VIA MAR CVS LIJDENSVERHAAL VOLGENS MARCUS
IN 15 STATIES Pol Hendrix Deurne, maart 2015
met dank aan de gelegenheidsmodellen en aan Bert, Eddy en Frank voor de technische ondersteuning
Deze kruiswegvariant wordt in bruikleen gegeven aan de Sint-Jozefparochie, maar blijft beschikbaar voor anderen om ontleend te worden voor gebruik in liturgie, bezinning, catechese, vorming. Te bevragen bij Pol Hendrix Lakborslei 31, 2100 Deurne tel. 03 322 51 66
[email protected] www.sintfredegandus.be
INLEIDING
Kruisweg Het spreekt vanzelf dat dit kunstwerk van vijftien beschilderde eiken planken verwijst naar de kruisweg die in de meeste kerkgebouwen aanwezig is. Vooral door toedoen van de Franciscanen was de kruisweg in de middeleeuwen populair geworden. Dat een kruisweg uit veertien staties moet bestaan en wat deze staties moeten voorstellen werd in de achttiende eeuw door de paus vastgelegd. Het werd zelfs verplicht gesteld om in elk katholiek kerkgebouw een kruisweg aan te brengen. De kruisweg was niet bedoeld om het kerkinterieur te verfraaien, maar was het instrument van een welbepaalde godsdienstoefening, een gebedsvorm die vooral op Goede Vrijdag tot op vandaag wordt gehouden. Men volgt hierin de lijdensweg die Jezus zou gegaan zijn vanaf zijn terechtstelling door Pilatus tot zijn begrafenis. Inspiratie hiervoor haalde men echter niet enkel bij de evangelisten. Zo is er de gekende statie met Veronica die Jezus’ gelaat afdroogt waarna zijn portret in het doek verschijnt, wat door geen enkele evangelist wordt verteld, maar vrucht is van legendes (Veronica = vera icona = het ware beeld).
Mijn variant In mijn streven om trouw te blijven aan de oorsprong broed ik al vele jaren op een alternatief voor deze kruisweg. Het spreekt voor mij vanzelf dat ik hiervoor vertrek van het oudste evangelie en dat ik de lijdensweg van Jezus begin daar waar die bij Marcus begint, met name bij zijn zalving te Betanië (14,1vv). Ik eindig daar waar het Marcusevangelie eindigt: met de vrouwen die wegvluchten van het lege graf (16,8). Omwille van de herkenbaarheid heb ik mijn variant onderveeld in staties waarvan meerdere overeenkomen met de gekende kruisweg. Ik ben op die manier tot vijftien staties gekomen, wat meebrengt dat er een ‘middelste’ statie is. Net zoals de evangelist zijn evangelie vooral concentrisch heeft opgebouwd (met de kerngedachte telkens in het midden), zo is ook in deze kruiswegvariant de middelste (achtste) statie een kernbeeld. De achtste statie komt overeen met wat in de middeleeuwen een heel populair beeld was, namelijk dan van de zgn. ‘Christus op de koude steen’. Het is het moment waarop Jezus door de Romeinse soldaten wordt gegeseld en bespot, waarop ze hem even een purperen mantel omdoen en een doornenkroon op zijn hoofd zetten. Dit is ook de enige statie waarop Jezus Christus u aankijkt. Bij alle andere staties bent u toeschouwer bij wat hem overkomt. Bij de achtste statie – die ook omgekeerd staat opgesteld in de kring – kan u geen toeschouwer zijn, daar worden de rollen zowat omgekeerd: Christus kijkt ú aan en vraagt waar u staat …
Vormgeving Het was vrij vroeg in het lange wordingsproces van dit werk dat het voor mij duidelijk werd dat ik moest schilderen op ruwe planken, zo mogelijk met de schors er nog aan. Het is gedroogde eik geworden. Het is aan het hout dat Jezus werd gekruisigd. Bij hout hebben wij meestal een goed gevoel. Het is een aagenaam, warm materiaal, waar je vele goede dingen mee kan doen. Het roept positieve associaties op, maar je kan er ook … een kruisvormig marteltuig van maken. Die spanning tussen positief en negatief, leven en dood, goed en kwaad, zacht en hard, warm en koud … die wil ik in het gebruikte materiaal voelbaar maken. Dat geldt ook voor de wijze van schilderen (met acrylaatverf). Je kan de Vlaamse Primitieven niet achterna op zo ’n ondergrond, je kan niet fijnschilderen. Ik heb duidelijk gemerkt dat ik bescheiden moest blijven, eenvoudig en niet te gedetailleerd. Misschien denkt u bij deze schilderingen ook wel dat het illustraties voor een kinderbijbel zouden kunnen zijn. En, inderdaad, dan bent u waar ik u hebben wil. Daar wil Jezus u ook hebben, denk ik. Zei hij niet: “Wie niet als een kind openstaat voor het Koninkrijk van God zal er zeker niet binnengaan” (10,15)? Ja, dat zei hij. Deze staties zijn niet voor kinderen bedoeld, maar voor elke volwassene die bereid is om te worden als een kind, die bereid is zich open te stellen voor wat het evangelie vertelt en de wijze waarop ik dit in beelden heb vertaald.
