UITGEEST Haven en bedrijventerrein 2011
BESTEMMINGSPLAN
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
UITGEEST Haven en bedrijventerrein 2011
BESTEMMINGSPLAN
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
22 augustus 2011 08 september 2011 14 juni 2012 27 juni 2013
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
45000.145100.04 opdrachtleider:
R.J.M.M. Schram
aangesloten bij:
Delftseplein 27b postbus 150 3000 AD Rotterdam T: 010-20 18 555 E-mail:
[email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3
Inhoudsopgave Toelichting
Hoofdstuk 1
7
Inleiding
9
1.1
Aanleiding
9
1.2
Ligging plangebied
9
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
10
1.4
Planvorm
11
1.5
Planproces
11
1.6
Leeswijzer
11
Hoofdstuk 2
Gebiedsvisie
13
2.1
Inleiding
13
2.2
Ruimtelijke structuur
13
2.3
Functionele structuur
17
2.4
Verkeer
18
2.5
Beoogde ontwikkelingen in plangebied
19
2.6
Conclusie
19
2.7
Uitgangspunten voor de juridische regeling
20
Hoofdstuk 3
Juridische planbeschrijving
21
3.1
Inleiding
21
3.2
Algemeen
21
3.3
Inleidende regels
22
3.4
Bestemmingsregeling
22
3.5
Algemene regels
27
3.6
Overgangsrecht en slotregels
28
3.7
Handhaving
28
Hoofdstuk 4
Beleid
31
4.1
Inleiding
31
4.2
Rijksbeleid
31
4.3
Provinciaal en regionaal beleid
31
4.4
Gemeentelijk beleid
33
4.5
Conclusie
34
Hoofdstuk 5
Milieuonderzoek
35
5.1
Geluid
35
5.2
Luchtkwaliteit
35
5.3
Externe veiligheid
36
5.4
Bedrijven en milieuhinder
39
5.5
Bodemkwaliteit
40
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
4
5.6
Kabels en leidingen
40
5.7
Schiphol
41
5.8
Water
41
5.9
Ecologie
44
5.10
Cultuurhistorie en archeologie
45
5.11
Duurzaamheid
47
Hoofdstuk 6
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
49
6.1
Economische uitvoerbaarheid
49
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
49
Hoofdstuk 7
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
51
Bijlagen bij de Toelichting
53
Bijlage 1
Ecologie
55
Bijlage 2
Bedrijfsinventarisatie
59
Bijlage 3
Verantwoording Groepsrisico
61
Bijlage 4 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'
63
Bijlage 5
Toelichting op de Staat van Horeca‐activiteiten
65
Bijlage 6
Nota Inspraak
67
Regels
69
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
71
Artikel 1
Begrippen
71
Artikel 2
Wijze van meten
75
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
77
Artikel 3
Bedrijf
77
Artikel 4
Detailhandel
81
Artikel 5
Gemengd
82
Artikel 6
Groen
83
Artikel 7
Horeca
84
Artikel 8
Tuin
85
Artikel 9
Verkeer
86
Artikel 10
Verkeer ‐ Verblijfsgebied
87
Artikel 11
Water
88
Artikel 12
Wonen
89
Artikel 13
Waarde ‐ Archeologie ‐ 1
91
Artikel 14
Waarde ‐ Archeologie ‐ 2
93
Artikel 15
Waterstaat
95
Hoofdstuk 3
Algemene regels
97
Artikel 16
Antidubbeltelregel
97
Artikel 17
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
97
Artikel 18
Algemene gebruiksregels
98
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
5
Artikel 19
Algemene aanduidingsregels
99
Artikel 20
Algemene afwijkingsregels
99
Artikel 21
Algemene wijzigingsregels
100
Artikel 22
Overige regels
100
Hoofdstuk 4
Overgangs‐ en slotregels
101
Artikel 23
Overgangsrecht
101
Artikel 24
Slotregel
102
Bijlagen bij de regels
103
Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
105
Bijlage 2
Staat van Horeca‐activiteiten
107
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
6
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Toelichting
8
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
9
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Het bestemmingsplan Haven en bedrijventerrein maakt deel uit van de gemeentelijke actualisatieslag van bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied van de gemeente Uitgeest. Hierbij zal het aantal van 36 bestemmingsplannen worden teruggebracht naar 4 bestemmingsplannen. Met de actualisatie wordt gestreefd naar: een actueel ruimtelijk en juridisch kader voor de bestaande bebouwing en het bestaande gebruik; de realisatie van samenhangende planologische regelingen voor de bestaande situatie; een uniforme regeling van de regels en de wijze van bestemmen op de verbeelding. Met deze actualisatieslag zullen alle bestemmingsplannen van het grondgebied van de gemeente Uitgeest worden geactualiseerd en gedigitaliseerd. Hiermee wordt voldaan aan de Wet ruimtelijk ordening (Wro) waarin staat dat alle bestemmingsplannen voor 1 juli 2013 geactualiseerd en gedigitaliseerd moeten zijn. Het bestemmingsplan Haven en bedrijventerrein 2011 richt zich voornamelijk op beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur en is daarmee consoliderend van aard. In het plangebied worden met dit bestemmingsplan, behoudens vigerende (bestaande) rechten, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en vervangt 2 bestemmingsplannen en enkele herzieningen van deze bestemmingsplannen die op dit moment voor het plangebied van het bestemmingsplan Haven en bedrijventerrein 2011 gelden.
1.2 Ligging plangebied Het bestemmingsplan Haven en bedrijventerrein 2011 omvat het bedrijventerrein en de haven van de gemeente Uitgeest. Het plangebied ligt ten noorden van de woonkern Uitgeest en wordt begrensd door de rijksweg A9 aan de oostzijde, de oprit naar de A9 aan de noordzijde, de Geesterweg en de Limmerweg aan de westzijde en de Meldijk aan de zuidzijde. De grens tussen het plangebied en de woonkern ligt in het midden van de wegen Loet, Hoorne en de Meldijk (figuur 1.1).
