Belangrijk om te lezen!
Uitzendwerk is vast en zeker vakmanschap
Over STOOF Stichting Opleiding en Ontwikkeling Flexbranche (STOOF) is het opleidingsen ontwikkelingsfonds voor de uitzendbranche. Het is een samenwerkingsverband van werkgevers en werknemers in de flexbranche dat adviseert, stimuleert en meefinanciert aan de opleiding en ontwikkeling van flexkrachten en vaste medewerkers binnen de flexbranche. STOOF wil bijdragen aan een flexibele arbeidsmarkt met perspectief voor flexkrachten, inleners en uitzendwerkgevers.
25 adviezen voor opleiding en ontwikkeling flexkrachten
Groot belang bij meer samenwerking
Om de positie van flexkrachten op de arbeidsmarkt te versterken, moet stevig worden ingezet op de ontwikkeling van werknemers en werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt, met extra aandacht voor beroepsgerichte scholing (vakmanschap) en intersectorale samenwerking. De uitzendbranche kan een belangrijke rol spelen, maar ook flexkrachten, overheden, inleners en opleiders zijn aan zet. Zij hebben bovendien een groot gezamenlijk belang!
Dat blijkt uit de adviezen van een experttafel die
2. Zet de uitzendbranche in voor beroeps-
heeft gekeken hoe opleiding en ontwikkeling
gerichte scholing en het realiseren van
van flexkrachten de komende jaren een stevige
vakmanschap van en voor flexkrachten;
impuls kan krijgen. De adviezen zijn uitgewerkt
3. Benut het intersectorale karakter van de
in vier investeringsrichtingen met 25 concrete aanbevelingen voor alle betrokken partijen.
uitzendbranche ten volle; 4. Investeer als uitzendbranche en (lokale) overheid in publiekprivate samenwerking.
De belangen De belangen zijn groot. Voor uitzendkrachten
Nieuwe stappen
betekent een extra impuls voor opleiding
In de bijbehorende aanbevelingen wordt
en ontwikkeling meer inkomenszekerheid,
onder andere geadviseerd nieuwe formules te
participatie en perspectief. De opdrachtgevers
ontwikkelen voor ontwikkelbanen en leer- en
van uitzendorganisaties krijgen hierdoor goed
werkcontracten. Uitzendorganisaties kunnen
opgeleide werknemers en de vakmensen waar
onderling meer samenwerken om op de al
zoveel behoefte aan is. Uitzendorganisaties
ingeslagen weg meer ‘massa’ te maken.
krijgen zo voor werkgevers een extra duur-
Wetgeving en financiële voorzieningen moeten
zame rol van betekenis. En de overheid maakt
flexvriendelijker worden. Die zijn nog onvol-
minder kosten (uitkeringen) en krijgt meer
doende afgestemd op de moderne (flexibeler)
‘social return’.
arbeidsmarkt. Ook publiekprivate samenwer-
En er is meer. Want ‘slimmer werken’ en gro-
de bemiddeling van werkzoekenden, maar
tere arbeidsmobiliteit is goed voor de gehele
ook voor het ontwikkelen. Dat is zeker van
economie. Het verhoogt de arbeidsproductivi-
groot belang voor flexkrachten met een slecht
teit, zorgt voor een sterke concurrentiepositie
arbeidsmarktperspectief.
king biedt meer mogelijkheden. Niet alleen voor
en meer economische groei. Dat maakt de taart uiteindelijk voor iedereen groter. Leren
De experts zijn geraadpleegd op initiatief
loont, zowel voor uitzendkracht, opdrachtgever,
van de Stichting Opleiding en Ontwikkeling
uitzendwerkgever als de overheid.
Flexbranche (STOOF). Aan de experttafel zijn onder andere deskundigen aangeschoven
De vier hoofdrichtingen:
vanuit de vakbeweging en een kenniscentrum,
1. Zet stevig in op ontwikkeling van de
namens werkgevers en opleiders, en vanuit
onderkant van de arbeidsmarkt;
het onderwijs en de wetenschap.
