VAN DE REDACTIE
Het gaat bijzonder goed met de bijzondere weg. Het aantal bezoekers - niet allemaal pelgrims overigens naar Santiago de Compostela schijnt welhaast middeleeuws van omvang te zijn geweest. Goed voor de populariteit van de grote voorvechter van de Spaanse-eigenheid. Goed ook voor het uitdeuken van het ietwat verweerde plaatstaal der spaanse Costa's; te dunne laagjes culturele lak op een keiharde toeristische ondergrond. Er moet tenslotte brood op de plank komen. En het liefst met iets erop. Pan con jamon! Zo heeft de Jacobeo-raad een voorstel goedgekeurd om in de acht autonome gebieden van het prinsdom Asturias een uniforme bewegwijzering richting de heilige Jacobus in te voeren. Dit kennelijk om te voorkomen dat de argeloze pelgrim bij de 'verkeerde' heilige te biecht gaat. Deelnemers aan dit jubeljaar moeten ze al gezien hebben: de bordjes in de vorm van een afgeknotte vierzijdige piramide op een hoogte van 1,10 meter en voorzien van een tegel met het uniforme symbool van de Camino, de schelp met radiaal. Toekomstige pelgrims zijn dus gewaarschuwd. Verkeerd lopen kan alleen nog worden uitgelegd als 'eigengereidheid' tenzij een souvenirjager daar eerder is geweest. De redactie van de Jacobsstaf wil echter met deze uitgave de eigengereidheid van de lezer juist aanmoedigen. Conform de pelgrimswijze van weleer, er was altijd wel een andere heilige in de buurt die de moeite waard was om een omweg te maken. In dit geval gaat het om een omweg via Alfonso de Wijze, de inspirator van de Càntigas de Santa Maria. Een omweg die een weg vormt naar lang vervlogen tijden. Een omweg naar andere zeden en gewoonten; andere muziek ook. Een omweg die echter altijd weer, op de een of andere manier, uitkomt in onze tijd. Een omweg die gaat langs Vezelay, Maastricht, Den Bosch, Brugge, Leuven en Leiden. Men zou kunnen zeggen dat die tijd van Alfonso en van de Cantigas bijna vanzelfsprekend tot de geestelijke bagage van elke pelgrim is gaan behoren. De redactie nodigt u uit die geestelijke rugzak eens lekker uit te pakken aan de hand van muziek, tekst en illustraties van de Cantigas de Santa Maria. lIustraties die bijna net zo groot zijn als een graanvogeltje. Laat uw geest maar dwalen!
INHOUD
Van de redactie - 121 Mensen langs de weg - 122 Bij de twintigste 123
Jacobsstaf
De Antwerpse handjes Mireille Madou - 124
van
Jacobus te 's Hertogenbosch 128
-
Camino de Santiago - 130 Vézelay - 132 Linosnede - 134 Het Gesamtkunstwerk Alfonse de Wijze - 136
van
De miniaturen in de Cantigas de Santa Maria - 145 Kostuum en mode in de tijd van Alfonso X el Sabio - 157 Column - 165 Jacobusboeken
en CD's - 166
Van de bestuurstafel - 169 Internationaal samenzijn - 170
Uit de regio' s - 173 Agenda - 178 Ons postorderbedrijf
- 179
Bij de reproducties - 180
121
MENSEN LANGS DE WEG HENK EN MAGDA HEESEN
Soms word je op je weg gedwongen ergens langer te blijven. Ziekte maakte dat we een week in het kleine hotel van deze charmante gastvrouw moesten blijven. Geluk bij een ongeluk: we konden de Jacobus-feesten meemaken. Heel vroeg in de ochtend klonk het Santiago-lied door de straten. En la ruta jacoba hay una unión de caminos, la unión es Puente la Reina, descanso de peregrinos. Puerta abierta a la venida comosus campos abiertos; Puente amigo a la salida, es una mano tenida que esta invitando al regréso. . In de jacobus-weg is er één samensmelting van wegen, dat punt is Puente la Re/na, uitrustplaats voor pelgrims. Open deuren bij aankomst, zoals de velden open zijn; Vriendschapsbrug bij het weggaan, een hand die een uitnodigend gebaar maakt om terug te keren. De inhoud van dit lied werd voor ons bewaarheid: we kregen hulp, we ondervonden vriendschap en een jaar later keerden we graag naar dat gastvrije oord terug.
122
BIJ DE TWINTIGSTE JACOBSSTAF
KOEN DIRCK8EN8
Als u dit leest, is het heilig jaar bijna ten einde. Het was een goed jaar. Op 27 oktober schreven wij ons duizendste lid in. Het weekeinde in Maastricht, op 30 en 31 oktober georganiseerd in samenwerking met onze Vlaamse, Waalse en Duitse zusterorganisaties was een grandioos feest, waarover we -ook uit het buitenland- veel complimenten mochten ontvangen. Drie dagen erna, op woensdag 3 oktober, zat ik alweer in het vliegtuig, onderweg naar Santiago, waar ik op uitnodiging van de Galicische regering een wetenschappelijk congres bijwoonde. Nu worden dit soort congressen vaak gekenmerkt door specialisaties die zó gedetailleerd zijn dat ik het niet meer interssant vind, zelfs als het onderwerp samenhangt met de weg naar Santiago, maar in dit geval was de entourage van het congres zo goed dat ik van de 53 (sic!) inleidingen ook die over 'La tradizione della liberazione del Cammino di Santiago nella 'Chanson de Geste' franco-veneta de l'Entrée d'Espagne' (in het Italiaans, ja) heb gevolgd. In een pauze hebben de voorzitters van de Europese genootschappen (er is inmiddels ook een Portugese vereniging) de hoofden bij elkaar gestoken om een bespreking te beleggen voor de besturen. Op initiatief van Dirk Aerts, mijn Vlaamse collega, wordt die bespreking nu in februari in Tongerloo gehouden. Intussen belegt de Raad van Europa eind deze maand nog een bespreking, uitgaande van het feit dat in 1987 de weg naar Santiago door hem werd uitgeroepen tot 'Europees cultureel erfgoed'. Het heilig jaar heeft tot op heden zo'n zes miljoen toeristen naar Santiago doen stromen, van wie een kleine honderd duizend 'pelgrims'. Zulke aantallen vergen natuurlijk buitengewone logistieke inspanningen van alle betrokkenen. Maar ze vormen ook een niet te onderschatten bedreiging van 'onze' weg. We zijn een interessante commerciële doelgroep geworden en daaruit kunnen grote gevaren ontstaan. Zo zag ik, dat over de meseta, tot voor kort een moeilijk begaanbaar pad, waar je leerde, dat pelgrimeren soms ook afzien kan inhouden, nu ten behoeve van de toeristen voorzien is van een geasfalteerde weg, met platanen erlangs voor de schaduw. Straks komen er ook nog fritestenten en souvenirwinkeltjes, als we niet uitkijken. Enfin, de bebouwing van de Monte do Gozo zal nu in elk geval het uizicht op Santiago niet belemmeren... 123
DE ANTWERPSE HANDJES VAN MIREILLE MADOU
CEES HILBERDINK
Mireille Madou is een echte Bruggeling. Niet het Brugge van de bloemetjes langs de reien of van de rustbankjes die overal staan waar ze niet zouden moeten staan, maar het Brugge dat Vlaams is in hart en nieren en mijmert over de glorieuze. tijden van weleer. Net buiten de stad, in Steenbrugge, groeide ze op in de sfeer van het rijke roomse leven. De Benedictijner abdij, de schoonheid van het gregoriaans, lager onderwijs bij franciscanessen, luisteren naar gedichten van Guido Gezelle. Mireille omschrijft haar ouders als liberaal-katholiek. Dat betekende onder andere zondags naar de kerk en discussie over de preken tijdens het ontbijt. Het wilde ook zeggen: de kinderen mogen doen wat ze willen. 'Zolang we het kunnen betalen, doen we dat' vond vader Madou die als monteerder meestal werkte in het Walenland; dus niet vaak thuis. 'Bij ons thuis werd veel gelezen' herinnert Mireille zich. 'Streuvels, Claes, Timmermans; gedrukt op oorlogspapier.' Met tederheid bijna denkt ze terug aan het volksdansen en het Renaat-Veremanskoor. De Vlaamse jeugdbeweging speelde een belangrijke rol in haar jonge meisjesbestaan. Op bedevaart gaan, de Ijzerbedevaart wel te verstaan want de aan de Ijzer gesneuvelde Vlamingen werden na de eerste wereldoorlog weinig geëerd.
D Passerende trams Luisterend naar Mireilles relaas over haar leven ontstaat vooral het beeld van een gelukskind. Maar dan niet het geluk van het toeval, maar het geluk dat mensen vaak ten deel valt die zich eigen kansen scheppen. Dat begon al op het Technisch Instituut, een middelbare school met een huishoudkundige en een handelsrichting, waar ze weliswaar geen griekse en romeinse geschiedenis kreeg maar door het overstappen van schooljaren op haar zeventiende jaar al wel het einddiploma in haar schooltas mocht stoppen. Na het Technisch Instituut volgde het Algemeen Regentaat, een opleiding die voorbereidt tot het geven van onderwijs in middelbare scholen. Vijf jaar onderwees zij Nederlands en geschiedenis. In 1956 trad zij in bij de Maricolen, een 17-eeuwse congregatie, oorspronkelijk beschouwend volgens de Regel van de Carmel. Later richtten de zusters zich op het onderwijs aan arme kinderen. 'Aanvankelijk deed ik alles om niet in het klooster te komen,' lacht Mireille, 'want hoe had ik me aan de strenge reglementen moeten houden!' 124
-T
De levendigheid, haast parmantig, de behoefte aan discussie en de durf die aan te gaan, de uitstraling van 'beste mensen, er moet van alles gebeuren en dat is nog leuk ook' en het karakter van een paardje dat wel een teugel accepteert als het maar een vrije teugel is, moet haar overste vanaf de eerste kennismaking zijn opgevallen. En misschien is daarom die jeugdige novice wel aanleiding geweest voor de vraag: kunnen er geen zusters naar de Universiteit? Maricolen zijn tenslotte een onderwijzende congregatie. Mireille accepteerde met graagte het aanbod. Zoals ze zelf zegt er kwam een tram voorbij en ik ben ingestapt.
D Het lief Leuven De studiekeuze viel op kunstgeschiedenis. De universiteit - bijna vanzelfsprekend _ Leuven waar ze helemaal niet opkeken van een studente die nonnenkleren droeg in het donkerbruin van de Carmel. Niet op kot, zoals de Vlamingen een studentenkamer noemen, maar ondergebracht in de pedagogie 'de Geertrui', studeerde Mireille kunstgeschiedenis van de middeleeuwen bij een hoogleraar 'die ons allemaal zot maakte van Spanje.' Daarnaast behaalde zij het klein baccalaureaat in de filosofie. In 1961, op 30-jarige leeftijd studeerde zij af en nam haar taak op in het onderwijs te Brugge. Intussen werkte zij ook te Leuven, doceerde er kostuumgeschiedenis en in 1970 verdedigde zij haar proefschrift over de iconografie van de heilige Gertrudis van Nijvel. Een studiereis naar Catalonië in 1961 ontstak bij haar de vlam van de liefde voor Spanje. Het karakter van de spanjaarden ('mensen van uitersten'), de impulsiviteit van de spaanse samenleving, de explosies van kleuren in de spaanse kunst, de wonderbaarlijkheid van de mozarabische handschriften: geen wonder dat Mireille zich thuis voelde. 'Geef mij geld en ik koop morgen een huis in Burgos!' Evenmin was het een wonder - of juist wel? - dat er toen ter gelegenheid van het heilig jaar een grote overzichtstentoonstelling werd gehouden in Barcelona over Santiago de Compostela. Het was haar eerste echte ontmoeting met Jacobus en het begin van een levenslange liefdevolle relatie.
D Details De naam van Jacobus verbreiden op een manier dat je toehoorders het gevoel krijgen dat ze hem en al die andere figuren die met de Camimo zijn verbonden, persoonlijk gekend hebben. Hen bij wijze van spreken vandaag en morgen op straat tegen het lijf kunnen lopen. De emotie voelen zoals mensen die in de voorbije eeuwen hebben gevoeld op de weg en onderweg. Het aanhaken op een traditie zoals mensen die hebben voorgeleefd. Dat is het doel dat, de geboren onderwijzeres, Mireille zich altijd heeft gesteld. Het bijbrengen ook van de liefde voor detail. 'De ambachtslieden van Antwerpen hadden vroeger de gewoonte om de 'afkomst' van
125
hun produkten duidelijk te maken door er de afbeelding van een 'Antwerps handje' op aan te brengen,' doceert Mireille.
'Het is van belang dat studenten
dergelijke
details
kennen en herkennen. Het gaat altijd om het detail; in het detail openbaart zich de grote lijn, het detail vertelt het verhaal. En om dat, verhaal gaat het. De details brengen de geschiedenis tot leven. En het is mijn arnbitie dat mijn studenten als het ware opgenomen worden in zo'n verhaal.' 'Dat heb ik Jacobus beloofd' is een bekende uitspraak van Mireille Madou. En dat is voor haar geen holle kreet. 'Ik heb met Jacobus een contract
gesloten.
Onze
overeenkomst houdt in dat ik bezig zal blijven met het schrijven van artikelen over hem.'
D De Leidse overstap Een onverwachte wending nam haar leven toen zij in 1976 de kans kreeg om aan de Leidse universiteit kunstgeschiedenis van de middeleeuwen te gaan doceren: er was weer een tram voorbijgekomen! 'Doe voor best' had moeder-overste gezegd toen Mireille haar plannen bekend maakte. En een goede beslissing bleek het te zijn. 'In Leiden heb ik me vanaf het begin thuis gevoeld. Als vrouwen non telde ik daar mee. Het Instituut in de Kloksteeg kwam me vanaf het begin zo bekend voor. Als ik een roman zou willen schrijven dan zou die gaan over mijn leven in Nederland.' Toch weerhield niets de Vlaamse Nederlandse om van tijd tot tijd naar Spanje te vertrekken. Al of niet in gezelschap van haar studenten. Spaanse vakliteratuur kan ze
126
inmiddels goed lezen ofschoon ze de taal geleerd heeft als een papegaai, zoals ze het zelf zegt. 'Ik voelde me aan Jacob verplicht dat ik de taal van zijn land sprak.' In de lente van dit heilig jaar was ze weer in Santiago de Compostela. Maar 'twee keer wilde hij me niet; twee keer werd ik onderweg ziek. Een keer in San Juan la Peria en een andere keer in Loon.' Voor de rest heeft ze niet te klagen over haar reizen. 'Ik heb wat met al die heiligen langs de route. Het zijn mijn maatjes op reis. Vergeet niet dat de Gertrudis waarover ik mijn proefschrift schreef, de patrones van de reizigers is. Dus hoe kan je zo'n beschermheilige beter eren dan door op reis te gaan.'
D Ziel en zaligheid Temidden van een kleurloze woonwijk van Voorschoten bevindt zich de 'hermitage' van Mireille Madou. Een appartement, gevuld met boeken en de nadrukkelijke aanwezigheid van Spanje en Jacobus. Met uitzondering van een prachtige stadsplattegrond van Brugge. Voor een vers gezet kopje koffie moet een Jacob in een witte mantel op de boekenplank even plaatsmaken. Waarom zijn de middeleeuwen zo populair? Mireille schrijft dat toe aan de uitzichtloosheid van onze eeuw, het zoeken naar een nieuwe vorm van geborgenheid die wordt gevoed door een merkwaardige nostalgie die over de eeuwen heen reikt. Overigens maakt ze zich behoorlijk boos over het onjuiste beeld dat van de middeleeuwen wordt gepresenteerd. Het irriteert haar mateloos dat een tijdspanne van 500 jaar (1000 - 1500 AD) als één periode wordt gezien, terwijl wij ons de wereld van 50 jaar geleden nog nauwelijks voor de geest kunnen halen. Een onjuiste vermenging van beelden en teksten die in de tijd geen enkele samenhang met elkaar vertoonden, wordt ons, zelfs in wetenschappelijke literatuur, vaak voorgeschoteld, is haar klacht.
