Van warme woorden en ‘gave’ gebaren Fan waarme wurden en ‘geve’ gebearten
Cor Jousma
FCDS -2010
Inhoudsopgave Voorwoord.................................................................................................................................................. 3 Samenvatting .............................................................................................................................................. 4 Gearfetting ................................................................................................................................................. 5 Hoofdstuk I Doel van het onderzoek ........................................................................................................... 6 Paragraaf 1: Onderzoeksvraag ....................................................................................................................... 8 Hoofdstuk II Beknopte geschiedenis van de Friese taalstrijd ....................................................................... 9 Paragraaf 1: Fries in het onderwijs ................................................................................................................ 9 Paragraaf 2: Fries in het officiële verkeer .................................................................................................... 10 Hoofdstuk III Vergelijking met de artikelen van het Europees Handvest .................................................... 14 Paragraaf 1: Nederlandse Gebarentaal bij justitieel onderzoek .................................................................. 14 Paragraaf 2: Geschreven gebarentaal? ........................................................................................................ 16 Hoofdstuk IV Wettelijk geregeld en dan… ................................................................................................. 27 Paragraaf 1: toekomstvisie voor de NGT ......................................................................................................27 Paragraaf 2: Steun uit de maatschappij ....................................................................................................... 28 Paragraaf 3: Geen taalsysteem .................................................................................................................... 30 Paragraaf 4: De overheid en de handhaving................................................................................................ 30 Paragraaf 5: Het Handvest kent ook plichten... ........................................................................................... 32 Hoofdstuk V .............................................................................................................................................. 34 Paragraaf 1: Aantallen gebarentaalgebruikers ............................................................................................. 34 Paragraaf 2: Invloed van de doveninstituten op de gebarentaal ................................................................. 35 Paragraaf 3: Europese Gebarentaal (EGT) ....................................................................................................37 Paragraaf 4: EGT-televisiekanaal .................................................................................................................. 39 Paragraaf 5: EGT-teleleren ........................................................................................................................... 39 Paragraaf 6: ‘Trijetalige skoalle’ met gebaren.............................................................................................. 39 Conclusies: ................................................................................................................................................ 41 Konklúzjes:................................................................................................................................................ 42 Literatuur .................................................................................................................................................. 43 Bijlagen ..................................................................................................................................................... 44
2
VOORWOORD Tijdens het overleg over mogelijk vrijwilligerswerk bij het Fries Centrum voor Doven en Slechthorenden (FCDS) kwam mevrouw Hijlkema met de vraag of ik mij zou willen verdiepen in het vergelijken van de status van de Nederlandse Gebarentaal (NGT) met de juridische status van de Friese taal. Die vraag was eerder door een landelijke organisatie aan het FCDS gesteld. Omdat ik mij al jaren Friese taalbeweger voel en zo de taallobby van binnenuit ken, sloot die vraag uitstekend aan bij mijn sociologische belangstelling voor (minderheids)talen en het Europese integratieproces. Ik ben opgegroeid in een middenstandsgezin in de jaren zestig en zeventig. Onze familie en ons dorp waren/zijn bijna helemaal Friestalig. Daar werd in die jaren echter weinig aandacht aan besteed. Je kon je toekomst immers alleen maar via de Nederlandse taal bereiken. Toen ik begin jaren negentig met de Friese taallobby in contact kwam, heb ik eerst uiteraard alle dogmatische fases van een bekeerling doorlopen. Na een leerproces van enige jaren ben ik teruggekeerd - ook voor de lobby voor onze taal - naar de meer pragmatische aanpak, zoals die bij ons thuis gebruikelijk was. Als ik mezelf zou omschrijven, dan zie ik mezelf graag als een Friestalige Nederlander met een open oog voor het Europese integratieproces. Aan het FCDS heb ik toegezegd mij een poosje in de materie te zullen verdiepen. Al vrij snel heb ik besloten de uitdaging aan te gaan. Dit rapport heeft geen wetenschappelijke pretenties. Het is bedoeld als een verslag van mijn zoektocht binnen de ontwikkelingen en gebeurtenissen in de jongste geschiedenis van de Friese taal. Ik probeer zo een beknopt beeld te geven van de weg die geleid heeft tot de hedendaagse juridische status van de Friese taal. Uiteraard leest u de ideeën die ik daaruit heb ontwikkeld. Ik heb het materiaal door de ogen van een taallobbyist bekeken. Het rapport is vooral bedoeld als een discussiestuk voor de dovengemeenschap, de hulpverleners en de vrijwilligers die de belangen van de Nederlandse Gebarentaal behartigen. In het rapport hoop ik ideeën te kunnen leveren voor de lobby voor en het bereiken van een juridische status voor de Nederlandse Gebarentaal. Met enige regelmaat heb ik over een titel nagedacht. Voor mij betekent de eigen taal warmte. Enige tijd geleden werd door jongeren vaak het woord gaaf in de betekenis van top, geweldig enz. gebruikt. Tijdens dit onderzoek ben ik onder de indruk geraakt van de veelzijdige 'gave' van het menselijk lichaam om met een ander contact te maken. 'Geef Frysk' betekent een uitstekende taalverzorging door het gebruik van taaleigen woorden. Mijn dank gaat uit naar mevrouw A.B. Hijlkema voor haar deskundige begeleiding, mevrouw J. Zijlstra die het mogelijk maakte om tijdens de les op De Skelp aanwezig te zijn, dr. P. Hemminga voor het beantwoorden van mijn vragen over het "Europees Handvest voor de streektalen en talen van minderheden". Ik heb daarbij ook kunnen putten uit zijn rijke kennis van de Friese taalsituatie. Uiteraard gaat mijn dank uit naar al die cliënten van het Fries Centrum voor Doven en Slechthorenden die mij - en soms ook mijn vrouw Anneke - in hun gezamenlijke belevingswereld toelieten. Leeuwarden/Ljouwert, september 2009 C. Jousma
3
S AMENVATTING Het rapport "Van warme woorden en 'gave' gebaren..." geeft de beschrijving van een uitgebreide zoektocht binnen de recente geschiedenis van de Friese taal. Het rapport is bedoeld voor de Nederlandse dovengemeenschap, de hulpverleners en de vrijwilligers die daarbij betrokken zijn. Het biedt achtergrondinformatie en aanbevelingen om bij het pleidooi voor de juridische erkenning van de Nederlandse Gebarentaal te gebruiken. Het idee was dat de strijd gevoerd voor de officiële erkenning van de Friese taal, voldoende aanknopingspunten zou kunnen opleveren die bij het lobbyen voor het legaliseren van de Nederlandse Gebarentaal van pas zullen komen. Uiteraard krijgt u een beknopte beschrijving van de recente Friese taalgeschiedenis, om hierdoor de vergelijkingen tussen de beide talen beter te kunnen plaatsen. Veel aandacht wordt besteed aan het "Europees Handvest voor streektalen en talen van minderheden". Door een puntsgewijze vergelijking van de hedendaagse praktijk bij de Nederlandse Gebarentaal met de artikelen van het Handvest, wordt duidelijk waarom de Nederlandse Gebarentaal wel tot Deel II en niet zoals het Fries tot Deel III zou kunnen worden gerekend. Er wordt aandacht besteed aan het 'gedogen' van de Nederlandse Gebarentaal in onze rechtbanken. Daarbij wordt gekeken naar het in 1950 tot stand gekomen "Europees Verdrag tot bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden". Naar alle waarschijnlijkheid zal de genoemde gedoogsituatie een proefproces niet overleven. Een paar jaar na het ondertekenen - voor de Friese taal - van Deel III van het Handvest, werd het interessant om een aantal praktijksituaties onder de loep te nemen. Zal de juridische erkenning van de Nederlandse Gebarentaal wel opleveren wat de dovengemeenschap ervan verwacht, of is die beter af met die taal als hulpmiddel? In dat kader heb ik de ondertiteling voor doven en slechthorenden op Omrop Fryslân nader bekeken. Het Handvest vraagt hier naar mijn idee om een tweetalige in plaats van de Nederlandstalige ondertiteling. Tot slot worden in het rapport een paar uitgewerkte ideeën omtrent de Nederlandse Gebarentaal beschreven. Zo lijkt het mij nuttig te onderzoeken of een verregaande harmonisatie van de Europese gebarentalen voor het voortgezet-, middelbaar- en hoger onderwijs, niet die studietaal - denk aan het Engels - op zou kunnen leveren, die het mogelijk maakt het onderwijs voor dove studenten op Europees topniveau te brengen. Op Fries niveau pleit ik voor onderzoek naar een aantal 'drietalige basisscholen' waarvan de lessen worden ondersteund met Nederlandse gebaren. Deze zeer gestructureerde scholen zullen - op regionaal niveau - een grote bijdrage aan de integratie van doven en slechthorenden in Fryslân kunnen leveren. Of de dovengemeenschap de Nederlandse Gebarentaal onder Deel II van het Handvest zou willen brengen, wordt meer bepaald door hoe de doven de eigen taal zien dan dat daar belemmeringen voor te vinden zijn. Bovendien heeft de overheid te allen tijde de mogelijkheid om een wettelijke regeling aan het Handvest te spiegelen. 4
G EARFETTING It rapport "Fan waarme wurden en ‘geve’ gebearten..." is it ferslach fan in útwreide syktocht yn de jongste skiednis fan de Fryske taal. It is skreaun foar de Nederlânske dôvemienskip, de helpferlieners en de frijwilligers dy't dêrby belutsen binne. It jout êftergrûnynformaasje en oanbefellings om te brûken by it pleitsjen foar de juridyske erkenning fan de Nederlânske gebeartetaal. De gedachte wie, dat de striid dy't striden is foar it offisjeel erkennen fan de Fryske taal genôch oanknopingspunten opleverje soe, dy't foar it lobbyen foar it legalisearjen fan de Nederlânske gebeartetaal te brûken wêze soene. Fansels krije jo in beheinde beskriuwing fan de jongste Fryske taalskiednis om dêrmei it ferlykjen fan de beide talen better te begripen. In soad omtinken wurdt jûn oan it "Europeesk Hânfêst foar streektalen en talen fan minderheden". Mei it punt foar punt ferlykjen fan de hjoeddeiske praktyk by de Nederlânske gebeartetaal mei de artikels fan it Hânfêst, wurdt dúdlik wêrom't de Nederlânske gebeartetaal him wol ta Diel II en net lykas it Frysk ta Diel III rekkenje lit. Der wurdt omtinken jûn oan it 'gedogen' fan de Nederlânske gebeartetaal yn de rjochtbanken. Dêrby wurdt sjoen nei it yn 1950 reekommen "Europeesk Ferdrach ta beskerming fan de Minske en de Fûnemintele Frijheden". Nei alle gedachten sil de neamde gedoochsituaasje in proefproses net oerlibje. In pear jier nei it ûndertekenjen - foar de Fryske taal - fan Diel III fan it Hânfêst, waard it nijsgjirrich om in tal praktyksituaasjes ris better te besjen. Sil de juridyske erkenning fan de Nederlânske gebeartetaal wol opsmite wat de dôvemienskip dêrfan ferwachtet, of is dy better ôf mei dy taal as helpmiddel? Yn dat ramt haw ik sjoen nei de ûndertiteling foar dôven en minhearrenden op Omrop Fryslân. It Hânfêst freget dêr nei myn betinken om it twatalige yn stee fan it Nederlânsktalige ûndertiteljen. Ta beslút wurde yn it rapport in pear útwreide ideeën oangeande de Nederlânske gebeartetaal jûn. Sa liket it my in goed ding om te ûndersykjen oft in fiergeande harmonisaasje fan de Europeeske gebeartetalen foar it fuortset-, middelber- en heger ûnderwiis, net dy stúdzjetaal - tink oan it Ingelsk - opleverje kin, dy't it mooglik makket it ûnderwiis foar dôve studinten nei in Europeesk topnivo te bringen. Op Frysk nivo pleitsje ik foar ûndersyk nei in tal 'trijetalige basisskoallen' dêr't de lessen stipe wurde mei Nederlânske gebearten. Dy tige strukturearre skoallen sille - op regionaal nivo - in grutte bydrage oan de yntegraasje fan dôven en minhearrenden yn Fryslân leverje kinne. Oft de dôvemienskip de Nederlânske gebeartetaal ûnder Diel II fan it Hânfêst bringe wolle soe, wurdt mear bepaald troch hoe't de dôven de eigen taal sjogge as dat dêr beheinings foar te finen binne. Boppedat hat de oerheid altiten de mooglikheid om in wetlike regeling oan it Hânfêst te spegeljen.
5
H OOFDSTUK I D OEL VAN HET ONDERZOEK C O N STAT ER I N G Laat ik beginnen met een trieste constatering. Het rapport "Méér dan een gebaar", rap(1) port van de commissie Nederlandse Gebarentaal uit 1997 , dat geschreven is in opdracht van de regering, heeft in de afgelopen tien jaar tot niets geleid. Het idee dat het rapport als zoethouder of wisselgeld heeft gediend, heeft tijdens dit onderzoek meermalen door mijn hoofd gespeeld. Op 14 maart 1996 werd de Commissie Nederlandse Gebarentaal ingesteld. Haar taak was, voorstellen te doen voor 'de wijze waarop optimaal uitvoering kan worden gegeven aan de officiële erkenning van de Nederlandse Gebarentaal'. De opdracht voor de commissie kwam van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Met nadruk wil ik er bij politici en bestuurders voor pleiten het genoemde rapport uit de la op te diepen. Al zouden zij dat uitsluitend doen vanwege de vele gegevens die in het rapport zijn verzameld. Ik heb het rapport meerdere keren voor dit onderzoek kunnen gebruiken. Gegevens die – tien jaar later – te vinden zijn, blijken ook nu nog redelijk overeen te komen met de eerder in dat rapport geschetste situatie.
E I GEN LI JK E
O N DERZO EK
Het doel van mijn onderzoek is het vergelijken van de juridische status van de Friese taal binnen Nederland met de positie die de Nederlandse Gebarentaal (NGT) bekleedt. Het is een zoektocht naar de ontwikkelingen die voorafgingen aan het bereiken van de hedendaagse juridische status van het Fries. In de recente Friese taalgeschiedenis zijn mogelijk ideeën en misschien zelfs aanbevelingen te vinden voor het erkenningproces van de Nederlandse Gebarentaal. Ik hoop te vinden dat de NGT, als minderheidstaal, een zodanige maatschappelijke positie binnen Nederland bekleedt dat die de NGT rechtgeeft op het aanmelden onder het "Europees Handvest voor de streektalen en talen van minderheden" (verder Handvest genoemd). Ik verwacht dat de NGT zal kunnen voldoen aan de bepalingen van Deel II en misschien zelfs aan die van Deel III van het Handvest. Het feit dat de verschillende gebarentalen binnen Europa nu nog niet zijn aangemeld onder het Handvest heeft naar mijn stellige indruk te maken met een patstelling tussen de taallobby en de lobby op basis van de lichamelijke beperking. De patstelling tussen, zijn de gebruikers van een landelijke gebarentaal nu een taalgroep, of een groep gehandicapten met een gebarentaal als hulpmiddel. Voor de NGT is in 1993 geopperd om deze onder Deel III van het Handvest te brengen. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken was echter van oordeel dat de NGT niet meer dan een functionele taal was, een vervan(1) ger voor de mondelinge communicatie ( pag. 80). Ik hoop in dit rapport te kunnen laten zien dat de ene benadering de andere niet in de weg hoeft te staan, daar waar het gaat om de aanmelding onder het Handvest. In hoofdstuk III van dit rapport wordt dat nader uitgewerkt. 6
Omdat ik niet bekend was met een taal die uitsluitend uit gebaren bestaat, heb ik mij eerst geruime tijd verdiept in gebarentalen en in de Nederlandse Gebarentaal in het bijzonder. Daarbij werd ik geconfronteerd met de nachtmerrie voor de doven dat de NGT naar de zijlijn zal verdwijnen. Of dit nu komt door de medische vooruitgang of door het niet erkennen van de NGT door de Nederlandse overheid, is daarbij niet van belang. Voor doofgeborenen en vroegdoven is de gebarentaal de enige manier om ooit een gesproken taal te leren lezen en schrijven. Alleen een tweetalige school – NGT met daarna Nederlands – kan dove en vroegdove kinderen toegang verschaffen tot de Nederlandse samenleving. Die angst dat de Nederlandse Gebarentaal verdwijnt, is voor horenden niet of nauwelijks te bevatten. Tijdens mijn onderzoek kreeg ik de gelegenheid om deel te nemen aan een basiscursus NmG, Nederlands ondersteund met gebaren. In hoofdstuk IV par. 3 vindt u een beknopte vergelijking van de NmG met de NGT. Ook heb ik tegelijkertijd mijn kennis betreffende de juridische positie van het Fries, als minderheidstaal, vergroot en verdiept. Hoewel ik de ontwikkelingen in de geschiedenis van de taal voor een deel kende, heb ik erg genoten van het structureren van mijn kennis betreffende de omvangrijke inzet van veel Friezen voor hun taal. Anno 2008/2009 heb ik hierbij regelmatig gebruik gemaakt van de vele ingangen die door de zoekmachines van het Internet worden geboden. Zo geven externe linken in een Wikipedia talloze verbindingen met sites van instellingen die belangen behartigen. Komt de informatie uit een anderstalige Wikipedia dan heb ik dat expliciet vermeld. Voor de studie naar de Friese situatie heb ik daarnaast veelvuldig gebruik gemaakt van (3) de doctoraalscriptie van Bastiaan van Van der Velden , collegemateriaal van dr. P. Hemminga van de Fryske Akademy en het boek "De miskende taaiheid fan it Frysk" van (2) de oud-gedeputeerde Bertus Mulder . Bovendien heb ik vele jaren lang krantenartikelen en ander materiaal over de Friese taallobby verzameld en heb die informatie dus vrij tot mijn beschikking. (1)
In het rapport "Méér dan een gebaar" gaat de commissie op pagina 24 in op de vergelijking van de Nederlandse Gebarentaal met de Friese taal. De commissie geeft twee redenen om die vergelijking niet verder uit te diepen. De weg tot erkenning van de Friese taal, zestig jaar, is voor de NGT veel te lang en de NGT is niet een streekgebonden minderheidstaal. In de euforie van de op handen zijnde erkenning was het voorstelbaar dat de vergelijking snel terzijde werd gelegd, maar nu iedere euforie verdwenen is, zal ik rustig de tijd nemen om nauwkeurig te kijken of die vergelijking wel zo zinloos is. Ik heb mij voorgenomen om door 'de bril' van een lobbyist naar de materie te kijken. Tijdens mijn zoektocht heb ik mij dan ook steeds de vraag gesteld of ik een en ander op zinvolle wijze - met mogelijk resultaat - binnen de horizon van politici en beleidsmakers zou kunnen brengen. Ik hoop met dit rapport de dovengemeenschap suggesties aan te reiken, die haar kunnen helpen bij haar keuze. De keuze tussen, willen wij lobbyen voor de NGT als taal, of gebruiken wij de NGT verder als hulpmiddel bij onze beperking.
