Van Misdrijf Naar Meditatie Een literatuurstudie naar de toegevoegde waarde van Mindfulness binnen justitiële gesloten jeugdzorg
Anouck Staff 6334458 Universiteit van Amsterdam Begeleider: Hans van der Baan 16 juni 2014 Aantal woorden: 6593
Inhoudsopgave Abstract
2
Verslaving en Delinquent Gedrag bij Gedetineerde Adolescenten en de Behandeling
3
Hiervan De Effectiviteit van Mindfulness als Behandeling voor Agressief Gedrag
9
De Effectiviteit van Mindfulness als Behandeling voor Verslavingsgedrag
12
De Effectiviteit van Mindfulness als Behandeling voor Gedetineerde Adolescenten
15
Mindfulness als Behandeling voor Gedetineerde Adolescenten met Gedrags- en
17
Verslavingsproblematiek Een Combinatietherapie van Mindfulness en Cognitieve Gedragstherapie
20
Mindfulness in de Praktijk
23
Conclusie en Discussie
27
Referenties
31
1
Abstract Gegeven het feit van het toenemende aantal gewelddadige jeugdmisdaden in Nederland (Kalidien & de Heer-de Lange, 2013), stijgende kosten van jeugddetentie en onduidelijkheid over de effectiviteit van behandelingen in jeugddetentie (Algemene Rekenkamer, 2012), is het van belang een effectieve interventie te vinden voor deze doelgroep. In deze literatuurstudie is onderzocht in hoeverre Mindfulness een zinvolle aanvulling kan zijn op een veel gebruikte behandeling, Cognitieve Gedragstherapie (Bowen et al., 2009; McMahon & Kotler, 2006), in het behandelen van gedetineerde adolescenten met verslavings- en gedragsproblematiek. Ondanks het premature stadium van onderzoek naar Mindfulness, is gebleken dat het een effectieve interventie zou kunnen zijn voor het reduceren van de problematiek die kenmerkend is voor deze doelgroep. Zowel agressief als verslavingsgedrag blijken te reduceren ten gevolge van een Mindfulnesstraining. Daarnaast blijken gedetineerde adolescenten ontvankelijk voor deze vorm van interventie. Kanttekeningen met betrekking tot de praktische uitvoerbaarheid moeten meegenomen worden bij de eventuele implementatie van deze interventie binnen jeugddetentie.
2
Verslaving en Delinquent Gedrag bij Gedetineerde Adolescenten en de Behandeling Hiervan In de periode van 2005 tot 2012 is het totaal aantal jeugdmisdaden in Nederland afgenomen. Echter het percentage van deze misdaden dat gewelddadig is, is toegenomen. Bovendien worden jongeren vaker verdacht van rijden onder invloed en het gebruiken van softdrugs (Kalidien & de Heer-de Lange, 2013). Het succesvol behandelen van geweld en andere vormen van agressief gedrag is moeilijk, zeker wanneer dit gedrag heeft geleid tot detentie (Landenberger & Lipsey, 2005). Enerzijds omdat detentie agressief gedrag kan bekrachtigen en anderzijds omdat adolescenten in detentie vaak comorbide psychische problematiek laten zien. Daarnaast gaat ernstige delinquentie vaak samen met het gebruik van verdovende middelen. Des te meer een adolescent betrokken is bij middelengebruik, des te ernstiger zijn of haar betrokkenheid bij delinquentie en andersom (Huizinga, Loeber, & Thornberry, 1994). Ook vergroot aanhoudende betrokkenheid met drugs of alcohol de kans op arrestaties en herhaaldelijk
contact
met
jeugdrechtsysteem.
Herhaaldelijk
contact
met
het
jeugdrechtsysteem vergroot weer de kans op plaatsing in justitiële jeugdinrichtingen (National Center on Addiction & Substance Abuse, 2004). Antisociale Middelen Afhankelijkheid Binnen de Nederlandse jeugddetentie heeft drie op de vier adolescenten vóór het vijftiende levensjaar al een gedragsstoornis (Bulten, 1998). Ten aanzien van de algehele populatie Nederlandse adolescenten heeft ongeveer 5.6% van de Nederlandse jongeren van dertien tot achttien jaar oud een antisociale gedragsstoornis (Verhulst, van der Ende, Ferdinand, & Kasius, 1997), ook wel conduct disorder (CD). CD is een gedragsstoornis waarbij een herhaaldelijk en persistent patroon van gedrag wordt getoond dat de fundamentele rechten van anderen of belangrijke leeftijdsadequate sociale normen of regels schendt (American Psychiatric Association, 2000). Adolescenten met CD hebben vaak comorbide
3
ADHD, oppositionele gedragsstoornis, depressie, angst en middelenmisbruik (Hinshaw & Lee, 2003). Dit laatste wordt ook wel substance use disorder (SUD) genoemd en omvat de verslaving aan middelen zoals alcohol en drugs. Het aantal jongeren in Nederland dat behandeld wordt voor een verslaving neemt sinds 2003 geleidelijk toe (Wisselink, Kuijpers, & Mol, 2013). De combinatie van SUD met CD wordt ook wel antisociale middelen afhankelijkheid (ASD) genoemd (Crowley & Gelhorn, 2010) en is gecorreleerd met ernstige gevolgen zoals detentie (Teplin, Abram, McClelland, Dulcan, & Mericle, 2002). Een erfelijke predispositie voor disinhibitie, ook wel ontremming of impulsiviteit, verklaart deze comorbiditeit (Young, Stallings, Corley, Krauter, & Hewitt, 2000). Bovendien vormt dit een verklaring voor het feit dat adolescenten met ASD er vaak niet in slagen om ingesleten responsen te onderdrukken (Swann, Bjork, Moeller, & Dougherty, 2002). Dit bleek ook uit onderzoek dat concludeert dat jeugdige delinquenten een hogere mate van impulsiviteit laten zien, wat geassocieerd is met een hogere mate van recidive van delinquent gedrag (Vitacco, Nuemann, Robertson, & Durrant, 2002). Cognitieve Gedragstherapie Momenteel is Cognitieve Gedragstherapie (CGT) de meest gebruikte interventie voor het behandelen van verslaving (Bowen et al., 2009), delinquent gedrag (McMahon & Kotler, 2006) en in detentie (Lipsey, 2009). CGT is een interventie waarbij denkfouten, die leiden tot psychische problemen en afwijkend gedrag, worden opgespoord en gecorrigeerd. De belangrijkste componenten zijn cognitieve herstructurering, het corrigeren van disfunctionele cognities en psycho-educatie (Foolen & Ince, 2013). Er wordt gesteld dat de disfunctionele cognities leiden tot de psychische klachten en inadequaat of problematisch gedrag. Door de gedachten te veranderen wordt beoogd het gedrag te veranderen. Ten aanzien van de toepassing van CGT bij jongeren lijkt zelfcontrole, het kunnen observeren en evalueren van
4
zichzelf, nog niet altijd ontwikkeld terwijl dit essentieel wordt geacht voor het slagen van een CGT-behandeling (Foolen & Ince, 2013). Het effect van CGT bij adolescenten blijkt dan ook niet altijd stand te houden (McMahon & Frick, 2005; Pickens, Hatsukami, Spicer, & Svikis, 1985). Mindfulness Steeds vaker wordt Mindfulness genoemd als potentiële interventie voor deze doelgroep. Mindfulness wordt omschreven als ‘the awareness that emerges through paying attention on purpose, in the present moment, and nonjudgmentally to the unfolding of experience moment by moment’ (Kabat-Zinn, 2003). Het construct Mindfulness bestaat uit vijf domeinen: observeren, beschrijven, handelen met bewustzijn, niet-oordelen over innerlijke ervaringen en niet-reageren op innerlijke ervaringen (Baer, Smith, Hopkins, Krietemeyer, & Toney, 2006). Deze constructen zijn geïntegreerd tot Mindfulnesstrainingen (MT) waarbij men leert de eigen gedachten, emoties en sensaties te observeren op een objectieve en ontvankelijke wijze, zonder hier over te oordelen. De nadruk ligt op het proces van bewustzijn in plaats van de inhoud van het bewustzijn. Na verloop van tijd ontwikkelt men meer inzicht in de eigen gewoontes van denken waardoor men beter in staat is negatieve gedachtepatronen te doorbreken of anders op deze patronen te reageren (Robins, Keng, Ekblad, & Brantley, 2012). Er zijn verschillende trainingen gebaseerd op de rationale van Mindfulness, elk ontwikkeld voor een specifieke doelgroep zoals voor terugvalpreventie bij verslaving (Mindfulness-Based Relapse Prevention, Witkiewitz, Marlatt, & Walker, 2005) of het reduceren van stress (Mindfulness-Based Stress Reduction, Kabat-Zinn, 1990). Ondanks het feit dat deze interventies voor specifieke doelgroepen zijn ontwikkeld beogen ze allemaal een open en niet-oordelende houding te genereren.