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
10
1.3 Vigerende bestemmingsplannen In het plangebied vigeren diverse bestemmingsplannen en partiële herzieningen. Deze bestemmingsplannen kennen over het algemeen regelingen die niet zijn afgestemd op het nieuwe gemeentelijke beleid en het beleid van overige overheden, zoals de provincie of het Rijk. In de tabel hieronder is een overzicht van de vigerende bestemmingsplannen die met het bestemmingsplan Haven en bedrijventerrein 2011 (al dan niet gedeeltelijk) zullen worden vervangen. bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd Bedrijventerrein Noord 2 maart 1995 17 oktober 1995 Bedrijventerrein Noord 1e herziening 28 oktober 1996 4 februari 1997 Bedrijventerrein Noord 2e herziening 24 juni 1999 8 februari 2000 Bedrijventerrein Noord 3e herziening 29 maart 2001 18 juni 2001 Bedrijventerrein Noord‐Oost 29 mei 1997 16 december 1997 Haven‐ en bedrijventerrein 24 april 1980 25 juni 1981 e Haven‐ en bedrijventerrein 1 herziening 10 maart 1987 4 november 1987 Paraplubepaling Bordeelverbod 27 september 2001 22 januari 2002 Het bestemmingsplan treedt in werking in plaats van de bovenstaande bestemmingsplannen voor zover deze betrekking hebben op dit plangebied.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
11
1.4 Planvorm Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande functies in het plangebied een consoliderende en beheersfunctie. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het zuidelijk deel is een gemengd gebied. Om de woonkwaliteit hier te garanderen en om de ruimtelijke en functionele structuur van dit gebied te behouden is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Hiermee zijn alle aanwezige functies in het plangebied voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling. In het noordelijk deel van het plangebied is sprake van een overwegend bedrijfsmatig karakter. Om hier de gewenste economische dynamiek te behouden en recht te doen aan de vigerende mogelijkheden is hier gekozen voor een minder gedetailleerde planvorm. Hierbij zijn de openbare structuren, zoals de wegen, water en openbaar groen vastgelegd. Maar is binnen de bestemming bedrijf meer flexibiliteit opgenomen. Een nadere toelichting op de gekozen planvorm is te vinden in Hoofdstuk 3.
1.5 Planproces Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan is de procedure, zoals voorgeschreven door de Wro, doorlopen. Ook is toepassing gegeven worden aan de gemeentelijke inspraakverordening. Hierbij zijn burgers en overlegpartners in de gelegenheid gesteld in te spreken op het voorontwerpbestemmingsplan. Een complete beschrijving van de uitkomsten van dit overleg wordt opgenomen in hoofdstuk 6 en 7.
1.6 Leeswijzer Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in Hoofdstuk 2 de visie op het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsregeling toegelicht. In Hoofdstuk 4 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In Hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu‐ en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 7 geeft ten slotte een verslag van het gevoerde vooroverleg met andere overheden en overlegpartners. In de Bijlagen bij de Toelichting zijn de onderzoeken behorend bij hoofdstuk 5 opgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
12
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
13
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving. Aan de hand van een ruimtelijke en functionele beschrijving wordt een conclusie getrokken, waar de uitgangspunten voor de juridische regeling op zijn gebaseerd.
2.2 Ruimtelijke structuur 2.2.1 Ligging in groter verband De gemeente Uitgeest ligt in het noordelijk deel van de regio Kennemerland. De kern Uitgeest ligt ten westen van rijksweg A9. Kennemerland maakt onderdeel uit van de noordwestvleugel van de Randstad waartoe ook het gebied rondom Haarlem en de noordelijke Duinrand behoren. Uitgeest ligt op een restant van de meest oostelijke reeks van de tussen Haarlem en Alkmaar gelegen strandwallen. Landschappelijk gezien ligt Uitgeest daardoor in de overgangszone van het relatief hoog gelegen westelijk duin‐ en kustgebied naar de relatief laag en oostelijk gelegen uit veen en kleigronden bestaande poldergebieden. Karakteristiek is de afwisseling van duinen, strandwallen en strandvlakten ten westen van Uitgeest en (meer aan de oostzijde van Uitgeest) de door het water bepaalde structuur van de grillig verkavelde polders, de meren en plassen (waaronder het Uitgeestermeer en Alkmaardermeer), dijken en molens. Meer noordelijk en oostelijk liggen ook de beroemde recht en regelmatig verkavelde droogmakerijen van onder meer De Schermer en de Beemster. Het gebied ten oosten van de kern maakt deel uit van het Nationaal Landschap 'Laag Holland'. Ook bevindt zich hier nabij Krommenie het Nationaal landschap 'De Stelling van Amsterdam'. Uitgeest wordt omgeven door agrarisch gebied. Rondom liggen de plaatsen Castricum in het westen, Akersloot in het noorden, Krommenie in het zuidoosten en Heemskerk in het zuidwesten. 