7
PARAGRAAF 1: O NDERZOEKSVRAAG De vraag waar het in dit onderzoek om draait, heb ik zo geformuleerd:
IS DE JURIDISCHE STATUS DIE DE FRIESE TAAL ALS MINDERHEIDSTAAL BINNEN NEDERLAND HEEFT, OOK VOOR DE NEDERLANDSE GEBARENTAAL TE VERWERVEN?
Ik heb deze vraag opgesplitst in een aantal deelvragen: Welke stappen zijn er binnen de Friese maatschappij gezet om de huidig juridische status van de Friese taal te bereiken? In hoofdstuk II geef ik een beknopte samenvatting van de jongste geschiedenis van de Friese taal. Ik heb die ontwikkelingen opgesplitst in twee deelterreinen. De strijd om een plaats voor de Friese taal binnen het onderwijs wordt beschreven in pararaaf 1 en de lobby voor het Fries in het officiële verkeer vindt u in paragraaf 2. Hoe zijn de juridische bepalingen beschreven in het "Europees Handvest voor de streektalen of talen van minderheden", toe te passen op de Nederlandse Gebarentaal? In paragraaf. 1 van hoofdstuk III besteed ik aandacht aan het “Europees Verdrag tot bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden” uit het jaar 1950. Hierbij is mijn aandacht vooral uitgegaan naar de uitwerking van een aantal artikelen van dat verdrag in de wetsteksten van het Wetboek van Strafvordering. In de derde paragraaf heb ik de bepalingen van het Handvest stap voor stap vergeleken met de NGT in de dagelijkse praktijk. In de tekst heb ik relevante passages van het Handvest in de Nederlandse vertaling weergegeven. De complete Nederlandse tekst vindt u als bijlage. Welke wettelijke bepalingen afgeleid van de juridische status van de Friese taal, zijn voor de Nederlandse Gebarentaal te verwezenlijken? In hoofdstuk IV: Wettelijk geregeld en dan... , ga ik in op de consequenties die het verwezenlijken van die juridische status met zich meebrengt. Mijn bijdrage aan de discussie binnen de dovengemeenschap - over de vraag hulpmiddel of taal - zal hier vooral bestaan uit voorbeelden die duidelijk moeten maken hoe een en ander uitwerkt in de dagelijkse praktijk. Hoe moet het verder met de ondertiteling op Omrop Fryslân, als het Handvest naar de letter zou worden uitgelegd? Is door het samenwerken van de Europese gebarentalen de juridische status van de gebarenta(a)l(en) te verbeteren? In hoofdstuk V heb ik een aantal eigen ideeën uitgewerkt om zaken met betrekking tot de gebarentalen in Europa binnen Europees verband te regelen. Ik sluit hoofdstuk V af met een persoonlijk pleidooi voor onderzoek naar de mogelijkheden een aantal kleine drietalige scholen in Fryslân aan te passen tot 'trijetalige skoallen mei gebearten'. 8
H OOFDSTUK II B EKNOPTE GESCHIEDENIS VAN DE F RIESE TAALSTRIJD
WELKE STAPPEN ZIJN ER BINNEN DE FRIESE MAATSCHAPPIJ GEZET OM DE HUIDIGE JURIDISCHE STATUS VAN DE FRIESE TAAL TE BEREIKEN?
In dit hoofdstuk zal ik proberen een beknopte schets te geven van de ontwikkelingen die geleid hebben tot het aanpassen van de Nederlandse wetgeving aan de positie die de Friese taal binnen Nederland claimt. De eerste paragraaf zal gaan over de ontwikkelingen betreffende de Friese taal in het onderwijs. In de tweede paragraaf wordt de geschiedenis van het Fries in het officiële verkeer belicht. Daarna wordt het hoofdstuk afgesloten met een voorbeeld van het hedendaagse spel tussen Den Haag, Fryslân en Europa.
PARAGRAAF 1: F RIES
IN HET ONDERWIJ S
Al in de 19de eeuw filosofeerden er Friezen over Friese taalles in het reguliere onderwijs (Wumkes, 1934:22). Een van de medeoprichters van het Friesch Genootschap, mr. D.H. Beucker Andrea (1772-1828) heeft reeds een plan uitgewerkt om de Friese taal een volwaardige plaats in de school te geven. In 1884 houdt Piter Jelles Troelstra een pleidooi voor Fries op school (Mulder 2007:21). Er zijn in de 19de eeuw meerdere pogingen van bescheiden opzet gedaan om het Fries in het onderwijs te gebruiken (Feitsma,1979:53-54). Het gaat echter, binnen het kader van dit onderzoek, te ver die hier uitvoerig te beschrijven. In het begin van de 20ste eeuw ontstaat er een krachtig streven om te komen tot onderwijs in de Friese taal. In het jaar 1900 neemt het "Selskip foar Tael- en Skriftekennisse" het bevorderen van het onderwijs in de Friese taal op in zijn beginselprogramma (Zondergeld, 1978:28). Dat leidt concreet tot lessen in de Friese taal op 1 bijzondere en 16 openbare scholen tijdens het winterseizoen van 1907/1908 (Underwyskommisje 1908:1-6). De lessen die buiten de reguliere schooltijden gegeven worden, worden door 247 kinderen afgerond; het begin is er. Het jaar 1907 is ook de start van de jaarlijkse provinciale subsidie voor Friese les buiten de normale schooluren. In 2007 werd het begin van 100 jaar Fries in het onderwijs feestelijk herdacht. Alle ogen zijn dan gericht op de Lager Onderwijswet van 1920, maar het lukt niet hierin iets te regelen. Deze gang van zaken beschreef Piter Jelles Troelstra als "De miskenning dier taal vanwege de regeering, die de Friesche kinderen laat opgroeien zonder eenige gelegenheid om hun eigen taal te leren schrijven" (1927:180). In 1921 ontstaat er een initiatief tot een leerstoel Friese taal- en letterkunde aan de Groninger universiteit (Zondergeld, 1978:109), maar de invulling van de leerstoel laat nog tot in 1941 wachten. Dat jaar wordt dr. Jelle H. Brouwer tot hoogleraar benoemd (Zondergeld, 1978:405). In 1928 wordt door verschillende organen uit de Friese bewe9
ging de Algemiene Fryske Underrjocht Kommisje (AFUK) opgericht. Ook besluiten de Provinciale Staten in dat jaar tot het oprichten van de Provinsjale Underwiisried. Deze onderwijsraad vervult een brugfunctie tussen de Provinciale Staten en de Selskippen en krijgt het toezicht op de AFUK. Bovendien zal de Provinsjale Underwiisried een grote rol spelen bij het lobbyen voor het aanpassen van de Lager Onderwijswet van 1920 (Wumkes, 1949:481-537). Ongeveer zestig hoogleraren dienen in 1931 een verzoekschrift in voor een wettelijke regeling van het Fries in het onderwijs. Het verzoekschrift blijft zonder resultaat (Zondergeld 1987:165). In hoofdstuk IV paragraaf 2 kom ik hierop terug. In 1937 komt dan eindelijk de aanpassing van de Lager Onderwijswet uit 1920. De wet wordt uitgebreid met de volgende zin: "Daar waar naast de Nederlandse taal een streektaal in levend gebruik is, kan onder lezen en Nederlandsche taal eenige kennis van die streektaal begrepen zijn". De eerste regelgeving met betrekking tot het Fries is een feit, ook al wordt de taal nog niet met name genoemd. Van der Velden geeft aan dat de stappen die door Den Haag aangaande het Fries in het onderwijs worden gezet bedoeld zijn geweest als wisselgeld voor andere wensen uit het Friese. Het verhaal van wisselgeld is voor een lobby een niet mis te verstaan signaal, omdat de andere partij hiermee te kennen geeft dat hij de zaak niet langer kan negeren. Naar aanleiding van Kneppelfreed (par. 2) werd de commissie Wesselings ingesteld. Deze commissie richtte zich op het Friese onderwijs en had de Wet Cals tot resultaat. In deze wet van 1955 is geregeld dat alle gemeente- en schoolbesturen de bevoegdheid hebben het Fries als leervak op hun scholen in te voeren en het onderwijs in de aanvangsklassen in de Friese taal te geven. In 1993 wordt wettelijk geregeld dat binnen de basisvorming van het voortgezet onderwijs een verplicht aantal uren Fries moet worden gedoceerd. Scholen buiten het eigenlijke Friese taalgebied kunnen ontheffing aanvragen bij de Provincie.
PARAGRAAF 2: F RIES
IN HET OFFICIËL E VERKEER
Het vroegere Friese taalgebied heeft zich oostelijk tot aan de rivier de Weser uitgestrekt. Vanaf de vroege Middeleeuwen tot het begin van de 17de eeuw werd het Fries in juridische teksten gebruikt (Vries 1993:14 + 19-38). Op de stadskanselarijen en in de grietenijen was het Fries als schrijftaal in gebruik. De kentering, veroorzaakt door gebrek aan politieke zelfstandigheid, kwam in de periode 1498 - 1524. In die tijd werd het Fries als de taal van het bestuur door het Nederlands van de ambtenaren van Karel V verdrongen (Mulder 2007:72). De laatste gevonden Friestalige juridische tekst is uit het jaar 1547. Omdat naast de overheid ook de kerk tot een officieel domein wordt gerekend lijkt ook de invoering van de Nederlandse Statenbijbel in de Friese kerken na 1637 van grote invloed op de officiële positie van het Fries (Mulder 2007:73). Het Latijn werd niet vervangen door het Fries, maar opnieuw door een vreemde taal. Ook vandaag wordt door veel kerken maar zeer beperkt Fries gebruikt binnen de kerkdiensten. 10
Rond 1830 begint een klein aantal schrijvers het Fries als literaire taal te gebruiken (Breuker, 1980 + 1990). In Friesland bestaat een lange traditie om in de kranten personen tweetalig te citeren. Dus in de taal die door de persoon wordt gesproken. Hoewel de overheid in de 19de eeuw in het procesverbaal de Nederlandse taal gebruikt, laten uitgebreide rechtbankverslagen van o.a. het Nieuw Avondblad zien dat verdachten en getuigen veelal Fries in de rechtszaal spraken (Van der Velden 2004:66-72). In 1902 is er in de Tweede Kamer een pleidooi voor Friestalige tolken in de rechtszalen van Friesland. De meerderheid van de bevolking kan zich in de rechtszaal niet in het Nederlands uiten. In vele gevallen is de paar jaar lagere school niet voldoende om tot het beheersen van de Nederlandse taal te komen. Buiten de school wordt de taal immers nauwelijks gebruikt. In 1915 eist de Friese beweging in een manifest dat het Fries in de rechtszaal moet worden toegestaan. Tijdens de oorlog 1940-1945 werd gepoogd verschillende Friese groeperingen bijeen te brengen. In die jaren zijn er door personen van buiten en van binnen de beweging een aantal 'Friese Beweging Rapporten' geschreven, die in de jaren na de Tweede Wereldoorlog een grote rol hebben gespeeld binnen de provinciale politieke partijen. Belangrijke thema's waren decentralisatie van bevoegdheden en meer Fries in het onderwijs. In 1945 werd de Drenthenaar H.P. Linthorst-Homan tot commissaris van de koningin in Friesland benoemd. Waar zijn voorganger het gebruik van het Fries in de Provinciale Staten niet toestond, stond de nieuwe commissaris open voor ideeën. In 1946 werd aan het P.v.d.A Statenlid Tj. Piebenga toegestaan in de vergadering van de Provinciale Staten Fries te gebruiken. Het precedent van de Friese taal in de Provinciale Staten kreeg al vrij snel navolging in de Friese gemeenteraden. Ook nodigde commissaris Linthorst-Homan in 1947 een zestal maatschappelijk betrokken Friezen uit om een aantal Friese kwesties te bespreken.
K N EP P ELFR EED Toch zou het nog tot 1951 duren voor er enige beweging kwam in het gebruik van het Fries in het officiële verkeer. De geschiedenis laat vaker zien dat veel veranderingen worden voorafgegaan door een onbuigzame houding van personen. Een rechter in de rechtszaal in Heerenveen weigerde - terwijl hij het Fries verstond - de Friese taal te verstaan. Hierop kwamen uit de journalistieke hoek scherpe reacties. Deze waren aanleiding tot een zaak wegens belediging van de rechter door de journalisten Schurer en De Jong (Velden 2004:157). Op vrijdag 16 november 1951 diende de zaak voor de rechtbank in Leeuwarden. Omdat er geen rekening werd gehouden met de opkomst van de vele Friezen die deze rechtszaak bij wilden wonen, ontstond er op het Zaailand voor de rechtbank een rellerige sfeer die met de wapenstok werd neergeslagen. Deze vrijdag wordt sindsdien 'kneppelfreed' (knuppelvrijdag) genoemd en zal de aanleiding vormen voor een bezoek - op korte termijn - van enkele kabinetsleden aan Friesland. Om de etnische tegenstellingen in Friesland het hoofd te bieden, besloot de regering in Den Haag - na het bezoek van deze kabinetsleden aan Friesland in 1952 - de Friese beweging met een aantal maatregelen tegemoet te komen. Allereerst werd de rechter mr. Hollander overgeplaatst naar Utrecht. Over Kneppelfreed heeft Schurer gezegd: "De dingen, die tot dan stof waren geweest voor een verstandige discussie tussen ongelijke partijen, werden 11
plotseling in hart en gemoed beleefd". Kneppelfreed was het omslagpunt en we kunnen rustig zeggen dat Fedde Schurer de katalysator was. Opmerkelijk was ook de bijval van de niet-Friezen in Friesland. Velen uit de lokale elite pleitten voor gelijke rechten voor het Fries en het Nederlands in alle officiële verbanden en wezen de Haagse vermoedens van separatisme van de hand (Van der Velden 2004:169). Naar aanleiding van genoemd bezoek werden er twee commissies ingesteld: De Commissie-Kingma Boltjes doet onderzoek naar het gebruik van de Friese taal in het officiële verkeer en de Commissie-Wesselings onderzoekt een ruimer gebruik van het Fries in het onderwijs (zie par. 1.). In 1955 wordt het gebruik van het Fries in het lager onderwijs toegestaan (wet Cals) en in 1956 verscheen de Wet gebruik Friese taal in het Staatsblad (stbl. 1956: 242). In deze wet Donker werd het recht bevestigd om Fries te mogen spreken in de rechtbank en met name voor de emotionele kant was van groot belang dat ook de eed in het Fries mocht worden afgelegd. Daarna komt de taalstrijd in veel rustiger vaarwater. Wel werd de regering door de Commissaris van de Koningin vanaf die tijd veel nauwgezetter op de hoogte gehouden aangaande de Friese taalstrijd. In 1968 heeft de 'Ried fan de Fryske Beweging' een brief met voorstellen betreffende de Friese taalpolitiek aan Den Haag gestuurd. Den Haag stelt daarop de Commissie-Van Ommen in. Deze commissie heeft ertoe geleid dat het Rijk zijn verantwoordelijkheid neemt in het beleid tot in standhouden van de Friese taal en cultuur. Na 1970 wordt de invloed van de Provincie Friesland op de inbedding van de Friese taal groter, terwijl de rol van de Friese Beweging kleiner wordt. Dat komt omdat de Selskippen en de meeste partijen het eens zijn over de grote lijnen. De tegenstelling overheid en beweging is grotendeels verdwenen (Van der Schaaf 1970). Daarbij heeft zeker een rol gespeeld dat in 1961 de Frysk Nasjonale Partij werd opgericht die al in 1966 een zetel in de Friese Provinciale Staten kreeg. De landelijke partijen in de Provinciale Staten worden hierdoor gedwongen hun taalhouding t.o.v. het Fries te profileren. In 1984 stellen de Provinciale Staten het 'Berie foar it Frysk' (adviesraad voor het Fries) in om haar te adviseren en de ontwikkelingen op het gebied van de Friese taal te coördineren. In 1985 komt de CDA-gedeputeerde Jaap Mulder met een provinciale taalnota 'Fan Geunst nei Rjocht' (Van gunst naar recht). Het gaat in de nota om gelijkwaardigheid en gelijkberechtiging van het Fries naast het Nederlands. Provinciaal wil men voor het taalbeleid niet langer afhankelijk zijn van de gunsten van het Rijk, maar het beleid moet op basis van bij wet vastgelegde rechten berusten. De NGT lijkt op dit moment in een vergelijkbare fase van (maatschappelijke) gunstverlening te zitten en de NGT zou naar een volgende fase op basis van recht(en) moeten. Vanaf het jaar 1989 worden er tussen het Rijk en de Provincie Friesland drie bestuursafspraken gesloten (Stcrt. 1989, 133; 1993, 237 en 2001, 125). Mede hierdoor komt er een regeling voor het gebruik van de Friese taal in de Algemene Wet Bestuursrecht in het jaar 1995. In 1996 komt er een vernieuwde Wet gebruik Friese taal. In 1995 heeft de Tweede Kamer toestemming gegeven voor het ondertekenen van twee Europese verdragen nl. het Europees Handvest voor streektalen of talen van minderheden en het Europees Kaderverdrag over de bescherming van nationale minderheden. Het parlement geeft hiermee te kennen dat de erkenning van het Fries niet langer gezien wordt als een aantasting van de eenheid van het Rijk (Mulder 2007: 12-13). In 1998 meldt het Staatsblad (1998 no. 20) dat Nederland het Europees Handvest voor streektalen of talen van minderheden heeft ondertekend. 12
Vanaf dat moment verzorgt de Raad van Europa een driejaarlijkse visitatie omtrent de positie van de Friese taal in Nederland. "Het Handvest haalt het taalbeleid uit de vaak vastgelopen verhouding tussen nationale overheid en taalminderheid, maakt internationale vergelijking mogelijk..." (Mulder 2007: 30).
E URO P ESE
OGEN DW I N GEN
Een visitatie wordt voorafgegaan door een rapportage. Een concreet voorbeeld: Vanaf 1989 hebben een zevental gemeenten in Friesland besloten hun oorspronkelijke Friese plaatsnamen in de Gemeentelijke Basis Administratie op te nemen, om te voorkomen dat de Friestalige toponiemen verdwijnen. De namen werden daardoor - NEN-norm 5825 - verplichtend voor de wegbeheerders. Maar bij de omleidingen van Rijkswaterstaat werden stelselmatig de verouderde namen gebruikt. Zo'n rapportage wordt uiteraard eerst in Den Haag gelezen en de Minister van Verkeer en Waterstaat heeft niet op de Europese zwarte piet gewacht. De ingediende klacht is uit de rapportage gehaald en Rijkswaterstaat gebruikt bij omleidingen de juiste toponiemen.
13
H OOFDSTUK III V ERGELIJKING MET DE ARTIKELEN VAN HET E UROPEES H ANDVEST
HOE ZIJN DE JURIDISCHE BEPALINGEN, BESCHREVEN IN HET EUROPEES HANDVEST VOOR DE STREEKTALEN OF TALEN VAN MINDERHEDEN, TOE TE PASSEN OP DE NEDERLANDSE GEBARENTAAL?
In het begin van het hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het Europees Verdrag tot bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) uit het jaar 1950. Vooral de uitwerking van een aantal artikelen in het Wetboek van Strafvordering zijn van belang. Daarna worden de artikelen van het "Europees Handvest voor de streektalen en talen van minderheden vergeleken met het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal (NGT) in de dagelijkse praktijk. Belangrijke passages, in de Nederlandse vertaling, worden cursief weergegeven. De tekst van het "Europees Handvest voor de streektalen en talen van minderheden" vindt u in de bijlagen.
