Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs (mr H.T. van der Meer, W. Dulfer-Visser, R. Limper)
Uitspraaknr. 00.063-00.086 Datum: 13 december 2003 Ouders beklagen zich over het ontkennen door de leerkracht van de diagnose ADHD en de secundaire emotionele problemen van hun zoon waardoor deze is verwaarloosd en door de leerkracht agressief is bejegend. Ouders klagen tevens over het ontbreken van een behandelingsplan voor hun zoon; klacht gedeeltelijk gegrond; primair onderwijs.
De klacht 1. De ouders klagen erover dat de leerkracht de bij hun zoon gestelde diagnose van ADHDkenmerken en secundaire emotionele problemen heeft ontkend hetgeen is uitgemond in verwaarlozing en agressief gedrag (LKC 00.063). 2. De ouders klagen over het nalaten van de directie van de school tot het treffen van maatregelen - met name het ontbreken van een behandelingsplan of beleid over de aanpak van erkende specifieke problematiek - die tot een oplossing van de problemen van hun zoon hadden kunnen leiden (LKC 0.086).
De visie van de partijen Klachtonderdeel 1 en 2 (LKC 00.063 en LKC 00.086) Bij de zoon van klagers zijn in groep 3 gedragsproblemen geconstateerd. Uit het hierop volgende onderzoek van het RIAGG bleek dat hij ADHD-kenmerken vertoont en secundaire emotionele problemen heeft. De kinderpsychiater heeft deze diagnose bevestigd. Met betrekking tot de begeleiding op school adviseerde het RIAGG dat de Onderwijsbegeleidingsdienst zou worden ingeschakeld. De orthopedagoog heeft aangegeven dat de zoon - vooralsnog - op de huidige basisschool kon blijven. De school heeft geen beleid voor de aanpak van ADHD en heeft geen behandelingsplan opgesteld voor hun zoon. Tot aan het voorjaar van dat schooljaar hebben medicatie en de persoonlijke inzet van leerkrachten een positieve invloed gehad op hun zoon. Na de voorjaarsvakantie keerde de leerkracht - die lang afwezig was geweest wegens ziekte weer terug in de klas waar ook de zoon van klagers in zat. Aanvankelijk toonde de leerkracht veel interesse in de ADHD-problematiek. Na enkele weken verslechterde echter de situatie van hun zoon: hij had bijvoorbeeld concentratieproblemen en voortoonde ongewenst gedrag. Over de door de zoon in te nemen medicijnen hadden de ouders met de leerkracht een gesprek gevoerd waarin deze had toegezegd zorg te dragen voor de inname daarvan. Na verloop van tijd werd echter duidelijk dat de medicijnen regelmatig niet werden ingenomen. In een daaropvolgend gesprek met de leerkracht en de locatieleidster waarin klagers aangaven hoe belangrijk de medicijnen zijn voor hun zoon, gaf de leerkracht aan dat hij zich niet verantwoordelijk voelt voor de medicatie. De leerkracht heeft aangegeven dat hij geen verpleger was en dat de zoon van klagers zijn medicijnen ook zelf kan innemen. Het resultaat hiervan was dat de medicijnen niet werden ingenomen en klaagster iedere dag zelf naar
school is gegaan om de medicijnen toe te dienen. De leerkracht heeft tevens aangegeven dat hij de gebruiksaanwijzing voor de zoon van klagers onzin vond en naar zijn mening de zoon eigenwijs en verwend is en deze gewoon dient te luisteren. In mei heeft de zoon van klagers een duw en een klap gekregen van de leerkracht. Klagers hebben dit gemeld bij de directie en aangegeven dat de leerkracht niet capabel zou zijn. Er zijn geen maatregelen getroffen en het gesprek met de directie heeft ook niets opgeleverd. Tijdens de laatste rapportbespreking heeft de leerkracht aan klagers verteld dat hij hun zoon wat harder heeft aangepakt en als een normale, dwarse jongen heeft behandeld. Dit zou volgens de leerkracht een positieve invloed hebben gehad op gedrag van de zoon van klagers. Klagers geven echter aan dat het gedrag verbeterd is omdat hij in die periode door toedoen van klaagster weer regelmatig zijn medicijnen heeft ingenomen. De leerkracht had klagers tevens