5
Door deze open, niet-oordelende houding te ontwikkelen dragen MT bij aan het verbeteren van inhibitiecontrole (Oberle, Schonert-Reichl, Lawlor, & Thomson, 2012). Moeite met het reguleren van gedrag, met name automatisch gedrag, is een prominent probleem bij jongeren met ASD (Swann et al., 2002). Impulsiviteit wordt gedefinieerd als ‘de neiging tot handelen zonder na te denken over de consequenties’ (Evenden, 1999). Een vorm van impulsiviteit is motorische impulsiviteit, het niet kunnen onderdrukken van automatisch gedrag, zoals het gebruiken van een middel of het vertonen van agressief gedrag (Schmaal, Broos, Joos, Pattij, & Goudriaan, 2013). Uit onderzoek is gebleken dat inhibitietraining de motorische impulsiviteit verbetert (Caswell, Morgan, & Duka, 2013) en dat de vaardigheden die je leert bij MT gerelateerd zijn aan inhibitiecontrole (Oberle et al., 2012). Impulsiviteit vergroot de kans op het reageren op een impuls, waar Mindfulness deze kans verkleint. Het is dus niet verwonderlijk dat Mindfulness voorgesteld wordt als potentiële interventie voor deze doelgroep. Mindfulness wordt, naast het leren controleren van gedrag, ook beschouwd als een methode om te leren de aandacht bewust te verschuiven van negatieve herinneringen of zorgen over de toekomst naar sensaties in het heden. Rumineren is het herhaaldelijk, ongecontroleerd nadenken over negatieve interne of externe ervaringen (Ingram, 1990) en wordt gerelateerd aan woede en agressief gedrag (Borders, Earleywine, & Jajodia, 2010). Er wordt gesuggereerd dat dit zou komen doordat herhaaldelijke gedachten over provocaties de aan woede gerelateerde associatieve netwerken in het brein actief houden. Hierdoor worden vijandige gedachten en emoties toegankelijker en agressief gedrag waarschijnlijker (Miller, Pederson, Earleywine, & Pollock, 2003). Een combinatie van Mindfulness en Cognitieve Gedragstherapie Er is nog weinig bekend over de toepasbaarheid en werkzaamheid van deze MT voor (gedetineerde) adolescenten met gedragsproblemen gecombineerd met middelenmisbruik.
6
Wel blijken de resultaten van de CGT bij deze doelgroep niet altijd lang stand te houden (McMahon & Frick, 2005; Pickens et al., 1985). Lange termijn effecten zijn echter wel wenselijk aangezien recidive een probleem is bij deze doelgroep (Vitacco et al., 2002). Mogelijk kan een combinatie van CGT en Mindfulness leiden tot betere resultaten. Mindfulness en CGT worden gezien als complementaire processen waarbij training in Mindfulness openheid tot verschillende perspectieven kan bewerkstelligen en daarmee de weg vrij maakt voor het toepassen en internaliseren van de bij CGT geleerde vaardigheden (Teasdale, Segal, & Williams, 2003). Daarnaast zou Mindfulness jongeren in staat stellen tot het beter reguleren van emoties en gedrag (Semple, Reid, & Miller, 2005; Bögels, Hoogstad, van Dun, de Schutter, & Restifo, 2008; Biegel, Brown, Shapiro, & Schubert, 2009) en daarmee zelfcontrole, bevorderen. Zelfcontrole is noodzakelijk voor CGT. Gegeven het feit dat het aantal gewelddadige delicten toeneemt in Nederland (Kalidien & de Heer-de Lange, 2013) en de behandeling hiervan moeilijk blijkt (Landenberger & Lipsey, 2005), is het van belang om erachter te komen welke interventies geschikt zijn voor het behandelen van verslaafde, delinquente jongeren binnen jeugddetentie. Aangezien CD en SUD vaak comorbide voorkomen in justitiële jeugdinrichtingen zal een ideale interventie zich richten op beide (Huizinga et al., 1994). Zoals besproken, zouden Mindfulness en CGT theoretisch gezien een werkzame combinatie kunnen vormen. Er zal daarom onderzocht moeten worden in hoeverre Mindfulness een effectieve interventie kan zijn, in aanvulling op CGT,
voor
de
behandeling
van
gedetineerde
adolescenten
met
gedrags-
en
verslavingsproblematiek. In dit literatuuronderzoek staat deze vraag centraal. Aangezien er onduidelijkheid bestaat over de effectiviteit van Mindfulness voor het behandelen van agressief gedrag, middelengebruik en het toepassen van deze interventie binnen jeugddetentie zal hier allereerst op in worden gegaan. Vervolgens zal gekeken worden in hoeverre Mindfulness ook effectief is wanneer er sprake is van zowel agressief gedrag,
7
middelengebruik als verblijf in jeugddetentie. Tot slot zal er onderzocht worden in hoeverre Mindfulness een zinvolle aanvulling kan zijn op een bestaande behandeling voor deze doelgroep, CGT, en zullen er praktische aspecten met betrekking tot de uitvoerbaarheid besproken worden.
8
De Effectiviteit van Mindfulness als Behandeling voor Agressief Gedrag Het behandelen van agressief gedrag blijkt moeilijk te zijn (Landenberger & Lipsey, 2005). Vijandig rumineren zou op de langere termijn agressief gedrag voorspellen doordat het vijandige en aan woede gerelateerde associatieve netwerken in het brein actief houdt en agressief gedrag daarmee toegankelijker maakt om te kiezen uit mogelijke gedragingen (Miller et al., 2003). Een ander aspect dat het onderdrukken van agressief gedrag bemoeilijkt is impulsiviteit. Mindfulness beoogd impulsiviteit te reduceren door stil te staan bij ervaringen en deze niet te beoordelen of hier op te reageren. Mindfulness-Based Stress Reduction (MBSR) is een groepsgerichte interventie waarbij deelnemers verschillende Mindfulnesstechnieken leren die als doel hebben stress te reduceren (Kabat-Zinn, 1990). Deze interventie blijkt ook daadwerkelijk stress te reduceren en het psychologisch welzijn te verhogen bij adolescenten (Biegel et al., 2009). In een onderzoek met volwassenen is deze training ook effectief gebleken in het reduceren van agressie (Robins et al., 2012). Er wordt gesteld dat de effecten zijn ontstaan doordat deelnemers hebben geleerd hun emoties, zoals woede, te observeren en te accepteren in plaats van deze proberen te onderdrukken of er op een andere manier van af te komen. Hetzelfde werd onderzocht in een single case study met drie adolescenten met CD (Singh et al., 2007). In dit onderzoek werd de MT Meditation on the Soles of the Feet (Singh, Wahler, Adkins, Myers, & The Mindfulness Research Group, 2003) gebruikt om te onderzoeken in hoeverre agressief gedrag afneemt na het volgen van deze training. Bij deze MT leert het individu de aandacht te verschuiven van een emotioneel geladen en/of opwindende gedachte, gebeurtenis of situatie naar een emotioneel neutraal gedeelte van het lichaam (Singh et al., 2003). De adolescenten bleken na afloop van de trainingsperiode een afname in agressief gedrag te laten zien. Dit effect hield tot een jaar na afronding van de training stand.