PARAGRAAF 1: N EDERLANDSE G EBAREN TAAL
BIJ JUSTITIEEL
ONDERZOEK Op 4 november 1950 kwam het "Europees Verdrag tot bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden" tot stand. Hierin zijn ook enkele artikelen opgenomen die verdachten het recht geven niet te worden vervolgd in een taal die zij niet verstaan (Van der Velden 2004:185/186). Dit verdrag is door Nederland ondertekend. Ik heb bestudeerd hoe de Nederlandse overheid het bovenstaande verdrag heeft geregeld binnen het strafrecht. Dit omdat de artikelen 5.2 , 6.3 en 14 van het verdrag ook van toepassing lijken te zijn op de NGT. Op basis van het verdrag heeft de Nederlandse overheid, justitie en politie, in strafrechtelijke procedures zorg te dragen voor een tolk, die onverwijld de tenlastelegging uitlegt. Bijstand van een tolk is één van de minimumeisen onder artikel 6 van het EVRM. De overheid moet de tolk regelen en de kosten van de tolk betalen (art. 6.3). Daarom moet in het Wetboek van Strafvordering te vinden zijn wat de overheid met betrekking tot een tolk heeft geregeld. Artikel 274 Wetboek van Strafvordering bepaalt dat wanneer een verdachte niet of slechts zeer gebrekkig kan horen of spreken, het verhoor schriftelijk geschiedt. Indien de verdachte niet of slechts gebrekkig kan lezen of schrijven, wordt bijstand van een tolk gevorderd. De voorzitter van het strafrechtelijk onderzoek - de rechter - beveelt de oproeping van een tolk. De Officier van Justitie roept feitelijk op (artikel 276 Wetboek van Strafvordering). Geheel theoretisch zou een verdachte een tolk kunnen wensen, terwijl de wet voorschrijft dat het onderzoek schriftelijk dient te geschieden, omdat de verdachte wel kan lezen en schrijven. Als de verdachte dan toch een tolk zou wensen, zou hij deze zelf moeten regelen. Omdat veel doven en slechthorenden voldoende kunnen lezen 14
en schrijven, hoeft de overheid hier geen uitzonderingspositie aan de NGT toe te kennen. In de praktijk is een schriftelijk onderzoek ter terechtzitting vrijwel onwerkbaar, omdat bij een onderzoek meerdere personen of partijen zijn betrokken en de verdachte de interactie niet voldoende zal kunnen volgen. Indien de verdachte kenbaar maakt dat hij het nodig vindt, zal hij een tolk toegewezen krijgen. De oplossing die hier wordt gebruikt, laat zich vergelijken met het gedogen van het Fries in de rechtszaal in het begin van de 20ste eeuw (hoofdstuk II par. 2). Omdat in die periode door veel Friezen het Nederlands niet in voldoende mate werd beheerst, gedoogde de rechter dat in zijn rechtszaal Fries werd gesproken. Waar in Friesland gestreden is om van dat gedogen een recht te maken, zal dit gevecht voor doven en slechthorenden achterwege kunnen blijven. Immers hun fysieke belemmering dwingt een rechter tot het inschakelen van een tolk. Bij onderzoek voorafgaand aan een rechtszitting geldt iets dergelijks. Indien de politie of de justitie onderzoek willen doen bij een verdachte die slechts gebrekkig kan horen, spreken, lezen of schrijven, zullen zij met de verdachte moeten communiceren door middel van een tolk. Die zal dan van overheidswege worden geregeld (Richtlijn tolkenbijstand opsporingsonderzoek strafzaken). Ook hier zal een verdachte dus van overheidswege een tolk toegewezen krijgen. Hierdoor laat het probleem voor de doven en de slechthorenden zich langs de weg van wat maatschappelijk geaccepteerd is, oplossen. De overheid lijkt hier zonder de erkenning van de NGT aan het EVRM te kunnen voldoen. Door de fysieke belemmering is de vraag van wel of niet erkennen van de NGT in de dagelijkse praktijk minder belangrijk. Maar een en ander is wel heel kort door de bocht. Immers het gaat niet om een advies van een deskundige dat éénmaal door de rechtbank wel of niet wordt geaccepteerd. Het gaat ook om de 'woordelijke' vertaling van bijvoorbeeld een getuige à charge die door de advocaat van een verdachte moet kunnen worden ondervraagd. Omdat de overheid de NGT niet als officiële minderheidstaal binnen Nederland erkent, zou deze advocaat het gebruik van de doventolk bij een getuige à charge kunnen aanvechten. Wij hebben het hier niet over een taalsysteem (hoofdstuk IV par. 2), maar over het vertalen van de door de getuige à charge in de NGT gebaarde 'zinnen'. In de periode dat in Friesland door veel rechters in hun rechtszaal het Fries werd gedoogd, had de overheid nog geen eenvoudig voorbeeld van een wettelijk systeem om de positie van het Fries officieel te regelen. Maar met de komst en het ondertekenen van het Handvest is dat probleem opgelost. Nederland zou vandaag de dag ook de NGT in een eenvoudige wet aan de artikelen van het Europees Handvest kunnen spiegelen.
AANBEVELING 1 HET GEDOGEN VAN DE NEDERLANDSE GEBARENTAAL BIJ HET JUSTITIËLE ONDERZOEK EN TIJDENS DE RECHTSGANG DIENT TE WORDEN VERVANGEN DOOR DE OFFICIËLE ERKENNING VAN DE NGT DOOR DE NEDERLANDSE OVERHEID.
15
PARAGRAAF 2: G ESCHREVEN
GEBARENTAA L ?
De NGT maakt veelal gebruik van het geschreven Nederlands en nauwelijks van een gebarenschrift. Uiteraard is dit een gevolg van de summiere ontwikkeling van dat gebarenschrift. Omdat de Nederlandse overheid het Romani aangemeld heeft onder Deel II van het Handvest, lijkt het mij interessant om naar het Romani met betrekking tot de schrijftaal te kijken. Ik heb via internet binnen Nederland geen boeken of andere geschreven teksten in het Romani kunnen vinden. Wel waren enkele jongeren op een internetforum voor Roma's op zoek naar anderen die met hen in het Romani zouden willen schrijven. Ik ga er dan ook vanuit dat door de Roma’s in de richting van de Nederlandse maatschappij zeer weinig in het Romani wordt geschreven. Binnen Nederland gebruiken de Roma’s in het openbaar waarschijnlijk het Nederlands als schrijftaal. Door de jarenlange onderdrukking van de gebarentaal binnen het onderwijs voor doven, is ook in Nederland het ontwikkelen van een gebarenschrift niet echt opgang gekomen. Wel is er een alfabet dat bestaat uit tekeningetjes van handen, voor gebruik op de computer. Ook bestaat er een notitiesysteem voor tolken, maar dat is weer niet bruikbaar voor schriftelijk contact. Aan de universiteit van Hamburg is wel een computerschrift voor gebaren ontwikkelt. Het HamNoSys is een notatiesysteem voor gebaren, dat in de toekomst misschien in Nederland zou kunnen worden gebruikt. In mijn vergelijking in paragraaf 3 van de artikelen van het Handvest met de NGT in de dagelijks praktijk, ga ik er vanuit dat u daar waar het Handvest het heeft over de geschreven minderheidstaal voor de NGT het Nederlands als schrijftaal invult/leest.
PAR AGR AAF 3: E URO P EES H AN DV EST "De rechten van de sprekers van minderheidstalen in Europa zijn door de Lidstaten van de Raad van Europa in een handvest vastgelegd. Dat handvest volgt op een langdurig proces in de CVSE dat eerder geleid heeft tot de Slotakte van Helsinki van 1975 en het document van de Bijeenkomst van Kopenhagen van 1990. Het handvest beschrijft de bepalingen die betrekking hebben op de dagelijkse bescherming van de minderheidstalen. De lidstaten die het handvest onderschrijven geven daarmee te kennen dat de aangemelde minderheidstalen van historische betekenis zijn en bijdragen aan de verscheidenheid aan culturele rijkdom en tradities in Europa. De bevordering mag niet ten koste gaan van de officiële talen en de noodzaak die te leren. Het gaat om de waarde van de wisselwerking tussen culturen en de meertaligheid daarbij. Het recht van inwoners van een lidstaat om een minderheidstaal te gebruiken wordt gezien als een onvervreemdbaar recht overeenkomstig met de beginselen in het "Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties inzake burgerrechten en politieke rechten en in overeenstemming met het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden".
In die inleidende tekst van het Handvest vraagt de volgende zin direct om aandacht:
16
"De lidstaten die het handvest onderschrijven geven daarmee te kennen dat de aangemelde minderheidstalen van historische betekenis zijn en bijdragen aan de verscheidenheid aan culturele rijkdom en tradities in Europa." Is de NGT een minderheidstaal zoals die hier wordt omschreven, of sluit de zin de NGT voor aanmelding uit? Om de zeer verschillende emoties die de vragen willen oproepen, te ondergaan, zou u voor de NGT het Nederlands in kunnen vullen. Daarna proeft u de vier begrippen: historisch, bijdrage, cultureel en traditie. Talen zijn vooral naar binnen gericht en niet ontstaan om onderdeel te vormen van wat voor (Europese) droom dan ook. Het Nederlands en ook de minderheidstalen Fries en NGT bevorderen eerder de groepsbinding dan een Europese integratie. Bovendien dient het Nederlands ook nog eens als de taal van de natiestaat. Nu u voor uzelf de emoties heeft kunnen proeven, komen de artikelen van het Handvest aan de orde.
deel I, algemene bepalingen artikel 1 Van oudsher: Bij artikel 1, begripsomschrijvingen, lid a, letter i, is sprake van het begrip van oudsher; "van oudsher worden gebruikt in een bepaald gebied van een Staat door onderdanen van die Staat die een numerieke minderheid vormen ten opzichte van de overige bevolking van de Staat; en". Omdat zo'n begrip arbitrair is, is het van belang hoe de Nederlandse Overheid het begrip bij andere minderheidstalen heeft geïnterpreteerd. De talen Jiddisch en Romani zijn aangemeld onder Deel II van het Handvest en kunnen als vergelijkingsmateriaal dienen. Het begin van het gebruik van het Jiddisch in Nederland is goed te traceren. Vanaf de 17de eeuw kwamen er joden uit Duitstalige gebieden naar Nederland. Deze joden hebben het Jiddisch, mengsel van Hebreeuws en Duits, mee naar ons land genomen. Omdat ons land geen getto's kende, was er sprake van een natuurlijke uitwisseling tussen het Jiddisch en het Nederlands. Hierdoor ontstond er een soort Nederlands Jiddisch. Vanaf 1814 heeft Koning Willem I geprobeerd de joodse gemeenschap in te burgeren met cursussen Nederlands (Ariane Zwiers, stichtingjiddisj.nl). Al eeuwen 'spreken' Nederlandse doven in gebaren met hun omgeving. Omdat veel Europese instituten voor doven pas rond het midden van de 19de eeuw zijn ontstaan, werd er niet eerder klassikaal les gegeven in gebarentalen. Natuurlijk konden er pas bij het ontstaan van de instituten voor doven grammatica's worden blootgelegd en verder ontwikkeld. Tegen deze achtergrond is het begrip 'midden van 19de eeuw' voor Nederlandse gebaren dus de oudste periode die te duiden valt en vergeleken kan worden met het begrip 'van oudsher'. Streekgebonden: Verder is vooral lid c. van artikel 1 van belang. ..."niet-territoriale talen: talen gebruikt door onderdanen van de Staat die verschillen van de taal of talen gebruikt door de overige bevolking van die Staat maar die, hoewel zij van oudsher binnen het gebied van die Staat worden gebruikt, niet met een bepaald gebied daarvan kunnen worden vereenzelvigd." 17
De Nederlandse regering heeft twee niet-streekgebonden talen, het Jiddisch en het Romani, aangemeld onder Deel II van het Handvest. Ook de NGT zou als minderheidstaal onder de bepaling 'niet-territoriale talen' dienen te vallen. Verderop in dit hoofdstuk wordt de rangschikking van de NGT binnen de Nederlandse minderheidstalen geschetst. artikel 2, Verplichtingen 1.
Elke Partij verplicht zich tot de toepassing van de bepalingen van Deel II op alle streektalen of talen van minderheden die binnen haar grondgebied worden gesproken en voldoen aan de begripsomschrijving in artikel 1.
2.
Ten aanzien van elke op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring in overeenstemming met artikel 3 aangegeven taal verplicht elke Partij zich tot toepassing van minimaal vijfendertig leden of letters daarvan, gekozen uit de bepalingen van Deel III van het Handvest, waaronder ten minste drie gekozen uit artikel 8 en artikel 12 en telkens één uit artikel 9, artikel 10, artikel 11 en artikel 13.
Volgens de strekking van lid 1 van artikel 2 dienen de bepalingen van Deel II op alle minderheidstalen die op het grondgebied van een Partij worden gesproken en die voldoen aan de begripsomschrijving van artikel 1 van toepassing te zijn. Dus Finland en Zweden, die hun gebarentaal als minderheidstaal erkennen, zouden deze ook onder Deel II kunnen aanmelden. Of het begrip ‘gesproken’ zou tussen gesproken en niet-gesproken minderheidstalen in Europa als discriminerend bedoeld moeten zijn. Omdat wereldwijd wetenschappers de gebarentalen als talen erkennen zou een eventuele discriminatie op die grond aan het Europese Hof kunnen worden voorgelegd. Voor het Europese Hof moet aan te tonen zijn dat het begrip gesproken in deze dient als omschrijving van het taalsysteem niet als discriminerende eigenschap. Als wij ervan uitgaan dat artikel 2 lid 1 niet uitsluitend bedoeld is voor gesproken minderheidstalen, dan zouden de bepalingen van Deel II van het Handvest door de ondertekening door de Nederlandse overheid nu al van toepassing dienen te zijn op de NGT. Immers de tekst van het Handvest heeft het bij de begripsomschrijvingen van minderheidstalen op het grondgebied van een Partij, niet over de door die Partij onder het Handvest aangemelde minderheidstalen. Daar hiermee de NGT lijkt te voldoen aan de begripsomschrijvingen van artikel 1, zou de Nederlandse overheid de Nederlandse Gebarentaal op basis van artikel 2 lid 1 kunnen aanmelden onder Deel II van het Handvest. Aantallen sprekers/gebruikers Het Handvest geeft in de begripsomschrijvingen geen ondergrens aan de aantallen sprekers van minderheidstalen, immers het moet zelfs de zeer kleine minderheidstalen beschermen. Maar onze democratie gaat over vertegenwoordiging van aantallen, dus het zou een beetje te simpel zijn bij minderheidstalen hier niet naar te kijken. Het is dan ook belangrijk om in het kader van dit onderzoek het aantal gebruikers van de NGT te plaatsen naast de aantallen sprekers van andere minderheidstalen in Nederland. Om de NGT een plaats tussen de minderheidstalen binnen Nederland te geven, heb ik gezocht naar betrouwbare cijfers van de sprekers van de minderheidstalen die door Nederland zijn aangemeld onder het Handvest. Voor de NGT en andere gebarentalen ge18
bruik ik vanaf hier de afkorting gtg'er (gebarentaalgebruiker). De Wikipedia geeft voor de Friese taal 453.000 sprekers en voor de NGT 17.500 gtg'ers. Het Rapport 'Meer dan (1) een gebaar ' vermeldt op pag. 53: 17.500 gtg'ers, waaronder 5.500 horend. Daarom lijkt het mij logisch om voor de NGT een rangschikking tussen of naast de kleinere minderheidstalen binnen Nederland, het Jiddisch en het Romani, te zoeken. Jiddisch: Het Mercatorbureau van de Fryske Akademy - dat zich voor de Raad van Europa al twintig jaar bezighoudt met minderheidstalen - wist over het Jiddisch in Nederland te melden, dat een aantal publicaties over het West-Jiddisch laat zien dat het binnen Nederland is uitgestorven. De Wikipedia geeft voor het Hebreeuws een aantal van 5000 sprekers en voor het Jiddisch 1000 sprekers. De Stichting Jiddisj in Nederland kon geen concreet aantal sprekers melden. Romani: De Wikipedia geeft voor de sprekers van het Romani Sinte het aantal 1222 en die van het Romani Vlax 1000. De Engelstalige Wikipedia heeft het over een aantal Romani-sprekers van 3000 personen in Nederland en refereert hierbij aan een publicatie van Bakker et al. uit het jaar 2000. Echter de minderheidsgroep zelf en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) houden het op 35.000 - 40.000 sprekers (The other languages of Europe, van Durk Gorter en Guus Extra). Officiële cijfers uit Den Haag hebben het voor het Romani over 20.000 sprekers. De Nederlandse regering heeft het Jiddisch en het Romani als Nederlandse minderheidstalen aangemeld onder Deel II van het Handvest. De regering heeft daarbij geen wezenlijk andere getallen tot uitgangspunt kunnen nemen dan voor het Jiddisch ca. 1000 en voor het Romani ca. 20.000. Met een aantal gtg'ers van ca 17.500, ligt de NGT dus in dezelfde orde van grootte. Ter vergelijking, een stad als Sneek heeft ca. 33.000 inwoners. (1)
Omdat de Commissie Nederlandse Gebarentaal in haar Rapport uitgaat van 17.500 gtg'ers, heb ik mij verbaasd over haar pleidooi voor aanmelding onder Deel III van het Handvest. Het Handvest geeft wel geen ondergrens voor het aantal gebruikers, maar de praktijk van alle dag is hard. In de dagelijkse praktijk werkt onze democratie wel op basis van aantallen. Onze democratie houdt rekening met minderheden, maar de zaken dienen wel uitvoerbaar te zijn. Natuurlijk staat de tekst van het Handvest bol van de omschrijvingen die het de partijen mogelijk maken om rekening te houden met de omvang van de minderheid. Zelfs de kleinst mogelijke minderheidstaal wordt door dit Handvest nog gestimuleerd om zich te ontwikkelen. Maar om zonder enig onderzoek voor de NGT aanmelding onder Deel III van het Handvest te bepleiten, lijkt mij verre van realistisch. Het aantal gebruikers van de NGT is in omvang een factor 20-30 kleiner dan het aantal sprekers dat voor de Friese taal wordt gehanteerd en die gtg'ers wonen in een gebied wat minstens 10 keer zo groot is als de provincie Fryslân. Wat voor de Friese taal per basisschool te realiseren is, zal voor de NGT slechts op een paar basisscholen in de provincie haalbaar zijn (hoofdstuk V par. 6). Het is dan ook mogelijk, dat juist de getallen de commissie hebben doen besluiten om de vergelijking met de Friese taal zo snel mogelijk terzijde te schuiven.
19
Deel II - OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 2, EERSTE LID, NAGESTREEFDE DOELSTELLINGEN EN BEGINSELEN Artikel 7, Doelstellingen en beginselen 1.
