Valerio in rood By Astrid Marijn Cover: Astrid Marijn Published by at Smashwords Copyright 2013 Astrid Marijn Geschreven voor de schrijfwedstrijd Fantastels Smashwords Edition, License Notes This ebook is licensed for your personal enjoyment only. This ebook may not be re-sold or given away to other people. If you would like to share this book with another person, please purchase an additional copy for each recipient. If you’re reading this book and did not purchase it, or it was not purchased for your use only, then please return to Smashwords.com and purchase your own copy. Thank you for respecting the hard work of these authors. Smashwords Editie, Licentie Dit e-book is uitsluitend voor uw persoonlijke plezier. Dit e-book mag niet worden doorverkocht of doorgegeven aan iemand anders. Als u dit boek wilt delen met iemand anders, koop dan alstublieft een extra exemplaar voor elke ontvanger. Als u dit boek leest en u hebt het niet gekocht, of het was niet gekocht voor uitsluitend uw gebruik, ga dan alstublieft naar Smashwords.com en schaf uw eigen exemplaar aan. Dank u voor het respecteren van het harde werk van deze auteurs.
Valerio in rood De peuter achter mij schopt alweer tegen mijn rugleuning. Kan zijn moeder hem niet corrigeren? Die is natuurlijk al lang blij dat haar lieve terroristje stil is. Ik werp tevergeefs een geïrriteerde blik naar achteren En neem mij voor de volgende keer weer gewoon met de auto naar de stad te gaan. Dan maar flinke parkeerkosten. ‘Hoe heet jij? vraagt het kleine meisje die tegen over me zit. Ze ziet er een stuk liever uit dan dat joch achter me en ze vraagt het tenminste beleefd. ‘Wendy,’ antwoord ik. Ze lacht en laat trots haar nieuwe balletpakje zien. We kletsen wat en ik zwaai als ze samen met haar moeder een station eerder uitstapt.
Over te korte tijd word ik vijfendertig. Een mijlpaal, een keerpunt, hoe je het wendt of keert, die veertig komt nu wel erg dichtbij. De biologische tijdbom, waar de Viva en de Flair bol van staan en waarvan ik had gehoopt dat deze mij voorbij zou gaan, begint nu te tikken. Ik voel het als ik ’s nachts wakker lig, ik hoor hem als ik op straat langs een moeder met zo’n Bugaboo loop. Ik probeer geen blik in die hippe babybak te werpen, probeer de gelukzaligende glimlach van de kersverse moeder niet te zien. Dat is schijn, ik weet dat, want ik zie ook haar wallen, haar dikke kont, haar bovenbenen die uit proportie zijn en een flubberbuik die ze wanhopig probeert te verbergen onder een legging met een tuniekje van Miss Etam. Ook zo’n bijkomende factor: Miss Etam, H&M, C&A, je schijnt als nieuwbakken moeder niet onder deze winkelketens uit te kunnen. Ja, je zou wel willen, maar je kont past niet meer in Versace, D&G is bovendien te duur geworden en stel dat die schattige baby zijn fruithapje over je witte linnen broek van Tommy Hilfiger spuugt; je grootste nachtmerrie. Wit schijnt sowieso een verboden kleur te zijn. Alleen als het in kookwas kan, zegt mijn zus. Tja, dan kom je dus uit bij een katoenen T-shirt van de C&A. En klaar ben je. Tot zover mijn kinderwens. Voorlopig oefen ik mijn verzorgkunsten uit op poes Max, een dikke witte kater met een even dikke stamboom. Max is een volbloed pers en net zo sikkeneurig als een volbloed pers hoort te zijn. En nu hangt die mokerslag van vijfendertig dus boven mijn hoofd. Zal ik een knalfuif geven of juist niet? Stilletjes voorbij laten gaan, zoals ik alle jaren heb gedaan na de genadeloze dertig? Vanavond neemt Paul mij mee uit eten. Mijn huidige vriend. Dat doen we wel vaker, maar nu stond hij erop alles te regelen en te betalen. Best lief … of … oh jee, stel dat hij op zijn knieën gaat in zo’n vol restaurant? Ik moet er niet aan denken. Toch maar afbellen? Een afhaalchinees voorstellen? Telefoon. In het scherm kijkt een lieve vrouw met twee koters half in beeld mij lachend aan. Bianca. Bianca, de bakfietsmama. ‘Hé zusje, er klaar voor? Nog even en dan zet het verval definitief in.’ Ze barst in lachen uit, mijn zus. De trut. ‘Ja, ja, I know. Wat is er? Bel je daar voor?’ Ze is wel lief hoor mijn zus, als ze maar niet gaat vragen of ik op kan passen. De laatste keer was geen succes, hoewel Bianca zweert dat ze het geweldig hadden gevonden bij tante Wennie. Het is maar goed dat ze niet weet dat ze de fles prosecco voor appelsap met prik aan hadden gezien. ‘Nou, weet je, ik zat te denken hè? Die laatste vakantie met pap en mams.’ ‘Die laatste vakantie?’ ‘Ja, naar Italië. Dat was ook de laatste vakantie die wij ooit samen hebben gehad.’ ‘Ja, nu je het zegt, als je de stedentrip met mama naar Parijs niet mee rekent dan.’ ‘Oh die, dat was geen succes. Nou, ik dacht, waarom gaan we niet een weekje samen? Naar Italië? Je bent jarig na de zomer, dan hoef je dat ook niet te vieren, we weten allebei
dat je elk jaartje erbij vreselijk vindt. We drinken gewoon lekker een wijntje op een terrasje in de zon en proosten daar op je verval!’ Bianca lacht. ‘Een stedentrip naar Rome? Nee. Dank je’ ‘Nee, niet Rome, Florence! Er is een kunstweek. Het is lang geleden, ik weet het, maar ooit was je geïnteresseerd in kunst. In schilderijen en penseelstreken, je wist er alles van. Weet je niet meer dat je zelf ook aardig kon tekenen? Je wilde zelfs naar de kunstacademie!’ ‘Ja, totdat pa mij vertelde dat je enkel rijk wordt als je dood bent en ik was nog niet van plan om van het Hilton af te springen.’ ‘Denk er nou even over na. Jan-Willem vindt het oké.’ ‘Jan-Willem vindt het oké?’ ‘Nou ja, het kost toch wel wat en ik kan dat niet alleen beslissen, ik heb verantwoordelijkheden Wen, je weet wel …’ Ze valt stil. ‘Oké, ik heb het ook nodig, Wen, ik moet er tussenuit. Denk je er over na?’ De nadruk die ze legde op moet, laat mij even stil vallen. ‘Joh, Bianca we gaan gewoon,’ zeg ik. ‘Top!’ en ze hangt op. Dit voelt niet goed, ze klonk … ernstig, niet de vrolijke Bianca, die koekjes bakt, terwijl ze het huis poetst en voorleesmoeder tegelijk is. Bianca heeft mij nodig. Ze heeft mij nooit nodig gehad. Ze heeft nog nooit wat aan mij gevraagd, want wat weet ik nou?Maar wat heb ik zelf gedaan om mij in haar leven te interesseren sinds ze getrouwd en moeder is? Ik heb niks met poepluiers en kleuterscholen en Jan-Willem vind ik een suffe vent, met zijn stomme Lullo’s grapjes. Italië dus. Als Bianca mij nodig heeft, ben ik er. Ik zeg het etentje met Paul af die avond, geen zin meer in. Ik negeer zijn berichtjes en zet mijn smartphone uit. Gedoucht en wel zit ik even later op de bank en pak mijn tablet erbij, ik surf wat doelloos op het net. Waar wilde ze nou naar toe? Florence, Firenze. Dat is lang geleden. Inderdaad onze laatste vakantie. Er kriebelen herinneringen achter in mijn hoofd. Ik zoek wat pagina’s op over de stad en de kunstweek en kom al snel in de stemming. Het is laat als ik mijn bed opzoek en als mijn hoofd het kussen raakt ben ik in dromenland. Ik kijk een zaal in, is het een zaal? Het lijkt wel een museum, nee, geen museum, een atelier! Ik ken dit atelier, ik wil mijn hoofd draaien, maar dat gaat niet. Het lijkt alsof ik vast zit, gevangen, ik raak in paniek en probeer mijn handen omhoog te doen, ook dat mislukt. Rustig blijven, hoor ik wat? Italiaanse muziek. Opera? Er komt iemand aan! Zal ik hem roepen, een hem, schiet het door mijn hoofd, ja ik weet zeker dat de persoon mannelijk is. Waarom weet ik dat? Omdat ik hem ken natuurlijk. Het kan er maar een zijn, Valerio. Droom ik? Ja, ik moet dromen, nee … nee … ik moet wakker worden, hij gaat mij pijn doen. WAKKER WORDEN.