2.2.2 Gebiedsbeschrijving Omgeving plangebied Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern Uitgeest en wordt begrensd door rijksweg A9 aan de oostzijde, de afrit Akersloot aan de noordzijde, de Meldijk aan de zuidzijde en ‐ globaal gezien ‐ door de Geesterweg, Limmerweg, Loet en Hoorne aan de westzijde. Het woongebied van Uitgeest en het daarbinnen gelegen centrum liggen ten zuiden van de wegen Uitgeesterweg, Geesterweg en Meldijk. Aan de noordwestzijde, noordzijde en oostzijde van het bedrijventerrein strekt zich het nog agrarisch georiënteerde buitengebied uit. Aan de zuidoostzijde bevindt zich (verscholen achter de A9) het Uitgeestermeer. Het Uitgeestermeer vertakt zich onder de A9 door tot binnen het plangebied. Eén van deze vertakkingen loopt als watergang evenwijdig aan de A9 noordwaarts door om vervolgens het plangebied westwaarts te doorsnijden in de richting van 'De Kat'; een achtkante poldermolen, net buiten het plangebied. Iets meer noordelijk van 'De Kat' staat de achtkante poldermolen 'De Dog'. Het water vanuit het ten noorden en westen van Uitgeest gelegen poldergebied werd via de Hendriksloot aangevoerd naar deze molens. Deze molens
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
14
zorgden eertijds dat het water vervolgens werd overgeslagen op de binnen het bedrijventerrein gelegen boezemsloot en van daar naar het Uitgeestermeer. Omdat bij de latere ontwikkeling van het woongebied en het bedrijventerrein afstand in acht is genomen tot de twee molens, zijn deze molens bepalend voor de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving. Karakteristieken plangebied Het plangebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van verschillende landschappelijke en cultuurhistorische elementen. Naast de reeds genoemde polderstructuur met waterlopen en molens, zijn ook de omgeving van de Meldijk en Nieuwland en de aanwezigheid van historische en streekeigen bebouwing (waaronder stolphuizen) van belang. De oorspronkelijke polderverkaveling en de aanwezigheid van historische bebouwings‐ en ontsluitingspatronen hebben geleid tot een ruimtelijk sterk gedifferentieerde, mozaïekachtige verkaveling van het plangebied. De brede boezemsloot ten oosten van 'De Kat' draagt, mede door de groene oeverzones, bij aan een duidelijke geleding van het bedrijventerrein in een noordelijk en een zuidelijk deelgebied. Binnen het zuidelijk deelgebied zijn op basis van de historische ontwikkeling en de relatie met het water echter ook twee kleinere deelgebieden te onderscheiden. De scheiding wordt gevormd door de Molenstraat, Molenwerf en Populierenlaan. Het zuidwestelijk gelegen deel staat bekend als het gebied 'Haven'; het aan de andere zijde gelegen deel als 'Zuid'. Het grote deelgebied ten noorden van 'De Kat' betreft het deelgebied 'Noord'.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
15
Het plangebied wordt aan de oostzijde ruimtelijk begeleidt door dubbele bomenrijen (langs het deelgebied 'Noord') en door een uit bosplantsoen bestaande opgaande singel (langs 'Zuid' en 'Haven'). Binnen het bedrijventerrein ontbreekt wegbeplanting en is de openbare groenstructuur beperkt tot de aanwezige waterlopen met aanliggende taludstroken. De boezemsloot van en naar de twee molens vormt dan ook een belangrijk ruimtelijk groenelement binnen het plangebied. Een belangrijke ruimtelijke kwaliteit is de aanwezigheid van de bebouwingsvrije kavels rondom de twee molens en de openheid van de polder rond Limmerkoog ten westen van de afslag Akersloot. Hierdoor dringt de landschappelijke kwaliteit van de polderstructuur via de Uitgeesterweg en Geesterweg door tot aan het bedrijventerrein én het noordelijk deel van het woongebied van Uitgeest.
Haven Het gebied 'Haven' is het oudst en kenmerkt zich door de relatieve kleinschaligheid en de sterke verweving van wonen en werken. De haven is van oudsher een vestigingsplaats voor watergerelateerde bedrijvigheid en bouwnijverheid (houtverwerkende industrie). Wel neemt de recreatieve functie in dit gebied de laatste jaren steeds meer toe en worden de diverse nog aanwezige insteekhaventjes benut als aanlegplaats voor plezierboten. Aan de haven zijn dan ook meerdere bedrijven gevestigd die zich hebben gespecialiseerd in de bouw en herstel van pleziervaartuigen. De haven vormt hiermee een koppeling met de jachthaven aan de overzijde van rijksweg A9. De belangrijkste ontsluitingswegen zijn de min of meer parallel gelegen Meldijk, Nieuwland en Populierenlaan. Doordat op meerdere plekken het water vanuit het Uitgeestermeer ver doordringt
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
16
binnen dit deelgebied, is er echter sprake van een clustervormige verkaveling en bebouwingskarakteristiek. De meeste bedrijven zijn hier aan huis ontstaan waardoor er naast bedrijfswoningen ook burgerwoningen voorkomen. De meeste bedrijfsgebouwen zijn beperkt van omvang. Op een paar plaatsen komen grotere bedrijfsgebouwen voor met een maximale grootte van circa 1.400 m² en een maximale goot‐ en bouwhoogte van 7 respectievelijk 10 m. Het deelgebied 'Haven' omvat ook het historische bebouwingspatroon van de Meldijk, Nieuwland en Hoorne. Plaatselijk is sprake van een 'opstrekkende' verkaveling, waarbij (met name aan de Meldijk) kavels zijn gesplitst in aparte woon‐ en bedrijfspercelen. De hoofdgebouwen staan daar vanaf de Meldijk gezien achter elkaar en worden ontsloten door doodlopende insteken vanaf de Meldijk ('stoepen'). Parkeerruimte binnen dit deelgebied met haar smalle wegprofielen is beperkt aanwezig. Het parkeren vindt plaats op de rijbaan dan wel op enkele aan insteken