De Partijen baseren hun beleid, wetgeving en praktijk ten aanzien van streektalen of talen van minderheden in de gebieden waar deze talen worden gebruikt en overeenkomstig de situatie van elke taal, op de volgende doelstellingen en beginselen:
Hoewel er in Deel II veel dingen staan die op de NGT van toepassing lijken te zijn, is het interessant om er een paar uit te lichten. Zo krijgt u een idee hoe ik de dagelijkse praktijk bij de NGT naast de artikelen van het Handvest heb gezet. Artikel 7 lid 1 letter d. "de vergemakkelijking en/of aanmoediging van het gebruik van streektalen of talen van minderheden, in gesproken en geschreven vorm, in het openbare en het particuliere leven;". Het begrip 'gesproken' heb ik al eerder behandeld, maar hier is het vooral het begrip 'geschreven' wat eruit springt. De NGT wordt zelden opgetekend en dan bedoel ik ook letterlijk getekend. Is het nodig om voor de NGT alleen maar geschreven Nederlands in te vullen? In paragraaf 2 ben ik uitvoerig op deze kwestie ingegaan. In het digitale tijdperk valt bij geschreven gebaren ook te denken aan digitaal vastgelegde gebaren - met of zonder webcam - die via het Internet of de telefoon verzonden worden. En bij de sms-taal zien wij dat er steeds meer 'lettertekeningetjes' worden gebruikt. Ook letter c. "de instandhouding en ontwikkeling van banden, op de door dit Handvest bestreken terreinen, tussen groepen die een streektaal of taal van een minderheid gebruiken en andere groepen in de Staat die een taal spreken die in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt, alsmede de totstandkoming van culturele betrekkingen met andere groepen in de Staat die andere talen gebruiken;" is hier van belang. Als wij naar de Friese situatie kijken dan dient er een werkbare situatie te komen voor de twee minderheidstalen naast elkaar. Omdat 80% van de Friezen hun taal niet kan schrijven en het Friesgesprokene dus automatisch in het Nederlands opschrijft, zijn de Friese en de Nederlandse begrippen met hetzelfde 'gemak' naar de NGT te vertalen. De Overheid dient er volgens letter c. zorg voor te dragen dat de NGT-gebruikers niet met de rug naar de Friese taal blijven staan, maar juist worden geholpen aansluiting te vinden bij de Friestalige kant van maatschappij. Dat de NGT-groep veelal met de rug naar het Fries staat, is meer toe te schrijven aan de begeleiding dan aan de dove Friezen zelf. Het kleine aantal tolken 'Fries/Nederlands<>NGT dient snel te worden uitgebreid. Omdat de meeste Friezen tweetalig opgroeien, is binnen Fryslân de vijver voor op te leiden 'Fries/Nederlands<>NGT-tolken' ongeveer even groot als de vijver voor de potentiële 'Nederlands<>NGT-tolken', dus daar kan het niet aan liggen. Letter g."het verschaffen van voorzieningen om degenen die een streektaal of taal van een minderheid niet spreken en die wonen in het gebied waar deze wordt gebruikt, in staat te stellen deze taal te leren indien zij dit wensen;" heeft ook betrekking op het bovenstaande. Op basis van Deel II van het Handvest dient de regering te stimuleren dat Friezen gebaren leren en dat dove Friezen via gebaren een paar woorden Fries leren lezen. 20
AANBEVELING 2 LEG DE VERANTWOORDELIJKHEID VOOR HET 'FRIES/NEDERLANDS<>NGT-TOLKEN' VAST IN DE VOLGENDE BESTUURSAFSPRAAK FRIESE TAAL TUSSEN HET RIJK EN DE PROVINCIE FRYSLÂN.
Een in het oog springend deel van artikel 7 lid 2 is, "De aanneming van bijzondere maatregelen ten gunste van streektalen of talen van minderheden, gericht op de bevordering van gelijkheid tussen de gebruikers van deze talen en de overige bevolking, of waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met hun specifieke omstandigheden, wordt niet beschouwd als discriminerend optreden tegen de gebruikers van meer algemeen gebruikte talen." Positieve discriminatie uitsluitend bedoeld om de taalrechten van de verschillende groepen op een gelijk niveau te brengen, mag niet worden gezien als discriminatie. Deze bepaling is bedoeld om burgers die roepen dat de dominante taal niet mag worden gediscrimineerd - om zo de ontwikkelingsmogelijkheden van minderheidstalen te beknotten -, de pas af te snijden. Zeg maar "de wij zijn toch allemaal Nederlanders" roepers. Ook in Fryslân zijn er enkele inwoners die elke vooruitgang in de rechtspositie van het Fries op deze wijze proberen tegen te werken. Omdat zulke mensen zich bij zo'n situatie rond de NGT - vanwege de beperking van de doven - maatschappelijk in een kwaad daglicht zouden stellen, zal die strijd bij de NGT waarschijnlijk wel meevallen. Lid 5 gaat in op het toepassen van de leden 1 t/m 4 op niet-streekgebonden minderheidstalen. "Wat deze talen betreft, worden de aard en de reikwijdte van de ter uitvoering van dit Handvest te nemen maatregelen evenwel op soepele wijze bepaald, ..." Omdat het Handvest geen ondergrens voor het aantal sprekers van de talen hanteert, is het zo opgebouwd dat landen kunnen kiezen uit een zeer verfijnd menusysteem. Vaak is bij niet-streekgebonden talen het aantal sprekers relatief gezien zo klein, dat de letter met de meest eenvoudige bepaling van het menusysteem van Deel III niet of nauwelijks is toe te passen. Wat dan rest is aanmelding onder Deel II.
21
Deel III Dit deel bestaat uit een aantal menu's met veelal 4 mogelijkheden. Bekijkt u nu artikel 8 dan ziet u per letter een menu met steeds zwakkere bepalingen. (Vergelijkingstabel op de volgende pagina’s). Daardoor wordt het voor een land mogelijk een passende bepaling te zoeken en deze te onderschrijven. Als wij naar het dovenonderwijs kijken dan wordt er aan artikel 8 van Deel III voor de meeste letters aan het hoogste cijfer - de zwakste bepaling - voldaan, mits u voor het gebarenschrift Nederlands als schrijftaal invult. Vanuit de gebruikers van de NGT lijkt dat laatste voor de hand te liggen, maar ik denk dat het binnen de Raad van Europa op de nodige vragen zal stuiten. Immers het Handvest is ontworpen om minderheidstalen als taal - spreek- en schrijftaal - te beschermen en te stimuleren. Door nu klakkeloos voor het gebarenschrift de dominante schrijftaal in te vullen, wordt geen rechtgedaan aan de bedoelingen van het Handvest. Gespiegeld in een Nederlandse wet kan het dovenonderwijs wel aan artikel 8 voldoen. Kijken wij naar artikel 9 dan zien wij dat in de dagelijkse praktijk voor de NGT kan worden voldaan aan alle leden van dit artikel en bovendien aan de meeste letters en cijfers. Immers maatschappelijk wordt het als normaal ervaren dat de dove een tolk krijgt in de rechtbank en dat deze door de overheid wordt betaald. Voor de NGT als minderheidstaal lijkt het mij logisch om de kostenregeling van de tolk te spiegelen aan de wettelijke regelingen voor het Fries, tenzij de huidige regeling beter is natuurlijk. De meeste bepalingen van artikel 10 zijn met behulp van een tolk en Nederlands als schrijftaal uitvoerbaar. Daartoe dient de overheid wel lid 4 van artikel 10 toe te passen op de NGT. Dat lid gaat over de tolkdiensten en het leren van de minderheidstaal door ambtenaren. Omdat voor de NGT op veel punten Nederlands als schrijftaal is in te vullen lijkt het dat de NGT voldoet aan Deel III van het Handvest, maar waarschijnlijk zou u op vergelijkbare wijze het Romani voor kunnen dragen om onder Deel III van het Handvest te worden aangemeld. Immers ook de Roma's in Nederland gebruiken bijna nooit het Romani, maar in vele gevallen juist het Nederlands als schrijftaal. Als wij voor de met 'ja' ingevulde bepalingen het gebarenschrift zouden moeten invullen, vallen vele zo niet de meeste van deze bepalingen weg. De 53 bepalingen die bij de NGT met ja zijn te beantwoorden, worden alleen maar gehaald met het Nederlands als schrijftaal. Voor de Friese taal heeft de Nederlandse overheid 48 bepalingen van Deel III van het Handvest onderschreven. Daarbij gaat het over zowel bepalingen met betrekking tot de spreektaal als die betrekking hebben op het Fries als schrijftaal. Als u de onderstaande tabel bekijkt dan vindt u hierin een punt voor punt vergelijking van alle artikelen van Deel III van het Handvest met de dagelijkse praktijk bij de Nederlandse Gebarentaal.
22
GEBIED onderwijs
ARTIKEL 8
LID 1
LETTER
NGT
NED
DEEL III
getolkt
schrijftaal
ja / nee
a: iii + iv
ja
n.v.t.
ja
b
spec.ondw.
id.
ja
c
spec.ondw.
id.
ja
d
spec.ondw.
id.
ja
e: ii + iii
ja
ja
ja
f: ii + iii
ja
ja
ja
g
nee
nee
nee
h
ja
n.v.t
ja
i
nee
nee
nee
nee
nee
nee
a: ii
ja
ja
ja
a: iii
ja
ja
ja
a: iv
ja
ja
ja
b: ii
ja
ja
ja
b: iii
nee
ja
ja
c: ii
ja
ja
ja
c: iii
nee
ja
ja
d
?
ja
?
a
nee
ja
ja
b
nee
ja
ja
c
nee
ja
ja
nee
ja
ja
2 rechterlijke
9
1
autoriteiten
2
3 bestuurlijke
a: iv + v
ja
ja
ja
autoriteiten en
b
nee
ja
ja
openbare
c
nee
ja
ja
a
ja
nee
ja
b
ja
ja
ja
c
nee
ja
ja
d
nee
ja
ja
e
ja
ja
ja
f
ja
ja
ja
g
nee
nee
nee
a
nee
ja
ja
b
nee
ja
ja
c
ja
ja
ja
a
nee
n.v.t.
nee
b
nee
n.v.t.
nee
c
ja
n.v.t.
ja
nee
nee
nee
diensten
10
1
2
3
4
5
23
GEBIED
ARTIKEL
media
11
LID 1
LETTER
NGT
NED
DEEL III
getolkt
geschreven
ja / nee
a: iii
ja
ja
ja
b
nee
nee
nee
c: ii
ja
ja
ja
d
ja
ja
ja
e
n.v.t.
ja
ja
f: ii
nee
n.v.t.
nee
g
nee
ja
ja
ja
ja
ja
2 3 culturele activiteiten 12
1
en voorzieningen
nee
n.v.t.
nee
a
ja
ja
ja
b
nee
ja
ja
c
nee
ja
ja
d
nee
ja
ja
e
nee
ja
ja
f
nee
ja
ja
g
ja
ja
ja
h
ja
ja
ja
nee
n.v.t.
nee
2 3
n.v.t.
n.v.t
nee
a
ja
ja
ja
b
n.v.t.
n.v.t.
ja
c
n.v.t.
n.v.t.
ja
d
n.v.t.
n.v.t.
ja
a
n.v.t.
ja
ja
b
nee
n.v.t.
nee
c
ja
ja
ja
d
nee
ja
ja
e
nee
ja
ja
grensoverschrijdende 14
a
nee
nee
nee
uitwisselingen
b
nee
nee
nee
28 pos
44 pos
53 pos
economisch en
13
1
sociaal leven
2
totaal
Op de conclusie van de Commissie Nederlandse Gebaren om de NGT onder Deel III aan te melden, valt dan ook het nodige af te dingen. Natuurlijk valt er bij de Raad van Europa 24
te bepleiten de landstaal als schrijftaal - in andere landen zal hetzelfde spelen - te accepteren. Maar Europa dient dan voor talen als het Romani dezelfde benadering te kiezen en ik betwijfel of alle andere Europese landen hiervoor te porren zijn. Als Nederland de NGT aan Deel III zou spiegelen, wordt 'oneigenlijk' gebruik van het Handvest voorkomen en wordt het probleem binnen de Nederlandse wet opgelost. De Raad van Europa zou dan in de toekomst een handvest kunnen maken dat gespiegeld is aan het Europees Handvest voor de steektalen en talen van minderheden en waarin de gebarentalen de landstaal als schrijftaal mogen gebruiken.
AANBEVELING 3 DE RAAD VAN EUROPA DIENT VOOR GEBARENTALEN EEN AAN HET EUROPEES HANDVEST VOOR STREEKTALEN EN TALEN VAN MINDERHEDEN GESPIEGELD HANDVEST TE MAKEN, DAT DE LANDSTAAL ALS SCHRIJFTAAL TOESTAAT.
De bepalingen van artikel 11 hebben betrekking op de media. Voor zover de bepalingen betrekking hebben op de televisie en beelddragers als DVD's enz. kunnen veel bepalingen met ja worden beantwoord. In deze situatie gaat het dan ook om de NGT in de natuurlijke gebaren. Daar waar het niet mogelijk is om de bepalingen met ja te onderschrijven, ligt dat naar mijn idee vooral aan de grootte van de groep gtg'ers die men voor ogen heeft. Daarbij spelen de relatief hoge kosten een rol. Natuurlijk valt hier met lobbyen nog een en ander te bereiken. Omdat de bepalingen van artikel 12 betrekking hebben op de culturele activiteiten rondom de minderheidstaal, leveren deze bepalingen in ons land niet heel veel problemen op. Wel zijn wij in Nederland gewend om culturele activiteiten zoveel mogelijk buiten de overheid om te regelen. De maatschappelijke acceptatie van de NGT binnen Nederland neemt gestaag toe en het is in de eerste plaats aan de taal-/doelgroep om activiteiten te organiseren. Uiteraard dient de overheid te stimuleren dat er tussen taalgroepen van verschillende (minderheids)talen over en weer contacten ontstaan. Artikel 13 gaat met name over sociale en economische zaken. Bepalingen die ingaan op de voorlichting van consumenten enz. Deze bepalingen zijn door voor de schrijftaal Nederlands in te vullen over het algemeen met ja te onderschrijven. Dan ten slotte de twee leden van artikel 14. Deze gaan met name over grens overschrijdende contacten tussen groepen van gelijke of vergelijkbare minderheidstalen. De leden a en b die nu niet positief zijn te beantwoorden, zullen in de toekomst zeker geen problemen opleveren. Als we naar het Fries kijken, dan vinden we geen belemmeringen binnen Nederland aangaande dit soort contacten. Uit die contacten blijkt dat in er de Duitse Frieslanden na het inwerkingtreden van het Handvest juist meer ruimte en aandacht voor de Friese cultuur ontstaat. Zelfs over de kiesdrempel van 5% binnen de Duitse deelstaten wordt op basis van de verdragen voor minderheden nagedacht. De Deense minderheid valt al tientallen jaren niet onder de kiesdrempel en heeft daardoor 2 zetels in de ‘Schleswig-Holsteinische Landtag’ kunnen bemachtigen. 25
Natuurlijk kan het in andere Europese landen hier en daar wel wat ingewikkelder liggen. Bovendien zullen grensoverschrijdende contacten vooral uit de culturele clubs van de doven zelf moeten komen. Gelukkig behoort tegenwoordig door het tweetalige dovenonderwijs, het leren lezen van andere ta(a)l(en) tot de mogelijkheden. Het is te hopen dat de kinderen die nu doorstromen naar het voortgezet onderwijs het voortouw zullen nemen bij de onderlinge integratie van de Europese doven. In hoofdstuk V par. 3 kom ik met een pleidooi voor een ‘Europese Gebarentaal’ voor het voortgezet-, middelbaar- en hoger onderwijs.
26
H OOFDSTUK IV W ETTELIJK GEREGELD EN DAN … WELKE WETTELIJKE BEPALINGEN AFGELEID VAN DE JURIDISCHE STATUS VAN DE FRIESE TAAL, ZIJN VOOR DE NEDERLANDSE GEBARENTAAL TE VERWEZENLIJKEN?
De Nederlandse Gebarentaal (NGT) verdient een wettelijke regeling, maar hierbij moet de dovengemeenschap wel duidelijk voor ogen staan wat zij wil regelen. In paragraaf 1 wordt aan de doven de suggestie gedaan aangaande de NGT zelf een toekomstvisie te ontwikkelen. In paragraaf 2 wordt aandacht besteed aan een verzoekschrift van hoogleraren voor een wettelijke regeling van het Fries in het onderwijs en wat zoiets voor de NGT zou kunnen betekenen. In het vorige hoofdstuk kwam het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens al ter sprake. In paragraaf 3 wordt dat verdrag betrokken op het ‘gedogen’ van de NGT in de rechtbank. In dit verband worden ook het Nederlands met gebaren (NmG) met de Nederlandse Gebarentaal vergeleken. Een wettelijke regeling dient door de Nederlandse overheid te worden gehandhaafd. Doet onze overheid dat wel? Paragraaf 4 en 5 gaan in op de dagelijkse praktijk in Fryslân.
PARAGRAAF 1:
TOEKOMSTVISIE VOOR D E
NGT
Omdat ik bij dit onderzoek veel vrijheid heb gekregen, wil ik die hier graag gebruiken om een paar stappen terug te doen. Binnen dit onderzoek is het uitgangspunt dat de Nederlandse Gebarentaal een taal is. Bij het bestuderen van de NGT heb ik mij ervan laten overtuigen dat die NGT een minderheidstaal is. Maar daarmee is voor mij nog niet beantwoord hoe de doven zelf hun taal zien. Zien de doven hun taal als communicatiemiddel of als cultuurdrager. Bij het bestuderen van de NGT heb ik gezien dat de beide ideeën aanhangers kennen, maar ik heb nergens een duidelijke stellingname van de dovengemeenschap gevonden. Als wij naar het Fries kijken dan ziet maar een heel kleine groep Friezen hun taal als cultuurdrager en voor de anderen is het vooral een groepseigen communicatiemiddel. Hoe groter de taal wordt hoe meer het idee van cultuurdrager naar de achtergrond kan verdwijnen. Nu is het voor het debat over de toekomstvisie van de NGT vooral belangrijk hoe de doven een en ander zelf ervaren. Willen ze optimale communicatie met een zo groot mogelijke groep of vinden ze juist de eigenheid van de verschillende gebarentalen van belang. In hoofdstuk V hoop ik een idee aan te dragen, waarin die twee opvattingen kunnen samenvloeien, mits er maar voldoende zicht blijft op de praktische mogelijkheden.
De grote moeilijkheid bij het debat over de toekomst van de NGT is, dat de politiek en de maatschappij letterlijk een andere taal spreken dan de taal die de doven gebaren. Helaas worden de doven – met alle respect – veelal vertegenwoordigd door hulpverleners en gepassioneerde vrijwilligers. Maar deze twee groepen vertegenwoordigers lijken mij niet 27
degenen die de uiteindelijke beslissing moeten nemen of de NGT voor de doven zou moeten dienen als middel voor de communicatie of als cultuurdrager. Op het Internet vinden we over wat voor onderwerp dan ook een forum. Het lijkt mij wenselijk dat er op het Internet over dit onderwerp een NGT-forum komt. Ik bedoel hier letterlijk een forum waarin geen geschreven Nederlands maar juist NGT-gebaren worden gehanteerd. Technisch gezien is zoiets eenvoudig te realiseren. De dovengemeenschap kan daar in hun eerste taal over dit onderwerp discussiëren.