geadviseerd een andere school te zoeken voor hun zoon. Klagers vinden de leerkracht erg onprofessioneel. Hij heeft de door deskundigen gestelde diagnose genegeerd. Tot slot wijzen klagers op de - meerdere malen toegepaste - hardhandige aanpak van de zoon door de leerkracht. Inmiddels is de zoon van klagers overgeplaatst naar een school voor speciaal onderwijs. Klachtonderdeel 1 (LKC 00.063) De leerkracht geeft aan dat hij vanaf maart in het betreffende schooljaar op arbeidstherapeutische basis werkzaam was en eerst in mei van dat jaar weer verantwoordelijk werd voor de klas. In zijn groep bevonden zich 7 zorgleerlingen. Hij heeft de van klaagster en van het RIAGG ontvangen informatie over ADHD en over de zoon van klagers bestudeerd. Hoewel de zoon van klagers bij zijn voorgangster redelijk werkte, had hij vanaf de eerste dag problemen met de zoon van klagers. De zoon maakte overal bezwaar tegen en probeerde alles op zijn manier te organiseren. In het begin heeft de leerkracht zichzelf gedwongen tot begrip en geduld en hij accepteerde meer van de zoon van de klagers dan van de andere leerlingen. De leerkracht hield zich aan de aanwijzingen die waren opgenomen in de map over ADHDkinderen. De zoon van klagers reageerde daar echter helemaal niet goed op en zijn gedrag verslechterde. In tegenstelling tot bij zijn voorganger wilde de zoon van klagers niet werken. Op grond hiervan concludeerde de leerkracht dat hij niet goed bezig was en heeft hij - op het moment dat hij weer volledig verantwoordelijk was voor de klas - zijn strategie met betrekking tot de zoon van klagers gewijzigd. Hij is de zoon van klagers vanaf dat moment gaan zien als een ondeugende en ongemotiveerde leerling en is hem strenger gaan aanpakken. Hij heeft deze wijziging van aanpak aan niemand gemeld en met niemand besproken. De zoon van klagers heeft zich tegen deze nieuwe aanpak verzet en zich hierover beklaagd bij zowel zijn ouders als bij hem. Hij geeft echter aan dat zijn nieuwe aanpak wel een positief effect had: de zoon van klagers ging zich beter gedragen en er was geen sprake meer van storend gedrag. Hij is er vanuit gegaan dat het probleem aldus was opgelost en was zeer verbaasd dat klagers het er niet mee eens waren en een klacht hebben ingediend. Het innemen van de medicijnen is altijd een strijd geweest. De leerkracht heeft - in het begin bij de zoon van klagers aangedrongen om de medicijnen in te nemen; dit kostte veel energie. Later heeft hij dit niet meer gedaan, de zoon van klagers nam zijn medicijnen toch in wanneer hij dat zelf wilde. Hij stelt dat de zoon van klagers zelf verantwoordelijk is voor het innemen van de medicijnen. Hij is een onderwijzer, geen verpleger. Daarnaast merkt hij op dat hij geen verschil merkte in het gedrag van de zoon van klagers wanneer deze zijn medicijnen wel of niet innam. Bij andere kinderen merkte hij wel een verschil als deze wel of niet hun medicijnen innamen. De leerkracht geeft aan dat hij een persoon is die problemen graag zelf oplost. Dit is ook de reden geweest om de intern begeleider niet in te schakelen toen er steeds meer problemen ontstonden met de zoon van de klagers; ook het niet melden van de gewijzigde aanpak vloeit
hieruit voort. Ten aanzien van de klacht over agressief gedrag merkt de leerkracht op dat hij de zoon van klagers in mei uit de klas heeft verwijderd wegens irritant gedrag. De zoon van klagers heeft op de gang vreselijk gekrijst en gegild, waarop hij hem bij zijn arm heeft gepakt en hem weer in de klas heeft gezet, met de mededeling dat hij nu echt gewoon aan het werk moest gaan. Hij heeft de zoon van klagers niet geslagen. Klachtonderdeel 2 (LKC 00.086) De directeur geeft aan dat de school is ontstaan uit een fusie van 4 scholen, waarop tussen de 450 en 500 leerlingen zitten en die over drie locaties verspreid is. De laatste 2 jaar is hij