Fons Brekelmans
4
Van algemene norm tot getolereerde uitzondering Homo sum, humani nil a me alienum puto. Ik ben een mens, niets menselijks is mij vreemd. "....Alles en iedereen moet zijn etiket hebben, zijn nummer, certificaat, registratie, classificatie. Wat niet onder een noemer is gebracht, is afwijkend, onvoorspelbaar, en gevaarlijk. Zonder paspoort, geboortebewijs of het lidmaatschap van een natie, wordt je bestaan niet erkend. Als je het niet eens bent met de kapitalisten, noemen ze je een communist, en omgekeerd. Iemand die het met geen van beide standpunten eens is, is hard op weg onbegrijpelijk te worden". {A. Watts)1 Stel: je behoort tot de algemene norm, als iemand van middelbare leeftijd, met een gemiddelde intelligentie, een gemiddeld jaarinkomen; heterosexueel, getrouwd en die 2 1/4 kind en 1/8 hond heeft, altijd op tijd komt, z'n auto op zaterdag wast en ook keurig in de was zet en om de twee jaar inruilt, aardig is tegen zijn schoonmoeder, hard werkt en die tot tevredenheid van z'n baas ónder het gemiddelde ziekteverzuimpercentage scoort! Echter nu zonder werk zit met een uitkering omdat hij is afgekeurd en te horen heeft gekregen dat hij CARA heeft, waar gemiddeld één op de tien mensen 'last' van heeft. Dit etiket heeft hem plots gestigmatiseerd en doen verschuiven van algemene norm naar getolereerde uitzondering . Er heeft een rangschikking plaatsgevonden in een hiërarchie, die discrimineert tussen normaal en niet- (sub- of ab-) normaal, tussen gezond of ziek. De vraag is: waar komt het streven naar selectie vandaan? En waar komen de normen vandaan aan de hand waarvan men selecteert? Het is duidelijk dat in het individu en in de interactie wel noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarden liggen. Dit betekent dat selectie en selectienormen slechts begrepen kunnen worden op het macroniveau van cultuur en maatschappij. Het interactieniveau is het mesoniveau, het niveau waar individu en maatschappij elkaar ontmoeten . Es ist in uns ein Ewig Einsames, es ist das, was uns Alle eint. Es tut sich kund als Urgemeinsames, je eigner es die Seele meint. (Richard Dehmel) In het streven zijn omgeving te ordenen, tracht de mens uit de individuele kenmerken dié kenmerken te kiezen, die de individuen gemeen hebben. Deze gemeenschappelijke kenmerken dienen dan als basis voor het ontwikkelen van een gedachtenconstructie, waarin voorbijgezien wordt aan de verschillen tussen individuen.
De verschillen worden afgetrokken, het gemeenschappelijke wordt tot het 'wezen' verklaard . En maakt het mogelijk om individuen in een zelfde klasse te plaatsen, alsof ze niét van elkaar verschilden. Met als gevolg dat zij ook behandeld worden, alsof ze in alle opzichten op elkaar lijken. Echter het algemene is niet dat, wat overblijft als alle verschillen zijn afgetrokken van de onderzochte werkelijkheid . Want dan zouden alle verschillen buiten het algemene vallen . Maar is nu juist niet het meest algemene kenmerk van al het bestaande -mensen, dieren, dingen, etc- dat niéts precies hetzelfde is, en dat ieder afzonderlijk wezen verschilt van alle andere? En dat niet alleen maar aan de oppervlakte, maar tot in de kern van zijn werkelijkheid beleeft. Maar alle mensen zijn ieder voor zich een on-herhaalbare 'ik'. Het meest individuele is hier dus tegelijk het volstrekt algemene. Definiëringsprobleem: Jezelf proberen te definiëren is net als in je eigen tanden proberen te bijten. (A. Watts)2 De mens lijkt een onbedwingbare drang en behoefte te hebben, zijn werkelijkheid vast te leggen en te definiëren in hanteerbare patronen en structuren, hetgeen de illusie wekt daar greep op te hebben en in stand te houden, als zou de wereld volkomen hanteerbaar zijn, even hanteerbaar als de taal. Er bestaat een veel voorkomend misverstand, dat definities -als ze tenminste goed zijn- éénmalig zijn. Evenmin als ieder compromis compromitteert, is iedere definitie definitief! Een definitie van een begrip is echter een zodanige omschrijving ervan, dat de plaats aan een begrip binnen een als gegeven aanvaard begrippenstelsel toekomt, aldus éénduidig bepaald is. Definiër.en blijkt dus slechts mogelijk via andere begrippen, die even duidelijk vaststaan en die op dezelfde wijze passen in een voldoende afgebakend en doordacht begrippenstelsel.