AANBEVELING 4 DE NEDERLANDSE DOVEN DIENEN ZELF EEN TOEKOMSTVISIE VOOR DE NGT TE ONTWIKKELEN. MAAK VOOR DE ONDERLINGE DISCUSSIE EEN NGT-FORUM WAAR UITSLUITEND IN GEBAREN WORDT GECOMMUNICEERD.
PARAGRAAF 2: S TEUN
UIT DE MAATSCHA PPIJ
Ongeveer zestig hoogleraren dienen in 1931 een verzoekschrift in voor een wettelijke regeling van het Fries in het onderwijs. Het verzoekschrift bleef zonder resultaat (Zondergeld 1987:165). Omdat in Den Haag over de Friezen en niet met ons werd gepraat en gedacht, is er in het Haagse altijd angst voor het streven naar autonomie en separatisme geweest. Binnen Friesland is de grootte van de groep die ging/gaat voor autonomie van beperkte omvang. Uiteraard heeft de grootte van die groep van tijd tot tijd gevarieerd binnen het totale spectrum van de Friese bewegers. Ik durf na bestudering dan ook te betwijfelen of er in de in hoofdstuk II beschreven periode ooit grond geweest is voor een reële angst met betrekking tot separatisme of autonomie. Ik denk dat de inzichten van Piter Jelles Troelstra (Mulder 2007: 27) prima weergeven hoe een meerderheid van de Friese bevolking tegenover het Friese streven stond en staat. Er is geen behoefte aan autonomie maar ‘ús taal is te goed om wei’ (onze taal hoeft niet bij de vuilnis). Waarschijnlijk moet eerst aan de Friezen het gebruik van hun taal worden verboden voordat ze op de barricaden klimmen. Met het ondertekenen van de twee Europese verdragen (hoofdstuk II pag. 11) heeft de Tweede Kamer ‘te kennen gegeven’ dat de etnische angst niet langer een rol speelt in het Haagse (Mulder 2007: 12-13).
Die beschreven angst speelt in het kader van de NGT geen enkele rol. Zelfs voor die groepen Nederlanders met het motto ‘wij zijn toch allemaal Nederlanders’ zou de NGT slechts een marginale bedreiging kunnen vormen. Het begrip marginaal heb ik hier met opzet gebruikt omdat relatief gezien de absolute grootte van de groep gebruikers van de NGT klein is. Ik verwacht dat een initiatief van een groep hoogleraren die met behulp van een verzoekschrift Nederland in de beklaagdenbank zet, zeker invloed op het politieke debat zal hebben. Dr. P. Hemminga pleitte tijdens het interview voor een openbare vergelijking 28
van de situatie in landen als Finland en Zweden met die in Nederland. Hij is er van overtuigd dat zoiets effect zal hebben op het verdere debat rond de officiële erkenning van de NGT. Een dergelijk verzoekschrift zou naar aanleiding van dit rapport opgesteld kunnen worden. De regering dient daarin te worden verzocht om de erkenning van de NGT minimaal te spiegelen aan delen van het Handvest. In Zweden en Finland doet men dat eigenlijk ook. Finland heeft de erkenning bovendien in de grondwet opgenomen. Omdat in Nederland het Nederlands en het Fries nooit in de grondwet zijn opgenomen, lijkt mij een verzoek tot het opnemen van de NGT in de grondwet een heilloze weg. Voor de promotie – draagvlakverbreding – bedient de Friese taal zich sinds kort van ambassadeurs; aansprekende figuren uit de mode en de sport. Het lijkt mij goed om voor de NGT zo’n boegbeeld te zoeken. Geen overrijpe bekende Nederlander die elke avond op de televisie verschijnt, maar iemand met Haagse en Europese ingangen. Ik denk daarbij niet in de eerste plaats aan iemand met een doof familielid, maar aan iemand met passie voor communicatie en taal. Het lijkt mij belangrijk dat zo iemand gesteund wordt door een paar mensen die kennis hebben van minderheidstalen. Zo’n ambassadeur zou zo een of twee keer per jaar de NGT in de schijnwerpers moeten zetten. U iteraard is dit rapport niet de plaats om namen te noemen.
AANBEVELING 5 DE NGT-GEBRUIKERS ZOUDEN MOETEN ZOEKEN NAAR EEN BOEGBEELD, EEN AMBASSADEUR DIE BINNEN NEDERLAND EN IN EUROPA HUN TAAL VOOR HET VOETLICHT BRENGT.
29
PARAGRAAF 3: G EEN
TAALSYSTEEM
In het vorige hoofdstuk kwam het EVRM al aan de orde. Zolang de Nederlandse overheid de NGT niet officieel heeft erkend, zal de regering het toestaan (gedogen) van de NGT in haar rechtbanken bij wet moeten regelen. Wij hebben het immers niet over een taalsysteem zoals typen, morse, braille enz. Bij zo’n systeem bestaat er meestal maar één interpretatie van het aangebodene. Het Nederlands met Gebaren (NmG) is zo’n taalsysteem. Hierbij wordt de grammatica van de Nederlandse taal gevolgd en gaan de woorden vergezeld van vaste gebaren. Maar bij de NGT, een taal met een eigen grammatica, hebben wij te maken met synoniemen en homoniemen. Veel gebaren leveren een vaste vertaling op, maar die homoniemen vragen om de interpretatie van een tolk. En de gebarentalen kennen veel ‘homoniemen’. Waar een taalsysteem leidt tot een min of meer letterlijke vertaling, vragen homonieme gebaren van een gebarentaal om interpretatie.
Bij justitieel onderzoek gaat het om het ‘woordelijk’ vertalen van wat iemand heeft gezien of gedaan. Bij het tolken van gebarentalen van buiten Nederland zou de regering zich kunnen beroepen op of verschuilen achter de erkenning door de betreffende landen, maar het wel of niet erkennen van de NGT is de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid. De redenering als zouden de gebaren uitsluitend tot hulpmiddel voor de lichamelijke beperking dienen, lijkt mij inzake de rechtbank voor het taalsysteem Nederlands met Gebaren (NmG) wel maar voor de NGT niet houdbaar.
AANBEVELING 6 ONDERZOEK MET EEN PROEFPROCES OF DE OVERHEID ZONDER WETTELIJKE REGELING DE NGT WEL IN DE RECHTBANK KAN LATEN TOLKEN.
PARAGRAAF 4: D E
OVERHEID EN DE HAN DHAVING
Voor de Friese taal in het onderwijs zijn er de nodige zaken wettelijk geregeld, maar de handhaving door de overheid is matig tot slecht. Gelukkig zien wij de laatste jaren een kentering wat het handhaven betreft, maar de Nederlandse overheid is en blijft laks waar het de naleving van de wetten voor het Fries in het onderwijs betreft. Omdat ik pragmatisch ben opgevoed – geleerd heb om tussen de regels door te lezen – wil ik hier toch wel pleiten voor het inbedden van de NGT in de wet. U dient er alleen niet te snel te grote verwachtingen van te hebben. Maar door de Europese integratie is het mogelijk om geschillen aan de Europese instanties te melden of voor te leggen, om zo de Nederlandse overheid te dwingen de eigen afspraken na te komen. Zo wordt er in Fryslân op een aantal – nogal veel – basisscholen slecht of geen Fries gegeven. Doordat de Friese taal wettelijk geregeld werd voor de basisvorming in het voortgezet onderwijs, werd het aan de onderwijsinspectie in één oogopslag duidelijk welke 30
basisschool wel en welke niet aan de minimale eisen omtrent het Fries voldoet. Dus deze wettelijke regeling heeft effect, al is het maar indirect en op het voortraject.
Sommige wettelijke regelingen zijn te mooi om waar te zijn; dat zijn ze dan ook niet! Als de regelingen door de taalgebruikers niet eenvoudig aan de rechter zijn voor te leggen, kunt u eigenlijk vaststellen dat u maar moet vertrouwen op de handhaving door de overheid. Het lijkt mij dan ook zinvol om voor wetgeving voor de NGT aan te sluiten bij de reeds bestaande maatschappelijke acceptatie en te proberen daar nog 10 – 20 procent ruimte bij te sprokkelen.
AANBEVELING 7 LEG DE REEDS BESTAANDE MAATSCHAPPELIJK ACCEPTATIE VAN DE NEDERLANDSE GEBARENTAAL VAST IN EEN WETTELIJKE REGELING OM DAARMEE IN JURIDISCHE ZIN DE NGT TE ERKENNEN.
31
PARAGRAAF 5: H ET H ANDVEST
KENT OOK PLI CHTEN ...
Door de jaren heeft mijn persoonlijke beperking mij geleerd dat het een illusie is te verwachten dat de maatschappij zich aan mijn beperking zal aanpassen. Hetzelfde geldt voor dominante talen of het nu om Engels, Nederlands of soms zelfs Fries gaat. De taalgemeenschap past zich niet aan aan de persoon, maar de persoon moet in staat worden gesteld om aan de taal deel te nemen. Onder de mensen die met het Fries hun brood verdienen, zie je de neiging om met hun taalgebruik zo dicht mogelijk naar het Nederlands te kruipen. Dat zou de communicatie verbeteren. Ja, in het leerproces is het uiteraard wenselijk, maar in de boze Friese buitenwereld helpt zo'n tijdelijke oplossing de nieuwkomer niet echt. En als het structureel wordt toegepast, staat het zelfs haaks op de bedoelingen van het Handvest. Je kunt noch het Russisch noch het Fries op het Nederlands laten lijken. Een taal leren vraagt nu eenmaal inspanning van de nieuwkomers. In een tijdschrift van de Duitse spoorwegen las ik een vraaggesprek met een Duitse ondernemer van Turkse komaf. De ondernemer werd zo aangehaald: "Ik schrijf elke dag twee voor mij onbekende woorden in mijn agenda en 's avonds pak ik het woordenboek". Integreren is misschien wel regelmatig het woordenboek hanteren... Nu naar de Friese situatie. Als de programma's van Omrop Fryslân voor de ongeveer 200 doven en de mogelijk 60.000 slechthorenden in Fryslân in het Nederlands worden ondertiteld, dan lijkt dat op integratie van deze groepen in de Friese maatschappij. Ik ben echter van mening en ik voel mij daarin gesteund door de benadering van het Handvest, dat het hier gaat om symptoombestrijding. Een tijdelijke oplossing die slechts tijdelijk kan werken. Door voor 200 doven een drempel weg te halen, wordt een onnodige inbreuk gepleegd op het tweetalige taalsysteem van de 60.000 slechthorenden. Hun enige directe beleving van de Friese spreektaal wordt vernederlandst. Het is van tweeën één, of de NGT is een taal die de mogelijkheid biedt om op z'n minst een andere taal te leren lezen of het is een beperkt hulpmiddel. In dat laatste geval zal ook ik pleiten voor een Nederlandstalige ondertiteling op Omrop Fryslân. Maar in het eerste geval - dit rapport gaat over de erkenning van de Nederlandse Gebarentaal - verlangt het Handvest dat de weg van de integratie van die 200 doven wordt bewandeld. Zij dienen - in de geest van het Handvest - in staat te worden gesteld om eenvoudige Friese teksten te leren lezen. Zij werden daarin voorafgegaan door generaties Friezen, die bij gebrek aan goed onderwijs, zich die taal zelf eigen hebben gemaakt. Het Nederlands Gebarencentrum en de AFUK hebben voldoende kennis in huis om het lezen van Friestalige teksten met digitale gebaren te ondersteunen. Het is nu al mogelijk de internetpagina van Omrop Fryslân zo in te stellen dat met een muisklik Nederlandse vertalingsuggesties worden gegeven. Het Handvest ademt de sfeer van het oplossen van problemen tussen de verschillende taalgroepen. Als de overheid eenmalig investeert in een cursus, lost dat binnen Fryslân een structureel probleem op voor zowel doven als slechthorenden. Op het totale kostenplaatje voor de Friese taal vallen die kosten te verwaarlozen. Als een paar van die 60.000 slechthorenden een beroep op het Handvest 32
zouden doen, dan heeft de nu gekozen oplossing van uitsluitend Nederlandstalige ondertiteling zijn langste tijd gehad.
Het Handvest biedt niet alleen rechten, maar kent ook plichten...
AANBEVELING 8 DE AFUK DIENT IN SAMENWERKING MET HET NEDERLANDS GEBARENCENTRUM EEN CURSUS NGT/FRIESLEZEN AAN TE BIEDEN.
33
H OOFDSTUK V IS DOOR HET SAMENWERKEN VAN DE EUROPESE GEBARENTALEN DE JURIDISCHE STATUS VAN DE GEBARENTA(A)L(EN) TE VERBETEREN?
In het begin van dit hoofdstuk zal ik proberen u een indruk te geven over het aantal gebruikers van de gebarentalen (gtg’ers) van verschillende Europese landen. Ik geef hier ook een concreet voorbeeld van het samenwerken bij minderheidstalen. In paragraaf 2 ga ik in op de invloed van de instituten voor doven op de gebarentalen. Wordt door de Raad van Europa voor standaardisatie gepleit, hier wordt gekeken naar de mogelijkheid van harmonisatie. In paragraaf 3 vindt u mijn pleidooi voor één Europese gebarentaal, maar dan wel naast de landelijke gebarentalen. Deze gedachte wordt verder uitgewerkt in een Europees televisiekanaal voor doven in paragraaf 4 en EGT-teleleren in paragraaf 5. De positie van de NGT vergelijken met die van de Friese taal zonder naar de schoolsituatie in Fryslân te kijken is volstrekt onlogisch. Daarom heb ik in paragraaf 6 onder het kopje “Trijetalige skoalle met gebaren” mijn idee omtrent basisscholen met NGT-gebaren uitgewerkt. Het is bedoeld voor de Friese situatie en die van andere minderheidstalen.
PARAGRAAF 1: A ANTALLEN
GEBARENTAALGEBRUIKERS
Bij het vergelijken van de status van de Nederlandse Gebarentaal (NGT) met die van de Friese taal heb ik uiteraard ook gekeken naar de aantallen gebarentaalgebruikers (gtg’ers) van de gebarentalen in de ons omringende landen. Met gtg’ers bedoel ik het aantal doven die aangewezen zijn op een gebarentaal, vermeerderd met het aantal nietdove gebruikers van die gebarentaal. Voor ongeveer de helft van de Europese landen zijn er aantallen gtg’ers te vinden. Bij het zoeken naar aantallen werd duidelijk dat zelfs in de grotere landen van de Europese Unie het absolute aantal gtg’ers kleiner is dan 200.000 inwoners. De Friese taal behoort met ca. 650.000 sprekers qua grootte tot het middensegment van de minderheidstalen binnen Europa (dr.P. Hemminga). Als wij deze vergelijking betrekken op de Europese gebarentalen en hun gebruikers, dan zien wij dat de gebarentalen kleine tot zeer kleine minderheidstalen zijn. Samenwerken : De kleine aantallen gtg’ers moeten naar mijn idee – net als bij de gesproken minderheidstalen – leiden tot samenwerken. Een voorbeeld daarvan bij de Friese taal is het samenwerken van de Algemiene Fryske Underrjocht Kommisje (AFUK hoofdstuk II par. 1) met uitgevers in andere minderheidstalen bij het uitgeven van kinderboeken. De AFUK laat zien dat hoewel de doelgroep – de Friestalige kinderen – beperkt is, door het samenwerken met instellingen die werken voor minderheidstalen elders de rechten van kinderboeken makkelijker te verwerven zijn. 34
De AFUK geeft meerdere kinderboeken per jaar uit, door daar vanuit de organisaties voor doven bij aan te haken moet het mogelijk zijn om per jaar één of twee titels in gebarenschrift uit te brengen. De doelgroep – leerlingen van de basisschool – is voor de Friese taal vele malen groter, maar door aan te haken met een sublicentie zou het mogelijk moeten zijn.
AANBEVELING 9 ORGANISATIES VOOR DOVEN DIENEN VOOR HET UITGEVEN VAN KINDERBOEKEN – IN GEBARENSCHRIFT – SAMENWERKING TE ZOEKEN MET UITGEVERS VAN KINDERBOEKEN IN GESPROKEN MINDERHEIDSTALEN.
PARAGRAAF 2: I NVLOED
VAN DE DOVENI NSTITU TEN OP DE
GEBARENTAAL
de
Het ontstaan van de eerste doveninstituten in de 18 eeuw heeft er toe geleid dat de reeds gebruikte gebaren werden (op)getekend en dat men de grammatica’s zichtbaar kon maken. Regionale verschillen binnen een landelijke gebarentaal laten zich vaak relateren aan de invloed van de afzonderlijke instituten, ‘Groningen’ gebaart anders dan ‘Rotterdam’ enz. Ik heb gezocht naar familiebanden tussen de gebarentalen. Wat hierbij direct opvalt is dat veel van die familiebanden terug te voeren zijn op de uitwisseling tussen de genoemde instituten. Zo is de oorsprong van de NGT te vinden in het lexicon van de Franse de Gebarentaal, zoals die in de 18 eeuw werd opgetekend. Opvallende familiebanden worden gevonden tussen de gebarentalen van Israël en Duitsland. Ze worden toegeschreven aan het vertrek van Duitse joden in 1932 naar Palestina. De oorsprong van de Finse gebarentaal ligt in die van Zweden. Op Madagaskar duikt ‘zomaar’ de Noorse gebarentaal op. Gebarentalen laten zich niet op één brontaal terug voeren. Nu de onderdrukking van de gebarentalen – ontstaan na de conferentie van Milaan in 1880 – is losgelaten, zien wij in de laatste decennia in veel landen de behoefte om de ‘landelijke’ gebarentaal extra te profileren. Dat mechanisme is bij (minderheids)talen bekend. Anno 2000 zien wij dat binnen België zelfs de culturele gemeenschap die bij de gebarentaal hoort, gespleten wordt langs de Vlaams-Waalse scheidslijn. Datzelfde ontvlechten vindt u in de Oost-Europese landen waar eerder de Russische gebarentaal werd gebruikt. Deze twee ontwikkelingen wringen met het idee dat een gebarentaal in tegenstelling tot een gebarensysteem losstaat van de gesproken staatstaal. Het doet vermoeden dat de taalgrens van een gesproken taal van invloed is op de taalgrens van de gebarentaal. Lokale doveninstituten werden vaak opgezet door horenden die veelal gewend waren aan een ééntalige situatie, omdat in veel minderheidstalen geen onderwijs werd gegeven. Bovendien is de Europese gedachte nog jong.
