ulturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden
Inhoudsopgave Inleiding Culturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden (CIDS): een waaier aan mogelijkheden Het vak CIDS: praktische informatie Aanpak en organisatie Literatuur Bijlage 1 Kerndoelen speciaal onderwijs Leergebiedoverstijgende doelen Zintuiglijke en motorische ontwikkeling Sociaal-emotionele ontwikkeling Zelfbeeld Sociaal gedrag Leren leren Omgaan met media en technologische hulpmiddelen Praktische redzaamheid Kerndoelen Nederlandse Gebarentaal Taalbeschouwing Oriëntatie op jezelf en de wereld Mens en samenleving Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking Natuur en techniek Ruimte Tijd Kunstzinnige oriëntatie Tekenen en handvaardigheid Muziek Spel en beweging Bijlage 2 Lessenoverzicht basisonderwijs Groep 3 Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8 Pagina 2 van 51
3 3 5 8 9 10 10 10 10 10 11 11 11 12 12 12 12 13 13 14 14 14 15 15 15 16 16 18 18 21 26 31 38 45
Inleiding Naar schatting 95% van de dove en slechthorende kinderen heeft horende ouders en familieleden. De ervaring van het niet (goed) kunnen horen, is onderscheidend in een samenleving die overwegend uit horenden bestaat. Dove en slechthorende kinderen voelen zich hierdoor vaak anders, soms ook eenzaam, en worden geconfronteerd met ervaringen die zij in hun naaste omgeving niet altijd kunnen delen. Het is daarom van belang dat dove en slechthorende kinderen/jongeren op een positieve wijze uitgedaagd worden om de (culturele) aspecten van het doof zijn en het slechthorend zijn te onderzoeken, om de ruimte te krijgen deze op te nemen, te internaliseren in hun identiteit en om ervaringen te delen. Hierdoor krijgen zij handvatten aangereikt om zich bewust te worden van hun mogelijkheden. Aanleiding Voorheen bood het onderwijs weinig mogelijkheden om dove en slechthorende leerlingen te leren over hun cultuur en identiteit. Er was het Leerplan Dovencultuur1 en de Map Dovencultuur2, beide ontwikkeld op initiatief van de expertisegroep Sprong Vooruit in opdracht van en met subsidie van het ministerie van OCW. Maar deze waren beperkt, alleen bestemd voor de bovenbouw van het basisonderwijs en voor het voortgezet onderwijs, en sloten niet langer aan bij de nieuwste ontwikkelingen en kerndoelen. Tijd voor een actualisering van de lessen voor het vak Culturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden, CIDS. Nu zijn er CIDS-lessen ontwikkeld voor dove en slechthorende leerlingen van zes tot achttien jaar. Deze lessen kunnen worden gebruikt door leerkrachten en ambulant begeleiders om hen te leren over de betekenis van de cultuur van doven en slechthorenden en dragen bij aan de bewustwording van de eigen identiteit. De dove en slechthorende leerlingen leren in de wereld te staan en weten dat er ook een doven- en slechthorendengemeenschap is, waarin doven en slechthorenden elkaar tegenkomen. Sprong Vooruit hoopt dat de lessen zullen bijdragen aan een positieve ontwikkeling en het welbevinden van dove en slechthorende leerlingen. Culturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden (CIDS): een waaier aan mogelijkheden Over het antwoord op de vraag wat cultuur is, wordt heel divers gedacht. In veel actuele cultuurdefinities gaat het om een patroon van fundamentele aannames, uitgevonden, ontdekt of ontwikkeld door een bepaalde groep om effectief te leren
1 2
Wallien, M., Drubbel, A. & Soeters, M. (2001). Leerplan Dovencultuur. Map Dovencultuur (2008)
Pagina 3 van 51
omgaan met haar problemen van externe aanpassingen en interne integratie3. Het patroon wordt beschouwd als valide en daarom gedeeld, gedragen, doorgegeven en geleerd aan nieuwe groepsleden als een correcte manier van denken, waarnemen en voelen in relatie tot die problemen. Volgens Verheggen4 gaat het om gedragspatronen en de manier en mate waarin een mens zich aanpast aan datgene wat wel dan niet gekend wordt. Wat de huidige opvattingen met elkaar gemeen hebben, is het idee dat cultuur een dynamisch begrip is. Deze actuele cultuurdefinities gaan ook op voor doven- en slechthorenden. Veel doven en slechthorenden treffen elkaar in de doven- en slechthorendengemeenschap met eigen patronen en gedragscodes. Vroeger was de dovengemeenschap min of meer besloten. Iedereen was welkom, mits men bereid was om op een doof toegankelijke en gebruikelijke manier met doven te communiceren, bijvoorbeeld door duidelijk articulatiegebruik/gebaren. Wie wel of niet doof was, was toen duidelijk: als je op een van de vijf dovenscholen in Nederland gezeten had en de Nederlandse Gebarentaal (NGT) gebruikte, was je zonder discussie Doof. Doof wordt bij voorkeur met een hoofdletter D geschreven om daarmee aan te geven dat het gaat om een minderheidsgroep van mensen die zelfbewust doof waren, met als ruggengraat de NGT5. Tegenwoordig is er een veel grotere diversiteit. Het lijkt steeds minder belangrijk te zijn op welke school je zit (of gezeten hebt), of je doof of slechthorend bent of wanneer je doof bent geworden. Doven met een cochleair implantaat kunnen als slechthorenden gaan functioneren en er zijn slechthorenden die liever deel uitmaken van een dovengemeenschap. Het maakt minder uit of je een 'native signer' bent, en de NGT vloeiend beheerst of dat je liever op een andere manier communiceert. Alle vormen van multimodaal communiceren zijn nu gangbaar6. Het is een gemeenschap waarin doven en slechthorenden elkaar tegenkomen en waaraan je kunt deelnemen en waar je je bij thuis kunt voelen. De continuïteit in de doven- en slechthorendendencultuur is dat het aan doven en slechthorenden een omgeving biedt waar de gehoorstatus en de manier waarop je daar mee omgaat geen enkele rol speelt in de overdracht van gewoonten en gebruiken. Qua identiteit vormen doven en slechthorenden geen homogene groep. Niet alle doven en slechthorenden willen deel uitmaken van de doven- en slechthorendengemeenschap. Er zijn er ook die zich thuis voelen in andere gemeenschappen en geen enkele behoefte hebben aan contacten met andere doven of slechthorenden. Veel doven en slechthorenden zoeken in welke gemeenschap zij zich in hun levensfase het meest thuis voelen. Wat doven en slechthorenden bindt, zijn de ervaringen dat zij minder goed kunnen horen. Hoe doven en slechthorenden hiermee omgaan, mee willen omgaan, en welke consequenties zij daaruit trekken, is een kwestie van bewustwording over en kennis hebben van mogelijkheden die aansluiten bij de eigen ontwikkeling. Om een eigen identiteit te ontwikkelen is het 3
Deze cultuurdefinitie baseert zich op het cultuurbegrip van Schein: a pattern of basic assumptions, invented, discovered, or developed by a given group as it learns to cope with its problems of external adaptions and internal integration (Schein, E.H. (1985). Organizational culture and leadership) 4 Verheggen, T. (2006). Cultuur bestaat niet. 5 Ook bijvoorbeeld kinderen van dove ouders waren welkom. 6 Multimodaal wil zeggen dat er sprake is van twee of meer modaliteiten: de oraal-auditieve (gesproken) en de visueel-manuele (met gebaren) en een tactiele.