5 Het Latijnse 'definitio' is afgeleid van 'de-fini re', 'definitum' hetgeen begrenzen betekent; van 'fin is' (grens). Overeenkomstig het Nederlandse af-bakenen, be-palen, be-perken. In de negatie van het één toont zich in de begrenzing het andere. We leven immers in een no-nonsens cultuur, waarbij efficiency geldt, de norm door tests bepaald lijkt te worden en het principe 'meten is weten' hoogtij viert. Wat je niet kunt meten valt buiten de algemene geldende onderzochte werkelijkheid en voldoet niet aan de 'norm'- en kwaliteitseisen: 'wetenschappelijk'. Vanaf het normen kader van de intelligentietests, sinds Binet, doet het huidige schooisysteem mee in de selectie- en etiketteerstrijd. Hoewel het IQ niets anders is dan een voorspelling van een zekere waarschijnlijkheid. Het rangschikt leerlingen in een hiërarchie met een hogere en lagere intelligentie. Echter het IQ biedt geen garantie of iemand het binnen een bepaald schoolsysteem ook goed en succesvol doet. Dit is namelijk mede en sterk afhankelijk van àndere factoren . De test is een methode om verschillen (bijvoorbeeld in begaafdheid) aan te tonen. Het is belangrijk te erkennen dat geen enkelvoudige meting het gehele beeld weergeeft. We zijn, om met Gannt te spreken, vissers in een levensstroom die alleen dat vangen waarvoor zij het geschikte aas bezitten. Elk van de modellen erkent en incorporeert dit feit.
Wat is de norm van 'gezond' ten opzichte van 'ziek': A healthy person is someone who has been inadequately studied. (Twaddle)3
Met name binnen de medische wetenschap geldt het grote belang dat men hecht 'ziekte' en 'ziektebeeld' nauwkeurig tot in het detail te beschrijven en te definiëren en de begrenzing aan te geven en af te zetten tegen: wat hoort wel en wat niet tot de aandoening en waar ligt de grens van wat 'normaal' is. Het enige en logische doel van behandeling lijkt genezing te zijn, hoewel zo'n duidelijke doel de nodige problemen creëert als niet vast staat wat gezond en wat ziek is. In de literatuur kiest men veelal voor een dynamisch model, waarin gezond functioneren een proces en een ideaal is; ziek zijn is een deviatie van dit theoretisch gezondheids-model. Gezondheid wordt derhalve opgevat als de ervaring van welbevinden, als resultaat van de dynamische balans van lichamelijke, psychische en sociale dimensies. Ziekte is de door het subject of zijn omgeving ervaren aantasting van de optimale levenskwaliteit, als gevolg van de verstoring van deze dynamische balans. Genezing betekent dus verwijdering van de psychopathologische symptomen, het verstevigen van de persoonlijkheid, het voorkómen van een recidief van de symptomen, het verhogen van het vermogen tot zelfver
6 werkelijking en het leren onderhouden van gezondere interpersoonlijke relaties. Praktisch impliceert genezing enerzijds een vermindering van bepaalde gedragingen en affecten (Bijv. conflict-onderhoudend gedrag, angst), anderzijds een toename van andere gedragingen en affecten (Bijv. spontaniteit, vertrouwen). Naarmate men elkaar vaker op zijn gezondheid toedrinkt, wordt het effect ervan kleiner. (Fans Jansen) We beseffen veelal pas de waarde van iets wanneer we het verloren hebben, zo ook in relatie tot gezondheid en ziekte. Het lijkt of we ons lichaam pas ontdekken wanneer er wat aan hapert. Door het beleven van deze malafide lichamelijkheid , wordt ook mijn wereldbetrokkenheid gestoord . Immers het lichaam geeft mij de wereld(4) . "Ziek zijn is vóór alles vervreemding van de wereld " (5) en wordt de wereld als minder- of niet-beantwoordbaar beleefd. Welbevinden daarentegen is een ongestoorde/onbedreigde betrokkenheid op de wereld , waarbij het lichamelijke 'zwijgend ' in de rol van 'Vermittlung' opgaat. CARA is een aandoening die de mens van het ene op het andere moment 'zijn wereld ' ontneemt; waardoor je teruggeworpen wordt op je eigen lichaam, dat geen betrouwbaar kompas meer blijkt te zijn. Dat je in ziekte of gebrek kan dwarsbomen, wanneer het je op