D Genootschap De groei van het Genootschap van Sint Jacob lijkt haar enigszins te verbazen omdat zij meent waar te nemen dat de gemiddelde hedendaagse pelgrim meer sportief dan intellectueel of spiritueel is ingesteld. Lachend citeert zij: 'Ik heb geen tijd om al die kerken te bezoeken want ik moet naar Santiago.' Daarbij beseft ze wel degelijk dat de vroegere drijfveren om op bedevaart te gaan ook varieerden van angst voor de hel en pure devotie tot beroepspelgrims en aan misdadigers opgelegde bedevaarten. Maar weinigen worden heilig door een bedevaart, schreef Thomas à Kempis reeds. En dat zal in ieder geval door de tijd niet veranderd zijn. Wat de tijd ook niet heeft veranderd, is de liefde en het enthousiasme dat mensen voor Santiago de Compostela voelen en hebben gevoeld. Door hen loopt de ware weg. Zij vormen het licht en de schaduw op die weg. Een weg waarop iedereen die dat wil, Mireille Madou kan ontmoeten.
127
JACOBUS TE 's HERTOGENBOSCH Jacobuskerk
in oude luister hersteld
WIM BETIONVIL
Met een plechtige de restauratie Hoofdcelebrant vele
eucharistie
viering
is op zondag
van de Si nt-Jacobskerk, Mgr. J. ter Schure,
betrokkenen
en roemde
17 oktober
gelegen
bisschop
het resultaat:
1993 de voltooiingvan
aan de Hinthamerstraat,
van den Bosch,
gevierd.
prees het werk van de
een monumentaal
Godshuis
is in alle
luister hersteld. Onder
de talrijke
'Tilburgse'
aanwezigen
waren
leden van ons Genootschap;
ook
enige
het ligt namelijk
functie te geven in pelgrimages
naar Santiago
of vertrekpunt,
Sint-Jacobskerk
zoals
de 'oude'
bestuursleden
en 'Bossche'
in de bedoeling
de Compostela,
de kerk een
bijvoorbeeld
dat ook in vroeger
en
als halte
eeuwen
is ge-
weest.
De thans gerestaureerde gebouwd
tussen
pastoor
koepelkerk
1905 en 1907 onder
Prinsen
naar ontwerp
bouwmeesters
is
Jos
van de
Cuypers
en Jan
Stuyt. De toren kwam er pas in 1923er moest
eerst
geld
worden
meld, doch het grootste
deel was een
erfenis van een vermogende ne-.
De
huidige
ingeza-
parochia-
hoofdingang
met
voorportaal,
waarin een Jacobusbeeld
als centrale
figuur,
stand,
kwam
waarmee
het
in 1927 tot
gebouw
was
voltooid. De restauratie enige
alle facetten koepeldak co's,
eerdere, uit
128
1844,
orgel,
interieur:
ramen,
fres-
verlichting,
enz ..
kerkgebouw
zogenaamde die
kostte
en omvatte
van gebouwen
schilderijen,
Het huidige in voorportaal
1991-1993
gulden
en torendak,
geluidsinstallatie
Jacobus
van
miljoenen
op
verving
een
Waterstaatskerk
haar
beurt
op
de
plaats van een te klein geworden kerk uit 1803 werd gebouwd. De kerk uit 1803 verving een bidkapel uit 1672, gebouwd in een tijd dat er nog een verbod bestond op het houden van katholieke erediensten, maar waar aan toen al minder streng de hand werd gehouden. Daarvóór, in 1629, had Frederik Hendrik Den Bosch veroverd en het toenmalige kerkgebouw, gelegen aan de Bethaniestraat, geconfisqueerd en aan de hervormden toegewezen. Vanaf het midden van de 17e eeuw deed dit, thans nog bestaande gebouw, dienst als wagenhuis, paardenstal, arsenaal en van 1925 tot 1988 als Noordbrabants museum. Thans biedt het huisvesting aan de gemeentelijke bouwhistorische- en archeologischedienst en aan een cultureel centrum. De toren is in twee delen, in 1632 en 1752, afgebroken. In het laatsgenoemde gebouw is het 15e eeuwse Jacobusbeeld aanwezig dat in januari 1992 in de kelder van een Bosch winkelpand is gevonden. Het is denkbaar dat dit beeld na eeuwen weer terug is op zijn plaats van oorsprong. Zo draagt Den Bosch nog sporen van een ver Jacobus verleden, want in 1430 verleende Paus Martinus V de dekenen van de Broederschap van Sint Jacob verlof voor de bouw van een kapel en een naastgelegen hospitium ten behoeve van pelgrims naar het graf van Jacobus de Meerdere in Galicië. Moge de nieuwe en vernieuwde Sint Jacobskerk deze traditie weer opnemen en voortzetten.
Over de Sint Jacobskerk in 's-Hertogenbosch is een fraai ge'lliustreerd boek verschenen getiteld: Sint Jacob - 's-Hertogenbosch - De kerk en zijn geschiedenis, 100pag. ISBN 90 9006622-5. Prijs f 35,-. Te bestellen bij Parochie Binnenstad, Choorstraat 1, 5211 KZ Den Bosch.
129
CAMINO DE SANTIAGO
ANNEKE JANSSEN
Oude weg van geloof van Europa op pelgrimstocht ik geloofde vast en zeker aan de christenheid te voet. Ik ga met jou en ik weet niet, waar je, biddend, vandaan komt, en waar je, zingend, naar terugkeert, met je schelp en je pelgrimsstaf. Weg van het hart, jouw wezen is: de weg gaan.
Weg naar Santiago,
0
verbond
van het slijk van de ster, van de lichte dauw, sap van de dageraad - met de dappere volharding van de pelgrim en zijn hoop. Weg van de sterren, verschiet stap voor stap naderbijgekomen; uitdaging die wordt tot een zachtmoedige stroom van mensen die in het licht de vaste zekerheid zoeken. Weg naar Santiago, in het voetpad bepaald door de sporen van de sterren die de kunstenaar en de zanger achterlaten in het ochtendkrieken, prachtige kathedralen die afbakenen de voetstap van de pelgrim, de stap naar de onsterfelijke ruimten. 130
De redactie ontving van de geplaatste gedichten in Perigrino 30 twee vertalingen
JANNA MATTHIJ8EN
Oude weg van het geloof van het Europa op pelgrimstocht. Ik geloofde de zekere leer van het christendom te voet. Met jou ga ik en ik weet niet vanwaar je komt, biddend en waar heen je gaat, zingend met je schelp en je staf. Weg van het hart jij moet gelopen worden.
Camino de Santiago,
0
verbond
van de modder met de ster, van de dauw vochtig sap van de dageraad - met de vurige moed van de pelgrim en zijn hoop. Weg van de sterren verte stap voor stap vergaard, uitdaging omgekeerd aan de makke stroom van mensen op zoek naar de zekere borg van het licht. Camino de Santiago, op het pad vastgemaakt door de sporen van de sterren dat de artiest en de zanger achterlaat in de dageraden, luisterrijke kathedralen die de stap van de pelgrim bepalen, de stap naar de onsterfelijke ruimten. 131
VEZELAY meer dan een pleisterplaats
JOS MIJLAND
In Bourgondië staat de romaanse basiliek van Vézelay. Hoog op een heuvel, reeds van verre zichtbaar, als een nieuw Jeruzalem. In de middeleeuwen was de basiliek van Vézelay, genaamd de Sainte Madeleine, een verzamelpunt voor pelgrims vanuit Noord-Europa op weg naar de beroemde bedevaartplaats Santiago de Compostela. In de 12de eeuwse Gids voor de Pelgrim staat te lezen: 'Vervolgens moeten de pelgrims op weg naar Santiago via de route over StLéonard-de-Noblat allereerst met de vereiste eerbied het zeer eerbiedwaardige lichaam van de gelukzalige Maria Magdalena bezoeken ... Een zekere Badelo bracht haar allerkostelijkste stoffelijke resten van uit die stad (Aix-en-Provence) over naar Vézelay, waar zij tot de dag van vandaag rust in. een eerbiedwaardig graf.' Vézelay
heeft dus wel
heel
goede papieren. In Vézelay was het ook dat de heilige
Bernardus
vaux opriep Kruistocht Becket,
van Clair-
tot de Tweede (1146).
Thomas
aartsbisschop
van
Canterbury, bad in deze kerk. Franciscus van Assisië zond broeder Pacificus naar Vézelay om het eerste Franse Franciscanerklooster te stichten. Vézelay heeft dus een belangrijke rol gespeeld in de middeleeuwen.
132
De kerk is een prachtig voorbeeld van de wijze waarop in de middeleeuwen de bijbel aan de beminde gelovigen werd verteld. Niet in teksten maar in steen. Bijzonder daarbij zijn de kapitelen waarop voorstellingen uit de bijbel en episoden uit levens van heiligen worden uitgebeeld, vaak vertaald in figuren zoals de middeleeuwse mens die kende. Hij maakte via deze stenen gedachten kennis met de verschrikkingen van hel en verdoemenis: wanstaltige duivels en ondefinieerbare dierenfiguren. Hij maakte vooral ook kennis met Christus die, zetelend boven het middelportaal, allen tot zich noodt. De kerk heeft een romaans schip, gebouwd na de brand van 1120 waardoor een eerdere kerk op dezelfde plaats werd verwoest. Het koor dateert van de 13de eeuw en is gotisch. De kerk van Vézelay is nooit een kathedraal (bisschopskerk) geweest. De kerk was verbonden aan een klooster waar de pelgrims, die soms al weken op weg waren, even konden uitrusten voordat de verre toch naar Spanje werd voortgezet. Zij sliepen in het klooster of in de narthex, de grote voorhof van de kerk. Zij werden verzorgd en maakten zich op voor hun verdere barre tocht. Nog afgezien van de vele afbeeldingen in de kerk, met als absoluut hoogtepunt het timpaan van het middenportaal, gewijd aan Christus die de Heilige Geest aan de apostelen overdraagt, is de ligging van de kerk zelf een evangelie. De kerk is zo gebouwd dat het eerste morgenlicht juist door de vensters binnenvalt. De typische tekening op de pilaren van gekleurde stenen maakt indruk en is uniek. Het heldere licht van de zomer zet de kerk elke morgen in een stralende gloed. Maar ook in de donkere dagen voor Kerstmis verdrijft het eerste diffuus licht het nachtelijk duister. De middeleeuwse mens had gevoel voor symboliek die zo prachtig wordt uitgedrukt in de O-antiphoon die de de Kerk, wachtend op de komst van ChristusEmmanuel laat zingen op 21 december, dus juist op de dag waarop de dagen weer langer gaan worden: '0 in het Oosten opgaande ster, schitterend eeuwig Licht en Zon van gerechtigheid, kom en verlicht ons die nog in duisternis en de schaduw van de dood verkeren.' Evenzo werd tijdens de lange plechtigheid in de nacht van Paaszaterdag op Paaszondag het eerste licht ervaren als een zichtbaar teken van het Licht dat aan het begin van de Paasnacht in een nog donkere kerk werd gevierd met het zingen van het Lumen Christi. Vézelay, een historisch plaats, een romaans-gotisch monument van licht, een uitstekende start- of rustplaats voor de Santiagopelgrim.
133
LINOSNEDE RUUD HARMSEN
ROCHER St. MICHAEL Vandaag heb ik de 268 treden van de 'Rocher d'Aiguille' (naaldrots) beklommen, waardoor ik op 80 meter hoogte een riant uitzicht had op de stad en de omringende bergen. Bovenop deze bazaltrots bevindt zich een kapel. Alles daarvan is klein en intiem: zuiltjes dragen een gewelf van nog geen twee meter hoog, er is een klein koor met koepeltje waarin de resten van muurschilderingen die blijkbaar moedwillig vernield zijn (bijtelslagen in de kalk). De kapel is gewijd aan St. Michaël. Ik vroeg me af waarom mensen zoveel moeite gedaan gebben om juist op die plek een kapel te bouwen. Het blijkt dat de aartsengel Michaël heerst over hoge punten zoals rotsen, bomen en bergen, die in vroeger tijden beschouwd werden als schuil- of woonplaatsen van geesten. Hij was ook degene die de draak versloeg. Dit is volgens oude overleveringen een heldendaad die toegeschreven werd aan goden, helden en heiligen. Door de geest van de aarde te doorboren met een lans kon zij zich niet lan(:Jer vrijelijk over de aarde bewegen, daar de energie nu vastgepind en geconcentreerd was op één plaats (de lans deed dienst als instrument om kosmische en aardse krachten te verenigen). Deze plekken werden 'versierd' met tempels of kerken als permanente behuizing van de geest, goden of godheid. St. Michaël was de bewaker van deze heiligdommen op heuveltoppen en daarom zijn ze vaak aan hem gewijd. Hij is de opvolger van een corresponderende godheid uit een nog oudere religie: de Keltische zonnegod. le Puy, 26 augustus 1988 134
135
HET GESAMTKUNSTWERK VAN ALFONSO DE WIJZE Las Cantigas de Santa Maria
JAN NUCHELMANS
Zelden, de huidige vakantieperiodes bevolkingssamenstelling
uitgezonderd,
zal Spanje een heterogenere
hebben gehad dan in de Middeleeuwen. Te menen dat we
toen slechts te maken hadden met Christenen, joden en moren is een simplificatie die even begrijpelijk als onjuist is. De inheemse bevolking was op zich al tamelijk divers: Christenen en joden vormden een meerderheid, maar ook niet-bekeerde volksstammen waren in ruime mate voorhanden toen in het jaar 711, met de inval van Tarik ibn Sijad, een rijk geschakeerde bevolkingsgroep over het land uitzwermde, zo'n 20.000 Berber en Arabische moslims. Ze hadden drie dingen gemeen: hun geloof (de Islam), hun taal (Arabisch) en hun cultuur, maar ze zijn in verschillende groepen
onder
te verdelen,
die
op
zich
ook
weer
onderverdeeld
kunnen
worden: Arabieren, Berbers, Musalimah, Muwalladun en Slaven. Waar deze groepen aanvankelijk profiteerden van de samenwerkingsproblemen tussen de verschillende Spaanse vorstendommen, werd hun eigen tweedracht hen tenslotte fataal en kon de herovering van Spanje door de Christenen, de Reconquista, zijn beslag krijgen.
