Het vakblad van Sportvisserij Nederland
2 e jaargang, nummer 5, september 2007
visionair verstand van vissen
Waar blijft de brasem? Kweken van vis is een alternatief voor de visserij Zeesportvisserij ongekend populair visionair nr. 5 - september 2007
voorwoord
Colofon Visionair is het vakblad van Sportvisserij Nederland. Het biedt een platform voor kennisuitwisseling en discussie over onderwerpen op het gebied van vis, visstand en visserij. Voor vragen, commentaar en suggesties kunt u terecht bij de redactie. Oplage: ca 5000 Verschijnt per kwartaal abonnement: v 24,95 losse nummers: v 6,95 Uitgeefdirectie: Joop Bongers Hoofd communicatie: Onno Terlouw Hoofdredacteur: Marco Kraal Eindredacteur: Juul Steyn Redactieadres Sportvisserij Nederland Postbus 162, 3720 AD Bilthoven Telefoon 030-6058400 Fax 030-6039874 Email:
[email protected] Ontwerp en opmaak: Admore Concept en vormgeving Produktie: Publishing House Facilities B.V.
4. Vis in het waterbeheer van Flevoland
‘een kwestie van gewenning’
Ruurd Maasdam en Berthe Brouwer beschrijven de worsteling van waterschap Zuiderzeeland met het visstandbeheer.
8. Snoekbaarskwekerij Excellence Fish
Exquise stresskip nog vooral op Parijse borden
Sinds een aantal jaren wordt de snoekbaars als consumptievis gekweekt. Gert-Jan Buijs ging op bezoek bij Excellence Fish, een hypermoderne snoekbaarskwekerij.
12. Vissen met de pulskor: op weg naar een duurzame visserij De beroepsvisserij op zee moet duurzamer, dat staat als een paal boven water. De vraag is alleen: hoe? Visserman Pieter Louwe van Sloten laat zien dat de visserij met de pulskor een stap in de goede richting is.
16. TNS/NIPO enquête: Zeesportvisserij ongekend populair Dit jaar verscheen het resultaat van de TNO/NIPO-onderzoek naar de zeesportvisserij in 2006. Jan Willem Wijnstroom vat de resultaten samen.
20. Jeroen Verhoeff, portret van een natuurschilder Robert de Wilt ging op bezoek bij een schilder die de onderwaterwereld als geen ander
Aan dit nummer werkten mee: Brom Bokkers, Niels Brevé, Berthe Brouwer, Gert-Jan Buijs, Willie van Emmerik, Excellence Fish, Gert-Jan Buijs, Paul van Hoof, Marius Holdermans, Jochem Koopmans, Rob Kraaijeveld, Ruurd Maasdam, Bennie Muizelaar, Leo Nagelkerke, Bart van Opzeeland, Bas Paternotte, Michel Roggo, Sima Charters, Pieter Louwe van Sloten, Nathalie SteinsOosterling, Juul Steyn, Koen Suyk, Robert de Wilt, Jan Willem Wijnstroom, Jeroen Verhoeff en Vildaphoto.
kan vastleggen.
Copyright Zonder uitdrukkelijke, schriftelijke toe stemming van de uitgever mag niets uit deze uitgave worden overgenomen, verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt via fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook.
Het gaat goed met de winde. Jochem Koopmans vertelt over het boeiende bestaan van deze
Informatie over Sportvisserij Nederland www.sportvisserijnederland.nl Fotografie cover: Erik van Blijswijk Fotografie achterzijde: Bram Bokkers Cover: Cottus gobio, de rivierdonderpad Achterzijde: schubben van Aspius aspius, de roofblei
2
Deze uitgave in Visionair
visionair nr. 5 - september 2007
24. Vloedvlaktes van de Wolga als proeftuin voor de lage landen Aan de hand van een onderzoeksproject in de Wolga laat Leo Nagelkerke zien dat periodiek buiten de oevers tredende rivieren van levensbelang zijn voor veel vissoorten.
28. Waar blijft de brasem? Bas Paternotte neemt het op voor de brasem, een vissoort die volgens hem onterecht een slechte naam heeft gekregen.
32. Winde, Leuciscus idus kenmerkende riviertrekvis.
36. Stelling: Kweken van vis is een alternatief voor de visserij Door de overbevissing en de vervuiling van de leefomgeving vissen wordt de viskweek steeds vaker genoemd als alternatief voor de visserij. Visionair vroeg een drietal deskundigen naar hun mening.
39. Zijlijnen Een rubriek met informatie over vis en visgerelateerde onderwerpen.
Onkruidvis E
en belangrijk effect van verstedelijking is de romantisering van het natuurbeeld. Wanneer we met zijn allen op een kluitje gaan wonen en het groen inruilen voor beton ontstaat er op een gegeven moment behoefte aan een idyllische, harmonieuze wereld als tegenbeeld van de moderne, harde samenleving. In dit ideaalbeeld is het dier een metafoor voor onschuld geworden. ‘Dieren liegen en bedriegen niet’ was begin dit jaar zelfs een verkiezingsslogan van een nieuwe politieke partij. Dat list & bedrog zo’n beetje de belangrijkste evolutionaire krachten in de dieren- en plantenwereld zijn werd bewust achterwege gelaten. Opmerkelijk is dat deze diervriendelijke houding vooral van toepassing is op zoogdieren met veel haar, grote ogen en een niet al te lange staart. Alles met veren scoort ook hoog. Wat betreft vissen is er echter sprake van een wat ambivalentere houding. Gelukkig maar, want daardoor kunnen we vertegenwoordigers van deze diergroep zonder al te veel schuldgevoel vangen en consumeren. Het gebrek aan wimpers en bontjas leidt echter ook tot ongebreidelde overbevissing, het opofferen van vissen voor groene energie en het zonder voorafgaande ethische discussie reduceren van vissen tot beheerinstrument. Wat betreft dat laatste doel ik op Abramis brama, de huis-, tuin- en keukenvis van Nederland. In de jaren ’80 van de vorige eeuw komt deze vis de wereld van de waterbeheerder binnenzwemmen. In de met nutriënten opgeladen plassen en meren zou de brasem algenbloei versterken dan wel instandhouden. Het begrip ‘verbraseming’ is geboren. Die term bekt zo goed dat bij het grote publiek elke voor overlast zorgende algenbloei al snel gekoppeld wordt aan verbraseming. Als remedie tegen de brasemoverlast wordt Actief Biologisch Beheer (ABB) ingezet, een soort ecologische shocktherapie waarbij eenmalig 80 procent van de brasem uit het water wordt verwijderd. Belangrijke randvoorwaarde is het tegelijkertijd terugdringen van de hoeveelheid nutriënten in water. Eerlijk is eerlijk, in een aantal plassen en meren zorgt ABB -zij het vaak tijdelijk- tot een verbetering van het doorzicht. Door de verdergaande reductie van nutriënten verbetert de waterkwaliteit echter ook zonder dat er doelbewust aan de brasemstand
is gemorreld. Het duurt wat langer, maar ecologische molens draaien nu eenmaal wat langzamer dan gewenst. Na verloop van tijd verdwijnt ABB naar de achtergrond en wordt de brasem weer een gewone, inheemse vissoort. Een vissoort die het de laatste jaren zelfs een beetje moeilijk begint te krijgen. Toch zijn er nog steeds waterbeheerders die de brasem willen beheren en beheersen. Nu met de Europese Kaderrichtlijn Water als excuus. Vanuit de verplichting om te voldoen aan chemische normen dreigen brasems daarbij te worden gereduceerd tot pakketjes fosfaat die eenvoudig en goedkoop kunnen worden verwijderd. Ook de ecologische doelstellingen van de KRW zouden vanuit deze optiek wel eens budgetneutraal kunnen worden bereikt via het brasemspoor. Voor nogal wat wateren is namelijk bepaald dat deze niet meer dan 25 procent bodemwoelende vis, lees brasem, mogen bevatten. Zit er meer, dan vangen we dat deel toch gewoon weg. Net als in de jaren ‘80 van de vorige eeuw is er ook anno 2007 geen sprake van enige discussie over de morele aanvaardbaarheid van dergelijk beheer. Sommige biologen nagelen de brasem zelfs als ‘onkruidvis’ aan de ecologische schandpaal. Blijkbaar als legitimatie voor het grootschalig verwijderen van een oer-Hollandse vis die er nu eenmaal ook niets aan kan doen dat hij hier van nature zijn rondjes zwemt. Marco Kraal Hoofdredacteur
visionair nr. 5 - september 2007
beleid en politiek
beleid en politiek
Vis in het waterbeheer van Flevoland ‘een kwestie van gewenning’ Tekst: Ruurd Maasdam en
Berthe Brouwer
Fotografie: Bram Bokkers,
Paul van Hoof en
Sportvisserij Nederland
H
Waterschap Zuiderzeeland is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit van het oppervlaktewater in Flevoland. Hoewel de visstand een goede graadmeter vormt voor de waterkwaliteit had het waterschap weinig oog voor vis. Met de komst van de Europese Kaderrichtlijn Water is dat veranderd. Vanaf eind 2004 beseft het waterschap dat vis, visstandbeheer en waterbeheer belangrijke raakvlakken hebben. Reden voor het waterschap om een eigen ‘Visie op Vis’ uit te brengen.
et in 2000 door een fusie ontstane Waterschap Zuiderzeeland heeft als werkgebied de polders Oostelijk- en Zuidelijk Flevoland en de Noordoostpolder. In de eerste jaren van haar bestaan had het waterschap geen affiniteit met vis. In het eerste water-
beheerplan werd visserij weliswaar genoemd als ‘een belang dat geraakt wordt door het waterbeheer’, maar vis of vissen als begrip wordt nauwelijks genoemd, wel veel visie. Deze term komt in het plan 25 maal voor, terwijl vis zeven keer gebruikt wordt, waarvan twee keer in
de vorm vissterfte. Een visie op vis ontbrak duidelijk. Opvallend was wel dat sport- en beroepsvisserij op eigen initiatief voor Zuidelijk en Oostelijk Flevoland een visserijbeheerplan voor de periode 2006-2010 hebben gemaakt. Na de totstandkoming van Waterschap Zuiderzeeland is dit beheerplan in de kast terecht gekomen. Met de inwerkingtreding van de Kaderrichtlijn Water en de verantwoordelijkheid van Waterschap Zuiderzeeland voor de visstand (als onderdeel van de biologische kwaliteit) werd vis weer op de agenda geplaatst.
en waterbeheer bleken zeer divers te zijn. Onderwerpen als vissterfte, trifenyltinverbindingen in paling, monitoring, visdoelstellingen, de inrichting van duurzame oevers, aanleg van vistrappen, de verhuur van visrechten en recreatief medegebruik kwamen uitgebreid aan de orde. Met de workshop was de belangstelling voor vis aangewakkerd. De resultaten van de workshop zijn verwerkt in een startnotitie die aan het dagelijks bestuur is aangeboden. Om de belangstelling voor vis levend te houden, zijn in het daarop volgende jaar cursussen visherkenning en visvriendelijk beheer en onderhoud georganiseerd.
Visstandbemonstering is voor het waterschap een nieuwe tak van sport
Vissen boven tafel Eind 2004 is binnen het waterschap ambtelijk een start gemaakt met een verkenning van vragen en gewenste acties op het gebied van vis en visstandbeheer. In de vorm van een workshop is gediscussieerd over de relatie tussen vis en waterbeheer. Deze workshop met de symbolische naam ‘Vissen boven tafel’ bracht opzichters, beleidsmedewerkers, projectleiders, handhavers en afdelingshoofden bij elkaar. De relaties tussen vis
Samen vissen naar gegevens Voor de Europese Kaderrichtlijn Water is vis een van de kwaliteitselementen voor een goede ecologische toestand. Visstandbemonstering is voor het waterschap een nieuwe tak van sport en vormt ook een nieuwe kostenpost. De kosten blijken tot dusver echter niet het grootste probleem, maar wel gebrek aan ervaring en
Flevoland heeft prachtig viswater
Visie-op-vis De Visie-op-vis is in 2006 opgesteld en bestuurlijk vastgesteld. Met deze visie wordt het volgende beoogd: − het realiseren van ecologische KRW visdoelen; − een verantwoord medegebruik van het water door de visserij, afgestemd op de ecologische doelen; − samenwerking, participatie en overleg met belanghebbenden. In de visie worden diverse thema’s en aspecten op het gebied van vis en visstandbeheer onderscheiden. De thema’s ecologie, visrecht en medegebruik zijn vooral inhoudelijk van aard terwijl thema’s kennis & vaardigheden, samenwerking & communicatie meer procesmatig zijn. Aan de uitgangspunten en verschillende acties
visionair nr. 5 - september 2007
zijn geen financiën gekoppeld en verder is er geen tijdspad uitgezet. Veel acties moeten worden meegenomen in het regulier beheer (maaien, baggeren, aanleggen oevers) en/of uitgevoerd met andere actoren. Eind 2008 gaat het waterschap de voortgang van de acties evalueren en zal zonodig bijstelling plaatsvinden.