Zwetend word ik wakker. Wat was dat voor een rare droom? Een naam spookt door mijn hoofd; Valerio. Wie is Valerio? Een blik op mijn wekker zegt mij dat het nog geen 06:00 uur is. Maar ik kan niet meer slapen. Max ligt nog naast mij te ronken, die heeft natuurlijk niks gemerkt. Ik stap onder de douche en als het water stroomt, stromen ook mijn gedachten vrij en opeens weet ik het, ik weet weer waar ik het atelier uit mijn dromen van herken … Lucia, Valerio … Florence … 1994. Het is 1994 en Marco Borsato bestormt de hitlijsten. Niemand vermoedt op dat moment dat hij zijn stempel zo op de Nederlandse muziek zou gaan drukken. Mariah Carey krijst met Without you ook een gouden plaat bij elkaar en het is de tijd van de pophouse, Two brothers on the 4th flour en dat soort ongein. Ik hou meer van R.E.M en Nirvana, maar Bianca heeft een discman en ik niet. Ik mag blij zijn dat ik een oordopje mag en samen luisteren we op weg naar Italië naar Dromen zijn bedrog … Hoe waar dat zou zijn, kwam ik die vakantie achter. Twee dagen in de auto en een paar cd’s verder zijn we op plaats van bestemming: Camping Village Internazionale Firenze. ‘Twee weken kunst en cultuur snuiven, meiden.’ Mijn vader vindt het geweldig, wij vinden het vooral balen dat we niet naar een camping aan zee gaan. Nu wordt het bruinen aan het zwembad in plaats van op het strand. Toegegeven, ik vind het stiekem best leuk kunst en cultuur, maar niet met paps en mams. Ik zou veel liever zelf op ontdekking gaan. Het is een kleine nette camping zonder disco. Maar met vijf kilometer van de binnenstad van Florence moet er vast wel iets de doen zijn, denken wij. Pa en ma laten ons natuurlijk nooit zomaar gaan, maar we verzinnen wel iets. Het is heet, snikheet, en ik verlang alleen nog maar naar het kleine zwembad op de camping. Ik neem de schreeuwende kinderen voor lief en neem een duik. De hele morgen zijn we op pad geweest en ik kan het woord renaissance niet meer horen of zien. Helaas is het dag nummer één van papa’s cultuursnuivende weken. Balen. Bianca komt aangeslenterd. Met haar lange blonde haar en mooie figuur- zij heeft wel borsten- heeft ze alle jongensogen op zich gericht. Een Italiaanse jongen fluit goedkeurend en ze laat zich giechelend in het water zakken. Haar haren mogen niet nat worden, weet ik, maar ditmaal slaat ze alleen een hoog gilletje als de jongen van daarnet uitslovend een bommetje maakt. Ik hijs mij uit het bad en zak op een ligstoel. Bianca is wel even bezig, denk ik, dus gris ik haar discman uit de tas, sluit mijn ogen en geniet van de Toscaanse zon. ‘Hé you, wanna have some fun, cara?’ Iemand blokkeert mijn zon, ik trek mijn oordopjes uit en kijk naar de silhouet van een meisje. In gebrekkig Engels herhaalt ze haar vraag. Ze trekt mij overeind en geeft mij mijn jurkje aan.
‘Andiamo, kom ga mee!’ Ik zeg mijn naam en zij stelt zich voor als Lucia, ze werkt op de camping, maar nu heeft ze vrij. Of ik al wat van de stad heb gezien? Ja, huh, ik vertel haar van het bezoek aan de Diomo, de beroemde Dom van Toscane en natuurlijk het beeld van David.’ ‘Ha ha, David, met zijn kleine piemel! Ik vroeg of je wat van de stad hebt gezien, niet of je de toerist hebt uitgehangen.’ Ze lacht. Wat heeft ze een mooie lach. Ik loop achter haar aan, het valt mij weer op hoe slank de Italiaanse meisjes zijn. Dat komt, legt ze later uit, omdat de meisjes amper eten. As ze getrouwd zijn mogen ze eten en veranderen ze in de bekende Italiaanse madre’s. Moeders zijn hard voor hun dochters, maar verwennen hun zonen. Lucia had ook wel een jongen willen zijn, vertrouwt ze mij toe, dan mag je veel meer. Ik zit achter op haar scooter, een oude Vespa, we rijden de Piazza op, getoeter klinkt van alle kanten als Lucia het plein zomaar dwars oversteekt en ik grijp mij aan haar vast, sla mijn armen stevig om haar slanke middel. Mijn hart klopt in mijn keel en ik doe een schietgebedje. Gelukkig staan we twee tellen later stil en stapt ze af. ‘Kom, hier is het beste ijs uit heel Italië. Alfredo, Alfredo, klanten!’ Alfredo komt aangestrompeld. ‘Lucia, mi cara, wie heb je daar meegenomen?’ ‘Een vriendin, uit Nederland. Ze is speciaal op vakantie hier naar toe gekomen om Alfredo’s ijs te proeven. Geef haar je beste straciatella die je hebt. En ik wil twee bollen malone van je.’ Even later zitten we aan het fonteintje en inderdaad, dit is het heerlijkste ijs dat ik ooit heb geproefd. We kletsen een beetje en wandelen door de buurt. Het is heerlijk rustig hier en ik geniet. Een kerkklok doet mij op mijn horloge kijken, half zeven! Pa en ma zullen ongerust zijn. ‘Ik moet terug!’ ‘Nu al? Ik wilde je nog meenemen naar Firenze’s lekkerste pizzeria.’ ‘Morgen, oké? Kun je mij nu naar huis brengen? Waar zijn we eigenlijk? Waar staat je scooter?’ ‘Het snelste is de bus, kom, ik breng je.’ ‘Ik heb geen geld.’ Ik voel mij stom, zomaar een jurkje over mijn bikini getrokken en achter op de scooter springen bij een wild vreemd meisje. Paniek borrelt omhoog. Lucia ziet het en pakt mijn arm. ‘Kom, ik breng je naar de bus, ik betaal, geen punt, dan ben je binnen tien minuten op de camping.’ Ik zwaai naar Lucia, ze werpt mij een handkus en een knipoog. ‘Tot morgen, mi cara,’ vormen haar lippen. En ik voel de kriebels in mijn onderbuik. Natuurlijk zijn pap en mams woedend. Maar nog blijer dat ik terecht ben. De campingbaas belt de polizia af en gromt iets over domme Hollandse meisjes. Over Lucia rep ik met geen woord.