D Alfonso X el Sabio Die herovering was al een aardig stuk gevorderd toen Alfonso X ten tonele verscheen en later de troon van de koninkrijken Castilië en León besteeg. Met de persoon van Alfons X, 'de Wijze', ontmoeten we een van de meest interessante vorsten van de Middeleeuwen. Hij beheerste de zeven artes liberales en was een van de meest sprekende voorbeelden van de middeleeuwse universele geleerde. Geboren in 1221 kwam hij na de dood van zijn vader Fernando 111 (later heilig verklaard en sindsdien Fernando el Santo genaamd) in 1252 aan het bewind. Eenvoudig kreeg Alfonso het niet: op zijn schouders rustte de taak te voltooien wat zijn vader met zoveel succes had ondernomen: de Reconquista, de herovering van de gebieden die al sinds het begin van de 8e eeuw in handen waren van wat wij voor het gemak met één woord aanduiden als de moren. Een gecompliceerde opdracht die hij niet met het gewenste resultaat heeft voltooid. Een belangrijke rol speelde hij als mecenas voor troubadours die na de Albigenzer oorlog in Zuid-Frankrijk geen emplooi meer vonden: hun oorspronkelijke broodheren waren gedood of gevlucht, het land in bittere armoede, hun activiteiten geworden tot een overbodige franje. Alfonso, liet zich echter graag strelen door de gedichten van de Occitaanse dichters. Toen Alfonso in 1284 stierf had hij onder politieke dwang het bestuur van het land reeds aan zijn zoon Sancho IV moeten overdragen. Dat het falen van Alfonso aan 136
politiek onvermogen zou liggen moet op zijn minst in twijfel worden getrokken: na Alfonso's dood hebben zijn opvolgers er nog meer dan twee eeuwen voor nodig gehad om de moorse groepen uit het Iberisch schiereiland te verjagen. Of Alfonso zich misschien bewust niet intensief heeft ingezet voor de Reconquista is, zonder een uitgebreide bestudering van zijn politieke activiteiten, moeilijk vast te stellen. De belangstelling en grote bewondering van Alfonso voor de verworvenheden van de Arabische cultuur zijn echter evident en goed te rijmen met een begrijpelijke schroom voor het doelbewust vernietigen van een cultuur die op een aanzienlijk hoger niveau stond dan de eigen, inheemse beschaving. Alfonso's vertalingen van tal van wetenschappelijke en literaire Arabische geschriften vullen niet alleen, maar spréken ook boekdelen. De veelzijdigheid van Alfonso is uniek: hij interesseerde zich voor geschiedenis, schreef over sterrenkunde, deed onderzoek naar de magische kracht van allerlei soorten stenen, redigeerde een boek over bordspelen als bijvoorbeeld schaken (het eerste in Europa), bracht een fundamenteel wetboek tot stand en staat te boek als dichter. En uiteraard was hij staatsman. Daarbij beperkten zijn ambities zich niet tot het in stand houden en verder terugveroveren van Spanje, maar toonde hij grote interesse voor de keizerskroon van het Heilige Roomse Rijk. Dat die kroon hem voorbijging moet een grote teleurstelling zijn geweest. Daarmee zou hij overigens buiten Spanje waarschijnlijk een veel grotere bekendheid hebben verworven dan hij nu meestal geniet. Tal van handboeken gaan zelfs aan zijn naam volledig voorbij.
o Las Cantigas de Santa Maria De omvangrijke verzameling Cantigas de Santa Maria van Alfonso el Sabio is wel eens aangeduid met een term die in de muziekgeschiedenis doorgaans gereserveerd is voor het 1ge-eeuwse muziekdrama van Richard Wagner, het Gesamtkunstwerk. Door middel van verschillende kunsten heeft de Spaanse vorst zijn ideeën aan zijn tijdgenoten proberen duidelijk te maken: allereerst door de tekst, in de tweede plaats door toevoeging van muziek aan die teksten en ten derde door de schitterende miniaturen in de diverse handschriften waarin de cantiga's zijn overgeleverd. De combinatie van deze drie elementen maakt Las Cantigas de Santa Maria tot een volstrekt unieke collectie, niet alleen in het middeleeuwse repertoire, maar óók daarbuiten. Las Cantigas de Santa Maria is een onuitputtelijke bron van inspiratie voor iedereen die geïnteresseerd is in de Middeleeuwen. En blijkbaar lag het project ook Alfonso na aan het hart: hij begon er waarschijnlijk meteen na het aanvaarden van het koningschap in 1252 mee en is er tot zijn dood in 1284 door in de ban gehouden. Een van de grote vragen in het repertoire van de cantiga's is of Alfonso zelf de schepper is geweest. Met betrekking tot de miniaturen kunnen we veilig stellen dat dat niet het geval is geweest, ten aanzien van de muziek en de tekst is het auteurschap van Alfonso op zijn minst omstreden.
137
o Tekst De Cantigas de Santa Maria, de liederen van de heilige Maria, zijn onder te verdelen in twee grote groepen: een kleine 70 lofliederen (de zgn. loores) en zo'n 350 mirakelverhalen (milagros of miragres). De teksten van de lofliederen prijzen Maria in algemene termen. De teksten van de verhalende cantiga's beschrijven de wonderen die door bemiddeling van Maria tot stand zijn gekomen. De verhalen zijn niet voorbehouden aan Spaanse bronnen; een belangrijk deel is ook elders in Europa, vooral onder invloed van de Cisterciënzers, in mirakelcollecties overgeleverd. Maria werd gezien als mediatrix, als middelares. Bernardus van Clairvaux (1090-1153) zegt: 'Wilt gij bij God de Zoon een pleitbezorger hebben? Neem dan uw toevlucht tot Maria: in haar is de mensheid zuiver, de Zoon zal de moeder, de Vader de Zoon verhoren'. En Thomasa Kempis laat - bijna drie eeuwen later - Maria zeggen: 'Ziet, ik sta midden tussen hemel en aarde, tussen God en de zondaar'. Vanaf de 12e eeuw komt een groot aantal Maria-wonderen in omloop, in het Latijn - bijvoorbeeld in het Speculum Historiale van Vincent van Beauvais, de Dialogus Miraculorum van de
138
cisterciënzer monnik Caesarius van Heisterbach (ca. 118o-ca. 1240) en het Liber Apium van Thomas van Cantimpré (1201-1263/72) - maar ook in de diverse volkstalen. Zo schreef Gautier de Coincy (1177-?1236) aan het begin van de 13e eeuw in Soissons (Frankrijk) een collectie mirakels van maar liefst 30.000 regels in het Frans, Les chansons à la Sainte Vierge (met een aantal muzikale inlassen). Spaanse voorbeelden vinden we vóór Alfonso in de eerste helft van de 13e eeuw al bij Gonzalo Berceo van het klooster San Millán de la Cogolla met een aantal Milagros de Nuestra Sefiora. Er bestaan ook 13e-eeuwse Nederlandse bronnen. Zo biedt de Spieghel Historiael (vgl. Vincent van Beauvais) van Jacob van Maerlant (1221/1235-ca. 1300) verschillende parallelverhalen met de enorme collectie van Alfonso el Sabio. Nog in de 15e eeuw circuleren er in de Nederlanden handschriften met honderden mirakelverhalen. Het beroemdste Nederlandse voorbeeld is natuurlijk het vroeg-16e-eeuwse spel van Mariken van Nieumeghen die door een duivel verleid wordt, maar na zeven jaar tot inkeer komt door het bijwonen van het wagenspel Mascheroen. Een aantal van de verhalen uit Nederlandse collecties is ook in de Cantigas de Santa Maria van Alfonso te vinden. De mirakelverhalen hebben een moraliserende taak: ze dienen tot voorbeeld en worden dan ook vaak aangeduid met de verzamelnaam exempla, het Latijnse woord voor 'voorbeelden'. Ze konden als uitgangspunt voor preken of overwegingen worden gebruikt. Tussen de Milagros van Berceo - die zichzelf een juglar (speelman) noemt - en de Cantigas de Santa Maria, allebei collecties van het Iberisch schiereiland, ligt tenminste één belangrijk verschil, dat van de taal. Beide verzamelingen zijn in de volkstaal geschreven, die van Berceo echter in de taal waarin over het algemeen het Spaanse proza werd geschreven (het Castiliaans), de collectie van Alfonso in het Galicisch-Portugees, tot in de 15e eeuw de gang bare taal voor de poëzie. Alfonso was van kindsbeen af vertrouwd met die taal, traditie als het was voor de Castiliaanse en Leonese koningen om hun kinderen in het veilige, niet door de moren bedreigde Galicië te laten opvoeden, de streek waarvan het cuIturele centrum gevormd werd door Santiago de Compostela, middeleeuws èn internationaal bedevaartsoord van grote faam. Naast de internationale Mariaverhalen bevat de collectie Cantigas de Santa Maria tal van lokale legenden, opvallenderwijs meer en meer naarmate de verzameling wordt uitgebreid in de loop der jaren van Alfonso's activiteit. De verhalen geven een uitermate gevarieerd beeld van het wonderbaarlijke leven der Middeleeuwen. Meer dan eens is Alfonso zelf aanwezig, zoals in de cantiga waarin hij als laatste redmiddel bij een hevige buikpijn het handschrift met de op dat moment al bestaande eerste versie van de Cantigas de Santa Maria op zijn buik laat leggen en prompt geneest. Waarmee hij meteen een nieuw mirakel heeft voor het vervolg van zijn collectie! Maar niet alleen Alfonso en zijn verwanten treffen we aan, een bonte stoet
139
van Middeleeuwers, moeders, mannen, Maria's en hun mirakels trekt aan onze ogen en oren voorbij, zoals blijkt uit de volgende korte inhoudsopgaven: 69
Hoe Santa Maria in Toledo iemand die doofstom was deed horen én spreken.
11
Hoe Santa Maria de ziel van een monnik die in een rivier verdronk, redde van de duivel en hem weer tot leven wekte.
188
Hoe een jong meisje met heel haar hart van Santa Maria hield en hoe haar vader haar liet open maken omdat hij zijn hand op haar hart wilde leggen en hoe hij dat hart vond in de vorm van het beeld van Santa Maria.
24
Hoe Santa Maria een bloem liet ontspruiten uit de mond van een geèstelijke, toen hij gestorven was, en die bloem leek op een lelie, omdat hij haar geprezen had.
44
Hoe een ridder zijn havik kwijt raakte en ging bidden bij Santa Maria in Salas en hoe zij hem weer op zijn hand zette.
179
Hoe een geheel verlamde vrouw zich naar Santa Maria de Salas liet brengen en toen genas.
29
Hoe Santa Maria op stenen beeltenissen van zichzelf liet verschijnen.
94 85
Hoe Santa Maria diende in de plaats van een non die weg was uit het klooster. Hoe Santa Maria een jood redde, die door enkele dieven gevangen' werd gehouden en hoe zij hem uit de gevangenis haalde en christen maakte.
27
Hoe Santa Maria de joden uit hun synagoge verdreef en er een kerk van maakte.
De voorbeelden kunnen worden aangevuld met nog zo'n 340 andere verhalen, een schier onuitputtelijke voorraad kortom. Karakteristiek in het overgrote merendeel van de cantiga's is het gebruik van de refreinvorm, een verschijnsel dat wellicht een aanwijzing kan vormen voor het gebruik van het repertoire en de 'doelgroep' die Alfonso met zijn Maria-liederen wilde bereiken. De aanwijzingen daaromtrent zijn schaars. De enige zekerheid is Alfonso's verzoek in zijn testament, om 'de boeken van de wonderen van Maria' een plaats te geven in de kerk waar zijn lichaam ten ruste zou worden gelegd, zodat er op de feestdagen van Maria uit gezongen zou kunnen worden. Die laatste rustplaats vond Alfonso in Sevilla. Of de Cantigas de Santa Maria .slechts als min of meer functieloze versiering van de
eredienst hebben gediend of juist een betekenis hebben gehad ter stichting of bekering van de gewone mens, is moeilijk te zeggen. De literaire en meer nog de muzikale vorm wijst in de richting van de laatste veronderstelling. In ieder geval valt er in de teksten een duidelijk moralistische tendens te bespeuren. Steeds weer wordt de goedheid van Maria onderstreept, haar rol ook als middelares tussen de mens en God, een beeld dat in de loop van de 12e en 13e eeuw steeds duidelijker vorm krijgt.
140
Opvallend verschijnsel is dat, waar al deze miragres strofisch zijn en elke strofe in de codex eindigt met een refrein, in vrij veel gevallen dat refrein zinnen in tweeën snijdt op volstrekt onlogische en onmogelijke plaatsen. Het overslaan van het refrein is in uitvoeringen die in de eerste plaats uitgaan van de tekst de enige mogelijkheid. Minder storend zijn de vele enjambementen, waar binnen een couplet de tekst over een duidelijke
muzikale frase heen doorloopt
naar de volgende
muzikale zin. Deze
enjambementen lijken bewust te zijn veroorzaakt om het doorstromen van de tekst te bewerkstelligen en het verhaal daardoor vaart te laten houden. Over het auteurschap van Alfonso of zijn creatieve aandeel in de totstandkoming van het repertoire zijn de meningen verdeeld. Enerzijds wordt gesteld dat hij persoonlijk betrokken is geweest bij het scheppen van het repertoire, anderzijds vermoedt men dat hij meer de functie van supervisor of eindredacteur heeft gehad, zoals dat voor een deel van zijn andere publikaties reeds vastgesteld is.
D Muziek Bijna alle 427 Cantigas de Santa Maria zijn met muziek overgeleverd, een unieke situatie als we weten dat het repertoire van de in dezelfde tijd opererende trouvères maar voor de helft met muziek is overgeleverd (ca. 1000 melodieën bij 2000 teksten) en dat van de ten tijde van Alfonso uitstervende Provençaalse troubadours amper tien procent van de melodiëen tot ons is gekomen (ongeveer 300 melodieën van zo'n 2500 teksten). De muziek ondersteunt mijns inziens de 'moralistische these': de structuur en de vorm van de melodieën maken het repertoire uitermate geschikt om snel over te dragen ter verspreiding. De tekstuele vorm van het refreingedicht vindt zijn parallel in de muzikale vorm van de virelai: een coupletlied met refrein waarvan de muziek doorgaans beperkt blijft tot een twee- of drietal zinnen, die volgens een bepaald patroon steeds herhaald worden. Meestal is van die twee of drie zinnen de laatste gereserveerd voor het refrein en is/zijn de andere muzikale zin/zinnen zowel in het couplet als in het refrein aanwezig. Globaal gezegd is de muzikale bouw van de gemiddelde cantiga: refrein met muziek AB, couplet met muziek CAB, refrein met muziek AB, couplet met muziek CAB, refrein met muziek AB, enz. Voor de luisteraar die mee wil zingen in de refreinen is dat een zeer uitnodigende vorm: de tekst van de refreinen is steeds identiek, de muziek ook, bovendien wordt de muziek van het refrein steeds opnieuw vóórgezongen (zij het met een andere tekst) in de tweede helft van de coupletten. De bij tijd en wijle verbazingwekkende lengte van de verhalen in Alfonso's versie versterkt dat element (met 52 coupletten
141
als maximum, in cantiga 65 - in het Holland FestivalOude Muziek Utrecht 1992 door Helena Afonso en Margriet Tindemans integraal uitgevoerd; lengte 55 minuten!) Al na enkele coupletten begint de muziek een haast bezwerende werking te krijgen. De muziek wordt gekenmerkt door eenvoud: om te beginnen is ze eenstemmig, in de bronnen vinden we dus geen gekunstelde meerstemmigheid; evenmin treffen we ingewikkelde melodieën aan. Ten aanzien van het ritme is er weliswaar duidelijker informatie dan bij de troubadours, maar de informatie is niet éénduidig: dat laatste heeft geleid tot vaak zeer vèrgaande hypotheses. Daaronder is die van de Spaanse arabist Julian Ribera, die eindelijk een belangrijke tot dan toe ontbrekende schakel meende te hebben ontdekt. Volgens hem zouden de melodieën van de cantiga's moors zijn. Dat idee leidt inmiddels een hardnekkig bestaan en is koren op de molen van ensembles die zich in hun interpretatie laten leiden door de muziek uit het Nabije en Verre Oosten. De muziek wordt in dergelijke interpretaties overgoten met een sausje dat naar mijn stellige overtuiging niets te maken heeft met de oorspronkelijke uitvoeringspraktijk. Of de integratie van de verschillende geloven onder Alfonso inderdaad zover doorgevoerd was als zijn titel 'koning van de drie religies' suggereert staat te bezien: de houding van Alfonso en zijn hofhouding zoals we die kunnen afleiden uit de verhalen in de cantiga's wijst bepaald niet op een ruime tolerantie: van de vele cantiga's over de joden schildert slechts zes procent een sympathiek beeld van deze bevolkingsgroep, en dat betreft dan de cantiga's waarin de jood zich bekeert tot het Christendom! Een vergelijkbaar lot treft de moren. Van acculturatie lijkt hier nauwelijks sprake. De miniaturen in de cantiga-handschriften bevestigen dit beeld overigens maar ten dele: in het handschrift waarin bij elke loor instrumenten afgebeeld staan, is geregeld een combinatie te zien van moren of joden met christenen. Helaas is het merendeel van de archiefstukken m.b.t. het hof van Alfonso verloren gegaan, zodat we over de feitelijke samenstelling van bijvoorbeeld zijn hofmuziek slechts minimaal zijn geïnformeerd. Ten aanzien van de uitvoeringspraktijk kan echter vastgesteld worden dat de rol van instrumenten vermoedelijk beperkt zal zijn geweest. Dit (en vergelijkbaar) repertoire kan slechts functioneel correct worden uitgevoerd wanneer de tekst als uitgangspunt dient, het verhaal moet ten enenmale de leidraad blijven. Instrumenten kunnen de sfeer mee bepalen, commentaar leveren en afwisseling bieden, maar op het moment dat de tekst verloren dreigt te gaan onder instrumentaal 'geweld' of anderszins, moeten we ons afvragen of we niet op de verkeerde weg zijn terechtgekomen, een doodlopende weg zelfs. Het spreekt vanzelf dat niets een puur instrumentale uitvoering van de melodieën in de weg staat: de muziek leent er zich uitstekend voor en het danskarakter van veel melodieën biedt een welkome aanvulling van het minimale repertoire aan middeleeuwse dansen dat bewaard is gebleven. pagina 143 - Cantiga 1. Zie voor bijschriften bij de reproducties pagina 180-181. 142
J>:I~;<:';:~, tnr:;iI.,
.\<, ..~.. "
'«'
-I
.. ,.
t
~?:1~~~'~~~q£ç.:!"~f.£ii~~
~:t~<:«_ .. Ol'"
~-_.-., -,~,"
<.
