VAN RHEINLAND NAAR RIJNLAND Bodemvondsten in Leiden
H. Suurmond-van Leeuwen
In 1976 werd op het terrein van de toekomstige nieuwbouw van het Hoogheemraadschap van Rijnland door het Instituut voor Prae- en Protohistorie van de Universiteit van Amsterdam een archeologisch bodemonderzoek verricht. Over de aardewerkvondsten werd in het officiële verslag van dit onderzoek echter nauwelijks gerept. Deze bleken voor de loog kennelijk van weinig waarde, getuige de volgende zinsnede “Over de vondsten in het algemeen is eigenlijk weinig te vermelden; het te verwachten aardewerk, naast enig botmateriaal en een geringe hoeveelheid leer. Enige specialisatie, sociale status of opvallende handelsrelaties van de bewoners laat zich uit de mobilia niet aflezen. Het enige vermeldenswaardige voorwerp is een kaphamer of dissel uit de eeuw”. Vanuit de archeologie gezien moge dan het gevonden aardewerk nauwelijks interessant zijn, voor Leiden is met name het “steengoed” toch een fraaie aanvulling op de reeds aanwezige collecties laat-middeleeuws aardewerk. Tijdens het onderzoek stuitte men op een tweetal beerputten, waarvan de modderige inhoud door een graafmachine naar boven werd gehaald. Leden van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, afdeling Rijnstreek, hebben met veel zorg zoveel mogelijk scherven uit de bagger verzameld en vervolgens gewassen en gesorteerd. Gaaf aardewerk werd op enkele kleinere voorwerpen na nauwelijks aangetroffen. Scherven des te meer; dozen vol met fragmenten van gebruiksaardewerk alsmede vele majolicascherven. Uit de veelheid van fragmenten van het hardgebakken “Steinzeug”, afkomstig uit het Rheinland en wel voornamelijk de streek rond Aken en Keulen’, lukte het met veel moeite een tweetal kruiken te restaureren terwijl een derde met behulp van vrij veel gips zover in elkaar kon worden gezet dat toch een goed beeld van deze kruik kon worden verkregen. Het fraaiste exemplaar is ongetwijfeld de slanke kruik van hardgebakken steengoed, voorzien van zoutglazuur en goudbruin van kleur (afb. 1 links). De kruik is cm hoog en toont 3 medaillons, waarvan er twee identiek zijn
1. Twee steengoed kruiken uit
links Jan
rechts
2. Detail van de kruik: mythologische figuur met de naam IAN 67
3 Detail van de Boerendanskruik; tekst: WILLEN: DANSEN: VL . . . . R VICH: VNND. (afb. 2). De medaillons tonen mythologische figuren, terwijl in de randversiering de letters IAN BALDMS staan. De kruik was niet compleet en er zijn restauraties verricht aan hals en wand, terwijl ook een ontbrekend stuk van het oor is bijgemaakt. De tweede kruik is een zgn. “Boerendanskruik”, (afb. 1, rechts) en 29 cm hoog. Ook deze kruik behoort tot het zgn. steengoed, is eveneens voorzien van zoutglazuur en toont een iets donkerder kleur bruin dan de vorige. De versiering bestaat uit een fries met dansende paren met als onderschrift: “GERET NV VRY SY (NT AL) H (EI WIR) WILLEN DANSEN VM (LERRE B)RVICH VNND HAREN KRANSSEN” (afb. 3 en 4). De halsversiering toont een vrouwenkopje (afb. initialen ontbreken helaas. Ook deze kruik was niet compleet, met behulp van gips werden restauraties aan hals, buik en oor uitgevoerd.2 De derde steengoed kruik is ook donkerbruin van kleur en voorzien van zoutglazuur. Het bovenste deel ontbreekt. De versiering toont een fries met in het midden het wapen van de stad Amsterdam, geflankeerd door twee griffioenen (afb. 6). Wat de herkomst van de kruiken betreft maakt de naam IAN BALDMS het ons gemakkelijk. Jan Baldems Mennincken, zoals zijn volledige naam luidde, was in de jaren een zeer bekende pottenbakker in ren. Dit dorp, circa 8 kilometer van Aken verwijderd, ligt thans op Belgisch grondgebied. De Menninckens behoorden tot een zeer uitgebreide familie, die vanaf het begin van de 15de eeuw tot aan het einde van de vorige eeuw het pottenbakkersambacht uitoefenden. Vele leden van deze wijdvertakte 68