vanaf de ontsluitingswegen gelegen parkeerterreinen. De Meldijk betreft een oude verbindingsweg vanuit Uitgeest via Polder de Uitgeester‐ en Heemskerkerbroek naar Krommeniedijk en Krommenie. Karakteristiek voor het binnen Uitgeest gelegen deel van de weg is het dichte bebouwingslint en de oorspronkelijk op het water georiënteerde bedrijvigheid. Het merendeel van de dicht op de weg gebouwde panden bestaat uit vrijstaande, maar dicht opeen geplaatste woningen in een beganegrondlaag en een bewoonbare kaplaag. Deze woningen staan vooral haaks op de weg. Sommige woningen zijn gebouwd als stolpwoning. Verspreid komen ook een aantal, soms statige, in twee bouwlagen onder kaplaag gebouwde herenhuizen voor. Met name aan de noordzijde van de straat zijn tussen de woningen een aantal doorsteken aanwezig. Deze doorsteken ontsluiten de veelal oorspronkelijk aan huis ontstane bedrijfjes. Ook lopen aan deze zijde enkele botenhaventjes door tot aan de straat. Hierdoor is plaatselijk sprake van een ruim zicht naar de achter de Meldijk en Nieuwland gelegen bedrijvigheid bij het water. Bij de Hoorne en Nieuwland is sprake van een sterkere afwisseling van bedrijven en woonbebouwing. De bedrijven staan hier ook voor een belangrijk deel direct aan de straat. De woonbebouwing is vergelijkbaar met die aan de Meldijk. De aanwezigheid van een aan de andere zijde van de A9 gelegen jachthaven, heeft zowel bij de Meldijk als Nieuwland geleid tot een mede op de watersport georiënteerde bedrijvigheid. De tussen het bedrijventerrein en de A9 gelegen waterloop wordt bovendien benut als aanlegplaats voor 10 woonschepen. De maximale hoogte van deze woonschepen bedraagt 5 m. De strook tussen de woonschepen en de weg wordt gebruikt als voortuin bij deze woonschepen. Hier staan bijgebouwen met een maximale hoogte van 3 m en een maximumoppervlak van 9 m². Zuid Dit deel is pas ontwikkeld rond de 70'er jaren van de vorige eeuw en kent een grootschaliger bebouwingspatroon waarbij burger‐ of bedrijfswoningen ontbreken. Het verkavelingspatroon van dit meer planmatig ontwikkelde deelgebied is duidelijk ruimer opgezet dan van het meer historisch gegroeide deelgebied 'Haven'. Het gebied wordt ontsloten door de Molenstraat, Molenwerf en de parallel aan de A9 gelegen noordtak van de Populierenlaan. Doordat deze wegen enigszins onder een hoek ten opzichte van elkaar liggen, staan de gebouwen soms onder een hoek aan de ontsluitende weg of gedraaid ten opzichte van elkaar. Lange rechtstanden ontbreken. Het parkeren vindt deels plaats op het eigen erf en deels aan de straat met behulp van langs‐ en haaksparkeervakken. De bebouwing bestaat uit overwegend rechthoekige, plat afgedekte bedrijfshallen en loodsen met kantoorvolumes in twee en soms drie bouwlagen. De maximale bouwhoogte van de bedrijfshallen en de kantoorruimten bedraagt 10 tot 14 m. Bij de bouwhoogte is rekening gehouden met de aanwezigheid van de molens. Hierdoor is de bouwhoogte aan de oostzijde hoger dan aan de westzijde en is een deel van het bedrijventerrein niet bebouwd. Op deze onbebouwde gronden vindt vaak onafgeschermde opslag plaats.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
17
Noord Het noordelijk deelgebied van het bedrijventerrein is het meest recent ontwikkeld, namelijk in de decennia rond de eeuwwisseling. Plaatselijk komen nog enkele niet bebouwde kavels voor. Ook hier is sprake van een planmatig ontwikkeld, sterk gemengd bedrijventerrein zonder bedrijfswoningen. Alleen aan de Geesterweg komen nog drie oorspronkelijk reeds aanwezige woningen voor, namelijk twee burgerwoningen en een bedrijfswoning. Opmerkelijk voor dit deelgebied is de grillige op het oorspronkelijke landschapspatroon gebaseerde verkaveling, de slingerende interne ontsluitingsweg (Westerwerf en Molenwerf), de aanwezigheid van een tweetal oorspronkelijke stolpboerderijen en de nabijheid van de molens. De aanwezigheid van de molens heeft (op basis van de molenbiotoop) geleid tot het deels onbebouwd laten van het bedrijventerrein en tot een iets lagere bouwhoogte in de meer westelijk gelegen bebouwingszone van het bedrijventerrein. De bedrijven binnen deze westelijke bebouwingszone worden direct ontsloten vanaf de Geesterweg. De meer noordelijk en oostelijk gelegen bedrijven worden ontsloten door middel van de binnen het bedrijventerrein aanwezige route van de Westerwerf en Molenwerf. Deze route sluit op twee plaatsen aan op de Geesterweg. Het parkeren geschiedt voor een deel aan de straat (langs‐ en haaksparkeervakken), maar voor het merendeel op eigen erf. Plaatselijk vindt vanaf de straat zichtbare opslag plaats in de openlucht. De bebouwing staat voor het merendeel evenwijdig aan de straat, maar door het slingerende wegenpatroon komen veel hoekverdraaiingen voor. Met name in het meest noordelijk deel en ter hoogte van de aansluiting van de Molenwerf op de Westerwerf staan veel gebouwen onder een schuine hoek ten opzichte van elkaar. Er is sprake van een grote variatie in de omvang van de bedrijven en bedrijfsgebouwen (tot bijna 9.000 m²). De meeste gebouwen zijn gerealiseerd onder plat dak. De maximale bouwhoogte bedraagt tussen de 6 en 14 m. Ook in dit deel van het plan is rekening gehouden met de aanwezigheid van de molens en is in het westelijk deel een lagere maximale bouwhoogte opgenomen dan in het oostelijk gedeelte.