Verkondiging Natuurlijk kan ik niet de hele tekst in de beelden vatten. Het blijft een persoonlijke keuze en door die keuze leg ik dan ook eigen accenten. De beelden verwijzen naar de tekst en niet zelden ook naar meer dan de tekst. Dat is het mooie van beelden: je kan er makkelijker meer in zien dan bij het lezen van een tekst. Het geschilderde is dan ook geen illustratie bij de tekst, het is veeleer als een visuele homilie. Mijn doel is immers te verkondigen, daartoe ben ik priester(-kunstenaar). Ik teken en schilder niet om kunst te maken, om er aan te verdienen, laat staan er aanzien mee te verwerven. Mijn roeping (als priester-kunstenaar) is mijn passie. Het is altijd een lijdensweg geweest, maar tegelijk ook een grote vreugde. Ik hoop dat u daarvan in deze kruiswegvariant iets kan aanvoelen en dat het voor uw eigen geloof en levenslust iets mag betekenen. Ik heb deze ‘kruisweg’ de naam VIA MARCVS gegeven omdat de klassieke kruisweg in het Latijn ‘Via Crucis’ heet, waarbij ‘via’ ‘weg’ betekent. In dit geval zet ik u op weg met het Marcusevangelie
als (enige) gids. Het is via Marcus dat ik u de spanning wil laten voelen tussen enerzijds de schoonheid van beeld en woord en anderzijds de wreedheid van de inhoud ervan. Een inhoud die uitloopt op Pasen, ja, maar bij Marcus moet je dat paasgevoel wel helemaal zelf invullen. Je kan misschien wel even wegvluchten (zie 16,8), maar dan moet je toch verder op weg, met hem of zonder hem. Na de vijftiende statie is de cirkel rond. Kan je ermee verder of heb je nood aan een zestiende statie? Of is de middenstatie voldoende op je netvlies gebrand? Heb je genoeg gezien, om het Woord in je te laten opstaan? Heb je goesting om Marcus eens in zijn geheel te (her)lezen? …
Uniek Wat u hier ziet – de verbeelding van het lijdensverhaal volgens Marcus in de vorm van een kruisweg – is nooit eerder gemaakt. Ik ben er zeker van dat niemand kan zeggen dit ooit al eens ergens eerder te hebben gezien! Het is niet de eerste keer dat ik Marcus schilder (de evangeliemuur in de stille ruimte van Pax Christi bv.) en het zal ook niet de laatste keer zijn. Een Maria volgens Marcus staat ook nog op mijn programma – ook op zo ’n plank! … Marcus is nu eenmaal het evangelie dat mij als geheel het meest fascineert en inspireert. Ik kan u het lezen ervan dan ook warm aanbevelen. Voor nu hoop ik dat u mijn passie, die ik hier in verf op hout heb omgezet, als een getuigenis van mijn geloof kunt ervaren en dat het uw eigen geloof een stimulans mag geven. Tijdens het schilderen ben ik zevenenvijftig jaar geworden en later dit jaar vier ik mijn zilveren priesterjubileum. Binnen de samenleving ben ik niet meer van de jongsten, maar binnen het kerkbestel nog altijd wel! Ik mag wel zeggen dat ik het pijnlijk vindt dat we er als kerk nog niet in geslaagd zijn om jonge mensen de vreugde van het geloof te leren ervaren én ze vandaaruit samen te brengen. Ja, sommigen soms eens, maar het zicht op een vernieuw(en)de kerk is er nog niet. Laten we daar a.u.b. werk van maken i.p.v. te treuren om wat verloren lijkt te gaan! Mag u iets van mijn hoop, mijn geloof en mijn liefde terugvinden in deze kruiswegvariant. Ik probeer u op de volgende bladzijden statie per statie een beetje op weg te zetten, maar gebruik toch vooral je eigen ogen en laat wat je ziet doordringen tot in je hart. Word er nu stil van, maar laat straks je hart spreken daar waar niet gezwegen mag worden.
