RIS014978
rv 128 Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten nr. 94036 Den Haag, 29 maart 1994. Aan de gemeenteraad.
Vaststelling van de Verordening Commissie Sociale Zekerheid. Inleiding 1. In uw vergadering van 6 april 1987 (rb 170/1987) heeft u de Verordening op de behandeling van aanvragen en bezwaarschriften ingevolge de Algemene Bijstandswet en de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers vastgesteld. In uw vergadering van 7 mei 1984 heeft u besloten om de bevoegdheden van Burgemeester en Wethouders ingevolge de Algemene Bijstandswet tot beschikking op bezwaarschriften, het instellen van beroep op de Kroon en besluiten ter zake van terugvordering en verhaal in rechte op te dragen aan de Commissie voor Bijstandszaken. Per 1 januari 1987 is de bevoegdheid van deze commissie uitgebreid met de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers (I.O.A.W.). Een en ander is thans vastgelegd in de Verordening Commissie bijstandszaken en I.O.A.W. (rb 186/1985). De Verordening op het toekennen van studietoelagen uit het Burgemeester De Monchyfonds heeft u vastgesteld in de vergadering van uw raad van 14 januari 1963 (rb 13/1963). Dit drietal verordeningen ziet op het taakveld van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten. Voor wat betreft de Verordening op het toekennen van studietoelagen uit het Burgemeester De Monchyfonds is dit niet altijd het geval geweest; het fonds is eerst per 1 januari 1993 bij deze dienst ondergebracht. Wij hebben ons beraden over de plaats, functie en inhoud van de genoemde verordeningen. De belangrijkste redenen daarvoor zijn: het in werking treden van de eerste twee tranches van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) per 1 januari 1994; het in werking treden van de aanpassingswet AWB III, eveneens per 1 januari 1994, en de uitbreiding van het takenpakket van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten in de afgelopen jaren en in de nabije toekomst, met het van kracht worden van de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Als resultaat hiervan stellen wij aan u voor om te komen tot verregaande opschoning van deze regelingen en de Commissie voor Bijstandszaken en IOAW om te vormen tot een Commissie Sociale Zekerheid. Omdat per 1 april 1994 de Wet Voorzieningen Gehandicapten in werking treedt, stellen wij u voor de wijzigingen op die datum te laten ingaan. Toelichting op de voorstellen 2. 2.1 Het in werking treden van de eerste twee tranches van de Algemene Wet Bestuursrecht: De Algemene Wet Bestuursrecht (Stb. 1992, 315) geeft algemene regels voor het bestuursrecht en een algemene regeling van het bestuursprocesrecht. De wet heeft onder meer de volgende doelstellingen: het bevorderen van eenheid binnen bestuursrechtelijke regelgeving; het systematiseren en waar mogelijk vereenvoudigen van bestuursrechtelijke regelgeving, en het codificeren van ontwikkelingen, die zich in de bestuursrechtelijke jurisprudentie hebben afgetekend. raadsvoorstellen 1994
1
De invoering van de Algemene Wet Bestuursrecht heeft tot gevolg, dat vrijwel alle bestaande weten regelgeving, waaronder de gemeentelijke verordeningen, moet worden aangepast. De invoering van de Algemene Wet Bestuursrecht vindt plaats in verschillende fasen, ook wel 'tranches'genoemd. Op 1 januari 1994 zijn de eerste twee tranches van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. De eerste tranche bevat regels over de totstandkoming van besluiten (w.o. beschikkingen) en de rechtsbescherming daartegen. De tweede tranche bevat regels over het bestuursprocesrecht. Bij wijze van voor-integratie zijn per 1 juli 1993 de ambtenarengerechten en de raden van beroep reeds opgenomen in de rechtbanken. Ook na 1 januari 1994 zullen nog onderdelen van de Algemene wet bestuursrecht van kracht worden. Zo is voorzien in een derde tranche, waarin o.a. bepalingen over mandaat en delegatie en over subsidie zijn opgenomen. In de onderhavige voorstellen aan uw raad is hiermede nog geen rekening gehouden. Het in werking treden van de Aanpassingswet Awb III: 2.2 Gelijktijdig met het van kracht worden van de eerste en tweede tranche zijn enige honderden wetten in overeenstemming met de Algemene Wet Bestuursrecht gebracht. Dit is gebeurd in diverse aanpassingswetten. Aanvankelijk was het de bedoeling om de Herinrichting Algemene Bijstandswet (TK,nr. 22 545) gelijktijdig met de eerste twee tranches van de Algemene Wet Bestuursrecht te laten ingaan. Door de vertraging