Van sectoraal toezicht naar gecentraliseerd toezicht In de afgelopen tien jaar gaven grote maatschappelijke ontwikkelingen aanleiding tot veranderingen van de financiële wetgeving. Het onafhankelijk toezicht op financiële markten en betrokken partijen is aanzienlijk uitgebreid. Hebben de aanpassingen in de wetgeving geleid tot verbetering? Jan Backhuijs, Assurance, Accounting & Reporting Peter J. Veerman, Assurance, Public Policy & Regulatory
1. Inleiding In het eerste decennium van de 21e eeuw is de wetgeving ten aanzien van de financiële verslaggeving en het toezicht daarop fors veranderd. Dit artikel geeft een overzicht van die veranderingen, de redenen daarvoor en de status van de wetgeving op dit moment.
Ook met betrekking tot diverse financiële producten was de wetgeving sectoraal georganiseerd. Zo hield De Nederlandsche Bank (DNB) toezicht op banken en beleggingsinstellingen, de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) op verzekeraars en pensioenfondsen, en hield de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) zich bezig met effecteninstellingen en effectenuitgevende instellingen. Een en ander was neergelegd in een reeks wetten.
2. De wetgeving in 2000 Aan het begin van het derde millennium was de wetgeving rondom financiële verslaggeving en het toezicht daarop sectoraal georganiseerd. Dat hield in dat voor ieder onderwerp dat door de wetgever van belang werd geacht, afzonderlijke wetgeving bestond. Zo was de wetgeving voor financiële verslaggeving door ondernemingen, zoals nv’s en bv’s, opgenomen in Titel 9 van Boek 2 BW. Iemand die het niet eens was met een jaarrekening, kon de weg voor een gerechtelijke procedure terugvinden in het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering. De wetgeving over de accountants die de financiële verslaggeving controleren, was terug te vinden in de Wet op de Registeraccountants (Wet RA) en de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten (Wet AA).
8
Het toezicht op financiële instellingen was rond 2000 neergelegd in een reeks wetten:
• • • • • • •
Wet toezicht kredietwezen 1992; Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993; Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf; Wet toezicht beleggingsinstellingen; Wet toezicht effectenverkeer 1995; Wet financiële dienstverlening; Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen; • Wet assurantiebemiddelingsbedrijf; • Wet op het consumentenkrediet.
PricewaterhouseCoopers
3. Maatschappelijke ontwikkelingen rondom de millenniumwisseling De maatschappij verandert voortdurend, zowel nationaal als internationaal. Aan het eind van de 20e eeuw was een aantal ontwikkelingen op gang gekomen dat de voorheen aanwezige kwaliteiten van de sectorale organisatie van de wetgeving begon aan te tasten. Denk aan de volgende gebeurtenissen en maatschappelijke veranderingen: • het afbrokkelen van de nationale grenzen bij financiële verslaggeving; • de vervaging van de grenzen tussen bankieren, verzekeren en beleggen; • boekhoudaffaires; • het tanende vertrouwen in de ‘checks and balances’ binnen ondernemingen; • zwakten in de borging van de publieke functie van de accountant. Het afbrokkelen van de nationale grenzen bij financiële verslaggeving Een eerste aanzet tot de afbrokkeling van de nationale grenzen bij financiële verslaggeving was al in de jaren ’50 van de vorige eeuw gegeven bij de totstandkoming van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), later