Pagina 4 van 51
verwerven van kennis en vaardigheden belangrijk. CIDS biedt de nodige kennis en vaardigheden zodat leerlingen zich bewust zijn van hun eigen kansen, mogelijkheden, meningen en perspectieven. Om duidelijk te maken dat het vak CIDS bedoeld is voor alle dove en slechthorende leerlingen en niet alleen voor degenen die deel (willen) uitmaken van de doven- en slechthorendengemeenschap is een neutrale term gekozen die de tot nu toe gebruikte term Dovencultuur vervangt. De naam CIDS (uitspraak ’kids’) is bedacht door Sprong Vooruit en binnen het lectoraat Dovenstudies aan de Hogeschool Utrecht uitgezet om na te gaan of de naam voldoet. Daar is positief op de naam gereageerd. Gardy van Gils, van het lectoraat Dovenstudies, heeft het CIDS-naamgebaar bedacht. In een filmpje op YouTube, http://www.youtube.com/watch?v=3pATUaizqk4, legt zij het naamgebaar uit. Het vak CIDS: praktische informatie Algemene doelstelling CIDS stimuleert de ontwikkeling van een positief, reëel zelfbeeld. Het biedt kennis en inzicht in en maakt de leerlingen bewust van hun (multi)identiteit als dove/slechthorende persoon in een samenleving die overwegend uit horenden bestaat. Het biedt kansen voor contact en het delen van ervaringen met andere dove/slechthorende kinderen, jongeren en volwassenen. Het biedt kansen voor bondgenootschap met slechthorenden/doven en horenden. Dit alles met als doel het welbevinden en welzijn van dove en slechthorende leerlingen te bevorderen. Doelen CIDS-lessen De CIDS-lessen zijn erop gericht alle dove en slechthorende leerlingen tussen de zes en achttien jaar de mogelijkheid te bieden om als een volwaardig mens op te groeien en om hun eigen weg te vinden, zowel in de samenleving die overwegend is ingesteld op horend zijn als in de doven- en slechthorendengemeenschap, waarin gehoorverlies als minder relevant beschouwd wordt. De leerlingen krijgen kennis over de cultuur, cultuurdragers en hulpmiddelen die deel uitmaken van de cultuurontwikkeling. Doel van de lessen is het verstevigen van de identiteit van dove en slechthorende leerlingen. Ook geeft CIDS de leerlingen handvatten om te kunnen omgaan met hun doofheid/slechthorendheid in uiteenlopende situaties; CIDS wil een bijdrage leveren aan een positief kritisch vermogen en kennis en vaardigheden die hen weerbaar maken op een effectieve manier die bij hen past. Door de lessen wordt het zelfbewustzijn van de leerlingen versterkt en leren ze ‘wie’ ze zijn. De lessen helpen hun om - ook later als volwassenen - hun eigen weg te vinden in de verschillende situaties en contexten waarin zij actief of passief participeren.
Pagina 5 van 51
De inhoud van de CIDS-lessen sluit aan bij de doelen uit het Leerplan Dovencultuur7 en de relevante kerndoelen voor het (v)so. Zie Bijlage 1 voor een overzicht van de doelen. De lesdoelen zijn altijd doof/slechthorend specifiek. De lessen beslaan zes domeinen: - Burgerschap Kennis en vaardigheden om als dove/slechthorende actief te participeren in de Nederlandse maatschappij. - Communicatie Kennis en vaardigheden om (met behulp van een tolk NGT/schrijftolk) als dove/slechthorende met bekenden en onbekenden te communiceren. - Geschiedenis Kennis van de geschiedenis van doven en slechthorenden in Nederland en wereldwijd. - Eigen identiteit Kennis en vaardigheden om een positief zelfbeeld en een eigen identiteit te ontwikkelen als dove/slechthorende in een maatschappij die overwegend uit horenden bestaat. - Hulpmiddelen en technieken Kennis over (nieuwe) hulpmiddelen en technieken, zowel algemeen als specifiek voor doven en slechthorenden ontwikkeld, en vaardigheden om deze te gebruiken. - Kunst, sport, cultuur en vrije tijd Kennis over doof/slechthorend specifieke kunst- en cultuuruitingen en mogelijkheden voor sport en vrijetijdsbesteding. Didactisch lesmodel De didactiek binnen de lessen is gebaseerd op het model van directe instructie8, een model waarvan bekend is dat het goede leerresultaten geeft (zie bijvoorbeeld www.slo.nl/downloads/archief/Leeromgevingen.pdf/, hoofdstuk 3). Centraal staat daarbij dat de leerlingen in elke les verteld wordt wat het doel van de les is, dat de benodigde voorkennis wordt geactiveerd en dat elke les wordt afgesloten met een inhoudelijke evaluatie waarin door de leerlingen wordt aangegeven of het gestelde doel al dan niet bereikt is. De lessen worden bij voorkeur klassikaal aangeboden zodat dove en slechthorende kinderen zich aan elkaar kunnen spiegelen. Het verdient aanbeveling om de ouders blijvend te informeren over dit onderwijsaanbod zodat zij als het ware mee kunnen groeien met hun kind en zij hun kind waar nodig kunnen faciliteren in zijn of haar behoeften. Te denken valt bijvoorbeeld aan het bezoeken van een theaterweek voor dove kinderen, of een kamp georganiseerd door SH-jong9.
7
8 9
Wallien, M., Drubbel, A. & Soeters, M. (2001). Leerplan Dovencultuur. Veenman, S. (1992). Effectieve instructie volgens het directe-instructiemodel. Zie: www.shjong.nl
Pagina 6 van 51
De leerkracht/ambulant begeleider De CIDS-lessen zijn bedoeld voor leerkrachten en ambulant begeleiders die onderwijs geven aan dove en (ernstig) slechthorende leerlingen in de groepen 3 t/m 8 van het regulier en speciaal basisonderwijs en in het v(s)o. In de werkwijzer is aangegeven welke specifieke lessen goed te gebruiken zijn door ambulant begeleiders in het regulier onderwijs. De leerkracht/ambulant begeleider die de CIDS-lessen geeft, wacht de bijzondere taak om dove en slechthorende leerlingen extra bagage mee te geven waarmee zij hun identiteit en hun eigen keuzes kunnen bepalen. Zij leren de leerlingen dat niet (goed) kunnen horen niet iets is waar je je voor moet schamen maar dat je jezelf kan en mag laten zien en dat je recht hebt op een eigen plek in de samenleving. Het succesvol aanbieden van CIDS-lessen vraagt van de leerkracht/ambulante begeleider dan ook een bezielende houding. Hij/zij staat open voor diversiteit en heeft zich verdiept in de verschillende aspecten van slechthorend zijn en doof zijn. De leerkracht/ambulant begeleider moedigt de leerlingen aan om onbekende terreinen te verkennen, daagt hen uit en gaat samen met hen op ‘reis’ door een landschap met vele mogelijkheden. Het heeft de sterke voorkeur dat degene die met dit materiaal gaat werken zelf doof/slechthorend