Nummer 13 29 juni 2000
12e jaargang
Inhoud Boekhoudrecht Het nieuwe Bulletin van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen Recent publiceerde de CBN haar Bulletin nummer 46. We gaan kort in op de inhoud ervan.
Rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen gewijzigd Het K.B. van 6 april 2000 (B.S., 24 mei 2000) voert een nieuwe subrekening in.
Fiscaal recht Nieuws op het front van de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen Door de afschaffing van de band tussen de belastingvermindering en de verplichting de hypothecaire lening te waarborgen door een schuldsaldoverzekering gesloten in België, maakt de Wet van 17 mei 2000 een einde aan een ernstige sociale discriminatie. Bovendien komt deze wetswijziging tegemoet aan de kritiek geformuleerd door de Europese Commissie.
Indiciair tekort : een heilzame handgift Het Hof van Beroep van Bergen aanvaardt in een arrest van 21 mei 1999 dat een loutere verklaring van een schenking, zonder dat deze wordt gestaafd door een rekeninguittreksel, een indiciair tekort kan rechtvaardigen, als die gift afkomstig is van een bejaard persoon. Voorzichtigheid blijft evenwel geboden : niet alle Hoven delen immers deze ruime zienswijze.
Verzekering in het buitenland Het gebeurt wel meer dat vennootschappen zich verzekeren in het buitenland of dat de moedervennootschap van de groep alle verzekeringen onderschrijft voor haar dochtermaatschappijen. In dit laatste geval worden de premies doorgefactureerd aan de verschillende vennootschappen van de groep, en moet, als het verzekerde risico in België is gelegen, een jaarlijkse belasting op de verzekeringscontracten worden betaald.
Bedrijfsleidersverzekering en overdraagbaarheidsbeding Mag men bij de berekening van de 80 %-grens in het kader van een bedrijfsleidersverzekering, rekening houden met een overdraagbaarheid ten gunste van de langstlevende echtgenoot ? In een brief aan het BVVO beantwoordt de Administratie der directe belastingen deze vraag bevestigend.
De 80 % grens : hoe berekenen ? Circ. Ci. RH. 243/376.395 van 8 mei 2000 bevat alle nuttige informatie inzake indexering van de lopende renten.
Het volgende nummer van I.A.B-Info verschijnt op 10 augustus 2000.
Boekhoudrecht
Het nieuwe Bulletin van de Commissie voor Boekhoud-kundige Normem Recent publiceerde de CBN haar Bulletin nummer 46. We gaan kort in op de inhoud ervan.
Kort overzicht Het eerste luik van het Bulletin heeft betrekking op de nieuwe samenstelling van de Commissie, haar werking en de organisatie van haar activiteiten. Het bevat daarnaast een uiteenzetting over de ontwikkelingen inzake boekhoudnormering op Europees en internationaal vlak evenals een samenvattende tabel van de nieuwe consolidatiedrempels zoals die blijken uit de overgangs- en organieke regeling (cf. I.A.B.-Info, nr. 5 van 9 maart 2000). Vervolgens komen de nieuwe adviezen aan bod. Twee hiervan hebben betrekking op de toepassing van het K.B. van 8 oktober 1976. Advies nummer 175/2 is gewijd aan de verwerking in de jaarrekening over het boekjaar 1999 van de «Maribel bis en ter»-steun toegekend voor de boekjaren 1993, 1994, 1995 en 1996. De Commissie bevestigt in deze dat de reeds in het verleden gevormde voorzieningen moeten worden aangewend voor de erkenning van een schuld (cf. I.A.B.-Info, nr. 8 van 20 april 2000). Advies nummer 177/1 draagt als titel «Boekhoudkundige verwerking van de mini BEL-20» en handelt in algemene bewoordingen over de verschillende boekhoudkundige vragen die rijzen bij de aankoop, uitgifte en afwikkeling van «index participation units» (IPU’s). Het Advies nummer C 105/1 tot slot, onderzoekt in het licht van de Belgische en Europese regelgeving, de mogelijkheid om uitgestelde belastingvoordelen te activeren in de geconsolideerde jaarrekening, gelet op beschikbare overdraagbare verliezen. De Commissie is van oordeel dat dit inderdaad kan, mits naleving van het voorzichtigheidsbeginsel en met toepassing van de IAS 12 «Income Taxes»-norm.