9
Bij de gevonden resultaten moet vermeld worden dat de adolescenten er zelf voor hebben gekozen de MT te volgen. Motivatie kan dus een rol hebben gespeeld bij het gevonden effect aangezien motivatie als cruciaal wordt beschouwd voor het slagen van een behandeling bij jongeren (Verbrugge, van Gogh, Bosma, Jilleba, & de Jong, 2012). Zowel bij volwassenen als bij adolescenten is gevonden dat een MT agressief gedrag kan reduceren. Zoals eerder werd gesteld zou rumineren agressief gedrag in stand houden (Miller et al., 2003). Mindfulness beoogt rumineren te reduceren door de aandacht te verschuiven naar het heden en niet te blijven hangen in negatieve herinneringen aan het verleden of zorgen over toekomstige gebeurtenissen. Uit onderzoek met studenten bleek rumineren de relatie tussen Mindfulness en woede, vijandigheid en verbale agressie te mediëren (Borders et al., 2010). Mensen die rumineren zouden sneller focussen op eerder ervaren provocaties en een mogelijke revanche waardoor zij associatieve (negatieve) neurale netwerken actief houden en sneller vijandige gedachten en agressieve gevoelens ervaren. Mindfulness kan dit rumineren doorbreken door stil te staan bij het huidige moment in plaats van eerdere provocaties. Hierdoor kunnen destructieve cognitieve cirkels doorbroken worden en ander gedrag worden vertoond. Alhoewel er een mediërende rol is gevonden voor de rol van rumineren bij het effect van Mindfulness op woede, vijandigheid en verbale agressie, is in dit onderzoek Mindfulness enkel gemeten aan de hand van de Mindfulness constructen met een vragenlijst. Er kan dus niet geconcludeerd worden dat het volgen van een MT rumineren verminderd en dat hierdoor agressief gedrag wordt verminderd. Er is enkel een theoretisch verband gevonden. Er kan wel worden gesteld dat MT effectief zijn in het verminderen van agressief gedrag. Mogelijk komt dit doordat men beter in staat is emoties, waaronder woede, te accepteren en reguleren als gevolg van de training. Uit theoretisch onderzoek naar verschillende constructen die een rol spelen bij Mindfulness is daarnaast gebleken dat
10
rumineren een mediërende rol speelt bij het effect van Mindfulness op agressief gedrag. Echter zal uit onderzoek met een MT moeten blijken of dit verband dan ook bestaat. Aangezien in dit literatuuroverzicht de vraag centraal staat of Mindfulness effectief is bij zowel de behandeling van agressief gedrag als verslaving wordt in de volgende paragraaf onderzocht of Mindfulness een effectieve behandeling is voor het reduceren van verslavingsgedrag.
11
De Effectiviteit van Mindfulness als Behandeling voor Verslavingsgedrag Vanuit een Mindfulness perspectief wordt verslaving gezien als gedrag om aan bepaalde cognitieve, affectieve of fysieke staten vast te houden of om deze juist te vermijden (Witkiewitz, Bowen, Douglas, & Hsu, 2013). Ongereguleerde of oncontroleerbare gedachtepatronen en gevoelens van craving naar het middel kunnen leiden tot terugval waarbij men het gebruiken van een middel als enige oplossing ziet om de gedachten en gevoelens te reguleren. Mindfulness zou dit patroon kunnen doorbreken doordat het leert de ervaring van craving te observeren als een voorbijgaande ervaring zonder hierop te reageren of over te oordelen (Witkiewitz et al., 2013). Er is echter nog weinig experimenteel onderzoek dat de relatie tussen Mindfulness en middelengebruik onderzocht heeft, zeker bij adolescenten. Een onderzoek met adolescenten onderzocht met behulp van vragenlijsten wat de relatie is tussen Mindfulness en alcoholgebruik bij studenten (Bodenlos, Noonan, & Wells, 2013). Mindfulness bleek negatief gecorreleerd te zijn aan stress en alcoholproblemen: deelnemers die lager scoorden op de Mindfulness constructen scoorden hoger op ervaren stress en alcoholproblemen. Stress is daarentegen positief gecorreleerd aan alcoholproblemen. Er wordt gesuggereerd dat stress een rol speelt bij de correlatie tussen Mindfulness en alcoholgebruik omdat alcohol gebruiken een manier kan zijn om stress te uiten. Een andere factor die is gevonden als verklaring voor de relatie tussen Mindfulness en alcoholgebruik is impulsiviteit (Murphy & MacKillop, 2012). Mindfulness en alcoholgebruik en –misbruik blijken aan elkaar gerelateerd te zijn door de confound factor impulsiviteit. Dit houdt in dat de relatie tussen Mindfulness en alcoholgebruik en/of –misbruik volledig verklaard wordt door de relatie van alcoholgebruik en/of –misbruik met impulsiviteit. Daarnaast zijn er relaties gevonden tussen Mindfulness en impulsiviteit die suggereren dat Mindfulness de domeinen van impulsiviteit die alcoholgebruik voorspellen, remt.
12
Mindfulness interventies zouden dus alcoholgebruik kunnen verminderen door impulsiviteit te reduceren. Uit de besproken onderzoeken is gebleken dat er, op basis van onderzoek met vragenlijsten, correlaties bestaan tussen Mindfulness, impulsiviteit en alcoholgebruik- en misbruik. Dit zegt echter nog niets over de effectiviteit van een MT in het reduceren van verslavingsgedrag. Gezien de premature fase waarin het onderzoek naar Mindfulness bij deze doelgroep zich bevindt is er, naar weten, nog geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Mindfulness bij verslavingsgedrag van adolescenten. Wel is er onderzoek gedaan bij volwassenen wat mogelijk aanknopingspunten kan bieden voor generalisatie naar de in dit literatuuronderzoek centraal staande doelgroep. Mindfulness-Based Relapse Prevention (MBRP) is een combinatie van MBSR en terugvalpreventieprogramma’s gebaseerd op CGT en ontwikkeld voor mensen met een verslaving (Witkiewitz et al., 2005). Na het volgen van deze training bleken volwassenen minder middelen te gebruiken, minder craving te ervaren en bewuster te zijn van sensaties en deze te accepteren (Bowen et al., 2009). In vervolgonderzoek met deze steekproef bleek Mindfulness craving te reduceren door een latente factor die drie constructen van Mindfulness representeert: bewustzijn, acceptatie en niet-oordelen (Witkiewitz et al., 2013). Deze resultaten vormen aanleiding om onderzoek te doen naar de effectiviteit van MBRP bij adolescenten. Al met al kan er geconcludeerd worden dat Mindfulness, bij adolescenten, de mate van alcoholgebruik kan voorspellen via het construct impulsiviteit. Bij MT wordt deze impulsiviteit getraind door te leren niet meteen te reageren op prikkels maar eerst ervaringen te observeren zonder te oordelen. Bij volwassenen is gebleken dat MBRP een werkzame interventie is voor het verbeteren van verslavingsgedrag. Eén van de belangrijkste aspecten van verslaving, craving, blijkt gereduceerd te worden via drie essentiële componenten van
13
Mindfulness. Dit bevestigt dat Mindfulness een interventie is die in staat is verslavingsgedrag te beïnvloeden. Onderzoek bij adolescenten zal uit moeten wijzen of voor hen hetzelfde geconcludeerd kan worden. Zoals
eerder
besproken
hebben
adolescenten
met
zowel
gedrags-
als
verslavingsproblematiek een grotere kans op het in aanraking komen met justitie en plaatsing in justitiële jeugdinrichtingen (National Center on Addiction & Substance Abuse, 2004). Het is daarom belangrijk de haalbaarheid van een interventie als Mindfulness te onderzoeken bij deze doelgroep. Deze vraag zal centraal staan in de volgende paragraaf.