De vakantie is fantastisch. ’s Morgens met pap en man weg en ’s middags met Lucia de stad in. Over Bianca hoef ik mij niet druk te maken, die is hevig verliefd op Ricardo en wil de camping niet eens af. Het zijn geweldige dagen. ‘Lucia betekent licht,’ zeg ik haar en ik zeg dat ik dat mooi vind. Ze lacht. Op haar tegenvraag wat Wendy betekent, antwoord ik: ‘Wit, eerlijk of gezegend, tenminste, dat staat op een kaartje dat ik kreeg van mijn oma.’ ‘Nana’s zijn de beste. Als zij het je heeft gegeven, moet het waar zijn,’ zegt Lucia. Ja, denk ik, mijn oma is de beste. Lucia streelt mijn arm, ik kijk in haar donderbruine Italiaanse ogen, zij in mijn Hollandse blauwe kijkers en even later lopen we hand in hand door de kleine straatjes in een achterafbuurtje van Florence. Ik straal. Die avond schets ik haar op een klein papiertje, ze bedankt mij met een zoen op mijn wang die nog lang nabrandt. De dag na mijn telefoongesprek met Bianca en de heftige droom, begin ik met een bonkende koppijn die zelfs mijn espressoapparaat niet kan verjagen. Paul heeft wel zes berichtjes achtergelaten, zie ik. Wat zag ik in die vent? We leken te matchen, allebei een luxe leven gewend, goede baan, leuk appartement. Voor mij waren de leuke dingen genoeg, maar wil hij meer? Ik dacht dat ik daar duidelijk in was: ik bind mij niet, nooit. En dus stuur ik geïrriteerd terug dat hij mij met rust moet laten. Ik worstel een ontbijt naar binnen, zeg Max gedag en vertrek naar mijn werk. Na een dag vol vergaderingen en nog meer hoofdpijn plof ik op de bank en besluit pizza te bestellen als de bel gaat. Bianca staat voor de deur en alsof ze het wist laat ze voor de camera een trommeltje zien. Hmm, ze heeft gekookt. Ze weet dat ik dan zeker opendoe. ‘Fijn dat je thuis bent, ga zitten. Ik warm wat voor je op, je hebt vast nog niet gegeten.’ Bianca loopt mijn keuken in. Ze weet beter waar alles staat dan ik en dus plof ik weer op de bank. ‘Misschien moet ik ook maar eens op een kookcursus of kan ik bij jou op cursus?’ probeer ik. Bianca lacht. ‘Ik ga jou geen les geven, jij bent veel te eigenwijs, je zoekt maar een ander slachtoffer.’ Ze geeft mij een bord met heerlijke geurende ovenschotel en een glas verse jus. ‘Ik heb een tas vol reisgidsen.’ ‘Bestaan die nog?’ Ik pak mijn tablet.’ Wat had je in gedachten?’ Bianca slaat een gids open, pagina’s zijn omgevouwen en er zitten her en der aantekeningen in. Typisch Bianca. ‘Zo, jij hebt je huiswerk al gedaan,’ grap ik. ‘Ik wil gewoon heel erg graag,’ zegt ze zachtjes. ‘Deze hotels leken mij wel wat.’ Ik zoek de hotels op internet op en zoek naar referenties. Na een uurtje hebben we een toplocatie gevonden en niet eens zo heel duur, zodat Jan-Willem niks te zeuren heeft.
Bianca vertrekt tevreden. Ik ruim de rommel op en zet een rustig muziekje op. Wacht, heb ik niet ergens wat Italiaanse muziek liggen? Languit op de bank doezel ik weg op Italiaanse tonen van La Traviata, de opera die onmogelijke liefde bezingt. ‘Onmogelijke liefde,’ verzucht ik. Ik ben weer in de ruimte, zijn atelier; Valerio’s atelier. Hij is er niet of toch? Wacht, voetstappen, er komt iemand aan, stil zijn. Ik knijp mijn ogen dicht en hou mijn adem in. ‘Ga hier maar staan. Ja. Bella Bella!’ Ik open voorzichtig een oog, de rug van een meisje blokkeert mijn zicht, ik zie hem niet. Opluchting. Haar lange blonde haar valt over haar naakte rug, ze is geen Italiaanse. Voetstappen, gerommel, muziek klinkt door de ruimte, de klanken van het eerste bedrijf van La Trivata, het lijkt wel een wals, het nodigt uit om te zwieren in de armen van je minnaar, in de armen van Valerio. Houtskool krast over het papier, vingers vegen, een nieuw blad, het slijpen van een potlood. Een meisjesstem, ze vraagt of ze al mag kijken. De kunstenaar legt zijn spullen neer en loopt op haar af. Ik hou mijn adem in. En hoor een kreetje. Met een mesje snijdt hij een stukje van haar blonde lokken en fluistert iets in haar oor. Ze giechelt en buigt voorover. Mijn adem stokt in mijn keel als hij zijn hoofd heft en mij aankijkt. Hij zoent het meisje vol op haar mond met zijn blik strak op mij gevestigd. Mijn lichaam reageert op zijn donkere ogen, zijn sensuele blik. Mijn tepels worden hard, een trekkend gevoel in mijn onderbuik, ik kreun … Zijn hand reikt naar mij. Ik wil hem! Maar hij is gevaarlijk, dat voel ik, dat weet ik ... Nee! WAKKER WORDEN! Badend in het zweet word ik wakker. Was het een droom, een nachtmerrie? Was ik echt in Florence in Valerio’s atelier? Heeft hij mij ook geschilderd? Ja! Het schiet mij ineens te binnen. Oh Jezus. Hij heeft mij ook geschilderd … Lucia en ik zijn onafscheidelijk. Nog twee dagen en dan vertrekken we alweer. Lucia heeft mij meegenomen naar haar atelier. Ze laat mij haar beeldhouwkunsten zien, prachtige busten staan op een sokkel en ik wijs vragend naar eentje die verstopt is onder een fluwelen doek. ‘Zelfportret, niemand mag het nog zien.’ Ze kijkt mij aan en bloost. ‘Het is een buste van jou. Wil je het zien?’ Gerommel en gevloek, een mannenstem. Ik kijk op en schrik van Lucia’s reactie, ze trekt mij snel en hardhandig mee naar buiten. ‘Mijn broer,’ sist ze, ‘hij mag je niet zien.’ Ze draait zich om en barricadeert de deur.