visionair nr. 5 - september 2007
beleid en politiek kennis van vis. Al vanaf het eerste moment zijn daarom de sportvisorganisaties bij het visbeleid betrokken. Niet alleen Sportvisserij Nederland, maar ook de verschillende hengelsportfederaties en -verenigingen in het gebied. Om bestaande visgegevens samen te brengen is gezamenlijk een visatlas voor Flevoland opgesteld (www.visseninflevoland.nl). Door samen te werken aan de visatlas is participatie ontstaan. Dit is een belangrijk nevendoel van de Kaderrichtlijn Water. Vangstregistratie (en daarmee de betrokkenheid van sport- en beroepsvisserij) bij de monitoring verdient daarbij meer aandacht. Niet alleen vraagt de Kaderrichtlijn Water om verspreidingsgegevens van vis, maar ook vanuit de Flora- en Faunawet dienen waterschappen inzicht te krijgen in de verspreiding van beschermde soorten. Zo is er behoefte aan verspreidingsgegevens van bijvoorbeeld de grote en kleine modderkruiper, bittervoorn en rivierdonderpad. Daarbij kan het waterschap niet alleen meer afgaan op inventarisaties die het zelf uitvoert. Hoe meer mensen bezig zijn met het inventariseren van die soorten, hoe meer er bekend wordt. Het waterschap realiseert zich wel dat het voor de Kaderrichtlijn Water niet alleen om de aan- of afwezigheid van soorten gaat, maar zeker ook om de visstand zelf. Hiervoor zijn de laatste jaren diverse visstandonderzoeken uitgevoerd. Het handboek visstandbemonstering van de STOWA is daarbij niet naar de letter gevolgd. Dit boek werkt wel harmoniserend, maar de methodes zijn (te) complex voor de kleinere wateren en de vraagstelling die er ligt. Aanvullende vergunningsvoorwaarden Tussen het waterschap Zuiderzeeland en de visserij bestaan ook privaatrechtelijke verhoudingen. Het waterschap verhuurt namelijk de visrechten aan sport- en beroepsvisserij. Dat de publiekrechtelijke taak, van goede waterkwaliteit en voldoende water, en de privaatrechtelijke taak elkaar in de weg kunnen zitten ondervond het waterschap vorig jaar aan den lijve. Om KRW-doelen op het gebied van vis te kunnen halen wilde het waterschap nadere voorwaarden aan de huurovereenkomst stellen. Zo wil het waterschap onder andere in de overeenkomst opnemen dat de huurder deelneemt in de VBC, een visplan maakt en toestaat of meedoet aan onderzoek en Flevoland kent een gezonde en gevarieërde visstand.
beleid en politiek monitoring. Op grond van de geldende huurovereenkomst moet het waterschap voor maatregelen zoals het uitvoeren van visserijkundig onderzoek, toestemming vragen aan de huurder. Wat het waterschap betreft betreft een (tenen)kromme(nde) situatie. Om niet in een automatische verlenging van 6 jaar van de oude overeenkomst te komen is vorig jaar door het waterschap een huurovereenkomst beëindigd. Hiertegen stelde de huurder een beroep in bij de Kamer voor de Binnenvisserij. Inmiddels heeft de Kamer besloten dat de overeenkomst niet wordt opgezegd, maar verlengd voor 18 maanden. Dat geeft de tijd om in overleg de gewenste nieuwe voorwaarden op te stellen. Ook intern bij het waterschap blijken er tegenstellingen te zijn tussen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke uitgangspunten. Het waterschap hanteert bij de verhuur van eigendommen marktconforme tarieven en wilde dit ook bij de visrechten doorvoeren. Vanuit de vissers (en door een minderheid intern) werd beargumenteerd dat verhuur om niet, of voor het symbolische bedrag van 1 euro, de samenwerking ten goede zou komen. Uitkomst van de interne en externe discussie is dat het huidige prijspeil wordt gehandhaafd (met een jaarlijkse prijs-indexering. In de Visie-op-vis is aangegeven dat het waterschap een gelijkwaardig bedrag aan de opbrengst zal financieren in VBC-werkzaamheden en visprojecten. Door de sportvisserij wordt dit echter gezien als een sigaar uit eigen doos. Bovenstaande voorbeelden illustreren dat er nieuwe situaties optreden waarin een ieder zijn rol en positie nog moet vinden. Samen aan tafel is wennen In 2006 is de VBC voor het werkgebied van Zuiderzeeland opgericht. Waterschap Zuiderzeeland en alle visrechthebbenden (zowel sport- als beroepsvisserij) hebben een convenant getekend. In de voorbereidingen zijn ook gemeenten en terreinbeheerders betrokken bij de opzet. Zij hebben evenwel besloten niet deel te nemen in de VBC. Wat ons betreft een gemiste kans. Concrete zaken als afsluiting van vissteigers in natuurterreinen en gemeentelijke wateren maar ook visserijkundig onderzoek in natuurterreinen als de Oostvaardersplassen en Lepelaarsplassen verlangen betrokkenheid van direct betrokken instanties. De VBC heeft nu geen rechtstreekse aanspreekpunten. Reden om de komende jaren gemeenten en natuurorganisaties alsnog bij het visstandbeheer te betrekken. Met de Visie-op-vis heeft het waterschap aangegeven de vis een prominentere plaats in haar beheer te willen geven. Dat is wel een kwestie van gewenning. Het gebrek aan kennis en aandacht vanuit het waterschap in het verleden is niet plotsklaps overwonnen en omgezet in een vertrouwen in de toekomst bij de andere partijen. Het zal nog wel even duren voor alle partijen aan de nieuwe rolverdeling zijn gewend, maar er is een goede start gemaakt.
visionair nr. 5 - september 2007
Ook bijzondere soorten als het bermpje worden in Flevoland aangetroffen
Viswedstrijden informatiebron
Over de auteurs
Het formuleren van doelstellingen voor de Kaderrichtlijn water is uitermate complex. Bovendien zijn MEP/GEP’s en EQR-score aan buitenstaander niet uit te leggen. Soms kan het eenvoudiger. Bekend is dat er langs de Hoge en Lage Vaart in Flevoland per jaar ongeveer 250 viswedstrijden worden georganiseerd, waar tussen de 8000 en 9000 vissers aan deelnemen. Zonder elke vis boven water te halen moet de conclusie toch zijn dat het goed zit met de visstand in die wateren. Dan is het een bonus als tijdens die viswedstrijden de vangsten geregistreerd worden zodat over de jaren ook de ontwikkeling in bepaalde vissoorten bekeken kan worden.
Ruurd Maasdam is teamleider watersysteeminformatie bij Waterschap Zuiderzeeland. Dit team is verantwoordelijk voor het inzamelen, beheren en rapporteren van watersysteeminformatie voor de organisatie. Vismonitoring voor Kaderrichtlijn Water en Flora- en faunawet zijn nieuwe onderdelen daarin. Berthe Brouwer is teamleider bureau watersystemen bij Waterschap Zuiderzeeland. In dit team zitten diverse disciplines die zich bezig houden met planvoorbereiding van uitvoeringsprojecten, het ontwikkelen van beleidsstukken en de vertaling daarvan naar het operationele niveau.
visionair nr. 5 - september 2007
onderzoek en beheer
onderzoek en beheer
Snoekbaarskwekerij Excellence Fish Exquise stresskip nog vooral op Parijse borden
Tekst: Gert-Jan Buijs Fotografie: Gert-Jan Buijs,
Excellence Fish,
Paul van Hoof en
Sportvisserij Nederland
H
et heeft heel wat voeten in aarde gehad voordat Eric Philipsen besloot om zijn toekomst te zoeken in de kweek van snoekbaars. Hij was dan al wel sinds midden jaren ‘90 bezig met de kweek van koi en steuren - eerst hobbymatig, later serieus - in de voormalige champignonkwekerij van zijn ouders, maar snoekbaarskwekerijen waren er niet. En de kweek van de Afrikaanse (consumptie)meerval Clarias gariepinus was het ook al niet voor hem. “Kilo’s stampen om maar voortdurend te concurreren met de andere kwekers”, vat Philipsen die werkwijze samen. “Dat was niet wat ik wilde. Daarom ging ik op zoek naar iets exclusievers. Naar welke zoetwatervissen was de meeste vraag? Dat bleken vooral de baarsachtigen, en dan met name de snoekbaars te zijn.” Strategische keuze Met de strategische keuze voor snoekbaars was hij er nog niet. Samen met het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek Rivo, nu Imares, deed Philipsen tien jaar geleden een literatuurstudie. “Vervolgens zijn we begonnen met een proefopstelling.
visionair nr. 5 - september 2007
Snoekbaars is een gewaardeerde consumptievis. Hierdoor ontstaat er druk op het natuurlijke bestand van deze vissoort. De kweek van snoekbaars zou deze druk kunnen verminderen. Zover is het allemaal nog niet, maar Eric Philipsen uit Horst aan de Maas is een pionier op het gebied van de snoekbaarsteelt. Nu zijn bedrijf Excellence Fish BV de kinderziektes achter zich heeft gelaten, gloort een mooie toekomst.
De eerste proeven waren hoopgevend. Het grootste probleem was de snoekbaarslarfjes aan het droogvoer te krijgen. Dat is overigens nog steeds de cruciale fase.” Tot op dat moment droeg alleen het ministerie van LNV bij aan de missie van Philipsen, en dan nog alleen onder de noemer research en development. Maar met de goede testresultaten op zak, was het nu tijd ‘het goed te gaan doen’. Europees dus. De koppen werden bij elkaar gestoken: met universiteiten en kwekerijen in Polen, Frankrijk en België, met visvoederfabrikanten en met een visverwerker. Proefondervindelijk liep Philipsen nog wel tegen wat bottlenecks in het leven van de snoekbaarskweker. Voordat je de cyclus van moederdier tot een visje van een centimeter of twintig hebt voltooid, moet je ook nog even langs moeder natuur zien te komen. Een snoekbaars is nog steeds een roofvis in hart en nieren, ook in een ronde plastic bak in een donkere hal. “Zo gauw ze anderhalve centimeter lang waren, begonnen de grootste visjes aan hun broertjes of zusjes. Dus moesten we ze op grootte gaan selecteren. Als er
een paar kannibalen tussen zitten, dan gaat het hard. Je mist dan snel zo’n 10% per dag.” Larven maken Een ander probleem dat hij nog op moest zien te lossen was ‘het maken’ van voldoende larven, en dat het hele jaar door. Niet onbelangrijk als je een succesvolle onderneming wilt opzetten. De gloednieuwe hal van Philipsen aan de Dwarsweg in Horst heeft ook voor dat probleem een oplossing: koel- en verwarmingsystemen. “Ik kan elke temperatuur maken die ik wil.” Kortom, de ouderdieren wordt gewoon wijsgemaakt dat het voorjaar is. Laatste te nemen hobbel is het uitselecteren van visjes met deformaties. Vooral misvormde kieuwdeksels en kromme ruggen en staarten komen nogal eens voor. Je zou zeggen ‘so what’ maar de werkelijkheid van de snoekbaarskweker is weerbarstiger. “Vissen met vervormde kieuwen groeien uiteindelijk minder goed. Zo’n kromme rug maakt voor de smaak dan wel niets uit, maar bij het snijden van een filetje kom je uiteindelijk toch die ruggengraat tegen.” Snoekbaarzen aan het paaien krij-
Bevruchte snoekbaarseitjes kleven aan een kunstnest. Een snoekbaarsembryo onder de microscoop. Te zien zijn kop en staart en de aanleg voor de ogen.
Snoekbaarskweker Eric Philipsen.
visionair nr. 5 - september 2007
onderzoek en beheer
onderzoek en beheer gen, bleek nog een van de kleinste problemen. De snoekbaars is een vis met broedzorg. Het is niet zo dat je alleen maar een paar paairijpe vrouwtjes en mannetjes bij elkaar hoeft te brengen en de natuur doet de rest. “We kunnen dus zomer en winter simuleren. Het volstaat om mannetjes en vrouwtjes te selecteren waar sperma en eieren aan zitten en hen in de juiste omgeving te brengen.” Die omgeving is een bak van twee vierkante meter. Daarin zit een kunstnest van kunstgras of ander synthetisch substraat dat eenvoudig te ontsmetten is. “Het mannetje gaat het nest schoonpoetsen, niet dat dat moet, maar dat
lence Fish een compleet selfsupporting en volkomen geautomatiseerd bedrijf opgezet, waar per jaar 50 ton snoekbaars uitrolt. Het hele productieproces zit in de computer. Op zijn
kennen ze. Als er vreemde mensen door de hal lopen, breekt de hel los.” In een tijd dat er steeds meer milieueisen aan bedrijven worden gesteld is het ook erg handig dat Excellence Fish een recirculatiesysteem heeft dat op biologische wijze het water reinigt voor hergebruik. “Onze milieubelasting is zero.” De vissen worden gevoerd met pellets, die vooral uit vismeel en visolie bestaan.