....
~
.<<<.<
-.
'i'-'.
,.'-.
«
•• ,,"-,.
'f .. .-
'.""~-"-'_._.~-
,~,~'"
... ,.«-~«-«
-
••••
~._~----
J.f~~'l'.l~.l!!~~..!J!.~f~. 11
"\ f
'"c (tU ~\TnO""CS
~;:l
«<~
'''~:
..
~.~
(til
(ri~;:~~:~~<:~
De muziek van de Cantigas de Santa Maria is uitgegeven in een omvangrijke, rijk gedocumenteerde editie van Higinio Anglès, nog steeds een monument in de musicologie van de Middeleeuwen. Helaas vermeldt de editie van Anglés zelden meer dan één couplet en het refrein. De meest recente uitgave van de teksten is verzorgd door Walter Mettmann en ook in een aantal Nederlandse universiteitsbibliotheken beschikbaar.
D Beeld De drie-eenheid in het repertoire van de Cantigas de Santa Maria wordt bereikt door de toevoeging van miniaturen: in de (vermoedelijk) vroegste codex, tegenwoordig in de Biblioteca Nacional in Madrid, vinden we er geen, in één van de twee handschriften in de bibliotheek van het Escorial beperkt de miniator zich tot het tekenen van één of twee muziekinstrumenten bij elke loor, maar in het tweede handschrift in het Escorial en in de codex die in Florence terecht is gekomen, worden we geconfronteerd met een overvloedige illustratie van de verhalen en de lofliederen. Het betreffende Escorial-handschrift en het handschrift in Florence horen waarschijnlijk bij elkaar en geven een overweldigende hoeveelheid iconografische informatie over het leven in het 13e-eeuwse Spanje: dat van christenen, joden en moren. Per cantiga zijn er zes, soms zelfs acht of twaalf miniaturen in de codex te vinden, in blokken bij elkaar, waarin het verhaal van de betreffende cantiga visueel wordt ondersteund. Een vergelijking
dringt zich op met het stripverhaal, of beter misschien met de
smartlap, in de originele betekenis van het woord wel te verstaan. Straatzangers bedienden zich daarvan in de vorige eeuw: een doek of lap waarop in zes of acht taferelen het gezongen lied was uitgebeeld. Met een bewonderenswaardige accuratesse is in de bedoelde codices een biblia estetica geschapen, een beeldverhaal van het middeleeuwse leven in Spanje dat zijn weerga niet kent. Voor wie zich nader wil verdiepen in het iconografische aspect van deze fantastische collectie: voor het raadplegen van het fameuze, ongekend rijke Escorial-handschrift is een reis naar het kloosterkasteel bij Madrid weliswaar aan te bevelen, maar niet strikt noodzakelijk. In 1980 is de codex in een luxueuze facsimile-editie van 2000 exemplaren uitgebracht. Een exemplaar daarvan ligt in de collectie van de Katholieke Universiteit in Nijmegen.
144
DE MINIATUREN IN DE CANT/GAS DE SANTA MARIA MIREILLE MADOU
Onder de vele boekwerken die koning Alfonso X el Sabio, de Wijze samenstelde of liet samenstellen, nemen de Cantigas de Santa Maria een zeer bijzondere plaats in. De liederen - in totaal 402 - bieden een zo goed als volledig overzicht van de mariale poëzie uit de 13de eeuw. Zowat alle in het toenmalige Europa bestaande Marialegenden en niet-liturgische lofzangen ter ere van de heilige Maagd werden door de koning samengebracht en aangevuld met nieuwe, contemporaine mirakelverhalen. De vorst zelf was nauw betrokken bij de cantigas. Dit blijkt onder meer uit zijn testamentaire beslissing nopens de codices met de Marialiederen en uit het feit dat hijzelf, door tussenkomst van Maria, op miraculeuze wijze genezen werd. We mogen aannemen dat het overwegend redenen van devotionele aard geweest zijn die Alfonso X ertoe aangezet hebben het gigantische oeuvre van de cantigas te ondernemen.
o
De bewaarde codices Sinds 1869 bezit de Biblioteca Nacional te Madrid een 13de-eeuwse codex (cod. Tol.) met 127 Marialiederen. Het boek is afkomstig uit de kathedraal van Toledo. Het is het oudste exemplaar van de vier en het bevat geen miniaturen. De meest bekende en tevens meest beroemde codex met cantigas bevindt zich in het Escorial (T.1.1). Hij bevat 200 liederen: 103 zijn gekopiëerd uit het handschrift van Toledo en 97 zijn nieuw; 210 folio's zijn verlucht met volbladminiaturen. Van dit boek verscheen in 1979 een facsimile uitgave. In 1877 ontdekte een Spaanse geleerde een zeer gelijkende codex met cantigas in de Biblioteca Nazionale te Florence (B.R.20). Hierin zijn 113 liederen opgenomen. Slechts 4 komen uit het Toledaanse handschrift. De overige 109 zijn nieuwe verhalen die zich overwegend in Spaanse en Portugese bedevaartsoorden afspelen. De Florentijnse codex is onvoltooid gebleven. De tekst was klaar in 1271. Van de volbladminiaturen, van hetzelfde type als die uit Escorial (T.I.1), zijn er slechts 48 afgewerkt en aan 43 andere is men begonnen, 19 bladzijden bleven onverlucht. Na de dood van Alfonso X is dit boekdeel van de cantigas waarschijnlijk nog een tijdje in het atelier gebleven met de bedoeling er nog aan te werken, wat blijkt uit een klein aantal miniatuurdetails die reeds 14de-eeuws zijn. Men mag evenwel aannemen dat dit manuscript vrij gauw gevoegd werd bij de andere codices in de kathedraal van Sevilla waar Alfonso X begraven lag. In het Escorial, tenslotte, wordt het vierde 13deeeuwse exemplaar van de cantigas bewaard (B.1.2). De codex bevat 402 liederen: 117 uit de Toledaanse codex, 97 uit Escorial (T. I. 1), 111 uit de Forentijnse codex en 17 nieuwe liederen. 145
Dit boek staat ook bekend als de Códice de los Mûsicos omdat na elke tien cantigas een miniatuur is geschilderd met de voorstelling van muzikanten en hun instrumenten. Verder bevat deze codex een aanvangsminiatuur waarop de koning met zijn medewerkers is afgebeeld. De liederen zelf werden hier niet gemustreerd. Deze laatste codex wordt beschouwd als de definitieve uitgave van de Cantigas de Santa Maria. Het is bekend dat Filips 11de Cantiga-handschriften uit Sevilla naar het Escorial liet halen. Men weet echter niet of het ging om twee dan wel om drie codices. Het Florentijnse manuscript was na 1650 in het bezit van diverse verzamelaars en bibliofielen in Sevilla. Tegen het einde van de 17de eeuw bevond het zich in Madrid en pas in 1771 werd het in Florence vermeld. Er wordt dan ook verondersteld dat slechts twee handschriften in de 16de eeuw naar het Escorial zijn overgebracht. Het onvoltooide exemplaar werd mogelijk aan iemand geschonken of verkocht 'om na allerlei omzwervingen in Italië terecht te komen. In elk geval is zeker dat de twee codices met de volbladminiaturen samen deel uitmaakten van één project.
o Uitzicht van de volbladminiaturen De verluchte perkamenten bladzijden die de cantigas illustreren zijn in de meeste gevallen verdeeld in zes vakken, omzoomd met een smal decoratief randje. In de aldus ontstane twaalf hoekvakjes zijn alternerend een kasteel en een leeuw, de sprekende wapens van Castilië en León, aangebracht. Bovendien is in de onderste rand van de miniaturen bij de cantigas 4,5 en 6 telkens twee maal de adelaar van de Hohenstaufen - het familiewapen van de moeder van Alfonso X - geschilderd. Bij de verhalende liederen is boven elk van de zes taferelen een tekstregel te lezen. Hij bevat de korte inhoud van het uitgebeelde verhaal, terwijl het tafereel op zijn beurt weer de geschreven tekst illustreert: een voorbeeld van een perfecte relatie tussen tekst en beeld. De achtergronden waartegen de verhalen zich afspelen worden in hoofdzaak gevormd door zowel profane als religieuze architectuur: stadsgezichten, huizen, kerken en kloosters. Vele malen worden ook landschappen en zeegezichten in beeld gebracht en af en toe zelfs een legerkamp met grote tenten. Het decor waarin de personages zich bewegen is steeds gerelateerd aan de plaats waar de vertelde gebeurtenis zich afspeelt. De compositorische variaties zijn talrijk en vaak verrassend. Door de strikte indeling van het blad in compartimenten of vakken biedt elke verluchte bladzijde een overzichtelijk geheel. De bladspiegel is steeds leesbaar en bevredigt het oog volledig.
o Techniek
van de miniaturen
Voor de technische aspecten van de miniatuurschilderkunst ten tijde van Alfonso X is de niet voltooide Florentijnse codex van groot belang. Veel miniaturen zijn er immers in een halfafgewerkt of nauwelijks begonnen stadium gebleven. 148
Deze situatie verschaft een goed inzicht in de werkwijze van de kunstenaars. Op het perkament werd eerst met loodstift het onderwerp geschetst. Daarna werden de architectonische en decoratieve elementen met inkt getekend. De volgende fase was het aanbrengen van het goud: bladgoud of beschildering met goudpigment. Vervolgens werden de tekeningen verder bijgewerkt en zette men de kleuren. Als laatste kwam de afwerkingvan de gezichten en de handen van de personages. Hoe de miniaturisten te werk gingen bij het aanmaken van de pigmenten en het aanbrengen van de kleuren wordt uitvoerig behandeld in een traktaat van JudeoPortugese origine, bewaard in de Biblioteca Palatina te Parma. Dit zeldzame werkje dateert uit 1263 en is dus contemporain aan de cantigas. Men leest erin dat de verluchters, als grond voor de kleuren, het perkament bedekten met een laagje loodwit, in eiwit opgelost. De pigmenten zelf werden gebonden met eigeel. Om schakeringen te bekomen voegde men aan de verf ofwel water, ofwel eiwit toe en vaak ook een weinig Arabische gom. De kleuren, beschreven in het traktaat, komen volledig overeen met deze van de hier behandelde miniaturen: vele tinten van roze, karmijn- en vermiljoenrood en blauw. Deze heldere kleurenscala contrasteert met groen, indigo, paars-violet, bruin, oker, zwart en wit. Het goud is vooral gebruikt voor details: aureolen, kronen, zomen en knopen van gewaden, decoratieve motieven op textiel, altaargerei en zo meer. Het goud werd glanzend gemaakt - aldus het traktaat - door het te polijsten met een varkens- of paardetand. De hierboven geschetste werkwijze komt in grote trekken overeen met de technieken die in de toenmalige West-Europese boekverluchtersateliers gebruikelijk waren.
D Kunstenaars en ateliers Over de identiteit van de miniaturisten die de cantigas illustreerden is niets bekend. Er zijn slechts twee namen overgeleverd van schilders die voor Alfonso X werkten. Een archiefstuk vermeldt in 1261 te Sevilla een Johan Pérez als 'schilder van de koning.' Cantiga 377 verhaalt een wonder dat Maria verrichtte voor Pedro Lorenzo die 'in haar boeken schilderde, goed en snel.' Deze schaarse informatie is absoluut ontoereikend om besluiten te kunnen trekken betreffende de miniaturisten in dienst van Alfonso X. Hoeveel meesters er ingeschakeld werden om het omvangrijke oeuvre van de Marialiederen te illustreren is evenmin bekend. De auteur van een recente studie over de Florentijnse codex meent, op grond van stilistische kenmerken en gebruikt koloriet, minstens vijf handen te kunnen onderscheiden. Hij duidt de artiesten aan met noodnamen, zoals bijvoorbeeld de 'meester van de robuuste figuren', de 'meester van de gewijde taferelen.' Men tast ook volledig in het duister over de ateliers waar de verluchters werkten. De meeste auteurs nemen aan dat de koninklijke scriptoria en werkplaatsen in Sevilla gevestigd waren. De vorst hield overwegend hof in deze stad en koos die ook als zijn begraafplaats. Doch de
149
T"
~--~
geboortestad van de koning, Toledo, alsook Murcia worden genoemd als mogelijke plaatsen waar men aan de verluchting van de caritigas werkte. In de architecturale decors van de miniaturen komt echter geen enkel gebouw noch èen bouwfragment voor dat naar een van de drie genoemde steden verwijst. De enige topografische aanduiding is een vrije weergave van de aquaduct van Segovia bij cantiga 107, waarvan het verhaal zich in deze stad afspeelt. Twee Galicisch aandoende maisschuurtjes zijn afgebeeld bij cantiga 187. In de codex te Florence zou de kathedraal van Santiago tot twee maal toe voorkomen. Dit laatste gegeven kon niet geverifieerd worden. Hier zij terloops aan toegevoegd dat koning Alfonso X nooit op bedevaart is gegaan naar Santiago! De vraag naar de vestigingsplaatsen van de ateliers moet voorlopig openblijven. Naar men beweert zou de koning de werkzaamheden aan de cantigas van zeer nabij gevolgd hebben. Het zal dan ook niemand verbazen dat de hypothese over het bestaan van een reizend atelier meer dan eens geopperd werd. Het is niet geheel duidelijk wat men zich hierbij moet voorstellen. Misschien is er iets te zeggen voor het volgende: gesteld dat de miniaturisten in het gevolg van de koning meereisden, dan konden zij werken in de scriptoria die zich bevonden in de steden waar Alfonso X zich vaak ophield. Doch dit is slechts een gissing.