Praktisch Geïnteresseerden kunnen genoemde adviezen bekomen bij de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, Louizalaan 99, 1050 Brussel, tel. : 02/535 24 39, fax : 02/535 24 25. Bovendien heeft de Commissie beslist haar eigen Internetsite te creëren; haar adviezen zullen binnenkort zodoende onmiddellijk na goedkeuring on line consulteerbaar zijn. Achteraf zullen ze op geregelde tijdstippen in een Bulletin met beperkte oplage worden gebundeld.
Rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen gewijzigd Het K.B. van 6 april 2000 voert een nieuwe subrekening in.
In de eerste uitgave van het Belgisch Staatsblad van 24 mei 2000 verscheen het Koninklijk Besluit van 6 april 2000 dat de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel (M.A.R.) voor de ziekenhuizen wijzigt. In de «Klasse 7. Opbrengsten» wordt een nieuwe subrekening «708. Medische, paramedische en verpleegkundige honoraria» toegevoegd. Op deze rekening wordt het deel van de medische, paramedische en verpleegkundige honoraria geboekt dat toekomt aan het ziekenhuis wanneer de inning van de honoraria georganiseerd wordt door de Medische Raad. Het K.B. van 6 april is met terugwerkende kracht van toepassing vanaf het dienstjaar dat aanvangt op 1 januari 2000.
Fiscaal recht Nieuws op het front van de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen Door de afschaffing van de band tussen de belastingvermindering en de verplichting de hypothecaire lening te waarborgen door een schuldsaldoverzekering gesloten in België, maakt de Wet van 17 mei 2000 (B.S. van 16 juni 2000) een einde aan een ernstige sociale discriminatie. Bovendien komt deze wetswijziging tegemoet aan de kritiek geformuleerd door de Europese Commissie.
De huidige regeling Zoals u weet geven de bedragen besteed voor de wedersamenstelling of de aflossing van een hypothecaire lening onder bepaalde voorwaarden recht op een gewone belastingvermindering voor het langetermijnsparen of, desgevallend, op de verhoogde belastingvermindering in het kader van het bouwsparen. Deze laatste formule is interessanter doordat ze berekend wordt niet tegen de gecorrigeerde 18 gemiddelde aanslagvoet, maar tegen de marginale aanslagvoet die varieert volgens het inkomen (art.145 W.I.B. 1992). Om in aanmerking te komen voor de gewone vermindering, moet de hypothecaire lening momenteel voldoen 1 5 aan vier voorwaarden die zijn opgesomd in de artikelen 145 , 3°, 145 , W.I.B. 1992 en 632 tot 634 van het KB/W.I.B. 1992. Deze voorwaarden werden nog gewijzigd door de Wet van 17 november 1998 (B.S. van 10 februari 1999) en bepalen dat de lening : – – –
–
betrekking moet hebben op de bouw, de aankoop of de verbouwing van een in België gelegen woning; moet zijn aangegaan ofwel bij een Belgische kredietinstelling, ofwel bij het Belgische filiaal van een buitenlandse kredietinstelling, ofwel bij een instelling met zetel in de Europese unie; moet gewaarborgd zijn door een tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal (of schuldsaldoverzekering) die verplicht een kapitaal dekt dat op z'n minst gelijk is aan het geleende 1 kapitaal. Bovendien moet deze verzekering definitief in België zijn gesloten (art.145 , 3° W.I.B. 1992) en moet ze vermelden dat «de voordelen zijn bedongen ten gunste van de schuldeiser, de echtgenoot of 5 een bloedverwant tot de tweede graad» (art. 145 W.I.B. 1992); moet zijn afgesloten voor minimum 10 jaar (dit geldt overigens ook voor het verzekeringscontract).
Deze regeling is van toepassing met ingang van het aanslagjaar 1999, zowel voor de nieuwe contracten als voor de bestaande contracten (zie Circulaire Ci. nr. AAF/99-0390 van 16 augustus 1999, Bull.Bel., nr. 797, oktober 1999). In de veronderstelling dat deze voorwaarden vervuld zijn, is de verhoogde vermindering van toepassing indien de woning waarvoor de lening is gesloten, de enige woning van de belastingplichtige is op het 17 ogenblik van het afsluiten van de lening (art.145 W.I.B. 1992).