is, zodat hij/zij ook kan fungeren als positief rolmodel. Horende leerkrachten/ambulant begeleiders, die goed ingevoerd zijn en over veel deskundigheid beschikken over wat het betekent om doof/slechthorend te zijn en gemakkelijk kunnen communiceren met hun leerlingen, kunnen deze lessen ook aanbieden. Materiaalaanbod De CIDS-lessen worden digitaal beschikbaar gesteld. Er wordt aangesloten bij de digitale vaardigheden van de leerlingen en ondersteunend visueel materiaal kan via het digibord direct worden gebruikt. Werkwijzer De CIDS-lessen zijn per groep en per domein genummerd. In overzichten waarin per les de lesdoelen zijn aangegeven, kan de leerkracht/ambulant begeleider de gehele leerstof per groep overzien. Zie Bijlage 2. Hij/zij kan zelf een volgorde in de lessen aanbrengen die aansluit bij de actuele situatie van de groep/de leerling. In het lessenoverzicht is ook aangegeven welke lessen specifiek geschikt zijn voor dove en slechthorende leerlingen, welke lessen geschikt zijn voor ambulant begeleiders, welke lessen in het reguliere onderwijs aan de hele groep gegeven kunnen worden en wat een geschikt moment is voor de lessen. Per groep bestaan de CIDS-lessen uit: -
(speciaal) basisonderwijs groep 3: 10 lessen van een half uur groep 4: 15 lessen van een half uur groep 5: 18 lessen van een half uur Pagina 7 van 51
groep 6, 7, 8: 20 lessen van een half uur -
voortgezet (special) onderwijs, uitstroomprofiel Arbeid 10 lessen van een uur per leerjaar
Aanpak en organisatie Na de toekenning van subsidie door OCW is ontwikkeling van de CIDS-lessen gestart. Hiertoe heeft Sprong Vooruit een stuurgroep samengesteld met daarin twee vertegenwoordigers van Sprong Vooruit en een vertegenwoordiger van de Hogeschool Utrecht Lectoraat Dovenstudies. Deze stuurgroep is gecoördineerd door duo decimo. De stuurgroep heeft de domeinen en de doelen van de lessen en het didactisch kader vastgesteld en vervolgens ontwikkelaars aangesteld om op basis van deze gegevens de lessen te maken. Deze lessen zijn beoordeeld door de stuurgroep en een lid van Sprong Vooruit en door duo decimo geredigeerd. Door de medewerking van de hieronder genoemde instanties en personen zijn de CIDSlessen gerealiseerd. Voor de (financiële) ondersteuning - het Ministerie van OCW Voor de inhoudelijke ondersteuning - Attendiz, Koninklijke Auris Groep, Koninklijke Kentalis - Lectoraat Dovenstudies, Hogeschool Utrecht, Gardy van Gils (MA), Annemiek Voor in ‘t Holt (MA) en dr. Beppie van den Bogaerde - Sprong Vooruit, Annet de Klerk (MA), dr. Connie Fortgens en drs. Annelies van der Eijk Voor de -
ontwikkeling van het lesmateriaal Saskia Jissink, (speciaal) basisonderwijs groep 3 tot en met 6 Martijn Kamphuis, (speciaal) basisonderwijs groep 7 en 8 Annieck van den Broek, voortgezet (speciaal) onderwijs groep 1 tot en met 4
Voor de ontwikkeling van de website - Mark en Michèlle van Vlerken, Vierkante Meter - Ronald van Raaphorst, Twensoc Voor de illustraties - Henk Kemperman, Kemperman Illustratief - Nederlands Gebarencentrum Pagina 8 van 51
Voor de redactie en coördinatie - Cockie Gerritsen en drs. Marijke van Grafhorst, duo decimo Literatuur Knoors, H. & De Klerk, A. (1999). De pedagogische waarde van aandacht voor dovencultuur. Reflecties over Dovencultuur, 77-93. Schein, E.H. (1985). Organizational culture and leadership. San Francisco: Jossey-Bass. Veenman, S. (1992). Effectieve instructie volgens het directe-instructiemodel. In: Pedagogische Studiën 1992 (69), 242269. Verheggen, T. (2005). Proefschrift Culture Alt Delete – On the misperception of culture in psychology. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Vernooij, K. (2001). Draaiboek – Doelgericht en planmatig op weg naar betere leerresultaten. Amersfoort: CPS. Wallien, M., Drubbel, A. & Soeters, M. (2001). Leerplan Dovencultuur. Rotterdam: CED/Het projectbureau. Kerndoelen speciaal onderwijs (2010). Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Map Dovencultuur (2008). Koninklijke Effatha Guyot Groep, Werkgroep Sprong Vooruit.
Denk aan het milieu voor u print
Pagina 9 van 51
Bijlage 1
Kerndoelen speciaal onderwijs
Leergebiedoverstijgende doelen groep 3
groep 4
groep 5
groep 6
groep 7
groep 8
Les 3.E3 Les 3.E4
Les Les Les Les Les Les
4.B1 4.B2 4.H1 4.H2 4.H3 4.K1
Les 5.C4 Les 5.H1 Les 5.H5
Les 6.H1
Les 7.H4
Les 8.H1 Les 8.H2
Les Les Les Les Les Les
Les Les Les Les Les Les
4.C1 4.E1 4.G1 4.H4 4.K1 4.K2
Les Les Les Les Les
Les Les Les Les Les
Les Les Les Les Les Les Les Les
Les Les Les Les Les Les Les Les
Zintuiglijke en motorische ontwikkeling 1. De leerlingen leren hun zintuiglijke en motorische mogelijkheden optimaliseren en geïntegreerd gebruiken en leren omgaan met hun beperkingen, hulpmiddelen en met de hulp van anderen.
Sociaal-emotionele ontwikkeling Zelfbeeld 2. De leerlingen leren met gevoel voor zelfvertrouwen en zelfwaardering omgaan met de eigen mogelijkheden en grenzen en leren uiting geven aan eigen wensen, gevoelens en opvattingen.
3.E2 3.E5 3.E6 3.H1 3.H2 3.H3
Pagina 10 van 51
5.C1 5.E3 5.E5 5.E6 5.H2
6.B1 6.C1 6.E1 6.E5 6.K3
7.B1 7.B2 7.C1 7.C3 7.E1 7.E3 7.H3 7.H5
8.B1 8.E1 8.E2 8.E3 8.E4 8.E5 8.H5 8.K1
Les 7.H6 Les 7.K4
Les 8.K2 Les 8.K3
Sociaal gedrag 3. De leerlingen leren naar algemeen geaccepteerde normen en waarden omgaan met anderen en leren samenwerken aan een gezamenlijke taak of gezamenlijk spel en leren omgaan met conflictsituaties.
Les Les Les Les
3.E1 3.H2 3.H3 3.H4
Les 4.E1 Les 4.H4 Les 4.H5
Les 5.C2 Les 5.C3 Les 5.E4
Les 6.C2 Les 6.E1
Les 7.E1 Les 7.E2 Les 7.K4
Les Les Les Les Les
8.E1 8.E2 8.E4 8.E5 8.H4
Les 3.E2
Les 4.E2 Les 4.H5
Les 5.G1 Les 5.G2 Les 5.H1
Les Les Les Les
Les 7.B1 Les 7.B2 Les 7.G2
Les Les Les Les Les
8.B2 8.B3 8.B4 8.B5 8.E5
Les 3.H1
Les 4.H2 Les 4.H3
Les Les Les Les
Les 6.C1 Les 6.E1
Les Les Les Les
Les 8.H3 Les 8.H4 Les 8.H5
Leren leren 4. De leerlingen leren belangstelling hebben voor de wereld om hen heen, ze leren deze gemotiveerd onderzoeken en daarin taken uitvoeren, waarbij ze gebruik maken van informatie, strategieën en vaardigheden en ze leren reflecteren op eigen handelen.
6.B1 6.E3 6.G1 6.G2
Omgaan met media en technologische hulpmiddelen 5. De leerlingen leren omgaan met media en technologische hulpmiddelen, waaronder hulpmiddelen en aanpassingen voor de beperking, die de redzaamheid vergroten.
