Urologie
Wegname teelbal i.v.m. teelbalkanker - radicale orchiectomie polikliniek urologie = route 12 polikliniek anesthesie = route 07
dagopname / klinisch
Inleiding Tijdens uw bezoek aan de polikliniek urologie heeft uw uroloog zaadbalkanker (testiscarcinoom) bij u geconstateerd. Met u is besproken dat het noodzakelijk is om via een operatie de aangedane zaadbal te verwijderen. In deze folder staat praktische informatie over onderzoek en behandeling. Het is niet de bedoeling dat deze folder de persoonlijke gesprekken met uw uroloog vervangen. U kunt met problemen en vragen, ook naar aanleiding van deze folder, bij hem of bij de verpleegkundigen van de polikliniek urologie terecht.
Onderzoek Meestal zullen tijdens het eerste polikliniekbezoek de volgende onderzoeken worden gedaan.
Echografie Dit is een onderzoek m.b.v. geluidsgolven. Deze zijn niet hoorbaar maar zorgen ervoor dat de testes (zaadballen) zichtbaar worden gemaakt op een beeldscherm. Zo kan dus de tumor in de zaadbal in beeld worden gebracht. Een echografie is een eenvoudig en niet belastend onderzoek. Dit onderzoek kan worden gedaan door de uroloog op de polikliniek urologie = route 12, of door de radioloog op de afdeling radiologie = route 05.
Bloedonderzoek op tumormerkstoffen Bij zaadbalkanker kunnen bepaalde stoffen in verhoogde mate in het bloed aanwezig zijn. Deze stoffen worden tumormerkstoffen genoemd.
152284 05102015
Een verhoogde concentratie van deze stoffen kan een aanwijzing zijn voor zaadbalkanker, en kunnen een indruk geven van mogelijke uitzaaiingen. Hiervoor laat u bloed afnemen op het bloedafnamelabaratorium = route 05. De uitslag is na ongeveer een week bekend en wordt dan ook 1 week na afname met u besproken.
Operatief onderzoek Als de uitkomsten van de echografie op zaadbalkanker wijzen, moet de testikel operatief worden verwijderd en worden onderzocht. Dit gebeurt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 48 uur na uw polikliniekbezoek. Daarom kan u gevraagd worden om nuchter te blijven. Voor dit onderzoek moeten de zaadbal (testis of testikel), bijbal en de zaadstreng worden weggenomen. Helaas is het niet mogelijk om een zekere diagnose te stellen door maar een deel van de bal (de tumor zelf) te verwijderen. De operatieve ingreep is tevens het begin van de behandeling. De weggenomen zaadbal wordt onderzocht door een patholoog. Dit onderzoek wijst uit of er inderdaad sprake is van zaadbalkanker, en wordt het type kanker vastgesteld. Het verlies van een zaadbal leidt niet tot vermindering van de geslachtsdrift (libido) en evenmin tot impotentie. Ook is er meestal geen invloed op de vruchtbaarheid.
Opnameduur De opname in het ziekenhuis duurt één tot twee dagen.
Voorbereiding operatie De operatie (orchiectomie) gebeurt onder algehele narcose of regionale verdoving (ruggenprik) en wordt uitgevoerd via een snee net boven de lies. Zonodig bent u, volgens de afspraken met de anesthesioloog of uroloog, eventueel gestopt met (bloedverdunnende) geneesmiddelen.
Wat te doen als u bloedverdunnende medicijnen neemt Het is belangrijk dat u vermeld of u bloedverdunners gebruikt. Uw arts bespreekt dan met u wat u moet doen met uw antistollings medicatie (bloedverdunners).
2
Opname verpleegafdeling A3 dag, A3 kortverblijf of M3 Nuchtere opname Als u op de dag van de operatie wordt opgenomen blijft u nuchter volgens de afspraken met de anesthesioloog en bent u eventueel gestopt met (bloedverdunnende) geneesmiddelen. U meldt zich op de afgesproken tijd bij de TVO balie waar u door de gastvrouw/heer naar de verpleegafdeling urologie M3 of A3 wordt gebracht. Op de verpleegafdeling krijgt u (als dit nog niet op de polikliniek heeft kunnen plaatsvinden) een opnamegesprek met de verpleegkundige. Hierin worden bijzonderheden met betrekking tot uw gezondheid en uw persoonlijke omstandigheden besproken. Tevens vertelt de verpleegkundige u nog kort het een en ander over de gang van zaken rond de operatie. Als u dat prettig vindt, kan uw partner/begeleider bij het opnamegesprek aanwezig zijn.