En de problemen die eruit voortvloeien Bij nader inzien zijn de problemen tweeërlei. De verplichting de lening te waarborgen door een schuldsaldoverzekering benadeelt duidelijk de personen die moeilijkheden ondervinden om zo'n verzekering te sluiten, om medische maar ook om andere redenen (alleenstaanden, ongehuwde samenwonenden). De verplichting om de schuldsaldoverzekering bovendien in België te sluiten is dan weer een discriminatie ten aanzien van de Europese verzekeringsmaatschappijen die niet in België zijn gevestigd. Dat is de Europese Commissie niet ontgaan en in een uitvoerig gemotiveerd advies van 2 februari 2000 heeft zij geoordeeld dat de voorwaarde inzake de verplichting de schuldsaldoverzekering in België te sluiten in tegenspraak is met artikel 49 van het EU-Verdrag.
De mirakeloplossing In deze omstandigheden konden met de afschaffing van de voorwaarde dat een hypothecaire lening moet worden gewaarborgd door een schuldsaldoverzekering, twee vliegen in één klap worden geslagen. 1
5
Dit wordt met name beoogd door de Wet van 17 mei 2000 tot wijziging van de artikelen 145 en 145 van het 1 Wetboek der Inkomstenbelastingen 1992. Zoals het nieuwe artikel 145 , 3° van het wetboek stelt, «wordt een belastingvermindering toegekend die wordt berekend op de volgende uitgaven die effectief tijdens het belastbare tijdperk werden betaald : 3°) als sommen bestemd voor de aflossing of de wedersamenstelling van een hypothecaire lening gesloten met het oog op de bouw, aankoop of verbouwing van een woning 5 gelegen in België». In datzelfde verband vermeldt artikel 145 van hetzelfde wetboek dat «de sommen 1 bestemd voor de aflossing of de wedersamenstelling van een hypothecaire lening bedoeld in artikel 145 , 3°, in aanmerking worden genomen voor de vermindering op voorwaarde dat de lening wordt gesloten : 1° bij een instelling met zetel in de Europese unie; 2° voor een minimumduur van 10 jaar».
Wat kunnen we hieruit afleiden ? 1. Het is duidelijk dat de belastingplichtige geen schuldsaldoverzekering meer hoeft af te sluiten om de belastingvoordelen te kunnen genieten die verbonden zijn aan de hypothecaire leningen gesloten in België of in een andere lidstaat van de Europese unie. Er zullen dus andere vormen van zakelijke of persoonlijke waarborgen (goederen in waarborg, borgstellingen) kunnen worden verleend aan de kredietinstellingen. Afgezien van de afschaffing van de verplichting de hypothecaire lening te waarborgen met een schuldsaldoverzekering, is het zo dat de drie andere voorwaarden waaronder de kapitaalaflossingen recht geven op een gewone of verhoogde belastingvermindering, behouden blijven. Dit betekent m.a.w. dat de lening : – moet zijn afgesloten om een in België gelegen woning te bouwen, kopen of verbouwen; – moet zijn aangegaan bij een instelling met zetel in de Europese Unie; – een minimumlooptijd van 10 jaar moet hebben. M.b.t. de tweede voorwaarde moet worden opgemerkt dat de «werkgever» wordt gelijkgesteld met een «instelling», zodat het voordeel van de belastingvermindering niet voorbehouden blijft aan de leningen toegekend door financiële instellingen; de kapitaalaflossingen van een lening toegestaan door de werkgever kunnen ook recht geven op de belastingvermindering (Parl. St., Kamer, SE 1999-2000, nr. 273/004, p. 11). 2. Er is uiteraard geen enkel bezwaar om de lening door een verzekering te blijven waarborgen. Dit kan o.m. worden ingegeven door de wil om de erfgenamen efficiënt te beschermen in geval van overlijden of de mogelijkheid een voordeliger rentevoet te genieten. Het «type» van contract heeft voortaan evenwel geen belang meer. Indien het, zoals vroeger, een schuldsaldoverzekering betreft, zullen de premies van zo'n verzekering in aanmerking komen voor de belastingvoordelen verbonden aan het bouwsparen of aan het 1 4 langetermijnsparen, voorzover is voldaan aan de voorwaarden opgesomd in de artikelen 145 , 2° en 145 van het Wetboek der Inkomstenbelastingen 1992. De afschaffing van de verplichting de hypothecaire lening te waarborgen met een schuldsaldoverzekering, wijzigt niets aan het fiscaal statuut van deze laatste; de verzekering moet dus nog steeds in België worden afgesloten. In geval van een levensverzekering daarentegen, zijn het de algemene voorwaarden geldend voor de 1 individuele levensverzekeringen (art. 145 2° W.I.B. 1992) die van toepassing zijn. Met andere woorden, de premies moeten definitief in België zijn betaald.