14
De Effectiviteit van Mindfulness als Behandeling voor Gedetineerde Adolescenten Weerstand is een belangrijk probleem bij het behandelen van jeugdige delinquenten. Hoe meer weerstand er is voor een interventie, des te kleiner de kans op verandering ten gevolge van de interventie (Elliot, 2002). Voordat de mogelijke effectiviteit van Mindfulness als interventie voor delinquent gedrag en verslaving in jeugddetentie wordt onderzocht, zal daarom eerst onderzocht moeten worden in hoeverre deze doelgroep open staat een interventie als Mindfulness binnen jeugddetentie. Het Mind Body Awareness Project (MBA-project) is een MT dat ontwikkeld is om te voorzien in de behoeften van risicovolle en/of gedetineerde adolescenten (Himelstein, Hastings, Shapiro, & Heery, 2012). Het verschilt van MBSR in het feit dat de groepsdiscussies en oefeningen specifiek gericht zijn op onderwerpen die spelen bij gedetineerde adolescenten, zoals middelengebruik, geweld in de omgeving en armoede. Na het volgen van deze MT rapporteerden mannelijke gedetineerde adolescenten een toename in subjectief welzijn en zelfregulatie, een open accepterende houding ten aanzien van de interventie, informatie en activiteiten die in de MT aan bod kwamen en werd er geen weerstand tegen de interventie gerapporteerd (Himelstein et al., 2012). Mindfulness lijkt dus een haalbare interventie om te implementeren in een populatie van gedetineerde adolescenten. In het zojuist beschreven onderzoek (Himelstein et al., 2012) is er aanleiding gevonden te concluderen dat Mindfulness toepasbaar zou kunnen zijn, in termen van acceptatie, bij de behandeling van gedetineerde adolescenten. Dit zegt echter niets over de effectiviteit van MT bij deze doelgroep. In een onderzoek met gedetineerde adolescenten is het MBA-project effectief gebleken in het verbeteren van zelfregulatie (Himelstein, GarciaRomeu, & Chamberlain, 2014). Dit betekent dat een MT dus ook een gedragsverandering kan bewerkstelligen bij gedetineerde adolescenten. Verbetering van zelfregulatie is belangrijk aangezien jeugdige delinquenten met hogere mate van impulsiviteit, en dus minder goed in
15
staat tot het reguleren van gedrag, over het algemeen langer in detentie zitten (Vitacco et al., 2002). Echter zijn de gevonden resultaten enkel gebaseerd op vragenlijsten, het is dus onduidelijk in hoeverre de geleerde vaardigheden vertaald worden naar alledaags gedrag. Nu is gebleken dat Mindfulness effectief zou kunnen zijn voor zowel het behandelen van gedragsproblemen, verslaving als adolescenten in justitiële gesloten jeugdzorg, is de volgende vraag in hoeverre deze gevonden resultaten geïntegreerd kunnen worden. Er zal moeten blijken of Mindfulness ook effectief is in het behandelen van adolescenten met zowel gedragsproblemen als verslaving die in jeugddetentie zitten. In de volgende paragraaf zal hier op in worden gegaan.
16
Mindfulness als Behandeling voor Gedetineerde Adolescenten met Gedrags- en Verslavingsproblematiek Delinquent gedrag en middelenmisbruik komen vaak samen voor en versterken elkaar (Huizinga et al., 1994). Herhaaldelijk voorkomen van dit gedrag vergroot de kans op het in aanraking komen met justitie (National Center on Addiction & Substance Abuse, 2004). Bovendien is de kans op recidive hoger bij deze doelgroep (Vitacco et al., 2002). Interventies moeten zich daarom richten op het behandelen van zowel delinquent gedrag als verslaving. Mindfulness lijkt een effectieve interventie te kunnen zijn voor het behandelen van deze probleemgedragingen wanneer deze onafhankelijk van elkaar bestaan. In deze paragraaf zal onderzocht worden in hoeverre Mindfulness effectief zou kunnen zijn voor het behandelen van de comorbide problematiek van gedetineerde adolescenten die zowel middelenmisbruik als delinquent gedrag vertonen. In Amerika is een grootschalig onderzoek gedaan onder adolescenten die veroordeeld zijn voor één of meer delicten die zij gepleegd hebben toen zij tussen de 14 en 18 jaar oud waren (Walters, 2014). Jongeren met comorbide delinquent gedrag en middelenmisbruik blijken hoger te scoren op impulsiviteit, lager te scoren op zelfcontrole en meer middelen te gebruiken dan leeftijdsgenoten die in één of geen van deze twee gedragingen participeren. De groep van verslaafde, delinquente adolescenten lijkt dus een specifieke subgroep binnen jeugddetentie. Zij hebben de meest ernstige problemen met impulsiviteit en zelfcontrole. Aangezien Mindfulness gericht is op het leren reguleren van het eigen gedrag en minder impulsief reageren, zou dit theoretisch gezien een effectieve interventie kunnen zijn. In een onderzoek met adolescenten is onderzocht in hoeverre Mindfulness-Based Substance Use Intervention (MBSUI), een MT speciaal ontwikkeld voor adolescenten met delinquent gedrag en middelenmisbruik binnen jeugddetentie, geschikt is voor deze doelgroep en of het effect heeft op impulsiviteit, zelfregulatie en inzicht in de risico’s van drugsgebruik
17
(Himelstein, 2011). Deze groepstraining houdt rekening met de interesses van deze doelgroep, hun ervaringen en culturele achtergrond. Het bevat componenten van formele en informele Mindfulness oefeningen, drugseducatie, oefeningen met experimenteren en groepsdiscussies. Mannelijke gedetineerde adolescenten volgden deze acht weken durende interventie met één groepsbijeenkomst van anderhalf uur per week. Deelnemers bleken ontvankelijk te zijn voor de training en de principes van Mindfulness. Dit vormt bewijs voor de haalbaarheid van de implementatie van Mindfulness binnen jeugddetentie voor de behandeling van delinquentie en verslavingsproblematiek. Ten aanzien van gedrag bleek impulsiviteit af te nemen na het volgen van de training en gaven de jongens aan meer inzicht te hebben in de risico’s die drugsgebruik met zich mee brengt. Verbeterd inzicht is een eerste stap in het reduceren van middelengebruik (Himelstein, 2011). Er werd geen verbetering van zelfregulatie gevonden ten gevolge van het volgen van de training. Een opmerkelijke bevinding gezien het feit dat impulsiviteit wel verbetert en impulsiviteit een maat is voor het kunnen inhiberen (reguleren) van impulsen. Er is enige aanleiding om voorzichtig te concluderen dat een MT werkzaam en effectief kan zijn binnen de justitiële gesloten jeugdzorg voor adolescenten met gedrags- en verslavingsproblematiek. Zeker gezien het feit dat weerstand een groot probleem is bij het behandelen van deze doelgroep is de gevonden ontvankelijkheid voor de interventie hoopgevend voor een succesvolle implementatie. Ontvankelijkheid voor een interventie blijkt essentieel wil deze aan kunnen slaan (Elliot, 2002). De beschreven onderzoeken zijn echter nog één van de weinige onderzoeken op dit gebied en dus zullen de gevonden conclusies met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Wel vormen de gevonden resultaten aanknopingspunten en een eerste stap in het onderzoek naar deze relatief nieuwe interventie. Ondanks het feit dat CGT één van de meest gebruikte behandelingen is voor deze
18
doelgroep en op korte termijn effectief is (Bowen et al., 2009; McMahon & Kotler, 2006), blijken de effecten op lange termijn niet altijd te blijven bestaan (McMahon & Frick, 2005; Pickens et al., 1985). Om betere en langdurige effecten te bewerkstelligen bij de behandeling van deze adolescenten zal onderzocht moeten worden in hoeverre Mindfulness een zinvolle aanvulling op CGT kan zijn bij de behandeling van deze problematiek. In de volgende paragraaf zal deze vraag centraal staan.