Snoekbaarzen zijn behoorlijke stresskippen scherm is een schematische voorstelling van de hal te zien: zestien grote bassins, die per stuk worden gemonitord: zuurstofgehalte, afvalstoffen, mortaliteit, de prestaties van de pompen, de hoeveelheid voer enzovoort. In de hal zelf is weinig te zien. Wel
Exquis prijsje Overigens zou de kweker best meer snoekbaars voor de consumptie kunnen produceren, maar hij wil ook graag een speler worden op de markt voor pootvis. “Er zijn al kwekerijen
feld tegen een exquis prijsje op een plateau belanden. “In Nederland willen ze mijn prijs nog niet betalen, terwijl de prijs voor wildvang (7 tot 9 euro per kilo) even hoog is. En wij kunnen ook continu leveren.” Gevraagd naar hoe het er nu voorstaat, moet de directeur schaapachtig lachen. “Het break even zijn we wel voorbij, ja.” Sterker nog, Philipsen heeft naast zijn hal van 60 bij 25 meter nog 2,5 hectare grond liggen, waar plaats is voor nog eens acht hallen. “Staat nu nog rabarber op.” Of dat nog lang zo blijft? “De eerste summiere plannen zijn er wel. We kunnen de kostprijs laten zakken door schaalvergroting. Maar ik hoef niet zonodig de grootste te zijn, als ik maar de beste ben.” jonge snoekbaars is gevoelig voor stress
De snoekbaars groeit in de kwekerij op tot dit formaat
De bassins waarin de snoekbaars wordt gekweekt.
denkt hij. Dat is een prikkel voor het vrouwtje. En dan doen ze het.” Zodra de eieren bevrucht zijn, is de liefde van de snoekbaarsman voorbij en moet het vrouwtje maken dat ze wegkomt, anders wordt ze aangevallen. 50 ton snoekbaars En zo heeft Philipsen met zijn Excel-
10
visionair nr. 5 - september 2007
Het voer. Op de voorgrond kweekbakken voor Artemia oftewel pekelkreeftjes. Daarachter pellets met droogvoer.
is te zien dat de zestien blauwe bassins op Philipsens beeldscherm er in het echt ook staan. Er heerst schemerduister, het lichtniveau is ongeveer 10 lux, welkom in de wereld van de snoekbaars. Bezoekers komen er ook niet in, want snoekbaarzen zijn behoorlijke stresskippen. “Wij benaderen de bakken altijd precies op dezelfde plek. Onze silhouetten
die uitgangsmateriaal van ons willen hebben.” De meeste pootvis gaat naar Nederlandse kwekerijen. Maar wie dacht dat de snoekbaarsstand in Nederland minder onder druk komt te staan door de inspanningen van Philipsen wordt voorlopig teleurgesteld. Maar liefst 90% van de snoekbaarzen uit Horst gaan linea recta naar Parijs, waar ze ongetwij-
visionair nr. 5 - september 2007
11
hart voor vissen
hart voor vissen
Vissen met de pulskor: op weg naar een duurzame visserij Tekst: Pieter Louwe van Sloten Fotografie: P ieter Louwe van Sloten
D
e visserij met de boomkor is in de zestiger jaren begonnen en was tot een paar jaar terug een bijzonder winstgevende visserij. Door de hierboven genoemde redenen, maar ook vanwege negatieve gevolgen van de boomkorvisserij op de bodemfauna en de daarmee samenhangde druk vanuit milieuorganisaties is de sector naarstig op zoek naar economisch en ecologisch duurzame alternatieven voor de traditionele boomkorvisserij. De eerste experimenten In de jaren ‘90 van de vorige eeuw werd voor het eerst geëxperimenteerd met een pulskor door de firma Verburg uit Colijnsplaat. Ondanks technische problemen waren de eerste resultaten hoopgevend, vooral wat betreft de vangst van tong. De resultaten waren aanleiding om de boom van het pulsvistuig te verlengen tot 7 meter en later tot 12 meter. De experimenten zijn voortgezet op de Tridens, het onderzoekschip van het ministerie van LNV. Ook de resultaten op de Tridens waren positief: een goede vangst bij een lagere vissnelheid.
De boom met de elektroden en het net in het water.
12
visionair nr. 5 - september 2007
De werking van de pulskor Bij de traditionele boomkorvisserij wordt het net dat over de bodem
De Nederlandse visserij wordt hoofdzakelijk met de boomkor beoefend. Daarbij wordt met schepen van 35 tot 40 meter lengte gevist op tong, schol, tarbot, schar, bot en griet. Deze schepen blijven vier tot vijf dagen op zee en voeren de gevangen vis vers aan. Door de gestegen brandstofprijzen, dalende quota en beperking van het aantal zeedagen is de rentabiliteit van de visserij sterk onder druk komen te staan. Visserman Pieter Louwe van Sloten vertelt over een mogelijk alternatief voor de boomkorvisserij.
sleept opengehouden door een 12 meter lange boom. Hieraan zijn zware kettingen bevestigd die over de bodem rollen en de vis opwekken zodat deze in het net komt. Bij de pulskor zit het net ook aan een boom maar in plaats van kettingen bevin-
Uit een door IMARES uitgevoerd onderzoek blijkt dat de pulskor veel minder belastend is voor de bodemfauna den zich aan elke boom 30 kunststof elektrodedragers waar weer 6 bronzen elektroden op zitten. Tijdens het vissen worden de elektroden in de lengterichting gesleept en geven deze paarsgewijs een puls af aan de zeebodem. Hierdoor wordt de vis die op of net in de bodem ligt, opge-
schrikt zodat deze even los van de bodem komt en vervolgens kan worden gevangen door de onderpees van het net. Er is maar weinig vermogen nodig om de vis op te schrikken, een effectief vermogen per elektrode van ongeveer 15 volt is voldoende. Per net is een vermogen van maximaal10KW benodigd. Het benodigde vermogen is afhankelijk van de watertemperatuur, warmer water geleidt beter dan koud water en in de zomer is dus minder vermogen nodig. De stroom wordt door een generator aan dek geleverd en gaat via een kabel naar de elektroden. Deze kabel zit op een zogenaamde ‘self tension’ lier, die bij het halen of vieren van de netten zelf inhaalt of viert. Voordelen van de pulskor De pulskor heeft een aantal voordelen. In de eerste plaats is deze vorm van visserij energiebesparend ten opzichte van de boomkorvisserij. Om de vis effectief op te wekken is het nodig dat de vis een bepaalde tijd in het welveld zit om te kunnen reageren. In het geval van de pulskor bedraagt de optimale vissnelheid vijf knopen. Bij de boomkor is dat zes tot zeven knopen. Omdat er geen kettingen meer worden gebruikt om de vis op te wekken is het gewicht van het hele net ook de helft lichter. Alleen al
visionair nr. 5 - september 2007
13
hart voor vissen
Bij binnenkomst worden de netten weer nagezien voor de volgende visreis.
De pulskor leidt tot lagere discards.
Lieren voor de voedingskabels op het achterdek van de kotter. Controle op zee door de Duitse visserijinspectie, ook voor de pulskor.
hart voor vissen hierdoor kan een brandstofbesparing van 40% worden bereikt. Wanneer tegelijkertijd gebruikt wordt gemaakt van het lichtere dyneema als netmateriaal kan de brandstofbesparing zelfs oplopen tot 50%. Door de brandstofbesparing wordt ook de uitstoot van het broeikasgas CO2 aanzienlijk beperkt. Uit het door IMARES uitgevoerde onderzoek blijkt daarnaast dat de pulskor veel minder belastend is voor de bodemfauna. Omdat er minder bodemberoering plaatsvindt is de bijvangst van bodemdieren zoals krabben, kreeften en schelpdieren aanzienlijk lager dan bij de boomkor. Ook komt er minder grondvuil mee in het net. Dus zit er weinig grondvuil samen met de vis in het net. De gevangen vis heeft hierdoor een veel betere kwaliteit dan vis die met de boomkor is gevangen. Verder leidt de pulskorvisserij tot lagere discards en kunnen onbedoeld gevangen vissoorten en ondermaatse vis met een grotere overlevingskans worden teruggezet. Minder discards en een grotere overleving van jonge vis is direct in het belang van de beroepsvisser. Niet alleen voor het imago, maar jonge vis die kan doorgroeien betekent later weer vangbare maatse vis. Overstappen op de pulskorvisserij Een kotter geschikt maken voor de pulskor is ingrijpend. Toch zijn de meeste boomkorkotters aan te passen voor het vissen met de pulskor. Daarvoor moeten wel voedingskasten in de machinekamer worden geplaatst . Verder dienen voedingskabellieren en geleiderollen op het achterschip te worden aangebracht. Verder dienen ook de boomkor en het net te worden aangepast. Dat is een investering van enkele tonnen, maar de sector hoopt met steun van Brussel toch een aantal schepen met de pulskor uit te rusten. Aanloopproblemen In het begin van de proef zijn er veel aanloopproblemen geweest.
14
visionair nr. 5 - september 2007
Dit waren vooral problemen met de onderwaterelektonica. Zo bleken sommige onderdelen van de puls niet tegen de druk op grotere dieptes bestand. Ook heeft het veel tijd gekost voordat er een goede lierregeling voor de voedingskabels kon worden gerealiseerd. Het eerste jaar van de proef bleek verder dat de bemanning niet genoeg kennis in huis had om alle storingen te kunnen opsporen en te repareren. Dit had tot gevolg dat er regelmatig naar de haven moest worden teruggevaren. Het zo onstane visverlet kon gelukkig worden opgevangen door de subsidieregeling van LNV. Sinds februari dit jaar wordt er geheel voor eigen rekening gevist en dat gaat naar tevredenheid. Er wordt nog wel gewerkt aan de optimalisering van de techniek. Ook is ontdekt dat het systeem heel goed werkt voor tong, tarbot en griet, maar in mindere mate voor schol en schar. Vooral in de wintermaanden is dit een probleem. De afgelopen winter was er minder tong dan de voorgaande jaren te vangen en was er wel veel schol te vangen. Hier was de pulskor dus in het nadeel tegenover de boomkorvissers, maar doordat de brandstof zo duur is, werden er toch vaak rendabelere besommingen gehaald dan andere kotters. Finetunen Er is inmiddels veel geëxperimenteerd met verschillende instellingen. Zo kunnen de stuurboord- en bakboordnetten afzonderlijk worden ingesteld. Hiermee kunnen verschillen in vangstefficientie en discards worden waargenomen. Verder is het mogelijk de frequentie, pulshoogte en de pulsbreedte apart in te stellen. Tijdens de proeven is gebleken dat ‘s zomers met een hoge watertemperatuur veel minder vermogen nodig is dan in de winter. Om dit te kunnen registeren is in de boom een sensor ingebouwd waarmee de temperatuur nauwkeurig kan worden afgelezen. Gebleken is dat de reactie van vissen op de pulsvorm soortspecifiek is. Inmiddels is er een pulsvorm gevon-
De UK153 “Lub Senior”op volle zee tijdens het halen van de netten.
den die voor de meeste platvissoorten het beste resultaat geeft. Toekomst voor de pulskor Het vissen met elektrische stimuli is nu nog verboden in de EU. De visserij met de pulskor betreft een experiment waarvoor ontheffing is verleend. Op grond van de resultaten is het meer dan wenselijk dat het vissen met de pulskor onder voorwaarden wordt toegestaan en meerdere collega’s kunnen overschakelen op deze duurzamere vorm van visserij. Inmiddels is een delegatie van de ICES, het raadgevend orgaan van de Europese Commisie, mee aan boord geweest en is uitgebreid geïnformeerd over de voordelen van de pulskor. Voordat de ICES advies uitbrengt wil zij weten wat het effect van de pulskor op haaien, roggen en kabeljauw is. Momenteel wordt er door IMARES met proefopstellingen in bassins en aan boord proeven gedaan om deze vragen goed te kunnen beantwoorden. Verder wordt er samen met milieuorganisaties en de vishandel gewerkt aan het certificeren van met de pulskor gevangen vis. Het voorstel is om
tot een duurzaamheidlabel zoals MSC te komen. Een dergelijk label garandeert een goede kwaliteit vis die op een duurzame wijze is gevangen. Dit is nodig om een aantrekkelijke prijs voor de met de pulskor gevangen vis te krijgen. De pulskor is een relatief dure vorm van visserij en de investeringen moeten zich wel terugbetalen. Het dit jaar opgerichte Visserij Innovatie Platform heeft positief gereageerd om de proef op te schalen naar meerdere schepen. De verwachting is dat hier dit jaar nog mee kan worden gestart. Verder wordt er momenteel met een boomkorschip van Texel gevist met een ‘Sumwing’, dit is een net wat niet over de zeebodem sleept maar er net boven blijft. In combinatie met de electronica die wordt gebruikt voor de pulskorvisserij zal dit naar verwachting nog meer brandstof besparen en nog minder schade aan het bodemleven veroorzaken. Visionair houdt u op de hoogte. Met de pulskor laat de Nederlandse visserijsector zien dat bereid is te investeren in een economisch én ecologisch verantwoorde visserij.
Over de auteur
Pieter Louwe van Slooten vist al meer dan 20 jaar op de Noordzee en is sinds 1987 schipper én eigenaar van de UK 153. Pieter Louwe heeft veel praktijkervaring met de pulskorvisserij
visionair nr. 5 - september 2007
15
onderzoek en beheer
TNS/NIPO enquête:
Zeesportvisserij ongekend populair Tekst: Jan Willem Wijnstroom Fotografie: Sima Charters,
Koen Suyk en
Sportvisserij Nederland
In opdracht van sportvisserij Nederland heeft TNS/NIPO onderzoek uitgevoerd naar de zeesportvisserij. Naast aantallen sportvissers, samenstelling van de groep en gegenereerde omzet is ook onderzocht wat ‘zoute’ sportvissers jaarlijks vangen. Speciale aandacht kreeg de zeebaars, een vissoort die steeds belangrijker voor de zeehengelsport lijkt te worden.