in het herinrichtingsproces (de nieuwe ABW zal zeker niet meer voor 1 april 1994 in werking treden) bleek dit niet meer mogelijk. In verband hiermee is een 'bezemwet' (de Aanpassingswet Awb III; kamerstukken onder nr. 23 358, inmiddels gepubliceerd in Stb. 1993, 690) voorbereid, waarin diverse wetten alsnog aan de eerste tranches van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn aangepast. In deze bezemwet was de wijziging van de Algemene Bijstandswet, IOAW en IOAZ in eerste instantie vergeten. Bij de eerste Nota van Wijziging is dit verzuim ongedaan gemaakt. Als gevolg van deze wet is per 1 januari 1994 de rechtsgang ter zake van de verlening van bijstand en uitkering ingevolge de IOAW en IOAZ ingrijpend gewijzigd. De voorheen geldende trits, bezwaarschrift bij burgemeester en wethouders, beroep bij GS en beroep bij de Raad van State is daarbij vervangen door bezwaar bij burgemeester en wethouders, beroep bij de rechtbank (met de mogelijkheid van het vragen van een spoedvoorziening aan de president van de rb) en uiteindelijk hoger beroep op de Centrale Raad van Beroep. Een duidelijk verschil is daarbij dat bij beroep GS zelf in de zaak voorzien, terwijl de rechtbank in veel gevallen zal terugverwijzen om een nieuwe beslissing te nemen. De civielrechtelijke rechtsgang in kwesties betreffende de terugvordering van ten onrechte of tot een te hoog bedrag toegekende uitkeringen is per 1 januari 1994 ongewijzigd gebleven. De voorziene overheveling naar de bestuursrechtelijke rechtsgang zal haar beslag krijgen in het kader van het wetsvoorstel Herinrichting Algemene Bijstandswet. 2.3 De Aanpassingswet Awb III bevat tevens een aantal bepalingen op het gebied van de aanvraagprocedure en de afdoening van aanvragen ingevolge de Algemene Bijstandswet, IOAW en IOAZ. Dit heeft tot gevolg, dat de betreffende bepalingen in de Verordening op de behandeling van aanvragen en bezwaarschriften ingevolge de Algemene Bijstandswet en de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers kunnen vervallen. De resterende bepalingen, met name over bezwaar, kunnen eveneens vervallen; de Awb zelf geeft dienaangaande een uitputtende regeling. Een en ander leidt ons tot de slotsom, dat de Verordening op de behandeling van aanvragen en bezwaarschriften ingevolge de Algemene Bijstandswet en de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers in haar totaliteit kan worden ingetrokken. Hiermee wordt tevens gemeentelijke deregulering bewerkstelligd. De uitbreiding van het takenpakket van de Dienst Sociale Zaken en 2.4 Werkgelegenheidsprojecten: 2
raadsvoorstellen 1994
Het takenpakket van de Dienst SZW is de laatste jaren, mede op basis van door uw raad genomen besluiten, aanzienlijk uitgebreid. Thans moeten, onder meer, de zorg voor asielzoekers en vluchtelingen en het arbeidsmarkt en werkgelegenheidsbeleid tot het werkveld van de dienst worden gerekend. Deze ontwikkeling zal zich ook in 1994 doorzetten met (per 1 april 1994) de uitvoering van de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Wij stellen u voor het besluiten op bezwaarschriften, het instellen van beroep en het besluiten ter zake van terugvordering en verhaal rechte op deze terreinen in handen te geven van een nieuw te vormen Commissie Sociale Zekerheid. Wij realiseren ons tegelijkertijd dat dit takenpakket, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht, omvangrijk is. Het is dan ook hierom dat wij overwegen (zie paragraaf 3 van deze toelichting) om besluiten inzake terugvordering en verhaal in rechte te mandateren aan ambtenaren van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten. 2.4.1 De zorg voor asielzoekers en vluchtelingen: De opvang van asielzoekers geschiedde een aantal jaren geleden nog door die opvang te financieren via de ABW. Sinds 1987 is op dit gebied een specifieke voorliggende voorziening werkzaam, de op de Welzijnswet gebaseerde Regeling Opvang Asielzoekers. Naar aanleiding van de problematiek in voormalig Joegoslavië is daar de Tijdelijke Regeling Opvang Ontheemden aan toegevoegd. De laatstgenoemde regeling zal overigens per 1 januari 1995 opgaan in de Roa. Per 1 november 1993 werden 1211 asielzoekers in deze gemeente opgevangen, waarvan 1113 onder de Roa en 98 onder de TROO. Het doen van financiële verstrekkingen aan individuele asielzoekers ingevolge deze regelingen is een taak van de Dienst SZW, terwijl deze dienst ook de verantwoordelijkheid draagt voor de coördinatie van het hele gemeentelijke asielzoekers- en