventiedossier SVGP: standaard veiligheids- en gezondheidsplan TMB: tijdelijke of mobiele bouwplaatsen VGP: veiligheids- en gezondheidsplan VVM: Vlaamse Vervoer Maatschappij
I-ICT.526
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
104
7.2. ARBEIDSMIDDELEN DIE GEKEURD MOETEN WORDEN 7.2.1. VERPLICHTE CONTROLES DOOR EEN ERKEND ORGANISME Aard installatie
Oudere installaties Hoge en gemiddelde spanning
Nieuwe installaties Hoogspanning Laagspanning huishouden Laagspanning industrie
Reglement
Vóór in indienstname ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Periodiciteit
Art.8 van K.B. dd. 04/12/2012 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op arbeidsplaatsen
X
Jaarlijks
AREl 272 AREl 271 AREl 271
X X X
Jaarlijks 1 x / 25 jaar 1 x / 5 jaar
HEFWERKTUIGEN EN AANVERWANTEN Mechanismen en geraamten ARAB 280-281 X Jaarlijks Kabels, kettingen, haken, stangen ARAB 280-281 X 4 x/jaar Hefbruggen voor voertuigen ARAB 283bis6 Min 1 x / jaar Beweegbare hangstelling, bakken, ARAB 280-281 X 4 x/jaar manden,... Veiligheidsharnassen Art 12 van KB van X Jaarlijks 31/12/1992 betreffende het op de markt brengen van persoonlijke beschermingsmidd elen DRUK EN AANVERWANTEN Verplaatsbare gasrecipiënten Art. 2 van KB van X Om de 2,5 of 13/11/2011 10 jaar betreffende vervoerbare drukapparatuur X 1 x / 5 jaar Vaste opslagplaats voor Vlaamse Gewest : handelspropaan en –butaan KB 21.10.1968 Waalse Gewest : Art 36 van het besluit van de Waalse Regering van 07/07/2005 tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende de opslagplaatsen voor vloeibaar petroleumgas in "bulk" STOOMTOESTELLEN
I-ICT.526
Commentaar
Ook vóór indienststelling, na een wijziging
Ook na het stuiten van een val
i.f.v. aard, inhoud en gebruik van het gas
ook na elke belangrijke herstelling
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
105
Stoomgeneratoren Lage druk Hoge druk
KB 18.10.91
X
Stoomvaten
KB 18.10.91
X
Warmtewisselaars
KB 18.10.91
X
Centrifuges Werking < 12 u/dag Werking> 12 u/dag of bijtende stoffen Toestel dat ioniserende straling voortbrengt
I-ICT.526
Afhankelijk van type Afhankelijk van type Afhankelijk van type
ANDERE ARAB 323 Jaarlijks 2 x / jaar Afhankelijk van de klasse van inrichting
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
106
7.2.2. VERPLICHTE CONTROLES DOOR EEN BEVOEGD PERSOON OF INSTELLING WAARVOOR GEEN ERKENNING VEREIST IS.
Aard installatie
Reglement K.B. dd. 31/08/2005 betreffende het gebruik van arbeidsmidde len voor tijdelijke werkzaamhe den op hoogte Materieel voor brand bestrijding, detectie en alarm; Art 27 van elektrische installaties, gas- en verwarmingsinstallaties KB van 28/03/2014 betreffende de brandprevent ie op de arbeidsplaats en Recipiënten bestemd voor butaangas, propaangas of een Art 2 van KB mengsel van beide van 13/11/2011 betreffende vervoerbare drukapparatu ur CO2-flessen (blusmiddel) Art 2 van KB van 13/11/2011 betreffende vervoerbare drukapparatu ur STELLING Materiaal voor het bouwen van een stelling K.B. dd. 31/08/2005 betreffende het gebruik van arbeidsmidde len voor tijdelijke werkzaamhe den op hoogte Stelling in haar geheel K.B. dd. 31/08/2005 betreffende het gebruik van arbeidsmidde len voor tijdelijke werkzaamhe den op hoogte Ladders
I-ICT.526
Periodiciteit Geregeld
Commentaar Bevoegd persoon
Geregeld
Door werkgever of aangestelde
Vóór elke vulling
Bevoegd persoon
Jaarlijks
Bedrijfshoofd of zijn gelastigde
Vóór montage
Bedrijfshoofd of zijn gelastigde
Bevoegd persoon Vóór indienst neming -Wekelijks -Na lange werk onderbreking -Na gevaar voor stabiliteit
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.
107
Ballast vliegende stelling
Persluchtcaissons
Nieuwe elektrische installaties HS
Oudere elektrische installaties HS en MS
I-ICT.526
KB van 31/08/2005 betreffende het gebruik van arbeidsmidde len voor tijdelijke werkzaamhe den op hoogte KB van 23/12/2003 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's bij werkzaamhe den in een hyperbare omgeving AREl 267
KB van 04/12/2012 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op arbeidsplaats en
-Regelmatig - Vóór indienst neming -Na >24 u onderbreking
Ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde
Dagelijks
Ondernemingshoofd of zijn gelastigde uitbater of zijn gemachtigde opzichter
4 x / jaar
Ondernemingshoofd of zijn gelastigde uitbater of zijn gemachtigde opzichter Ondernemingshoofd of zijn gelastigde uitbater of zijn gemachtigde opzichter
Maandelijks
Levering en aanleg van kabels en ophangstructuren voor displays in de stations en op de perrons, plaatsen, aansluiten en indienststellen van displays op deze structuren.