bezig om van de school een draaiend geheel te maken. Hij geeft aan dat de school weinig middelen heeft om adequaat in te spelen op specifieke problematiek zoals dyslexie en ADHD. De school heeft nog geen beleid ontwikkeld ten aanzien van erkende specifieke problematiek, zoals in dit geval, ADHD. De directeur benadrukt dat er steeds meer van scholen gevraagd wordt, terwijl er steeds minder middelen beschikbaar zijn. Daarbij geeft hij aan dat er ook door ouders steeds meer van de school verlangd wordt. Met de zoon van klagers waren reeds bij aanvang van school problemen. Het advies van de orthopedagoog van de Onderwijsbegeleidingsdienst hield in om de zoon van klagers "vooralsnog" op de reguliere basisschool te handhaven. De orthopedagoog heeft tevens aangegeven dat ADHD-kinderen baat hebben bij kleine groepen met gespecialiseerde leerkrachten. De directeur geeft aan dat in de klas van de zoon van klagers 34 leerlingen zitten en de school niet beschikt over gespecialiseerde leerkrachten. Het advies van de orthopedagoog is verkeerd geweest. De directeur geeft aan dat niet voor alle kinderen een handelingsplan wordt gemaakt. Dat gebeurt alleen als het niet goed gaat met een leerling. Met de zoon van klagers is het afgelopen jaren goed gegaan zodat een handelingsplan niet nodig was. Met betrekking tot de klacht de school geen maatregelen heeft getroffen die tot oplossing van de problemen hadden kunnen leiden, benadrukt de directeur dat er wel degelijk maatregelen zijn genomen ter oplossing van de ontstane problematiek. Zo is besloten dat klaagster dagelijks op school komt om haar zoon de medicijnen te geven. De directeur wijst er tenslotte op dat er nog veel moet gebeuren op school, maar dat zal tijd kosten. Daarnaast zullen de adviezen van de onderwijsbegeleidingsdienst in de toekomst kritisch worden beoordeeld.
Van derden verkregen informatie De getuige is zo'n 15 uur per week werkzaam als intern begeleider op de school van de zoon van klagers. Zij moet haar tijd verdelen over de drie locaties van de school, met in totaal ongeveer 500 leerlingen waarvan ongeveer 60 zorgleerlingen. Op school is een zogeheten "zorgverbredingsgroep", bestaande uit een intern begeleider en de remedial teachers. Deze groep bespreekt de zorgleerlingen regelmatig. Getuige kent de zoon van klagers sinds zijn kleutertijd; hij is ongeveer twee jaar geleden als zorgleerling aangemerkt. De orthopedagoog van de onderwijsbegeleidingsdienst heeft aangegeven dat hij handhaving op de basisschool van de zoon van klagers vooralsnog de beste optie vond. Getuige heeft met de orthopedagoog afgesproken dat zij aan de leesachterstand van de zoon zou werken. Dit heeft succes gehad. Het handelingsplan hiervan is echter zoek geraakt. Getuige heeft regelmatig met de groepsleerkracht van groep 4 over de zoon van klagers gesproken. Het ging beter met de zoon van klagers op het moment dat hij medicijnen ging gebruiken. Getuige heeft de groepsleerkracht van groep 4 verzocht extra goed op de overdracht van de zoon van klagers te letten, aangezien de werkwijze van deze
leerkracht blijkbaar aansloeg. Voor de zoon van klagers is geen handelingsplan opgesteld. De school stelt zelden behandelingsplannen op bij gedragsproblemen. In het leerlingvolgsysteem is er ook geen aandacht voor gedragsproblemen. Getuige bespreekt tweemaal per jaar de zorgleerlingen. In maart heeft getuige een gesprek gehad met de groepsleerkracht van groep 5 en zijn vervangster over de problemen van de zoon van klagers. Toen waren de problemen nog te hanteren. Pas aan het eind van het schooljaar kwam getuige te weten dat de situatie was verergerd. Tussendoor heeft getuige geen verzoeken om assistentie gehad van de groepsleerkracht. Het is niet gebruikelijk dat zij bij de tweede groepsbespreking plotseling hoort dat er problemen zijn, maar het is wel eens voorgekomen.