beslissende momenten in de steek laat. Juist door het haperende lichaam toont men zijn kwetsbare intimiteit. Men kan zich voorstellen dat de betrouwbaarheid van het eigen lichaam voor iemand met CARA één van de meest frustrerende punten is in zijn bestaan . Door deze malafide lichaamsbeleving en de voortdurende confrontatie met steeds wisselende grenzen, is de wereld voor de CARA-patiënt in een veelal minder voorspelbare, gekende en zekere wereld voorhanden doordat in elke situatie met een haperende factor gerekend moet worden . We treffen derhalve een persoon, die in zijn explorerende, selecterende en vormgevende activiteit voortdurend stuit op een weerbarstige wereld waarin weinig plaats is voor 'genieten' en 'vertoeven ': immers 'het-onderweg-zijn' is storend. Nergens treedt zo sterk de verwevenheid van fysiologisch en psychologisch processen op de voorgrond , als op het gebied van de ademhaling. Voor élk mens geldt dat iedere emotie (verbazing, angst, opwinding, agressie etc.), direct en gelijktijdig haar karakteristieke ademhalingsrespons uitdrukt in emotie en gedrag. Deze verwevenheid krijgt uiteraard een extra betekenis voor diegenen wier ademhalingsfunctie tijdelijk of permanent verstoord is. Reeds een lichte belemmering van de ademhaling deprimeert en brengt de omvang van de buitenwereld terug tot het eigen lichaam. Ongecompliceerd ademen symboliseert een verbonden-zijn-in-vrijheid: ik voel mij één met mijn wereld en dat kan , omdat ik vrij ben van de zorg om het levensafhankelijke ademhalingsproces. Zodra die van-
zelfsprekend verwisseld wordt voor een meer via het bewustzijn verlopende activiteit, wordt onvrijheid, afhankelijk en bedreiging ervaren . Ook Buytendijk (6) heeft op een heldere wijze duidelijk gemaakt wat het betekent wanneer de ademhaling niet langer meer 'schweigendes Selbstverständliches' is (Sartre 's 'passé sous silence') , maar leidt tot wantrouwend gadeslaan van de ademhaling. Het onvoorspelbaar heen en weer geslingerd worden tussen beklemmende ademnood en bevrijdende opluchting, tussen geobjectiveerde en intentionele lichamelijkheid moet wel een storende invloed hebben op de beleving van de (eigen) lichamelijkheid. Naar gelang de mate waarin, wijkt men -door deze stoornis, beperking of handicap- af van de algemeen geldende norm en duidt men deze afwijkendheid op een vaststel baar verschil van het gemiddelde. Veelal convergeert de gemeenschap bepaalde 'angsten en collectieve ongeregeldheden op een bepaalde groep personen , die op de een of andere manier verschillen van het prototype van de gemeenschap. Deze 'apartheid' kan , naast een verschil in gedrag of andere mogelijke afwijkingen , ook -zoals in dit geval- een lichamelijk stigma zijn. De vaak als te eenzijdig ervaren factor-analyti sche benadering van ziekte vanuit een bio-medisch model , groeide reeds vanaf het begin van deze eeuw de belangstelling voor psychologische processen met betrekking tot het ontstaan en beloop van orgaanziekten. Van meet af aan richtte dit zich in het bijzonder op het astma bronchiale. In het voetspoor van Freud werd het door verschillende psychoanalytici geduid als een neurotische aandoening van de tractus respiratorius, zijnde een potentiële manifestatie van een algemene psychopathologische constitutie. Niettemin komt uit het overzicht van de psychologische factoren bij astma een overrompelend gevarieerd beeld naar voren, betreffende onder andere de psychologische 'voorboden' van de astma-aanvall en, de psychopathologie van astma (angst, dwangneurose, depressie) en de astma-persoonlijkheid (apocalyptische grondstemming, reg ressie, contactgestoordheid , psychosexuele onderontwikkeling , egocentrie etc.) Menselijk, al te menselijk. (Nietzsche) Wanneer je vanuit de huidige stand van zaken de veelheid aan literatuur overdenkt, zou je tot de volgende bizarre conclusie kunnen komen: wanneer je namelijk alle eigenSChappen , karaktertrekken , kenmerken, etc. van astma-patiënten optelt, en vervolgens deelt door het totale aantal onderzochte patiënten , krijg je als psychologisch beeld van 'de gemiddelde astma-patiënt' een hoogst normaal personage, aan wie niets menselijks vreemd is! Eenmaal werkend met astma-patiënten, kwam ik in de praktijk door deze contacten in aanraking met een, voor mij uit de theorie nauwelijks herkenbare groep: voor het merendeel bleken deze astma-patiënten