19
Een Combinatietherapie van Mindfulness en Cognitieve Gedragstherapie Mindfulness blijkt een positieve invloed te hebben op het verminderen van agressief gedrag (Singh et al., 2007), alcoholgebruik (Bodenlos et al., 2013; Murphy & MacKillop, 2012) en impulsiviteit bij adolescenten. Eén van de huidige behandelingen voor verslaving en delinquent gedrag, CGT (Bowen et al., 2009; McMahon & Kotler, 2006), is er op gericht cognities met betrekking tot dit gedrag te veranderen. Theoretisch gezien zou Mindfulness een effectieve aanvulling kunnen zijn op CGT omdat het de openheid tot verschillende perspectieven, en daarmee cognities, kan bewerkstelligen (Teasdale et al., 2003). Mindfulness is als het ware een voorbereiding voor CGT. Aangezien de effectiviteit van CGT te wensen over laat (McMahon & Frick, 2005; Pickens et al., 1985) en jongeren vaak nog over onvoldoende zelfcontrole, een vaardigheid die wordt ontwikkelt bij Mindfulness (Robins et al., 2012), beschikken voor het volgen van een CGT-behandeling (Foolen & Ince, 2013) moet er onderzocht worden in hoeverre het toevoegen van Mindfulness aan een CGT-behandeling betere resultaten oplevert dan alleen CGT. Tekorten in cognitieve controle processen, zoals het werkgeheugen en reguleren van aandacht en emoties, zijn geassocieerd met stoornissen die voorkomen onder jeugdige criminelen en dragen bij aan de ontwikkeling en in stand houding van antisociaal gedrag (Teplin et al., 2002). Trainingsmethoden waarbij deze adolescenten actief bezig zijn met het trainen van cognitieve controle zouden daarom bij kunnen dragen aan verbetering van deze cognitieve controle, zowel tijdens als na detentie. Mindfulness is een interventie waarbij cognitieve controle, onder andere door het leren controleren van de aandacht, wordt geoefend. In stressvolle omgevingen, zoals detentie, neemt de aandachtscapaciteit af naarmate adolescenten langer in detentie verblijven (Leonard et al., 2013). Een combinatietherapie van Mindfulness en CGT, in vergelijking met enkel CGT, blijkt de verslechtering van de aandacht te beperken bij deze adolescenten (Leonard et al., 2013). Bovendien blijken adolescenten die
20
meer oefenen met Mindfulnesstechnieken buiten de sessies stabieler te presteren op aandachtstaken na afloop van de trainingsperiode dan adolescenten die niet oefenen. Een combinatie-interventie blijkt dus effectiever dan enkel CGT in het bedwingen van de afname in cognitieve controle bij adolescenten gedurende detentie. Het buiten de sessies oefenen met Mindfulness versterkt dit effect. Mindfulness lijkt dus een zinvolle aanvulling op CGT met betrekking tot het verbeteren van cognitieve controle van gedetineerde adolescenten. Op zich geen verwonderlijke bevinding aangezien Mindfulness de nadruk legt op de cognitieve controle van aandacht, waar CGT meer de nadruk legt op cognitieve controle over gedachten (Foolen & Ince, 2013). Interessanter zijn daarom de eventuele verschillen in gedrag ten gevolge van het volgen van een combinatietherapie in vergelijking met alleen CGT. Uit een onderzoek in een Nederlandse gesloten justitiële jeugdinrichting bleek dat een combinatietherapie van Mindfulness en CGT effectiever is dan alleen CGT in het reduceren van risico op recidive van gewelddadig en agressief gedrag, het reduceren van inadequate coping vaardigheden en cognities en het verhogen van de responsiviteit van de behandeling (Hoogsteder et al., 2014). Ook verbeteren impulscontrole en aandachtscontrole meer door het volgen van beide interventies. Deze combinatietherapie bestond uit een groepstraining in Mindfulness en CGT en individuele sessies. Bij de individuele sessies lag de nadruk op therapie belemmerende factoren zoals demotivatie, wantrouwen, aandachtsproblemen en impulscontrole om de responsiviteit voor de behandeling te vergroten. Naast het feit dat aandachtscontrole verbetert door een combinatietherapie van Mindfulness en CGT, lijkt deze interventie ook beter in het reduceren van aan delinquentie en verslaving gerelateerde gedachten en gedragingen. Bovendien reageren de adolescenten beter op de combinatietherapie dan op enkel CGT als interventie. De stelling dat Mindfulness en CGT complementaire processen zijn (Teasdale et al., 2003) lijkt hiermee bevestigd te kunnen
21
worden. De toevoeging van individuele sessies aan groep sessies lijkt bij te dragen aan de motivatie en vertrouwen met betrekking tot de therapie en de problemen met aandacht en impulscontrole die vaak een rol spelen bij deze doelgroep. Hiermee kan rekening gehouden worden in de implementatie van Mindfulness binnen jeugddetentie. Al met al kan er geconcludeerd worden dat Mindfulness een effectieve aanvulling zou kunnen zijn op de veel gebruikte interventie voor deze doelgroep en problematiek, CGT. Aangezien een interventie die in theorie of een gecontroleerde onderzoek setting effectief wordt bevonden niet per definitie ook effectief hoeft te zijn in de klinische praktijk (Van Yperen & Veerman, 2008) zal de volgende paragraaf in gaan op praktische aspecten met betrekking tot de uitvoerbaarheid van Mindfulness binnen justitiële gesloten jeugdzorg.
22
Mindfulness in de Praktijk Dat een interventie werkzaam lijkt in een gecontroleerde onderzoek setting wil niet zeggen dat deze interventie in de dagelijkse praktijk ook uitvoerbaar is. Om de kloof tussen onderzoek en praktijk te dichten is er steeds meer aandacht voor de praktische uitvoerbaarheid van interventies in de klinische praktijk (Van Yperen & Veerman, 2008). In deze paragraaf zal daarom in worden gegaan op een aantal kwesties met betrekking tot de praktische uitvoerbaarheid van Mindfulness binnen de Nederlandse justitiële gesloten jeugdzorg. Ten aanzien van de praktische uitvoerbaarheid zijn er een aantal aspecten naar voren gekomen uit dit literatuuroverzicht die overwogen zullen moeten worden om de MT zo geschikt mogelijk te maken voor implementatie binnen jeugddetentie. Een belangrijk aspect is de motivatie van de deelnemers. Zoals al een aantal maal besproken is weerstand tegen interventies een groot probleem bij deze doelgroep (Elliot, 2002) en wordt motivatie als cruciaal beschouwd voor het kunnen slagen van de behandeling (Verbrugge et al., 2012). Ondanks het feit dat is gebleken dat de adolescenten open staan voor deze vorm van interventie zal de training aangepast moeten worden aan deze doelgroep om aan te sluiten bij hun interesses. De MBSUI (Himelstein, 2011) is hier een voorbeeld van. In alle in dit literatuuronderzoek beschreven onderzoeken is gebruik gemaakt van één groepssessie per week van ongeveer anderhalf uur. Aangezien deze effectief bleken en adolescenten aangeven er ontvankelijk voor te zijn, is het voor deze doelgroep blijkbaar haalbaar om zich één maal per week, anderhalf uur te concentreren en motiveren voor een MT. Met betrekking tot de motivatie valt er ook op te merken dat in een aantal onderzoeken alleen deelnemers meededen die zichzelf hadden aangemeld voor de interventie. Men mag er daarom vanuit gaan dat deze deelnemers al een bepaalde mate van motivatie hebben om deel te nemen en er kan daarom niet simpelweg geconcludeerd worden dat alle gedetineerde adolescenten gemotiveerd zullen zijn. Mogelijk is het toevoegen van individuele sessies, zoals
23
gedaan in het onderzoek van Hoogsteder en collega’s (2014), die zich richten op therapie belemmerende factoren zoals motivatie en aandachtscontrole, een oplossing. Uit
interviews
met
gedetineerde
adolescenten
met
verslavings-
en