Opname dag vóór de operatie Als er meer voorbereidingen voor de operatie nodig zijn wordt u voor de operatie opgenomen op de verpleegafdeling M3 urologie of A3. U bent eventueel gestopt met bloedverdunnende medicijnen. U meldt zich op de afgesproken tijd bij de TVO balie waar u door de gastvrouw/-heer naar de verpleegafdeling urologie M3/A3 wordt gebracht. (’s Zondags gaat u direct door naar de verpleegafdeling).
De operatiedag Er is met u besproken of u op de ochtend van de operatie nuchter moet zijn, een licht ontbijt of wat te drinken mag hebben en welke tabletten u eventueel wel of niet moet innemen. Voor de operatie krijgt u de voorbereidende medicijnen voor de anesthesie (premedicatie). Het is belangrijk dat u voor de ingreep nog even plast, zodat de blaas leeg is. In het algemeen krijgt u ongeveer drie kwartier voor de operatie een tabletje om wat rustig te worden. U krijgt operatiekleding aan en de operatieplaats zal, indien nodig, geschoren worden. Wanneer u onder algehele anesthesie (narcose) wordt geopereerd mag u geen sierraden, hoortoestel, bril of contactlenzen dragen. Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatieafdeling. Voor de operatie begint wordt e.e.a. voorbereid o.a. het inbrengen van het infuus, voor het toedienen van vocht en medicatie.
3
U krijgt een soort knijper op uw vinger om het zuurstofgehalte in het bloed te meten. Uw bloeddruk wordt gemeten en u krijgt elektroden op uw borst om tijdens de operatie uw hartritme te controleren.
Direct na de operatie Na de ingreep blijft u in de uitslaapruimte van de operatieafdeling tot u goed wakker bent en tot alle controles (o.a. bloeddruk, polsslag, ademhaling en pijn) goed zijn. Een verpleegkundige haalt u weer op. De verpleegkundigen controleren regelmatig de pols, bloeddruk en de wond. Na de operatie kunt u pijn hebben en misselijk zijn. Met behulp van een speciale pijnbestrijdingsmethode wordt de pijn zoveel mogelijk verlicht, zodat u sneller van de operatie herstelt. Als u misselijk bent, zijn daar ook medicijnen voor. Zodra u zich goed voelt mag u drinken en langzaam weer wat gaan eten. Als dit goed gaat mag het infuus worden afgekoppeld. De verpleegkundigen observeren wanneer u de eerste keer plast. Soms is het noodzakelijk om de blaas leeg te maken, met een katheter, als u geen aandrang voelt en de blaas te vol raakt. Dit kan een gevolg zijn van de anesthesie. Het spontane plassen zal kort daarna vanzelf weer op gang komen. Als de operatie normaal verloopt en u voelt zich goed, dan mag u de volgende ochtend naar huis. Wij adviseren u om u te laten ophalen. De personen, die u ophalen kunnen zonodig een rolstoel meenemen bij de ingang van het ziekenhuis.
Nazorg Soms ontstaat er na de ingreep een bloeduitstorting, overmatig pijn in het wondgebied of een infectie. Een blauwe verkleuring van de wond komt geregeld voor, dit is niet zorgelijk en trekt vanzelf weg. Na de operatie is het raadzaam een onderbroek te dragen die u steun geeft (dus geen boxershort), ook ‘s nachts. Hiermee vermindert u de kans op zwelling. De verbandgazen waarmee de balzak is ingepakt moet u twee dagen laten zitten, hierna kunt u het verband verwijderen en mag u weer douchen. Na zeven dagen is zwemmen meestal weer mogelijk. De eerste week na de ingreep is het verstandig rustig aan te doen. Zelf voelt u meestal het beste wat u wel en niet kunt. Vaak is er na de operatie een zwelling rondom de achtergebleven zaadbal, die pas geleidelijk uit zichzelf verdwijnt.
4
Pijnbestrijding Een goede pijnbestrijding is belangrijk voor het genezingsproces. Daarom is het raadzaam dat u de eerste twee dagen na de operatie de pijn met pijnstillers onderdrukt en dit vervolgens afbouwt. Dit doet u als volgt. De eerste twee dagen neemt u vier maal daags- om de zes uur- twee tabletten paracetamol van 500 mg. Dan neemt u twee dagen vier maal daags- om de zes uur- één tablet paracetamol van 500 mg. Daarna stopt u met het innemen van tabletten. Alleen als dat nodig is, bij pijn, mag u twee tabletten paracetamol van 500 mg. innemen ( maximaal 4 maal daags).