7 'gewone medemensen', zij het beperkt, en soms ook gehandicapt, door hun aandoening. Veel psychosomatische gegevens zijn dan ook, volgens mij, gebaseerd op onderzoek bij een astmapopulatie die via selectie op selectie tot stand is gekomen: klinisch opgenomenen, status astmatici, zogenaamde 'intractable patients'. Door een dergelijke selectie worden onderzoeksresultaten per definitie ernstig vertekend. Bezien we tegen die achtergrond de reeks van psychologische kenmerken die voorheen zijn toegekend aan astma-patiënten, dan springt ons niet langer meer de psychopathologie in het oog, maar -wat ook wel aangeduid wordt met- de relevantie (7). Met andere woorden: van belang is in dit geval je niet zo zeer te richten op een pathologische reactie, maar op mensen die een op zichzelf genomen 'normale' reactie vertonen op een dysfunctie(B). Anders gezegd: astma-patiënten zijn niet kenmerkend depressief of egocentrisch (om het bij deze twee kenmerken te laten); voor ons allen geldt dat reeds een lichte belem mering van de ademhaling deprimeert en de omvang van de buitenwereld terugbrengt tot het eigen lichaam. "La qualité est la gloire de la différence et Ie secret de la participation. (Lavel/e) (De kwaliteit geeft betekenis aan de verschil/en tussen de dingen en is bepalend voor de menselijke betrokkenheid).
Wat veelal gebeurd, is dat men juist de verschillen op één hoop veegt en vervolgens generaliseert tot algemene normen om daar -voor ieder mens afzonderlijkindividueel geldende uitspraken over te kunnen doen. Het is niet zo zeer het probleem dat men normen stelt, dan wel dat men daar normatieve, morele en ethische waarden c.q. waardering aan verbindt. Naast de inhoud en formalisering en de tolerantie van de afwijkingen in belangrijke mate mee. Vervolgens wordt er naar 'verklarings'-modellen gezocht om de wereld door middel van het denken weer 'passend' en 'compleet' te maken; of we gaan op zoek naar een zondebok, die we de schuld kunnen geven en van waaruit we de afwijking of afwijkende norm aan op kunnen hangen, verklaren dan wel rechtvaardigen . Zo is jarenlang een zondebok-verklaring gezocht in het ouderlijk milieu en in het bijzonder de moeder van het astma-kind. Haar dominant-tirannieke attitude en haar kenmerkende ambivalentie: verwerping van het kind versus haar neiging het kind overmatig te beschermen. Aardig is in dit verband te wijzen op de indrukwekkende cultuurhistorische studie van Elisabeth Badinter: "De mythe van de moederliefde" (9), waarin zij duidelijk maakt hoe juist de psychoanalytische literatuur rondom de moeder bij elke stoornis van het kind én van de late volwassene de schuld krijgen; bij leermoeilijkheden, criminaliteit, alcoholisme, impotentie en homosexualiteit bij mannen, frigiditeit of promis-
cuïteit bij vrouwen, maagzweren en astma. Steeds werd op de aChtergrond een gefrustreerde, gekwelde, jaloerse, liefdeloze, overbezorgde en heerszuchtige moeder gevonden. Betrekken we hierin ook de boeiende discussie van Langeveld(10) over de moeder van het astma-kind: de grotere afhankelijkheid van het astma-kind ten opzichte van de moeder ontstaat nadat de grotere kwetsbaarheid. en het 'belaagd-zijn' van het kind zijn gebleken. Dit dreigt altijd te ontstaan tussen een moeder en een kind wiens organische gaafheid is aangetast. Soms brengt dit ouders tot een niet aankunnen van een noodsituatie. AI met al een pleidooI: een open oog ontwikkelen voor de betekenis van -in dit geval- obstructieve longziekten voor het persoonlijk bestaan, voor de interrelaties en voor de sociaal-maatschappelijke