Overwegingen van de Commissie Klachtonderdeel 1 (LKC 00.063) De ouders klagen erover dat de groepsleerkracht de diagnose ADHD bij hun zoon heeft ontkend, hetgeen is uitgemond in verwaarlozing van hun zoon en agressief gedrag ten opzichte van hun zoon. De Commissie constateert dat de groepsleerkracht niet zozeer de diagnose ADHD heeft ontkend, maar meer de waarde van de medicatie en van de aanbevolen specifieke aanpak van de zoon van klagers heeft betwist. In het verlengde hiervan heeft hij in mei de aanpak van de zoon van klagers gewijzigd. De Commissie is van oordeel dat een leerkracht de pedagogische aanpak van een leerling kan wijzigen indien de aanpak niet het verwachte resultaat heeft. De leerkracht doet er in beginsel verstandig aan dit, zeker waar het een zorgleerling betreft, echter pas te doen na overleg met de intern begeleider en de ouders. De Commissie constateert dat de groepsleerkracht zijn aanpak heeft gewijzigd zonder dit vooraf te overleggen met de intern begeleider. De groepsleerkracht heeft de intern begeleider überhaupt niet op de hoogte gesteld van de problemen die hij met de zoon van klagers ervoer. Ook heeft de groepsleerkracht geen collegiale consultatie gepleegd bij de vorige groepsleerkrachten van de zoon van klagers, bij wie het gedrag geen onoverkomelijke problemen gaf en bij wie de aanbevolen specifieke aanpak wel resultaat had. De Commissie constateert in dit kader dat de groepsleerkracht ook de ouders niet heeft geïnformeerd over het feit dat hij zijn aanpak ging wijzigen respectievelijk had gewijzigd. Daarnaast heeft hij de ouders er niet van op de hoogte gesteld dat hun zoon regelmatig zijn medicijnen niet innam. De Commissie is van oordeel dat de groepsleerkracht te veel op eigen initiatief heeft gehandeld, zonder daarbij met belanghebbenden en deskundigen te hebben overlegd. De Commissie is zich bewust van het feit dat de groepsleerkracht 7 zorgleerlingen in de groep had, wat het werk in de groep in ernstige mate verzwaart. Vanwege dit feit had hij gebruik behoren te maken van andere deskundigen en contact op dienen te nemen met de intern begeleider. De Commissie is van oordeel dat er in dit kader niet zozeer gesproken kan worden van verwaarlozing van de zoon van klagers, maar van verwaarlozing van het zorgtraject van de zoon van klagers. Voor zover de klacht daarover handelt, acht de Commissie deze gegrond. De ouders klagen er tevens over dat de groepsleerkracht agressief gedrag heeft vertoond ten opzichte van hun zoon. De Commissie constateert dat de groepsleerkracht dit ontkent en dat de ouders geen bewijs ter ondersteuning van deze klacht hebben ingediend. De Commissie acht daarmee dit deel van de klacht ongegrond. Klachtonderdeel 2 (LKC 00.086) De ouders klagen erover dat de directie van de school heeft nagelaten maatregelen te treffen die tot een oplossing van de problemen rond hun zoon hadden kunnen leiden; de ouders wijzen hierbij met name op het ontbreken van een handelingsplan of beleid over de aanpak
van erkende specifieke problematiek. De Commissie is van oordeel dat (de leiding van) een school de voorwaarden moet creëren om op een adequate wijze (extra) zorg aan de leerlingen te bieden. Instrumenten hiervoor zijn: deskundigheid binnen de school of de mogelijkheid deze deskundigheid extern in te roepen, een adequaat leerlingvolgsysteem, het opstellen, uitvoeren en evalueren van handelingsplannen, goede communicatie van personeel onderling en met ouders en tenslotte een goede verslaglegging van alle handelingen. De Commissie constateert dat de directeur heeft aangegeven dat de school de uitvoering van de fusie nog niet volledig heeft afgerond. Daarnaast heeft de school slechts beperkte middelen om de zorgstructuur vorm te geven. De school heeft een intern begeleider, die samen met een zorgverbredingsgroep de extra zorg aan de leerlingen coördineert. De directeur heeft gemeld dat de school geen beleid heeft inzake de aanpak van ADHD. Tevens is de Commissie ter zitting duidelijk geworden dat de school doorgaans geen handelingsplannen opstelt bij zorgkinderen met gedragsproblemen. Het leerlingvolgsysteem van de school