gedragsproblematiek na het volgen van een MT werd duidelijk wat de specifieke behoeften van adolescenten zijn (Himelstein et al., 2014). De adolescenten geven aan dat een korte introductie over Mindfulness, bijvoorbeeld hoe lang er van ze verwacht wordt om te mediteren, gewenst is. Door deze introductie zien de jongeren in dat Mindfulness niet alleen voor ‘zweverige types’ is en dat ze niet uren stil hoeven te zijn. Bovendien geven ze aan dat Mindfulness oefeningen gericht op een concreet voorwerp of met duidelijke instructies, bijvoorbeeld door te tellen, als makkelijker worden ervaren dan Mindfulness oefeningen over meer abstracte onderwerpen zoals de adem. Met betrekking tot impulsiviteit gaven de jongeren aan dat Mindfulness hen een methode heeft geboden om rustig te worden, na te denken over welke oplossingen of gedragingen er mogelijk zijn en te kiezen welke het beste uitvoerbaar is. Hierdoor neemt de kans op het nemen van een impulsieve beslissing, die leidt tot het probleemgedrag, af en hebben zij het gevoel meer controle te hebben over zichzelf en de toekomst. Daarnaast lijkt het belangrijk om naast de wekelijkse groep sessies begeleiding aan te blijven bieden of op een andere manier te zorgen dat de adolescenten extra oefenen met de Mindfulnessvaardigheden. Uit verschillende onderzoeken bleek dat naast de trainingssessies oefenen met de Mindfulnesstechnieken (Leonard et al., 2013) en begeleiding bieden na afronding van de MT (Bowen et al., 2009) ervoor zorgt dat het effect van de MT versterkt en in stand gehouden wordt. Aangezien jongeren maar een beperkte periode in detentie verblijven zou dit een belemmering kunnen zijn voor het bieden van begeleiding na afronding van de training. Echter is in Nederland de gemiddelde duur in jeugddetentie twintig weken (Algemene Rekenkamer, 2007) en duren de beschreven MT ongeveer acht weken. Het bieden
24
van begeleiding na afronding van de training zou dus mogelijk moeten zijn binnen de context van justitiële gesloten jeugdzorg. Kosteneffectiviteit Een ander belangrijk aspect bij het implementeren van een nieuwe interventie is de kosteneffectiviteit van een interventie. Bij een kosteneffectiviteitsanalyse worden twee interventies met elkaar vergeleken wat betreft de kosten en effecten. Effectiviteit wordt gemeten aan de hand van de hoeveelheid kwaliteit van leven die per jaar aan het leven van een persoon wordt toegevoegd door de interventie. Hiermee kan worden weergegeven welke interventie, tegen een bepaald bedrag, de meeste gezondheidswinst oplevert (Ligtenberg, Staal, Goettsch, & Knies, 2013). In Nederland zijn de kosten van jeugddetentie de afgelopen jaren flink gestegen, terwijl het onduidelijk is wat de effecten hiervan zijn (Algemene Rekenkamer, 2012). Uit onderzoek onder depressieven (Kuyken et al., 2008) en volwassenen met agressiviteitsproblemen (Singh et al., 2008) is al gebleken dat Mindfulness een kosteneffectieve interventie is. Er is, naar weten, geen onderzoek naar de kosteneffectiviteit van Mindfulness binnen jeugddetentie. Er kan wel beredeneerd worden waarom Mindfulness een kosteneffectieve interventie zou kunnen zijn, bijvoorbeeld in vergelijking met het veel gebruikte CGT. Ten eerste wordt Mindfulness gegeven in een groepsinterventie, wat betekent dat één trainer tegelijkertijd de behandeling van meerdere individuen doet. CGT is daarentegen een individuele behandeling. Bovendien bestaat een MT meestal uit acht sessies, waar CGT bij adolescenten gemiddeld vijftien tot achttien sessies in beslag neemt (Foolen & Ince, 2013). Ten aanzien van de inhoud van beide interventies kan verwacht worden dat Mindfulness betere lange termijn effecten genereerd dan CGT. Dit kan verwacht worden aangezien CGT vooral gericht is op het aanpassen van specifieke cognities en Mindfulness een meer algemene, dagelijks toepasbare, benadering hanteert.
25
Kortom, wanneer er een aantal aanpassingen worden gedaan aan de interventies die besproken zijn in de eerdere paragrafen zou Mindfulness beter uitvoerbaar kunnen zijn in de dagelijkse praktijk. Met name rekening houden met individuele behoeften lijkt een belangrijk aspect. Ten aanzien van de kosteneffectiviteit van deze behandeling lijkt vooral de dagelijks toepasbare benadering die Mindfulness hanteert deze training tot een potentiele interventie te maken.
26
Conclusie en Discussie Er kan geconcludeerd worden dat er enige aanleiding is om te suggereren dat MT in de toekomst een effectieve aanvulling zouden kunnen zijn op CGT in het behandelen van gedetineerde adolescenten met gedrags- en verslavingsproblematiek. Hierbij moet gezegd worden dat het nog niet mogelijk is stellige conclusies te trekken over de werkzaamheid. Mindfulness blijft een nieuwe interventie waar, zeker ten aanzien van de behandeling van verslaving, delinquentie en gedetineerde adolescenten, nog weinig onderzoek naar is. Alle besproken conclusies zijn enkel gebaseerd op de huidige wetenschappelijke inzichten en kunnen niet als zekerheden worden beschouwd. Er zijn verschillende MT, elk gericht op een specifieke doelgroep maar allen gebaseerd op de rationale van Mindfulness. Deze trainingen zijn effectief gebleken in het reduceren van agressie en alcoholgebruik. Daarnaast geven gedetineerde adolescenten aan open te staan voor deze interventie. Dit is een belangrijk aspect gegeven de weerstand die kenmerkend is voor deze doelgroep (Elliot, 2002). MT blijkt het inzicht in de risico’s van drugsgebruik te vergroten en impulsiviteit te reduceren. Gezien het feit dat het niet kunnen inhiberen van automatisch gedrag een veel voorkomend probleem is bij deze doelgroep (Swann et al., 2012), is dit een belangrijke bevinding. Afhankelijk van de doelgroep zal de meest geschikte vorm van Mindfulness gekozen moeten worden. In dit literatuuroverzicht zijn een aantal doelgroepen besproken, voor elk van deze doelgroepen lijkt een specifieke vorm van Mindfulness het meest geschikt. MindfulnessBased Relapse Prevention (Bowen et al., 2009; Witkiewitz et al., 2013) lijkt geschikt voor het reduceren van verslavingsgedrag terwijl Meditation on the Soles of the Feet (Singh et al., 2007) agressief gedrag reduceert bij adolescenten. Binnen jeugddetentie is het Mind Body Awareness Project effectief gebleken (Himelstein et al., 2012; Himelstein et al., 2014) en voor het behandelen van de specifieke doelgroep verslaafde, delinquente adolescenten binnen
27
jeugddetentie lijkt Mindfulness-Based Substance Use Intervention (Himelstein, 2011) geschikt te zijn. Deze interventie sluit aan bij de belevingswereld van de adolescenten door de interesses en ervaringen van deze doelgroep mee te nemen bij het vormgeven van de oefeningen. Dit kan verklaren waarom zij aangeven mogelijk baat te kunnen hebben bij deze interventie. Ten aanzien van het optimaliseren van CGT, een veel gebruikte behandeling voor deze problematiek, blijkt dat adolescenten vaak over onvoldoende zelfcontrole beschikken om deze behandeling te doorlopen (Foolen & Ince, 2013). Mindfulness blijkt jongeren in staat te stellen tot het reguleren van emoties en gedrag, oftewel zelfcontrole (Semple et al., 2005; Bögels et al., 2008; Biegel et al., 2009). Er werd daarom gesuggereerd dat Mindfulness en CGT mogelijk complementair zouden kunnen zijn bij het behandelen van deze adolescenten. Het toevoegen van Mindfulness aan CGT lijkt tevens een zinvolle aanvulling omdat iemand bij Mindfulness leert open staan voor alle ervaringen en/of perspectieven. Hierdoor kunnen de nieuw aangeleerde perspectieven of gedachten, bij CGT gemakkelijker worden geaccepteerd en geïnternaliseerd. Adolescenten lijken beter te reageren op een combinatietherapie van Mindfulness en CGT. Het risico op recidive in het probleemgedrag van deze doelgroep verkleint terwijl de impulscontrole vergroot na het volgen van een combinatietherapie. Belangrijk is hierbij te vermelden dat deze resultaten gevonden zijn binnen een Nederlandse justitiële jeugdinrichting, wat impliceert dat Mindfulness ook voor Nederlandse jongeren in detentie een mogelijke aanvulling zou kunnen zijn. Suggesties voor vervolgonderzoek Wel zijn er een aantal aspecten waar rekening mee gehouden moet worden bij het interpreteren van deze resultaten en het trekken van conclusies ten aanzien van de gevonden resultaten. Ten eerste zijn de bestaande studies het eerste onderzoek naar deze interventie waardoor er in veel studies geen controlegroep is gebruikt en er niet geconcludeerd kan