35
Een goed voorbeeld van hoe zoiets in het dagelijkse leven van de dove ingrijpt, is de situatie in Fryslân. Als we de taligheid van de doven binnen Fryslân onder de loep nemen dan vinden we over het algemeen tweetaligheid, NGT en Nederlands. Maar de doven in Fryslân leven in een omgeving die door de meerderheidspositie van het Fries – binnen de provincie – om drietaligheid vraagt. De doven komen hier uit Friestalige families. De bestuurders binnen het dovenonderwijs hadden het geluk dat slechts 15 procent van de Friezen hun taal (voldoende) kon schrijven, anders hadden de doven in Fryslân nog veel meer moeten missen. Een taalsituatie binnen een gezin laat zich veranderen, maar de taalsituatie binnen een familie laat zich al veel moeilijker aanpassen. Door de tweetalige aanpak – NGT en Nederlands – van het Groningse instituut wordt het de doven in Fryslân bijna onmogelijk gemaakt deel te nemen aan de eigen Friese taal en cultuur. Hierdoor gaat veel meer dan strikt noodzakelijk aan de Friese doven voorbij. Wij hebben het bij doven over de beperking van het horen en niet over het niveau van het kunnen leren. Zoiets is het directe gevolg van de fysieke plaats van het instituut, Groningen, gesitueerd in een provincie met een ééntalige Nederlandse taalsituatie. De lappendeken van gebarentalen die over Europa ligt, komt op mij over als een aaneenschakeling van taalrijkjes. Bij de eerdere voorbeelden van België en de Oost-Europese landen dreigt de charme van die koninkrijkjes te verschuiven naar een puur staatsnationalisme. Ik denk dat voorvechters van de eigen gebarentaal in de landen met slechts 5 – 20 duizend gtg’ers, er beter aan zouden doen hun koninkrijkjes open te breken en hun blik naar de (Europese) toekomst te richten. De Friese minderheidstaal met een aantal gebruikers dat ca. 30 keer zo groot is, heeft al grote moeite met overleven. Kleinere gebarentalen zullen naar mijn idee blijvend voor hun bestaan moeten knokken en bij gebarentalen zullen nu eenmaal anderen de bekende vuist moeten maken. Bij de NGT hebben we het over een aantal gtg’ers van ver onder het aantal inwoners van Sneek (33.000) en die gtg’ers wonen verspreid over héél Nederland. Bovendien is er gelukkig sprake van minime natuurlijke aanwas, van ouder op kind. De aanwas ontstaat vooral door mutatie met dus steeds nieuwe beginsituaties. Die mensen in voor hen compleet nieuwe beginsituaties, hebben hun handen vol aan het aanleren van de gebaren. Slechts enkelen zullen tijd over hebben om voor de NGT op de barricaden te gaan. Vanzelfsprekend is er na de onderdrukking van de gebarentalen, van 1880 tot ca. 1970, behoefte aan een eigen gebarentaal. Het pleidooi van Europa voor standaardisatie van de Europese gebarentalen kwam op het verkeerde moment. Bovendien staat zo’n pleidooi haaks op de Europese manier van omgaan met talen, maar het is te kort door de bocht om aan de praktische kant voorbij te gaan. Een taal is zo verbonden met emotie dat voorvechters de neiging hebben de pragmatische kant te laten liggen. Bij het vrijwilligerswerk binnen de Friese Beweging heb ik geleerd dat je je ook blind kunt staren op de bestaande taalsituatie. Waarschijnlijk valt door samenwerken met de andere Europese minderheidstalen – in dit geval gebarentalen – en de eigen en de gezamenlijke positie te verbeteren.
36
AANBEVELING 10 DE INSTITUTEN VAN DE EUROPESE GEBARENTALEN ZOUDEN VERSCHILLEN TUSSEN GEBARENTALEN DIE ZIJN ONTSTAAN DOOR DE LANDELIJKE GROEPSBINDING EN DE VERSCHILLEN DIE ZIJN ONTSTAAN DOOR HET BENADRUKKEN VAN DE LANDSGRENZEN ZICHTBAAR MOETEN MAKEN.
AANBEVELING 11 LAAT DE RAAD VAN EUROPA ÉÉN GEZAMENLIJK LEXICOGRAFISCH INSTITUUT VOOR DE EUROPESE GEBARENTALEN OPZETTEN, OM VAN DAARUIT DE HARMONISATIE VAN DE GEBARENTALEN OPGANG TE BRENGEN.
PARAGRAAF 3: E UROPESE G EBARENTAAL (EGT) Eén gebarentaal voor Europa lijkt een utopie. Bovendien is het na de onmenselijke onderdrukking van de gebarentalen vanaf de conferentie van Milaan de verkeerde boodschap op het verkeerde moment. De gedachte aan standaardisatie staat ook haaks op alles waar Europa voor staat. Dat houdt echter niet in dat er naast een ‘landelijke’ gebarentaal niet een Europese gebarentaal zou kunnen functioneren. In het Europa van de kleinere gesproken talen vinden we het heel gewoon om in voorkomende gevallen via de grotere talen met elkaar te communiceren. Ook dove jongeren met een niveau van voortgezet onderwijs en hoger, zijn in staat naast een NGT een EGT internationale gebarentaal – te leren. Zij zijn immers gewend aan het leren van gebaren. Met de komst van de internationale gebaren, in 1951, heeft de standaardisatie al voor een deel plaatsgevonden. Het deel wat toen buiten beschouwing werd gelaten is de internationale grammatica. Hier ligt dan ook een taak voor Europa. Ontwikkel een eenvoudige Europese grammatica. Hierdoor ontstaat een soort ‘Europese’ gebarentaal. Op pagina 73 van haar Rapport(1) pleit de Commissie Nederlandse Gebarentaal voor het oprichten van een lexicografisch instituut voor de NGT. De commissie heeft het over internationale samenwerking, maar kijkt daarbij nogal naar binnen. Niet doen! Het is te gek voor woorden dat gebaren die letterlijk voorhanden zijn door de NGT niet kunnen worden overgenomen. Als Russen, Duitsers en andere Europeanen gebaren hebben voor hun topografie, is het van de gekke om hier voor het voortgezet onderwijs daarvoor nieuwe NGT-gebaren te ontwikkelen. Wij worden immers niet met niet in elkaar passende klankbeelden geconfronteerd, maar met gebaren die van nature te integreren zijn. Een Russisch woord past moeilijker in een zin in het Nederlands dan een Russisch gebaar in een zin in de Nederlandse Gebarentaal zal passen. Natuurlijk zullen er wel ‘vertalingen’ afvallen, omdat die gebaren in de NGT niet ethisch kunnen zijn. Samen met een taalkundige heb ik als bèta de afgelopen tien jaar gewerkt aan een lijst met Engels-Friese computerbegrippen. Uiteraard hebben wij daarbij gezocht naar het beeld wat het Engelse woord oproept. Dat beeld is door ons vergeleken met de beelden die de ons omringende talen gebruiken. De ‘beste’ beelden hebben wij naar het Fries vertaald. Nu staat het gebaar vaak dichter bij het beeld wat overgebracht dient te worden, dan een gesproken woord. Logischerwijs zullen er ook voor één beeld een aantal 37
gebaren kunnen ontstaan. Maar daar waar gesproken talen klankbeelden hebben die niet of moeilijk in elkaar zijn te passen, kunnen gebaren eenvoudiger in een andere gebarentaal worden opgenomen. Het is onlogisch – uitsluitend omdat er een NGT moet worden ontwikkeld – het betere gebaar uit een andere gebarentaal in te ruilen voor een NGT-gebaar wat nieuw of van een mindere kwaliteit is. In aanbeveling 11 heb ik gepleit voor een gezamenlijk lexicografisch instituut van de Raad voor Europa. In een tijd van videovergaderen en Internet hoeven de landelijke onderafdelingen niet op één plaats in Europa te zitten, maar als we daarmee zouden voorkomen dat de afdelingen te veel op het eigen land zijn gericht dan zou ik er zeker voor pleiten. Voor het verkleinen van de kloof tussen internationale gebaren in het algemeen en de eigen gebarentaal in het bijzonder, lijkt het mij wenselijk om uit de gebarentalen van Europa steeds de ‘betere’ gebaren in de EGT op te nemen. Zo’n geharmoniseerde EGT zou de instructietaal voor het voortgezet, middelbaar en hoger onderwijs moeten worden, dan worden alle onderwijsinstellingen in Europa voor dove jongeren in één keer toegankelijk. Zij hoeven geen gesproken buitenlandse talen te leren lézen om de lesstof aan een Bulgaarse, Duitse of Italiaanse universiteit te kunnen volgen. Eén Bulgaarse EGT-tolk kan via het Internet voor héél Europa tolken. Vanzelfsprekend zal een EGT invloed uitoefenen op de landelijke gebarentalen, dat verschijnsel van taalbeïnvloeding vinden we ook bij de gesproken talen. Maar het staat aan eenieder vrij of en hoeveel ‘Europese’ gebaren hij in zijn omgeving wil gebruiken. De NGT voor de basisschool, vereniging en thuis en de EGT in het voortgezet-, middelbaar- en hoger onderwijs. Daarmee wordt het aantal gtg’ers van minieme landelijke aantallen vergroot naar de maximale Europese omvang. De ontwikkeling van beter lesmateriaal en goede ‘digitale’ tolksystemen kan dan uit Europese fondsen worden gestimuleerd. De landelijke overheden rest het investeren in het versterken en het behouden van de eigen gebarentalen.
AANBEVELING 12 DE RAAD VAN EUROPA DIENT MET GEBRUIKMAKING VAN DE GEBAREN UIT DE EUROPESE GEBARENTALEN ÉÉN EUROPESE GEBARENTAAL (EGT) TE ONTWIKKELEN.
AANBEVELING 13 HET GEBRUIK VAN ÉÉN EGT ALS INSTRUCTIETAAL VOOR HET VOORTGEZET-, MIDDELBAAR- EN HOGER ONDERWIJS DIENT EEN BELEIDSONDERDEEL VAN DE EUROPESE UNIE TE WORDEN.
AANBEVELING 14 HET ONTWIKKELEN VAN LEERMIDDELEN IN ÉÉN EGT VOOR HET ONDERWIJS AAN DOVEN OP DE VOORTGEZETTE, MIDDELBARE EN HOGERE SCHOLEN DIENT EEN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE EUROPESE UNIE TE WORDEN.
38
PARAGRAAF 4: EGT-TELEVISIEKANAAL Door binnen Europa in het voortgezet onderwijs met één EGT te werken liggen er ook mogelijkheden voor een Europees televisiekanaal speciaal gericht op gebarentaalgebruikers. Eén kanaal dat net als de regionale kanalen verplicht binnen elk basispakket aangeboden dient te worden. Door een speciaal EGT-kanaal wordt het ook mogelijk om op vaste tijdstippen programma’s in de landelijke gebarentalen aan te bieden. In het Friese zien wij dat het maken van een dagelijks informatief programma van anderhalf uur in het Fries een hele opgave is. Dus voor een dagelijks informatief programma in de NGT is anderhalf uur waarschijnlijk meer dan genoeg. Is dit niet in strijd met de integratie van doven in de maatschappij? Ik verwacht dat de ontwikkelingen die ontstaan rondom zo’n EGT-kanaal drempelverlagend werken op tal van gebieden. Als we na dik tien jaar Friestalige televisie zien hoeveel zelfstandige televisiebedrijfjes er rondom Omrop Fryslân zijn ontstaan, moet ook zo’n EGT-initiatief een geweldige ‘boost’ geven. Het maakt bij het maken van programma’s nogal uit of de makers gelijk rekening houden met gebaren of niet. En we zien dat programma’s en items van de regionale zenders doordringen naar de landelijke netten. Zoals gezegd zijn er rondom Omrop Fryslân de nodige bedrijfjes ontstaan die voor een deel voor de Omrop en voor een deel voor derden werken. Als er zulke bedrijfjes om het EGT-kanaal heen ontstaan, zullen die streven naar het werken met gebaren. Ze hebben de kennis in huis om landelijke gebarentalen te bedienen. Te denken valt aan een stroom van DVD’s ondersteund met gebaren, maar ook aan teleleren in welke gebarentaal dan ook. In hoofdstuk IV par. 1 kwam het idee van een internetforum in gebaren al aan de orde.
PARAGRAAF 5: EGT-TELELEREN Het is duur om lesmateriaal voor een minderheidstaal te ontwikkelen. Dat zal voor het ontwikkelen van lesmateriaal voor landelijke gebarentalen niet anders zijn. De meeste landelijke gebarentalen zijn immers uiterst kleine minderheidstalen. Door materiaal te ontwikkelen met een gebarenpostzegel – tolk via een apart beeldje – kan er eenvoudig tussen gebarentalen worden gewisseld en wordt het aanbod voor de landen in Europa vele malen groter. Fundamenteel hierbij is dat het materiaal speciaal voor de doelgroep wordt gemaakt. Bij de makers van het materiaal moet die doelgroep tijdens het hele proces op hun netvlies staan. Bij Omrop Fryslân wordt regelmatig materiaal, dat gemaakt is voor het onderwijs, als informatieprogramma uitgezonden. Een goed lesprogramma kan veel materiaal voor een info-programma opleveren.
PARAGRAAF 6: ‘T RIJETALIGE
SKOALLE ’ MET GEBAREN
Een rapport schrijven waarin de Friese taalsituatie zo uitgeplozen wordt als hier het geval is zonder de huidige Friese schoolsituatie onder de loep te nemen, lijkt mij niet logisch. In Fryslân zien wij de ontwikkeling naar een ‘trijetalige skoalle’, een drietalige basisschool. Het schooltype werd in Fryslân mede vormgegeven door de veel te vroeg 39
overleden dr. J. Ytsma van de Fryske Akademy. De instructietalen worden bij deze vorm van onderwijs aan vaste dagdelen gekoppeld. In groep 1 t/m 6 wordt op vaste dagdelen of het Nederlands of het Fries als instructietaal gebruikt. In de groepen 7 en 8 komt hier gedurende 2 dagdelen het Engels bij. Uiteraard is de instructietaal ook de taal die van de leerlingen terug wordt verwacht. Omdat ouders voor hun dove en slechthorende kinderen graag een normale schoolsituatie hebben, zou het volgende onderzocht kunnen worden. Binnen Fryslân wordt er op drietalige scholen optimaal aandacht aan de taalontwikkeling besteed. Het dove of slechthorende kind zal hier een uitermate gestructureerde taalomgeving vinden. Kies zes zeer kleine drietalige basisscholen die optimaal verspreid liggen over Fryslân. School op deze zes scholen het onderwijzend personeel in NGT en/of NmG. Stel de scholen hebben drie dagdelen Fries als instructietaal, dan kunnen op twee van die drie dagdelen de dove en slechthorende kinderen speciale begeleiding krijgen. Tijdens het andere dagdeel Fries kan, afhankelijk van het niveau van het dove of slechthorende kind, een beetje Fries(lezen) worden aangeboden. Genoeg om enkele Friese woorden in de sportkrant op te kunnen pikken. Op deze wijze worden dove en slechthorende kinderen in Fryslân niet langer naast maar in de tweetalige – Fries en Nederlands – maatschappij gezet. En de zeer kleine basisschool krijgt een extra instroom van leerlingen, waardoor het voortbestaan van de school wordt gewaarborgd. Het zal duidelijk zijn dat doordat de lessen veelal vergezeld gaan van gebaren, de kinderen zonder gehoorbeperking spelenderwijs gebaren leren. Bijna als vanzelf zullen de kinderen voor overeenkomstige begrippen in het Nederlands en het Fries, dezelfde gebaren gebruiken. Hiermee wordt dus ook de meertaligheid van de horende kinderen extra ontwikkeld. Een en ander moet – ook al is het niet op het ideale niveau van het eigen dorp – tot ruimere integratie van doven en slechthorenden leiden.
AANBEVELING 15 LAAT DE FRYSKE AKADEMY ONDERZOEKEN OF EEN AANTAL KLEINERE ‘TRIJETALIGE SKOALLEN’ VOOR DOVE EN SLECHTHORENDE KINDEREN TOT REGIONALE BASISSCHOLEN KUNNEN WORDEN AANGEPAST.
40
C ONCLUSIES : Uit de vergelijking van de dagelijkse praktijk bij de Nederlandse Gebarentaal met de artikelen van het "Europees Handvest voor streektalen en talen van minderheden" komt de mogelijkheid tot het aanmelden van de Nederlandse Gebarentaal onder Deel II van het Handvest. De aanmelding onder Deel III van het Handvest is ingewikkelder. Het Handvest gaat uit van zowel een gesproken als van een schriftelijke vorm van een minderheidstaal. Als voor de Nederlandse Gebarentaal zou worden gelezen de Nederlandse taal als schrijftaal, dan kunnen er problemen bij of met andere ondertekenaars ontstaan. Het Handvest wordt zo voor de Nederlandse Gebarentaal anders uitgelegd dan voor de andere minderheidstalen. Bovendien ontstaat zo een rem op de ontwikkeling van een gebarenschrift. Die staat haaks op de doelstellingen van het Handvest. De voor de Nederlandse Gebarentaal belangrijke artikelen van Deel III van het Handvest laten zich in een Nederlandse wet spiegelen. Om de bestaande 'gedoogsituatie' van het gebruik van de Nederlandse Gebarentaal in de rechtbanken wettelijk te regelen, dient de Nederlandse overheid deze taal officieel te erkennen.
41
KONKLÚZJES : It ferlykjen fan de deistige praktyk by de Nederlânske gebeartetaal mei de artikels fan it "Europeesk Hânfêst foar streektalen en talen fan minderheden" jout de mooglikheid om de Nederlânske gebeartetaal oan te melden ûnder Diel II fan it Hânfêst. It oanmelden ûnder Diel III fan it Hânfêst is dreger. It Hânfêst giet út fan in sprutsen en in skreaune foarm fan in minderheidstaal. As foar de Nederlânske gebeartetaal lêzen wurde soe de Nederlânske taal as skriuwtaal, dan kinne der problemen ûntstean by of mei oare ûndertekeners. Sa wurdt it Hânfêst foar de Nederlânske gebeartetaal oars útlein as foar de oare minderheidstalen. Boppedat ûntstiet der sa in rem op it ûntwikkeljen fan in gebearteskrift. Dy stiet heaks op de doelstellings fan it Hânfêst. De foar de Nederlânske gebeartetaal wichtige artikels fan Diel III fan it Hânfêst litte har yn in Nederlânske wet spegelje. Om de besteande 'gedoochsituaasje' fan it brûken fan de Nederlânske gebeartetaal yn de rjochtbanken wetlik te regeljen, moat de Nederlânske oerheid dy taal offisjeel erkenne.
42
L ITERATUUR 1.
Méér dan een gebaar. Rapport van de Commissie Nederlandse Gebarentaal.
2.
Mulder, B., De miskende taaiheid fan it Frysk, Friese Pers Boekerij 2007.
3.
Velden, B.D. van der, 'Waar gaan wij heen met het Fries?', Het gebruik van de Friese Taal in het juridische en in het bestuurlijke verkeer in de laatste twee eeuwen, Wolf Legal Publischers 2004.
4.
Europees Handvest voor streektalen en talen van minderheden. Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederland, jaargang 1993 nr. 199.
43
B IJLAGEN
1.
Europees Handvest voor streektalen of talen van minderheden, tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Jaargang 1993 Nr. 199
2.