Lucia maakt ruzie met haar broer. Ik zie hem niet, hij staat in een donkere gang van het atelier en Lucia blokkeert nog steeds de deur. Boos gooit ze de zware deur dicht, die krakend in het slot valt. Vafanculo Va’fa un culo! Go fuck yourself! Roept ze met geheven armen naar de dichte deur. ‘Alles goed?’ ‘No!’ Lucia’s vurige ogen richten zich op mij. Maar ik schrik niet van haar blik. Ik doe een stap naar voren en trek haar naar mij toe. Behalve achterop de scooter ben ik nog niet eerder zo dicht bij haar geweest. Ze laat zich in mijn omhelzing vallen en snikt wat. Mijn hart gaat tekeer en ik streel haar donkere steile haar. ‘Grazie, cara. Laten we naar Alfredo gaan, ik heb zin in ijs.’ Een prikkelend gevoel in mijn rug. Ik draai mij om naar het atelier. Voor het raam wordt een gordijn weggeschoven en mijn blik vangt die van een jongen met donkere krullen, Lucia’s broer. Er gaat een schok door mij heen. Hij kijkt verlangend, bewonderend naar … mij? Hij heft zijn arm en zwaait, geeft mij een kushandje en een knipoog, dan draait hij zich om. Mijn hart klopt nog steeds in mijn keel en de hele middag denk ik alleen nog maar aan die bruine, bijna zwarte ogen. ’s Avonds moet Lucia werken, ik zit rusteloos bij de tent. Bianca mag met Ricardo naar de disco en ik smeek net zo lang tot ze mij meeneemt. Eenmaal in de tent met stampende muziek en vervelende mannen die de hele tijd aan mijn kont lijken te zitten, heb ik spijt dat ik mee wilde. Bianca staat ofwel schuifelend tegen haar vakantieliefde aan of in een hoekje met hem te zoenen. Ik besluit naar buiten te gaan en wandel wat door de stad. Over anderhalf uur moeten we weer met het busje mee naar de camping. De stad ken ik inmiddels aardig en voor ik het weet sta ik voor het atelier. ‘Heb je een fijne avond, bella bionde?’ Lucia’s broer leunt nonchalant in de portiek, trekkend aan een sigaret. ‘Binnen kan ik niet roken, de verf, snap je, ontvlambaar.’ Ik knik. ‘Kom, ik ga je vereeuwigen.’ Hij knipoogt, drukt zijn peuk uit onder zijn schoen, schopt ’m in de goot en loopt naar binnen. Zwijgend loop ik achter hem aan, ik kan geen nee zeggen, ik kan niet weglopen, ik denk niet meer aan Bianca of Lucia, ik zie alleen nog maar zijn ogen. De ogen van een ware kunstenaar. De ogen van Valerio. Ik wil dat hij mij aanraakt, maar dat doet hij niet. Hij is een professional in hart en nieren. Hij schildert mij, potloodstreken krassen op papier, zijn ogen over het randje van de schildersezel kijken mij in concentratie aan. Zijn krullen vallen af en toe voor zijn ogen, hij veegt ze geïrriteerd weg. Ik huiver onder zijn blik. Hij legt zijn potlood neer en bindt zijn haar in een staartje, ‘much better, bionda,’ lacht hij. Dan staat hij op en loopt op mij af. Mijn hart
klopt in mijn keel, maar hij legt enkel mijn arm goed. De haartjes op mijn arm gaan overeind staan bij zijn aanraking. Hij kijkt op een afstandje naar zijn creatie. Ik lig op een paarse sofa, in een doorschijnend jurkje, met … niks eronder. Ik voel mij een vrouw, ook al ben ik pas zeventien, bijna achttien. Ik durf er bijna niet aan te denken, maar stel mij voor hoe het zou zijn als hij mij zou strelen. Mijn ogen gaan als vanzelf dicht, ik hijg lichtjes en mijn inmiddels harde tepels schuren tegen het ragfijne stofje. Zijn gezicht is nu heel dicht bij het mijne en hij fluistert in mijn oor: ‘niet nerveus zijn, je bent mijn mooiste muze ooit. Je bent zoveel meer dan enkel beeldschoon, vergeet dat niet, nooit.’ Ik open mijn ogen en schrik, een mes! Hij geeft een kusje op mijn mond en snijdt een lokje van mijn blonde haar. ‘Hier ga ik je morgen mee schilderen, bionda.’ Ik begrijp het niet, maar knik. ‘Kleed je aan.’ Ik doe teleurgesteld wat hij zegt. Nog twee weken voor Bianca en ik vertrekken naar onze stedentrip in Florence, ik slaap de laatste tijd slecht. Warrige dromen, en als ik niet droom, lig ik wakker te peinzen en te malen. Over mijn leven, over mijn baan, ben ik gelukkig? De opera cd’s stapelen zich op, evenals de flessen wijn die ik nodig heb om in slaap te komen. Zorgwekkend vind ik zelf, ik zie er niet uit. ‘Waarom neem je morgen geen vrij? Met alle respect, Wen, je ziet er moe uit. Doe een dagje sauna, misschien knap je daar van op. En vergeet de zonnebank niet.’ Mijn secretaresse, Joyce, duwt mij een folder van een splinternieuw complex in de handen. ‘Is erg mooi, ben er vorige week met Ronald geweest, was echt héérlijk!’ De nadruk die ze legt op heerlijk doet mij opkijken, ik kijk met enige walging naar haar lange nepnagels. ‘Ook laten doen, mooi hé! Cadeautje van Ronald!’ legt ze mijn blik geheel verkeerd uit. Ze is een schat en werkt hard, maar Joyce’ smaak is niet de mijne. Toch bedank ik haar en zeg dat ik er over na zal denken. ‘Als ik voor je moet boeken, hoor ik het wel!’ en ze heupwiegt er weer vandoor. De sauna wordt het niet, maar de volgende dag wandel ik over de hei. Na bijna een uur in de auto speelt de wind met mijn haren. In mijn oude spijkerbroek, en maar een fractie makeup voelt het even heerlijk. Ik lach zwaaiend terug naar een schapenherder en plof na een lange wandeling neer op een verwarmd terrasje. De zomer wil niet zo op gang komen dit jaar. Ik bestel een cappuccino en trakteer mijzelf op appelgebak met extra slagroom. Op het terras maak ik een besluit, de cd’s en flessen wijn moeten het veld ruimen. Geen Italiaanse sferen meer tot ik het vliegtuig instap, misschien laten de ogen van de kunstenaar uit mijn dromen - of zijn het nachtmerries – mij dan met rust. Ik glimlach, ja dit voelt goed. Die avond hou ik een marathon Sex & the City. Natuurlijk ken ik alle afleveringen, maar het ontspant. En eindelijk droom ik niet meer over Italië en Valerio.