2.3 Functionele structuur Functioneel is het plangebied op te delen in twee gebieden. Het eerste gebied is het zuidelijk gebied rondom de haven, een voornamelijk gemengd gebied met wonen en bedrijven. Zoals eerder al besproken is deze functiemenging in de loop der tijd ontstaan. Door de aanwezigheid van de haven heeft een groot deel van de bedrijven zich gericht op de bouw en reparatie van pleziervaartuigen en andere watergerelateerde werkzaamheden. Andere bedrijven zijn bedrijven in de (bouw)nijverheid. Daarnaast bevindt zich in dit gebied ook een keukenspeciaalzaak en een tankstation zonder lpg. Door het gemengd karakter sluit dit gebied goed aan op het centrum van Uitgeest. Het noorden van het bedrijventerrein heeft een overwegend bedrijfsmatig karakter. Naast bedrijven bevinden zich verspreid op het bedrijventerrein nog een aantal kantoorpanden. Zo bevindt zich aan de Westerwerf een kantoorpand en bevinden zich aan de Molenwerf 21 nog twee bedrijfsverzamelgebouwen waar ook zelfstandige kantoren zijn gevestigd. Ook zijn aan de Molenwerf 30 tot 54 5 bedrijfsverzamelgebouwen gevestigd waarbij ook een aantal zelfstandige kantoren zijn gevestigd. Daarnaast zijn ook een aantal andere functies aanwezig. Aan de Geesterweg en op de hoek van de Geesterweg en de Westerwerf zijn twee tegel‐ en sanitairwinkels gevestigd. Daarnaast is aan de Westerwerf een elektronicawinkel gevestigd. Aan de Molenwerf bevinden tevens een winkel in zonweringen, een kinderspeelparadijs en de brandweerkazerne. In het noorden van het plangebied is op de hoek van de Geesterweg en de Westerwerf een groot partycentrum gevestigd. De andere functies op het noordelijke deel van het bedrijventerrein passen qua uitstraling en karakter goed bij de functie van het bedrijventerrein. Buiten de reeds aanwezige kantoorpanden en detailhandel, is het niet wenselijk dat het aantal panden met
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
18
deze activiteit toeneemt. Uitgezonderd grootschalige of perifere detailhandel die op eigen terrein kan voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De in dit plandeel gelegen woningen (twee burgerwoningen en een bedrijfswoning) zijn gelegen aan de rand van het bedrijventerrein, georiënteerd op de Geesterweg.
2.4 Verkeer Inleiding In deze paragraaf wordt de huidige verkeersstructuur beschreven voor zowel het gemotoriseerd verkeer, het langzaam verkeer als het openbaar vervoer. Eveneens is de parkeersituatie binnen het plangebied beschreven. Verkeersstructuur Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Geesterweg. De Geesterweg heeft een belangrijke verkeersfunctie en vormt de verbinding tussen Uitgeest en Akersloot. Tevens geeft de Geesterweg verbinding met de A9 (Diemen‐Alkmaar). Het bedrijventerrein is in de nabijheid van de afrit Akersloot van de A9 gelegen, hierdoor is er relatief weinig vrachtverkeer dat door de kern Uitgeest rijdt. Vanaf de Geesterweg wordt via de Westerwerf en Molenwerf naar het bedrijventerrein zelf ontsloten. Eveneens kan via de Populierenlaan het bedrijventerrein bereikt worden. Alle wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Het fietsverkeer maakt gebruik van dezelfde ontsluitingswegen als het gemotoriseerd verkeer. Langs de Geesterweg zijn conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig vrijliggende fietspaden gelegen. Binnen het plangebied is een bushalte gelegen langs de Geesterweg ter hoogte van de Westerwerf. Hier halteren openbaarvervoersdiensten tussen Uitgeest en Alkmaar.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
19
Parkeren Door de gemeente Uitgeest is een parkeerbeleidsnota opgesteld (Parkeerbeleidsnota Uitgeest 2005). Hierin is opgenomen dat op het bedrijventerrein ernaar gestreefd wordt het parkeren en expeditie zoveel mogelijk op eigen terrein te laten plaatsvinden (hoofdzakelijk naast of achter de gebouwen). In de huidige situatie is op het terrein geen sprake van knelpunten ten aanzien van parkeren. Bij nieuwbouw dient aan de hand van parkeernormen het benodigde aantal parkeerplaatsen te worden bepaald. De parkeernormen voor bedrijventerreinen worden gerelateerd aan het oppervlak (m² brutovloeroppervlak (bvo)) en het aantal (te verwachten) arbeidsplaatsen. In tabel 2.1 zijn de parkeernormen aangegeven die gebruikt worden voor bedrijven op bedrijventerreinen. Tabel 2.1 Parkeernormen bedrijventerreinen schil rest min. max. min. max. dienstverlening per 2,3 2,8 2,8 3,3 100 m² balie kantoren zonder 1,2 1,9 1,5 2,0 balie per 100 m² garage, 1,7 2,2 2,5 2,8 servicestation showroom per 1,2 1,4 1,6 1,8 100 m² laboratorium per 1,7 2,2 2,5 2,8 100 m² Conclusie De bereikbaarheid voor het verkeer is goed te noemen, mede door de directe ligging nabij de A9. Door de inrichting van de meeste wegen conform de principes van het concept Duurzaam Veilig is de verkeersveiligheid voldoende gewaarborgd. Er is geen sprake van parkeerproblemen.
2.5 Beoogde ontwikkelingen in plangebied In de structuurvisie wordt gemeld dat het gebied rondom de oude haven een geschikte locatie is om de recreatievoorzieningen binnen de gemeente te versterken. De plannen hieromtrent zijn nog niet duidelijk genoeg om deze mee te nemen in het bestemmingsplan.
2.6 Conclusie Het plangebied bestaat ruimtelijk en functioneel gezien uit verschillende deelgebieden, die van elkaar gescheiden worden door groen‐ en waterstructuren of op basis van historische kenmerken. Elk van deze deelgebieden heeft zijn eigen structuur en karakter. Ruimtelijk gezien is het plangebied op te delen in drie deelgebieden. Elk van deze drie deelgebieden heeft zijn eigen structuur en karakter. Belangrijke dragers in het gebied zijn de ontsluitingswegen en de waterloop. De waterloop wordt langs de rijksweg begeleid door een groene zone. Daarnaast heeft ook de Geesterweg een groene uitstraling, waardoor het bedrijventerrein langs de randen een groene uitstraling heeft, op het bedrijventerrein zelf is weinig groen aanwezig. Functioneel is het plangebied op te delen in twee delen. In het gebied rondom de haven is sprake van een gemengd gebied met bedrijven en burgerwoningen. Het noordelijk deel heeft een overwegend bedrijfsmatig karakter. In het plangebied bevinden zich ook enkele andere functies zoals kantoren, (volumineuze) detailhandel en recreatievoorzieningen. Deze voorzieningen passen qua uitstraling en karakter goed bij het bedrijventerrein.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
20
Er zijn binnen de planperiode geen ruimtelijke of functionele ontwikkelingen voorzien, waardoor het bestemmingsplan een consoliderend karakter heeft.