WEB-adressen
44
Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1993 Nr. 199 Europees Handvest voor streektalen of talen van minderheden Preambule De Lidstaten van de Raad van Europa die dit Handvest hebben ondertekend, Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere een-heid tussen zijn leden, vooral met het oog op het behoeden en verwezenlijken van de idealen en beginselen die hun gemeenschappelijk erfdeel vormen; Overwegende dat de bescherming van de historische streektalen of talen van minderheden in Europa, waarvan sommige geheel dreigen te verdwijnen bijdraagt aan de instandhouding en ont-wikkeling van de culturele rijkdom en tradities van Europa; Overwegende dat het recht om een streektaal of taal van een minderheid in het particuliere en openbare leven te gebruiken een onvervreemdbaar recht is overeenkomstig de beginselen neergelegd in het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties inzake burgerrechten en politieke rechten en in overeenstemming met het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Gelet op de werkzaamheden verricht binnen de CVSE en met name de Slotakte van Helsinki van 1975 en het document van de Bijeenkomst van Kopenhagen van 1990; De waarde van de wisselwerking tussen verschillende culturen en van meertaligheid beklemtonende en overwegende dat de bescherming en bevordering van streektalen of talen van minderheden niet ten koste mag gaan van de officiële talen en van de noodzaak deze te leren; Zich ervan bewust dat de bescherming en bevordering van streektalen of talen van minderheden in de verschillende landen en regio’s van Europa een belangrijke bijdrage vormen aan de opbouw van een Europa dat is gegrondvest op de beginselen van democratie en culturele verscheiden-heid binnen het kader van nationale soevereiniteit en territoriale integriteit; In aanmerking nemende de specifieke omstandigheden en historische tradities in de verschillende regio’s van de Europese Staten, Zijn het volgende overeengekomen: Deel I Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van dit Handvest wordt verstaan onder: a. “streektalen of talen van minderheden”: talen die: i. van oudsher worden gebruikt in een bepaald gebied van een Staat door onderdanen van die Staat die een numerieke minderheid vormen ten opzichte van de overige bevolking van de Staat; en ii. verschillend van de officiële taal/talen van die Staat; hieronder worden niet verstaan de dialecten van de officiële taal/talen van de Staat of talen van migranten; b. “gebied waarbinnen de streektaal of taal van een minderheid wordt gebruikt”: het geografische gebied waarbinnen deze taal de uitdrukkingswijze vormt van een voldoend aantal mensen om de aanneming te rechtvaardigen van de diverse beschermende en bevor-derende maatregelen waarin dit handvest voorziet;
c. “niet-territoriale talen”: talen gebruikt door onderdanen van de Staat die verschil-len van de taal of talen gebruikt door de overige bevolking van die Staat maar die, hoewel zij van oudsher binnen het gebied van die Staat worden gebruikt, niet met een bepaald gebied daarvan kunnen worden vereenzelvigd. artikel 2 Verplichtingen 1. 2.
Elke Partij verplicht zich tot de toepassing van de bepalingen van Deel II op alle streektalen of talen van minderheden die binnen haar grondgebied worden gesproken en voldoen aan de begripsomschrijving in artikel 1. Ten aanzien van elke op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring in overeenstemming met artikel 3 aangegeven taal verplicht elke Partij zich tot toepassing van minimaal vijfendertig leden of letters daarvan, gekozen uit de bepalingen van Deel III van het Handvest, waaronder ten minste drie gekozen uit artikel 8 en artikel 12 en telkens één uit artikel 9, artikel 10, artikel 11 en artikel 13. Artikel 3 Praktische regelingen
1.
Elke ondertekenende Staat geeft in zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring elke streektaal of taal van een minderheid, dan wel officiële taal aan die minder algemeen wordt gebruikt op zijn gehele grondgebied of een deel daarvan, waarop de overeenkomstig artikel 2, tweede lid, gekozen leden van toepassing zijn.
2.
Iedere Partij kan op een later tijdstip de Secretaris-Generaal ervan in kennis stellen dat zij de uit de bepalingen van een ander lid van het Handvest voortvloeiende verplichtingen aanvaardt, die zij niet reeds heeft aangegeven in haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring of dat zij het eerste lid van dit artikel zal toe-passen op andere streektalen of talen van minderheden of op andere officiële talen die minder algemeen worden gebruikt op haar gehele grondgebied of een deel daarvan.
3.
De in het voorgaande lid bedoelde verplichtingen worden geacht een integrerend deel te vormen van de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring en zullen vanaf de datum van kennisgeving daarvan dezelfde werking hebben. Artikel 4 Bestaande beschermingsregelingen
1.
Geen enkele bepaling in dit Handvest mag zo worden uitgelegd dat deze enigerlei rechten gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens beperkt of aantast.
2.
De bepalingen van dit Handvest vormen geen aantasting van gunstiger bepalingen betreffende de status van streektalen of talen van minderheden of de rechtspositie van tot minderheden behorende personen die in een Partij gelden of die zijn voorzien in desbetreffende internationale bilaterale of multilaterale overeenkomsten. Artikel 5 Bestaande verplichtingen
Geen enkele bepaling in dit Handvest mag zo worden uitgelegd dat deze een recht inhoudt om zich bezig te houden met activiteiten of handelingen te verrichten die strijdig zijn met de doelstellingen van het Handvest der Verenigde Naties of met ander verplichtingen ingevolge het internationale recht, met inbegrip van het beginsel van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Staten.
Artikel 6 Informatie De Partijen verplichten zich erop toe te zien dat de betrokken autoriteiten, organisaties en personen op de hoogte worden gesteld van de door dit Handvest geschapen rechten en plichten. DEEL II OVEREENKOMSTIG BEGINSELEN
ARTIKEL
2,
EERSTE
LID,
NAGESTREEFDE
DOELSTELLINGEN
EN
Artikel 7 Doelstellingen en beginselen 1.
De Partijen baseren hun beleid, wetgeving en praktijk ten aanzien van streektalen of talen van minderheden in de gebieden waar deze talen worden gebruikt en overeenkomstig de situatie van elke taal, op de volgende doelstellingen en beginselen: a. de erkenning van de streektalen of talen van minderheden als uiting van culturele rijkdom; b. de eerbiediging van het geografisch gebied van elke streektaal of taal van een minderheid ten einde te verzekeren dat bestaande of nieuwe bestuurlijke indelingen geen belemmering vormen voor de bevordering van de desbetreffende streektaal of taal van een minderheid; c. de noodzaak van vastberaden optreden ter bevordering van streektalen of talen van een minderheid ten einde deze te beschermen; d. de vergemakkelijking en/of aanmoediging van het gebruik van streektalen of talen van minderheden, in gesproken en geschreven vorm, in het openbare en het particuliere leven; e. de instandhouding en ontwikkeling van banden, op de door dit Handvest bestreken terreinen, tussen groepen die een streektaal of taal van een minderheid gebruiken en andere groepen in de Staat die een taal spreken die in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt, alsmede de totstandkoming van culturele betrekkingen met andere groepen in de Staat die andere talen gebruiken; f. het voorzien in passende vormen en middelen voor het onderwijs in en de bestudering van streektalen of talen van minderheden op alle daarvoor in aanmerking komende onderwijsniveaus; g. het verschaffen van voorzieningen om degenen die een streektaal of taal van een minderheid niet spreken en die wonen in het gebied waar deze wordt gebruikt, in staat te stellen deze taal te leren indien zij dit wensen; h. de bevordering van studie en onderzoek van streektalen of talen van minderheden aan universiteiten of gelijkwaardige instellingen; i. de bevordering van passende soorten internationale uitwisselingen, op de door dit Handvest bestreken terreinen, voor streektalen of talen van minderheden die in identieke of soortgelijke vorm worden gebruikt in twee of meer Staten.
2.
3.
De Partijen verplichten zich tot het wegnemen, indien zijn dit nog niet hebben gedaan, van alle ongerechtvaardigde vormen van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur betreffende het gebruik van een streektaal of taal van een minderheid en waarmede wordt beoogd de instandhouding of ontwikkeling van een zodanige taal te ontmoedigen of in gevaar te brengen. De aanneming van bijzondere maatregelen ten gunste van streektalen of talen van minderheden, gericht op de bevordering van gelijkheid tussen de gebruikers van deze talen en de overige bevolking, of waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met hun specifieke omstandigheden, wordt niet beschouwd als discriminerend optreden tegen de gebruikers van meer algemeen gebruikte talen. De Partijen verplichten zich ertoe dat door passende maatregelen onderling begrip tussen alle linguïstische groepen van het land wordt gekweekt en in het bijzonder dat in de doelstellingen van in hun gegeven onderwijs en opleiding de eerbiediging van, het begrip voor en de tolerantie ten aanzien van streektalen of talen van minderheden worden opgenomen en dat de massamedia worden aangemoedigd hetzelfde doel na te streven.
4.
5.
Bij het bepalen van hun beleid ten aanzien van streektalen of talen van een minderheid houden de Partijen rekening met de behoeften en wensen naar voren gebracht door de groe-pen die deze talen gebruiken. Deze groepen worden aangemoedigd indien nodig organen in het leven te roepen ten behoeve van het uitbrengen van advies aan de autoriteiten inzake alle aangelegenheden betreffende streektalen of talen van minderheden. De Partijen verplichten zich tot het op overeenkomstige wijze toepassen van de in het eerste tot en met het vierde lid genoemde beginselen op niet-territoriale talen. Wat deze talen betreft, worden de aard en de reikwijdte van de ter uitvoering van dit Hand-vest te nemen maatregelen evenwel op soepel wijze bepaald, indachtig de behoeften en wensen en met eerbiediging van de tradities en kenmerken van de groepen die de desbetreffende talen gebruiken. DEEL III
MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN HET GEBRUIK VAN STREEKTALEN OF TALEN VAN MINDERHEDEN IN HET OPBARE LEVEN IN OVEREENSTEMMING MET DE INGEVOLGE ARTIKEL 2, TWEEDE LID, AANGEGANE VERPLICHTINGEN Artikel 8 Onderwijs 1. Met betrekking tot het onderwijs verplichten de Partijen zich ertoe, binnen het grondgebied waar deze talen worden gebruikt, overeenkomstig de situatie van elk van deze talen en zonder afbreuk te doen aan het onderwijs in de officiële taal of talen van de Staat: a. i. aan het onderwijs op school voorafgaand onderricht te bieden in de desbetreffende streektalen of talen van minderheden; of ii. een aanmerkelijk deel van het aan het onderwijs op school voorafgaand onderricht te bieden in de desbetreffende streektalen of talen van minderheden; of iii. een van onder i en ii genoemde maatregelen althans toe te passen op de leerlingen wier gezin daarom verzoekt en wier aantal voldoende wordt geacht; of iv. indien de autoriteiten geen directe bevoegdheid op het gebied van het aan het onderwijs op school voorafgaande onderricht hebben, de toepassing van de i tot en met iii bedoelde maatregelen te begunstigen en/of aan te moedigen; b. i primair onderwijs te bieden in de desbetreffende streektalen of talen van minderheden; of ii een aanmerkelijk deel van het primair onderwijs te bieden in de desbetreffende streektalen of talen van minderheden; of iii binnen het primair onderwijs te voorzien in het onderwijzen van de desbetreffende streektalen of talen van minderheden als integrerend deel van het leerplan; of iv. een van de onder i tot en met iii genoemde maatregelen althans toe te passen op leerlingen wier gezin daarom verzoekt en wier het aantal voldoende wordt geacht; c. i. voortgezet onderwijs in de desbetreffende streektalen of talen van minderheden te bieden; of ii. een aanmerkelijk deel van het voortgezet onderwijs te bieden in de desbetreffende streektalen of talen van minderheden; of iii. binnen het voorgezet onderwijs te voorzien in het onderwijzen van de desbetreffende streektalen of talen van minderheden als integrerend deel van het leerplan; of iv. een van de onder i tot en met iii genoemde maatregelen althans toe te passen op de leerlingen die, of waar passend wier gezin, dit wensen in een voldoende geacht aantal; d. i. technisch onderwijs en beroepsonderwijs te bieden in de desbetreffende streektalen of talen van minderheden; of ii. een aanmerkelijk deel van het technisch onderwijs en beroepsonderwijs te bieden in de desbetreffende streektalen of talen van minderheden; of iii. binnen het technisch onderwijs en het beroepsonderwijs te voorzien in het onderwijzen van de desbetreffende streektalen of talen van minderheden als integrerend deel van het leerplan; of
iv. e. i. ii. iii.
f. i. ii. iii
g. h. i.
een van de in i tot en met iii bedoelde maatregelen althans toe te passen op de leerlingen die, of waar passend wier gezin, dit wensen in een voldoende geacht aantal; universitair en ander hoger onderwijs te bieden in streektalen of talen van minderheden; of voorzieningen te verschaffen voor de bestudering van deze talen als vak in het universitair en hoger onderwijs; of indien de letters i en ii wegens de rol van de Staat met betrekking tot instellingen voor hoger onderwijs niet kunnen worden toegepast, het voorzien in universitair onderwijs of andere vormen van hoger onderwijs in streektalen of talen van minderheden, dan wel voorzieningen voor de bestudering van deze talen als vak in het universitair en hoger onderwijs aan te moedigen en/of toe te staan; in het kader van volwassenenonderwijs en permanente educatie cursussen te bieden, die voornamelijk of geheel in de streektalen of talen van minderheden worden gegeven; of deze talen aan te bieden als vak in het kader van volwassenenonderwijs en permanente educatie; of indien de autoriteiten geen directe bevoegdheid op het gebied van het volwassenenonderwijs hebben, het aanbieden van deze talen als vak in het kader van volwassenenonderwijs en permanente educatie te begunstigen en/of aan te moedigen; regelingen te treffen om het onderwijs in de geschiedenis en cultuur die in de streektaal of de taal van een minderheid haar weerspiegeling vindt, te waarborgen; te voorzien in de basisopleiding en bijscholing van de docenten die nodig zijn voor de toepassing van die leden uit lid a tot en met g die door de partij zijn aanvaard; een of meer toezichthoudende organen in te stellen verantwoordelijk voor het volgen van de genomen maatregelen en de bereikte vooruitgang bij het tot stand brengen of ontwikkelen van het onderwijzen van streektalen of talen van minderheden, alsmede voor het opstellen van periodieke verslagen inzake hun bevindingen, die zullen worden gepubliceerd.
2. Met betrekking tot het onderwijs en ten aanzien van andere gebieden dan die waar de streektalen of talen van minderheden traditioneel worden gebruikt, verplichten de Partijen zich ertoe, indien het aantal gebruikers van een streektaal of taal van een minderheid dit rechtvaardigt, het onderwijzen in of van de streektaal of taal van een minderheid op alle passende onderwijsniveaus toe te staan, aan te moedigen of daarin te voorzien.
Artikel 9 Rechterlijke autoriteiten 1.De Partijen verplichten zich ertoe, ten aanzien van de gerechtsdistricten waar het aantal inwoners dat de streektaal of taal van een minderheid gebruikt de onderstaande maatregelen rechtvaardigt, overeenkomstig de situatie van elk van deze talen en op voorwaarde dat het gebruik van de in dit lid geboden mogelijkheden door de rechter niet wordt geacht de rechtsbedeling te belemmeren: a. in strafrechtelijke procedures: i. te bepalen dat de rechters, op verzoek van een van de partijen de procedure voeren in de streektaal of taal van een minderheid; en/of ii. de gedaagde het recht te waarborgen om zijn/haar streektaal of taal van een minderheid te gebruiken; en/of iii. te bepalen dat verzoeken en bewijs, schriftelijk dan wel mondeling, niet als niet-toelaatbaar worden beschouwd uitsluitend omdat zij in een streektaal of taal van een minderheid zijn gesteld; en/of iv. op verzoek documenten die verband houden met gerechtelijke procedures te overleggen in de desbetreffende streektaal of taal van een minderheid, indien nodig door gebruik te maken van tolken en vertalingen, zonder extra kosten voor de betrokkenen
b. in civiele procedures: i. te bepalen dat de rechters, op verzoek van een van de partijen de procedure voeren in de streektaal of taal van een minderheid; en/of ii. toe te staan, wanneer een procederende partij persoonlijk voor een rechter moet verschijnen, dat hij of zij zijn of haar streektaal of taal van een minderheid kan gebruiken zonder daarbij extra kosten te moeten maken; en/of iii. toe te staan dat stukken en bewijs worden overgelegd in de streektaal of taal van een minderheid, indien nodig door gebruik te maken van tolken en vertalingen; c. in procedures voor de administratieve rechter: i. te bepalen dat de rechters, op verzoek van een van de partijen de procedure voeren in de streektaal of taal van een minderheid; en/of ii. toe te staan, wanneer een procederende partij persoonlijk voor een rechter moet verschijnen, dat hij of zij zijn of haar streektaal of taal van een minderheid kan gebruiken zonder daarbij extra kosten te moeten maken; en/of iii. toe te staan, dat stukken en bewijs worden overgelegd in de streektaal of taal van een minderheid, indien nodig door gebruik te maken van tolken en vertalingen; d. stappen te ondernemen om te waarborgen dat de toepassing van i en iii van de letters b en c en de eventueel noodzakelijke gebruikmaking van tolken en vertalingen geen extra kosten voor de betrokkenen met zich brengt. 2. De Partijen verplichten zich ertoe: a. niet te weigeren in de Staat opgestelde juridische documenten als geldig te erkennen, uitsluitend omdat deze zijn gesteld in een streektaal of een taal van een minderheid; of b. niet te weigeren, tussen de partijen, in de Staat opgestelde juridische documenten als geldig te erkennen, uitsluitend omdat deze zijn gesteld in een streektaal of taal van een minderheid, en te bepalen dat men zich op die documenten kan beroepen tegen belanghebbende derden die geen gebruiker van deze taal zijn, op voorwaarde dat de inhoud van het document door de persoon of personen die zich op deze documenten beroept/beroepen aan hen bekend wordt gemaakt; of c. niet te weigeren, tussen de partijen, in de Staat opgestelde juridische documenten als geldig te erkennen, uitsluitend omdat deze zijn gesteld in een streektaal of taal van een minderheid. 3. De Partijen verplichten zich ertoe de belangrijkste nationale wetteksten de teksten die in het bijzonder betrekking hebben op de gebruikers van deze talen, beschikbaar te stellen in de streektaal of taal van een minderheid, tenzij deze teksten op andere wijze worden verstrekt. Artikel 10 Bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten 1. Binnen de bestuurlijke districten van de Staat waarin het aantal inwoners die gebruiker zijn van een streektaal of taal van een minderheid de onderstaande maatregelen rechtvaardigt en overeenkomstig de situatie van elke taal verplichten de Partijen zich ertoe, voor zover dit redelijkerwijze mogelijk is: a. i. te waarborgen dat de bestuurlijke autoriteiten de streektaal of taal van een minderheid gebruiken; of ii. te waarborgen dat hun ambtenaren die in contact met het publiek staan in hun betrekkingen met personen die zich tot hen wenden in de streektaal of taal van een minderheid, deze taal gebruiken; of iii. te waarborgen dat gebruikers van een streektaal of taal van een minderheid mondeling of schriftelijk hun aanvragen kunnen indienen in deze taal of daarin een antwoord kunnen ontvangen; of iv. te waarborgen dat gebruikers van een streektaal of taal van een minderheid mondeling of schriftelijk aanvragen in deze taal kunnen indienen; of v. te waarborgen dat gebruikers van een streektaal of taal van een minderheid rechtsgeldig een document in deze taal kunnen indienen;
b. algemeen gebruikte ambtelijke teksten en formulieren voor de bevolking in de streektaal of taal van een minderheid of in tweetalige versies beschikbaar te stellen; c. toe te staan dat de bestuurlijke autoriteiten documenten opstellen in een streektaal of taal van een minderheid. 2. Ten aanzien van de plaatselijke en regionale autoriteiten op het grondgebied waarvan het aantal inwoners die gebruiker zijn van een streektaal of taal van een minderheid zodanig is dat de onderstaande maatregelen daardoor kunnen worden gerechtvaardigd, verplichten de Partijen zich ertoe toe te staan en/ of aan te moedigen: a. het gebruik van een streektaal of taal van een minderheid binnen het kader van de regionale of plaatselijke autoriteit; b. de mogelijkheid dat gebruikers van een streektaal of taal van een minderheid mondeling of schriftelijk aanvragen in deze taal indienen; c. de publicatie door regionale autoriteiten van hun officiële documenten eveneens in de desbetreffende streektaal of taal van een minderheid; d. de publicatie door plaatselijke autoriteiten van hun officiële documenten eveneens in de desbetreffende streektaal of taal van een minderheid; e. het gebruik door regionale autoriteiten van een streektaal of taal van en minderheid in debatten tijdens hun vergaderingen, zonder evenwel het gebruik van de officiële taal of talen van de Staat uit te sluiten; f. het gebruik door lokale autoriteiten van en streektaal of taal van een minderheid in debatten tijdens hun vergaderingen, zonder evenwel het gebruik van de officiële taal of talen van de Staat uit te sluiten; g. het gebruik of de aanneming van de traditionele en juiste vormen van toponiemen in de streektaal of taal van een minderheid, indien noodzakelijk tezamen met de naam in de officiële taal of talen. 3. Ten aanzien van openbare diensten verleend door de administratieve autoriteiten of andere personen die namens deze optreden, verplichten de Partijen zich ertoe, binnen het gebied waar de streektaal of taal van een minderheid wordt gebruikt, overeenkomstig de situatie van elke taal en voor zover dit redelijkerwijze mogelijk is: a. te waarborgen dat de streektaal of taal van een minderheid bij het verlenen van de dienst worden gebruikt; of b. gebruikers van een streektaal of taal van een minderheid toe te staan dat zij een verzoek indienen en een antwoord ontvangen in deze taal; of c. gebruikers van een streektaal of taal van een minderheid toe te staan dat zij een verzoek in deze taal indienen. 4. Ten einde de door hen aanvaarde bepalingen van het eerste en derde lid toe te passen verplichten de Partijen zich tot het nemen van een of meer van de volgende maatregelen: a. vertaling of tolkendiensten naar vereist; b. aanwerving en, waar nodig, opleiding van der vereiste ambtenaren; c. inwilliging voor zover mogelijk van verzoeken van ambtenaren die bekend zijn met een streektaal of taal van een minderheid om te worden aangesteld in het gebied waar die taal wordt gebruikt. 5.De Partijen verplichten zich ertoe het gebruik of de aanneming toe te staan van achternamen in de streektaal of taal van een minderheid op verzoek van de betrokkenen. Artikel 11 Media 1. De Partijen verplichten zich ertoe, voor de gebruikers van de streektaal of taal van een minderheid in de gebieden waar deze taal wordt gesproken, overeenkomstig de situatie van elke taal, voor zover de autoriteiten direct of indirect bevoegd zijn, bevoegdheden bezitten of een rol op dit terrein spelen en met eerbiediging van het beginsel van de onafhankelijkheid en autonomie van de media: a. voor zover radio en televisie een openbare dienst zijn: i. de oprichting te waarborgen van ten minste één radiostation en één televisiekanaal in de streektaal of taal van een minderheid; of
ii.