Pagina 11 van 51
5.H1 5.H2 5.H3 5.H4
7.H1 7.H2 7.H3 7.H5
Les 5.H6
Les 7.H6
Les 5.C4 Les 5.H5
Les 7.C2 Les 7.K4
Praktische redzaamheid 7. De leerlingen leren hun dagelijkse activiteiten en behoeften zoveel mogelijk zelfstandig realiseren.
Les 3.E3 Les 3.E4 Les 3.E5
Les 4.B1 Les 4.B2
Kerndoelen
Nederlandse Gebarentaal Taalbeschouwing 25. De leerlingen leren welke verschillende vormen van communicatie bestaan tussen dove mensen onderling en tussen dove mensen en horende mensen.
Les 6.E3
Pagina 12 van 51
Les Les Les Les
8.B1 8.E4 8.E5 8.H3
Oriëntatie op jezelf en de wereld Mens en samenleving 49. De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.
Les Les Les Les Les
50. De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.
Les 4.B1 Les 4.B2 Les 4.B3
5.C3 5.E1 5.E2 5.E3 5.E5
Les 5.H3 Les 5.H4 Les 5.H6
Les Les Les Les Les Les Les
6.B1 6.B2 6.E2 6.E4 6.E5 6.K3 6.K4
Les 6.B2 Les 6.H2 Les 6.H3
51. De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en hun rol als burger.
52. De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.
Les 3.H4
Les 4.C1
Pagina 13 van 51
Les 5.E1 Les 5.E5
Les 6.E4 Les 6.E5
Les 8.B4
Les Les Les Les
7.C1 7.C2 7.C3 7.H4
Les Les Les Les
8.B5 8.H1 8.H2 8.H4
Les 7.B1 Les 7.B2
Les Les Les Les
8.B1 8.B2 8.B3 8.B4
Les Les Les Les
Les 8.B3 Les 8.E2 Les 8.H4
7.E1 7.E2 7.H5 7.H6
Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking 55. De leerlingen leren gebruik maken van organisaties en personen die belangrijk zijn voor de dovengemeenschap en het culturele erfgoed van doven en leren zich oriënteren op de bijdrage die zij op verschillende gebieden kunnen leveren aan de dovengemeenschap.
Les 4.K2
Les 5.G1 Les 5.G2
Les Les Les Les Les Les Les Les
6.B2 6.E2 6.G1 6.G2 6.H1 6.K1 6.K2 6.K4
Les 7.G1
Les Les Les Les Les
8.B2 8.B4 8.B5 8.E4 8.K2
Natuur en techniek 57. De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
Les 4.H1
Les 6.H2
Ruimte 63. De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt
Les 8.G1
Pagina 14 van 51
daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid worden/werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en ZuidAmerika. Tijd 67. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen, zoals aanwezig in ons cultureel erfgoed, en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
Les 5.G1 Les 5.G2
Les 6.G1 Les 6.G2
69. De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die met voorbeelden verbinden aan de wereldgeschiedenis.
Les 8.G2
Les 7.G1 Les 7.G2
Kunstzinnige oriëntatie Tekenen en handvaardigheid 70. De leerlingen leren ideeën, ervaringen en gevoelens uitdrukken in een beeldend werkstuk en daar over te
Les 6.K5
Pagina 15 van 51
Les 7.K2 Les 7.K3
Les 8.G2
communiceren. 71. De leerlingen leren beeldende aspecten zoals kleur, vorm, ruimte, structuur van het materiaal en compositie doelgericht gebruiken in een werkstuk.
Les 6.H3
Les 7.K2 Les 7.K3
74. De leerlingen leren dat mensen door middel van beeldende producten (reclame, media, kleding, kunst) iets kunnen meedelen en overbrengen.
Les 6.H3 Les 6.K5
Les 7.K1
Muziek 77. De leerlingen leren een muziekstukje bedenken en uitvoeren op basis van een gegeven melodie, ritme of voorzin, verhaal, sfeer of stemming.
Les 6.K6
79. De leerlingen leren zelfgemaakte muziek en muziek gemaakt door anderen vergelijken en er een waardering over uitspreken. Ze leren muziekinstrumenten herkennen en benoemen.
Les 6.K6
Spel en beweging 80. De leerlingen leren een gegeven situatie
Les 4.K3
Pagina 16 van 51
Les 8.K1 Les 8.K2 Les 8.K3
in een gedramatiseerde vorm uitvoeren.
Pagina 17 van 51
Bijlage 2
Lessenoverzicht basisonderwijs
Groep 3 Les
Titel
Lesdoelen
Doof
De leerlingen
x
Slechthorend
AB
Regulier
Geschikt moment
Eigen identiteit 3.E1
Het naamgebaar
3.E2
Mijn familie
De leerlingen
3.E3
Aan wie vraag je het?
Start schooljaar
x
x
x
x
x
x
x
kunnen hun familie beschrijven aan de hand van foto’s. kunnen met pictogrammen aangeven of hun familieleden doof, slechthorend of horend zijn. kunnen vertellen hoe hun familieleden communiceren.
De leerlingen
x
kennen de functie van het naamgebaar. kunnen vertellen wat de oorsprong van hun eigen naamgebaar is. weten welke elementen onderdeel kunnen zijn van een naamgebaar. kunnen iemand een passend naamgebaar geven.
kunnen hun familie beschrijven aan de hand van foto’s. kunnen met pictogrammen
Pagina 18 van 51
Na les 3.E2
3.E4
Naar bed
De leerlingen
3.E5
Ik kan het niet volgen
Gehoorbeperking
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
durven aan te geven wanneer ze de communicatie niet kunnen volgen. weten hoe ze adequaat aan kunnen geven dat ze de communicatie niet kunnen volgen.
De leerlingen
x
kunnen ervaringen over het donker met elkaar delen. ontdekken dat ze met elkaar kunnen communiceren in het donker.
De leerlingen
3.E6
aangeven of hun familieleden doof, slechthorend of horend zijn. kunnen vertellen hoe hun familieleden communiceren.
kunnen aangeven waar ze moeite mee hebben doordat ze niet goed kunnen horen. kunnen aangeven wat ze goed kunnen ondanks of dankzij hun gehoorbeperking.
Hulpmiddelen en technieken 3.H1
Hoorapparatuur
De leerlingen
kunnen vertellen welke hoorapparatuur zij gebruiken. kunnen vertellen waar het geluid in
Pagina 19 van 51
x
3.H2
Aantikken en oogcontact
De leerlingen
3.H3
Aandacht vragen
Smakken en smullen
x
x
x
x
x
x
x
x
kunnen verschillen benoemen tussen aandacht vragen bij doven/slechthorenden en bij horenden. kunnen horende personen op een adequate manier om aandacht vragen.
De leerlingen
x
kennen verschillende manieren om aandacht te vragen aan doven en slechthorenden, zoals wapperen, aantikken, roepen, boodschappen doorgeven, licht aan/uit doen, stampen. weten op welke plekken zij iemand het beste kunnen aantikken om aandacht te vragen. zijn zich bewust van het belang van het maken van oogcontact.
De leerlingen
3.H4
de hoorapparatuur gaat en waar het er weer uit komt. kunnen uitleggen waarom hoorapparatuur een ingebouwde microfoon heeft en weten dat hoorapparatuur geluid harder maakt, zodat zij dit beter kunnen horen.
weten wat 'smakken' inhoudt.
Pagina 20 van 51
Na les 3.H2
worden zich bewust van wat ‘boeren’ en 'slurpen' inhoudt. kennen de gedragsregels die bij eten en drinken gelden.