4. Detail van de Boerendanskruik; tekst: RVICH: VNND: HAREN: KRANSSEN. familie hebben alleen hun voornamen gebruikt. Jan Baldems had in zijn tijd het grootste en bloeiendste bedrijf in Veel van zijn werkstukken zijn zowel gesigneerd als gedateerd. In het Hetjens Museum in dorf en het Kunstgewerbemuseum in Keulen bevinden zich enkele bijzonder fraaie exemplaren van zijn werk, zoals de uit 1602 en een tweetal (sierkruiken) resp. uit en 1605. Van de in Leiden gevonden ‘Jan kunnen we zeggen dat deze in vervaardigd is omstreeks het jaar 1600. De tweede kruik die gerestaureerd kon worden is een zgn. kruik, welke zijn naam ontleent aan het fries met voorstellingen van dansende paren (“dansen und sprengen”). De benaming werd pas in de eeuw door verzamelaars gebezigd. Dit model steengoedkruik is kenmerkend voor het pottenbakkerscentrum Er zijn verschillende soorten voorstellingen bekend, b.v. (de kuise Suzanna uitbeeldend), (kruiken die afbeeldingen van de zeven keurvorsten en hun wapenschilden dragen) en kruiken met religieuze of mythologische figuren of taferelen. Ook van “dansen und sprengen” kent men diverse variaties; er is een tiental verschillende teksten bekend, waaronder bovenvermelde. Deze kruik is niet het enige exemplaar dat zijn weg naar Leiden heeft gevonden. In het Stedelijk Museum de Lakenhal bevindt zich een scherf van een identieke kruik, welke scherf in de vorige eeuw werd opgegraven in het van der Werffpark (de voormalige Ruïne). Ten aanzien van de pottenbakker en de datering zijn we aangewezen op gesigneerde en gedateerde 69
vondsten. Boerendanskruiken zijn o.a. bekend van Jan Emmonts nincken) in 1576 en 1590. Suzannenkrüge zijn vooral bekend uit de jaren We kunnen derhalve stellen dat de gevonden kruik in vervaardigd is tegen het einde van de 16de eeuw, mogelijk in een ninckenwerkplaats. De derde opgegraven kruik is een wapenkruik. Ook wapenkruiken werden hoofdzakelijk in vervaardigd. Als een van de bekendste pottenbakkers van deze “Wappenkrüge” wordt Jan Emens (Mennincken) 1568-1594) genoemd, terwijl ook gesigneerde exemplaren van E. Emmonts (Mennincken, Jan Baldems en zijn vader Baldem nincken (werkzaam tussen 1577-1590) bekend zijn. De griffioenen naast het wapen van Amsterdam tonen grote gelijkenis met de grijpvogels op enige gesigneerde kruiken van Jan Baldems, zoals de reeds genoemde pronkkruiken en een in het Rijksmuseum te Amsterdam aanwezige zgn. “Pelikankrug”. Het lijkt daarom heel goed mogelijk dat het Leidse exemplaar door Jan Baldems is vervaardigd. De datering kan eveneens omstreeks het jaar 1600 gesteld worden. Deze versierde kruiken, die veelal voorzien waren van een tinnen deksel, zullen niet als drinkgerei maar als schenkkannen gebruikt zijn. Het museum in bezit een fraaie collectie van ter plaatse vervaardigd aardewerk maar ook het Rijksmuseum in Amsterdam is in het bezit van een
afb. 5. 70
van de Boerendanskruik.
6. Wapenkruik met het wapen van Amsterdam.
aantal mooie exemplaren vervaardigd door leden van de familie. Ook de Leidse bodemvondsten en de vele fragmenten van andere kruiken uit de opgraving tonen wederom aan dat de import van drinkgerei uit het Rheinland niet onbelangrijk is geweest. De steengoed kruiken en kan nen afgebeeld op schilderijen van o.a. Adriaan van Ostade en Jan Steen zijn hier evenzo vele bewijzen van. De hierboven beschreven kruiken behoren tot de meest spectaculaire voorwerpen die het onderzoek in de bouwput van Rijnland opleverde. Alle bodemvondsten in Zuid-Holland worden geregistreerd in het Provinciaal Bodemarchief (P.B.A.) thans nog gevestigd in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Het P.B.A. kan voorwerpen in al of niet permanente bruikleen afstaan aan musea of andere daartoe geëigende instellingen. Een opstelling in het Stedelijk Museum de Lakenhal lijkt voor deze vondsten de beste plaats.
AANTEKENINGEN Voor literatuur vergelijk: B. Das Rhcinische und die der Renaissance, Berlijn 1 Y61; G. Reineking-von catalogus van het Keulen 1971; Uit bagger geborgen, tentoonstellingscatalogus van de Lakenhal, Leiden 1972; H. Hellebrandt, O.E. en L. Steinzeug dem Aken 1977; A. Ohm en M. catalogus van het Museum werk Frankfurt 1977. 2. De tussen haakjes geplaatste letters ontbreken. 3. Aan de echtheid van deze kruik wordt getwijfeld. Het zou hier gaan om een vervalsing, vervaardigd in of Neurenberg; lit.: G. Reineking-von zeug-Nachahmung, Nachbildung 49 26, afb. 36, 40. Foto’s D.
72
Leiden.