o Modellen Het wekt steeds weer verbazing wanneer men in de kunsthistorische literatuur leest dat een middeleeuws kunstwerk naar een bestaand model moet gemaakt zijn. Het lijkt erop alsof men de middeleeuwse kunstenaars elke creativiteit wil ontzeggen. Een monumentaal werk als de Cantigas de Santa Maria ontsnapt uiteraard niet aan de lastige vragen naar de voorbeelden en modellen die de miniaturisten ter beschikking zouden gestaan hebben. Gezien Parijs in de 13de eeuw in alle domeinen van de kunst absoluut leidinggevend was, gaat men er automatisch van uit dat de verluchting van de codices van Alfonso X naar Franse voorbeelden zou uitgevoerd zijn. Er wordt ook gesuggereerd dat Castiliaanse miniaturisten wellicht in Parijs konden gevormd zijn. Het feit dat Alfonso el Sabio verwant was met het Franse koningshuis - zijn vader was een volle neef van Lodewijk IX, de heilige - wil nog niet zeggen dat er op het gebied van de boekverluchting intensieve contacten bestonden tussen Parijs en het christene Spanje. Bovendien vertonen de Franse miniaturen stilistisch en iconografisch weinig 'of geen aanknopingspunten met de verluchting van de cantigas. Behalve de Franse, zouden de miniaturen van de cantigas ook onmiskenbare ltaloByzantijnse invloeden vertonen. Deze zouden via Sicilië in Spanje zijn binnengekomen. Na de dood van koning Manfred van Sicilië (1266), zoon van keizer Frederik 11 van Hohenstaufen, zouden enkele van zijn boekverluchters uitgeweken zijn naar Castilië en meer bepaald naar het hof van Alfonso X. Door zijn moeder Beatrix was Alfonso immers verwant met de Hohenstaufen. Het is overbekend dat dit feit zijn hele
152
buitenlandse politiek heeft bepaald. Men moet zich echter wel afvragen of een verwantschap vanzelfsprekend artistieke relaties impliceert. Ook hier blijft men steken in het domein van de, soms gezochte, hypothesen. Hetzelfde geldt voor de zogenaamde 'oosterse sfeer' die zowel in de Siciliaanse als in de cantiga-miniaturen te bespeuren zou zijn. Invloeden van de Moorse steden waar de artiesten zich ophielden? Invloeden uit Byzantium? Invloeden van Arabische manuscripten? Het blijven onvruchtbare speculaties die afbreuk doen aan de originaliteit van de anonieme cantiga-meesters.
D Originaliteit Het hele iconografische repertoire van de cantigas is gebaseerd op de teksten van de Marialiederen. De taak van de miniaturisten bestond er derhalve in de geschreven verhalen te visualiseren. Gezien het hier om een eenmalige opdracht ging konden de kunstenaars niet terugvallen op bestaande voorbeeldencycli. Zij moesten integendeel originele vormen scheppen die voor het merendeel tot het profane genre behoren. Hun model bij uitstek was hun eigen leefwereld. De miniaturisten geven blijk van een perfect observeringsvermogen en een grote vaardigheid in de weergave, tot in de kleinste details, van de hun omringende realiteit. Vanzelfsprekend zijn de voorgestelde personages niet echt geportretteerd. In de 13de eeuw is daar nog geen sprake van. De verschillende etnische types, zoals de joden en de Moren zijn goed herkenbaar aan hun gelaatstrekken en aan hun kledij. De kledij is trouwens het belangrijkste middel om onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen, edelen en burgers, leken en geestelijken. In de miniaturen kan men evenmin een juiste weergave van de perspectief verwachten. De architectonische elementen komen soms meer als decor dan als constructie over. Ze geven echter altijd getrouw weer om welk genre of type van gebouw het gaat. Door personages achter zuiltjes of in een deuropening te plaatsen of ze door zuiltjes te laten oversnijden wordt een diepte gesuggereerd. De indruk van driedimensionaliteit wordt ook opgeroepen door de manier waarop groepen mensen in het vlak zijn opgesteld: het plaatsen van figuren in rugzicht, de veldslagscenes en het gebruik van drie of vier plannen bij het weergeven van een menigte in of buiten een gebouw. De aanduiding van het landschap is zeer gevarieerd. Heuvels, rivieren, tuinen en allerlei soorten plantengroei zijn met een onmiskenbare zin voor poëzie en tegelijk zeer natuurgetrouw geschilderd. De dieren in het landschap voegen er nog een levendige noot aan toe. De zeegezichten, met een of meer schepen op woelige of kalme ritmisch golvende blauwe wateren, geven tenslotte op hun beurt blijk van een grote originaliteit in de inventie en de uitwerking van een tafereel.
153
D Traditie Als beeldencycli staan de miniaturen van de cantigas binnen de Castiliaanse kunst van de tweede helft van de 13de eeuw niet geïsoleerd. Tijdens de regering van Alfonso X ontstond het sculpturele programma van de kathedraal van León. In opzet en iconografie sluit dit uiteraard aan bij de Franse kathedraalsculpturen. De stijl is evenwel expressiever, directer en minder conventioneel. Maar, meer relevant met betrekking tot de miniaturen van de cantigas, is de funeraire sculptuur die in deze periode in Castilië zeer bloeiend is. Men denke in de eerst plaats aan verschillende grafmonumenten in de kathedraal van León. Als voorbeelden bij uitstek mogen hier echter de praalgraven uit de kerk van Villalcázar de Sirga uitgelicht worden. Het zijn de sarkofagen van Don Felipe (+ 1274) en zijn tweede echtgenote Dofia Leonor Ruiz de Castro. Deze grafmonumenten vallen geheel binnen de interessesfeer van Alfonso X en zijn Marialiederen. Don Felipe was de jongste broer van de koning en hij liet zich in Villalcázar de Sirga begraven omwille van de aanwezigheid aldaar van een miraculeus Mariabeeld. De 'Madonna van Villasirga' speelt inderdaad een hoofdrol in diverse cantigas en het is als gevolg van de vele mirakelen dat de Camino de Santiago omstreeks het einde van de 13de eeuw langs de genoemde plaats werd omgeleid. Rondom de hier bedoelde graftomben zijn het sterfbed, de bewening en de begrafec nisstoet van de overledenen in reliëf gebeeldhouwd. Alle taferE;llengetuigen van een verrassende zin voor realiteit. De stijl van de figuren met hun eerder gedrongen gestalten en hun expressieve gezichten vertoont veel overeenkomst met de personages uit de cantigas, te meer daar ook de polychromie gelijkend is. Uiteraard zijn de iconografische thema's verschillend. De aanwezigheid echter van een narratieve grafsculptuur bewijst dat er in Castilië een profane beeldtraditie bestond. De verluchters van de koninklijke codices konden dus in eigen land voldoende aanknopingspunten vinden en waren geenszins afhankelijk van welke buitenlandse modellen dan ook. De waarde van de miniaturen die de codices van het Escorial (1.1.1) en Florence versieren is moeilijk te overschatten. Deze cycli zijn een monument dat in de WestEuropese kunst van de 13de eeuw een unieke plaats inneemt. De originaliteit van het voorgestelde en de esthetische kwaliteiten, gelegen in compositie en koloriet, laten toe te spreken over een meesterwerk. Door het verhalende en didactische karakter van tekst en beeld passen de Marialiederen van Alfonso X geheel in de geest van de 13de-eeuwse kunst die bij uitstek lerend wilde zijn. Omwille van hun documentaire waarde vormen de miniaturen ook een bron zonder weerga voor de kennis van het dagelijks leven tijdens de regering van Alfonso el Sabio. De codices met de Cantigas de santa Maria zijn het meest prestigieuze werk dat deze vorst heeft nagelaten.
156
KOSTUUM EN 'MODE' IN DE TIJD VAN ALFONSO X EL SABIO MIREILLE MADOU
De honderden tafereeltjes waaruit de miniaturen van de cantigas zijn samengesteld bieden ons zovele, uit het leven gegrepen voorstellingen van de 13de-eeuwse maatschappij. Zowat alle aspecten van het dagelijks leven worden erin gemustreerd. Als gevolg daarvan voeren de Marialiederen en de mirakelverhalen een uitermate verscheiden publiek ten tonele. Koningen en boeren, kloosterlingen en booswichten, krijgers, edellieden en dienstvolk, vrouwen en kinderen, joden en Moren: allen spelen ze in tekst en beeld de hun toebedeelde rol. In deze bonte mengeling van personages is elk individu echter feilloos te herkennen en dit is vooral te danken aan de kleding. Kleding is voor de mens 'zijn tweede huid en zijn eerste huis' (Marcuse). In zijn kleding vertoont de mens zich aan de buitenwereld en laat zich daardoor identificeren. De praktische functie van de kleding wordt aldus vanaf het begin overstegen en geladen met meerdere betekenissen. Zo verwijst het kostuum onder meer naar de sekse, de leeftijd en de sociale status van de drager. In de cantigas worden etnische verschillen tussen de bevolkingsgroepen door het kostuum geaccentueerd. Gezien de tijdgenoten vertrouwd waren met de eigen vestimentaire codes, kon het kostuum ook fungeren als communicatiemiddel binnen een gemeenschap. Het hoeft geen betoog dat de kleding van alle personen - voor ons die de miniaturen bekijken - van essentieel belang is voor de leesbaarheid van de uitgebeelde histories.
D Internationale mode De 13de eeuw is de eeuw van de gotische kathedralen, de ontwikkeling van de steden binnen de nog bestaande feodale structuren, het groeiend belang van de burgerij die zich in rijkdom weldra met de adel zal kunnen meten en die zelfs overtreffen. Het is de tijd waarin de handel, onder meer met het Oosten, geïntensifieerd werd en de kooplieden hoog op de sociale ladder stegen. De 13de eeuw kende tevens een bloei van het intellectuele leven dat aan de pas gestichte universiteiten werd gecultiveerd. In Spanje kwam daar nog bij dat het grondgebied van de Castiliaanse koningen meer en meer naar het zuiden werd uitgebreid ten gevolge ven de reconquista. De wisselwerkingen tussen de Moorse bevolkingsgroepen die in het veroverd gebied achterbleven (de mudéjares) en de Castilianen die in het kader van de herbevolking (repoblación)
naar het zuiden
emigreerden, werkten positief in op de economie. Naast de intensieve landbouw nam de schapenteelt in omvang toe, wat een basis vormde voor de wolnijverheid. De handel werd gestimuleerd, mede door het onderhoud van de wegen waarvan de 157
I I
I I
!
I a
Gamino de Santiago, behalve een pelgrimsroute ook een belangrijke verkeersader was. Het ambachtswezen bereikte, met de integratie van de Moorse handwerklieden een zeer hoog niveau. Administratieve en financiële zaken waren veelal aangelegenheden voor de joden die vooral in de steden gevestigd waren. Hoewel de politiek van Alfonso X af en toe de monetaire stabiliteit van Castilië in gevaar bracht, kan men toch zeggen dat zijn regeringsperiode gekenmerkt werd door een redelijke welvaart. Uiteraard had dit gevolgen voor de kwaliteit van de kleding, vooral bij de leidende klasse. Het kledingbeeld dat de 13de eeuw ons toont is overigens in heel West-Europa zo goed als gelijkvormig. Deze 'internationale mode' werd dus ook in Spanje gevolgd. Daar werd ze echter verrijkt met enkele exclusieve nieuwigheden, kenmerkend voor de regering van Alfonso X en derhalve te bestuderen op de miniaturen van de cantigas. In het nu volgende zal enkel nog gehandeld worden over het kostuum in Castilië.
D Het mooiste laken De grondstoffen voor de verschillende kledingstukken waren linnen, wol, zijde en bont. De geproduceerde stoffen varieerden uiteraard zeer in kwaliteit. Het mooiste laken werd uit Vlaanderen ingevoerd. De zijden stoffen werden geweven in de Moorse ateliers, zowel in Spanje als in Sicilië. Soms waren ze ook uit het MiddenOosten geïmporteerd. Het kostbare bont, waaronder hermelijn, marter, grijze eekhoorn (vair) werd hoofdzakelijk betrokken uit Noord- en Midden-Europa. Lams- en konijnenbont kwamen van eigen bodem. De kleding werd versierd met borduurwerk en juwelen van goud, zilver en edelstenen. De symbolische waarde van het rijke kostuum wordt expliciet beklemtoond door Alfonso X in een paragraaf van zijn zevendelig wetboek, de Siete Partidas. Hierin staat te lezen dat koningen zich hoorden te kleden in zijden stoffen, met goud en edelstenen versierd, opdat zij voor alle mensen herkenbaar zouden zijn. Ook het paardetuig van de vorsten moet met goud en zilver beslagen zijn. Op een andere plaats waarschuwt de koning al degenen die het wagen in hun kleding de vorst te evenaren: hen wachten de strengste straffen. Er bestond inderdaad een zekere reglementering om overdadige luxe in te tomen. Ook hier zij verwezen naar de miniaturen van de cantigas waarin heel duidelijk het onderscheid tussen eenvoudige en rijke kledij te zien is.
D Verschil Het 13de-eeuwse kostuum is zeer eenvoudig van model en snit. Er is ook geen wezenlijk verschil tussen mannen- en vrouwenkledij . Beide seksen dragen dezelfde kledingstukken: een hemd, een onderkleed of cotte, een bovenkleed of surcot en een mantel als overkleed. Het ensemble van deze kledingstukken noemt men robe.
159
Het meest opvallende verschil tussen het mannen- en vrouwenkostuumis de lengte van de gewaden. Deze zijn bij de mannen altijd voetvrij; soms reiken ze tot halverwege de benen of tot net onder de knieën. Bij de vrouwen zijn de kleren, rondom te lang. De zomen stoten op de grond en de voeten zijn niet zichtbaar. Het schoeisel van de vrouwen is misschien daardoor iets eenvoudiger dan dat van de mannen. Andere verschillen in het voorkomen van de dames en heren zijn uiteraard te vinden in de haar- en hoofdtooi. Tenslotte is er nog één kledingstuk dat enkel door mannen wordt gedragen: het is de linnen onderbroek. DOndergoed Het hemd is een eenvoudig linnen kleed met aangeknipte mouwen dat bij de vrouwen tot op de voeten reikt en bij de mannen veel korter is. Het is vorzien van een korte split vooraan bij de halsopening. Gewoonlijk is het hemd niet zichtbaar tenzij in het zeer uitzonderlijke geval van de camisa mangonada bij de vrouwen. Het gaat hier om een hemd met lange aansluitende mouwen die met gekleurde zijde geborduurd zijn. Dit kledingstuk is van Moorse origine en wordt door de rijke dames onder een mouwloze coffe gedragen. De mannen dragen onder het hemd de linnen onderbroek. Hij is tamelijk wijd en gefronst aan een gordel. Aan deze gordel worden, met behulp van linten, ook de kousen of hozen vastgemaakt. De kousen van de vrouwen worden onder de knie door kousebanden opgehouden. DOnderkleed Het onderkleed of coffe (Spaans:saya) is een tamelijk ruim vallend kleed met smalle mouwen dat boven het hemd gedragen wordt. De halsopening is voorzien van een split die meestal met knopen gesloten wordt. Bij de mannen is de coffe voor- en achteraan gespleten omwille van het paardrijden (spreidzit). Een speciaal model onderkleed, een nieuwigheid die in Spanje ontstond, is de saya encordada, een kleed waarvan een van de zijkanten met veters dichtgeregen werd. Dit model werd eveneens gedragen door beide seksen en behoorde tot de garderobe van personen uit alle standen. Rijke dames droegen soms een mouwloze saya die hen in de gelegenheid stelde te pronken met hun rijkgeborduurde hemdsmouwen. Het onderkleed werd binnenshuis gedragen. Arme mensen droegen het ook op straat, zonder bovenkleed.