STATIES
HOE KIJKEN ? Algemene kenmerken van alle staties Elk tafereel is een doorkijkje. Als toeschouwer sta je erbij en kijk je ernaar. Tussen mensen door of door een deurgat … er is altijd een afbakening. Je moet moeite doen om iets te kunnen zien, alsof je een kind bent dat doorheen de mensenmassa iets van de stoet probeert te zien. Wat niet geschilderd werd, het niet beschilderde deel van de plank, hoort dan ook bij het beeld. Je herkent er menselijke figuren in met lange gewaden en hoofddoeken of Romeinse soldaten of een boog, een muur, een kruis … Zij vormen de overgang tussen het geschilderde en jou, jij die ook niet geschilderd bent en er toch helemaal bij hoort … Onderaan zie je een betekenisvol object, dat meestal ook in de bijhorende evangelietekst wordt vermeld en dat toch enigszins los van het tafereel wordt voorgesteld om er zo meer gewicht aan te geven. Het is een bijkomende instap om het beeld te begrijpen. Het spel van de kleuren doorgronden is ook weer een invalshoek om te kijken. Ik heb een beperkt aantal kleuren gebruikt, die ik zo min mogelijk met elkaar heb vermengd. Met wit en donkerbruin heb ik die drie kleuren lichter of donkerder gemaakt. Tenslotte is het lezen van de evangelietekst of de hiernavolgende duidingen een aanrader, al valt er natuurlijk bij elke statie meer te vertellen, niet in het minst dat wat je er zelf in ziet of bij aanvoelt.
STATIE I Jezus wordt gezalfd te Betanië (14,1-11) “Overal waar het evangelie zal worden verkondigd, zal ook worden gesproken over wat zij heeft gedaan, ter gedachtenis aan haar!” (14,9)
We mogen door de deur naar binnen kijken. We zijn in het dorp Betanïe (= Huis van de arme), op een steenworp van Jeruzalem. De schande is geschied: de niet genoemde vrouw heeft dure olie verkwist. Haar linkerhand omknelt het lege kruikje. Haar rechterhand wordt door Jezus gegrepen om haar op te tillen boven de boze reacties achter haar rug. Zoals gewoonlijk heeft men het niet begrepen. Jezus zit – de houding van de leraar. De armen heb je altijd bij je, zegt Jezus, maar mij niet. Deze vrouw heeft aan mij gedaan wat in haar mogelijkheden lag, met het oog op mijn begrafenis! ... Deze naamloze vrouw kan ook jouw naam hebben ... De buidel met zilvergeld spreekt van verraad. Het gebeurt in het geniep. Zijn wij ook geniepige gelovigen?
STATIE II Het laatste avondmaal (14,12-25) “Tijdens het eten neemt hij brood, zegent het, breekt het en geeft het aan zijn leerlingen, zeggend: ‘Neem het aan, dit is mijn lichaam’.” (14,22)
We mogen weer naar binnen gluren, in de bovenzaal deze keer, waar Jezus het pesachmaal houdt met zijn leerlingen. Hij breekt brood. De beker staat klaar. “Dit is mijn bloed van het verbond dat voor velen wordt vergoten. Voorwaar ik zeg u, dat ik niet meer zal drinken van de vruchten van de wijnstok tot op de dag dat ik hem nieuw zal drinken in het Koninkrijk van God!” (v.25). Zie daar de druiventros. Er is een duistere figuur in hun midden – “wee die mens” – maar er worden geen namen genoemd. Ondanks de olielampen is het duister om ons heen. De duisternis van het eigen (ge)lijk … Vele vrouwen behoorden tot Jezus’ volgelingen (15,40v) en hebben voor hem gezorgd. Ze staat in het verlichte deurgat, de vrouw met de kom, eens te meer getuige van Jezus’ woorden en handelingen. “Alles wat verborgen is moet openbaar worden gemaakt en alles wat in het geheim is ontstaan moet aan het licht komen” (4,22).