28
worden dat de gevonden verschillen veroorzaakt worden door het volgen van de training. Ook is er in een aantal onderzoeken enkel gebruik gemaakt van vragenlijsten om Mindfulness constructen te meten, wat de generalisatie naar alledaags gedrag beperkt. Ten derde zijn de steekproeven in de besproken studies niet altijd overeenkomend, bijvoorbeeld doordat er voor sommige aspecten nog geen onderzoek is met adolescenten en conclusies daarom gebaseerd zijn op onderzoek met volwassenen. Dit maakt het niet mogelijk algemeen geldende conclusies te trekken. Tot slot ontbreekt er nog kennis over een groot aantal (deel-)onderwerpen. Onderzoek naar de effectiviteit van MT voor verslavingsgedrag bij adolescenten en onderzoek naar de effectiviteit van begeleiding na het afronden van MT, ontbreekt. De bestaande onderzoeken met volwassenen zouden gerepliceerd kunnen worden bij deze adolescenten. Kennis hierover is noodzakelijk om te kunnen concluderen of Mindfulness toegepast zou kunnen worden binnen jeugddetentie. Daarnaast moeten er randomised controlled trials (RCT), met controlegroep en random toewijzing, worden uitgevoerd. Bij een RCT wordt de effectiviteit van een interventie onderzocht binnen een patiëntenpopulatie. Patiënten worden willekeurig toegewezen aan de interventieconditie of een controleconditie, alle andere omstandigheden zijn gelijk. Vervolgens wordt er gemeten of beide groepen verschillende resultaten behalen (Field, 2009). In de besproken studies naar MT zijn vaak geen controlecondities gebruikt en is er enkel gekeken of adolescenten na het volgen van een MT beter functioneren. Het is daardoor niet uit te sluiten dat deze gevonden resultaten enkel toe te schrijven zijn aan de MT. Het alleen al volgen van een therapie zou al kunnen leiden tot verbeteringen. Conclusie Al met al kan men aan de hand van deze literatuurstudie stellen dat er aanleiding is om verder onderzoek te doen naar Mindfulness als aanvullende interventie op CGT bij de behandeling van gedetineerde adolescenten met verslavings- en gedragsproblematiek in
29
Nederland. Mindfulness is een techniek waarbij men leert gedachten te observeren zonder hierover te oordelen of op te reageren en beoogd hiermee meer controle over gedachten en acties te genereren (Robins et al., 2012). MT kunnen in aanvulling op de huidige behandeling een open houding creëren ten aanzien van verschillende cognities en perspectieven die bij CGT veranderd dienen te worden. Hierdoor maakt het de acceptatie en internalisatie van deze gedachten gemakkelijker. Bovendien blijkt impulsiviteit, een probleem bij deze doelgroep (Swann et al., 2002), te verbeteren door deze interventie. CGT is niet zo zeer gericht op het verbeteren van impulsiviteit, maar meer op het veranderen van cognities. Om deze combinatietherapie uitvoerbaar en werkzaam te laten zijn in de klinische praktijk zijn er een aantal suggesties besproken. Het belangrijkste is dat er rekening gehouden moet worden met de individuele behoeften en interesses van gedetineerde adolescenten om hen zo te blijven motiveren voor de interventie. Hoe onwaarschijnlijk het in eerste instantie ook lijkt, van misdrijf naar meditatie is misschien wel de toekomst.
30
Referenties Algemene Rekenkamer (2007). Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen. Den Haag: Auteur. Algemene Rekenkamer (2012). Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen: Terugblik. Den Haag: Auteur. American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (4th ed., text revision). Washington, D.C.: Author. Baer, R. A., Smith, G. T., Hopkins, J., Krietemeyer, J., & Toney, L. (2006). Using self-report assessment methods to explore facets of mindfulness. Assessment, 13, 27-45. Biegel, G. M., Brown, P. L., Shapiro, S. L., & Schubert, C. (2009). Mindfulness-based stress reduction for the treatment of adolescent psychiatric outpatients: A randomized clinical trial. Journal of Clinical and Consulting Psychology, 77, 855-866. Bögels, S., Hoogstad, B., van Dun, L., de Schutter, S., & Restifo, K. (2008). Mindfulness training for adolescents with externalizing disorders and their parents. Behavior and Cognitive Psychotherapy, 36, 193-209. Bodenlos, J. S., Noonan, M., & Wells, S. Y. (2013). Mindfulness and alcohol problems in college students: The mediating effects of stress. Journal of American College Health, 61, 371-378. Borders, A., Earleywine, M., & Jajodia, A. (2010). Could Mindfulness decrease anger, hostility, and aggression by decreasing rumination? Aggressive Behavior, 36, 28-44. Bowen, S., Chawla, N., Collins, S. E., Witkiewitz, K., Hsu, S., Grow, J., et al. (2009). Mindfulness-Based Relapse Prevention for substance use disorders: A pilot efficacy trial. Substance Abuse, 30, 295-305. Bulten, B. H. (1998). Gevangen tussen straf en zorg. Psychische stoornissen bij jeugdige, kortgestrafte gedetineerden. Deventer: Kluwer.
31
Caswell, A. J., Morgan, M. J., & Duka, T. (2013). Inhibitory control contributes to ‘motor’ – but not ‘cognitive’ – impulsivity. Experimental Psychology, 60, 324-334. Crowley, T. J., & Gelhorn, H. (2010). Antisocial substance dependence. In: Koob, G., Le Moal, M., Thompson, R. F. (Eds.), Encyclopedia of Behavioral Neuroscience. Elsevier Science, Oxford, pp. 101-108. Elliot, W. N. (2002). Managing offender resistance to counseling: The ‘3r’s’. Federal Probation, 66, 43-49. Evenden, J. L. (1999). Varieties of impulsivity. Psychopharmacology, 146, 348-361. Field, A. (2009). Discovering Statistics Using SPSS (3rd ed.). London: SAGE Publications. Foolen, N., & Ince, D. (2013). Cognitieve Gedragstherapie. Nederlands Jeugd Instituut. Opgehaald op 13 mei 2014, van http://www.nji.nl/nl/(311053)-nji-dossierDownloads WatWerkt_CognitieveGedragstherapie.pdf. Hoogsteder, L. M., Kuijpers, N., Stams, G. J. J. M., Horn, J. E. van, Hendriks, J., & Wissink, I. B. (2014). Study on the effectiveness of Responsive Aggression Regulation Therapy (Re-ART).
International
Journal
of
Forensic
Mental
Health,
13,
25-35.
Himelstein, S. (2011). Mindfulness-based substance abuse treatment for incarcerated youth: A mixed method pilot study. International Journal of Transpersonal Studies, 30, 1-10. Himelstein, S., Hastings, A., Shapiro, S., & Heery, M. (2012). A qualitative investigation of the experience of a mindfulness-based intervention with incarcerated adolescents. Child and Adolescent Mental Health, 17, 231-237. Himelstein, S., Saul, S., Garcia-Romeu, A., & Pinedo, D. (2014). Mindfulness training as an intervention for substance user incarcerated adolescents: A pilot grounded theory study.