Vanaf wanneer ? Ongeacht de datum waarop de leningovereenkomst werd gesloten, zijn de nieuwe regels van toepassing met ingang van het aanslagjaar 2001 (Parl. St., Kamer, SE 1999-2000, nr. 273/004, p.11). Feitelijk zal deze versoepeling niet alleen een correctie voor de toekomst zijn : de personen die momenteel een lening hebben lopen die om diverse redenen niet is gewaarborgd door een schuldsaldoverzekering, zullen ook van de wetswijziging kunnen gebruik maken. Dit zal worden gepreciseerd in de aangifteformulieren met betrekking tot het aanslagjaar 2001, alsook in de toelichting (Parl. St., Kamer, SE 1999-2000, nr. 273/004, p.11).
Indiciair tekort : een heilzame handgift In een arrest van 21 mei 1999 heeft het Hof van Beroep van Bergen aanvaard dat een loutere verklaring van schenking, zonder dat deze blijkt uit enig bankrekeninguittreksel, een indiciair tekort kan rechtvaardigen, als die gift gebeurde door een bejaard persoon. De grootste voorzichtigheid blijft echter geboden, want niet alle Hoven van Beroep houden er een dergelijke ruime opvatting op na.
De feiten Nadat een belastingplichtige een onroerend goed had gekocht, stelde de Administratie hem enkele vervelende vragen over de mogelijkheid om die aankoop te financieren met de inkomsten die hij had aangegeven. Na analyse van de antwoorden rekende de Administratie de belastingplichtige een «indiciair tekort» aan van 1 700 000 F, wat overeenkwam met de prijs van het onroerend goed, kosten inbegrepen. De belastingplichtige weerlegde dit indiciair tekort door aan te voeren dat zijn grootmoeder hem een handgift van 1 800 000 F had gedaan. De Administratie eiste hierop harde bewijzen. Het enige bewijs dat de belastingplichtige evenwel kon voorleggen, was een verklaring van zijn grootmoeder waarin ze getuigde dat ze hem 1 800 000 F had geschonken. Er bestond echter geen enkel bewijs van de betaling van het geld aan de begunstigde.
Het Hof Het Hof verwerpt het standpunt van de Administratie, die overigens toegaf dat de grootmoeder bemiddeld was en verschillende onroerende goederen had verkocht. Volgens het Hof kon dus worden aangenomen dat de grootmoeder beschikte over 1 800 000 F, het bedrag van de handgift. Bovendien is het volgens het Hof niet abnormaal dat bejaarden grote sommen geld thuis bewaren. Het Hof vernietigt dus de aanslag die de Administratie had gevestigd.
Commentaar Wanneer giften uitgaan van bejaarden en naaste familie, willen de Hoven van Beroep er al wel eens een ruime opvatting op nahouden, zelfs als er geen harde bewijzen zijn van de schenking (cf. o.m. Antwerpen, 15 september 1999). Om een lange rechtsprocedure te vermijden, blijft voorzichtigheid geboden. Om een indiciair tekort te rechtvaardigen, is het niet nodig een ingewikkeld opzet uit te dokteren. De schenker hoeft het geld alleen te storten op de rekening van de begunstigde. In principe zijn de rekeninguittreksels voldoende om de inspecteur te overtuigen. Alleen als de begunstigde een handgift moet bewijzen inzake successierechten, moet hij over een vaste dagtekening beschikken en zal hij meer creativiteit aan de dag moeten leggen.