3
Aanleiding, analyse en vragen
De economie vraagt om flexibiliteit. Organisaties
dan vooral beschouwd als ‘kostenpost’ en heeft
moeten flexibel kunnen inspelen op ontwikkelingen
daardoor met name aan de onderkant van de
op de (wereld)markt. Daardoor is flexibiliteit
arbeidsmarkt een slecht imago. De ervaring leert
een noodzakelijke voorwaarde om continuïteit
dat dit in sommige branches vaker voorkomt.
van ondernemingen te kunnen waarborgen.
Het lijkt of deze branches en flexwerkgevers
De uitzendbranche heeft bewezen een antwoord
elkaar gevangen houden in een negatieve spiraal.
te kunnen geven op deze vraag naar flexibiliteit.
De inlener is gebaat bij goed gekwalificeerde flexkrachten die snel inzetbaar zijn. De flexwerk-
Voor een deel wordt ‘flex’ (breder dan uitzendwerk
gever biedt hiermee toegevoegde waarde en voor
alleen) echter ook gezien als risico verleggen naar
de flexkracht betekent dit dat hij of zij langdurig
een kleine groep werknemers. Flexibiliteit wordt
aan het werk kan en meer zekerheid op werk krijgt.
Uitzendbranche De positie van de verschillende uitzendkrachten op de arbeidsmarkt loopt sterk uiteen. Zij zijn actief in de verschillende fasen van de uitzendsector: 1. Mensen die nauwelijks perspectief hebben op de arbeidmarkt worden door de overheid in toenemende mate verwezen naar uitzendwerkgevers. De uitzendbranche kan een belangrijke rol spelen in hun re-integratie (begeleiden naar werk), maar zal om perspectief te kunnen bieden, naast samenwerking met de overheid ook faciliteiten van de overheid moeten krijgen. 2. Een groep uitzendkrachten verblijft langdurig in fase A of fase 1/2. Volgens onderzoek van ABU en FNV gaat dit om ongeveer 70.000 mensen en daarnaast nog eens 28.000 mensen die meerdere malen een uitzendbaan afwisselen met een uitkering. Dit zijn flexkrachten die lange tijd voor een of meer flexwerkgevers werken, maar niet doorstromen naar een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd. Flexwerkgevers en inleners vinden het te risicovol om hen een vastere overeenkomst te bieden. 3. Tegelijkertijd bewijzen uitzendkrachten dagelijks hun waarde op de arbeidsmarkt. Met opleiden en verzilveren van ervaring wordt het ook mogelijk dat zij meer perspectief krijgen op de arbeidsmarkt. 4. Er is een grote groep uitzendkrachten die met vakmanschap en multi-inzetbaarheid dagelijks van grote waarde is op de flexibele arbeidsmarkt. Uitzendwerkgevers en inleners hebben hen de komende jaren hard nodig.
Aan de slag De adviezen van de experts zijn uitgewerkt in concrete stappen. De belangrijkste stakeholders - flexkrachten (vakbonden), uitzendwerkgevers (uitzendbranche) en inleners (werkgevers) kunnen hiermee aan de slag. Ze bieden een ‘win-win-win-situatie’ voor alle drie de partijen.
4
FLEXKRACHT
OPLEIDERS
OVERHEID (Faciliteren)
INLENER
UITZENDWERKER
Uitzendkracht, inlener en uitzendwerk-
voor zijn of haar eigen loopbaan. Om die
gever zijn wederzijds afhankelijkheid van
verantwoordelijkheid te kunnen nemen,
elkaar en zijn allen gebaat bij het opleiden
blijkt in de praktijk vaak ondersteuning
en ontwikkelen van uitzendkrachten.
nodig van inlener, uitzendwerkgever of
Zij hebben ook een gezamenlijke verant-
overheid. Dat geldt zeker voor flexkrach-
woordelijkheid. In ‘de ideale wereld’ is een
ten met een meer kwetsbare positie op
uitzendkracht primair verantwoordelijk
de arbeidsmarkt.