Substance
Use
&
Misuse,
49,
560-570.
Hinshaw, S. P., & Lee, S. S. (2003). Conduct and oppositional defiant disorders. In E. J. Mash
32
& R. A. Barkeley (Eds.), Child psychopathology (2nd ed., pp. 144-198). New York: Guilford Press. Huizinga, D., Loeber, R., & Thornberry, T. P. (1994). Urban delinquency and substance abuse: Initial findings research summary. Washington, DC: U.S. Department of Justice, Office of Juvenile Justice & Delinquency Prevention. Ingram, R. E. (1990). Self-focused attention in clinical disorders: Review and a conceptual model. Psychological Bulletin, 107, 156-176. Kabat-Zinn, J. (1990). Full catastrophe living: How to cope with stress, pain and illness using mindfulness meditation. New York: Bantam Dell. Kabat-Zinn, J. (2003). Mindfulness-based interventions in context: Past, present, and future. Clinical Psychology: Science and Practice, 10, 144-156. Kalidien, S. N., & de Heer-de Lange, N. E. (2013). Criminaliteit en rechtshandhaving 2012: Ontwikkelingen en samenhangen. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Centraal Bureau voor de Statistiek en Raad voor de Rechtspraak. Kuyken, W., Byford, S., Taylor, R. S., Watkins, E., Holden, E., White, K., et al. (2008). Mindfulness-Based Cognitive Therapy to Prevent Relapse in Recurrent Depression. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 76, 966-978. Landenberger, N. A., & Lipsey, M. W. (2005). The positive effects of cognitive behavioral programs for offenders: A meta-analysis of factors associated with effective treatment. Journal of Experimental Criminology, 1, 451-476. Leonard, N. R., Jha, A. P., Casarjian, B., Goolsarran, M., Garcia, G., Cleland, C. M., Gwadz, M.
V.,
et
al.
(2013).
Mindfulness
training
improves
attentional
task
performance in incarcerated youth: A group randomized controlled intervention trial. Frontiers in Psychology, 4, 1-10.
33
Ligtenberg, G., Staal, P. C., Goettsch, W. G., & Knies, S. (2013). Kosteneffectiviteit in de zorg:
Op
weg
naar
een
genuanceerd
en
geaccepteerd
gebruik
van
kosteneffectiviteitsgegevens in de zorg. Diemen: College voor Zorgverzekeringen. Lipsey, M. W. (2009). The primary factors that characterize effective interventions with juvenile offenders: A meta-analytic overview. Victims & Offenders, 4, 124-147. McMahon, R. J., & Frick, P. J. (2005). Evidence-based assessment of conduct problems in children and adolescents. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 34, 477-505. McMahon, R. J., & Kotler, J. S. (2006). Conduct problems. In D. A. Wolfe & E. J. Mash (Eds.), Behavioral and emotional disorders in adolescence: Nature assessment, and treatment (pp. 153-225). New York: Guildford Press. Miller, N., Pederson, W. C., Earleywine, M., & Pollock, V. E. (2003). A theoretical model of triggered displaced aggression. Personality and Social Psychology Review, 7, 75-97. Murphy, C., & MacKillop, J. (2012). Living in the here and now: Interrelationships between impulsivity, mindfulness, and alcohol misuse. Psychopharmacology, 219, 527-536. National
Center
on
Addiction
&
Substance
Abuse
(2004).
Criminal
neglect:
Substance abuse juvenile justice and the children left behind. Rockville, MD: Author. Oberle, E., Schonert-Reichl, K. A., Lawlor, M. S., & Thomson, K. C. (2012). Mindfulness and Inhibitory Control in Early Adolescence. The Journal of Early Adolescence, 32, 565-588. Pickens, R., Hatsukami, D., Spicer, J., & Svikis, D. (1985). Relapse by alcohol abusers. Alcohol Clinical and Experimental Research Journal, 9, 244-247. Robins, C. J., Keng, S-L., Ekblad, A. G., & Brantley, J. G. (2012). Effects of Mindfulness Based Stress Reduction on emotional experience and expression: A randomized controlled trial. Journal of Clinical Psychology, 68, 117-131.
34
Schmaal, L., Broos, N., Joos, L., Pattij, T., & Goudriaan, A. E. (2013). Impulsregulatie en verslaving: Een translationeel onderzoek. Tijdschrift voor Psychiatrie, 55, 823-831. Semple, R. J., Reid, E. F., & Miller, L. (2005). Treating anxiety with mindfulness: An open trial of mindfulness training for anxious children. Journal of Cognitive Psychotherapy, 19, 379-392. Singh, N. N., Lancioni, G. E., Singh, J. Singh Joy, S. D., Winton, A. S. W., Sabaawi, M., et
al.
(2007).
Adolescents
with
conduct
disorder
can
be
mindful
of their aggressive behavior. Journal of Emotional and Behavioral Disorders, 15, 56-63. Singh, N. N., Lancioni, G. E., Winton, A. S. W., Singh, A. N., Adkins, A. D., & Singh, J. (2008). Clinical and benefit-cost outcomes of teaching a Mindfulness-based procedure to adult offenders with intellectual disabilities. Behavior Modification, 5, 622-637. Singh, N. N., Wahler, R. G., Adkins, A. D., & Myers, R. E., & The Mindfulness Research Group (2003). Soles of the feet: A mindfulness-based self-control intervention for aggression by an individual with mild mental retardation and mental illness. Research in Developmental Disabilities, 24, 158-169. Swann, A. C., Bjork, J. M., Moeller, F. G., & Dougherty, D. M. (2002). Two models of impulsivity: Relationship to personality traits and psychopathology. Biological Psychiatry, 51, 988-994. Teasdale, J. D., Segal, Z. V., & Williams, J. M. G. (2003). Mindfulness training and problem formation. Clinical Psychology: Science and Practice, 10, 157-160. Teplin, L. A., McClelland, G. M., Dulcan, M. K., & Mericle, A. A. (2002). Psychiatric disorders in youth in juvenile detention. Archives of General Psychiatry, 59, 1133-1143.
35
Verbrugge, C., Gogh, M. van, Bosma, M., Jilleba, C., & de Jong, C. (2012). Motiveren in groepen. Verslaving, 8, 30-44. Verhulst, F. C., Ende, J. van der, Ferdinand, R. F., & Kasius, M. C. (1997). The prevalence of DSM-III-R diagnoses in a national sample of Dutch adolescents. Archives of General Psychiatry, 54, 329-336. Vitacco, M. J., Nuemann, C. S., Robertson, A. A., & Durrant, S. L. (2002). Contributions of impulsivity and callousness in the assessment of adjudicated male adolescents: A prospective study. Journal of Personality Assessment, 78, 87-103. Walters, G. D. (2014). Crime and substance misuse in adjudicated delinquent youth: The worst of both worlds. Law and Human Behavior, 38, 139-150. Wisselink, D. J., Kuijpers, W. G. T., & Mol, A. (2013). Kerncijfers Verslavingszorg 2012. Houten: Stichting Informatie Voorziening Zorg. Witkiewitz, K., Bowen, S., Douglas, H., & Hsu, S. H. (2013). Mindfulness-based relapse prevention for substance craving. Addictive Behaviors, 38, 1563-1571. Witkiewitz, K., Marlatt, G. A., & Walker, D. (2005). Mindfulness-based relapse prevention for alcohol and substance use disorders. Journal of Cognitive Psychotherapy, 19, 211-228. Young, S. E., Stallings, M. C., Corley, R. P., Krauter, K. S., & Hewitt, J. K. (2000). Genetic and environmental influences on behavioral disinhibition. American Journal of Medical Genetics, 96, 684-695. Van Yperen, T. A. & Veerman, J. W. (2008). Zicht op effectiviteit: Handboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg. Hoofdstuk: Wat is praktijkgestuurd effectonderzoek (pp. 17-34).
36