De volgende morgen besluit ik Paul te bellen. Hij heeft gehoor gegeven aan mijn pissige oproep en inderdaad niks meer laten horen. Hij neemt met een nonchalante toon op, maar ik hoor de kwetsbaarheid in zijn stem. Ik voel me lullig, het is een goede vent, waarom moest ik nu weer zo reageren? Hou ik van hem? We zijn al een half jaar samen en tot mijn schrik bemerk ik mij dat ik dat nog nooit tegen hem heb gezegd. Maar ook nu komen de woorden niet over mijn lippen. Wel bied ik hem mijn excuses aan, dat is toch het minste. Ik blijf stil, zou hij het durven? Ik wel, maar eigenlijk vind ik het beter als hij het doet, voor zijn ego, zijn gevoelens, dan laat ik de eer aan hem. En - weet ik uit ervaring - is hij er sneller overheen. Eindelijk komt het verlossende woord: ‘misschien kunnen we er beter mee kappen Wen, ik bedoel, nou, ja. Jij hebt altijd gezegd dat je geen vastigheid wilde en … en ik dacht dat, nou ja …’ Ik verlos hem uit zijn lijden: ‘Lieve Paul, als je er zo over denkt, ik begrijp heel goed dat ik moeilijk ben en jij verdient beter dan zo’n vrouw als ik. Alleen seks en verder geen gezeur, ik bedoel, welke man zit daar nou op te wachten?’ ‘Zo bedoelde ik het niet … ik.’ ‘Je hebt gelijk, misschien kunnen we ooit nog eens afspreken, als een van ons droog staat en de nood hoog is. Paul, het ga je goed. Bedankt dat je het überhaupt zolang hebt uitgehouden, je bent een record wist je dat?’ Ik maak een kusgeluidje en hang op. Stomme trut. Ik hoop dat hij snel een leuke meid tegen het fijne lijf loopt. Maar nu is hij tenminste boos op mij en is het gemakkelijker voor hem om verder te gaan. Nog een dag en dan vertrekken we. Ik wil naar Valerio, hij zou mij nog schilderen. Maar ik weet niet hoe ik er moet komen. Mijn vader wil de laatste dag samen doorbrengen en ik weet dat Lucia verwacht dat ik er vanmiddag ben. Het is de enige manier, ik voel mij er rot onder, maar doe alsof ik ziek ben. Na wat aandringen dat ik echt hun dag niet wil verpesten en het heus wel gaat alleen, vertrekken mijn ouders en een pissige Bianca. Ik wacht nog een uurtje en neem de bus naar de stad. Ik ben zenuwachtig, zou hij er zijn? Dit is mijn enige en laatste kans. Ik klop op de oude dikke deur. Niks, dus bonk ik met mijn vuist. Dit moet toch te horen zijn? Net als ik mij wil omdraaien hoor ik voetstappen. Sleutels draaien om en de deur protesteert nog een beetje tegen het vroege daglicht, hij gaat krakerig open. Een slaperige Valerio kijkt om het hoekje. Hij knijpt zijn ogen dicht tegen het felle zonlicht. Ik hou lachend mijn meegenomen espresso omhoog. Hij knikt en opent de deur voor. Valerio heeft zijn espresso op en ik lig weer op de bank. ‘Ik schilder alleen ’s avonds, maar een echte kunstenaar laat zijn muze niet wachten.’ Hij rommelt wat op zijn tafel, waar kwasten, penselen, mesjes en tubes olieverf liggen. Hij zet een doek op een ezel en vloekt. ‘Wat is er, lig ik niet goed?’
‘Je ligt er prachtig bij, maar ik heb je penselen nog niet af.’ ‘Mijn penselen? Er liggen er toch genoeg?’ ‘Je moet vanavond terugkomen, Bella, ik begin vast, maar beloof mij dat je vanavond terug komt. De finishing touch maak ik altijd met speciale penselen, vervaardigd van het haar van de muze.’ Ik snap er niks van, maar hij laat mij drie keer beloven vanavond terug te komen. Hoe moet ik dat nu weer doen? Valerio zet het liedje Senza Una Donna op van Zucchero Fornaciari en Paul Young. ‘Weet je wat,’ zegt hij met een mysterieuze blik, ‘ik begin met de mijne.’ Hij rolt een soort etui uit, die vol penselen zit en trekt er secuur enkele uit. Zijn ogen flitsen van mijn bijna naakte lichaam naar het doek, ik adem diep in en uit. Het is niet koud in het atelier, maar toch ril ik. Ik kan een kreun niet meer onderdrukken, het is net of met elke penseelstreek op het doek, mijn lichaam gestreeld wordt. ‘Bionda,’ zegt Valerio zachtjes. ‘Sluit gewoon je ogen en laat je gaan.’ En dat doe ik. Een knal met de deur, geschreeuw in de gang. Ik schrik wakker, lig nog steeds in het negligé op de sofa. Valerio is nergens te bekennen, maar ik hoor hem duidelijk in de gang schreeuwen tegen iemand… Lucia! Ik schiet overeind en bedek in een reflex mijn borsten. Te laat, Lucia komt het atelier in en blijft abrupt staan als ze mij op de sofa ziet. ‘Wendy. Nee.’ Meer zegt ze niet, ze beent naar de schildersezel en grist de penselen uit de glazen pot. Valerio stormt haar achterna en slaat haar bijna, ze kan nog net een vuist ontwijken. Uitdagend houdt ze de kwasten in de lucht. ‘Ik maak ze kapot! Welke zijn van haar?’ ‘Geen, ik heb ze nog niet gemaakt. Dit zijn mijn eigen. Leg ze neer en ik laat jullie beide gaan.’ Lucia kijkt van mij naar Valerio, ze houdt de penselen stevig in haar vuist. ‘Kleed je aan Wendy.’ Deze keer volg ik het bevel graag op. Valerio gaat zitten en kijkt minachtend naar Lucia. ‘Je hebt je eed gebroken zusje. Dat gaat je kosten.’ ‘Deze krijg je niet kunstenaar.’ Haar ogen staan donkerder dan ooit. ‘Nooit.’ Bij de deur gooit ze de penselen op de grond en trekt mij mee naar buiten. Zwijgend stap ik achterop haar scooter. Lucia zegt niks als ze mij bij de camping afzet. Ik kijk haar na. Dan stopt ze en ze draait om. Ik zie dat ze huilt en loop op haar af. Even blijven we tegenover elkaar staan. Dan pakt ze mij vast, eerst zachtjes, maar dan steviger. Ik stik bijna in haar omhelzing en maak mij los, ik veeg haar tranen weg. ‘Je mascara loopt nog uit.’ Ze lacht weer, ik lach ook. Ik kijk in haar mooie zwarte ogen en buig voorover, Lucia’s lippen smaken zoet, zoeter dan ik ooit heb
geproefd. Ze trekt mij dicht tegen haar aan en woelt door mijn haar. Haar tong glijdt mijn mond binnen en kronkelt om de mijne. Mijn handen schijnen vanzelf te weten wat ze moeten doen. Het voelt niet raar, niet eng, zoals bij jongens, Lucia voelt zacht en vertrouwd. Ik kneed haar billen en duw mijn heupen tegen de hare. ‘Woehoeeee, sexy!’ Ricardo joelt en ik voel mij betrapt. Bianca hangt aan zijn arm en kijkt mij geschokt aan. Ik voel mij rood worden. Lucia fluistert iets in mijn oor, maar ik hoor niet wat ze zegt. Ze stapt op haar scooter, ik draai mij naar haar om. ‘Wat ga je doen? Ik …’ Ik wil zeggen: niet weggaan, wanneer zie ik je weer? Maar ik durf niet. ‘Ik ga boeten. Pas op jezelf Wendy. Ti amo, ik hou van je, cara.’ Dan start ze de Vespa en weg is ze. Vertraging, natuurlijk. We zitten als haringen in een ton. Een gillende peuter een stoel voor mij en alsof de duvel ermee speelt, nog eentje achter mij. Ik geef mijn zus een blik van ‘geweldig’ en ze geeft mij nog een chocolaatje aan. Er zit een gangpad tussen onze stoelen. Ik grijp de hele zak chocolaatjes uit de hand van Bianca en geef beide gillende kinderen er een. Stilte. Eindelijk. Op de luchthaven van Florence is een taxi snel gevonden en een tel later vliegen we over de snelweg richting stad, Italianen rijden blijkbaar nog steeds als gekken. Toeterend komen we bij ons hotel en eenmaal boven gekomen, trek ik de minibar open. ‘Ik trakteer,’ reageer ik op de afkeurende blik van: ‘dat is hartstikke duur’ van Bianca. We ploffen op bed en toosten. ‘Kijk,’ zeg ik en pak mijn lijstje, ‘morgen wil ik eerst naar Museo Salvatore Ferragamo.’ ‘Het wat?’ Bianca ligt op bed en heeft haar gympen uitgetrapt, ze nipt aan de dure rosé. Het doet mij goed haar zo te zien. ‘Maar liefst tienduizend schoenen, zus, iets beters dan die gympen van jou. En over schoenen gesproken, jij krijgt van mij een paar prachtige Italiaanse designers aan je voeten voor we weer het vliegtuig instappen. Je kwam als een Hollandse huisvrouw en ik ben van plan je als nieuw af te leveren in Utrecht, J-W herkent je niet meer terug straks. We gaan weer eens wat leven in dat huwelijk van je blazen!’ Ik schenk mijzelf nog eens in, ja dit wordt een topweek! Maar de koude blik van Bianca laat mij bijna mijn glas overlopen. ‘Wat is er, Bianc? Geen goed idee?’ ‘Mijn huwelijk.’ Ze spuugt de woorden haast uit. ‘Het is dat Evi en Matthijs er zijn, anders was ik allang vertrokken.’ Ze haalt haar neus op, en ik zie dat ze vecht tegen de tranen. ‘Ah nee, Bianc.’ Ik ga naast haar zitten en sla een arm om haar heen. Ze duwt mij weg. ‘Ik ga even douchen en daarna gaan we de stad in Wen.’ Shit, ik sla mijn glas in een teug achter over. Ik pak mijn boekje Ciao Firenze erbij en zoek het beste restaurant in onze buurt. Dit wordt een dure vakantie, maar mijn zus verdiend het.
‘En toen heb jij je laten schilderen door die gozer?’ Bianca proest het uit. ‘Naakt? Meid we gaan dat atelier zoeken, ik wil wel zien hoe je erbij hangt. Oh, mijn glas is leeg.’ ‘Joh, misschien bestaat het helemaal niet meer, ik zou ook niet meer weten waar het was.’ De wijn is op en mijn hoofd is licht. Wat zeggen ze ook alweer, als de wijn is in de man is de wijsheid … Maar ik ben helemaal geen man. Oh, ik voel een hoofdpijn opkomen. In mijn pogingen Bianca op te vrolijken, heb ik haar maar wat gênante momenten van mij verteld. Die heb ik door de jaren heen genoeg verzameld. Maar nu ben ik moe, dronken en wil maar een ding, slapen. Ik reken af en trek mijn beschonken zus mee het restaurant uit. ‘Ik wil niet slapen, ik wil stappen! Firenze here I am, ready to fuck an Italian basterd!’ Ze zwaait dramatisch om een lantaarnpaal en valt bijna om. Met veel moeite weet ik haar naar het hotel te krijgen en stop haar in bed. Ik zit op het randje van het bed en kijk naar mijn grote zus. Zoveel verdriet, wat is er gebeurd? En wat is er tussen ons gebeurd? Waarom weet ik niet wat er speelt in haar leven? Je bent hier, ik voel je, kom en laat mij het afmaken, ik wacht op je, bionda. Je moet komen. Ik heb op je gewacht, zo lang zo lang.’ Een man met een onweerstaanbare aantrekkingskracht staat voor mij, ik zie alleen zijn rug. De klanken van La Triviata vullen de ruimte. De muziek nodigt mij uit om te dansen, te walsen, tot in de eeuwigheid in de armen van mijn geliefde. ‘De eeuwigheid Wendy, ik heb de eeuwigheid, maar zolang wil ik niet op je wachten, kom, kom toch naar mij.’ Zijn stem klinkt zo zoet, zo verleidelijk. Maar mannenstemmen, ik heb ze altijd kunnen weerstaan, hoe mooi hun beloftes ook waren. En in deze klinkt gevaar door. De man draait zich om en steekt zijn arm uit, alsof hij mij ten dans vraagt. Ik wil zijn hand pakken, maar iets weerhoudt mij. Ik deins achteruit en zijn ogen flitsen woedend. ‘Waarom?’ sist hij. Waarom ontglip jij mij steeds? Toen en nu weer. Ik krijg je nog wel!’ Ik schiet overeind, zijn laatste woorden klinken nog na in mijn hoofd. ‘Ik krijg je nog wel.’ Bianca draait zich snurkend om, zich van geen kwaad bewust, maar ik kan de slaap niet meer vatten. Dit was geen droom. En, besef ik ineens, de andere keren waren het ook geen dromen. Ik was er echt. In zijn atelier. Wat doet hij met de meisjes? Wat deed hij met mij? Nee, hij was nog niet klaar met me. Toch? Bianca zet zelf in de Duomo haar zonnebril niet af. De roodbruine koepel van de Santa Maria del Fiore is nog even indrukwekkend als zeventien jaar geleden. Maar Bianca lijkt niet zo onder de indruk. ‘Nog steeds last van die kater? Kom laten we een espresso halen,’ stel ik haar voor.
Met een kreun stapt ze weer het zonlicht in en even later is ze al weer iets meer aanspreekbaar. We bestellen er nog een en een heerlijk gebakje erbij. Bianca geniet, ik geniet. ‘Hier,’ ze wijst op een kaart, ‘hier begint de kunstroute, we zitten nu hier, als we nou …’ Ik kijk mee en knik. ‘Prima.’ Er zijn kleine en grote ateliers open, er is veel vermaak op straat en uiteraard veel tekenaars die je voor een euro of wat willen vastleggen. Ik bedank ze allemaal vriendelijk. Bianca is druk in onderhandeling over een doek die ze graag wilt kopen. Iets met bloemen dacht ik. Ik moet eerlijk bekennen dat de kriebels bij mij ook weer komen en ik bekijk wat penselen en ander materiaal. Zal ik wat aanschaffen? Weer gaan tekenen? Misschien eerst wat houtskool. Dan word ik door een klein jongetje aan mijn mouw getrokken. Ik kijk hem vragend aan. Hij brabbelt wat in het Italiaans, ik begrijp er niks van. Voor de zekerheid hou ik mijn tas stevig vast. Zul je net zien dat ik beroofd word door een paar van die straatjochies. Maar het ventje drukt een kaartje in mijn handen en rent er weer vandoor. ‘Ciao Bella bionda,’ roept hij me na. Ik kijk naar het kaartje in mijn hand, het is bloedrood, ik draai het om en word misselijk. Een adres, en eronder met zwarte pen: A stasera mi cara. Tot vanavond mijn liefste. Ik stop het kaartje in mijn zak en trek Bianca mee. In de schaduw van de Galleria degli Uffizi, het grote kunstmuseum laat ik haar het kaartje zien. ‘Nee, dat kan niet, dat kan toch niet van die man zijn, die ..’ ‘Valerio.’ ‘Ja, die, dat zou wel raar zijn. Hoe weet hij nou dat we in Florence zijn en dat jij dé Wendy bent? Maar, hé, waarom gaan we er niet gewoon heen?’ ‘Vanavond? Ben je gek, echt niet!’ ‘Nee, nu. Waarom wachten tot het donker is? Kom, geef mij het adres, waar is het?’ Met tegenzin geef ik haar het kaartje. Cara, liefste, Lucia noemde mij zo. Zou zij misschien? En niet Valerio? Lieve, mooie Lucia. Bianca heeft nog nooit wat gezegd over haar, over onze zoen. Zou ik? Durf ik? Waar ben ik toch zo bang voor? ‘Bianca, misschien is het wel Lucia, zijn zusje, die …’ Ik val stil. ‘Lucia?’ Bianca kijkt mij onderzoekend aan? ‘Welke Lu … oh … die Lucia.’ We kijken elkaar zwijgend aan, beide niet wetend hoe nu verder. ‘Wen, val jij op vrouwen?’ ‘Nee!’ Te fel. ‘Ik …dacht van niet.’ Nu gaat ze zeker zeggen dat zij het altijd wel dacht en waarom ik toch nooit een relatie vast kon houden en dat pap en mams het zich ook al afvroegen. ‘Ik dacht het ook niet van je, maar, nou ja, we hebben het er nooit meer over gehad … toen en als er iets is, moet je het zeggen, hè?’