Groep 4 Les
Titel
Lesdoelen
Doof
Slechthorend
AB
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
Regulier
Geschikt moment
Burgerschap 4.B1
In de winkel
4.B2
Help, ik ben verdwaald!
kunnen in de winkel om hulp vragen. weten wat zij kunnen doen wanneer de winkelmedewerker hen niet begrijpt. weten wat zij kunnen doen wanneer zij de winkelmedewerker niet begrijpen.
De leerlingen
kunnen oplossingen bedenken voor dove of slechthorende kinderen die hun ouders kwijt zijn. kunnen oplossingen bedenken voor ouders die hun dove of slechthorende kind kwijt zijn.
Pagina 21 van 51
Na les 4.B1
4.B3
De baas op school
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
kunnen aangeven waar op je op school tegen aan kunt lopen als je niet goed kunt horen. kunnen oplossingen bedenken om doven en slechthorenden beter te laten functioneren op school. kunnen aangeven wat zij zouden willen veranderen op school om deze doof/slechthorendvriendelijker te maken.
Communicatie 4.C1
Belangrijke gebaren
De leerlingen
kunnen beargumenteren waarom een bepaald gebaar door iedereen in Nederland zou moeten worden begrepen. kunnen aangeven welke gebaren horende mensen ook begrijpen. weten dat wijzen bij gebarentaal hoort, maar in de horende cultuur niet gewenst is.
Eigen identiteit 4.E1
Volg je het nog?
De leerlingen
kunnen communicatie-ervaringen bij gelegenheden met horende familieleden uitwisselen. kunnen aangeven hoe ze zich voelen bij gelegenheden met
Pagina 22 van 51
x
4.E2
Dove dieren
horende familieleden. kunnen aangeven op welke manier ze kunnen communiceren bij gelegenheden met horende familieleden.
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
weten dat sommige dieren ook doof zijn. weten dat witte poezen vaak doof zijn. weten dat sommige dieren een beetje gebarentaal begrijpen.
Geschiedenis 4.G1
Mijn geschiedenis
De leerlingen
kennen hun eigen geschiedenis met betrekking tot hun doof- of slechthorendheid. kunnen hun eigen geschiedenis in een eenvoudige tijdlijn weergeven.
Hulpmiddelen en technieken 4.H1
Het oor
De leerlingen
4.H2
Hoorapparatuur
De leerlingen
x
weten globaal hoe het oor werkt. weten globaal wat er bij henzelf niet (goed) werkt.
weten dat een oorhanger het geluid
Pagina 23 van 51
Na les 4.H1
4.H3
Lichtinval
De leerlingen
4.H4
Aan de beurt
Mimiek
x
x
x
x
x
x
x
x
kunnen op hun beurt wachten. weten wat ze kunnen doen als ze een gesprek niet kunnen volgen. weten hoe ze adequaat om een beurt kunnen vragen bij horenden. weten hoe ze aan horenden aan kunnen geven wat zij prettig vinden in een gesprek.
De leerlingen
x
weten hoe belangrijk voldoende licht is voor de communicatie. kunnen een lichtbron zo neerzetten dat ze goed met elkaar kunnen communiceren. weten op welke plaats ze het meeste profijt hebben van de lichtinval. weten hoe ze dit bespreekbaar kunnen maken met horende gesprekspartners.
De leerlingen
4.H5
versterkt. weten dat een CI de trilhaartjes in het slakkenhuis vervangt. ervaren wat ze door een oorhanger of CI horen.
kunnen door de mimiek het gevoel bij anderen aflezen. weten dat er verschil is in gebruik
Pagina 24 van 51
x
van mimiek tussen horenden en doven/slechthorenden.
Kunst, sport, cultuur en vrije tijd 4.K1
Mijn sport
De leerlingen
4.K2
Dove en slechthorende sporters
De leerlingen
4.K3
Toneelvoorstelling in gebarentaal
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
worden zich ervan bewust dat er ook dove en slechthorende topsporters zijn. weten waarom dove en slechthorende topsporters niet in wedstrijden met horende sporters uitkomen. kennen een paar dove en slechthorende topsporters van naam.
De leerlingen
x
kunnen een aantal sporttakken noemen binnen de doven/slechthorende sport (KNDSB). weten welke aanpassingen er worden gemaakt bij sporten voor doven en slechthorenden.
weten dat er toneelvoorstellingen in de NGT worden gegeven. weten dat er toneelvoorstellingen zijn voor horenden met een tolk NGT erbij. weten dat mimiek, grote gebaren
Pagina 25 van 51
Na les 4.K1
en vertelrichting belangrijke onderdelen zijn bij toneelvoorstellingen.
Groep 5 Les
Titel
Lesdoel
Doof
Slechthorend
AB
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
Regulier
Geschikt moment
Communicatie 5.C1
Communiceren met een arts
5.C2
Ruzie
kunnen aangeven wie ze in welke situatie niet begrijpen. weten dat zij vragen kunnen stellen. kunnen strategieën hanteren om communicatie beter te laten verlopen. weten dat zij gebruik kunnen maken van een tolk. weten hoe ze zelf actief mee kunnen praten en luisteren. weten hoe ze met iemand kunnen communiceren door zich op de tolk te richten.
De leerlingen
kunnen aangeven wie ze in welke situatie niet begrijpen.
Pagina 26 van 51
Na les 5.H2
5.C3
Omgaan met ruzie
De leerlingen
5.C4
Boodschappen doen
weten dat zij vragen kunnen stellen. kunnen strategieën hanteren om communicatie beter te laten verlopen. weten dat zij gebruik kunnen maken van een tolk. weten hoe ze zelf actief mee kunnen praten en luisteren. weten hoe ze met iemand kunnen communiceren door zich op de tolk te richten.
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
benoemen overeenkomsten verschillen tussen een ruzie met een dove/slechthorende en een ruzie met een horende. kunnen strategieën noemen om een ruzie met een horende niet uit de hand te laten lopen.
kunnen aan een caissière of winkelier aangeven dat zij doof of slechthorend zijn. kunnen aan een caissière of winkelier aangeven dat zij iets niet begrijpen. weten hoe ze erachter kunnen komen hoeveel ze moeten betalen.
Eigen identiteit
Pagina 27 van 51
x
Na les 5.C2
5.E1
Wat maakt geluid?
De leerlingen
5.E2
Afgeleid worden
De leerlingen
5.E3
Dit ben ik
5.E4
Vriendschap
x
x
x
x
x
Na les 5.E1
x
x
x
x
Start schooljaar
x
x
x
x
kunnen sterke punten en minder sterke punten bij zichzelf benoemen. kunnen aangeven in hoeverre zij deze in verband brengen met hun doofheid of slechthorendheid.
De leerlingen
x
weten dat omgevingsgeluid voor afleiding kan zorgen. kunnen aangeven wat in de omgeving de aandacht kan afleiden bij doven en slechthorenden en hoe ze daarmee om kunnen gaan.
De leerlingen
x
weten dat er geluiden zijn die als niet prettig worden ervaren. worden zich bewust welke geluiden ongewenst kunnen zijn. weten welke dingen wel of geen geluid maken. weten dat het ervaren van een bepaald geluid voor iedereen anders kan zijn.
kunnen aangeven hoe ze met hun dove, slechthorende of horende vrienden communiceren. kunnen vertellen wat hun vriendschap leuk maakt.