de Europese Unie (EU), die onder meer vrij verkeer van kapitaal nastreeft. Voor het vrij verkeer van kapitaal was het nodig dat kapitaal zich zo goed mogelijk zou kunnen verplaatsen naar die plaatsen waar de belegger meende het gewenste rendement te kunnen behalen. Om dat inzicht aan de belegger te kunnen geven, waren in de jaren ’70 en ’80 van de 20e eeuw onder meer de Vierde en Zevende Europese Richtlijn over financiële verslaggeving door ondernemingen tot stand gekomen. De implementatie daarvan in de nationale wetten van de lidstaten van de EU in de jaren daarna was echter zeer uiteenlopend. Deze was zelfs zo uiteenlopend, dat het niet goed mogelijk was om ondernemingen écht te vergelijken op basis van hun financiële verslaggeving. De EU vond de oplossing voor dit probleem deels in de zogenoemde IAS-verordening in 2002. Deze verordening heeft alle beursfondsen in de EU verplicht vanaf 2005 hun geconsolideerde jaarrekening op basis van hetzelfde stelsel op te stellen, namelijk dat van de International Accounting Standards Board (IASB), ook wel International Financial Reporting Standards (IFRS) genaamd. De vervaging van de grenzen tussen bankieren, verzekeren en beleggen Financiële instellingen kozen in de jaren ’90 voor strategieën
9
Samenvatting Dit artikel gaat over de veranderingen in de wetgeving ten aanzien van het toezicht op de financiële verslaggeving in de afgelopen tien jaar. Eerst geeft het artikel een terugblik op de wetgeving in 2000 en de maatschappelijke ontwikkelingen rondom de millenniumwisseling. Vervolgens gaat het in op de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), Wet toezicht financiële verslaggeving (Wtfv) en Wet op het financieel toezicht (Wft). Tot slot wordt stilgestaan bij enkele complicaties die onvermijdelijk lijken te zijn wanneer in hoog tempo vele nieuwe wetten van kracht worden.
die variëren van conglomeraatvorming tot nichespecialisatie in allerlei vormen en maten. Er kwamen producten in allerlei soorten en smaken: van rechttoe-rechtaan bank-, verzekerings- en beleggingsproducten tot gemengde aanbiedingen die de consumenten maatgericht beoogden te gerieven via samengestelde producten. Ook buiten Nederland vervaagden de grenzen tussen producten en ondernemingen. Verschillende Nederlandse financiële instellingen groeiden uit tot spelers van internationaal formaat, met activiteiten in vele delen van de wereld. De Nederlandse markt bleek relatief klein van omvang. En ook internationaal ontstonden financiële instellingen die de concurrentie op het open internationale toneel konden aangaan. Als gevolg hiervan werd het Nederlandse toezicht steeds meer cross-sectoraal van aard. Dat gold zowel in de prudentiële sfeer (de stabiliteit van financiële instellingen, zoals kapitaal- en risicobeheer) als in de sfeer van het gedragstoezicht (de omgang van instellingen met elkaar en met de consument, zoals transparantie en voorlichting) en integriteit. Boekhoudaffaires Aan het begin van de 21e eeuw deed zich een aantal zogenoemde boekhoudaffaires voor in de Verenigde Staten en Europa, waarbij beursgenoteerde ondernemingen verslaggevingvoorschriften niet hadden nageleefd op de wijze waarop ze waren bedoeld. Deze gebeurtenissen zetten onder meer het maatschappelijk vertrouwen in de naleving van verslaggevingnormen door beursgenoteerde ondernemingen en de daarbij betrokkenen onder druk. Zij brachten schade toe aan het aanzien van ondernemingen.