Ik voel mij opgelucht. ‘Ja, doe ik, weet je, vergeet dat kaartje, kom, ik heb zin in ijs. Ik weet toevallig een hele goede hier in de buurt.’ Ik herinner me Alfredo’s, zou het er nog zijn? Er staat geen oude man, maar een knappe Italiaan in de zaak en Bianca flirt er hevig op los. Ze eindigt met zijn telefoonnummer. Ik schud enkel mijn hoofd. Maar de glinstering in haar ogen doen me mijn vermanende woorden inslikken. Ze heeft duidelijk wat in te halen. ‘Cara, mi cara, waar blijf je nou? Help mij toch.’ Woelend in mijn bed word ik wakker. Het was Lucia’s stem ditmaal. Ik weet het zeker. Niet die van Valerio. Ik kijk naast mij. Bianca slaapt. Zal ik? Ik pak het kaartje uit mijn tas en typ het adres in mijn Iphone, twintig minuten lopen vanaf het hotel. Ik schiet in mijn kleding en laat een briefje achter voor het geval ze wakker wordt. Het is donker maar nog lang niet stil op straat. Maar in de kleine achterafstraatjes laat ik de drukte al snel achter mij. Het schermpje van mijn telefoon licht op als ik kijk waar ik ben. Shit verkeerd gelopen. Het duurt veel langer dan twintig minuten eer ik voor Valerio’s atelier sta. Ik kijk op mijn telefoon, bijna een uur erover gedaan om dit stomme atelier te vinden! Ik twijfel en leg mijn hand tegen de dikke houten deur, hij geeft mee! De gang is donker, ik hoor een mannenstem, gerommel, voetstappen, dan klinken de tonen van de La Traviata. Mijn hart bonkt in mijn keel. Net als ik mij weer wil omdraaien en naar buiten wil gaan, hoor ik het gegiechel van een vrouwenstem … Bianca’s stem! Geen twijfel mogelijk. Bianca is daar binnen! Ik durf amper naar binnen te gaan, maar ik moet naar Bianca. Net voor ik de ruimte van het atelier in wil stappen, word ik aan mijn arm een gang in getrokken. Ik wil gillen, maar een hand duwt op mijn mond. Ik vecht en sla om mij heen. Ik moet naar Bianca! Een stem fluistert in mijn oor: ‘Ssst, sstt cara, ik ben het, Lucia.’ Ik ontspan en ze laat mij los. Het is schemerig in het kleine kamertje waar Lucia mij naar toe heeft genomen. Ze steekt een paar kaarsen aan, maar ontwijkt mijn blik en draait steeds weg. Ik pak haar vast, draai haar om en deins achteruit bij haar aanblik, ‘Lucia?’ Ik zie het aan haar ogen, maar verder, dit kan niet waar zijn! ‘Waar is Lucia?’ vraag ik de oude vrouw.’ Dit moet haar oma zijn. ‘Ik ben Lucia, alleen wat jaartjes ouder geworden.’ Ze slaat haar ogen neer. ‘Wat jaartjes? Wat is dit voor grap? Luister, ik moet naar mijn zus.’ ‘Straks. Als hij niet oplet, slaan we toe. Hij denkt nog steeds dat jij haar bent. Dat is onze enige hoop, we hebben maar één kans.’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Valerio. Je weet het Wendy, jij weet wat hij doet. Hij steelt de zielen van blonde maagden en verrijkt daarmee zijn eigen ziel.’
Ik kan deze oude vrouw alleen maar aanstaren. Maagden, zielen, waar heeft ze het over? Maar Bianca is daar en ik voel dat Valerio gevaarlijk is. ‘Hij denkt dat zij mij is? Dat Bianca mij is?’ ‘Je lijkt best op je zus, alleen ben jij veel mooier natuurlijk. Van binnen en van buiten. De zomer die wij hadden, was de mooiste in mijn leven, cara.’ ‘Hoe kan jij Lucia zijn? Ze moet nu net zo oud zijn als ik, of misschien een jaartje ouder. Maar zeker geen zeventig.’ ‘Ik moest boeten weet je nog? Mijn ziel in ruil voor de jouwe, begrijp je?’ Nee, dat begrijp ik niet. En bovendien is Bianca geen maagd meer, net zo min als ik. Als ik dat zeg, lacht ze. ‘Hij wil jou. Hij wil zijn werk afmaken. Hij heeft mijn ziel al, een klein stukje van het jouwe erbij geeft hem genoeg om zijn meesterwerken te bekrachtigen, te volmaken. Jij staat er al als maagd op, hij heeft je haarlokken afgesneden toen je maagd was, is het niet? Hij heeft je alleen niet kunnen schilderen met jouw penselen. Valerio heeft levende modellen nodig, hun haar en hun bloed. Vers bloed. Helaas is je bloed wat bezoedeld, maar voor hem voldoet het. ‘Vers bloed?’ ‘Om zijn signatuur te zetten, de bekrachtiging van de vloek.’ Natuurlijk, dat oude mens is niet wijs. Ik verdoe hier mijn tijd. Ik duw haar aan de kant en ga de gang weer in. Ze wil achter mij aankomen, maar ik sluit snel de deur. Dat geeft mij genoeg tijd om in het atelier te komen. Ik duik weg achter een grote tafel. Op de tafel staan penselen in glazen potten, tubes verf, pennen, potloden, het is een enorme rommel. Voorzichtig gluur ik over het randje en kijk tegen het achterhoofd van de kunstenaar aan. Ik kijk rond, zie doeken hangen met de beeltenissen van prachtige blonde meisjes. Hun onschuld en schoonheid fascineren mij. Ze lijken zo als feeën uit het doek te kunnen stappen. Ze zijn levensecht. Dan zie ik mijn jongere ik in beeltenis op de schildersezel staan. Mijn blik gaat verder en ik zie Bianca liggen op de paarse sofa in niks minder dan een doorzichtig negligé. Ze giechelt en lijkt bedwelmt, nee, dronken. Ze nipt aan een glas rode wijn en sluit haar ogen als Valerio een paar streken op het doek zet. Ze kreunt en hijgt. Ik weet wat ze voelt; de streling van zijn penseel, vederzacht op haar bijna naakte lichaam. Maar Bianca is geen blue meisje meer en laat zich meer gaan dan ik ooit durfde toen. Zo lang geleden. Bianca wil duidelijk meer. Maar als ze hém voelt, dan betekent dat, dat hij met zijn eigen penselen schildert en nog steeds niet met de mijne. Vreemd, waarom weet ik dat? Onwillekeurig gaat mijn hand naar mijn haar, daar waar Valerio ooit een lok vanaf sneed. Om … penselen te maken van mijn haar! Het kwartje valt nu pas.