2.7 Uitgangspunten voor de juridische regeling Op basis van het streven naar behoud en versterking (in het kort 'consoliderend') van de ruimtelijke en functionele kwaliteit zijn de volgende uitgangspunten in de juridische regeling opgenomen: de bestaande ruimtelijke structuur wordt geconsolideerd ten behoeve van een heldere functionele opbouw, waarbij voor de verkeersfunctie een duidelijk onderscheid wordt gemaakt in verkeersruimte op de schaal van het gehele plangebied, verblijfsruimte rond de woningen en bedrijven. Voor de groene en blauwe structuren worden de belangrijke dragers van het plangebied geconsolideerd; de milieuzonering wordt op basis van de huidige wet‐ en regelgeving opgesteld, waarbij handhaving van de bestaande bedrijven het uitgangspunt is; overige functies worden zoveel mogelijk gehandhaafd op de huidige locaties; flexibiliteit in de regeling kan worden geboden via afwijkings‐ en wijzigingsmogelijkheden. In Hoofdstuk 3 is aangegeven hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridische regeling.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
21
Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
3.2 Algemeen De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie‐ en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Planvorm Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande functies in het plangebied een consoliderende en beheersfunctie. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het zuidelijk deel is een gemengd gebied. Om de woonkwaliteit hier te garanderen en om de ruimtelijke en functionele structuur van dit gebied te behouden is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Hiermee zijn alle aanwezige functies in het plangebied voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling. In het noordelijk deel van het plangebied is sprake van een overwegend bedrijfsmatig karakter. Om hier de gewenste economische dynamiek te behouden en recht te doen aan de vigerende mogelijkheden is hier gekozen voor een minder gedetailleerde planvorm. Hierbij zijn de openbare structuren, zoals de wegen, water en openbaar groen vastgelegd. Maar is binnen de bestemming bedrijf meer flexibiliteit opgenomen. Verbeelding en regels Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. Regels en verbeelding (voorheen voorschriften en bestemmingsplankaart genoemd) vormen samen het juridisch bindende gedeelte. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar geeft uitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van belang als het gaat om een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi (legenda) direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn verder afwijkings‐ en wijzigingsregels opgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
22
Bestemmingsvlak en bouwvlak De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met in achtneming van de in de regels gestelde regels. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Om het bestaande karakter van de wijken te behouden is ervoor gekozen om de woningen aan te duiden middels goot‐ en bouwhoogtes. Overige functies worden aangeduid middels een bouwhoogte. Aanduidingen Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen, waaronder de goot‐ en bouwhoogte en het bebouwingspercentage. Opbouw planregels De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen: 1. inleidende regels; 2. bestemmingsregels; 3. algemene regels; 4. overgangs‐ en slotregel.
3.3 Inleidende regels Begrippen Artikel 1 van de regels definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Wijze van meten Artikel 2 geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard. Tevens is in de Wijze van meten opgenomen dat bij de maatvoeringregels ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel‐ en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding van bouw‐ of bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 m.
3.4 Bestemmingsregeling In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de onderstaande bestemmingen voor. Bedrijf (Artikel 3) Het gehele noordelijke bedrijventerrein en de individuele bedrijven rond de haven hebben de bestemming Bedrijf. Binnen deze bestemming zijn, met inachtneming van de milieuzonering op de verbeelding, bedrijven toegestaan tot en met categorie 4.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bestaande bedrijven die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid zijn middels een specifieke bedrijfsaanduiding mogelijk gemaakt. Bij bedrijfsbeëindiging kan zich hier alleen een gelijksoortig bedrijf vestigen of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Ten aanzien van de milieuzonering
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
23
is zoveel mogelijk aangesloten bij de milieucategoriën die aansluiten bij de huidige bedrijfsvoering, danwel hetgeen in het verleden was bestemd. Binnen de bestemming Bedrijf is verder detailhandel niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel van ter plaatse geproduceerde of vervaardigde goederen. Daarnaast zijn bij de bedrijfsvoering behorende kantoren toegestaan tot 50% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 400 m². Voor zelfstandige kantoren is de aanduiding 'kantoren' opgenomen. Alleen ter plaatse van deze aanduiding zijn zelfstandige kantoren toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, de bestaande bedrijfswoningen worden aangeduid op de verbeelding. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan met een maximuminhoud van 650 m³. Indien de bedrijfswoning die in het verleden is vergund meer inhoud heeft, is de vervanging van de woning mogelijk tot de eerder vergunde inhoud van de bedrijfswoning. Daarnaast zijn in het noordelijke plandeel nog een aantal andere functies aanwezig. Omdat dit deel een overwegend bedrijfsmatig karakter heeft, zijn deze functies binnen de bedrijfsbestemming middels specifieke functieaanduidingen mogelijk gemaakt, waardoor naast de bedrijfsbestemming ook alternatieve functies bestemd zijn. Dit betreft: ter plaatse van de binnenspeeltuin is de aanduiding 'recreatie' opgenomen; ter plaatse van de keukenspeciaalzaak, de twee tegel‐ en sanitairwinkels en de winkel in zonweringen is de aanduiding 'detailhandel volumineus' opgenomen. Binnen deze aanduiding is detailhandel in volumineuze goederen toegestaan. Het gaat hierbij om detailhandel in auto's, keukens, badkamers en dergelijke en daarmee samenhangende artikelen; aan de Molenwerf is daarnaast een computerwinkel waarvoor de aanduiding 'detailhandel' is op genomen; aan de Populierenlaan bevindt zich ook nog een tankstation zonder lpg. Deze is mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'. Hier is verkoop van lpg niet toegestaan, wel is bijbehorende detailhandel toegestaan met een maximumverkoopvloeroppervlak van 125 m²; Aan de Populierenlaan is ook een sportschool gevestigd, deze is voorzien van de aanduiding 'sportcentrum'; ter plaatse van de brandweerkazerne is de aanduiding 'brandweerkazerne' opgenomen. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' mag het pand in zijn geheel als kantoor in gebruikt worden. In het prostitutiebeleid van de gemeente is een deel van het bedrijventerrein aangegeven als een mogelijke vestigingslocatie voor seksinrichtingen of escortbedrijven. In het bestemmingsplan is hiervoor dan ook de functieaanduiding 'seksinrichting' opgenomen. Bouwregels Binnen de bestemming zijn uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwen toegestaan met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Met de bouwhoogtes die zijn opgenomen op de verbeelding is rekening gehouden met de aanwezigheid van de molens De Kat en De Dog. De bedrijfsbebouwing in de buurt van de molens zijn lager dan de bedrijfsbebouwing op de rest van het bedrijventerrein. De maximale bouwhoogte varieert van 10 m langs de Geesterweg en 7 m rondom de haven tot 14 m langs de rijksweg. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Terrein‐ en erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied mogen worden gebouwd tot een hoogte van 3 m. Langs de rijksweg staat een reclamemast. Hiervoor is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ 1' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn reclamemasten en zend‐/ontvangstinstallaties toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 30 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
24
Specifieke gebruiksregels In de specifieke gebruiksregels worden regels gesteld aan het gebruik van de gronden. Hierin is geregeld dat Bevi‐inrichtingen, bedrijven met een externe veiligheidscontour, niet zijn toegestaan, evenals de opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk of geluidshinderlijke inrichtingen (Wgh‐inrichtingen). Ook zijn activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2. Hiermee wordt voorkomen dat het bestemmingsplan MER‐plichtige activiteiten toestaat en daarmee planMER‐plichtig wordt. Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die dergelijke bedrijven wel mogelijk maakt. Aan deze bevoegdheid is onder meer als voorwaarden opgenomen dat een milieueffectrapportage wordt opgesteld op basis van de eisen uit de Wet milieubeheer. Verder wordt hier geregeld dat detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van ter plaatse geproduceerde of vervaardigde producten of ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel volumineus' en 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'. Afwijkingsbevoegdheden Om binnen kaders toch flexibiliteit te kunnen bieden, zijn in dit bestemmingsplan een aantal bevoegdheden opgenomen, die het bevoegd gezag de mogelijkheid geeft voor delen van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning af te wijken. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken voor de aangewezen categorie voor ten hoogste één categorie hoger dan is toegestaan, mits het bedrijf naar aard en omvang past binnen de maximaal toegelaten bedrijfscategorie en niet meer hinder produceert dan een bedrijf met de toegestane milieucategorie. Daarnaast kan het bevoegd gezag afwijken voor het maximaal toegestaan oppervlak aan kantoren en kunnen zij toestaan dat het kantoorvloeroppervlak ten hoogste 3.000 m² bedraagt, mits het bedrijfsvloeroppervlak voor niet meer dan 50% uit kantoorruimte bestaat. Vestiging van een dergelijke kantoorruimte kan alleen mits het bedrijf zich niet kan vestigen bij een belangrijke openbaarvervoerslocatie, vanwege een tekort aan ruimte, of een te groot en extensief ruimtebeslag heeft of de milieuhygiënische situatie. Ten behoeve van detailhandel kan het bevoegd gezag afwijken van het bestemmingsplan en detailhandel toestaan, mits dit detailhandel is in goederen die niet past in winkelcentra, detailhandel in bouwmaterialen of landbouwwerktuigen of detailhandel in andere volumineuze goederen, waaronder keukens, badkamers en sanitair en aanverwante producten. Ten slotte kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan en sport‐ en recreatievoorzieningen toestaan. Voor alle afwijkingsbevoegdheden geldt dat de omgevingsvergunning alleen mag worden verleend indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeerssituatie en verkeersveiligheid, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bebouwings‐ en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en er geen milieutechnische belemmeringen zijn. Detailhandel (Artikel 4) De winkel aan de Meldijk is bestemd als detailhandel. Binnen deze bestemming is detailhandel mogelijk. Daarnaast zijn bijbehorende voorzieningen zoals groen, water, nuts‐, parkeer‐ en laad‐en losvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming mogen gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
25
toegestaan. Terrein‐ en erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied mogen worden gebouwd tot een hoogte van 2,5 m. Elders mogen deze worden gebouwd tot een hoogte van 3 m. Gemengd (Artikel 5) Aan de Molenstraat 1 is de bestemming Gemengd opgenomen ten behoeve van de functies bedrijven tot categorie 2, kantoren en een huisartsenpost. Daarnaast zijn bijbehorende voorzieningen zoals groen, water, nuts‐, parkeer‐ en laad‐en losvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming mogen gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Terrein‐ en erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied mogen worden gebouwd tot een hoogte van 2,5 m. Elders mogen deze worden gebouwd tot een hoogte van 3 m. Groen (Artikel 6) De bestemming Groen is gegeven aan beeld‐ of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen en speelvoorzieningen, maar ook voor voet‐ en fietspaden die door het beeldbepalend groen lopen. Horeca (Artikel 7) Het partycentrum in het noorden van het plangebied is bestemd tot Horeca. Binnen deze bestemming zijn horeca‐activiteiten tot categorie 3 uit de Staat van Horeca‐activiteiten toegestaan, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals groen, water, nuts‐, parkeer‐ en laad‐en losvoorzieningen. Binnen de bestemming mogen gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Terrein‐ en erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied mogen worden gebouwd tot een hoogte van 2,5 m. Elders mogen deze worden gebouwd tot een hoogte van 3 m. Binnen de bestemming zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarmee burgemeester en wethouders de bestemming kunnen wijzigen ten behoeve van de vestiging van bedrijven. Bij de eerste wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming Horeca aan de Westerwerf 1 gewijzigd worden in de bestemming 'Bedrijf'. De tweede wijzigingsbevoegdheid vloeit voort uit een overeenkomst tussen de gemeente en de heer Martens die op 22 juni 1998 is gesloten. Strekking hiervan is dat indien de bestemming horeca in zijn geheel of gedeeltelijk (het discotheekgedeelte) komt te vervallen de heer Martens een gedeelte van het parkeerterrein