PricewaterhouseCoopers
De boekhoudaffaires lieten zien wat de gevolgen van dergelijk gedrag waren voor het vertrouwen in effectenuitgevende instellingen, de financiële markten en accountants, en voor de economie in het algemeen. Het tanende vertrouwen in de ‘checks and balances’ binnen ondernemingen Efficiënt toezicht op het bestuur van beursgenoteerde vennootschappen, een evenwichtige verdeling van de invloed tussen het bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders, en een goede verantwoording door het bestuur en de raad van commissarissen met een zorgvuldige afweging van de verschillende belangen, waaronder die van de werknemers en andere stakeholders van de vennootschap, zijn van groot belang voor een goed functionerende en concurrerende kapitaalmarkt en economie. Een aantal boekhoudaffaires en een perceptie van zelfverrijking aan de top deden de vraag rijzen of de controle op en de verantwoording van degenen die ondernemingen besturen wel goed waren geregeld. Ook bij andere schakels in de keten tussen beleggers en beursgenoteerde vennootschap, zoals financieel analisten, investment banks, externe accountants en credit rating agencies, kwamen de integriteit en de transparantie ter discussie te staan. Zwakten in de borging van de publieke functie van de accountant Door de boekhoudaffaires kregen marktpartijen minder vertrouwen in de informatie die ondernemingen verstrekten. Dat had vervolgens fatale gevolgen voor die ondernemingen en verstrekkende gevolgen voor het functioneren van de financiële markten. Ook nu zien we dat gebeuren. Marktpartijen moeten bij het nemen van financiële en nietfinanciële beslissingen kunnen vertrouwen op het door ondernemingen gepresenteerde beeld van de (financiële) positie van die onderneming. Financiële verantwoordingen van het ondernemingsbestuur, vergezeld van een goedkeurende accountantsverklaring vormen een bron van informatie waaraan in het maatschappelijke verkeer een meer dan gemiddelde waarde wordt toegekend. Vrijwel geen enkele gebruiker kan eenvoudig of tegen aanvaardbare kosten zelf de getrouwheid van de financiële gegevens die ondernemingen presenteren, controleren. Ten opzichte van personen die direct verantwoordelijk zijn voor een onderneming (zoals bestuurders en commissarissen) hebben andere belanghebbenden een informatieachterstand. De accountantsverklaring verbetert
10
de informatiepositie door vanuit een onafhankelijke positie een redelijke mate van zekerheid over de door de onderneming verstrekte financiële informatie te verstrekken. Waar de kernfunctie van de accountant het toevoegen van zekerheid voor het maatschappelijk verkeer is, dreigde deze functie haar waarde te verliezen door het wegvallen van het vertrouwen in de accountantsverklaring. Dit probleem betrof de accountant zelf die in diskrediet raakte, de beroepsgroep als geheel, als ook het maatschappelijk verkeer (bedrijfsleven, overheid, financiële markten) ten behoeve waarvan de accountant zijn verklaringen afgeeft. Al deze veranderingen en gebeurtenissen leidden ertoe dat aan het begin van de 21e eeuw de noodzaak ontstond de wetgeving in Nederland op het terrein van de financiële verslaggeving en het toezicht daarop te heroverwegen. De aanpassingen in de wetgeving die daarop volgden, komen hierna aan de orde. Op veranderingen in de wetgeving buiten Nederland wordt in dit artikel niet ingegaan.
4. Aanpassingen in de wetgeving Die forse vernieuwingen en veranderingen in de wetgeving zijn in de afgelopen jaren in een hoog tempo over Nederland heen gekomen. In dit artikel wordt in het bijzonder ingegaan op de volgende nieuwe wetten:
• Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta); • Wet toezicht financiële verslaggeving (Wtfv); en • Wet op het financieel toezicht (Wft). Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) De Wta is van kracht geworden op 1 oktober 2006. Doelstelling is het vertrouwen in de accountant en de door hem voor het publiek afgegeven verklaringen, te herstellen. Hiervoor is in de Wta onafhankelijk publiek toezicht op accountantsorganisaties en individuele accountants geregeld. De normering van het handelen van de accountant, die op initiatief van de overheid is opgelegd, blijft echter beperkt. De samenleving en de beroepsgroep van accountants hebben een gedeeld belang in een breed gedragen maatschappelijk vertrouwen in (de functie van) de accountant. De vormgeving van het onafhankelijk publiek toezicht op het handelen van de accountant waarborgt dit belang. De hoofdlijnen van de Wta zijn opgenomen in het kader op pagina 11.