heeft de onderdelen lezen, rekenen en taal en kent geen sociaal-emotionele component. De werkwijze van de leerkrachten en de overdracht van de leerlingen worden beperkt schriftelijk vastgelegd. De directie heeft in dit verband al aangegeven dat de school van de onderhavige klacht heeft geleerd dat er meer schriftelijk dient te worden vastgelegd. De Commissie is van oordeel dat, ook al houdt zij rekening met de door de directie geschetste situatie van beperkte middelen en fusiegevolgen, de door de school gecreëerde voorwaarden voor het bieden van adequate zorg te wensen overlaten. Zodra een leerling als zorgleerling wordt gesignaleerd, dient er in beginsel een handelingsplan te worden opgesteld, ook als de zorgleerling nog geen 'probleemleerling' is. Wat er goed gaat dient ook te worden vastgelegd, zodat daarop kan worden teruggevallen wanneer er wel problemen zijn. De Commissie merkt op dat de combinatie van én geen handelingsplannen voor gedragsproblemen én geen sociaalemotionele component in het leerlingvolgsysteem een keuze van de school is die heroverweging verdient. Door deze combinatie dreigen leerlingen met gedragsproblemen als ADHD niet tijdig in de zorgstructuur te worden opgenomen. De Commissie stelt vast dat de ouders en de intern begeleider pas in een (te) laat stadium op de hoogte zijn geraakt van de opgekomen problemen met betrekking tot de zoon van klagers. Zij zijn er niet van op de hoogte gesteld dat de zoon geregeld zijn medicijnen niet innam en dat de groepsleerkracht de pedagogische aanpak van de zoon van klagers ging wijzigen respectievelijk had gewijzigd, waardoor er niet op een eerder moment door hen actie ondernomen kon worden. Getuige heeft aangegeven dat het wel vaker gebeurt dat zij pas in een laat stadium op de hoogte raakt van problemen met leerlingen. De Commissie is van oordeel dat het tot de verantwoordelijkheid van de schoolleiding behoort om (de voorwaarden te scheppen om) een adequate zorg- en communicatiestructuur vorm te geven waarin wordt getracht situaties als de onderhavige te voorkomen. De Commissie stelt vast dat de schoolleiding deze doelstelling onvoldoende concreet heeft vormgegeven en acht daarmee de klacht gegrond. Terzijde merkt de Commissie het volgende op over de stelling van de directeur dat de school in de toekomst kritischer zal kijken naar de rapportages van de onderwijsbegeleidingsdienst. De Commissie is op zich voorstander van een kritische kijk op onderzoeken van derden, maar deze kritische invalshoek dient wel gericht te zijn op het op een juiste manier aanpakken van problemen binnen de school en niet tot doel te hebben probleemleerlingen zoveel mogelijk buiten de school te plaatsen/houden.
Oordeel van de Commissie
Klachtonderdeel 1 (LKC 00.063) De klacht is zover deze verwaarlozing van het zorgtraject ten opzichte van de zoon betreft gegrond en ongegrond wat betreft agressief gedrag van de leerkracht ten opzichte van de zoon. Klachtonderdeel 2 (LKC 00.086) De klacht tegen de directie van de school is gegrond.
Advies aan het bevoegd gezag De Commissie adviseert het bevoegd gezag nader beleid te ontwikkelen dat erop is gericht dat: • de communicatie over de zorg tussen leerkrachten, zorgteam, directeur en ouders beter wordt gestructureerd, bij voorkeur met schriftelijke vastlegging; • ouders en andere betrokkenen tijdig op de hoogte worden gesteld van belangrijke wijzigingen in de pedagogische aanpak van een leerling; • de school een vangnetconstructie ontwikkelt waardoor de intern begeleider niet alleen tijdens groepsbesprekingen maar ook tussentijds wordt geïnformeerd over nieuwe problemen; - de leerkracht in de toekomst (sneller) initiatieven onderneemt om bij problemen de intern begeleider in te schakelen. De Commissie adviseert het bevoegd gezag tevens nader beleid te ontwikkelen dat erop is gericht de zorgstructuur op de openbare basisschool uit te breiden door: • voor alle zorgleerlingen handelingsplannen op te stellen; • het leerlingvolgsysteem uit te breiden met een sociaal-emotionele component; • de schriftelijke verslaglegging over de geboden zorg uit te breiden en zo nodig te verbeteren.