Verzekering in het buitenland In het kader van de vrije dienstverlening op het vlak van verzekeringen binnen de Europese Unie, en meer algemeen, door de centralisering van bepaalde administratieve taken binnen groepen van vennootschappen, verzekeren bepaalde vennootschappen zich in het buitenland. Het komt ook voor dat de moedervennootschap van de groep alle verzekeringen onderschrijft voor haar dochtermaatschappijen. In dit laatste geval worden de premies doorgefactureerd aan de verschillende vennootschappen van de groep.
Recent hebben een aantal vennootschappen een vraag om inlichtingen ontvangen van de Administratie van B.T.W., Registratie en Domeinen. Meer bepaald wil de Administratie het bedrag van de premies kennen van de verzekeringen die in het buitenland taksvrij werden afgesloten of een gedetailleerde opgave ontvangen van de verschillende kosten die door de moedervennootschap aan die vennootschappen werden doorgefactureerd. Bedoeling van de Administratie is zo mogelijk de belasting op verzekeringscontracten te innen. Verzekeringen afsluiten in het buitenland is inderdaad niet zonder gevaar. Indien het risico dat door de verzekering is gedekt, in België ligt, is op de betaling van de premies immers een belasting op de verzekeringsovereenkomsten verschuldigd. We geven een kort overzicht van de bepalingen die van toepassing zijn op de polissen die bij een buitenlandse verzekeraar worden afgesloten.
De wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen Het is elke onderneming verboden in de hoedanigheid van verzekeraar verzekeringsovereenkomsten te sluiten of aan te bieden, zonder vooraf door de Koning te zijn erkend. Van zodra het de verzekering betreft van een risico dat in België is gelegen, is erkenning dus noodzakelijk. Er wordt echter een afwijking toegestaan voor de vrije dienstverlening. Overeenkomsten die worden afgesloten door een niet-gemachtigde onderneming, zijn dus nietig. Indien de verzekeringnemer de overeenkomst echter te goeder trouw heeft gesloten, moet de onderneming de verbintenissen die ze heeft aangegaan, nakomen.
De belasting op de verzekeringsovereenkomsten Op een verzekeringsovereenkomst is een jaarlijkse belasting (normaal tarief : 9,25 %) verschuldigd wanneer één van de volgende voorwaarden is vervuld : – de verzekeraar is een beroepsverzekeraar die in België zijn hoofdinrichting, een agentschap, een bijkantoor , een vertegenwoordiger of om het even welke zetel van verrichtingen heeft; – de verzekerde heeft in België zijn domicilie of gewoon verblijf; – het contract heeft roerende of onroerende goederen tot voorwerp die in België zijn gelegen. Er geldt echter een vrijstelling wanneer het risico in het buitenland is gelegen. Er moet dus voor elk geval apart worden onderzocht waar het risico is gelokaliseerd. De criteria hiervoor zijn de volgende : – de Staat van inschrijving wanneer de verzekering betrekking heeft op voertuigen van welke aard ook; – de Staat waar de goederen gelegen zijn wanneer de verzekering hetzij betrekking heeft op onroerende goederen, hetzij op onroerende goederen en hun inhoud die door dezelfde verzekeringspolis worden gedekt, hetzij op roerende goederen die zich in een onroerend goed bevinden met uitzondering van goederen die zich in commerciële transit bevinden, zelfs als het onroerend goed en de inhoud ervan niet door dezelfde verzekeringspolis zijn gedekt;
–
–
de Staat waar de verzekeringnemer de overeenkomst heeft onderschreven wanneer het gaat om een overeenkomst voor een duur die korter of gelijk is aan vier maanden en betrekking heeft op risico’s tijdens een reis of een vakantie; in alle andere gevallen, de Staat waar de verzekeringnemer zijn gewoonlijke verblijfplaats heeft, of indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de Staat waar de inrichting waarop de overeenkomst betrekking heeft, zich bevindt.