De experttafel Als kenniscentrum van de sociale partners voor het opleiden en ontwikkelen van flexkrachten heeft STOOF aan adviesorganisatie Linxx gevraagd expertmeetings te organiseren. Met deskundigen die hun sporen meer dan verdiend hebben op het gebied van arbeidsmarktbeleid. Aangeschoven zijn onder andere deskundigen vanuit de vakbeweging en een kenniscentrum, namens werkgevers en opleiders en vanuit het onderwijs en de wetenschap. In verschillende bijeenkomsten is de experts gevraagd om advies en eventuele oplossingen te delen ten aanzien van een aantal kernvragen. Doel: komen tot concrete aanbevelingen voor STOOF, maar ook voor de andere stakeholders: uitzendkrachten (vakbonden), uitzendwerkgevers (uitzendbranche) en inlener (werkgevers). Doordat de oplossingen vanuit verschillende invalshoeken komen, is geen sprake van ‘één antwoord van allen’, wel van verschillende oplossingsrichtingen en een gedeelde ambitie. STOOF begeleidt de introductie van de adviezen door stakeholders te enthousiasmeren en initiatieven te toetsen op de gezamenlijke ‘win-win-win-mogelijkheden’. Zo wordt samengewerkt aan duurzame flex, door te investeren in mensen en steeds het initiatief te blijven nemen. Dit doet STOOF onder het motto: ‘Uitzendwerk is vast en zeker vakmanschap’, maar je moet er wel iets voor doen!
5
Aanbevelingen voor vier investeringsrichtingen De adviezen van de experttafel vormen geen panklare oplossingen. Ze bieden wel een duidelijke richting en perspectief. De vier aanbevelingen laten zich lezen als ambities en investeringsrichtingen voor de toekomst. Daarbij is steeds de driehoek van uitzendwerkgever, flexkracht en opdrachtgever van betekenis. Daarnaast zijn ook de overheid en opleiders belangrijke spelers. De kunst is om wederzijdse meerwaarde te zoeken en de samenwerking te organiseren. O&O-fondsen kunnen daarin een belangrijke rol spelen.
AANBEVELINGEN Zet stevig in op ontwikkeling van de onderkant van de arbeidsmarkt
De uitzendbranche vervult een belangrijke
onzekere tijden. Op de arbeidsmarkt bieden
functie als opstap naar werk. Zeker voor
goed onderhouden kennis en competenties
mensen die lager opgeleid zijn. Bijna 35% van
namelijk de beste garantie op duurzame
de flexkrachten heeft geen startkwalificatie
participatie. En dat is juist belangrijk voor
(STOOF OpleidingsMonitor 2012). Soms blijkt
werknemers met een flexibel dienstverband.
uitzendwerk geen opstap naar een baan elders,
Aandacht van de branche voor de onderkant
maar blijven uitzendkrachten langdurig - al dan
van de arbeidsmarkt is op zijn plaats. Maar ook
niet met onderbrekingen - aangewezen op
een noodzaak omdat in de toekomst sprake is
uitzendwerk. In beide gevallen is opleiden
van tekorten op (delen van) de arbeidsmarkt.