I
n de TNS/NIPO enquête werden 30.000 huishoudens betrokken. Deze geven een representatief beeld van de zeesportvisserij in 2006. Uit de resultaten komt naar voren dat van de bijna twee miljoen hengelaars die Nederland inmiddels telt, 650.000 personen onder de categorie zeesportvisser valt. Deze groep bestaat uit 500.000 mannen, 80.000 vrouwen en 70.000 kinderen jonger dan 15 jaar. De groep mannen vanaf 15 jaar is veruit het grootst. Van deze groep zijn dan ook de meeste én de meest betrouwbare gegevens bekend geworden. Hieronder worden de belangrijkste resultaten weergegeven. Zeesportvissers passen zich aan De populariteit van het vissen met hengels aan en op zeeen kustwateren stijgt. Dat is opmerkelijk, zeker als in aanmerking wordt genomen dat de visstand in de Noordzee en de meeste kustwateren anno 2007 lang niet meer is wat die vroeger was. De stand aan platvis, kabeljauw en aal is bijvoorbeeld significant achteruit gegaan. Uitgaande van een directe relatie tussen de aanwezigheid van een goede visstand en de deelname aan de sportvisserij, lijkt de zeesportvisser zich aan te passen. Uit de gegevens van het TNS/NIPO onderzoek komt naar voren dat de toename van het aantal zeevissers vooral wordt veroorzaakt doordat zoetwatervissers naar zee overstappen. Een dag vissen aan of op zee biedt een nieuwe uitdaging en ligt kennelijk meer voor de hand dan in vroegere jaren het geval was. Profiel zeesportvisser In alle zoute wateren wordt gevist, met een duidelijke voorkeur voor de Noordzeekust gevolgd door het Zeeuwse Deltagebied en de Waddenzee. Een kwart van de vissers vist het gehele jaar door, vooral in de zomer gevolgd door de lente, herfst en winter. In het zoute water wordt door de mannen gemiddeld acht keer per jaar gevist. Bijna de helft (47%) van de mannen heeft tot half november 2006 één tot drie vistrips gemaakt
16
visionair nr. 5 - september 2007
terwijl 19% dit maar liefst 10 tot 50 keer deed. Vissen vanuit een charterboot is een populaire bezigheid aangezien meer dan de helft (59%) 2006 op een groot sportvisserijschip of charterboot is gestapt; 8% vist vanuit een eigen visboot. Slechts 17 procent van de zeevissers stapt nooit op een boot om een visje te vangen. De meeste vistrips worden echter vanaf het strand of de oever gevist: 38% van de mannelijke zeevissers vist meestal vanaf de kant, bij de vrouwen is dit 45 procent. Sportvissers en hun vangst Totaal werden er in 2006 per mannelijke visser gemiddeld 30 vissen met een gezamenlijk gewicht van 16 kilo gevangen. Makreel wordt het meest gevangen (5,1 kg / 10,5 stuks per jaar) gevolgd door kabeljauw (3,3 kg/ 3,4 stuks per jaar). Zeevis heeft in vergelijking met zoetwatervis een veel betere consumptiekwaliteit. Anders dan bij sportvissen op zoetwater is het meenemen van vis voor eigen consumptie onderdeel van het zeevissen. Gemiddeld nemen zeevissers 17 vissen met een totaalgewicht van 9 kilo mee naar huis. Vooral makreel en kabeljauw blijken gewaardeerde consumptievissen. Aandacht voor zeebaars Wat de zeebaars betreft wordt geconstateerd dat deze soort voor de Nederlandse en Europese sportvisserij steeds belangrijker wordt. Door een goede reproductie en wellicht door de klimaatsverandering komt deze baarsachtige steeds talrijker voor in onze kustwateren en lijkt daardoor het gat te gaan vullen dat is ontstaan door de achteruitgang van traditionele soorten als platvis en aal. Hoewel de commerciële visserij op zeebaars in Nederlandse wateren nog beperkt is, schakelt een groeiend aantal beroepsvissers over op deze vissoort. Vanuit het streven naar een verantwoord visserijbeleid wil Sportvisserij Nederland graag weten hoe belangrijk deze soort voor de sportvisserij is. De TNS/NIP-enquete is daarom aangevuld met een reeks specifieke vragen over dit onderwerp.
De belevingswaarde van de zeesportvisserij is niet in geld uit te drukken.
visionair nr. 5 - september 2007
17
onderzoek en beheer Uit het resultaat komt naar voren dat het belang aanzienlijk is. Zo blijkt dat in 2006 ruim 90.000 mannen gericht op zeebaars hebben gevist. In het Deltagebied wordt duidelijk meer op zeebaars gevist dan in de Waddenzee. Gemiddeld heeft de mannelijke zeevisser in 2006 0,9 stuks zeebaars gevangen waarvan 0,4 exemplaren mee naar huis zijn genomen. Ongeveer driekwart van de sportvissers die ook gericht op zeebaars vissen wil meer en grotere zeebaars vangen en is vanuit die optiek voorstander van een meeneemlimiet. Indien dit aantoonbaar leidt tot een verbetering in de vangsten van zeebaars zijn de geënquêteerde vissers bereid tot een limiet van maximaal 6 zeebaarzen per visser per dag. Ruim driekwart van de zeebaarsvissers is voor een verhoging van de minimummaat van 36 cm.
onderzoek en beheer landse sportvissers niet zijn vastgesteld in het onderzoek. De sociaal economische waarde van de sportvisserij wordt bepaald door de mogelijkheid vis te kunnen vangen. Dit wordt in de USA genoemd: “the fish availability treshold”. Naarmate er minder vis te vangen is gaat de aantrekkelijkheid voor de sportvisser omlaag en zal er minder worden gevist en zullen de uitgaven verminderen. Hij zal bijvoorbeeld in andere wateren en/of in het buitenland gaan vissen, waarmee zijn uitgaven zich richten op een visserij die wel succes oplevert.
De sociaal economische waarde van de sportvisserij wordt bepaald door de mogelijkheid vis te kunnen vangen
Ruim 80.000 vrouwen zijn zeevisser.
18
visionair nr. 5 - september 2007
Bouwsteen voor duurzaam beheer De resultaten van het TNO/NIPO onderzoek vormen een belangrijke bouwsteen voor het visserijbeheer in onze zee en kustwateren, een beheer waar sport- en beroepsvisserij ieder hun verantwoordelijkheid dienen te nemen. Het is een goede zaak dat in het nieuwe gemeenschappelijk (EU) visserijbeleid wordt gestreefd naar een gelijkwaardige behandeling van sport- en beroepsvisserij. Een duurzaam visserijbeheer vormt de basis van goede zeesportvisserijmogelijkheden. Vanuit die optiek is het belangrijk te weten in welke mate de sportvisserijvangsten invloed hebben op de diverse bestanden. Voor het kabeljauwbestand bijvoorbeeld is beperking van de visserijsterfte hoofdlijn van het herstelplanbeleid. Dat betekent dat de sportvisserij -ook al vanuit eigen belang- bereid moet zijn daartoe een zinvolle bijdrage te leveren. Van de diverse opties die bijvoorbeeld in de zeesportvisserijnota ‘Springtij’ al werden besproken, blijkt een gesloten tijd in de paaiperiode en een verhoging van de minimummaat op het meeste draagvlak te kunnen rekenen. Een eventuele meeneemlimiet van een x aantal vissen of een bepaald gewicht voor sportvissers zal gelet op de gemiddeld lage vangsten per zeesportvisser, geen wezenlijke bijdrage leveren aan bestandsherstel.
Ook zeesportvissers vangen graag een grote vis.
Hoofdlijn is dat Sportvisserij Nederland zich wil inspannen om op basis van goede en ecologisch onderbouwde argumenten het gesprek aan te gaan met de beroepsvisserij om te komen tot een duurzame bevissing van de Noordzee. De enquêteresultaten voor wat betreft de zeebaarsvisserij en het zeebaarsbeheer geven aan dat er een groot draagvlak is voor een beter beheer, leidend tot betere vangsten en grotere vissen. Dat betekent dat samen met de beroepsvisserij zal gaan worden verkend welke mogelijkheden openstaan voor een beter beheer in het belang van sport- en beroepsvisserij. Geraadpleegde bronnen Enquête zeesportvisserij 2006, TNO NIPO (2006) Springtij, beleidsnota zeesportvisserij, NVVS (2005)
GEMIDDELDE UITGAVE AAN ZEESPORTVISSERIJ
Belang van de zeebaars De zeebaars is onder sportvissers in korte tijd immens populair geworden. In 2006 gingen maar liefst 91.000 sportvissers één of meerdere keren naar de kust om daar gericht op deze krachtige rover te vissen. De zeebaars genereert daarmee een totale omzet van 15,8 miljoen euro per jaar. Slechts een klein deel van alle vangsten wordt geboekt tijdens niet-gerichte vistrips. Bijna de helft (44 procent) vist vanaf de oever, 20 procent vanaf een (eigen) bootje en 17 procent huurt een charterboot. De rest bestaat uit combinaties van deze vistechnieken. Ruim de helft van deze vissers is van mening dat het beheer van de zeebaarspopulatie beter kan, waarbij maar liefst 62 procent voor een baglimit (meeneemlimiet) is, mits de beroepsvisserij op zeebaars wordt beperkt. Dit blijkt uit recent onderzoek vanTNS NIPO: Enquête zeesportvisserij 2006 – Algemene situatie en zeebaarsvisserij.
illustratie Publishinghouse
Sociaal economische waarde zeesportvisserij Mannelijke zeevissers ouder dan 15 jaar besteden per persoon gemiddeld 330 euro per jaar aan hun hobby. Totaal geeft deze groep ruim 165 miljoen euro per jaar uit aan de zeesportvisserij. Opmerkelijk is de relatief grote bijdrage van de uitgaven die specifiek voor de visserij op zeebaars worden gedaan. Sportvissers die (ook) op zeebaars vissen besteden in totaal 16 miljoen euro aan deze visserij. Het totale bedrag dat in Nederland wordt uitgegeven aan de zeesportvisserij ligt overigens veel hoger dan de 165 miljoen euro omdat de uitgaven door vrouwen, kinderen en buiten-
De wijze waarop de sociaal economische waarde van de sportvisserij wordt bepaald verschilt overigens van die van de beroepsvisserij. Wat betreft de sportvisserij zijn vooral vangsten en vangstkansen essentieel. Vis kan zelfs worden teruggezet en opnieuw worden gevangen. Bij de beroepsvisserij is het de verkoopwaarde waar het om draait. Hoge visprijzen bij een relatief lage aanvoer vanuit een schraal bestand kunnen doorslaggevend zijn voor een positief bedrijfsresultaat. Dat is niet aan de orde bij de sportvisserij: je moet voldoende en liefst grote vis kunnen vangen. Overigens is de belevingswaarde van de zeesportvisserij niet in geld uit te drukken. Dat is een conclusie waar iedere sportvisser zich in herkennen zal. Sportvissers hebben er letterlijk en figuurlijk veel voor over om tot een onbetaalbare ervaring van een mooie visdag- of visvakantie te komen
In 2006 geven alle Nederlandse mannelijke zeevissers van 15 jaar en ouder gezamenlijk in totaal 166,5 miljoen euro uit aan de zeesportvisserij.
visionair nr. 5 - september 2007
19
hart voor vissen
hart voor vissen
Jeroen Verhoeff: portret van een natuurschilder Tekst: Robert de Wilt Fotografie: Jeroen Verhoeff en
Robert de Wilt
Liefde voor het onderwaterleven, dat is de drijfveer van schilder Jeroen Verhoeff. Hij maakt nauwelijks van echt te onderscheiden onderwaterschilderijen. Visionair neemt in deze editie een kijkje achter de schermen bij deze hyperrealist en treft een schilder in opperste concentratie. Met een fijne penceel legt hij net de laatste hand aan een ruisvoorn die op het punt staat door een snoek te worden verzwolgen.
I
n grote lijnen zijn er drie groepen natuurschilders te onderscheiden. Allereerst de categorie die foto’s, al dan niet zelf gemaakt, exact naschildert. Dit is verreweg de grootste groep. Dan volgen de kunstenaars die in het veld een schets maken en deze thuis uitwerken. Hierbij wordt vrijer omgegaan met de feitelijke situatie. De laatste groep, en daartoe behoort Verhoeff, bestaat uit natuurschilders die het te schilderen dier eerst uitgebreid bestuderen aan de hand van boeken, musea, dierentuinen, het internet, snorkelsessies en onderwaterfoto’s. Aan de hand van deze anatomische studie wordt een bouwtekening gemaakt die dient als basis voor een beweegbaar model. De modellen die Jeroen in zijn atelier heeft staan, komen qua verhoudingen en details exact overeen met de echte vissen. Het model stelt Verhoeff op in een driedimensionaal decor waarmee hij eindeloos kan variëren. Zo kan hij nagenoeg elke onderwatersituatie levensecht nabootsen. Door veel te snorkelen in zowel binnen- als buitenland doet Verhoeff inspiratie op voor een bepaalde ‘onderwatersetting’. “Het gaat me
om originaliteit en realiteit in mijn werk”, zegt Verhoeff terwijl hij rustig een paar omslaande golven bijwerkt. “Ik wil mensen graag verbazen door te laten zien hoe het er onderwater werkelijk uitziet. Als sportvisser zie je doorgaans toch vooral vissen op het droge. Ik kan een realistisch beeld geven van de wereld onder die mysterieuze waterspiegel.” Schaalmodellen Inspiratie is natuurlijk belangrijk, maar het overgrote deel van het werk bestaat toch echt uit transpiratie. Zodra het idee voor een bepaalde situatie is geboren, begint Verhoeff te schetsen. Het dier wordt letterlijk ontleed en van alle kanten grondig in beeld gebracht; zowel een voor,- boven- als zijaanzicht komen op papier te staan. De vorm van de bewuste vissoort snijdt Verhoeff zorgvuldig uit hard of zacht schuim of boetseermateriaal, waarna de exacte kleur, vinnen, schubbenpatroon en andere details worden ingekleurd. Door de vis nu in schijven te zagen en een soort ruggenmerg van staal aan te brengen kan deze volledig natuurgetrouw bewegen. Dit is het geheim van de smid waarmee hij nagenoeg
Jeroen Verhoeff.
20
visionair nr. 5 - september 2007
visionair nr. 5 - september 2007
21
hart voor vissen
hart voor vissen
INSPIRATIE EN TRANSPIRATIE De werkwijze van de natuurschilder Verhoef verloopt grofweg in vier fasen. Het begint met het opdoen van inspiratie, het vervolgtraject bestaat daarentegen vooral uit transpiratie.