Wanneer de verzekeringsovereenkomst in het buitenland is onderschreven, zonder dat er een Belgische tussenpersoon is opgetreden, moet de verzekerde in principe instaan voor de betaling van de belasting. Sinds 1994 geldt echter de regel dat de betaling moet gebeuren door de buitenlandse verzekeringsonderneming voor rekening van de verzekerde, en dit via een aansprakelijk vertegenwoordiger. In de praktijk zijn echter maar weinig verzekeringsondernemingen in orde op dit vlak.
Conclusie Als een belastingplichtige verzekerd is in het buitenland, hetzij rechtstreeks, hetzij via een andere vennootschap van de groep, dan doet hij er goed aan om na te kijken of het verzekerd risico in België is gelegen. Zo ja, dan dient te worden nagetrokken of de jaarlijkse belasting op de verzekeringscontracten werd vereffend. Is dit niet het geval, dan is het belangrijk om deze toestand te regulariseren. Kwestie van zware boetes te vermijden !
Bedrijfsleidersverzekering en overdraagbaarheidsbeding Mag men bij de berekening van de 80 %-grens in het kader van een bedrijfsleidersverzekering, rekening houden met een overdraagbaarheid ten gunste van de langstlevende echtgenoot ? Ja, antwoordt de Administratie der directe belastingen in een brief aan de Beroepsvereniging van de Verzekeringsondernemingen.
Belastingstelsel van de BLV-premies Artikel 195 van het W.I.B. 1992 bepaalt dat de bijdragen die worden gestort in het kader van een bedrijfsleidersverzekering worden gelijkgesteld met bijdragen tot een groepsverzekering. Opdat de bijdragen als beroepskosten aftrekbaar zouden zijn, mogen de toekenningen naar aanleiding van pensionering, zowel legale als extra-legale, uitgedrukt in jaarlijkse renten, dus niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging, rekening houdende met een normale duurtijd van de beroepswerkzaamheid. Om die 80 %-grens te berekenen (zie hierover ook het hiernavolgend artikel), moeten de toekenningen in kapitaal worden omgezet in een jaarlijkse rente. Daartoe werden tabellen met de verschillende omzettingscoëfficiënten opgenomen in het Com.I.B. 1992. Bepaalde tabellen houden rekening met een overdraagbaarheid ten gunste van de langstlevende echtgenoot.
Overdraagbaarheid Overdraagbaarheid betekent dat de rente die wordt toegekend aan de verzekerde geheel of gedeeltelijk zal worden voortgezet op het hoofd van de langstlevende echtgenoot, indien de verzekerde overlijdt nadat de rente is ingegaan. Het overdraagbaarheidspercentage van de toekenningen die de reglementen van groepsverzekeringen en de pensioenreglementen vooropstellen bij de pensioenleeftijd mag niet meer bedragen dan 80 %. M.a.w. wanneer de aangesloten werknemer overlijdt, heeft zijn echtgeno(o)t(e), als extra-legaal overlevingspensioen, recht op maximaal 80 % van de toekenningen die het reglement bij leven (d.i. bij pensionering) van de werknemer waarborgde (cf. art. 35, § 1, 5° KB/W.I.B. 1992). Naar aanleiding van een parlementaire vraag van 1994 verklaarde de Minister van Financiën dat overdraagbaarheid ten voordele van de langstlevende echtgenoot niet mogelijk was voor een bedrijfsleidersverzekering die is afgesloten op het hoofd van een bedrijfsleider, maar ten gunste van de vennootschap. Voor de omzetting van de kapitalen in renten moest dus gebruik gemaakt worden van de tabellen in 59/61 of 59/62 van het Com.I.B. 1992, met name de tabellen waarbij de overdraagbaarheid ten gunste van de langstlevende echtgenoot was uitgesloten. De Beroepsvereniging van de Verzekeringsondernemingen (B.V.V.O.) reageerde met de stelling dat dit standpunt alleen van toepassing kon zijn op zuivere bedrijfsleidersverzekeringen, d.w.z. deze zonder onderliggende pensioenbelofte.
Recenter standpunt In een brief van 5 februari 1998 lijkt de Administratie der directe belastingen het B.V.V.O. te hebben bevestigd dat ze de overdraagbaarheid aan de langstlevende echtgenoot aanvaardt in het kader van een bedrijfsleidersverzekering voor zover die verzekering werd gesloten voor de financiering van een pensioenbelofte aan een bedrijfsleider en dat die pensioenbelofte voorziet in overdraagbaarheid ten gunste van de langstlevende echtgenoot.