vluchtelingenbeleid. Ons voorstel aan uw raad strekt er toe het besluiten op bezwaarschriften en het instellen van beroep inzake de opvang van individuele asielzoekers onder te brengen bij de Commissie Sociale Zekerheid. Arbeidsmarkt en werkgelegenheidsbeleid: 2.4.2 Op 16 juni 1992 heeft ons college ingestemd met het structureren van de afdeling AMW (REO), het CBB en de Leerwerkprojecten bij de dienst SZW. In het verlengde hiervan zijn de directeur van de Dienst SZW en door hem aan te wijzen ambtenaren, gemandateerd inzake de uitvoering van besluiten van uw raad met betrekking tot arbeidsmarkt en werkgelegenheidsbeleid. Ons voorstel aan uw raad strekt er toe het besluiten op bezwaarschriften en het instellen van beroep inzake de uitvoering van de Jeugdwerkgarantiewet onder te brengen bij de Commissie Sociale Zekerheid. 2.4.3 De Wet Voorzieningen Gehandicapten: De Wet Voorzieningen Gehandicapten (Stb. 1993, 545) zal per 1 april 1994 in werking treden. De gemeente zal dan verplicht zijn aan gehandicapten woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen te verstrekken. Thans gebeurt dit krachtens de Algemene arbeidsongeschiktheidswet, de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten en de Algemene Bijstandswet. In het kader van de voorbereiding van de uitvoering van de WVG is door de raad op 24 februari 1994 besloten, het besluiten op bezwaarschriften, het instellen van beroep en het besluiten ter zake van terugvordering in rechte betreffende de uitvoering van de Wet Voorzieningen Gehandicapten onder te brengen bij de Commissie Sociale Zekerheid (voorheen Commissie voor Bijstandszaken en IOAW, rb 72). 3. Per 1 augustus 1992 zijn de terugvorderings- en verhaalsbepalingen in de ABW ingrijpend herzien. Vanaf deze datum geldt een wettelijke terugvorderings- en verhaalsplicht in de door de wet aangegeven situaties. Bij de herziening van de terugvorderings- en verhaalsbepalingen is tevens artikel 29 A van de ABW gewijzigd. Voorheen sloot deze bepaling mandatering ter zake van terugvordering en verhaal in rechte uit, thans is dit niet meer het geval. Wij verwachten, dat door de raadsvoorstellen 1994
3
invoering van de terugvorderings- en verhaalsplicht het aantal te nemen beslissingen ter zake zo zal toenemen, dat een zinvolle kennisneming door ons college of de Commissie Sociale Zekerheid niet langer mogelijk is. Wij vragen dan ook uw machtiging om ons huidige mandaat aan de directeur van de Dienst SZW en aldaar werkzame ambtenaren op dit punt te verruimen. Vooruitlopend op een dergelijk mandaat is in het eerste lid van artikel 7 van de Verordening Commissie Sociale Zekerheid een voorziening getroffen om competentiegeschillen te voorkomen. Het Burgemeester De Monchyfonds heeft ten doel Haagse leerlingen in staat te stellen 4. een opleiding te volgen aan een in Nederland gevestigde instelling van openbaar of bijzonder onderwijs. De verordening op het toekennen van studietoelagen uit het Burgemeester De Monchyfonds draagt de besluitvorming in het kader van dit fonds op aan ons college. Daarbij geeft de verordening globaal aan op welke wijze het fonds wordt gevuld. Rechtsbeschermingsbepalingen zijn in de verordening niet opgenomen; na 1 januari 1994 is dan ook het regime van de Awb volledig in werking getreden. Voor het handhaven van de bepalingen over de primaire besluitvorming (aanvraag, verschaffing van gegevens, advisering, kennisvergaring en zorgvuldigheidseisen) in de verordening bestaat geen aanleiding. De Awb uniformeert deze aangelegenheden en maakt daarmee bijzondere bepalingen in een verordening overbodig (zie v.w.b. de Awb ook paragraaf 2.1. van deze toelichting). De vulling van het Burgemeester De Monchyfonds vindt jaarlijks bij de reguliere begrotingsbehandeling plaats, daarbij worden ook criteria voor toekenning of wijziging daarvan nader bepaald. Voor de verstrekking van studiekostenvergoedingen aan ouders/leerlingen is in 1994 f 680.000,00 beschikbaar gesteld. Hiermee kunnen circa 3100 studietoelagen worden gerealiseerd. Ons voorstel aan uw raad strekt er toe de Verordening op het toekennen van studietoelagen uit het Burgemeester-De-Monchyfonds in te trekken. Gezien het vorenstaande stellen wij u voor, overeenkomstig het eenstemmige advies van de commissie voor Werkgelegenheid, Economische en Sociale zaken, Personeelszaken en Organisatie, het volgende besluit te nemen: De raad van de gemeente Den Haag, Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; Besluit: I.