Meer informatie:
1) Het vooronderzoek geschiedt niet alleen middels literatuurstudie, maar ook door de onderwaterwereld al duikend gade te slaan. 2) Is het idee eenmaal geboren, dan worden van alle vissen modellen gesneden. Als het even kan op ware grootte. 3) Deze snoek is in schijven gesneden en voorzien van een soort stalen ruggengraat waardoor deze levensecht kan bewegen. 4) Alles in het driedimensionale decor moet kloppen. Van de aanvallende snoek tot de waterspiegel en de plompenbladeren die daarop drijven. 5) Het eindresultaat is hyperrealistisch. Pas als de eigenaar het gevoel heeft gewichtloos tussen dit schouwspel te zweven, is Verhoeff tevreden.
1
2
3
4
Jeroen Verhoeff Wildlife Art Vossenstraat 40 3131 CW Vlaardingen Te: 010-4356134 Website: www.jeroenverhoeff.com E-mail:
[email protected]
5 Over Jeroen Verhoeff
elke gewenste situatie op het droge in scène kan zetten. Op dit moment werkt Verhoeff aan een hermelijn, een orka en een grote snoek. Als visminnend blad richten we ons natuurlijk op de replica van een gigantische snoek. Op de decortafel is de snoek in een explosieve positie geplaatst waarbij de rover vanuit een hinderlaag een aantal nietsvermoedende ruisvoorns met wijd opengesperde bek overrompelt. Een plexiglas plaat boven het decor bootst het wateroppervlak na. Verhoef: “Ook de weerspiegelingen van het zonlicht moeten kloppen, net als de afstand tussen de snoek en prooivis. Het spelen met licht en compositie is machtig mooi werk. Gewoon lekker klooien totdat het plaatje klopt.” Met een lamp boven het geheel bepaalt Verhoeff de precieze belichting. Als het decor gereed is, loopt hij er nog een paar keer omheen om te bepalen wat de mooiste hoek is om
vanuit te schilderen. Hij is dan inmiddels een aantal dagen verder. Zonder nog een kwast te hebben aangeraakt welteverstaan. Geslaagd werk Met de proefschetsen in de hand gaat hij uiteindelijk echt aan de slag. “Fantastisch is het om mensen het idee te kunnen geven dat ze zich ook daadwerkelijk onderwater begeven. Daarom schilder ik mijn werk als het even kan op ware grootte. En ja, in het geval van een grote blauwe marlijn is dat inderdaad nog best even slikken”, lacht de Vlaardinger. In tegenstelling tot de meeste schilders gebruikt Verhoeff hout om de acrylverf op aan te brengen. Omdat hout glad is en niet meegeeft kan hij zeer nauwkeurig op dit materiaal werken. Hij schildert eerst de achtergrond en pas daarna de vissen, het wateroppervlakte en de waterplanten. Het water laat hij er pas op het allerlaatste moment in lopen.
Gewoon lekker klooien totdat het plaatje klopt
22
visionair nr. 5 - september 2007
Juist het water heeft extra aandacht nodig omdat dit het meest organische onderdeel van het schilderij is. Hij let daarbij vooral op de natuurgetrouwe troebelheid van het water. Pas na vijf lagen verf is de kleur goed dekkend. Het grote voordeel van acrylverf is dat het halfdoorzichtige
(glacé) lagen op het schilderij aanbrengt en daardoor ideaal is om troebel water goed weer te geven. Als het schilderwerk na enkele weken klaar is, laat Jeroen het nog weken tot soms zelfs maanden staan waarbij hij regelmatig kijkt wat er nog kan of moet worden geperfectioneerd. Als
hij er 100 procent zeker van is dat het werk af is, vernist hij het schilderij om het tot slot met zorg in te lijsten. Verhoeff: “Uiteindelijk moet je het gevoel hebben dat je zelf gewichtsloos tussen de vissen door zwemt. Pas als de eigenaar dat gevoel heeft, is mijn schilderij echt geslaagd.”
Een gedegen studie van de vis maakt deel uit van Jeroen’s werkwijze
De 40-jarige Vlaardinger Jeroen Verhoeff schildert ruim 13 jaar professioneel. Als kind had hij twee hobby’s: schilderen en beesten kijken. Via zijn uiteenlopende illustratiewerk, waaronder ook cartoons, en met vrij schilderen als passie heeft hij zich gaandeweg ontplooid tot professioneel natuurschilder. Omdat hij naar eigen zeggen ‘volledig vanuit zijn passie werkt en geen concessies wil doen aan de werkelijke onderwatersituatie’, schildert Verhoeff alleen vissen en andere dieren in het wild die zijn persoonlijke interesse hebben. Op hengelsport- en ‘wildlife art’ beurzen trekt hij de belangstelling van zowel sportvissers als nietvissende natuurliefhebbers. Sinds enkele jaren exposeert hij zijn werk ook op de hengelsportbeurs Visma.
visionair nr. 5 - september 2007
23
onderzoek en beheer
onderzoek en beheer
Vloedvlaktes van de Wolga als proeftuin voor de lage landen Tekst:
Leo Nagelkerke
Fotografie: Leo Nagelkerke
en Paul van Hoof
Rivieren zijn van nature dynamische systemen met sterk wisselende waterafvoeren. Doordat in het vroege voorjaar een extra hoeveelheid water door de rivieren stroomt, afkomstig van regenval of het smelten van sneeuw, komen periodiek grote oppervlaktes laaggelegen land onder water te staan. Leo Nagelkerke gaat in op de functie van deze vloedvlaktes voor vissen.
V
loedvlaktes van laaglandrivieren, in Nederland meestal uiterwaarden genoemd, zijn belangrijk voor het in stand houden van een gezonde visgemeenschap. Zo zorgt het contact tussen land en water voor een uitwisseling van voedingsstoffen die gunstig is voor de groei van visvoedsel zoals watervlooien en insectenlarven. Daarnaast kan ondergelopen land fungeren als paaiplaats of als kraamkamer voor diverse vissoorten. Het ondiepe water warmt door de voorjaarszon snel op en door het ruime voedselaanbod kunnen de jonge visjes snel doorgroeien. Dat is noodzakelijk om op tijd over te kunnen schakelen op grotere prooien. Vissen die in groei achterblijven verhongeren of worden opgegeten door sneller groeiende soortgenoten. Opgroeien in vloedvlaktes betekent echter ook het risico zelf prooi te worden van roofvissen die paaien en opgroeien in dit ondiepe water. Piscivore soorten zoals de roofblei (Aspius aspius) trekken vaak als eerste de vloedvlaktes op om zich voort te planten. Hun nakomelingen zijn dan al wat groter wanneer de larven van de andere soorten massaal uit het ei komen en krijgen daardoor de beschikking over voldoende voedsel. Of de voortplanting van roofvissen in vloedvlaktes succesvol is hangt in sterke mate af van het weer. Aanhoudend koud weer in het voorjaar en daarmee samenhangende lage watertemperaturen kunnen de voortplanting van vooral roofvissoorten doen mislukken. Effect van menselijk ingrijpen Vissoorten die gebruik maken van vloedvlaktes zijn ingesteld op het regelmatig onderlopen van deze gebieden. Overstromingen dienen in de juiste tijd van het jaar op
24
visionair nr. 5 - september 2007
te treden en lang genoeg te duren om het ondergelopen land als paaiplaats of kraamkamer te gebruiken. Overstromingen dienen voorspelbaar en groot genoeg te zijn willen vissen er effectief gebruik van maken. Zowel de voorspelbaarheid als de omvang van de overstromingen zijn in de meeste grote rivieren echter sterk negatief beïnvloed door menselijk ingrijpen. De bedijking van rivieren, maar ook de inperking van de stroom tussen betonnen oeverversterkingen heeft tot gevolg dat overstromingen alleen nog maar plaatsvinden wanneer er sprake is van extreem hoogwater. Daarnaast komt het voor dat vloedvlaktes meerdere jaren achtereen niet onderlopen. De bouw van reservoirs en dammen in de rivieren zorgen er bovendien voor dat de hoeveelheid water dat in het voorjaar de vloedvlaktes instroomt sterk afneemt. Het areaal aan paaien opgroeigebied wordt daarmee verkleind. Er bestaan geen vissoorten die zich kunnen aanpassen aan dergelijke onregelmatig optredende peilfluctuaties. Het effect op de visstand van het menselijk ingrijpen in de rivieren is daarmee evident. Niet alle vissen zijn gelijk De afhankelijkheid van vloedvlaktes en daarmee het effect van menselijke ingrepen is soortspecifiek. Sommige soorten passen zich makkelijk aan, kunnen bijna overal leven en planten zich succesvol voort in diverse milieus. Bekende soorten zijn bijvoorbeeld blankvoorn (Rutilis rutilis) en brasem (Abramis brama). Andere soorten, zoals ruisvoorn (Scardinius erythrophthalmus) en snoek (Esox lucius), zijn kritischer en stellen (veel) hogere eisen aan hun leefomgeving. Sommige soorten als giebel en zeelt leven zelfs hun hele leven in of nabij vloedvlaktes terwijl andere soor-
De meerval is een algemeen voorkomende vissoort in de Wolga.
visionair nr. 5 - september 2007
25
onderzoek en beheer
onderzoek en beheer ten er alleen maar komen om zich voort te planten. Een soort die vloedvlaktes alleen gebruikt als paai- en opgroeigebied is de winde (Leuciscus idus). De opgroeiende windes trekken al snel weer naar de hoofdstroom van de rivier. Sommige soorten zoals het vetje (Leucaspius delineatus) leven kort, zodat een mislukt voortplantingsseizoen kan leiden tot grote schommelingen in hun aantallen terwijl andere soorten, bijvoorbeeld de brasem, veel langer leven en daardoor een stabielere populatie kunnen opbouwen. Voor een effectief beheer van de visstand is het belangrijk om een goed inzicht te krijgen in de exacte, kwantitatieve verbanden tussen waterpeil, hoeveelheid ondergelopen land, type habitat, succes van de voortplanting en de aantallen jonge vis die uiteindelijk in de vloedvlaktes op kunnen groeien. Het onderzoeken van deze relaties staat centraal in het Wolga-project. Wolga als voorbeeld De ingewikkelde en dynamische verbanden tussen overstromingen en vis zijn alleen te onderzoeken in vloedvlaktes van een voldoende grootte en met een zo natuurlijk mogelijke verbinding met de rivier. In West-Europa zijn dergelijke natuurlijke en grootschalige systemen helaas niet meer aanwezig. De dichtstbijzijnde ongerepte vloedvlaktes worden aangetroffen in Rusland. Vandaar dat de Aquacultuur en Visserij-groep van Wageningen Universiteit, samen met IMARES, de afdeling Fysische Geografie van de Universiteit van Utrecht, RIZA en verschillende Russische partners in 2006 een project zijn gestart in de vloedvlaktes van de Wolga. De Wolga is de grootste rivier
Vloedvlaktes vormen belangrijk paai-, opgroei- en leefgebied bij hoog water.
van Europa. Het onderzoeksgebied bevindt zich vlak bij de stad Volgograd, op zo’n 300 km stroomopwaarts van de Kaspische Zee. Het gebied is groot (ca. 30 km breed en vele malen langer) en niet bedijkt. Overstromingen in de lente kunnen hier nog hun natuurlijk verloop hebben. Door het gelijktijdig meten van de waterbewegingen, de migratie van volwassen vis, het voorkomen van vislarven en de verspreiding van jonge vissen kunnen verbanden tussen waterpeil, hoeveelheid ondergelopen land, soort habitat en succes van voortplanting en opgroei inzichtelijk worden gemaakt. Bovendien kan op basis hiervan een model worden ontwikkeld waarmee de effecten van veranderende waterdynamiek (bijvoorbeeld door kunstwerken of klimaatveranderingen) op de visbestanden kunnen worden voorspeld. De keuze voor de Wolga als onderzoeksgebied heeft ook te maken met de aanwezige visstand. Ondanks de aanwezigheid van, voor ons nogal exotische, soorten zoals de Wolga-snoekbaars (Stizostedion volgense), de blauwe brasem (Abramis ballerus) en verschillende soorten steuren, bestaat meer dan 90% van de visstand uit dezelfde soorten die in Nederland worden aangetroffen. De resultaten van dit onderzoek kunnen daardoor worden gebruikt voor de Nederlandse situatie en leiden mogelijk tot nieuwe inzichten voor het behoud en herstel van onze eigen visfauna. De eerste resultaten Bij het schrijven van dit artikel is het eerste jaar veldwerk in Rusland afgesloten en is gestart met het tweede seizoen. Tijdens het eerste jaar zijn waterpeilen en stroomsnelhe-
Ondergelopen vlaktes zijn ook voor de snoek van levensbelang
den gemeten. Daarnaast is in kaart gebracht wat de kenmerken zijn van de vele meren, kanalen en rivierarmen in het onderzoeksgebied. Tegelijkertijd is in het voorjaar met behulp van kieuwnetten geregistreerd wanneer en waar volwassen vissen de vloedvlakte binnentrekken. Daarnaast is er met speciale larvennetten bepaald waar vislarven voorkomen en tot welke soorten ze behoren. In de nazomer is bepaald wat er uiteindelijk van de larven is overgebleven in de vorm van jonge visjes. De gegevens zijn nog niet helemaal uitgewerkt, maar een aantal voorlopige conclusies laat zien dat er in dat grote gebied maar een paar plekken zijn (ongeveer vijf ) waar de volwassen vissen vanuit de hoofdstroom van de rivier kunnen binnentrekken. Verder kan worden geconcludeerd dat er grote verschillen zijn in het tijdstip waarop de verschillende soorten de vloedvlaktes opzwemmen. Daarnaast blijkt dat vooral de concurrentie tussen de hele jonge visjes om de hoeveelheid visvoedsel dat in het gebied wordt geproduceerd, bepalend is voor het succes van de voorplanting. Een productie die dus sterk is gerelateerd aan het oppervlak ondergelopen land. Het jaar 2006 was wat betreft temperatuur erg extreem en begon met strenge wintertemperaturen tot -30°C. Het gevolg hiervan was een aanzienlijke vissterfte vanwege de zuurstofloosheid onder het ijs. Daarna bleven de waterstanden erg laag. Het eerste jaar van het project was daardoor nogal bijzonder. Voor definitievere conclusies dient het seizoen te worden afgewacht, maar dat natuurlijke vloedvlaktes van groot belang voor de visstand zijn, staat nu al als een paal boven water.