D Bovenkleed Het was de gewoonte in het openbaar te verschijnen in het bovenkleed of de surcot. Dit kledingstuk was ofwel mouwloos ofwel voorzien van wijde mouwen die tot halverwege de beneddenarm vielen. De mouw van de coffe, meestal in een afstekende kleur, was aldus zichtbaar. Het meest elegante model van bovenkleed was de open surcot (Spaans: pel/ote). De armsgaten die tot op de heupen reikten waren zo 160
wijd uitgesneden dat er in het voorste en in de rug van het bovenkleed slechts een smalle reep stof overbleef. Deze pel/ote was steeds gevoerd: met zijde voor de zomer, met bont voor de winter. De rok van het gewaad viel bij de mannen minder wijd gerend dan bij de vrouwen. Het model van de open surcot werd in andere landen van Europa, zij het met enkele kleine varianten, overgenomen en bleef tot aan het begin van de 16de eeuw als staatsiekleed in gebruik.
DOverkleed Het toilet zowel van mannen als van vrouwen was niet compleet zonder het overkleed of de mantel (Spaans: rnanto). 'Mantel' is een zeer algemene term die staat voor talrijke modellen. De meest eenvoudige vormen waren de halve cirkel en de halve ellips, vormen die veel ouder zijn dan de 13de eeuw. In bedoelde periode kregen de mantels echter een andere sluiting. In plaats van de tot dan toe gebruikelijke broche kwamen nu de linten of koordjes waarmee de mantel voor de borst kon
161
worden dichtgeknoopt. Het gebruik wilde echter dat men de mantel open liet hangen. Door zijn afmetingen en de voering van zijde of bont was dit kledingstuk echter zeer zwaar. Men hield dus met de hand het koordje vast om te beletten dat de mantel van de schouders afzakte en het koordje tegen de keel zou gaan knellen. Dit neertrekken van de koordjes werd een algemeen modegebaar. Deze grote mantels waren niet praktisch in het gebruik en waren bovendien uiterst kostbaar. Ze werden dan ook alleen gedragen door leden van de koninklijke familie en door de edelen. en waren vooral een statussymbool. Veel kleiner, meer functioneel en minder duur was de zogenaamde capa, Dit model van mantel was in gebruik in alle sociale rangen. Daarnaast kende men nog de regenmantels, meestal in klokvorm gemaakt, met splitten voor de armen. Veel voorkomend was ook de reismantel, een overkleed met korte, wijde vleugelmouwen, ook door de pelgrims gedragen. In veel gevallen werd de regen- en reismantel gecombineerd met de kaproen, een puntig kapje met of zonder schouderkraag.
162
o Haar- en hoofdtooi Het haar van de mannen hing golvend neer in de nek. Het was gekruld in een horizontale rol boven het voorhoofd. Een baard werd enkel gedragen door oudere mannen, door joden en Moren. De meeste mannen droegen gewoonlijk het kapertje (Spaans: cofia). Dit is een linnen of zijden mutsje dat het hoofd strak omsluit en met lintjes onder kin wordt gebonden. Het kapertje, dat het haar op zijn plaats hield, zou oorspronkelijk een militair hoofddeksel geweest zijn: krijgers droegen het onder de metalen helm. In de loop van de 13de eeuw is het mutsje evenwel in de civiele kledij opgenomen en werd in heel West-Europa, door mannen van alle rangen en standen gedragen. Bij reizigers en pelgrims ziet men op de miniaturen vaak het kapertje onder de breedgerande hoed. Een karakteristiek mannelijk hoofddeksel bij de hogere standen in Castilië was de birrete. Dit is een tamelijk lage cilindervormige hoed, meestal met een verlengstuk in de nek. De hoed bestaat uit een licht houten onderstel, bekleed met hennep en overtrokken met een kostbare stof. Naargelang de rijkdom van de drager kon de birrete nog versierd zijn met gouden banden, parels en edelstenen. De algemene benaming voor de witte linnen vrouwenhoofd deksels is de toca. De meest eenvoudige hoofdbedekking bestaat uit een haarband en een kinband die het gelaat horizontaal en vertikaal omsluiten. De banden kunnen zeer verschillend zijn van breedte en al dan niet gecombineerd worden met een sluier die ook de hals bedekt. Deze hoofdtooi, die veel varianten toelaat, ontstond in het eerste derde van de 13de eeuwen werd gedragen in heel West-Europa. Typisch Castiliaans is echter de cilindervormige hoed, die zeker twee maal zo hoog is als de birrete van de mannen. De vorm van het hoofddeksel was vervaardigd uit perkament. Dit werd bekleed met kostbare textiel ofwel omwonden met smalle stroken gepijpt fijn linnen. In sommige gevallen was de hoed nog getooid met goudgalon en kleurige versiersels. Een band onder de kin moest het hoofddeksel op zijn plaats houden. Een afzonderlijk vermelding verdient de hoge hoed met een afwijkende vorm: de achterzijde steekt hoog uit boven een laag gehouden voorzijde, die de ronding van het hoofd volgt. Vermoedelijk zijn die bepaalde hoeden gemaakt van vilt en is de hoog opstaande achterkant opgevuld om op vorm te blijven. Het haar van de vrouwen is steeds naar achter gekamd en vormt in de nek een wrong die meestal in een haarnet gevat is.
o Las Huelgas Voor de kennis van het kostuum ten tijde van Alfonso X el Sabio zijn de miniaturen uit de cantigas van onschatbare waarde. Van groter belang is echter het feit dat uit de regeringsperiode van deze vorst heel wat echte kledingstukken bewaard zijn. Ze zijn te zien in het textielmuseum, ondergebracht in het klooster van Las Huelgas bij Burgos.
163
De stichter
van dit klooster,
het tevens
als Panteón realof
loop der eeuwen leeggeroofd
aldaar
koning
Alfonso
koninklijke
geplaatst,
van de doden,
begraafplaats.
werden
door de Franse soldaten.
met de gebeenten
VIII van Castilië
(1158-1214),
De vele graftomben,
Het enige
textiel
niet geprofaneerde
lieten ze,
van Fernando
de la Cerda (+ 1275), de oudste zoon van Alfonso X, gestorven In 1942 opende
van bewaring
en gehuld
Al zijn kledingstukken,
men zijn graf. Men vond
in de gewaden samen
van
miniaturen
de voorbeeldig
volledig
ingerichte
uit de cantigas, bedoeld
ken. De bezoeker en daarbij
kostuum-
kan aldus de 13de-eeuwse
vaststellen
dat de afbeeldingen
overeenstemmen
Geraadpleegde
zaal
hangen
als illustratie
elegante
gotische.
vormt Aan de
kleurenfoto's
bij de tentoongestelde
uit de beroemde
met de werkelijkheid
graven,
van de wereld.
vergrote
staat
was.
uit de andere
en textielcollecties
op 19-
in perfekte
de prins begraven
met de textiel afkomstig
thans een van de belangrijkste wanden
waarmee
het skelet
en
graf was dat
jarige
leeftijd.
in de
in 1808 - op één na - geschonden
De in hun ogen waardeloze
achter.
bestemde
'mode'
codices
van
kledingstukbestuderen
van Alfonso
literatuur
GUERRERO LOVILLO, Madrid, 1949. LOPEZ 8ERANO,
José, Las Cantigas. Estudio arqueologico de sus miniaturas,
Mathilde,
(Inleiding),
Cantigas de Santa Maria de A1fonso X el Sabio
Rey de Casti/la, Madrid, 1974. Cantigas de Santa Maria de A1fonso X el Sabio, (Monumentos EspalÏola),
Madrid,
historicos
de la musica
1979.
A1fonso X, Tentoonstellingscatalogus, GARCfA CUADRADO,
164
X
van toen.
Amparo,
Toledo,
1984.
Las Cantigas: el Códice de Florencia, Murcia, 1993.
Het jaar 1993 heeft nadrukkelijk in het teken gestaan van racisme en etnische verschillen. Het werkt dan welhaast bevreemdend in een 'special' over de 'Cantigas de Santa Maria' indirect te stuiten op de nadruk die mensen door de eeuwen heen op hun onderlinge verschillen hebben gelegd.
Immers, de meer dan
1000 miniaturen die de Cantigas illusteren, zijn vooral ook een weerspiegeling van een tijd waarin kunstenaars uit onder andere Toledo en Sevilla deel uitmaakten van een samenleving die een melange was van christelijke, joodse, mudejare, islamitische en afrikaanse zeden en gewoonten. Zo bestaat er een miniatuur waarop twee luitspelende Jongleurs' staan afgebeeld die een duet zingen; de een is een moor, de ander een christen, gekleed volgens de provencaalse mode. Maar ook zal menig hedendaags pelgrim de gelijkenis zijn opgevallen tussen de klokketorens van veel dertiende eeuwse Aragonese parochiekerken en de vele Andaluzische minaretten van weleer. Niet voor niets zijn op het pleisterwerk van sommige kerken inscripties gevonden als 'Mohammed is de Boodschapper van Allah.' Het is verleidelijk om via de kleurrijke taferelen waarmee de Cantigas de Santa Maria worden begeleid, bij onszelf het beeld op te roepen van een idyllische samenleving waarin 'leeuwen lam' met elkaar in harmonie leefden terwijl op de achtergrond een constante stroom van hemelse gezangen hoorbaar was. Al te gemakkelijk wordt dan door ons vergeten dat Santiac go's populariteit vooral stoelde op zijn roem als 'Matamoros'. Doder van de moren, doder van de heidenen, doder van de andersdenkenden. Wat dat betreft is er door de eeuwen heen niets veranderd. De hedendaagse mogelijkheid
pelgrim heeft meer dan ooit de
vredesapostel
te zijn op de weg van
ontmoetingen; want Sint Jacob is vooral een kruispunt geworden van mensen met positieve gevoelens over wereld en medemens. Nog steeds moet het mogelijk zijn dat niet alleen Maria maar ook de mensen zelf gezamenlijk wonderen voor onze tijd verrichtten. Jago
165
JACOBUS BOEKEN EN CD's CEES HILBERDINK
Het Graanvogeltje, Dabar-Luyten Aalsmeer. ISBN 90-6416-258-1. Prijs f 14,50 De oude route naar monsieur St. Jacques trok me aan. Te voet, alleen, van deur tot deur ....Zo begint het verhaal van een Voettocht naar Santiago deCompostela
van
Kees van Luyn, salesiaan van Don Bosco, die na 25 jaar pastoraal werk voor een sabbatperiode kiest waarin hij in vier maanden van Assel bij Apeldoorn naar Santiago liep en vandaar tot aan de 'fines terrae': daar waar de einder 'het einde' mag zijn. De kans is groot dat dit boekje, Het Graanvogeltje, niet veel groter is dan 'el trigero'. Het vogeltje dat met zijn tjilp altijd te horen was tussen het helgele graan en het dorre gras langs de Camino, maar zich zo zelden aan de pelgrim liet zien. Zoals een enkele spreuk soms meer kan zeggen dan een boek, zo vertellen de eenvoudige woorden van Kees van Luyn meer over het pelgrimeren ende pelgrimsweg dan welke reisgids ook. In dit boekje geen 'oh's' of 'ah's' bij kerken of kapitelen maar aardse beschouwingen over de dragers van de mens. 'Al zorgende leer ik lief te zijn voor mijn voeten. Ze worden me lief. Niet meer mijn onderdanen maar mijn dragers.' En even verderop: 'Het loopt zoals het loopt, maar ....... het loopt altijd anders.' Als van Luyn het vermoeden uitspreekt dat God met hem loopt, dan is dat geen constatering maar een opmerking die een toelichting krijgt. 'Op andere momenten vraag ik me af of ik met God meeloop.' Een landschap, een dorp, een brug; het zijn opeens geen toeristische bezienswaardigheden, maar monumenten van reflectie; van inkeer bijna. Een ansichtkaart leidt tot een beschouwing over de pelgrim als clown terwijl de melaatse Christus in de kathedraal van Burgos aan de pelgrim van Luyn een schreeuw ontlokt die nog lang te horen zal zijn nadat het boekje is gesloten. Doch niet alleen de geest, ook het lichaam pelgrimeert. Wie herkent niet: ' .... mogelijke blaren of tere plekken op mijn voeten. De steken in mijn rug en het gewicht van de rugzak. De toenemende vermoeidheid in heel mijn lijf, maar vooral in mijn benen.' Of de laatste zin in dit prachtige relaas: 'Ik heb het gehaald! En val van vermoeidheid in een diepe slaap.' Het graanvogeltje is een waar kerstgeschenk. Van harte aanbevolen!
166
Lautlos wandert der Schatten, Roland Breitenbach. Reimund Maier Verlag 1992. ISBN 3-926300-07-8 Was treibt einen Menschen auf diesen unsagbaren weiten Weg? vraagt Roland Breitenbach zich in het begin van zijn boekje af. Met behulp van aardige ditjes en datjes, veel toepasselijke liederen en gelukkig niet teveel prietpraat over blaren, pech en ander pelgrimsongemak, dwalen we hoofdstukje voor hoofdstukje tot dat we in Santiago de Compostela zijn. Weliswaar is de weg het doel, maar toch is er op de 42ste reisdag een zucht van verlichting. Ja, wir sind angekommen. .....Der Apostel erwartet uns auf dem Hochaltar, ganz im Si/ber gekleidet. Een sympathiek boekje, zonder Duitse pathos maar met die mengeling van nederigheid die wellicht de beste voorwaarde is om 'de Weg' te vinden.
o Tips Boek: saint Jacques de Compostelle, mille ans de pèlerinage en Europe, Paul Caucci von Saucken (ed.). Desclée de Brouwer, Paris - 1993. 295 pag's, gem. ISBN 2-220-3391-0. Prijs FF 490,-. CD: Concerti Ecclesiastici geschreven door Herman Hollanders en gezongen door de Capella Breda o.l.v. Daan Manneke. WHV 047. Op deze CD staat een Nederlands sanctus Jacobus. 167
CANT/GAS DE SANTA MARIA HERMAN STOKMANS
Er zijn nogal wat opnamen van de Cantigas de Santa Maria in catalogus voorhanden. Een greep daaruit:(zie ook Jacobsstaf 18 pag. 70/71).
o The sacred
Bridge. The Boston Camerata olv Joel Cohen. Erato 2292-45513-2. Cantiga nummer: 340.
o Cantigas et Romances.
Duo Wayal. Voix de la Mediterranee Medievale. SOCD 103/M7 865. Cantiga nummers: 260, 340 en 361.
o Las Cantigas de Santa Maria. Collecion
de Musica Antigua. Espanola/1. Hispavox
265 7499 764 MC. Cantiga nummers: 279, 302, 320, 353, 380, 384 en 401.
o Las Cantigas de Santa Maria. The Waverly Consort. Vanguard Classics 08 2013 71. Cantiga nummers: 216,222,318,327
en 340.
o Spieleyt.
Musik aus Mittelalter und Renaissance. Aurophon Wilhelmstrasse 2,7840Mühlheim BRD. Cantiga nummer: 353.
o
Cantigas de Santa Maria. Esther Lamandier. Astrée E 7707. Cantiga nummers: 322, 340, 384 en 391.
o The pi/grimage
to Santiago. New London Consort olv Philip Pickett. l'Oiseau-Lyre 4331148-2. Cantiga nummer: 253.
o Camino
de Santiago 1/11.Studio der Frühen Musik (Serie Reflexe) leitung Thomas
Binkley. Emi Electrola C 06330107/108.
o Alfonso
Cantiga nummer: 253.