keihard nodig, zeker in de huidige economisch
De experttafel doet de volgende concrete aanbevelingen: • Investeer als uitzendbranche met opdrachtgevers in het realiseren van tenminste startkwalificaties en basisvaardigheden voor deze groep flexkrachten door middel van ‘leer-uitzendwerkbanen’ om hun arbeidsmarktpositie structureel te versterken; • Experimenteer met nieuwe leer- en werkcontracten die leren lonend maken, uitzendkrachten inkomensperspectief bieden en tegelijkertijd uitzendwerkgevers in de gelegenheid stellen als werkgever voor deze groep werknemers op te treden; • Werk aan bewustwording en ‘empowerment’ van deze groep flexkrachten, zodat zijzelf ‘vragende partij’ worden en organiseer ter ondersteuning goede begeleiding en loopbaancoaching; • Leg bij het opleidingsbeleid voor deze flexkrachten een duidelijk niet-vrijblijvend initiatief bij henzelf, bijvoorbeeld met individuele opleidingsvouchers; • Breng beter in beeld wat flexkrachten aan competenties hebben opgebouwd; • Zorg voor deze groep flexkrachten voor gerichte en stapsgewijze ontwikkeling van competenties, samen met opdrachtgevers op basis van zogeheten ‘ontwikkelbanen’ (praktijkgericht opleiden/trainen); • Zorg voor eenvoudige methoden om de werkervaring van deze groep flexkrachten beter in beeld te brengen én te kunnen verzilveren. Hierdoor kunnen transities op de arbeidsmarkt sneller verlopen; • Realiseer samenwerking tussen sectoren (onder andere O&O-fondsen en uitzendorganisaties onderling) waar relatief veel uitzendkrachten langdurig uitzendwerk verrichten om met bovenstaande aanpak aan de slag te gaan. Denken daarbij aan sectoren als: agro, transport, logistiek en industrie.
7
AANBEVELINGEN Gebruik de uitzendbranche voor beroepsgerichte scholing en het realiseren van vakmanschap bij flexkrachten
De toekomstige arbeidsmarkt vraagt om een
investeren in kennis en vakmanschap van hun
goed opgeleide beroepsbevolking. Werk wordt
uitzendkrachten om een rol van betekenis
kennisintensiever, kennis veroudert sneller
te kunnen blijven spelen op de arbeidsmarkt.
dan ooit en functies veranderen voortdurend.
Dat gebeurt ook steeds vaker. In 2011 waren
Arbeidsbemiddeling en opleiden zullen steeds
12.000 uitzendkrachten werkzaam in een
vaker hand in hand gaan, want vacatures
zogeheten ‘leerwerkbaan’ en zes op de tien
en werkzoekenden matchen niet meer als
uitzendwerkgevers is op dat terrein actief.
vanzelfsprekend. Opdrachtgevers stellen
Het levert meer jongeren extra kansen op
steeds hogere eisen aan de kwaliteit van hun
en helpt opdrachtgevers aan vakmensen.
uitzendorganisatie. Uitzendwerkgevers moeten
De experttafel doet de volgende concrete aanbevelingen: • Ga als STOOF en uitzendbranche door op de ingeslagen weg van de afgelopen jaren en maak meer massa. De groei van enkele honderden leerwerkbanen voor uitzendkrachten in 2007 naar meer dan 10.000 leerwerkbanen in 2012 bewijst dat het kan en onderstreept de betekenis van de uitzendbranche; • Zorg op dit terrein voor meer samenwerking in de branche tussen uitzendwerkgevers. Samen ‘klassen vullen’ realiseert schaalvoordelen, maakt meer leerwerkbanen (BBL en BOL-trajecten) mogelijk en realiseert een wenkend perspectief voor sectoren, opleiders en overheid. Dit biedt ook kansen voor kleine uitzendwerkgevers; • Spreek onderwijsinstellingen (privaat en publiek) aan om meer vraaggestuurd op te leiden. De arbeidsmarkt vraagt erom. Vraag om meer flexibiliteit en modulair maatwerk van het opleidingsaanbod en ook om flexibele leerwegen om de investering in tijd en kosten voor alle betrokkenen binnen de perken te houden; • Wetgeving en ondersteunende financiële maatregelen (waaronder WVA) houden onvoldoende rekening met het feit dat leren en (flex)werken steeds vaker via de uitzendbranche gebeurt. Regelgeving moet hier beter op worden toegerust; • Ondersteun deze investeringsrichting door de uitzendkracht - en zijn ‘kennen en kunnen’ - centraal te stellen middels een meer op zijn of haar ‘loopbaan’ afgestemd opleidingsbeleid.