Het bemonsteren van de visstand in de Wolga.
Jonge vis tussen ondergelopen vegetatie.
Over de auteur Leo Nagelkerke is bioloog, opgeleid aan de toenmalige Landbouwuniversiteit Wageningen. In 1997 voltooide hij zijn proefschrift over de barbelen van het Tana-meer in Noord-Ethiopië, waarin o.a. een aantal nieuwe vissoorten werd beschreven. Tevens werd een ecomorfologische methode ontworpen en toegepast. Sinds 1999 is hij werkzaam als universitair docent bij de leerstoelgroep Aquacultuur en Visserij van Wageningen Universiteit, waar hij zich vooral bezighoudt met de voedselopname door vissen en de structuur van visgemeenschappen. Tevens verzorgt hij onderwijs in visbiologie en visserij. Geraadpleegdeliteratuur De Leeuw, J.J., Winter, H.V. & Buijse A.D. (2003), Management and monitoring the return of riverine fish. In: A.D. Buijse, R.S.E.W. Leuven & M. Greijdanus-Klaas (eds.), Proc. Lowland River Rehabilitation 2003 - An international conference addressing the opportunities and constraints, costs and benefits to rehabilitate natural dynamics, landscapes and biodiversity in large regulated lowland rivers. NCR-Publication 22-2003. Grift, R.E. (2001) How fish benefit from floodplain restoration along the lower River Rhine. Thesis Wageningen University, 205 pp. Middelkoop, H.,van den Berg J. H., Babich, D.B., Alabyan, A.M., Shoubin, M.A. & Schoor, M.M. (2003), Dynamics of the Lower Volga River as reference for ecological rehabilitation of the lower Rhine River. Proc. 3rd Regional scientific - practical conference «Safety and steady development of the lower Volga region », Volzhsky Institute of Humanities 27-28 November, 2003.
26
visionair nr. 5 - september 2007
visionair nr. 5 - september 2007
27
hart voor vissen
hart voor vissen
Waar blijft de brasem? Tekst:
Bas Paternotte
Fotografie: Marius Holdermans,
Michel Roggo en
Sportvisserij Nederland
Brasem is een veelbesproken vis. Voor veel hengelaars is en blijft Abramis brama de belangrijkste soort. Beroepsvissers verdienen in de winter een goede boterham met het vangen van brasem. Sommige waterbeheerders zien de brasem daarentegen liever gaan dan komen en beschouwen verbraseming als groot milieuprobleem. Tijdens visserijkundige onderzoeken wordt echter steeds minder brasem gevangen en jonge brasem lijkt in veel wateren zelfs te zijn verdwenen. Het begint er op te lijken dat deze kenmerkende vissoort in het verdomhoekje raakt. Plus: een onthullend rapport van LNV.
D
oor de verrijking van het binnenwater met fosfaten uit wasmiddelen en de landbouw verdwijnen begin jaren ’70 van de vorige eeuw de waterplanten uit veel plassen en meren. Vervolgens worden deze wateren vertroebeld door een overmaat aan algen. Tegelijkertijd holt de snoekstand hard achteruit. De brasem lijkt hier als enige van te profiteren, want in veel wateren neemt de brasemstand exponentieel toe. Een verschijnsel dat al snel ‘verbraseming’ wordt genoemd. Regelmatig verschijnen er rapporten en artikelen waarin deze vissoort zelfs de schuld krijgt van de algensoep en gaan er steeds meer stemmen op om deze vis ‘op te ruimen’. Dit resulteert in grootschalige afvissingen waarin wordt gestreefd om meer dan 80 % van de brasem te verwijderen. Halverwege de jaren ’80 lijkt Actief Biologisch Beheer (ABB) een panacee te worden voor de algenproblematiek. Brasem in de beklaagdenbank Is brasem terecht in de beklaagdenbank terechtgekomen? Ja, maar ten onrechte. Eutrofiëring is de eigenlijke oorzaak van de grote hoeveelheid brasem die zich in ons land ophoudt. Wanneer een water door omstandigheden (te) voedselrijk wordt (door bijvoorbeeld overbemesting) komen er meer waterplanten. Voor bijvoorbeeld de snoek een geweldige leefomgeving. Daarnaast ontstaat er meer zoöplankton dat vervolgens leeft op de in het water aanwezige algen. Het water wordt daardoor helderder en alles leeft, zwemt en groeit weelderig. Ook de brasem pikt hier een graantje van mee. Maar dan komt het omslagpunt. De waterplanten groeien in zulke hoeveelheden zodat zij zichzelf in de schaduw zetten. Gevolg: verminderde groei. De nutriënten (fosfor en stikstof uit bijvoorbeeld kunstmest) worden minder opgenomen waardoor de algen de vrije hand krijgen. Hierdoor wordt het water troebel en verdwijnen de waterplanten. De brasem gedijt goed onder deze omstandigheden, de andere vissoorten komen in de verdrukking. Snoeken kunnen zich niet meer verschuilen en worden opgegeten door grotere exemplaren. Vervolgens treedt verbraseming op: de brasemstand neemt alleen maar toe. Daarmee snijdt zelfs
28
visionair nr. 5 - september 2007
de brasem zichzelf in de kieuwen, omdat er meer brasems zijn, is er steeds minder voedsel te vinden. Grote brasems woelen de bodem om op zoek naar voedsel zodat nog meer fosfor in het water terechtkomt. Wateren zoals het VolkerakZoommeer, de Veluwerandmeren en de Vinkeveense plassen zijn of waren voorbeelden van een dergelijk verstoord ecosysteem. Door het terugdringen van de fosfaatvervuiling (denk aan het gebruik van fosfaatvrije wasmidden, het terugdringen van de vervuiling uit de landbouw en het verwijderen van fosfaten in rioolwaterzuiveringen, zijn veel wateren weer helder geworden. Zo is het natuurlijk evenwicht in de Veluwe randmeren grotendeels hersteld (in 28 jaar, mind you) door het doorspoelen met fosfaatarm polderwater via de waterzuiveringsinstallatie van Harderwijk. En inderdaad: een stevige brasembevissing. Begin jaren negentig herstelde de populatie driehoeksmossels zich, evenals de baars en de blankvoorn. Het is dus zaak te kijken naar oorzaak en gevolg. Verbraseming ontstaat dus niet omdat de brasem er opeens zoveel zin in heeft. Het proces is een gevolg van een verkeerde chemische samenstelling van het water. Een brasemprobleem oplossen door een intensievere bevissing levert wellicht een bijdrage aan het herstel van het ecosysteem, maar kan nooit een methode op zichzelf zijn. De vraag is overigens of het moreel verantwoord is een vissoort te ruimen puur en alleen om het water (wat) helderder te maken. Hoe zouden we reageren wanneer we 80 % van de Nederlandse konijnenpopulatie om zeep helpen met als enige doel het verschralen van natuurgebieden? Zegenvisserij Door de beroepsvisserij wordt op grote schaal met sleepnetten, zegens genoemd, op brasem gevist. Hierbij worden soms netten van anderhalve kilometer lang ingezet. Opvallend is dat deze zegenvisserijen niet of nauwelijks worden gemonitord. Vooral op de grote wateren wordt door de beroepsvisserij gericht op brasem gevist. Zo mag op de randmeren jaarlijks ca 300.000 kilo brasem worden gevangen. Ook op het al zwaar overbeviste IJssel- en Markermeer wordt steeds intensiever op brasem gevist. Naast de visserij met zegens
De brasem wordt zwaar belaagd.
België en de brasem Volgens beroepsvisser Gerard Manshanden wordt brasem de laatste jaren steeds meer als consumptievis gevangen. Dit omdat de brasemstand in veel grote wateren zo is afgenomen dat het alleen nog maar lonend is met kieuwnetten te vissen, een methode waarbij de vis zodanig wordt beschadigd dat ze niet meer levend is te verhandelen. Hoewel de visserij op handelspootvis sterk is afgenomen, wordt er nog steeds met de zegen gevist op brasem die vervolgens verdwijnt naar de in schatting 3000 Belgische visputten. Afgevraagd kan worden of deze vorm van hengelen ethisch door de beugel kan. De bezetting op deze putjes is vaak zodanig hoog dat de beheerders elke dag de van ellende gestorven vissen op moeten ruimen. Op deze internationale handel is geen enkele controle en het risico van het verslepen van visziekten ligt daarmee op de loer. Ook wordt het water van de vijvers doorgepompt waardoor het organische vervuilde slib op de omliggende landerijen en in het
grondwater terechtkomt. Visputten die in overstromingsgebieden liggen vormen daarmee een potentieel gevaar voor het milieu. Volgens het Vlaamse Vereniging van Hengelsportverbonden, de VVHV wil de Belgische overheid paal en perk stellen aan de wildgroei van visputten en heeft verregaande maatregelen in werking gezet. De Vlaamse overheid heeft eind 2006 inmiddels de helft van de visputten opgekocht, mede om een eind te maken aan de schrijnende omstandigheden. Dit kan omdat zij het eerste kooprecht heeft wanneer een eigenaar zijn visput wil verkopen. Een kwestie die overigens tot veel beroering heeft geleid onder de Belgische sportvissers. Richard van den Broeck, Belgisch sportvisser en auteur van het sportvissersmagazine Beet, denkt echter niet dat de problematiek moet worden overdreven. “Vroeger kon alles in België, tot open riolen aan toe. Maar die tijd is voorbij. Er zijn inderdaad visputten zo groot als een voetbalveld die volgestort
worden met vier ton brasem. Maar dat zijn uitzonderingen. Van den Broeck wijst er op dat het ook in het belang van de Belgische visputten is om hun zaken op orde te hebben: “De brasem wordt namelijk duurder en duurder.” De meeste putjes hebben hun maatregelen genomen zoals het verstrekken van bewaarnetten die op het terrein moeten blijven om ziektes tegen te gaan. Daarnaast ziet Van den Broeck de tendens dat de Belgen steeds meer karper uitzetten: “Dat is een taaiere soort natuurlijk. Ook is de Vlaamse overheid de overbemesting veroorzaakt door de grote varkensstapel effectief aan het aanpakken. Maar de belangrijkste link tussen België en Nederland is de export. Een gegeven dat zowel de Belgische als Nederlandse sportvisser opvalt. Van den Broeck: “Bij wedstrijden hier komen veel Hollanders. En het valt ze altijd op hoeveel brasem wij hier hebben. En als ik kijk naar Nederlandse wedstrijdverslagen zie ik dat jullie in een spiraal zitten. Omlaag welteverstaan.”
visionair nr. 5 - september 2007
29
hart voor vissen wordt er ook in toenemende mate met grofmazige kieuwnetten gevist. Niet bekend is om welke hoeveelheden het hier gaat, maar er mag worden verondersteld dat deze hoeveelheden het quotum van de randmeren vele malen overstijgt. Cijfers zijn gewoonweg niet bekend en er bestaat nauwelijks enige vorm van regulering. Voor het ministerie van LNV als verantwoordelijk visrechthebbende lijkt hier een rol weggelegd. Maar uit het verleden weten we dat het ministerie op dit gebied nooit zo krachtdadig opereert. IMARES schrijft dan ook consequent in haar jaarrapporten voor LNV over het IJssel- en Markermeer: “De omvang van de levend gevangen en verhandelde zegenvisserij op brasem is slechts bij grove benadering bekend.” Een ongekende situatie in dit verder soms zo overgereguleerde land.
hart voor vissen stuitend dat enkele van deze vijvers zo vol gegooid worden dat ‘s morgens eerst de dode vissen met het schepnet moeten worden verwijderd alvorens de sportvisser zijn hengel uit kan gooien. Het Veluwemeer en het doorspoelen met fosfaat-arm water heeft aangetoond dat alléén brasemvisserij niet de oplossing is. De belangen zijn verschillend. De sportvisser wil lekker brasems vangen en waterbeheerders willen van de brasem af. Daar tussendoor loopt een verantwoordelijke overheid die steken laat vallen met als belangrijkste voorbeeld de niet-gereguleerde zegenvisserij. Maar ook op het gebied van het terugdringen van de fosfaatbelasting worden de KRW-doelen niet gehaald. In een in april uitgekomen rapport (zie kader) van LNV over het Nederlandse landschap valt, verstopt tussen de regels, te lezen hoe het ministerie in 2007 werkelijk denkt over de brasem: de brasem is slecht voor het milieu en levert te weinig euro’s op. En die houding is slecht nieuws voor de sportvisserij en niet te vergeten de brasem zelf. Wellicht dat het tijd wordt dat alle belanghebbenden –beroepsvissers, verantwoordelijke overheden en sportvissers- eens langdurig om de tafel gaan zitten en de toekomst van de brasem en de kwaliteit van het water onderwerp maken van een uitgebreide discussie. Visstandbeheerscommissies lijken hiervoor de juiste plek.
Hoe zouden we reageren wanneer we 80 % van de Nederlandse konijnenpopulatie om zeep helpen met als enige doel het verschralen van natuurgebieden?