Pagina 28 van 51
5.E5
Pesten en gepest worden
De leerlingen
5.E6
Gehoorbeperking
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
weten dat pesten en gepest worden ontzettend vervelend is. beseffen dat doven en slechthorenden hun gehoorverlies soms gebruiken om te pesten. kunnen hun ervaringen delen over gepest worden met hun doofheid of slechthorendheid. kunnen strategieën noemen om het pesten tegen te gaan.
kunnen zowel negatieve als positieve ervaringen benoemen met betrekking tot hun gehoorbeperking.
Geschiedenis 5.G1
5.G2
Op de school voor doven
De leerlingen
Op de school voor slechthorenden
De leerlingen
leren aan de hand van een ervaringsverhaal hoe het dovenonderwijs vroeger was.
leren aan de hand van een ervaringsverhaal dat slechthorendheid vroeger niet altijd op jonge leeftijd werd ontdekt. weten dat er vroeger onderwijs voor slechthorenden was.
Pagina 29 van 51
x
Hulpmiddelen en technieken 5.H1
De KNO-arts
De leerlingen
5.H2
Oorstukjes ontwerpen
5.H3
Mijn slaapkamer
5.H4
Hulpmiddelen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
kunnen aanpassingen benoemen voor doven en slechthorenden in de slaapkamer. weten dat er wekkers zijn voor doven en slechthorenden (trilwekker, flitslicht).
De leerlingen
x
leren hoe oorstukjes worden gemaakt. kunnen hun individuele wensen voor een oorstukje kenbaar maken. kunnen uitleggen waarom een oorstukje voor hen wel of juist niet opvallend moet zijn.
De leerlingen
x
weten wat oorsmeer is. weten wat een loopoor is. weten hoe een arts oorsmeer kan verwijderen. weten hoe een loopoor behandeld wordt. weten dat oorsmeer en een loopoor je hoormogelijkheden kunnen beperken.
De leerlingen
x
weten welke hulpmiddelen er in huis zijn speciaal voor doven en
Pagina 30 van 51
x
5.H5
Hulp halen!
De leerlingen
5.H6
Een tolk aanvragen
slechthorenden. weten welke andere middelen geschikt zijn voor doven en slechthorenden.
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
Doof
Slechthorend
AB
weten wat zij kunnen doen om anderen te helpen. kunnen bij een ongeval hulp vragen aan derden, ook als er communicatieproblemen zijn.
Na les 5.C1
weten dat er tolken Nederlandse Gebarentaal en Nederlands met Gebaren zijn. weten voor welke situaties ze een tolk aan kunnen vragen. weten hoe ze het aanvragen van een tolk aan kunnen kaarten bij hun ouders.
Groep 6 Les
Titel
Lesdoel
Burgerschap
Pagina 31 van 51
Regulier
Geschikt moment
6.B1
6.B2
De baas in de stad
De leerlingen
Deelname aan de maatschappij
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
benoemen manieren om hun eigen woonomgeving toegankelijker te maken voor doven en slechthorenden. kunnen realistische oplossingen bedenken om doven en slechthorenden optimaal te laten deelnemen aan de maatschappij.
Communicatie 6.C1
Verschillende stijlen
De leerlingen
6.C2
Gebarenstijl herkennen
weten dat mensen een eigen stijl van gebaren hebben in de NGT en/of NmG. kunnen zich een mening vormen over de verschillende stijlen. kunnen aangeven welke persoon zij prettig of mooi vinden gebaren. kunnen aangeven hoe ze mensen kunnen vragen om hun stijl van gebaren aan te passen als ze het niet goed kunnen volgen.
De leerlingen
x
kunnen aangeven wat ze graag zouden willen om een ideale omgeving voor doven en slechthorenden te creëren.
kunnen mensen herkennen aan hun
Pagina 32 van 51
Na les 6.B1
gebarenstijl.
Eigen identiteit 6.E1
Wat vind ik prettig?
De leerlingen
6.E2
De Gelderhorst
De leerlingen
6.E3
Het leren van taal
x
x
x
x
x
x
x
x
weten dat de Gelderhorst een wooncomplex is voor dove en ernstig slechthorende ouderen. weten dat ouderen in de Gelderhorst zelfstandig kunnen wonen, of in het verzorgingshuis. weten dat het personeel in de Gelderhorst in de NGT kan communiceren of heel duidelijk kan articuleren en gewend is om met doven en ernstig slechthorenden om te gaan. kunnen beargumenteren waarom ze later wel of niet op de Gelderhorst zouden willen wonen.
De leerlingen
x
kunnen aangeven wanneer zij hun hoorapparatuur of CI gebruiken. kunnen vertellen hoe ze zich met en zonder hoorapparatuur of CI voelen. leren naar elkaars mening luisteren. kunnen respect tonen voor elkaar.
weten wat het verschil is tussen doof, ernstig slechthorend en
Pagina 33 van 51
6.E4
Smoesjes!
De leerlingen
6.E5
Gebruikt worden
slechthorend. weten dat mensen op verschillende leeftijd doof/slechthorend kunnen worden. weten dat slechthorenden en doven de Nederlandse taal anders leren dan horenden. kunnen enkele factoren noemen die van invloed zijn op het leren van de Nederlandse taal.
x
x
x
x
x
kunnen enkele situaties noemen waarin zij hun doof- of slechthorendheid als smoes gebruiken. kunnen de gevolgen inschatten, wanneer zij misbruik van hun doofof slechthorendheid maken.
De leerlingen
x
weten dat sommige mensen smoesjes gebruiken om iets van een doof of slechthorend persoon gedaan te krijgen. weten dat echte vrienden hen niet zullen gebruiken. kunnen oplossingen bedenken om zichzelf te beschermen tegen ‘gebruikt worden’.
Geschiedenis
Pagina 34 van 51
Na les 6.E4
6.G1
6.G2
Henri Daniel Guyot
De leerlingen
Scholen voor doven en slechthorenden vroeger en nu
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
weten in waar, wanneer en door en voor wie de eerste dovenschool in Nederland is opgericht.
weten waar en waarom de verschillende scholen in Nederland voor doven en slechthorenden als eerste zijn ontstaan. weten globaal wat de geschiedenis van hun eigen school is (als ze naar een school voor doven en slechthorenden gaan). weten dat doven en slechthorenden nu ook naar het regulier onderwijs gaan en waarom.
Hulpmiddelen en technieken 6.H1
Een tolk aanvragen
De leerlingen
6.H2
Evenwicht in het verkeer
weten dat ze een tolk bij hobby’s en sport kunnen inzetten. weten wat ze moeten doen om een tolk te regelen. weten dat ze recht hebben op 30 tolkuren voor hun privéleven.
De leerlingen
weten dat veel doven en slechthorenden te maken kunnen hebben met een evenwichtsstoornis.
Pagina 35 van 51
6.H3
Fietsborden
weten hoe een evenwichtsstoornis veroorzaakt wordt. kunnen gevaarlijke situaties door de evenwichtsstoornis voor doven en slechthorenden in het verkeer benoemen. weten welk (extra) risico ze als dove/slechthorende in het verkeer lopen en hoe ze dit kunnen compenseren. weten hoe zij ondanks hun doofheid of slechthorendheid veilig aan het verkeer kunnen deelnemen.
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
weten dat er borden zijn waarmee doven en slechthorenden andere verkeersdeelnemers kunnen waarschuwen. weten dat een bord op de fiets de veiligheid in het verkeer vergroot. kunnen aangeven waarom ze wel of niet zo’n bord op de fiets willen. kunnen een eigen ontwerp maken van een waarschuwingsbord.