STATIE III In de Hof van Olijven (14,26-51) “Ben je niet sterk genoeg om één uur wakker te blijven? Blijf wakker en bid dat je niet in verleiding komt, want de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.” (14,37v)
Bij de ‘olijfpers’ (Getsemane) hebben ze zich teruggetrokken. De mens Jezus ligt op de grond en bidt. De leerlingen – ook maar mensen – dommelen in. Jezus windt zich op over hun zwakte, hun gebrek aan waakzaamheid. De idyllische plek zal het decor voor een drama worden. Olijfbomen hebben meestal grillige vormen, ook die oude boom waarbij Jezus bidt. Zie daar de levensboom in de tuin van Eden. Zie daar de eik van Mamré waar Abraham God ontmoette. Zie daar de olijftak die de duif naar de ark bracht. De mens Jezus breekt het angstzweet uit. Laat deze kelk aan mij voorbijgaan. Zie daar de kelk, omgevallen, een geutje wijn/bloed loopt eruit, mee met de lijnen in het hout. “Kunnen jullie de beker drinken die ik moet drinken en de doop ondergaan die ik zal ondergaan?” (10,38)
STATIE IV Jezus wordt gearresteerd (14,42-52) “Toen lieten ze hem alleen en vluchtten weg. Zomaar een jongeman is hen blijven volgen, slechts gekleed in een linnen doek. Ze grepen hem vast en hij vluchtte naakt weg.” (14,51v) We denken aan de Judaskus, maar we zien hem niet. We zien zelfs de leerlingen niet meer, allemaal weggevlucht, op één anonieme jongeman na. Weinig om het lijf had die … Komen we hem straks nog tegen in het lege graf? (16,5) Het doek is niet gevallen, maar waait hoog op. Heel even hangt het daar als een wit gewelf, een wolk, een teken van goddelijke aanwezigheid misschien? De jongeling vlucht weg tussen de olijfbomen. Jezus kijkt hem achterna. De gewapende stoet zal zich in beweging zetten. Kijk uit waar je stapt. In een plas bloed ligt het afgehakte oor. Men heeft geen oren naar wat Jezus zegt. Hebben wij nu wél oren naat wat het evangelie zegt? “Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren.” (4,9. 23; 7,16; 8,18)
STATIE V Jezus voor de hogepriester (14,53.55-65) “De hogepriester scheurt zijn gewaden en roept uit: ‘Waarvoor hebben we nog getuigen nodig? Jullie hebben de godslastering zelf gehoord …’” (14,63v)
Wat een gedoe in de nacht. Zijn wij ook bevoorrechte getuigen bij dit verhoor? We kijken langs Jezus heen en zien een klein mannetje met theatrale manieren. Jezus had enkel gezegd ‘ik ben het’ en nog wat bijbelteksten geciteerd. Wie denkt hij wel dat hij is? Zie daar de schriftrol van de Tora, de grondvesten van het joodse geloof, om te lezen en ter harte te nemen. Ik schrijf ze in hun hart, zegt God, maar hun hart is ver van mij … Het is een donkere nacht. “De zon zal verduisterd worden en de maan zal geen licht meer geven (…) Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister” (13,24.26) Natuurlijk zijn zij verbolgen! Hoe zou je zelf zijn?
STATIE VI Petrus verloochent Jezus (14,54.66-72) “’Ik heb geen weet van die mens over wie gij spreekt.’ En meteen kraait er voor de tweede keer een haan.” (14,71v)
Er brandt een vuurtje op de binnenplaats, want het is een koude nacht. ‘Hé jij!’ Doe weg die vinger, ik ben het niet. Een nieuwe ochtend dient zich aan, want daar kraait de haan. Daar kraait geen haan naar, dacht je? Toch wel. Petrus huilt om zijn eigen zwakheid. Hij had het niet zien aankomen. Je kan de nieuwe morgen niet tegenhouden. Stil maar, wacht maar … Is het vuur in ons binnenste gedoofd? “Iedereen moet met vuur gezouten worden” (9,49) had Jezus gezegd, maar daar moeten we toch nog eens een nachtje over slapen.