in te trekken de Verordening bijstandszaken en I.O.A.W. (Verz. 1984, nr. 2);
II.
vast te stellen de volgende Verordening: VERORDENING Commissie Sociale Zekerheid. Algemene bepalingen. Artikel 1 Er is een Commissie Sociale Zekerheid, hierna te noemen de commissie, die haar grondslag vindt in de artikelen 82, 156 en 165 van de Gemeentewet. Artikel 2 1. De commissie bestaat uit: a. een door burgemeester en wethouders uit hun midden aan te wijzen voorzitter; b. ten minste zes en ten hoogste tien leden benoemd door de raad. 2. Ten minste een van de in lid 1 onder b. bedoelde leden wordt benoemd uit de leden van de raad.
4
raadsvoorstellen 1994
3. De overige leden van de commissie worden benoemd uit degenen, die door een of meer politieke groeperingen in de raad, gevormd op grond van de uitslag van de laatst gehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad, daartoe worden voorgedragen. Voor benoeming kunnen slechts worden voorgedragen personen die voorkomen op een geldig verklaarde lijst van kandidaten voor de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen, alsmede personen, die ten tijde van deze verkiezingen lid waren van de gemeenteraad. Het bepaalde in artikelen 10 en 13 van de gemeentewet is op deze personen van overeenkomstige toepassing. Het onderzoek van de door een kandidaat-lid over te leggen bescheiden waaruit moet blijken of deze aan de hier gestelde benoemingseisen voldoet geschiedt met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 2 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeente 's-Gravenhage. Zodra blijkt dat een aldus benoemd lid niet langer voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap eindigt dit lidmaatschap. Het bepaalde in artikel 36 van het Reglement van Orde voor vergaderingen van de raad der gemeente 's-Gravenhage is op een aldus benoemd lid van overeenkomstige toepassing. 4. De gemeenteraad wijst een uit zijn midden benoemd lid van de commissie aan als plaatsvervangend voorzitter. 5. De voorzitter, of bij ontstentenis van deze zijn/haar plaatsvervanger, vertegenwoordigt de commissie naar buiten. Zij kunnen deze vertegenwoordiging opdragen aan een of meer door hen aangewezen gemachtigden. 6. De directeur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten draagt zorg voor het secretariaat van de commissie. De kosten van de vergaderingen komen ten laste van de begroting van deze dienst. Artikel 3 1. De leden, die tevens lid zijn van de gemeenteraad, worden benoemd zo spoedig mogelijk na het tijdstip, waarop de bij de verkiezing wegens periodieke aftreding gekozen leden van de gemeenteraad hun betrekking hebben aanvaard en wel voor een zittingsduur, gelijk aan die van deze leden, doch uiterlijk tot de dag, waarop de benoemde ophoudt lid van de gemeenteraad te zijn. 2. De leden, niet zijnde leden van de gemeenteraad, worden benoemd zo spoedig mogelijk na het tijdstip, waarop de bij de verkiezing wegens periodieke aftreding gekozen leden van de gemeenteraad hun betrekking hebben aanvaard en wel voor een zittingsduur, gelijk aan die van deze leden. 3. De leden, tevens lid van de gemeenteraad, die ter vervulling van een buiten periodieke aftreding van de overige leden van de commissie opengevallen plaats zijn benoemd, treden af op hetzelfde tijdstip als de zittende gemeenteraad. 4. De leden, niet zijnde lid van de gemeenteraad, die ter vervulling van een buiten periodieke aftreding van de overige leden van de commissie opengevallen plaats zijn benoemd, treden af op hetzelfde tijdstip als de zittende gemeenteraad. 5. Tussentijds ontslag als lid op eigen verzoek wordt behoudens voorzover de gemeenteraad anders bepaalt, niet eerder verleend dan met ingang van de dag, waarop in de opvolging is voorzien. Werkwijze
raadsvoorstellen 1994
5
Artikel 4 1. De commissie vergadert zo dikwijls als nodig is voor het tijdig afdoen van bezwaarschriften en andere haar opgedragen taken, doch ten minste acht maal per jaar. 2. Geen besluiten kunnen worden genomen, indien niet ten minste vier leden aanwezig zijn. 3. Indien in verband met het bepaalde in het voorgaande lid een spoedeisende beslissing niet kan worden genomen, is de voorzitter, of bij ontstentenis van deze, zijn/haar plaatsvervanger, bevoegd in afwachting van de nader door de commissie te nemen beslissing, zo nodig de naar zijn/haar oordeel noodzakelijke voorlopige voorziening te treffen. 4.