Kunst, sport, cultuur en vrije tijd 6.K1
De leesvertelwedstrijd I
De leerlingen
weten wat de Leesvertelwedstrijd inhoudt en voor wie deze wordt georganiseerd. weten wie de Leesvertelwedstrijd
Pagina 36 van 51
Januari/ februari
6.K2
De leesvertelwedstrijd II
De leerlingen
6.K3
Het vakantiegevoel
Vakantie
x
x
Na les 6.K2
x
x
x
Start schooljaar
x
x
x
Na les 6.K3
kunnen aangeven wat zij van de zomervakantie vinden. kunnen aangeven hoe belangrijk zij contact met andere doven of slechthorenden vinden. weten dat het vakantiegevoel mede afhankelijk is van de manier waarop ze die zelf invullen.
De leerlingen
x
weten wat er bij een Leesvertelwedstrijd gebeurt. weten wie er bij een Leesvertelwedstrijd gaan kijken. kunnen vertellen wat ze van de Leesvertelwedstrijd vinden. kunnen argumenten noemen om hun (horende) ouders over te halen mee te gaan naar de Leesvertelwedstrijd.
De leerlingen
6.K4
organiseert en waar deze dit jaar plaats vindt. weten welke voorbereiding aan de leesvertelwedstrijd vooraf gaat. weten waar de jury de vertellers op beoordeelt.
weten dat er speciale vakanties worden georganiseerd voor dove en slechthorende kinderen.
Pagina 37 van 51
6.K5
Kunstwerk
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
Lesdoel
Doof
Slechthorend
AB
Regulier
De leerlingen
x
x
x
x
6.K6
Muzikale kunst
kunnen vertellen waarom zij wel of niet zo'n vakantie zouden willen houden.
weten dat een kunstwerk met handvormen of gebaren dove en slechthorende mensen aanspreekt. kunnen zelf een kunstwerk maken met behulp van handvormen of gebaren.
De leerlingen
weten dat er middelen en mogelijkheden zijn om als dove/slechthorende muziek te ervaren.
Groep 7 Les
Titel
Burgerschap 7.B1
Kinderrechten
weten welke speciale rechten er zijn voor dove en slechthorende kinderen in het
Pagina 38 van 51
Geschikt moment
7.B2
De kinderombudsman
Kinderrechtenverdrag van de VN. kunnen drie kinderrechten aangeven die voor dove en slechthorende kinderen het belangrijkst zijn. weten dat Nederland het VNverdrag voor mensen met een handicap nog niet heeft bekrachtigd en vormen zich daar hun eigen mening over.
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
weten wat een ombudsman kan doen. weten dat ze hulp kunnen krijgen van de kinderombudsman als hun specifieke rechten worden overtreden.
Communicatie 7.C1
Onverwachte situaties
De leerlingen
7.C2
Zelfstandig met de trein
kunnen kritische vragen stellen aan horende onbekenden die hen op komen halen. kunnen adequaat reageren in situaties met horende onbekenden. weten hoe zij zich kunnen gedragen in onverwachte en onbekende situaties.
De leerlingen
kunnen informatie vragen op een
Pagina 39 van 51
x
Na les 7.B1
7.C3
Communiceren in de auto
station. weten hoe ze vragen kunnen stellen aan onbekenden over de treinreis. kunnen zich redden in onverwachte situaties op een station.
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
x
x
x
weten hoe je kunt communiceren in een situatie waarin je een ander niet of moeilijk kunt aankijken. worden zich ervan bewust dat er omstandigheden zijn waarin het niet alleen voor hen, maar ook voor horende personen lastig is om te communiceren.
Eigen identiteit 7.E1
Gedragsregels
De leerlingen
7.E2
Omgangsregels
kunnen het belang van gedragsregels benoemen. worden zich ervan bewust dat de gedragsregel 'elkaar aankijken, als je met elkaar gebaart/praat' voor horenden een andere betekenis kan hebben dan voor doven en slechthorenden. kunnen aan horenden uitleggen waarom deze gedragsregel voor doven en slechthorenden essentieel is.
De leerlingen
Pagina 40 van 51
Na les 7.E1
tussen doven en slechthorenden
7.E3
Wat vind ik ervan?
worden zich ervan bewust dat er in de omgang tussen doven en slechthorenden specifieke gedragsregels zijn. kunnen aangeven welke gedragsregels in bepaalde situaties gelden/zouden moeten gelden.
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
kunnen voor- en nadelen van aparte scholen voor doven en slechthorenden benoemen. kunnen de voor- en nadelen van aparte scholen voor doven en slechthorenden tegen elkaar afwegen en hun eigen mening formuleren. kunnen hun eigen mening beargumenteren. geven aan of hun argumenten zijn gebaseerd op hun gevoel of hun kennis.
Geschiedenis 7.G1
Slechthorende mensen in de vorige eeuw
De leerlingen
weten hoe slechthorenden in het begin van de twintigste eeuw in Nederland leefden. worden zich ervan bewust hoe het leven van slechthorende mensen is veranderd.
Pagina 41 van 51
x
7.G2
Geschiedenis van hoortoestellen en CI
De leerlingen
x
x
x
x
Na les 7.G1
x
x
x
x
x
x
Na les 7.H1
x
x
x
Na les 7.H1/7.H2
weten welke hoortoestellen in de loop van de eeuwen zijn gebruikt. weten wanneer het cochleaire implantaat is ontwikkeld. zijn zich bewust van het verschil in mogelijkheden tussen hun eigen hoortoestel en de oudere versies.
Hulpmiddelen en technieken 7.H1
Mijn favoriete tvprogramma
De leerlingen
7.H2
Hulpmiddelen bij internet
De leerlingen
7.H3
Tolk NGT of ondertiteling?
kunnen aangeven waarom ze een bepaald tv-programma graag volgen. weten welke hulpmiddelen en strategieën er zijn om tvprogramma’s toegankelijker te maken.
weten welke hulpmiddelen voor doven en slechthorenden er zijn bij uitgesteld tv kijken en YouTubefilmpjes op internet. kunnen uitleggen wat het belang van deze hulpmiddelen is en hoe je deze kunt gebruiken.
De leerlingen
kunnen uitleggen waarom ze zij zelf of anderen een tolk NGT of ondertiteling bij een tv-programma
Pagina 42 van 51
7.H4
Omgaan met de tolk
De leerlingen
7.H5
Omgaan met sociale media
Omgaan met de webcam
x
x
x
x
x
x
x
x
weten welke mogelijkheden er zijn om via internet met anderen in contact te zijn en kunnen deze benoemen. worden zich bewust van de informatie die ze over hun eigen gehoorbeperking op internet willen delen en kunnen hiervan de vooren nadelen aangeven.
De leerlingen
x
kunnen aangeven wat je van een tolk NGT/NmG mag verwachten. kunnen aangeven hoe ze zelf met een tolk NGT/NmG omgaan.
De leerlingen
7.H6
nodig hebben. kunnen beargumenteerd aangeven of ze de voorkeur geven aan een tolk NGT of ondertiteling bij een tvprogramma.
weten wanneer en hoe ze een webcam kunnen gebruiken om makkelijker te communiceren met andere dove, slechthorende of horende personen. worden zich bewust van de mogelijkheden die de webcam biedt en kunnen aangeven op welke manier ze daar zelf gebruik van
Pagina 43 van 51
kunnen maken. kennen de gevaren van het gebruik van de webcam.
Kunst, sport, cultuur en vrije tijd 7.K1
Een dove kunstenaar
De leerlingen
7.K2
Een trots kunstwerk
De leerlingen
7.K3
Ontwerp een kinderpostzegel
7.K4
Wat doe jij in de
x
x
x
x
x
x
Na les 7.K1
x
x
x
September
x
x
x
Januari
verwerken het thema doof- of slechthorendheid in een kunstwerk van klei. kunnen aan de hand van het kunstwerk over hun gevoel rond doof- of slechthorendheid communiceren.