PricewaterhouseCoopers
Hoofdlijnen van de Wta De Wta geeft het wettelijk kader voor regelgeving voor en toezicht op accountantsorganisaties. In verband met het onafhankelijke publieke toezicht is er onderscheid tussen domeinen waarvoor verschillende wettelijke regels gelden voor de beroepsuitoefening en waarbinnen verschillende publiekrechtelijke rechtspersonen werkzaam zijn. De volgende domeinen worden onderscheiden: A) de werkzaamheden voor het verrichten van wettelijke controles door accountantsorganisaties en het verstrekken van accountantsverklaringen door externe accountants; B) de werkzaamheden voor het verstrekken van verklaringen door een registeraccountant of AccountantAdministratieconsulent die door een specifieke wet zijn voorgeschreven; C) de werkzaamheden van een registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent voor de beoordeling van financiële verantwoordingen en vrijwillige controles; D) de andere (accountants)werkzaamheden, zoals het samenstellen van financiële verantwoordingen, duediligence-onderzoeken, mededelingen bij prospectus gericht op emissies, forensische werkzaamheden en advieswerkzaamheden zoals waardebepalingen. In domein A is de Autoriteit Financiële Markten (AFM) belast met het onafhankelijke publieke toezicht op accountantsorganisaties. In de uitvoering van het toezicht biedt de AFM, waar mogelijk, ruimte aan de kwaliteitsborging door de beroepsorganisaties NIVRA en NOvAA. De AFM heeft wel de volledige verantwoordelijkheid voor het toezicht en kan ingrijpen bij individuele accountantsorganisaties. De AFM beschikt over het gebruikelijke instrumentarium om bestuursrechtelijk op te treden tegen overtredingen door accountantsorganisaties. In de domeinen B, C en D hebben het NIVRA en de NOvAA hun verantwoordelijkheid voor het accountantsberoep die in de Wet RA en de Wet AA verankerd is. In het domein A geldt dat gedeeltelijk, in aanvulling op hetgeen in de Wta is geregeld. Krachtens deze wetten stellen het NIVRA en de NOvAA verordeningen en nadere voorschriften vast en zien toe op de naleving hiervan. Een registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent is onderworpen aan klacht- en tuchtrecht. Een klacht over een accountant die zich in strijd met de bepalingen gedraagt, kan worden ingediend bij de Accountantskamer (tuchtrecht), bij de Klachtencommissie NIVRA-NOvAA of, indien het accountantskantoor waarbij de accountant werkzaam is, beschikt over een klachtenregeling bij dat kantoor (klachtrecht). De klager maakt zelf een keuze uit deze drie mogelijkheden. Tegen een accountantskantoor kan een dergelijke klacht niet worden ingediend, wel tegen een daar werkzame accountant. De Accountantskamer kan een sanctie opleggen, de andere twee instanties kunnen dat niet. Een klacht behandeld door een van de twee klachtinstanties kan daarna bij de Accountantskamer worden behandeld. Andersom kan dat niet. Civielrechtelijke geschillen, zoals een geschil over het door de accountant in rekening gebrachte honorarium, kunnen worden voorgelegd aan de Raad voor Geschillen of aan de civiele rechter.
11
PricewaterhouseCoopers
Wet toezicht financiële verslaggeving (Wtfv) De Wtfv is van kracht geworden op 31 december 2006. Feitelijk is de Wtfv daardoor effectief voor toezicht op jaarverslaggeving over boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2006. Doelstelling is de verbetering van de kwaliteit van de financiële verslaggeving van Nederlandse ondernemingen waarvan effecten tot de handel op de beurs zijn toegelaten. Die verbetering zou ook moeten leiden tot
verdere transparantie en vergelijkbaarheid. Hiermee werd geantwoord op zowel de boekhoudaffaires als het afbrokkelen van nationale grenzen bij financiële verslaggeving. Ook het tanende vertrouwen in de checks and balances binnen ondernemingen moest hiermee worden gekeerd. De hoofdlijnen van de Wtfv zijn in het kader hieronder weergegeven.