positie. Dit kan beroepsblindheid voork6men en een dam opwerpen tegen riskante psychologisering van patiënten . Terug naar ons uitgangspunt: Normen geven aan hoe iemand zich 'behoort' te gedragen. Wie zich niet gedraagt volgens de normen, zal door de groep bewogen worden alsnog zich aan de normen te houden; lukt dit niet, dan zal hij een mindere positie krijgen of men kan hem zelfs zijn positie ontnemen of buiten de groep plaatsen. Zo mogelijk met geweld, hetgeen verwijst naar "pogingen de vrijheid van de ander in te perken, hem te dwingen te handelen naar onze wensen, op een onzorgvuldige, onverschillige wijze ten aanzien van het bestaan of het lot van de ander", in tegenstelling tot liefde die "de anderen laat zijn, maar met zorg en genegenheid" (11) Anderzijds kan het leiden tot vervreemding , hetgeen duidt op een toestand waarin onverschilligheid of vijandigheid de plaats heeft ingenomen van toewijding en verbondenheid. In het Latijn betekent 'alienatus': van zichzelf vervreemden , geestelijk gestoord of krankzinnig zijn, maar kan echter ook verwijdering van de samenleving betekenen. Onder het etiket vervreemding is ieder op zichzelf staand deel van de menselijke werkelijkheid onderworpen aan falsificatie en een positieve beschrijving kan de vervreemding die zij niet kan beschrijven alleen maar bestendigen en dieper maken omdat zij deze meer verhult en maskeert. De oplossing van het probleem om op een adequate wijze met dit 'norm-probleem' om te gaan, biedt mijns inziens het creëren van zo genaamde 'vrij-plaatsen', bruikbare mogelijkheden en perspectieven. Door in de betekenisverlening van de omvang (onderwijsleermomenten, therapie e.d.) in voldoende mate ruimte, aandacht en voorwaarden te scheppen en te besteden aan het toepassingsgebied van dergelijke 'vrij-plaatsen' en deze -waar mogelijk- in te zetten. Een voorbeeld: wanneer je leerlingen uitnodigt om over een bepaalde kast/hoogte (norm) te springen , dan creëer je automatisch ook 'afvallers', die dat niet kunnen. Door tegelijkertijd een tweede eenvoudiger
8
bewegingsvoorstel aan te bieden, bouw je een 'gelijkwaardig' keuzemoment in waarbij je leerlingen aanspreekt op hun competentie in plaats van competitie, wat bij uitstek normatief is! Ook in therapiesituaties kun je daar gebruik van maken, wanneer deze op een bepaald moment voor de betrokkene t~ spannend of bedreigend dreigt te worden, de betreffende persoon -door middel van een van tevoren afgesproken seintje (bijv. tikje op de schouder)- de mogelijkheid biedt er voor een kort moment even uit te stappen. Zo zou je dus ook in de psychiatrie 'de isoleer' als 'vrij-plaats' positief kunnen labelen en inzetten, in plaats van de als laatste redmiddel te beschouwen met het etiket 'Brevet van onvermogen '. Voor mij persoonlijk was , tijdens mijn studententijd, de Engelse kerk op het Begijnhof in Amsterdam zo'n 'vrij-plaats'. Een oase van rust, stilte en bezinning temidden van alle tumult en drukte. Ook de in toenemende mate in opkomst zijnde 'stillemeditatie- en bezinningsruimten ' temidden van drukke knooppunten van ontmoetingsplaatsen (zoals bijv . . grote winkelcentra, vliegvelden e.d.) voldoen in een dergelijke functie zoals boven omschreven. Tot slot: Helaas loochent onze maatschappij nog steeds dat wat afwijkt van de algemene norm, wat minder utiliteitswaarde heeft, tweede rangs garnituur of wat we gemakshalve 'in-validen' noemen . We drukken ze weg naar de zelfkant van de samenleving, want ze zijn de levende herinnering aan onze eigen kwetsbaarheid en sterfelijkheid. We ervaren hen als een bedreiging van onze persoonlijke integriteit. Gehandicapten zouden niet langer als zieken beschouwd moeten worden, die men tegemoet treedt met een respectvolle terughoudendheid, met wie men voorzichtig omgaat, die men vrijwaart voor elke teleurstellende ervaring. En waar men medelijden mee heeft. Medelijden geeft geen rechten, medelijden verdoezelt onrecht en geeft het een gouden randje.