Ik zie Lucia in de deuropening staan, snel kom ik overeind, pak een grote fles van de tafel, neem een spurt en sla het stuk op Valerio’s hoofd. Hij kijkt om, zijn ogen flitsen woedend, ik deins achteruit. Een tweede klap op zijn hoofd doet hem in elkaar zakken. Lucia houdt ook een fles in haar handen. Bianca ontwaakt langzaam uit haar roes. ‘Wat is er? waar ben ik?’ ‘In het atelier, zus, in Valerio’s atelier.’ Een droge ‘oh’ is alles wat ze zegt. Dan merkt ze dat ze haast naakt is en graait naar haar kleding. Ik draai mij om naar de oude vrouw.‘En nu?’ ‘Leg hem op de sofa en schilder hem, cara.’ ‘Hem schilderen? Dat kan ik niet.’ ‘Natuurlijk wel, weet je nog hoe goed je was?’ Ze laat mij een vergeeld stuk papier zien. Een mooi jong meisje kijkt mij sensueel aan. Ik herinner mij weer mijn schetsen die ik die zomer van Lucia maakte, maar het is zo lang geleden. ‘Waarom ik?’ ‘Omdat het met gevoel, geloof en liefde gedaan moet worden.’ ‘Liefde. Waar haal ik dat vandaan? Ik geloof je nu, denk ik. Ik bedoel dat jij het bent. Lucia. Maar …hoe? Gevoel, zei je, wat dacht je van woede, maar hoe schilder ik met liefde?’ Lucia komt dichterbij en pakt mijn gezicht. ‘Kijk in mijn ogen, mi cara. Kijk en zie, en voel, voel de liefde, mijn liefde. Onze liefde die nooit een kans kreeg.’ Ik kijk en zie, haar ogen zijn jong, donker, vurig, het zijn de ogen van mijn Lucia, mijn geliefde Lucia. Ik knik, een traan loopt langs mijn wang, ‘Lucia,’ fluister ik. Mijn keel voelt gortdroog. ‘Kom, we moeten snel zijn.’ Ik meng de verf en kijk naar mijn schets van de knappe jongeman die op de sofa ligt. Best aardig, vind ik zelf. Lucia legt een penseel neer, deze is zojuist gemaakt van Valerio’s haren. De eerste streken die ik zet zijn echter met mijn penselen. Penselen, vervaardigt van mijn haar. Hij kronkelt, ik schrik. ‘Hij voelt je. Ga door.’ De aanmoediging heb ik amper nodig. Ik werk zo snel ik kan, heel mooi wordt het niet, maar het voldoet duidelijk. Als ik van zijn buik naar beneden ga, zie ik dat mijn aanrakingen hem niet onberoerd laten. Maar ik ben geen jong onervaren meisje meer en de aanblik van zijn stijve doet mij niks. Ik werk gestaag verder. Met een mes snijd ik mijzelf, bloed welt op. Ik voel mij misselijk worden, maar knijp in mijn arm, om meer bloed op mijn pallet te laten druppelen. Met uiterste precisie doop ik Valerio’s penseeltje in mijn bloed. Tussen zijn benen zet ik voorzichtig een veeg.
Hij schrikt op en wordt wakker. Zijn ogen schieten heen en weer. Als hij merkt dat hij is vastgebonden, begint hij ruw te kronkelen. ‘Guardare!’ roep ik. ‘Kijk naar mij! Ik ben nu de kunstenaar.’ Hij doet wat ik zeg en probeert met zijn blik mij angst aan te jagen. Maar hij heeft geen invloed meer op mij. Dan ziet hij Bianca en ik zie vertwijfeling in zijn ogen, goed zo, denk ik bij mijzelf. Dit had je zeker niet verwacht zwarte kunstenaar? Een maagdelijk meisje kan je wel aan, maar drie volwassen vrouwen is een heel ander verhaal. Ik ben een professional en ik voel mij oppermachtig. Mijn bloed mengt zich op het schilderij met de olieverf op zijn borstkas. De geur van verbrand vlees vult mijn neusgaten. ‘Ga door,’ Lucia kijkt strak naar haar broer. Hij schreeuwt haar naam. Ik zie een traan over haar wang glijden. Dan zie ik haar grijze lokken langzaam zwart worden. Met haar handen betast ze haar gezicht, ze draait zich om naar mij, haar rimpels … Ze verdwijnen met elke bloedveeg die ik op het lichaam van haar vervloekte broer zet. Hij kronkelt en vecht op de sofa. Tevergeefs. Met langzame tred loop ik op hem af, het mesje voor mij uitstekend. Bianca grijpt zijn arm en houdt hem stevig vast. Ik zet een snee in zijn onderarm en doop een klein penseeltje met blonde en zwarte haren in de wond. ‘Sonno fortemente, rust zacht,’ fluister ik in zijn oor. Ik zet mijn signatuur in vers bloed onder in het doek en de zwarte kunstenaar sluit voorgoed zijn ogen. Het lijkt onwerkelijk wat er gebeurd is. De zon schijnt nog net zo fel. In de krant staat een klein artikeltje over een uitgebrand atelier. Alle kunstwerken zijn verloren gegaan. De kunstenaar zelf is in de vlammen omgekomen. Het is het enige bewijs aan die avond. Dat en mijn penselen, die kon ik niet achterlaten. Nog even en dan vertrekt ons vliegtuig. Ik kijk voor de zoveelste keer op mijn telefoon. ‘Ze belt je heus wel, zusje. Ze weet dat je in het vliegtuig zit en dan moet ie eigenlijk uit.’ ‘Hoe ga je straks verder, thuis, bedoel ik.’ Ik kijk mijn zus aan. Ze zucht. ‘Ik denk dat we maar eens op zoek moeten gaan naar een goede relatie therapeut.’ Ik knik. ‘Dat lijkt mij wel een goed idee, grote zus. En, je weet, ik ben er voor je.’ Ze knijpt in mijn hand en ik voel hoe onze band gegroeid is, weer sterk is. Eindelijk licht mijn schermpje op: buon compleanno, fijne verjaardag en tot gauw, mi cara. Ik kan haast niet wachten, over twee weken vliegt ze naar Nederland en daarna? Dan zien we wel weer verder. Ik kijk nogmaals naar het schermpje, naar de foto van de afzender van het berichtje, een mooie Italiaanse kijkt mij lachend aan en ik voel weer de vlinders in mijn buik. Mijn vurige Lucia.