8
2
2
3
AANBEVELINGEN Benut het intersectorale karakter van de uitzendbranche ten volle
De SER (Sociaal-Economische Raad) pleitte in
uit andere sectoren gingen aan de slag in de
2011 al voor meer baan-baan-mobiliteit. Mobi-
uitzendbranche. Deze sprekende cijfers zijn
liteit op de arbeidsmarkt heeft ook steeds vaker
niet zo vreemd omdat de uitzendbranche zo’n
een intersectoraal karakter. UWV onderzocht
beetje alle sectoren bedient en per definitie
de sectorale mobiliteit van werkzoekenden
intersectoraal is. Daardoor liggen er belangrijke
die in 2009 bij het UWV stonden ingeschreven.
kansen voor samenwerking om uitzendkrach-
In dat crisisjaar was 42% van alle baan-werk-
ten intersectoraal op te leiden tot vakkrachten.
loosheid-baan bewegingen gerelateerd aan
Dit zal ‘Van-Werk-Naar-Werk’ mede bevorderen.
de uitzendbranche. 40.500 werkzoekenden
De experttafel doet de volgende aanbevelingen: • Bevorder op basis van maatwerkafspraken de samenwerking tussen het O&O-fonds in de uitzendbranche (STOOF) en andere sectorale O&O-fondsen; • Verspreid de best practices en ervaringen van intersectorale samenwerking zoals die opgedaan zijn in de techniek (STOOF, A&O, OOM) en zoek hiervoor steun bij de sociale partners; • Breng vanuit STOOF en andere sectorale O&O-fondsen middelen bij elkaar om de samenwerking te ondersteunen. Verken mogelijkheden van intersectorale samenwerking op basis van gezamenlijk onderzoek; • Kansrijk is de samenwerking tussen scholingsfondsen die gericht zijn op instroom ten behoeve van sectoren die te maken krijgen met tekorten op de arbeidsmarkt, zoals de techniek, zorg en logistiek; • Richt de samenwerking echter ook nadrukkelijk op ‘Van-Werk-Naar-Werk’ voor sectoren die te maken krijgen met economische krimp en gedwongen uitstroom; • Breng als uitzendbranche horizontale loopbanen en intersectorale mobiliteitspaden voor flexkrachten in beeld; • STOOF moet als representant van de uitzendbranche de voortrekkersrol nemen ten aanzien van intersectorale samenwerking tussen scholingsfondsen.
11
AANBEVELINGEN Investeer als uitzendbranche en (lokale) overheid in publiekprivate samenwerking
De uitzendbranche biedt jaarlijks werk aan
Waar gemeenten en UWV vanwege bezuini-
750.000 uitzendkrachten. Veel van hen hebben
gingen een stap terug moeten doen, kan de
enige tot grote afstand tot de arbeidsmarkt.
uitzendbranche met zijn expertise inspringen.
Dat blijkt ook uit de cijfers: meer dan een derde
De publiekprivate samenwerking zal alleen
van alle mensen die een baan vonden vanuit
maar hechter worden de komende jaren.
de bijstand of WW, lukte dat via een uitzend-
Omdat de groep (langdurige) flexkrachten
bureau. De overheid zoekt ook steeds meer
regelmatig een beroep moet doen op de WW
de samenwerking met de uitzendbranche om
of WWB is het logisch dat medefinanciering
werkzoekenden naar een baan te bemiddelen.
ook vanuit de overheden komt.