1. Watts, A., 1977, 2. Watts, A., 3. Twaddle, 1974, 4. Merleau-Ponty, 5. Buytendijk, F.J.J., 1965, 6. Buytendijk, F.J.J., 1965, 7. 8. 9. 10.
Menges, L.J ., 1986, Maes, S., 1987, Badinter, E., 1983, Langeveld, M.J. 1953,
11 . Laing, 1967
Men spaart de 'zielige mensen', dempt zijn stem als men hen benadert, en toont medelevend begrip, toegevendheid, die enioor behoedt hen als mens te accepteren, hen serieus te nemen, hen tegen te spreken en na te denken over hetgeen ze zeggen. Is het nu juist niet de charme van een pluralistische dynamische samenleving, dat daar aandacht en ruimte is voor onderlinge verschillen, waar men zichzelf kan en mag zijn en waar men zich niet onderworpen voelt aan een prokrustische normen-maatschappij ("). van 'gelijke monniken, gelijke kappen' en 'het hoort zo, omdat het zo hoort'. Dit maakt normen tot versteende fossielen uit een ver verleden , gestOlde lava van een vulkaan die ooit gewerkt moet hebben. Juist de kracht van het individuele verschil, divergeert en geeft kleur aan het maatschappelijk leven zoals een prisma het licht verspreidt in de kleuren van de regenboog. . Wij mensen zijn vrij en gelijk geboren, vrij: in het recht om verschillend te zijn. Waarbij het van groot belang is onze energie in te zetten in het samen zoeken naar modellen van samen-leven, welke enerzijds zekere garanties bieden, anderzijds ruimte om onszelf te kunnen en mogen zijn: elk met de eigen vermogens en tekorten, complementair aan elkaar. Voorwaarde voor dit écht menselijk samen-leven is vertrouwen, zorg, aandacht en respect voor elkaar, waar men erkend en beaamd wordt als deze unieke mens.
"Noot: verwijst naar een verhaal uit de griekse mythologie: Prokrustus was een herbergier, die zijn gasten overhaalde bij hem te blijven overnachten. Echter, hij had de eigenaardige gewoonte om zijn gasten letterlijk aan te passen aan de maat van het bed. Was iemand qua lengte te kort, dan werd hij 'opgerekt', was hij te lang dan werden zijn ledematen afgehakt dan wel passend gemaakt aan de afmetingen van het bed.
Lof der onzekerheid, Amsterdam , p.85-86. Uit: Patrick Hughes & George Brecht: Vicieuze cirkels, een verzameling paradoxen. Bert Bakker 1985, p.61 . The concept of health status. M. Phénoménologie de la Perception. Aula. Prolegomena van een anthropologische fysiologie . Aula, Utrecht/Antwerpen , p.75. Prolegomena van een anthropologische fysiologie . Aula, Utrecht/Antwerpen, p.312-314. Gezondheid en ziekte. Stafleu , Alpen aJd Rijn, p.11 0-113. Wat is gezondheidspsychologie? Orathie Kath. Univ. Brabant. In: De Mythe van de moederliefde. Bijleveld, Utrecht, p.186-209. In: Psyche en allergische ziekten. Symposiumverslag, Stenfert Kroese, Leiden , p.24-41 . The politics of experience. New Vork, p.67.
Fons Brekelmans, Psychomotorisch therapeut Coördinator Bewegingstherapie, Creatieve therapie en Aktiviteiten-begeleiding van het Nederlands Astmacentrum Davos (NAD) P/a Symondsstrasse 11 , CH-7270 Davos-Platz, Zwitserland.