Van elke vergadering wordt een verslag vastgesteld.
5. Onverminderd het bepaalde in dit artikel, kan de commissie haar werkwijze regelen in een huishoudelijk reglement. Artikel 5 Met de voorbereiding en de uitvoering van de besluiten van de commissie, alsmede van de voorzieningen als bedoeld in artikel 4, lid 4 is belast de directeur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten. Artikel 6 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de directeur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten op te dragen de uitvoering van besluiten van de commissie op te schorten, c.q. te staken, indien daarvoor naar hun oordeel dringende redenen bestaan. Van een zodanig besluit geven zij onverwijld schriftelijk en gemotiveerd kennis aan de commissie. Bevoegdheden Artikel 7 1. Aan de commissie worden toegekend de bevoegdheden van burgemeester en wethouders ingevolge: de Algemene Bijstandswet; de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers; de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Zelfstandigen; Gewezen de Regeling Opvang Asielzoekers en de Tijdelijke Regeling Opvang Ontheemden; de Jeugdwerkgarantiewet; de Wet Voorzieningen Gehandicapten; tot besluiten op bezwaarschriften, het instellen van beroep en besluiten ter zake van terugvordering en verhaal in rechte, indien en voor zover deze laatste bevoegdheid niet door burgemeester en wethouders aan ambtenaren van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten is gemandateerd. 2.
Onder bevoegdheden zijn mede begrepen verplichtingen.
Artikel 8 1. Burgemeester en wethouders oefenen toezicht uit op de uitoefening van 6
raadsvoorstellen 1994
bevoegdheden door de commissie. De commissie verstrekt daartoe desgevraagd alle door burgemeester en wethouders noodzakelijk geoordeelde inlichtingen. 2. De commissie is bevoegd uit eigen beweging aan Burgemeester en Wethouders alle door haar nodig geachte voorstellen te doen. 3. Omtrent de tot haar werkkring behorende aangelegenheden dient de commissie burgemeester en wethouders op hun verzoek van bericht en raad. Overgangsbepaling Artikel 9 Aan de Commissie Sociale Zekerheid worden alle rechten en bevoegdheden toegekend van de commissie als bedoeld in de Verordening Commissie bijstandszaken en I.O.A.W. (rb 186/1985). Artikel 10 De bij het in werking treden van deze verordening benoemde Voorzitter en leden van de commissie als bedoeld in de Verordening Commissie bijstandszaken en I.O.A.W. worden benoemd tot lid van de Commissie Sociale Zekerheid. Bij het bepalen van de zittingsduur in als bedoeld in paragraaf 1 van deze verordening, wordt onder de Commissie Sociale Zekerheid mede verstaan de Commissie bijstandszaken en I.O.A.W. Artikel 11 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Commissie Sociale Zekerheid" en treedt in werking op 1 april 1994; III.
burgemeester en wethouders te machtigen het nemen van besluiten ter zake van terugvordering en verhaal in rechte op te dragen aan de directeur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten en ambtenaren van deze dienst, zulks onder nader door burgemeester en wethouders te stellen regels en onder behoud van hun verantwoordelijkheid;
IV.
in te trekken de Verordening op de behandeling van aanvragen en bezwaarschriften ingevolge de Algemene Bijstandswet en de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers (Verz. 1964, nr. 11);
V.
in te trekken de Verordening op het toekennen van studietoelagen uit het Burgemeester De Monchyfonds (Verz. 1963, nr. 1).
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van De secretaris,
De voorzitter,
Burgemeester en wethouders van Den Haag. De secretaris, W.J. KUIJKEN.
raadsvoorstellen 1994
De burgemeester, A.J.E. HAVERMANS.
7