Hoe nu verder? Een eenduidige visie op de toekomst van de brasem is vooralsnog niet tot stand gekomen. Het zou voor alle partijen goed zijn de brasem te aanvaarden als een Hollandse vis die gewoon in de Nederlandse wateren thuishoort. Het is inmiddels evident dat het uitzetten van handelspootvis kan leiden tot het uitbreken van karperziektes. Recente voorbeelden hiervan zijn te vinden in Nederland, België en Groot-Brittannië. De ‘visputten’ in België geven ook nog eens een ethische exponent aan de discussie. Het is
Hoe LNV werkelijk denkt over de brasem in het rapport ‘Investeren in het Nederlandse landschap’. “Bij een afname van stikstof (N) en fosfaat (P) in het oppervlaktewater zouden daarnaast de waterlopen in potentie heldere en plantenrijke waterlopen kunnen zijn met andere dominantieverhoudingen in de visstand. Het is dus niet zozeer dat er totaal andere soorten gaan voorkomen, maar dat soorten die nu in de marge een bestaan vinden veel belangrijker worden, ten koste van de soorten die nu dominant zijn. Vissen die van plantenrijk water houden zullen dominanter worden, ten koste van soorten van kaal en troebel water. Dit betekent dat niet langer brasem en karper zullen domineren, maar soorten als blankvoorn, ruisvoorn, snoek en zeelt, naast kroeskaper, paling, vetje, kleine modderkruiper. Deze vissen leveren meer op dan de brasem en de karper waardoor de opbrengst voor de visserij potentieel toeneemt . Of het water daadwerkelijk helder en plantenrijk wordt, is overigens nog onzeker. De vissoorten die nu domineren kunnen het water effectief kaal en troebel houden, doordat ze sterk in de bodem woelen en zo plantengroei tegengaan. Actief ingrijpen in deze visstand kan nodig zijn.” Voor veel sportvissers is brasem de belangrijkste vissoort.
Er is een goede markt voor levende brasem.
Brasem krijgt vaak de schuld van algenbloei
Wat zwemt er nu in het IJsselmeer? Pos Brasem Baars Spiering Blankvoorn Snoekbaars Aal
38% 19% 15% 10% 10% 6% 1%
(Bron: RIVO/IMARES, 2005) Bronnen:
‘Van inzicht naar doorzicht’, RIVM (2004), ‘Jaarrapport Vismonitoring IJsselmeer en Markermeer’ RIVO/IMARES (2000 tot 2005), ‘Verontreiniging met niet-afbreekbare polluenten’, ECOLAS (Vlaanderen), Interim Visplan 2006 Zuidelijke randmeren, ‘Investeren in het Nederlandse landschap’, LNV (2007)
30
visionair nr. 5 - september 2007
visionair nr. 5 - september 2007
31
de vis centraal
de vis centraal
De winde Leuciscus idus Tekst:
Jochem Koopmans
Fotografie: Rob Kraaijeveld en
Sportvisserij Nederland
De winde komt steeds algemener voor in ons land. Mogelijk profiteert ook deze vis van de vistrappen die in steeds meer watersystemen worden of zijn aangelegd. Hoewel de winde wordt ingedeeld bij de rheofiele (stroomminnende) vissoorten, wordt hij ook regelmatig in stilstaande wateren aangetroffen. Jochem Koopmans verdiepte zich in het leven van deze aansprekende karperachtige.
D
e winde, Leuciscus idus, behoort tot de karperachtigen of cypriniden. Van het geslacht Leuciscus komen behalve de winde ook de kopvoorn (Leuciscus cephalus) en de serpeling (Leuciscus leuciscus) voor in Nederland. In het Pleistoceen, 2,5 miljoen jaar geleden, wordt de winde al aangetroffen in de Hongaarse Plattensee en Fertosee. Tegenwoordig komt de winde voor in de stromende wateren en meren van Noordwest-Europa tot diep in Siberië. In de noordelijke delen van komt de winde talrijker voor dan in de rest van het verspreidings¬gebied. Tijdens het monitoren van de vistand in de grote Nederlandse rivieren tijdens de winter van 2001/2002 werd de winde talrijk aangetroffen. In de oeverzones van de benedenstroomse delen van de Nederlandse rivieren maakt winde zelfs een belangrijk deel uit van de biomassa. Meer bovenstrooms wordt de soort geleidelijk vervangen door de nauw verwante kopvoorn.
De winde is een echte riviertrekvis
32
visionair nr. 5 - september 2007
Uiterlijke kenmerken De winde is een van de snelst groeiende cypriniden en wordt maximaal 80 cm lang. De gemiddelde lichaamslengte van volwassen exemplaren ligt echter meestal tussen de 40 en de 60 centimeter. Hoewel wordt aangenomen dat deze vis doorgaans niet ouder wordt dan 20 jaar bestaat er uit Finland een melding van een winde van 28 jaar. De winde heeft een hoge rug en is aan de zijkanten afgeplat. In vergelijking met de kopvoorn heeft de winde een kleinere bek en een stompe snuit. De bek is eindstandig, maar wel schuin opgericht. Net als veel andere cypriniden heeft hij geen tanden in de bek, maar bezit wel keeltanden voor het vermalen van hard voedsel zoals mossels en kreeftachtigen. De schubben van de winde zijn klein en voelen ruw aan. Ook hiermee is de soort goed te onderscheiden van de kopvoorn die veel grotere schubben heeft. De zijlijn bevat verder 54 tot 63 schubben. De flan-
ken van de winde zijn zilverkleurig met een vrij donkere rug en een geelwitte buik. De rug en staartvin zijn grijs of blauwgrijs tot groenig grijs. De borst-, buik- en anaalvin zijn rood gekleurd. Er bestaat van de winde een aantal kleurvariëteiten: de goudwinde, blauwe winde en een roodgekleurde variant. Deze gekleurde windes worden als siervissen gekweekt en gehouden. Migratie De winde is van nature een trekvis en vertoont drie van elkaar te onderscheiden migratiepatronen: paai-, voedsel- en wintermigratie. De winde is een potamodrome trekker wat betekent dat de vis stroomopwaarts trekt om de paaiplaatsen te bereiken. Vervolgens migreren de vissen na de paai naar de voedselgronden waar ze tot het eind van de herfst verblijven. Bij het naderen van de winter trekken ze naar het diepere water om hier vrij passief te overwinteren. Het migratiegedrag van de winde wordt sinds begin vorige eeuw onderzocht. Zo is het bekend geworden dat windes individueel verschillend trekgedrag vertonen. Sommige individuen blijven op een stuk rivier van slechts enkele kilometers terwijl anderen tochten van meer dan 100 kilometer maken. Tijdens onderzoek in Nederland zijn twee windes (een mannetje en een vrouwtje) min of meer samen van Keizersveer (Maas in benedenrivieren) via de Waal en de IJssel naar het IJsselmeer gezwommen. Het vrouwtje keerde kort daarop in enkele dagen via exact dezelfde route weer terug terwijl het mannetje een halfjaar later via de Rijn naar Duitsland trok. Dit exemplaar is daarna niet meer waargenomen. Voortplanting en ontwikkeling In Nederland paait de winde meestal in de periode van maart tot april bij een watertemperatuur van 8-10°C.
visionair nr. 5 - september 2007
33
de vis centraal
de vis centraal
Windes hebben een voorkeur voor groot, stromend water.
De paai duurt twee tot tien dagen en gaat bij gunstige omstandigheden dag en nacht door. De duur en aanvang van de paaiperiode kan per klimaat sterk verschillen. De mannetjes met een herkenbare paaiuitslag in de vorm van witte bultjes op hun kop, kieuwdeksels, rug, flanken en borstvinnen, arriveren als eerste op de paaiplaatsen. Vervolgens komen de vrouwtjes die er hun eitjes afzetten. De winde staat bekend als een lithofiele (steenminnende) paaier. De eitjes worden op grind, stenen, maar ook wel op afgestorven plantendelen en aquatische vegetatie afgezet. De eitjes zijn 1,5 millimeter in doorsnede en plakkerig. Het eitje ontwikkelt zich in 6 tot 21 dagen bij temperaturen tussen 5 en 17°C. Het embryo is bij het uitkomen ongeveer 6 mm lang. Na 15 tot 20 dagen is de lengte 10 mm. De dooierzak is dan geabsorbeerd en daarmee wordt het larvestadium bereikt. In dit stadium groeien ze uit tot 25 mm lengte. Na afloop van het eerste groeiseizoen hebben de juvenielen een gemiddelde lengte van 70 mm Voedsel De winde is een omnivoor met een gevarieerd dieet van zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Het is een opportunist die het voedsel eet wat het meest frequent tegenkomt. Jonge windes tot een lengte van 8 cm eten eerst dierlijk plankton, daarna kleine insectenlarven en borstelwormen. Wanneer de vis een lengte van 8 cm heeft
34
visionair nr. 5 - september 2007
Windes kunnen meer dan 60 cm lang worden.
bereikt, wordt het dieet uitgebreider met larven van grotere insecten en slakjes. Hoewel de winde zich voedt met een groot assortiment aan voedselorganismen, is het opvallend dat bij windes die groter zijn dan 15 cm, naar verhouding veel waterplanten in het spijsverteringskanaal worden aangetroffen. Wat daarnaast aan dierlijk voedsel wordt gegeten, beslaat zo ongeveer de gehele onderwaterfauna: wormen, slakjes en insectenlarven. In het voorjaar eten ze daarnaast visseneieren en vanaf een lengte van 20 tot 25 cm ook vissen. Visserij In West-Europa wordt de winde niet of nauwelijks gegeten. Commercieel gezien is de winde alleen voor de sportvisserij van belang. Vooral op stromende wateren wordt door sportvissers gericht op winde gevist. Verschillende hengelsportverenigingen zijn ertoe overgegaan om windes, door de voormalige OVB gekweekt, uit te zetten in afgesloten, intensief beviste wateren als alternatief voor de blankvoorn. Zoutwatertolerantie De winde is een zoetwatervis die echter ook kan voorkomen in matig brak tot brak water met een saliniteit tot 15 ‰. Er zijn zelfs populaties bekend die zomers op zee foerageren. De winde kan net als de zalm springend over barrières
stroomopwaarts migreren. Hij kan hoogteverschillen tussen de 0,25 en 0,50 m overbruggen. De goudwinde wordt gebruikt in bewakingssystemen om de kwaliteit van het oppervlaktewater te controleren. Het principe van het vis bewakingssysteem is gebaseerd op rheotaxis, de eigenschap van vissen om in stromend water tegen de stroom in te zwemmen. Om dit gedrag te volgen worden enkele goudwindes voor een periode van een week in de testkamer van het systeem geplaatst, die continu met rivierwater wordt doorstroomd. Een waterverontreiniging kan verzwakking of desoriëntatie veroorzaken, waardoor verlies aan rheotaxis optreedt. Ook kunnen de vissen vluchtgedrag gaan vertonen en met de stroom mee gaan zwemmen. Via een drukgevoelig rooster achter in de testkamer kan dit afwijkende gedrag worden geregistreerd en kan vervolgens een watermonster worden genomen. Beleid De winde is in Nederland een inheemse vissoort die is opgenomen in de Visserijwet. Voor de soort geldt een gesloten tijd van 1 april t/m 31 mei en een minimummaat van 30 cm. De vis staat op de Nederlandse Rode Lijst als ‘Gevoelig’, maar is niet opgenomen in de bijlagen van de Habitatrichtlijn of in de Flora- en Faunawet.
Kennisdocument Sportvisserij Nederland is bezig met het opstellen van een reeks kennisdocumenten over de belangrijkste zoet- en zoutwatervissoorten. In deze documenten wordt per vissoort alle autoecologische informatie aan de hand van de beschikbare literatuur verzameld. De kennisdocumenten zijn ontwikkeld voor een ieder die voor het werk of hobby met vis bezig is. Dit artikel is gebaseerd op het kennisdocument winde. De kennisdocumenten zijn te vinden op http://www.sportvisserijnederland.nl/vis_en_water. Bij de categorie vissoorten staat via een asterisk vermeld voor welke vissen een kennisdocument beschikbaar is.
visionair nr. 5 - september 2007
35
pleidooi
pleidooi
Stelling:
Kweken van vis is een alternatief voor de visserij Fotografie: Productschap vis,
Sportvisserij Nederland
en Vildaphoto
De wereldwijde vraag naar vis als bron van hoogwaardige eiwitten zal blijven groeien. Tegelijkertijd lijkt de visserij de grenzen van de groei te hebben bereikt of zelfs te hebben overschreden. Vast staat dat de vele overbeviste zeeën niet meer kunnen voldoen aan de vraag naar vis. Het kweken van vis lijkt een voor de hand liggend alternatief voor de commerciële visvangst. Maar is dit ook werkelijk het geval? Nathalie Steins-Oosterling, Bart van Opzeeland en Niels Brevé geven hun mening.