Contact opnemen Neemt u tot de eerste poliklinische controle na ontslag uit het ziekenhuis contact op als: - u plotseling hevige of aanhoudende pijn hebt welke met de voorgeschreven pijnstillers of met vier maal daags - om de zes uur - twee tabletten paracetamol van 500 mg niet verdwijnt - bij hevig en aanhoudend bloedverlies uit de wond - u kort na de operatie koorts heeft boven de 38.5 °C of langer dan 24 uur vanaf 38 °C. Tijdens kantooruren belt u de polikliniek urologie tel. (0344) 67 40 40 of uw huisarts. Buiten kantooruren belt u met de huisarts, die u eventueel naar het ziekenhuis verwijst.
Uitslag en aanvullende onderzoeken Het bij de operatie verwijderde weefsel wordt opgestuurd naar de patholoog. Deze onderzoekt het weefsel. De behandelend arts bespreekt de uitslag van het onderzoek met u en uw partner ongeveer zeven tot tien dagen na de operatie. Een afspraak voor dit gesprek wordt gemaakt bij uw ontslag uit het ziekenhuis. Vraag uw partner en/ of de door u gewenste personen bij het gesprek aanwezig te zijn.
Aanvullend Onderzoek Wanneer uit voorgaand onderzoek de diagnose zaadbalkanker wordt gesteld, is verder onderzoek nodig om te kijken of er uitzaaiingen zijn. De uitslagen van deze onderzoeken bepalen het stadium van de ziekte en de verdere behandeling.
5
CT scan Met behulp van een CT scan kunnen er gedetailleerde dwarsdoorsnede foto’s worden gemaakt van uw lichaam. Hierbij wordt gebruik gemaakt van röntgenstraling. Bij zaadbalkanker wordt altijd een CT scan van de buik en de longen gemaakt. Uit deze foto’s kan blijken of er sprake is van uitzaaiingen
Behandeling Het begin van de behandeling bestaat uit de operatieve ingreep om de diagnose zaadbalkanker te kunnen stellen. Uw specialist bespreekt met u of verdere behandeling noodzakelijk is. De verdere behandeling kan bestaan uit: - bestraling (radiotherapie) - behandeling met chemotherapie (celdeling remmende medicijnen) - lymfeklieroperatie Een combinatie van deze behandelingen is ook mogelijk. Bij deze vervolgbehandelingen kan onvruchtbaarheid optreden. Soms is dat blijvend. Wilt u nog kinderen krijgen dan kunt u dat het beste bespreken met uw specialist. U kunt dan overwegen om vóór de behandeling sperma te laten invriezen. Dit heeft alleen zin als er voldoende spermacellen van goede kwaliteit aanwezig zijn.
Bestraling (radiotherapie) Bestraling is een plaatselijke behandeling waarbij kankercellen geheel of gedeeltelijk door de straling worden vernietigd. Kankercellen verdragen straling slechter dan gezonde cellen. Door straling beschadigde kankercellen herstellen zich niet of nauwelijks. Gezonde cellen herstellen zich in het algemeen wel. Het te bestralen gebied wordt van buitenaf, door de huid heen, bestraald. Bestraling vindt plaats op de afdeling radiotherapie van het UMC Utrecht.
Chemotherapie De behandeling vindt plaats met celdeling-remmende medicijnen: cytostatica. Er zijn verschillende soorten cytostatica, elk met een eigen invloed op de celdeling. Bij de behandeling van zaadbalkanker worden deze medicijnen toegediend via een ader in de arm.
6
Via het bloed verspreiden zij zich door het lichaam en kunnen op vrijwel alle plaatsen in het lichaam kankercellen bereiken. Voor de chemotherapie wordt u verwezen naar de afdeling oncologie in het UMC Utrecht.
Lymfeklieroperatie Bij patiënten die een chemokuur hebben ondergaan, wordt na de laatste kuur een CT scan ter controle gemaakt. Als er afwijkingen te zien zijn, is een operatie noodzakelijk om te zien of de chemokuur alle kankercellen heeft vernietigd. Tijdens deze operatie worden vergrote lymfeklieren achter de buikholte verwijderd en wordt nagegaan of hierin nog kankercellen aanwezig zijn.