Hoofdlijnen van de Wtfv De Wtfv wijst de AFM aan om invulling te geven aan het toezicht op financiële verslaggeving. AFM toezichthouder Juist de AFM is aangewezen voor deze toezichtstaak om een aantal synergie-effecten te realiseren, bijvoorbeeld ten aanzien van kennisontwikkeling uit hoofde van haar taak inzake prospectusregelgeving en biedingsberichten en de uitvoering van de wetgeving volgend uit de Europese Transparantierichtlijn. Ook de internationale taak van de AFM door de participatie in het CESR (Committee of European Securities Regulators) speelt een rol. Geen bestuursrechtelijke handhaving De AFM toetst of de financiële gevolgen van het ondernemingsbeleid van de effectenuitgevende instelling op een juiste wijze (dat wil zeggen in overeenstemming met de voorschriften die voor de financiële verslaggeving gelden) in de financiële verslaggeving zijn gepresenteerd. De Wtfv kent geen bestuursrechtelijke handhaving: indien de AFM van mening is dat een onderneming een voorschrift onjuist toepast, kan naleving slechts worden geëffectueerd bij de Ondernemingskamer. Mededeling en aanbeveling De toetsing van de AFM wordt gebaseerd op een steekproefsgewijze en thematische aanpak. Op grond van een risicoprofiel dat de AFM vaststelt, worden ondernemingen geselecteerd. Indien op grond van openbare feiten (bijvoorbeeld de jaarrekening, halfjaarberichten en overige persberichten) twijfel bestaat over de juiste toepassing van geldende verslaggevingregels, kan de AFM daarover vragen stellen. Het is aan de onderneming om die twijfel weg te nemen. Indien twijfel bij de AFM blijft bestaan, kan zij een mededeling aan de onderneming verstrekken. Opvolging door de onderneming zal, zo nodig, plaatsvinden in haar volgende jaarrekening. De mededeling kan vergezeld gaan van een aanbeveling van de AFM. Deze aanbeveling kan voor de onderneming aanleiding zijn om publiekelijk in te gaan op haar verslaggeving. Indien een onderneming niet tot een dergelijke publicatie overgaat, kan de AFM op haar beurt naleving van haar aanbeveling slechts afdwingen via een jaarrekeningprocedure bij de Ondernemingskamer. Geheimhouding Volgens de Wtfv valt alle correspondentie tussen de AFM en de onderneming onder de geheimhouding. De AFM mag geen uitingen naar buiten brengen over de onderhanden onderzoeken. Slechts de onderneming zelf kan via opvolging van een aanbeveling, of op een andere wijze, uiting geven aan de discussies met de AFM.
12
PricewaterhouseCoopers
Wet op het financieel toezicht (Wft) De Wft is van kracht geworden op 1 januari 2007. Doelstelling van de Wft is om in te spelen op de hiervoor geschetste vervaging van de grenzen tussen bankieren, verzekeren en beleggen. Dit gebeurt door het financiële toezicht van een sectoraal model te kantelen naar een functioneel toezichtmodel. Gelijktijdig werd ook gewerkt aan het keren van het tanende vertrouwen in de checks and balances binnen ondernemingen. Zo zijn de vereisten in het kader van de Europese transparantierichtlijn in 2009 in de Wft opgenomen. De hoofdlijnen van de Wft zijn in het kader hieronder weergegeven.
Overige Daarnaast zijn diverse aanpassingen van tot dan toe bestaande wetten tot stand gekomen en zijn andere nieuwe wetten ingevoerd. De meest bekende nieuwe wet is de Pensioenwet die op 1 januari 2007 van kracht is geworden. Ook de aanwijzing van de code-Tabaksblat als de Nederlandse corporate-governancecode op 23 december 2004, moet in dit licht worden bezien. Overigens is de Nederlandse corporate-governancecode met ingang van 1 januari 2009 herzien na aanbevelingen van de Monitoring Commissie Corporate Governance onder leiding van professor Frijns.