De experttafel doet de volgende aanbevelingen: • Maak gebruik van en ondersteun als (lokale) overheid de allocatieve rol die de uitzendbranche op de arbeidsmarkt vervult voor deze groep flexkrachten; • Opereer daarbij vanuit een duidelijke rolverdeling tussen (lokale) overheid en uitzendwerkgevers. De uitzendwerkgever treedt op als werkgever en biedt werk en de (lokale) overheid faciliteert deze rol. De (financiële) rol van de overheid is groter naarmate de afstand tot de arbeidsmarkt van de kandidaat groter is; • Om die reden zou de overheid (individuele) leerrechten moeten garanderen én ook moeten bijdragen in de bekostiging voor de flexkracht die niet beschikt over een startkwalificatie (en wel in staat is deze te behalen). Die verantwoordelijkheid kan niet alleen bij de uitzendwerkgever of flexkracht worden gelegd; • Zorg als (lokale) overheid voor een uitkeringsregime (bijstand, WW) dat uitstroom naar uitzendwerk voor flexkrachten vergemakkelijkt en lonend maakt. Het biedt inkomensperspectief, ook als het uitzendwerk onverhoopt weer wegvalt; • Investeer vanuit de uitzendbranche in de publiekprivate samenwerking met de (lokale) overheid en bied hen redenen om te participeren in initiatieven gericht op de groep (langdurige) flexkrachten met een kwetsbare arbeidsmarktpositie.
12
4
4
Feiten en cijfers in de uitzendbranche
Omzet uitzendbranche 2011 (Bron: cbs) € 11,4 miljard
Plaatsingen door uitzendbureaus 2011 (Bron: ecorys) 1,4 miljoen
Aantal uitzendkrachten 2011 (Bron: its) 752.533
Uitzendkrachten per dag 2011 (Bron: cbs) 172.000
Opleidingsniveau (Bron: its) Laag
35 % (geen startkwalificatie)
Middelbaar
46 %
Hoog
19 %
Opleiding (Bron: STOOF) 15, 8% van de uitzendkrachten, 16,4% van alle mensen met een vast dienstverband, 10% van alle mensen met een tijdelijk dienstverband, direct in dienst, volgt een opleiding
Intersectorale mobiliteit (Bron: UWV) Van alle overstapbewegingen van een baan vanuit de ene sector naar een andere sector - via een (korte) periode van werkloosheid - is in 42% de uitzendsector betrokken
14
Experts:
Meegelezen:
Opdrachtgevers STOOF:
Jeroen de Glas
Paul de Beer
Jurriën Koops
Marjolein ten Hoonte
Henk Grotenhuis
Mariëtte Patijn
Ria van ’t Klooster
Adriana Stel
Irene Lem Aukje Nauta Rob Slagmolen Jaap Jongejan (Voorzitter)
Colofon Deze publicatie is een uitgave van STOOF. Postadres: Postbus 144 1170 AC Badhoevedorp Tekst- en eindredactie: Tekstwerkplaats.nl Telefoon: 020 655 82 16
Vormgeving: ZIGT Studio
Internet: www.stoof-online.nl
Druk: Integrafica
E-mail:
Oplage: 3000 stuks
[email protected]
© 2013. Alle rechten voorbehouden. Ondanks de zorgvuldigheid die aan deze uitgave is besteed, kan de uitgever geen aansprakelijkheid aanvaarden bij eventuele onjuistheden. Aan de inhoud van deze publicatie kunnen dus geen rechten worden ontleend.
Adviezen voor STOOF en de uitzendbranche van de Expertafel Zet stevig in op ontwikkeling van de onderkant van de arbeidsmarkt.
• Gebruik de uitzendbranche voor beroepsgerichte scholing en het realiseren van vakmanschap bij flexkrachten.
• Benut het intersectorale karakter van de uitzendbranche ten volle.
• Investeer als uitzendbranche en (lokale) overheid in publiekprivate samenwerking.
• In het statement leest u nog 25 concrete aanbevelingen.
Singaporestraat 74
1175 RA Lijnden
T +31 20 655 82 16
E
[email protected]
www.stoof-online.nl