Controleonderzoeken Gedurende de behandeling Tijdens de behandeling wordt gecontroleerd of de toegepaste behandeling resultaat heeft. Dit gebeurt door middel van bloedonderzoek (tumormerkstoffen).
Na behandeling Na afloop van de behandeling wordt een aantal jaar gecontroleerd of de ziekte is teruggekeerd. Afhankelijk van het tumorstadium zal dat vijf jaar of langer duren. Bij patiënten die twee jaar ziektevrij zijn geweest, komt het zelden voor dat de ziekte terugkeert. In de eerste tijd na de behandeling wordt u vaak gecontroleerd. Later zijn zulke controleonderzoeken steeds minder vaak nodig. Tijdens deze controlemomenten wordt er lichamelijk onderzoek verricht en de uitslag van de tumormerkstoffen besproken, en de uitslagen van longfoto’s of CT-scan bekeken.
Verloop van de ziekte De geneeskansen bij zaadbalkanker hangen af van het type zaadbalkanker en van het stadium waarin de ziekte wordt ontdekt. In het algemeen is de kans dat een patiënt met zaadbalkanker geneest, tegenwoordig erg groot. Dat geldt ook als er bij het begin van de behandeling uitzaaiingen zijn.
7
Werkhervatting Vraagt u zich af of uw aandoening of behandeling consequenties heeft voor het uitoefenen van uw werk? Overleg dan met uw specialist. Zo wordt duidelijk of u (tijdelijk) beperkingen hebt en zo ja, welke. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Daarom is het belangrijk dat uw bedrijfsarts op de hoogte is van uw aandoening of behandeling. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert. U kunt een gesprek voeren met uw bedrijfsarts op het arbeidsomstandighedenspreekuur van de Arbo-dienst van het bedrijf of de organisatie waar u werkt. Om uw privacy te beschermen is uw toestemming nodig voor eventueel overleg tussen uw specialist en uw bedrijfsarts.
Vragen en begeleiding Wat u als individuele patiënt voor de toekomst mag verwachten, kunt u het beste met uw behandelend specialist bespreken. De periode van onderzoek en behandeling is een moeilijke periode. Het kan enige tijd duren voordat alle voor u noodzakelijke onderzoeken zijn verricht en er duidelijkheid bestaat over de uitgebreidheid van de ziekte. Waarschijnlijk hebt u vragen over het beloop van de ziekte die nog niet kunnen worden beantwoord. Onder deze omstandigheden kan veel spanning en onzekerheid bestaan, zowel bij u als uw naasten. Vanuit de omgeving kunt u soms onbegrip ervaren. Als er niets aan u te zien is, verwacht men dat u weer gewoon mee kunt doen. U kunt echter last hebben van gevolgen die niet direct zichtbaar zijn. Hierover praten met uw naasten, uw huisarts, een andere hulpverlener of een lotgenoot kan u steunen. De manier van omgaan met gevoelens van verdriet en onzekerheid is voor iedereen verschillend. Als u vragen hebt van een meer algemene aard dan kunt u onder meer ook terecht bij het Voorlichtingscentrum van de Nederlandse Kankerbestrijding (www.kwf.nl). Ook zijn er folders en digitale informatie op het informatiecentrum ‘patiëntenvoorlichting’ in de entree van het ziekenhuis beschikbaar.
8
Vragen Uw behandelend uroloog bespreekt met u de verdere gang van zaken na de operatie. Een behandeling in verband met kanker is een ingrijpende gebeurtenis voor u en uw naasten. Het is dan ook vanzelfsprekend dat u vragen hebt over de behandeling en de gevolgen ervan. Bespreek dit samen met uw partner/directe naaste met uw behandelend arts of uw verpleegkundige.
Bericht van verhindering Bent u voor een afspraak verhinderd, bel dan zo snel mogelijk de polikliniek urologie. Er kan dan nog een andere patiënt in uw plaats komen.
Polikliniek Urologie Tel. (0344) 67 40 40
Verpleegafdeling Urologie M3 Tel. (0344) 67 45 86
Verpleegafdeling Urologie A3 dagverblijf Tel. (0344) 67 44 88
Verpleegafdeling Urologie A3 kortverblijf Tel. (0344) 67 45 77
9
Ruimte voor aantekeningen
10
11
Ziekenhuis Rivierenland Tiel Pres. Kennedylaan 1 4002 WP Tiel Postbus 6024 4000 HA Tiel Tel. (0344) 67 49 11 Fax (0344) 67 44 19 Internetsite: www.zrt.nl