Hoofdlijnen van de Wft In de Wft zijn drie onderdelen van toezicht opgenomen: • het gedragstoezicht; • het prudentieel toezicht; • het systeemtoezicht. Gedragstoezicht Het gedragstoezicht kent regels voor zowel financiële instellingen als financiële markten. De regelgeving voor financiële ondernemingen bestaat uit regels voor het aanbieden van financiële diensten op de financiële markten. Hierin staan onder andere bepalingen over deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit van financiële instellingen. Ook de structurering en inrichting van die instellingen zijn hier geregeld. De bepalingen strekken ertoe dat de financiële instellingen zich netjes gedragen en dat consumenten correct worden geïnformeerd. De regels voor financiële markten bestaan uit regels die voor alle ondernemingen kunnen gelden, dus niet alleen de financiële instellingen. Het betreft onder andere regels voor het aanbieden van effecten, het melden van zeggenschap en belang in ondernemingen die aandelen op de beurs uitgeven, en regels ter voorkoming van marktmisbruik. Prudentieel toezicht Het prudentieel toezicht ziet op de financiële stabiliteit van financiële ondernemingen, zoals de solvabiliteit en de liquiditeit, en daarmee over de financiële stabiliteit van de Nederlandse financiële markten. Het is belangrijk dat partijen op de financiële markten aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. Systeemtoezicht Het systeemtoezicht ziet toe op de stabiliteit van het financiële systeem als geheel. Het prudentieel toezicht en het systeemtoezicht worden uitgeoefend door De Nederlandsche Bank (DNB). Het gedragstoezicht wordt uitgeoefend door de AFM. De Wft is niet alleen van toepassing op financiële instellingen die in Nederland hun diensten aanbieden, maar ook op andere ondernemingen die effecten uitgeven.
13
PricewaterhouseCoopers
5. Enkele complicaties In een heel hoog tempo zijn dus in de afgelopen jaren vele nieuwe wetten tot stand gekomen en van kracht geworden. Daarin zijn diverse nieuwe taken in het kader van het publieke toezicht gecreëerd. Hierdoor moesten in een even hoog tempo die taken ondergebracht worden bij daarvoor geschikte organen die ieder hun eigen taken en bevoegdheden moeten hebben. In dit verband is het bijzonder lastig geweest om die organen enerzijds volstrekt los en onafhankelijk van elkaar te laten opereren zodat ze eigen verantwoordelijkheid kunnen dragen, en anderzijds toch het gewenste niveau van kennis en efficiency te laten bereiken zodat ze daarmee hun taken op het gewenste niveau kunnen uitvoeren. Het meest markante voorbeeld hiervan is de AFM. Krachtens de hiervoor genoemde wetgeving heeft de AFM de volgende taken: • het onafhankelijke publieke toezicht op accountantsorganisaties op grond van de Wta; • het toezicht op financiële verslaggeving van ondernemingen waarvan effecten tot de handel op de beurs zijn toegelaten op grond van de Wtfv; en • het gedragstoezicht op zowel financiële instellingen als financiële markten op grond van de Wft. Met het onderbrengen van deze drie toezichttaken bij één instantie, de AFM, worden belangrijke voordelen van efficiency en kennis bereikt. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van overhead die worden verdeeld over deze drie taken. Anderzijds is de mogelijkheid aanwezig dat de AFM de praktische kennis die wordt opgedaan bij de uitoefening van de ene taak, gebruikt bij de uitoefening van een andere taak. Zo kan het zijn dat de wetgever aan de uitoefening van de onderscheiden taken verschillende bevoegdheden voor het verkrijgen van informatie geeft. Dan bestaat het gevaar dat wanneer bepaalde informatie niet op basis van de ene wet kan worden verkregen, die informatie op basis van een andere wet wordt opgehaald. Terwijl het geven van verschillende bevoegdheden voor het verkrijgen van informatie onder de onderscheiden wetten juist een bewuste keuze van de wetgever is geweest. Een voorbeeld hiervan betreft het door de AFM verkrijgen van informatie voor haar toezicht op financiële verslaggeving. In dit verband heeft de Wtfv de bevoegdheden van de AFM beperkt tot het gebruik van publieke informatie of andere externe bronnen over een onderneming, of door de onderneming vrijwillig