STATIE VII Jezus voor Pilatus (15,1-15) “’U bent de koning van de Joden?’ ‘Dat zegt ú,’ antwoordt Jezus.” (15,2)
Daar staat hij weer. Nu voor de Romeinse landvoogd. Het volk wordt opgehitst om veel kabaal te maken. Jezus hult zich in stilte. Het verwondert Pilatus. Zie daar de Romeinse adelaar, blinkend als buitgemaakt goud. De veroveraar, de overwinnaar, de machthebber. We zien zijn zwakte, zijn ijdelheid. Dus toch liever Barabbas? Goed dan … Daar zitten we met onze schone schijn, onze opinie, die we van anderen overnamen, onze goede smaak, die de mode ons voorschrijft, ons imago – wat zouden ze wel niet denken. Wie zal er in de tegenstroom gaan staan? Wie zal het opnemen voor die ene die het aandurft? Daar gaat hij dan …
STATIE VIII Jezus wordt gegeseld en bespot (15,16-19) “Ze hullen hem in purper, vlechten een doornenkroon en zetten hem die op.” (15,17)
Hier ben ik weer. Hé, jij! Je kijkt naar mij, maar je ziet me niet. Je hebt een mens voor ogen van tweeduizend jaar geleden. Daarom zie je me niet. Jullie hebben ogen, maar zien niet? Jullie hebben oren, maar horen niet? (8,18) Je herkent me niet in de radeloze vluchteling. Je herkent me niet in het profetische woord dat iemand sprak. Je herkent me niet in de kleine, biddende gemeenschap. Je herkent me niet in de bevlogenheid van de actievoerder. Je herkent me niet in de vragende ogen van een kind. Hier zit ik en ik kijk jou aan. Meer is hier niet te zien. En ik vraag jou: mens, waar sta je?
STATIE IX Jezus draagt het kruishout (15,20-22) “Een voorbijganger, ene Simon van Cyrene, die net van zijn akker komt, de vader van Alexander en Rufus, dwingen ze om zijn kruis te tillen” (15,21) Moeder en kind, ook voorbijgangers. Mama, wat doen die meneren? Ze brengen hout naar de ‘schedelplaats’ (Golgota). De zoon van de timmerman uit Nazaret. De man die van zijn akker kwam. Ha ja, de vader van Alexander en Rufus, die kennen we, althans dat schrijft Marcus. Er zijn wel meer mensen die wij niet kennen, die moeten we niet ver gaan zoeken …! Zie daar het oude Jeruzalem, stad van de vrede. Met zijn tempel, ‘the place to be’ … Koste wat het kost in stand te houden. Eén mensenleven slechts. De weer in het hout is een oog in de schedel. Het hout lijdt.
STATIE X Jezus wordt gekruisigd (15,23-25.27-28) “Ze kruisigen hem en verdelen zijn kleren. Ze werpen daarover een lot (Ps 22,19), wie wat mag wegdragen.” (15,24)
Zijn kleren worden gerecycleerd. Maar Jezus is ook zonder kleren nog Jezus. Hij zelf hangt daar tussen nog een paar andere subversievelingen. Ze hadden het ook uitgehangen, daarom. ‘Het is het derde uur na zonsopgang’. Je moet er op tijd bij zijn. “Pas op, wees waakzaam, want jullie weten niet wanneer die tijd zal komen” (13,33). “Wat ik tegen jullie zeg, zeg ik tegen iedereen: wees waakzaam” (13,37). Op dit uur worden theologieën zwaar om dragen. Wat hier gebeurt is geen voetnoot in de geschiedenisboeken. De hamerslagen moeten ons uit onze slaap houden. Toch is Jezus niet de laatste die gedood werd in naam van het geloof of omwille van of vanuit of …
STATIE XI Jezus door omstanders bespot (15,26.29-32) “’Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red jezelf en kom van het kruis af’” (15,29v)
Jullie, die alles letterlijk nemen, kom van je eigen gelijk naar beneden en open je hart voor wat er echt te zien is. ‘Jezus van Nazaret, koning van de Joden’ werd op bevel van Pilatus op het naambordje geschreven. ‘Laat hij nu afdalen van het kruis opdat wij zien en geloven,’ smaalden de schriftgeleerden. Wat kennen ze de bijbel goed, uit het hoofd kennen ze hele stukken Tora en profetenteksten. Maar hier is bijbel in wording, het verhaal gaat verder, maar zij zijn blijven staan bij wat ze kennen. Daar is men nog steeds goed in: het verworvene instandhouden en het vernieuwende verketteren. “Niemand giet jonge wijn in oude zakken, want dan scheuren ze open en gaat de wijn verloren, evenals de zakken. Jonge wijn hoort in nieuwe zakken” (2,22).