X 'EI Sabio'. Cantigas de Santa Maria. La Capella Reial de Catalunya olv
Jordi Savall. Astrée E 8508 (in het kader van Compostela 1993). Cantiga nummers: 209 en 400.
o Cantigas de Santa Maria.
Schola Cantorum Basiliensis olv Thomas Binkley. OHM
GD 77242. Cantiga nummers: 260 en 389.
168
~--
I
VAN DE BESTUURSTAFEL
• Van de penningmeester Aan het einde van het jaar zal aan de leden die in het ledenbestand opgenomen zijn -als degenen die voor de betaling van het lidmaatschapsgeld zorgdragen - een acceptgiro gezonden worden voor betaling van het lidmatschap 1994. U zult zien dat deze acceptgiro's met behulp van de computer zijn aangemaakt. U wordt verzocht de gegevens op juistheid te controleren, eventuele wijzigingen aan te brengen en deze acceptgiro te gebruiken voor uw betaling. Wanneer uw partner ook lid van het Genootschap is (dit is het geval wanneer de bijdrage
f 50,- bedraagt) kunt u op de achterzijde haar/zijn gegevens vermelden
zodat ook deze door mij geverifieerd/gecorrigeerd kunnen worden. Mocht u de lidmaatschapsbijdrage reeds hebben betaald wilt u dan zo vriendelijk zijn toch de acceptgiro terug te zenden met genoemde/gevraagde gegevens. Met dank voor de te nemen moeite. Hans Gigengack
• Insturen Compostellana's Willen al degenen die dit jaar hun pelgrimstocht hebben volbracht en in Santiago hun compostellana hebben ontvangen een fotocopie hiervan opsturen naar de tweede secretaris. Hun aankomst wordt dan in de JACOBSSTAF
vermeld en de copieën
worden tot een boek gebundeld. Opsturen naar Dijkschouwerslaan 123, 1785 HP Den Helder.
• Rectificatie In de bespreking van het congres te Burgos, te lezen in de JACOBSSTAF
nummer
19, pagina 112 is ten onrechte niet vermeld dat ook een vertegenwoordiger van de Franse Société des Amis de Saint Jacques de Compostelle aanwezig was.
169
I NTERNATIONAAL
SAMENZIJN
van Jacobusverenigingen in Maastricht
FRANK CLAESSEN
Op 28 december 1991 besloot het bestuur van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob dat het Heilig Jaar 1993 ook in Nederland niet onopgemerkt voorbij mocht gaan. Het stelde voor om middels een gemeenschappelijke viering met de genootschappen uit de aangrenzende landen bij te dragen in de feestvreugde van dit bijzondere jaar. Na een aantal schriftelijkeonderhandelingen kwamen op 5 september 1992 in Maastricht de vertegenwoordigers van de Vlaamse, de Waalse, de Duitse en de Nederlandse Jacobusverenigingen voor het eerst bijeen om elkaars bijdragen aan dit feest te bespreken. Op die dag werd in grote lijnen het programma van 30 en 31 oktober 1993 vastgelegd.
Uit vele richtingen zijn wij gekomen maar als wij allen samen zijn en in de ruimte onze stemmen samen stromen dan kunnen wij ons voelen opgenomen in liefdevol verbonden zijn. (Mark Mastenbroek) Vanuit drie verschillende punten in Vlaanderen, Wallonië en Nederland vertrokken groepen deelnemers rond het middaguur van de zaterdag onder een stralende herfstzon naar de stad van de heilige Servatius. Tussen vijf en zeven uur meldden de tweehonderdvijftig gasten op deze bijeenkomst zich in Sportel 'De Dousberg'. Na twee veeltalige openingstoespraken had de organisatie daar voorzien in een maaltijd die onderbroken werd door voorstellingen van verschillende aard, georganiseerd door de vier aanwezige genootschappen. Zo werd het voorgerecht gevolgd door een Duitse diavertoning, waarin een aantal aspecten van een pelgrimstocht werd getoond. Men kreeg aldus beeld en commentaar bij 'vertrek', 'obstakels', 'ontmoetingen', 'brood en wijn' en 'aankomst'. Na het hoofdgerecht zag men een Waals diaporama, een computergestuurde combinatie van acht diaprojektoren en een cassetterecorder. Het onderwerp was de beschrijving van een van de pelwimswegen dwars door Zwitserland. Deze tocht'was dit jaar gemaakt door een aantal fietsers en onderweg hadden zij hun fototoestel voortdurend bij de hand gehad. Prachtige landschappen werden afgewisseld. door schitterende kerkinterieurs en pittoreske dorpjes, dit alles op een scherm van tweeëneenhalf bij vier meter. Na het ijs volgde als inleiding op de Nederlandse bijdrage een aantal liederen, gezongen door een koor van genootschapsleden onder leiding van de heer Stokmans.
170
De muziek was nog niet verstomd of een toneelgroep, inderhaast geformeerd uit bestuursleden en hun aanhang, nam het podium in beslag. Het installeren van 'het beeld' van de heilige Jacobus, zoals dat te zien is in de kathedraal van Santiago, zorgde al voor de nodige hilariteit. En de stemming werd met het vorderen van het stuk alleen maar vrolijker. De acteurs beeldden onder leiding van een verteller de geschiedenis van de onterecht gehangen gehangene uit. Dat er niet geoefend was, was aangekondigd; dat er volop geïmproviseerd werd, was duidelijk; dat het een succes was, was evident. Omdat iedereen het verhaal kent, waren veel toeschouwers vooral nieuwsgierig naar de manier waarop de ophanging van de pelgrim en het levend worden van een dode kip zouden worden uitgebeeld. Weinigen zullen hebben gezien dat de galg was gemaakt van de stokken waar het genootschapsvaandel normaal aan hangt, maar niemand had vermoed dat een meer dan levensgrote kip onder de tafel van de rechter vandaan zou komen en onder luid gekakel de zaal uit zou rennen! De koffie in de nu volgende pauze was welkom en liet de deelnemers met aandacht en ernst luisteren naar weer een koor, maar nu gevormd uit Vlaamse deelnemers, dat na enige hedendaagse pelgrimsliederen het toneel achterliet voor een bijdrage van Peter en Martina van Wonterghem. Zij zongen, zichzelf begeleidend op onder andere draailier, moezelzak en blokfluiten, liederen uit middeleeuwen en renaissance. Dit optreden vormde een waardige en rustige afsluiting van het dÎner-spectacle dat van zeven uur 's avonds tot een uur 's nachts duurde.
171
Na het ontbijt op zondagmorgen begon wat wel het kunstzinnig hoogtepunt van deze bijeenkomst mag worden genoemd. Het ensemble Peregrino, bestaande uit vijf zangers-instrumentalisten, een vertelster en een 'diamachi nist', bracht een prog ramma van een uur met muziek van en over pelgrims, gemustreerd met wonderschone dia's van de grote en kleine schatten die men onderweg tegen kan komen. Dit alles werd in het Nederlands en het Duits aan elkaar gepraat. Hoe indrukwekkend dit programmaonderdeel was, bleek niet alleen uit het langdurig applaus aan het einde, maar ook uit de ontroering die bij sommige toeschouwers zichtbaar aanwezig was. Daarmee was het door de vier genootschappen georganiseerde programma afgelopen. Voor hen die dat wilden - en dat waren er velen - was nog de mogelijkheid deel te nemen aan de eucharistieviering in de basiliek van Sint Servaas. Tijdens deze dienst werd door de celebrant en door deken Hanneman enige malen melding gemaakt van het feit dat er pelgrims uit vijf landen aanwezig waren. Uit de vele positieve reacties op zaterdag en zondag mag worden opgemaakt dat deze bijeenkomst als zeer geslaagd kan worden beschouwd. Dit slagen was echter niet mogelijk geweest zonder de hulp van diegenen die voor en achter de schermen zeer hard gewerkt hebben. Dankzij hun inspanningen heeft dit kunnen plaatsvinden en hun zeg ik dank. In het verslag is sprake van een beschrijving van de pelgrimswegen door Zwitserland. Informatie is verkrijgbaar bij het Nationaal Zwitsers Verkeersbureau, Koningsplein 11, 1017 BB Amsterdam of Koningsstraat 75, 1000 Brussel, Eén van de aanwezigen, de Engelsman John Hatfield beijvert zich ervoor om een deugdelijke routebeschrijving voor lopers te maken van de Vézelay-route. Van diegenen die deze route te voet hebben afgelegd wil hij dolgraag opmerkingen vernemen met betrekking tot te kiezen wegen, onderdak, kunst en cultuur onderweg enz. Schriftelijke reacties, ook in het Nederlands, graag naar het Secretariaat Internationaal, Raaimoeren 31, 4824 KA Breda.
•
Camera
Na afloop werd in de grote zaal een MINOX 35 GT fototoestel gevonden met daarin een filmpje waarop ongeveer 12 foto's staan. Terug te bekomen bij de organisatie: Raaimoeren 31, 4824 KA Breda.
172
UIT DE REGIO'S
•
REGIO AMSTERDAM
Contactpersoon:
Janna Matthijsen, Geerdinkhof 35, 1103 PP Amsterdam, 'U'
020-6996173
De heer Bob Vlek heeft 24 september verteld over zijn tocht per fiets en te voet naar Santiago deze zomer. Een héél boeiende avond, dank je wel, Bob. Wij zijn van plan 23 april 1994 een wandeltocht te maken, het eindpunt is de plaats waar vroeger op de Nieuwendijk de St. Jacobskapel stond. Startpunt en tijd worden nog nader bekend gemaakt. •
REGIO NOORD-HOLLAND
Contactpersoon:
•
BOVEN HET IJ
Mieneke Jas, Grote Noord 3, 1621 KD Hoorn, 'fI'
02290-15210
REGIO BOLLENSTREEK
- RIJNLAND
Contactpersoon:
C.G. van Tongeren, Pijlkruidstraat 15, 2215 GE Voorhout, 'fI'
02522-31147
Op 6 november kwamen we bijeen: 's morgens met 14, 's middags met 20 deelnemers. * Bert Roebert lichtte zijn verslag toe van de bijeenkomst van regio-contactpersonen met het bestuur van het Genootschap. Besloten werd allert te zijn op Jacobalia en deze elke bijeenkomst te inventariseren. Iemand heeft een videoband met het interview met Herman Vuysje over o.a. zijn pelgrimage, een ander een opname van de eucharistieviering op 25-7-'93 uit de kathedraal in Conques. Zetten we op onze bijeenkomsten agenda, evenals een gezamenlijke wandeling, stukje 'visserspad' met stukje 'kloosterweg' (tussen de abdij van Rijnsburg en de abdij Egmond). * Drie nieuwe Jacobijnen stellen zich voor. * Een echtpaar verhaalt van hun 28-daagse fietstocht naar Santiago. * Vertoning van de band/dia serie over zijn pelgrimsreis in 1992 door Herman. Een sober en indrukwekkend relaas met prachtige middeleeuwse muziek onderstreept. Het is telkens weer een geanimeerd treffen 'waarbij iedereen onrustig wordt.' M.M. Huismans •
REGIO DEN HAAG
Contactpersoon:
Cees Rooijackers, Elia Kazanstrook 30, 2726 VD Zoetermeer, 'fI'
•
079-426646
REGIO MIDDEN NEDERLAND
Contactpersoon:
Hanny Pouderoyen, Fazantenkamp 576, 3607 DG Maarsenbroek, 'D' 03465-69133
173
•
REGIO BREDA
Contactpersoon: •
A. Claessen, Raaimoeren 31, 4824 KA Breda .
REGIO TILBURG
Contactpersoon:
E.C.C.M. van Helmond-van Berkel, 'Leyenhorst', Gemullenhoekenweg 14C, 5062 CD Oisterwijk, 02442-16582
'U'
Voor het winterseizoen 1993/94 in de actieve en enthousiaste regio Tilburg zijn tot mei 1994 voorlopig vijf bijeenkomsten en vier wandeldagen (excursies) voorzien. Na de zomer stop kwamen we donderdag 23 september samen bij ons erelid broeder Jan van Kempen in huize 'Glorieux' te Dongen waar Margriet Smulders de taak van gastvrouw op zich had genomen. Zij onthaalde de aanwezigen, behalve op natjes en droogjes, op het eerste deel van haar met dia's gemustreerde verslag van de busreis naar Santiago, die zij deze zomer heeft gemaakt in gezelschap van leden van het Vlaams-Genootschap. Zij zal haar relaas dat nu reikte van OIoron tot Puenta la Reina, op de volgende bijeenkomst 12 november bij Els van Helmond in Oisterwijk, voortzetten. Matti Vrencken had aan het begin van de avond allen welkom geheten, waarna de nieuw aanwezigen gelegenheid kregen zich voor te stellen en eventuele voornemens en wensen ten aanzien van een tocht naar Santiago ter berde te brengen. Els van Helmond bracht ons daarna weer uitgebreid op de hoogte over de evenementen binnen en buiten het Genootschap waaruit ieder kon kiezen wat van haar of zijn gading was. Op 24 oktober maakte een gezellige groep van Tilburgse Jacobsgangers een winderige wandeling door Oud-Dordrecht met als hoogtepunt een bezoek aan de Grote Kerk en de interessante tentoonstelling van beeldhouwwerk. Deze bijeenkomsten vormden de gezellige start van een rijk gevarieerd winterprogramma dat door een ieder met verwachting wordt tegemoetgezien. C.L. vld Mijl • REGIO 's-HERTOGENBOSCH - OSS Cöntactpersoon:
Vera Stassen-Susa, Doornakkerlaan 14, 5282 PS Boxtel, 'U'
•
04116-72793
REGIO EINDHOVEN/HELMOND
Contactpersoon:
Jac. A. van Hooren, Dardanuspad 17,5631 KE Eindhoven, 040-430776
'U'
Bart Leemrijse, Pasteurlaan 57, 5644 JB Eindhoven, 040-119412
'U'
Op zaterdag 4 september kwam onze jonge regio voor de derde keer bijeen. Negen leden kwamen, vijf zegden af, waarvan twee uit Lourdes en één uit Carrion de los Condes (Bart, hij was rond 1 oktober weer thuis, terug van Santiago). Onder koffie en koek de al bijna traditionele voorstel ron de. Wonderlijk hoe die elke keer van een ronde zeer snel 'verwordt' tot een spervuur: iedere zin roept bij anderen talloze reacties op. De woorden waaieren uit van allen naar allen, 'n boeiend halfuur. 174
Begeleid door van Spa rood tot Rioja rood het volgende onderdeel van ons programma. Geen serie dia's over iemands tocht, maar een probeersel. In de uitnodiging suggereerden we deze keer één beperkt onderwerp, onderdeel van de Camino, aan de orde te stellen. Iedereen zou foto's, dia's, folders en dagboekfragmenten mee brengen rond Puenta la Reina. Samen zouden we het onderwerp uitdiepen. Voor de ex-pelgrim een herkenning, voor de pre-pelgrim een verwachting. Na een korte inleiding over de geschiedenis van de brug, de bastide en over de motivatie tot het stichten van het stadje wandelden we als het ware door de beroemde pelgrimsstraat. Beginnend bij de Iglesia del Crujifijo en het door een boog ermee verbonden Convento. Iedereen vertelde het hare of zijne, foto's gingen rond, dagboekfragmenten werden voorgelezen en herinneringen opgehaald. Verder wamdelend werd de straat zelf ook onderwerp: de huizen, de balkons, de dakranden, de gevelstenen, de deurkloppers en de ontmoetingen met mensen. En zo verder langs de Santiagokerk en over de Koninginnebrug, voor de twee aanwezige pre-pelgrims was Puenta la Reina gaan leven. Pelgrimssoep, broodjes en fruit besloten deze zeer geanimeerde bijeenkomst. Jac. van Hooren •
REGIO LIMBURG
Contactpersoon: •
REGIO NIJMEGEN
Contactpersoon:
B. Houben, Akkerweide 110, 6431 GZ Hoensbroek, - ARNHEM
Ted van Gaaien, Krekelstraat 19,6533 RB Nijmegen, ti'
•
080-565043
REGIO OOST NEDERLAND
Contactpersoon:
A. van Gessel, Enschedesestraat 110, 7551 ES Hengelo, 'U'
074-917879
De regio-bijeenkomst op 5 november vond plaats in Ootmarsum, waar Anne en Gé Westgeest in hun huis gastvrijheid verleenden. Op het programma stond een voordracht met dia's door mevr.ds. Elgersma uit het nabije Weerselo; als omlijsting hiervan traden op Dorien Leersnijder en Bert Baarslag respectievelijk met zang en gitaarbegeleiding. Gezongen werden middeleeuwse liederen, die - uiteraard betrekking hadden op het pelgrimeren naar de apostel Jacobus. Dia's en genoemde muziekale omlijsting vormden samen een boeiend geheel waarbij het voorgedragen en gezongen verhaal van de kippen een mooie afsluiting vormde. Het tweede deel van de avond werden actiepunten besproken voor het komende seizoen.
o Jacobus-maand
in Enschede In de afgelopen maand november stonden een aantal culturele activiteiten in Enschede in het teken van Jacobus, die patroonheilige van de stad is. Willem Wilmink (hier geboren en woonachtig) benadrukte in zijn bijdrage dat het wel om Jacobus de Meerdere ging; met minder, zo zei hij, zou men in Enschede beslist geen genoegen nemen. In en rond de oude en de nieuwe Jacobskerken waren er nog de dia-presentatie van Annet van Wiechen, een affiche-tentoonstelling van 175
monumenten langs de Jacobusweg, een lezing door Hans Annink en een literaire ontmoeting met Herman Vuysje. Volgend jaar (april) gaat er weer een groepje lopers op weg en te starten 'dan vanaf de Jacobuskerk. Enschede is een Jacobsstad.