14
verstrekte informatie. In het kader van het toezicht op accountantsorganisaties heeft de AFM echter het recht om ook vertrouwelijke gegevens in een controledossier van een onderneming te bekijken. De Nederlandse wetgever heeft expliciet gezegd dat informatie die is verkregen bij de uitoefening van de ene taak, niet mag worden gebruikt voor de uitoefening van een andere taak. De AFM is verplicht een organisatorische en procedurele scheiding te hebben tussen de afdelingen die zich bezig houden met onafhankelijk publiek toezicht op accountantsorganisaties, met toezicht op financiële verslaggeving van ondernemingen en met gedragstoezicht op financiële instellingen en financiële markten. Dit worden ook wel de Chinese Walls binnen de AFM genoemd. Op dit alles bestaat één uitzondering, namelijk het gebruik van informatie die verkregen is bij het Wta-toezicht ten behoeve van het Wft-toezicht (dus niet het Wtfv-toezicht), en uitsluitend indien sprake is van gegevens die duiden op overtredingen waarvan de AFM de opgelegde boetes openbaar maakt in het belang van het publiek, en nadat een zekere procedure is gevolgd. Voorbeelden van dergelijke boetes zijn overtredingen met betrekking tot het aanbieden van financiële producten zonder vergunning of met marktmisbruik.
De Chinese Walls zullen de komende tijd ter discussie staan, als gevolg van de toenemende roep om grotere transparantie. Het doorbreken van Chinese Walls kan echter ook negatieve gevolgen hebben, omdat iedereen ervan moet kunnen uitgaan dat door hem verstrekte informatie vertrouwelijk wordt behandeld en uitsluitend wordt gebruikt voor de aangegeven doelen.
6. Afsluiting In dit artikel zijn de veranderingen in de afgelopen jaren van de wetgeving ten aanzien van het toezicht op de financiële markten en de betrokken partijen bekeken. Tien jaar geleden was de toezichtwetgeving nog op de eerste plaats sectoraal georganiseerd. Grote maatschappelijke ontwikkelingen gaven aanleiding tot die veranderingen van de wetgeving: het afbrokkelen van de nationale grenzen bij financiële verslaggeving, het vervagen van de grenzen tussen bankieren, verzekeren en beleggen, het zich
PricewaterhouseCoopers
voordoen van boekhoudaffaires, het tanende vertrouwen in de checks and balances binnen ondernemingen, en het tevoorschijn komen van zwakten in de borging van de publieke functie van de accountant. Het optreden van de wetgever heeft geleid tot drie belangrijke nieuwe wetten (de Wta, de Wtfv en de Wft) die in het bijzonder de AFM als een nieuwe belangrijke speler in het kader van het toezicht hebben gecreëerd. Voor het vermijden van het samenkomen van uiteenlopende bevoegdheden binnen de AFM heeft de wetgever beperkingen aan de uitvoering van de verschillende taken gesteld. De aanzienlijke uitbreiding van het onafhankelijke toezicht op de financiële markten en de betrokken partijen heeft ontegenzeggelijk geleid tot verbetering van dat toezicht, toegenomen transparantie en verhoging van de kwaliteit van openbaar beschikbare financiële informatie. De kredietcrisis en de economische crisis hebben echter duidelijk gemaakt dat het toezicht verre van volkomen is, en dat het crises niet kan voorkomen. De crises zullen leiden tot aanpassing en uitbreiding van het onafhankelijke toezicht. Een belangrijk deel daarvan zal zich naar verwachting richten op bovennationaal toezicht. Immers, toezicht is momenteel nog nationaal georganiseerd, terwijl de onder toezicht staande ondernemingen en markten in veel gevallen internationale dimensies hebben.
De auteurs danken Maarten Hartman en Kees Roozen van PwC National Office voor hun ondersteuning bij het schrijven van dit artikel.
15
PricewaterhouseCoopers