STATIE XII Jezus sterft (15,33 -41) “Als de honderdman die tegenover hem staat, ziet dat hij op deze manier de geest geeft, zegt hij: ‘Waarlijk deze mens is een zoon van God geweest!’” (15,39)
Grote duisternis viel over het hele land. Een stem roept: ‘Eloi, Eloi, lama sabachtani?’. Het echoot onder de omstanders als ‘Elia, Elia …’. Komt Elia, de langverwachte? Hij zou toch de komst van de Messias aankondigen! ‘Ik zeg u: Elia ís al gekomen,’ aldus Jezus (9,13). De messiaanse tijd is aangebroken. ‘De tijd is aangebroken, het Koninkrijk van God is nabij’ (1,15). Hij zag de hemel openscheuren (1,10). Het voorhangsel van de tempel scheurde van boven naar beneden in tweeën. Het heilige der heiligen is niet langer verborgen, Jezus’ dood (en verrijzenis, zeg je er in één adem bij) is nu de toegang tot de Vader, in vrijheid. De honderdman staat in het licht van het kruis. Beseft hij wat hij zei? Beseffen wij wat wij belijden? … De vrouwen kijken toe.
STATIE XIII Jezus wordt van het kruis gehaald (15,42-46a) “Jozef van Arimatea, vooraanstaand raadsheer, ook iemand die het koningschap van God verwelkomde, waagt het om aan Pilatus het lichaam van Jezus te vragen.” (15,43)
Jozef reikt uit naar Jezus. Hij grijpt met beide handen naar diens levenloze hand. Voorzichtig losmaken. Overal bloedvlekken. De zon gaat stilaan onder. De vrouwen kijken nog steeds toe. Jozef van Arimatea had linnen gekocht, meters en meters linnen. Nieuw geweven en gebleekt in de zon. Het dode lichaam wordt erin gewikkeld. “De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan” (9,31). Het witte linnen is als een onbeschreven blad. Jezus’ lichaam wordt erin verborgen. Dit is het einde, dit is de dood. Jezus’ geest heeft nog een hele weg te gaan. “Wanneer jullie worden (…) uitgeleverd (…) zeg wat jullie op dat tijdstip wordt ingegeven, want jullie zijn het niet die dan spreken, maar het is de heilige Geest” (13,11).
STATIE XIV Jezus wordt in het graf gelegd (15,46b-47) “Hij legt hem neer in een graf dat is uitgehouwen uit een rotswand. Dan wentelt hij een steen voor de opening” (15,46b)
Bij avond wordt Jezus begraven. Cypressen wuiven zacht in de bries. Dag Jezus, het was goed zolang het duurde. De dood is nu werke-LIJK-heid. Een steen wordt voor de ingang gerold. Jezus is dood en begraven in een graf, maar ook in onze gedachten. De vrouwen hebben goed gezien waar hij werd neergelegd. Ze zullen terugkomen om te doen wat gedaan moet worden. Wat het dode lichaam betreft, althans. Natuurlijk zien zij nog niet verder. Maar wij toch wel, of niet …? “Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?” (4,40) Of hebben we een moedeloos geloof?
STATIE XV Het lege graf (16,1-8) “Ze gingen naar buiten en vluchtten weg van het graf, want ze sidderden van angst en ontzetting. Ze waren zo bevreesd dat ze niemand iets zeiden” (16,8)
Het is vroeg in de morgen, daags na sabbat, dat de vrouwen onderweg zijn naar het graf. Wacht! Wie gaat die steen voor ons wegrollen? Het hoeft niet, zo blijkt, tot hun ontzetting. Hé, wie is dat? … “Ga en zeg aan zijn leerlingen en aan Petrus, dat hij hen voorgaat naar Galilea, daar zult ge hem zien, zoals hij u heeft gezegd” (16,7 en 14,28). Een vlucht ganzen trekt over. De jongeman in het wit kijkt vanuit het graf drie vrouwen na die halsoverkop wegvluchten. Een van hen verloor daarbij een sandaal. Was het een sprookje? Of is het WERK-elijkheid? Dit is het einde dat wijst naar het begin: “Begin van de blijde boodschap van Jezus Christus” (1,1). Nu is het aan ons …!