Nathalie Steins-Oosterling, bioloog en hoofd Visserijzaken van het Productschap Vis Het onderwerp duurzaamheid wordt gedragen door alle sectoren in de visketen: de vissers, de afslagen, de verwerkers, de handel en de viskwekers. Omdat de vraag naar vis groeit en er grenzen zijn aan wat kan worden gevangen, wordt het kweken van vis steeds meer gezien als een manier om aan de groeiende vraag te voldoen. De visteelt maakt mondiaal een sterke groei door. Sinds halverwege de jaren ‘80 groeit de productie van vis, schaalen schelpdieren uit kweek fors; ‘aquacultuur’ is zelfs de snelst groeiende voedselproducerende sector. Ruim 40% (in gewicht) van het totaal aan wereldvisproducten wordt inmiddels gekweekt. Als gevolg van innovaties en onderzoek zijn de kinderziektes inmiddels verdwenen uit deze vorm van visproductie. Onderzoek, technologische doorbraken en stimuleringsbeleid voor de aquacultuur optimaliseren de mogelijkheden tot het kweken van vis. Vis is een enorme trend in voedingsmiddelenland. De gezondheidsaspecten (denk aan de Omega 3 en 6 vetzuren) zullen de vraag naar vis vermoedelijk nog verder doen
36
visionair nr. 5 - september 2007
groeien. De enige manier om in die behoefte te voorzien, is door meer vis te gaan kweken. Het lijkt nu nog utopie, maar misschien is er binnen enkele decennia net zoveel kweekvis op de markt als wilde vis. De Nederlandse viskweeksector heeft duurzaamheid hoog in het vaandel. De Nederlandse kwekers kweken hun vis in gesloten recirculatiesystemen waarmee op een duurzame wijze vis op het land geproduceerd kan worden. Al het water wordt continue gezuiverd en teruggebracht naar de kweekbassins. De viskwekers werken volgens een gezamenlijke gedragscode. Dierenwelzijn, diergezondheid, en kwaliteitsaspecten van vis vormen belangrijk onderdeel daarvan. De Nederlandse viskwekers willen hun steentje bijdragen aan de groeiende vraag naar vis. Er ligt daarom nog een enorme uitdaging voor deze branche. Zo willen de kwekers de markt voorzien van soorten die in Nederland nog niet worden gekweekt. Ook wordt gekeken naar alternatieve visvoeders om de afhankelijkheid van visolie en vismeel te verminderen. Samenwerking tussen wetenschap, overheid en ondernemers is hierbij essentieel en kan enorme kansen bieden voor de verdere ontwikkeling van viskweek. Deze ontwikkeling is nodig om in Nederland een sterke sector neer te zetten die een forse bijdrage kan leveren aan de beschikbaarheid van duurzame visproducten naast het aanbod uit de wildvangst.
Bart van Opzeeland, bioloog en campagneleider Oceanen bij Greenpeace Nederland Kweekvis kan een – gedeeltelijk - alternatief zijn voor visserij. Met de nadruk op ‘kan’. De kweek van vis neemt snel toe als gevolg van overbevissing. De FAO (Food and Agriculture Organization of the United Nations) schat dat bijna de helft van alle vis wereldwijd (43%) afkomstig is uit kweek. Maar als kweekvis een goed alternatief wil zijn voor de huidige visserij, dan moet dit wel duurzaam gebeuren. Duurzame kweek houdt in dat de kweek geen negatieve gevolgen heeft voor het milieu. Dus geen wilde vis gebruiken als voer voor de kweekvis - soms is er 5 kilo vis nodig om 1 kilo vis te kweken! Daarnaast mag de kweek niet de lokale hulpbronnen aantasten. Als het mangrovebos wordt gekapt om garnalen te kweken of als rijstvelden moeten verdwijnen om karpers te kweken, dan ruil je het ene probleem in voor het andere. Ook mag de kweekvis geen bedreiging zijn voor de menselijke gezondheid door bijvoorbeeld overmatig medicijngebruik in het visvoedsel. Tenslotte moet bij duurzame kweek de kweek
plaatsvinden in een gesloten systeem zodat de kweekvis zich niet kan mengen met de wilde populaties. Op dit moment is helaas de meerderheid van de kweekvis niet duurzaam. In de afgelopen zeven jaar is de hoeveelheid vis die gebruikt wordt als voer voor kweekvis met bijna 50% toegenomen. Maar dat duurzame kweek wel mogelijk is, blijkt in Zeeland. Daar wordt duurzaam tong gekweekt en vinden we ook duurzaam gekweekte tilapia van Nederlandse bodem. Het probleem van de overbevissing wordt overigens met alleen duurzame kweekvis niet opgelost. Zeereservaten, zee- of oceaangebieden die volledig zijn afgesloten voor commerciële en recreatieve activiteiten, kunnen een veel grotere bijdrage leveren aan de oplossing. Greenpeace heeft laten onderzoeken dat als we 40% van alle zeeën bestempelen tot zeereservaat, het zeeleven zich kan herstellen, inclusief de vispopulaties. Het is echter ook van belang dat de visserij overstapt op duurzame vismethodes oftewel kleinschalige, niet-destructieve visserij om zo de vernietiging van de zeebodem en zeeleven een halt toe te roepen. Alleen dan valt de continuïteit in de aanvoer van wilde vis te waarborgen.
visionair nr. 5 - september 2007
37
pleidooi In deze rubriek staan elke editie opvallende en minder in het oog springende waarnemingen uit de vis- en visserijwereld. Niels Brevé, projectleider Kennis en Informatie bij Sportvisserij Nederland Er zijn belangrijke, economische voordelen om te kiezen voor kweekvis. Viskwekerijen werken schoon, veilig, leveren kwaliteit en ze houden rekening met consumentenwensen. De vis uit aquacultuur krijgt een uitgebalanceerd dieet van proteïnen en olie waarmee de verhouding tussen groei en voedsel wordt geoptimaliseerd. En volumes van productie en geautomatiseerde verwerking zijn op elkaar afgestemd. Er kleven echter ook serieuze (ecologische) nadelen aan het kweken van vis. Dat geldt met name voor de Europese kweek van visetende soorten zoals zalm, forel, snoekbaars en de opkweek van paling. Het voer van deze kweekvissen wordt gemaakt van wild gevangen kleine, pelagische zeevis. Vis die tegen bodemprijzen wordt gevangen en onrendabel wordt verwerkt. Bij het kweken van zalm kunnen visziekten en parasieten worden overgedragen op de wilde zalm en schelpdieren, kan ongewenste vermenging met wilde zalm optreden en bestaat het risico op eutrofiering tengevolge van de uitwerpselen. Verder is er de mogelijkheid dat resten van medicijnen uit het visvlees in de consument terecht komen. Maar al deze nadelen zijn waarschijnlijk in de toekomst wel te verhelpen door slimmere productieprocessen. Overigens is de zalmkwekerij de eerste visteelt-
sector die al sinds 1998 meer produceert dan er in het wild word gevangen. Het belangrijkste probleem van het kweken van vis is echter de zogenoemde aquacultuur paradox. Carnivore vis zoals zalm maar ook forel en paling wordt gevoerd met granulaat dat hoofdzakelijk uit vismeel en visolie bestaat. Dit granulaat wordt gemaakt van zeevissoorten zoals zandspiering, sprot, kever, sardinella, blauwe wijting, lodde en (in mindere mate) van haring en horsmakreel. Tijdens het productieproces van deze voedervis treedt er een verlies op van voedingsstoffen. Van 5 kilo verse vis wordt ca. 1 kilo vismeel gemaakt. Om één ton zalm te produceren moet minstens 3,2 ton wilde vis tot vismeel en visolie worden verwerkt. Voor paling is die verhouding zelfs 1:4,7. En daar wringt de schoen: het natuurlijke voedsel voor wilde vissen wordt weggevangen om te dienen als goedkoop geproduceerd voer voor kweekvis. Consumptie van kweekvis geeft dus geen verlichting voor de belasting van de ecosystemen van de oceanen, maar werkt duurzame visserij zelfs tegen. Is er dan helemaal geen goed alternatief denkbaar voor onze viskwekerijen? Jawel, wij Europeanen zouden net als de Aziaten gewoon over kunnen gaan tot het produceren van karperachtigen die plantaardig voedsel tot zich nemen. Bijvoorbeeld door het kweken van ciclides en tilapia. Deze soorten groeien snel en zijn goed in staat om voer met plantaardige vetten op te nemen. Rode tilapia eet geen wilde zeevis, maar voedt zich heel netjes met goedkoop plantaardig voedsel.
Aandeel visolie in voeder (%)
Verbruik wildvangsoorten voor voeder (kiloton)
Verhouding wildvang / aquacultuurproduct
-
-
-
-
8
1
1,834
0,75
Totale productie (Kiloton)
Aandeel vismeel in voeder (%)
7.321
0
- gevoederd
6.985
35
- ‘filter feeding’
Weekdier Karper
5.189
0
-
-
-
-
Tilapia
946
35
15
1
466
1,41
Zeegarnaal
942
77
30
2
2.040
2,81
Zeevis*
754
50
50
15
1.944
5,16
Zalm
737
100
45
25
2.332
3,16
Forel
473
100
35
20
1.164
2,46
Meerval
428
82
10
3
296
0,84
Melkvis
392
20
10
3
74
0,94
Paling
233
50
50
10
546
4,69
Totaal
24.400
-
-
-
10.695
1,90
* Het zeevistype omvat: bot, heilbot, tong, kabeljauw, heek, schelvis, roodbaars, zeebaars, zeepaling, tonijn, bonitatonijn en marlijn
38
visionair nr. 5 - september 2007
Symposium over de zalm De herintroductie van de Atlantische zalm in Rijn en Maas verloopt moeizaam. In het jaar 2000 hadden deze rivieren volgens de toen lopende herstelprogramma’s weer een zichzelf instandhoudende populatie van de zalm moeten hebben. Dat bleek zowel in de Maas als in de Rijn nog niet het geval. Alleen in enkele zijriviertjes van de Rijn is sprake van natuurlijke voortplanting. Naar de oorzaken voor dit falen kan men slechts gissen. De looptijd van de herstelprogramma’s is inmiddels met 10 tot 15 jaar verlengd. Daarom organiseert het Nederlandse Zalmplatform op 27 t/m 29 november een symposium over de herintroductie van de Atlantische zalm. Dit internationale symposium wil een nieuw elan geven aan de pogingen om de zalm weer in Rijn en Maas terug te brengen. Diverse toonaangevende wetenschappers op het gebied van de Atlantische zalm zullen op dit symposium verhandelingen houden. De voertaal is Engels. Reintroduction of Atlantic Salmon in Rivers: ‘A New Approach’ Op 27 t/m 29 november 2007 te Maastricht Meer informatie en aanmelding via: www.iass.nl
Verbruik van vismeel en visolie voor de tien meest gecultiveerde vis- en schaaldiertypes: 1997 Gekweekt met samengestelde voeders (gew. %)
zijlijnen
Rijkswaterstaat start actie Zeeforel: éénmaal beet is twee maal vangen! Het Noordzeekanaal is van speciaal belang voor vissen die van zoet- naar zoutwater trekken of omgekeerd. Deze vissoorten hebben een geleidelijke overgang van zoet- naar zoutwater nodig omdat zij tijdens hun tocht hun lichaam moeten kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Dergelijke geleidelijke zoet-zout overgangen komen in Nederland nog slechts sporadisch voor, maar het Noordzeekanaal heeft deze eigenschap wel. Rijkswaterstaat Noord-Holland neemt daarom als waterbeheerder van dit kanaal dan ook de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een goede toegankelijkheid van het kanaal voor trekvis. Om na te gaan in hoeverre het Noordzeekanaal nu al van belang is voor de intrek van trekvissen, is bij Rijkswaterstaat Noord-Holland een speciaal project gestart. Een van de doelsoorten waarvoor het Noordzeekanaal als trekroute van belang kan zijn, is de zeeforel (Salmo Trutta). Ongeveer tien jaar geleden is een landelijk onderzoek uitgevoerd naar de migratie van zeeforel in Nederland. Hierbij
werd geconstateerd dat de intrek van zeeforel vooral plaats vindt via het benedenrivierengebied en via de spuisluizen in de afsluitdijk. In het Noordzeekanaal werd geen enkele intrekkende zeeforel waargenomen. Toch blijken bijvangsten van zeeforel of (schot)zalmen op het Noordzeekanaal door sport- en beroepsvissers met enige regelmaat voor te komen. Omdat de aanwezigheid van deze vissoorten een belangrijke graadmeter is voor de toegankelijkheid van het Noordzeekanaal en een goed beeld geeft van de ecologische potenties van het Noordzeekanaal, is het voor Rijkswaterstaat Noord Holland van belang een indruk te hebben van het aantal zeeforellen of zalmen dat jaarlijks het kanaal op zwemt en wordt gevangen. Sport- en beroepsvissers zijn daarom gevraagd de vangsten van zalm en zeeforel op dit water te fotograferen en deze foto op te sturen naar Rijkswaterstaat. Deze foto’s worden beloond met een cadeaubon van 20 Euro. Europese aalverordening aangenomen De Europese Landbouw- en Visserijraad heeft op 11 juni 2007 een verordening aangenomen die dient te leiden tot een duurzaam gebruik en herstel van de Europese aal. Volgens deze verordening dient iedere lidstaat voor 31 december 2008 een managementplan te maken met als hoofddoel het ontsnappen van tenminste 40% van de totale biomassa schieraal naar de zee. Het managementplan moet op uiterlijk 1 juli 2009 ten uitvoer zijn gebracht. Indien aan één van de drie genoemde punten niet voldaan wordt, zal de visserij-inspanning worden terug gebracht naar 50% teneinde een reductie van 50% van de aalvangst te realiseren welke plaatsvond in de periode 20042006. De reductie van de visserij-inspanning kan geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd door onmiddellijke stopzetting van ander menselijke invloeden, zoals bijvoorbeeld stopzetting waterkrachtcentrales, mits deze maatregelen het zelfde resultaat zouden bewerkstelligen als de visserijreductie. Het managementplan dient in ieder geval een tijdsplanning, een monitoringsplan, een maatregelenpakket en een beschrijving van de huidige aalstand te bevatten. Ieder lidstaat moet tenslotte om de drie jaar de voortgang rapporteren aan de Europese Commissie. De eerste rapportage dient in 2012 gereed ter zijn. Wanneer blijkt dat een lidstaat zijn maatregelen niet uitvoert dan wel zijn doelen niet bereikt, zal de Europese Commissie met aanvullende maatregelen komen teneinde de voorgenomen 40% ontsnapping te realiseren.
visionair nr. 5 - september 2007
39
Cooking and eating the fish you catch is part of the beauty of angling Alexander Schwab
visionair verstand van vissen
40
visionair nr. 5 - september 2007