b.
c.
d. e.
f.
g.
de oprichting van ten minste één radiostation en één televisiekanaal in de streektaal of taal van een minderheid aan te moedingen en/of te vergemakkelijken; of iii. voldoende voorzieningen te treffen opdat zendgemachtigden programma’s in de streektaal of taal van een minderheid aanbieden; i. de oprichting van ten minste één radiostation in de streektaal of taal van een minderheid aan te moedigen en/of te vergemakkelijken; of ii. het regelmatig uitzenden van radioprogramma’s in de streektaal of taal van een minderheid aan te moedigen en/of te vergemakkelijken; i. de oprichting van ten minste één televisiekanaal in de streektaal of taal van een minderheid aan te moedigen en/of te vergemakkelijken; of ii. het regelmatig uitzenden van televisieprogramma’s in de streektaal of taal van een minderheid aan te moedigen en/of te vergemakkelijken; de productie en distributie van auditieve en audiovisuele werken in de streektaal of taal van een minderheid aan te moedigen en/of te vergemakkelijken; i. de oprichting en/of instandhouding van ten minste één krant in de streektaal of taal van een minderheid aan te moedigen en/of te vergemakkelijken; ii. de regelmatige publicatie van krantenartikelen in de streektaal of taal van een minderheid aan te moedigen en/of te vergemakkelijken; i. de extra kosten te dekken van de media die een streektaal of taal van een minderheid gebruiken, wanneer de wet voorziet in financiële steun aan de media in het algemeen; of ii. bestaande maatregelen voor financiële steun ook toe te passen op audiovisuele producties in de streektaal of taal van een minderheid; de opleiding van journalisten en andere medewerkers voor media die en streektaal of taal van een minderheid gebruiken, te ondersteunen.
2. De Partijen verplichten zich tot het waarborgen van de vrijheid van rechtstreekse ontvangst van radio– en televisie-uitzendingen uit buurlanden in een taal die in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt als een streektaal of taal van een minderheid en zich niet te verzetten tegen de heruitzending van radio- en televisieprogramma’s uit buurlanden in een dergelijke taal. Voorts verplichten zij zich ertoe erop toe te zien dat er geen beperkingen zullen worden opgelegd aan de vrijheid van meningsuiting en het vrije verkeer van informatie in de geschreven pers in een taal die in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt als een streektaal of taal van een minderheid. De uitoefening van de bovengenoemde vrijheden kan, aangezien deze plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, onderworpen zijn aan formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties die door de wet zijn voorgeschreven en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving, in het belang van de nationale veiligheid, de territoriale integriteit of de openbare veiligheid, voor de preventie van wanorde of mis-drijven, voor de bescherming van de volksgezondheid of de goede zeden, voor de bescherming van de reputatie of rechten van anderen, voor de preventie van de onthulling van in vertrouwen ontvangen informatie, of voor de handhaving van het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht. 3. De Partijen verplichten zich ertoe te waarborgen dat de belangen van de gebruikers van een streektaal of taal van een minderheid vertegenwoordigd zijn of dat deze in aanmerking worden genomen binnen de overeenkomstig de wet ingestelde organen die verantwoordelijkheid dragen voor het waarborgen van de vrijheid van het pluralisme van de media. Artikel 12 Culturele activiteiten en voorzieningen 1. Met betrekking tot culturele activiteiten en voorzieningen – met name bibliotheken, videotheken, culturele centra, musea, archieven, academies van wetenschappen, schouwburgen en bioscopen, alsmede letterkundige werken en filmproducties, vormen van culturele uitingen in de volkstaal, festivals en de cultuurindustrie, met inbegrip van onder meer het gebruik van nieuwe technologieën – verplichten de Partijen zich ertoe, binnen het gebied waar deze talen worden gebruikt en voor zover de autoriteiten bevoegd zijn, bevoegdheden bezitten of een rol spelen op dit terrein: a. soorten uitingen en initiatieven die eigen zijn aan een streektaal of taal van een minderheid aan te moedigen en de verschillende mogelijkheden om toegang tot in deze talen geproduceerde werken te verkrijgen, te bevorderen;
b. de verschillende mogelijkheden om in andere talen toegang te verkrijgen tot in een streektaal of taal van een minderheid geproduceerde werken te bevorderen door vertaling, nasynchronisatie en ondertiteling, te steunen en te ontwikkelen; c. de toegang in een streektaal of taal van een minderheid tot in andere talen geproduceerde werken te bevorderen door vertaling, nasynchronisatie en ondertiteling, te steunen en te ontwikkelen; d. erop toe te zien dat de organen die verantwoordelijk zijn voor het organiseren of ondersteunen van diverse vormen van culturele activiteiten, de kennis en het gebruik van een streektaal of taal van een minderheid integreren in de activiteiten waartoe zij het initiatief nemen of waaraan zijn ondersteuning bieden; e. maatregelen te bevorderen om te verzekeren dat de organen die verantwoordelijk zijn voor het organiseren of ondersteunen van culturele activiteiten, beschikken over personeel dat de betrokken streektaal of taal van een minderheid, alsmede de taal of talen van de overige bevolking, volledig beheerst; f. te bevorderen dat vertegenwoordigers van de gebruikers van een bepaalde streektaal of taal van een minderheid rechtstreeks deelnemen aan het bieden van voorzieningen en het plannen van culturele activiteiten; g. de oprichting aan te moedigen en/of te vergemakkelijken van een of meer organen die verantwoordelijk zijn voor het verzamelen en het bewaren van een exemplaar van in de streektaal of taal van minderheid geproduceerde werken en het presenteren of publiceren daarvan; h. indien nodig, diensten voor vertaling en terminologisch onderzoek in het leven te roepen en/of te bevorderen en te financieren, met name ten einde passende administratieve, commerciële, economische, sociale, technische of juridische terminologie in elke streektaal of taal van een minderheid in stand te houden en te ontwikkelen. 2.
Ten aanzien van andere gebieden dan die waar de streektaal of taal van een minderheid van oudsher wordt gebruikt, verplichten de Partijen zich ertoe, indien het aantal gebruikers van een streektaal of taal van een minderheid dit rechtvaardigt, passende culturele activiteiten en voorzieningen in overeenstemming met het voorgaande lid toe te staan, aan te moedigen en/of te bieden.
3.
De Partijen verplichten zich ertoe bij het voeren van hun buitenlandse cultuurbeleid een passende plaats te geven aan de streektalen of talen van minderheden en de cultuur waarvan deze een uitingsvorm zijn. Artikel 13 Economisch en sociaal leven
1.
Met betrekking tot economische en sociale activiteiten verplichten de Partijen zich ertoe in het hele land: a. uit hun wetgeving alle bepalingen te verwijderen waardoor zonder gerechtvaardigde redenen het gebruik van een streektaal of taal van een minderheid wordt verboden of beperkt in documenten met betrekking tot het economische of sociale leven, met name in arbeidsovereenkomsten en in technische documenten zoals gebruiksaanwijzingen voor producten of apparaten; b. te verbieden dat in de interne voorschriften van ondernemingen en in particuliere documenten clausules worden opgenomen die het gebruik van een streektaal of taal van een minderheid, althans tussen gebruikers van dezelfde taal, uitsluiten of beperken; c. zich te verzetten tegen praktijken gericht op ontmoediging van het gebruik van een streektaal of taal van een minderheid in verband met economische of sociale activiteiten; d. het gebruik van een streektaal of taal van een minderheid met andere dan de in de voorgaande letters genoemde middelen te vergemakkelijken en/of aan te moedigen.
2.
Met betrekking tot economische en sociale activiteiten verplichten de Partijen zich ertoe, voor zover de autoriteiten daartoe bevoegd zijn, binnen het gebied waar de streektaal of taal van een minderheid wordt gebruikt en voor zover dit redelijkerwijze mogelijk is; a. in hun financiële voorschriften en voorschriften betreffende het bankwezen bepalingen op te nemen waardoor, door middel van met de handelspraktijk verenigbare procedures, het bebruik van een streektaal of taal van een minderheid wordt mogelijk gemaakt bij het opstellen van betalingsopdrachten (cheques, wissels, enz.) of andere
financiële documenten of, waar passend, de toepassing van zulke bepalingen te waarborgen; b. in de rechtstreeks onder hun toezicht staande economische en sociale sectoren (overheidssector) activiteiten te organiseren ter bevordering van het gebruik van een streektaal of taal van een minderheid; c. te waarborgen dat sociale voorzieningen zoals ziekenhuizen, bejaardentehuizen en andere tehuizen de mogelijkheid bieden om personen die een streektaal of taal van een minderheid gebruiken en die op grond van een slechte gezondheid, ouderdom of om andere redenen zorg behoeven, in hun eigen taal te ontvangen en te behandelen; d. met passende middelen te verzekeren dat veiligheidsinstructies tevens in een streektaal of taal van een minderheid worden gesteld; e. ervoor te zorgen dat door de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie betreffende de rechten van consumenten in de streektaal of taal van een minderheid beschikbaar is. Artikel 14 Grensoverschrijdende uitwisselingen De Partijen verplichten zich ertoe: a. de bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten met de Staten waar dezelfde taal in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt toe te passen, of indien nodig te streven naar het sluiten van zulke overeenkomsten, op zodanige wijze dat contacten tussen de gebruikers van dezelfde taal in de betrokken Staten op het gebied van cultuur, onderwijs, informatie, beroepsopleiding en permanente educatie worden bevorderd; b. ten behoeve van streektalen of talen van minderheden de samenwerking over de grens heen, met name tussen regionale of plaatselijke autoriteiten in wier gebied dezelfde taal in identieke of soortgelijke vorm wordt gebruikt, te vergemakkelijken en/of te bevorderen. Deel IV Toepassing van het Handvest Artikel 15 Periodieke verslagen 1.
2.
De Partijen dienen periodiek, in een door het comité van Ministers voor te schrijven vorm, bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa een verslag in inzake het door hen gevoerde beleid overeenkomstig Deel II van dit Handvest en inzake de maatregelen genomen ter toepassing van de bepalingen van Deel III die zij hebben aanvaard. Het eerste verslag wordt ingediend binnen het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van het Handvest voor de betrokken Partij, en de volgende verslagen met tussenpozen van drie jaar na het eerste verslag. De Partijen maken hun verslagen openbaar. Artikel 16 Bestudering van de verslagen
1. 2.
3.
De ingevolge artikel 15 bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa ingediende verslagen worden bestudeerd door een overeenkom-stig artikel 17 ingestelde commissie van deskundigen. In een Partij wettig opgerichte organen of verenigingen kunnen de aandacht van de commissie van deskundingen vestigen op aange-legenheden betreffende de verplichtingen die deze Partij op zich heeft genomen ingevolge Deel III van dit Handvest. Na raadpleging van de betrokken Partij kan de commissie van deskundigen rekening houden met deze informatie bij het opstellen van het in de derde lid bedoelde rapport. Deze organen of verenigingen kunnen voorts verklaringen indienen betreffende de door een Partij overeenkomstig Deel II gevoerde beleid. Op grond van de in het eerste lid bedoelde verslagen en de in het tweede lid bedoelde
4. 5.
informatie stelt de commissie van deskundigen een rapport op voor het Comité van Ministers. Dit rapport gaat vergezeld van de commentaren waarom de Partijen zijn verzocht en kan door het Comité van Ministers openbaar worden gemaakt. Het in het derde lid bedoelde rapport omvat met name de voorstellen van de commissie van deskundigen aan het Comité van Ministers voor het opstellen van eventueel vereiste aanbevelingen van het Comité aan een of meer Partijen. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa brengt elke twee jaar uitvoerig verslag omstrent de toepassing van het Hanvest uit aan het Parlement. Artikel 17 Commissie van deskundigen
1.
2.
3.
De commissie van deskundigen bestaat uit één lid per Partij, door het Comité van Ministers benoemd uit een lijst van personen van de hoogste integriteit en met erkende deskundigheid betreffende de in het Handvest behandelde aangelegenheden, die worden voorgedragen door de betrokken Partij. De leden van de commissie worden benoemd voor een tijdvak van zes jaar en kunnen worden herbenoemd. Indien een lid zijn ambtstermijn niet kan voltooien, wordt hij vervangen overeenkomstig de procedure vervat in het eerste lid en de vervanger voltooit de ambtstermijn van zijn voorganger. De commissie van deskundigen stelt haar regelement van orde vast. De secretariaatsdiensten worden verschaft door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Deel V Slotbepalingen Artikel 18
Dit Handvest staat open voor ondertekening door de Lidstaten van de Raad van Europa. Het behoeft bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 19 1.
2.
Dit Handvest treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop vijf Lidstaten van de Raad van Europa, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 18, hun instemming aan het Handvest te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht. Ten aanzien van een Lidstaat die later zijn instemming aan het Handvest te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het in werking op de eerste dag van de maand die volgt na het ver-strijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. Artikel 20
1. 2.
1.
2.
Na de inwerkingtreding van dit Handvest kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa iedere Staat die geen lid is van de Raad van Europa uitnodigen tot dit Handvest toe te treden. Ten aanzien van een toetredende Staat treedt het Handvest in werking op de eerste dag van de maand die volgt na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van zijn akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 21 Een Staat kan bij de ondertekenig of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding een of meer voorbehouden maken ten aanzien van het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 7 van dit Handvest. Er mogen geen andere voorbe-houden worden gemaakt. Een verdragsluitende Staat die ingevolge het voorgaande lid een voorbehoud heeft gemaakt, kan dit geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een aan de SecretarisGeneraal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.
Artikel 22 1. 2.
Iedere Parij kan dit Handvest te allen tijde opzeggen door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Euroapa gerichte kennisgeving. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt na het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal. Artikel 23
De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de lidstaten van de Raad en iedere Staat die tot dit Handvest is toegetreden in kennis van: a. iedere ondertekening; b. de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding; c. ieder datum van inwerkingtreding van dit Handvest in overeenstemming met de artikelen 19 en 20; d. iedere op grond van de bepalingen van artikel 3, tweede lid, ontvangen kennisgeving; e. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling betrekking hebbend op dit Handvest. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Handvest hebben ondertekend. GEDAAN te Staatsburg, op 5 november 1992 in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secetraris-Generaal van de Raad van Europa doet hiervan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften toekomen aan ieder Lidstaat van de Raad van Europa en aan iedere Staat die is uitgenodigd tot dit Handvest toe te treden. (Voor de ondertekeningen zie Trb. 1993, 1, blz. 36 en rubriek B van dit Tractatenblad) -----------------------Uitgegeven de negentwintigste december 1993. De Minister van Buitenlandse Zaken a.i. J. E. ANDRIESSEN
Onderwerp of instelling
web-adres
zoekterm(en)
Dovenschap
www.dovenschap.nl
erkenning gebarentaal <> Raad v. Europa
www.pedagogiek.net
European Union of the Deaf (EUD)
www.eud.eu
Europees Verdrag Rechten Mens (EVRM)
www.regering.nl
evrm
Finnish Sign Language
www.ethnologue.com
ethnologue > fse
Finnish Sign Language (structure)
www.kl-deaf.fi
curriculum
Finse Grondwet
www.om.fi
constitution
Fr. Centr. voor Doven en Slechthorenden
www.fcds.nl
Gebarencentum
www.gebarencentrum.nl
gebarendatabank
Hamburgs notatiesysteem (HamNoSys)
www.sign-lang.uni-hamburg.de
software
international sign
http://en.wikipedia.org
language families
http://en.wikipedia.org
Magyar website
www.hallatlan.hu
Ned. Centr. voor Plots- en Laatdoofheid
www.ncpld.nl
Ned. Ver. voor Slechthorenden
www.nvvs.nl
Nederlandse gebarentaal (NGT)
http://nl.wikipedia.org
sign languages
http://en.wikipedia.org
signwriting
www.signwriting.org
Vlaams gebarenschrift
http://kasterlinden.vgc.be
Vlaamse gebarentaal
http://gebaren.ugent.be
voorschoolse periode
www.pedagogiek.net
Malcolm Bruce
gebaren - 4 talen
gehoor
doof