/
Bruno Oldeboom
9
Wat komt er na de zinssamenhangen? Hieronder vindt u een artikel dat ongeveer een jaar geleden na de eerste hersenhoosnacht geschreven is. Met dit artikel is een klein groepje mensen met elkaar in gesprek geraakt. Onderwerp van gesprek was de problematiek van de hersenhoosnacht: "Wat te doen wanneer de zinssamenhangen de ijskast in gaan." Dit groepje hobbyisten tracht uiteindelijk een vervolgavond/nacht te organiseren met de (didactische) problematiek rondom de zinssamenhangen. Twee opmerkingen vooraf; Het is nog niet zeker of die hersenhoosnacht er ook daadwerkelijk komt. De problematiek is complex en moeilijk vatbaar in woorden. Het groepje, het 'peinsgroepje ', zoals zij momenteel genoemd wordt, doet verwoede pogingen om deze complexe materie hanteerbaar te maken. Uit het publiceren van deze tekst mag blijken dat het peinsgroepje voornemens is deze avond/nacht te organiseren. Er is dus het een en ander in het verschiet, maar onder voorbehoud. Zij zullen u dan ook op de hoogte houden van de ontwikkelingen. De tweede opmerking is inhoudelijk van aard. De schrijver van deze tekst heeft slechts de bedoeling u mee te nemen in het denk-, schrijf- en praat-proces van het peinsgroepje. Het is de schrijver zeker niet te doen om het presenteren van een nieuwe waarheid. Sterker nog, het peinsgroepje heeft al aan gegeven dat bepaalde delen van de tekst als achterhaalt of onjuist betiteld zijn. De redactie hoopt dat het peinsgroepje meer van haar bevindingen bloot geeft opdat er een open disscussie kan ontstaan omtrent een essentieel onderwerp voor de wereld van het bewegingsonderwijs. (Redactie.)
Dit artikel is een bijdrage aan een discussie. In deze discussie wordt in elk geval geprobeerd om waardevolle meningen, standpunten, uitwerkingen enz. van het oude te bewaren en daar waar gaten/onvolledig heden lijken te zijn (ontstaan), worden alternatieven geboden. En de minimale waarde van dit alternatief is dan dat ze wel eens nutteloos kan zijn en dat we daarmee weten dat het in deze gekozen richting verder zoeken, zinloos is. Maar waar gaat die discussie eigenlijk over.... ? Laten we het even niet over zinssamenhangen hebben. Dat waren de woorden van Peter Hey, op de avond van hersen hoos. De zinssamenhangen voor even de ijskast in en op zoek naar een ander didactisch kader. Peter verzamelde, wanneer we ons niet vergissen, drie analyse-niveaus die de discussie kon helpen vorm en inhoud te geven. Hij onderscheidde na een blik op de historie: 1. Zinssamenhangen zeggen iets over de wijze van doen binnen bewegingssituaties. 2. Zinssamenhangen zeggen iets over de motieven achter het bewegen van mensen in bewegingssituaties. 3. Zinssamenhangen zijn gedragsoverstijgende duidingen. Hierna barst tijdens de hersenhoos de discussie los. Aan de hand van video beelden worden wijzen van deelnemen beschreven, benoemd en zelf gewaardeerd. De ene keer met de zinssamenhangen in de ijskast maar toch ook nog vaak met de zinssamenhangen in de handen en dus ook uit de ijskast. In dit artikel zullen we een poging wagen om een eerste aanzet tot alternatieven te schrijven. Alvorens we dat doen zullen we eerst toelichten waarom een didactisch kader rondom deze problematiek wenselijk of zelfs noodzakelijk is. Vervolgens zal de poging met het nieuwe theoretische kader voorgelegd worden .
1. Over het nut en een eerste poging. Binnen bewegingsonderwijslessen is een grote hoeveelheid en een grote diversiteit aan initiatieven aanwijsbaar. Er loopt een leerkracht rond , er zijn een aantal kinderen , er staan 1 of meerdere arrangementen in de zaal. Elke deelnemer heeft zij eigen wensen en mogelijkheden, voorkeuren afwijkingen te korten enz. Maar op een of andere manier is iedereen binnen die muren daar en er gebeurt iets. Deze veelheid van initiatieven krijgt een bepaalde 'kleur', door de wetenschap dat we over onderwijs spreken . Er vindt beïnvloeding plaats die geïnitieerd is door de leerkracht. Hierbij is het de bedoeling dat de kinderen iets leren. Voor het bewegingsonderwijs