D Wandelen in Lochem Op zaterdag 5 februari '94 organiseren Linda en Marc van Baars uit Lochem een wandeling in de omgeving. Start om 14.00 uur bij hun woonhuis. Na de wandeling is er iets te eten waarna Bart Haddink een selectie uit zijn dia's zal laten zien. Indien men wil deelnemen graag te voren een kaartje of telefoontje naar de fam. van Baars, Zwiepseweg 118, 7241 GZ Lochem, 'Ir 05730-57764. A. van Gessel
REGIO FRIESLAND Contactpersoon:
C.P.J. Meijer, Mauritsplein 31, 8931 DL Leeuwarden.
Met uitzondering van Riet zijn alle regio-leden op 3 september aanwezig in Drachten. Cécile brengt verslag uit van de bijeenkomst van regio-vertegenwoordigers met het bestuur. Naar aanleiding van deze informatie kiezen wij voor de 'huiskamerstijl' bij onze bijeenkomsten. Dan wordt een krans van pelgrimservaringen gevlochten: Siep Zeinstra vertelt over zijn fietstocht vanuit St. Jacobiparochie naar Sant!ago. De aren in het wapen van 't Bildt zouden vroeger drie schelpen zijn geweest (drie parochies: Jacobi - Anna - O. L. Voruwe). Onderweg werd zijn portefeuille gestolen maar de dief krijgt vroeging en levert hem in bij de politie.Siep is getroffen door de devotie van veel pelgrims in de kathedraal van Santiago. Afgelegde afstand volgens teller: 2662,2 km. Op 14 november a.s. is er een dia-avond van zijn reis. Cécile Meijer vervolgde dit jaar haar gefaseerde tocht: Troyes-Autun, in haar eentje. Wisselende ervaringen met gastvrijheid en ontmoetingen, maar alles was zo herkenbaar. Marijke Lieftinck heeft dit jaar weinig ondernomen op pelgrimage gebied, je kunt niet alles hebben. In St. Bonnet in de franse alpen treft ze een Rue de St. Jacques. Jan van der Wal was in Pennsylvanië in de V.S. bij de Amis, hij treft daar veel hartelijkheid die later toch wat beangstigend wordt. In St. James vindt hij een kapel met coquilles en in Las Vegas een Jacobuskerk. Clemens de Jong fietste vanaf Vézelay naar Roncevalles. De mensen van onze regio waren voortdurend in zijn gedachten. Die heeft hier gelopen en weer anderen waren bezig met dit stuk van 'de weg'. Cees Visser heeft het Reuzengebergte gedaan, met rugzak en hotelletjes. In Jicin een Jacobuskerk gevonden. Van,uit Polen liep een weg over het Reuzengebergte naar Praag, zou een pelgrimsweg geweest kunnen zijn. Toos en Sjaak wilden dit jaar van Tours naar Dax lopen maar gaven in Saintes op. Het vele asfalt vroeg ander schoeisel dan de Meindl's waar ze al vele kilometers op hebben gesjouwd. Volgend jaar beter? Een avond van veel herkenning, van veel informatie en plezierige ontmoeting. Op 30 april 1994 gaan we verder met onze friese pelgrimage (het lopen van oude wegen) We vertrekken uit Heerenveen tot Ter Oele.
176
--------
!'"J
•
REGIO GRONINGEN
Contactpersoon:
Thom Oosterhof, Mozartstraat 31, 9722 EB Groningen, 'fJ'
050-255144
177
AGENDA 22-23 januari
Weekend in huize 'Kafarnaüm' te Vessem voor pelgrims die naar Santiago willen gaan en voor hen die er geweest zijn. Kosten
5 februari
f 40,-. Aanmelden
fi'
04979-1207 (na 20.00 uur).
Regio Oost-Nederland wandeling in Lochem en omgeving. Start 14.00 uur, Zwiepseweg 118.
19 maart
Vlaams Genootschap - lentebijeenkomst.
23 april
Wandeling regio Amsterdam.
30 april
Regio Friesland pelgrimage van Heereveen naar Ter Dele.
Voor meer inlichtingen over de buitenlandse activiteiten kunt u contact opnemen met de secretaris internationaal: Frank Claessen, Raaimoeren 31, 4824 KA Breda.
ZOEKERTJES
Jan vld Laan zoekt personen die met hem in April '94 vanaf de Pijreneën tot Santiago de tocht willen maken. Liefst per fiets, ook wel lopend.
fi'
01725-74259
Paul Weesie (65 jaar) zoekt reisgezelschap voor een voettocht naar Santiago, start april '94.
'D'
05700-22331
Sia en Rien Ballering pelgrimeerden in 1992 naar Santiago en behoren nu tot de dwazen die opnieuw op pad willen gaan, te voet van Roncevalles naar Santiago. Als senior willen ze niet meer alleen op pad en zoeken andere dwazen (maximaal een groep van acht personen). Reacties naar: Mid,!enmolenlaan 227, 2807 EW Gouda.
178
-----.r-J
ONS POSTORDERBEDRIJF
Hieronder vindt u een lijst van de verkrijgbare artikelen, elk voorzien van een nummer en de prijs inclusief verzendkosten. U voldoet het totaalbedrag door middel van betaling op Postbank-nummer 515.11.46t.n.v. de Penningmeester Nederlands Genootschap van Sint-Jacob te Heerhugowaard onder vermelding van het (de) nummer(s) van de door u gewenste artikelen. Na ontvangst van het bedrag wordt het bestelde toegezonden aan het adres dat op het giro-formulier staat vermeld. Bij bestelling van een PELGRIMSPAS dient u uw paspoortnummer op te geven aan het hieronderstaande adres. Als uw overschrijving door een bank wordt verwerkt; dient u een lijst van de bestelde artikelen separaat toe te zenden aan: J.A.Ch. Gigengack Granaat 36 1703 BD Heerhugowaard.
NR 01 02 03 04 06 08 09 24 26 27 28 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
ARTIKEL Vaantje (katoen) Ledenlijst van uw regio Gebed van pelgrim Stickers (20 stuks) Pelgrimspas Ujst refugio's Gids voor Spanje (uit het Engels vertaald) DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer DE JACOBSSTAF nummer
PRIJS /8,50 /3,00 /2,00 /5,00 /7,50 /2,00
4 6 7 8 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
/10,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /6,00 /12,00
179
BIJ DE REPRODUCTIES Uiteraard dienen de afgebeelde cantigas als illustratie bij de drie bijdragen over dit onderwerp. zijn echter in belangrijke mate nuttig voor de kennis van het kostuum.
Ze
pagina 138 - Cantiga 1 - Proloog pagina 143 - Cantiga 1 Het eerste loflied op de heilige Maria. Het herdenkt
de zeven vreugden
die Zij van haar Zoon
heeft ontvangen. De muzikanten (links) dragen allen het boven kleed met wijd uitgesneden armsgaten, De koning draagt een onder- en boven kleed en een grote mantel. De schrijvers en zangers, aan hun tonsuur of kruinschering te zien, allemaal klerken, dragen de door hun status voorgeschreven langere gewaden. pagina 146 - Cantiga 49 Hoe een groep pelgrims zich op bedevaart begaf naar de kerk van de heilige Maria te Seixon. Hoe zij des nachts van de juiste weg afdwaalden en verloren liepen. Hoe de pelgrims zeer bang werden voor de rovers die zich in het gebergte schuilhielden. Hoe zij de heilige Maria vurig aanriepen en hoe Zij hen in een helder licht verscheen. Hoe de heilige Maria de pelgrims begeleidde naar haar kerk in Seixon. Hoe de pelgrims, voor haar altaar geknield, Maria zeer loofden en dankten. De pelgrims dragen reismantels met wijde mouwen en onder hun hoeden, van verschillend model, dragen de meesten het kapertje. Allen dragen ze handschoenen. De pelgrim onderaan (uiterst links) draagt een mantel van vermoedelijk schapenvacht en zijn gezel die pal'voor hem loopt heeft een in de nek geslagen kap aan de mantel. Bemerk ook de weergave van het landschap. pagina 147 - Cantiga 74 Hoe een schilder de beeltenis van de heilige Maagd zeer mooi penseelde zeer Hoe Hoe Hoe Hoe
en die van de duivel
lelijk. de duivel aan de schilder verscheen en hem bedreigde omdat zijn beeltenis zo lelijk was. de schilder de beeltenis van de heilige Maagd op een gewelf aan het schilderen was. de duivel de steiger deed instorten en hoe de schilder aan zijn penseel bleef hangen. een menigte mensen toegelopen kwam, de duivel zag vluchten en de schilder aan het
gewelf zag hangen. Hoe de menigte de heilige Maria loofde voor het mirakel dat zij liet gebeuren. Op de steiger (boven links) ziet men allerlei schaaltjes voor verf. De schilder draagt een bovenkleed met vleugel mouwen en een split in middenvoor. De vrouwen, voor het Mariabeeld geknield, dragen een hoofd- en kinband met een wimpel die de hals bedekt. pagina 150 - Cantiga 99 Hoe de Moren kwamen om een stad in te nemen. Hoe zij de stad omsingelden en rondom hun tenten opsloegen. Hoe de Moren verwoed de stad bevochten. Hoe de Moren de stad binnentrokken en er de altaren en heiligenbeelden verwoestten. Hoe zij een beeltenis van de heilige Maagd wilden vernielen en allen de dood vonden. Hoe de Moren de stad verlieten en vluchtten en alle duivels met hen. De Moren zijn herkenbaar aan hun gezicht, hun zwart haar en baard. De meesten dragen bovendien Oosterse tulbanden. Bemerk het uit metalen plaatjes bestaande kuras van de drie boogschutters (midden links) en de grote vaandels. pagina 151 - Cantiga 159 Hoe de pelgrims aan het dienstmeisje
180
negen stukken vlees gaven opdat zij die zou klaarmaken.
Hoe de pelgrims eerst hun gebeden gingen zeggen voor het altaar van de heilige Maria. Hoe de pelgrims bij het uitdelen van het vlees een stuk te weinig hadden, een stuk dat door het meisje was gestolen. Hoe de pelgrims het stuk vlees ontdekten dat in een kist sprong. Hoe ze veel mensen bijeen riepen om het mirakel te zien. Hoe ze het stuk vlees voor het altaar ophingen en de heilige Maagd zeer loofden. pag ina 154 - Cantiga 112 De opvarenden van het zinkende schip zoeken hun toevlucht in de reddingssloepen. Alle mannen dragen een kapertje en hebben een horizontale haarlok. Bemerk de wolken bovenaan de afbeelding
en de woelige baren onder de scheepjes.
pagina 154 - Cantiga 172 Interieur van een winkel waar men kostbare voorwerpen verhandelt. Twee kooplieden dragen een kaproen of puntige kap. Allen hebben de karakteristieke haartooi en dragen al dan niet een kapertje. Hun bovenkleren
zijn gesloten met knopen.
pagina 155 - Cantiga 57 Hier ziet men hoe een man door rovers wordt uitgekleed. Men trekt zijn onderkleed over zijn hoofd waardoor men het korte hemd en de onderbroek ziet alsook de kousen of hozen, met een lint aan de broeksriem bevestigd. De vrouw in de hoek rechts draagt een eenvoudige hoofd- en kinband en een overkleed met knoopjes dichtgemaakt. De man met het zwaard draagt de birrete. pagina 155 - Cantiga 157 Pelgrims bakken koekjes en intussen steelt de waardin van de herberg iets uit hun knapzakken. Zij is gekleed in een rondom te lang gewaad en draagt een kin- en hoofdband met kleurige streepjes versierd. pagina 158 - Cantiga 25 De christen die geld leent bij een joodse bankier draagt een mantel die op de rechterschouder sluit en voorzien is van een bontkraag. Het bont is vair of eekhoorntjesbont. De buikjes (wit) en de ruggen (grijs) zijn alternerend aan elkaar genaaid zoals dit in de middeleeuwen gebruikelijk was. De christen draagt op het hoofd het kapertje en een bonnet. De jood, herkenbaar aan zijn profiel, draagt een kegelvormige
jodenhoed.
pagina 158 - Canti ga 104 De dame uiterst links draagt een overkleed met diep uitgesneden armsgaten en de gewone hoge hoed. De geknielde vrouw draagt het speciale model van hoge hoed. De man draagt een mantel met lintjessluiting. De kleding van de drie personages is afgezoomd met een kostbaar galon. pagina 161 - Cantiga 154 Deze groep dobbelspelers draagt versleten kledingstukken van hetzelfde model als die van de betere standen. Bij de man uiterst links zijn de hozen en de onderbroek zichtbaar. De man, geknield voor de dobbelstenen draagt een overkleed met wijde armsgaten waardoor de vetersluiting van zijn onderkleed zichtbaar is. Bij een paar mannen bemerkt men opvallend mooi schoeisel. pagina 162 - Cantiga 62 De mannen die de rondedans uitvoeren, de muzikanten en het kleine kind dragen allen het kapertje. Bemerk het naadje op de achterkant van één van de mutsjes. De moeder van het kind draagt een linnen sluier om het hoofd. pagina 164 - Canti ga 76 Hoe de zoon van een goede vrouw een bandiet werd. De twee mannen aan de rechterzijde zijn in hun onderkledij. pagina 168 - miniatuur uit de Códice de los Musicos.
181
~--
NEDERLANDS GENOOTSCHAP
VAN SINT-JACOB
Indien onbestelbaar: Jachtlaan 259f, 7312 GP Apeldoorn