De 80 % regel : hoe berekenen ? Circulaire Ci.RH. 243/376.395 van 8 mei 2000 bevat alle nuttige info inzake indexering van de lopende renten.
Principes De werkgeversbijdragen of patronale toezeggingen in het kader van een groepsverzekering of gestort aan een pensioenfonds, zijn maar aftrekbare beroepskosten op voorwaarde dat ze, per werknemer of 1 2 bedrijfsleider , extra-legale pensioenen (ELT) vormen, uitgedrukt in jaarrenten, waarvan het bedrag, 3 verhoogd met het wettelijk rustpensioen (WP) , niet meer mag bedragen dan 80 % van de laatste normale 4 brutojaarbezoldiging (T) en dit, rekening houdende met een normale duurtijd van de beroepswerkzaamheid 5 (D) . Deze grens houdt ook rekening met het totaal aantal gepresteerde en nog te presteren jaren (N). Schematisch voorgesteld, wordt de grens dus als volgt berekend : ELT< (80 % x T – WP x N/D).
Mogelijke afwijkingen Naast het feit dat de Administratie de overdraagbaarheid van de renten aanvaardt (cf. art. 35, § 1, 5° KB/W.I.B. 1992 en blz. 7 van dit I.A.B.-Info-nummer), toont zij zich soepel door in bepaalde gevallen een overschrijding van de 80 %-grens toe te staan (cf. art. 35, §3 KB/W.I.B. 1992). Zo mogen met name de lopende renten worden geïndexeerd, zonder dat evenwel de indexeringscoëfficiënt meer mag bedragen dan die welke geldt voor de pensioenen in de overheidssector.
Maximale indexeringscoëfficiënt voor renten verschuldigd in 1999
Jaar waarin de rente ingaat
0,02
1998 of 1999
0,0404
1997
0,0612
1995 of 1996
0,0824
1994
0,1041
1993
0,1262
1992
0,1717
1991
0,2190
1990
0,2434
1989
0,2682
1986, 1987 of 1988
0,3195
1985 of eerder
Als het renten betreft die zijn ingegaan vóór 1 januari 1992, mag het resultaat van de berekening nog worden verhoogd met een bedrag van 111 462 BEF, voor de renten betaald in 1999. Het bedrag van de lopende jaarrente waarop deze coëfficiënt mag worden toegepast, wordt echter begrensd tot het maximumpensioen van een secretaris-generaal uit de overheidssector, d.i. voor 1999 : 2 260 224 BEF (cf. Com.I.B., nr. 59/56).
(1) (2) (3)
(4)
(5)
Zie voor deze laatste categorie evenwel ook de bijzondere voorwaarden inzake aftrekbaarheid van art. 195, § 1 en 2 W.I.B. 1992. Behalve de uitkeringen op grond van een levensverzekering en van pensioensparen (cf. art. 59, al. 3 W.I.B. 1992). Voor werknemers stemt dit bedrag overeen met 50% van de brutojaarbezoldiging, eventueel begrensd voor 1999 tot 1 458 497 BEF (cf. Com.I.B. 1992, nr. 59/29) - zie ook Com.I.B. 1992, nr. 195/12 voor de bedrijfsleiders die onderworpen zijn aan het statuut van de zelfstandigen. Het betreft de bezoldiging betaald of toegekend aan de werknemer gedurende het laatste jaar vóór zijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad (cf. art. 34, 2° KB/WIB 92 en Circ. 243/376.395 van 4 februari 1987). Het heeft weinig belang of de werknemer deze bedragen in België dan wel in het buitenland heeft ontvangen. I.c. 40 jaar, of, voor de beroepen waarvoor de betrokken werkgever en werknemer aantonen dat de volledige loopbaan minder of meer dan 40 jaar bestrijkt: het aantal jaren van deze volledige loopbaan.
(501/NB IAB)
© 2000 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : J. De Leenheer, I.A.B., Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail :
[email protected]) I.A.B.-publicatie, in samenwerking met Ced.Samsom, Kouterveld 14, 1831 Diegem