De leerlingen
x
kunnen uitleggen waarom een kunstwerk hen aanspreekt. weten dat in een kunstwerk soms iets van het leven van doven of slechthorenden wordt verbeeld. weten dat er hedendaagse dove kunstenaars zijn.
leren samen via het ontwerp van een kinderpostzegel aandacht te vragen voor doof- of slechthorendheid. worden zich bewust van de relatie tussen kleurkeuze en emoties.
De leerlingen
Pagina 44 van 51
vakantie?
weten welke mogelijkheden er zijn om via internet informatie te zoeken over vakanties of andere activiteiten voor dove en slechthorende kinderen. kunnen beargumenteerd aangeven aan welke activiteiten ze graag/echt niet zouden deelnemen.
Groep 8 Les
Titel
Lesdoel
Doof
Slechthorend
AB
Regulier
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
x
Geschikt moment
Burgerschap 8.B1
Twaalf jaar: andere rechten
8.B2
Nederland en het VN-verdrag voor mensen met een
weten welke rechten en plichten zij als twaalfjarige hebben, bijvoorbeeld bij het beslissen of zij wel of geen tweede CI willen. kunnen aangeven op welke manier zij kennis over een medisch onderwerp kunnen verzamelen om een afgewogen beslissing te kunnen nemen.
De leerlingen
weten dat Nederland het VNverdrag voor mensen met een
Pagina 45 van 51
Na les 8.B1
handicap
8.B3
Recht verplicht
De leerlingen
8.B4
Een rampenplan
De gemeenschappen van slechthorenden/ doven en horenden
x
x
x
x
x
x
x
x
Na les 8.B2
x
weten aan welke eisen een rampenplan moet voldoen om geschikt te zijn voor doven en slechthorenden. kunnen een rampenplan ontwikkelen voor doven en slechthorenden dat niemand buitensluit.
De leerlingen
x
weten het verschil tussen rechten en plichten. kunnen aangeven wat hun rechten en plichten als dove of slechthorende in Nederland zijn.
De leerlingen
8.B5
handicap nog niet bekrachtigd heeft. zijn zich bewust wat dit betekent voor hun eigen leven. bedenken welke actie zij zelf zouden kunnen voeren.
worden zich bewust van overeenkomsten en verschillen tussen de gemeenschappen van doven en slechthorenden en horenden. geven aan in welke situatie zij zich het meest thuis voelen in een van beide gemeenschappen.
Pagina 46 van 51
Na les 8.E4
Eigen identiteit 8.E1
Jouw rol in het gezin
De leerlingen
8.E2
Luister/ kijkhouding
8.E3
Identificatiefiguren
8.E4
Activiteiten voor doven en slechthorenden
x
x
x
x
x
x
x
x
kennen beroemdheden/bekende Nederlanders die doof of slechthorend zijn. geven aan welke beroemdheden zij bewonderen en waarom. geven aan op welke manier een beroemdheid hen zelf stimuleert. weten of daarbij het al dan niet (goed) kunnen horen een rol speelt.
De leerlingen
x
worden zich bewust van de luister/kijkhouding van doven, slechthorenden en horenden. geven aan welk type luister/kijkhouding het best bij hen past.
De leerlingen
x
kunnen benoemen welk rol zij als dove/slechthorende binnen hun eigen gezin innemen. kunnen benoemen of en hoe hun doof- of slechthorendheid het functioneren van het eigen gezin bepaalt.
De leerlingen
x
weten waar ze informatie over activiteiten voor doven en
Pagina 47 van 51
8.E5
Naar het voortgezet onderwijs
slechthorenden kunnen vinden. weten welke momenten in het jaar er zijn om dove/slechthorende mensen te ontmoeten. kunnen tien argumenten noemen om deze activiteiten wel of niet te zoeken en kunnen deze in volgorde van belangrijkheid zetten.
De leerlingen
x
x
x
Januari/ februari
x
x
x
x
Na les 8.B2
x
x
x
x
Na les 8.G1
noemen voor- en nadelen van regulier voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs voor doven en slechthorenden. benoemen hun eigen verwachtingen ten aanzien van regulier en speciaal onderwijs. geven aan hoe ze kunnen onderzoeken of hun verwachtingen reëel zijn.
Geschiedenis 8.G1
Martha's Vineyard
De leerlingen
8.G2
Doven en
kennen de geschiedenis van Martha's Vineyard. kunnen aangeven hoe en in welke mate de positie van doven en slechthorenden samenhangt met van de samenleving waarin zij leven.
De leerlingen
Pagina 48 van 51
slechthorenden vroeger en nu
weten welke rol doven en slechthorenden in de geschiedenis hebben gespeeld. kunnen enkele feiten uit de geschiedenis van doven en slechthorenden noemen.
Hulpmiddelen en technieken 8.H1
Welke tolk past bij jou?
De leerlingen
8.H2
Omgaan met geluiden
8.H3
Tolk NGT op tv
x
x
x
x
realiseren zich dat omgevingsgeluid hinderlijk kan zijn, ook als zij dat zelf niet horen. kunnen adequaat omgaan met storende omgevingsgeluiden. weten welke apparatuur er is om storende omgevingsgeluiden weg te filteren.
De leerlingen
x
kennen verschillende typen tolken. geven aan in welke situatie een bepaald type tolk geschikt is. benoemen voor- en nadelen van de verschillende typen tolken. kunnen drie situaties benoemen waarin zij voorkeur voor een type tolk aangeven.
De leerlingen
x
x
weten hoe ze de betekenis van onbekende gebaren die een tolk NGT of NmG gebruikt, kunnen
Pagina 49 van 51
x
achterhalen of opzoeken.
8.H4
Beleefd omgaan met een tolk
De leerlingen
8.H5
Hulpmiddelen in de toekomst
De leerlingen
x
x
x
x
x
x
x
kunnen uitleggen wat het woord respect voor hen betekent. kunnen op een respectvolle manier aan de tolk aangeven wat zij van hem of haar verwachten. houden rekening met de rechten en plichten van de tolk.
Afsluitende les
bedenken welke hulpmiddelen verbeterd of uitgevonden moeten worden om hun uitwisseling tussen de dove, slechthorende en horende samenleving te vergemakkelijken. leggen uit hoe en waarom een hulpmiddel in de toekomst verbeterd moet worden.
Kunst, sport, cultuur en vrije tijd 8.K1
Hendrick Avercamp
De leerlingen
weten wie de dove schilder Hendrick Avercamp is en wanneer hij leefde. kunnen aangeven wat kenmerkend is aan de schilderijen van Avercamp. kunnen aangeven wat hij in zijn schilderijen wil vertellen aan zijn tijdgenoten.
Pagina 50 van 51
x
x
8.K2
Dove filmmakers
De leerlingen
8.K3
Strips en cartoons
De leerlingen
x
x
x
Na les 8.K1
x
x
x
Na les 8.K2
weten dat er dove en slechthorende filmmakers zijn en een filmfestival van en over doven en slechthorenden, Deaf in the Picture. kunnen aangeven of en welke verschillen er zijn tussen dove en slechthorende en horende filmmakers.
kunnen aangeven met welke stripfiguur zij zich kunnen identificeren en waarom. geven hun mening over cartoons waarin doven of slechthorenden een rol spelen. bedenken een plot voor een strip of cartoon over iets wat hen als dove of slechthorende bezighoudt.
Pagina 51 van 51