aan de Westerwerf 1 en 3 kan bebouwen ten behoeve van de vestiging van bedrijven. Uitgangspunt voor de bebouwingsmogelijkheden is het voorgaande bestemmingsplan. Dit houdt in dat 80% van de gronden bebouwd mogen worden tot een maximale hoogte van 14 m. Tuin (Artikel 8) De als Tuin aangewezen gronden zijn bestemd als voor‐ en zijtuinen bij woningen. Binnen het gebruik van tuinen wordt ook het kleinschalig houden van dieren, zoals konijnen toegestaan. Op deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarnaast is er een bouwregeling opgenomen om beperkt mogelijkheid te bieden aan de bouw van erkers, luifels en andere ondergeschikte bouwdelen ten behoeve van de bij de aangrenzende bestemming Wonen behorende hoofdgebouwen. Op de gronden voor de woonschepen is de aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen en mag het oppervlak van een bijgebouw per woonschip niet meer dan 9 m² bedragen. Verkeer (Artikel 9) Daar waar een weg een doorstroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als 'Verkeer'. Binnen het plangebied betreft dit de Geesterweg. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen‐ en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
26
Verkeer ‐ Verblijfsgebied (Artikel 10) Het openbaar gebied in het woongebied heeft een verblijfs‐ en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer ‐ Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen‐ en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame‐uitingen. Water (Artikel 11) Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water. Bruggen, steigers, kunstwerken en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, zijn binnen de bestemming mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn woonschepen toegestaan. Het aantal woonschepen mag niet meer bedragen dan 10 en de hoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m. Wonen (Artikel 12) De woongebieden zijn voorzien van de bestemming Wonen. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken om het hoofdgebouw en regels voor bijgebouwen buiten het bouwvlak maar binnen het bestemmingsvlak. Bouwvlakken hoofdgebouwen Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. Per hoofdgebouw is de maximale bouwhoogte en goothoogte afgestemd op de huidige situatie. Erfbebouwing De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van andere bijbehorende bouwwerken. De regeling, zoals opgenomen in de bestemming Wonen, bevat bepalingen met betrekking tot oppervlakte en hoogte van erfbebouwing. Deze regeling sluit aan op het huidige erfbebouwingsbeleid van de gemeente Uitgeest. De aan‐ en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bijbehorende bouwwerken) mogen in totaal niet meer dan 50% van het zij‐ en achtererf bedragen tot een maximum van 50 m². Bij grotere kavels gelden hogere maxima. Indien het zij‐ en achtererf groter is dan 200 m² mag het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken maximaal 75 m² bedragen. Indien het zij‐ en achtererf groter is dan 500 m² mag het oppervlak aan erfbebouwing niet meer dan 100 m² bedragen, voor erven waarbij het zij‐ en achtererf groter is dan 800 m² mag het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 125 m² bedragen. Voor erven met een zij‐ en achtererf groter dan 1.000 m² mag het totaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 200 m² bedragen. In het bestemmingsplan worden op deze manier voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 4 m. Voor erkers aan de voorzijde is een regeling opgenomen in de bestemming Tuin. Aan‐huis‐gebonden beroepen Aan‐huis‐gebonden beroepen zijn, bij direct recht, als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie Wonen toegestaan. Onder aan‐huis‐gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt verstaan een dienstverlenend beroep of activiteiten voor zover sprake is van een inrichting type A. Deze mogen alleen uitgevoerd worden zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 40 m² per woning.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
27
Daarnaast mogen er geen verbouwingen worden gedaan ten behoeve van het bedrijf waardoor afbreuk wordt gedaan aan de woonomgeving, dan wel de woonfunctie. Hieronder valt ook het aanbrengen van storende commerciële reclameobjecten. De activiteit dient te worden uitgevoerd door de bewoner, verhuur van de ruimte is niet toegestaan. Daarnaast mogen de werkzaamheden niet tot overlast leiden voor de omwonenden en mogen er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden. Waarde ‐ Archeologie (Artikel 13 en Artikel 14) Op basis van de archeologische waardenkaart van de gemeente blijkt dat een deel van het plangebied een archeologische waarde heeft. Hiervoor is de dubbelbestemmingen Waarde ‐ Archeologie ‐ 1 en Waarde ‐ Archeologie ‐ 2 opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de gronden beschermd ten behoeve van de archeologische waarden en worden aan de uitvoering van bouwwerkzaamheden en aan andere werkzaamheden regels gesteld, indien de werkzaamheden betrekking hebben op werkzaamheden groter dan 500 m² (WR‐A‐1) of 5.000 m² (WR‐A‐2) en dieper zijn dan 35 cm of geen werkzaamheden betreffen die betrekking hebben op vervangen, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing. Waterstaat (Artikel 15) Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige waterkering is de bestemming Waterstaat opgenomen. Binnen deze bestemming blijven de gebruiks‐ en bouwmogelijkheden van de onderliggende bestemmingen gelden, maar wordt bij bouwplannen en wijziging van gebruik advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
3.5 Algemene regels In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen. Antidubbeltelbepaling Een antidubbeltelbepaling (Artikel 16) wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro). Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening Dit artikel (Artikel 17) geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan in paragraaf 2.5 van de bouwverordening. Algemene gebruiksregels In Artikel 18 zijn gebruiksregels opgenomen aangaande het algemeen gebruik van de gronden binnen het plangebied. Hierin is opgenomen wat verstaan wordt onder strijdig en niet‐strijdig gebruik van de gronden.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
28
Algemene aanduidingsregels Buiten het plangebied zijn 2 molens gelegen. Deze molens hebben een molenbiotoop die is opgenomen in het bestemmingsplan. In Artikel 19 is opgenomen dat binnen 100 m van de molen geen bebouwing mag worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Op een afstand van 100 tot 200 m tot de molen geldt een hoogte beperking waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot de molen. Ook hierbij wordt gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek. Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken indien de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt en niet wordt beperkt vanwege de nieuwe bebouwing of dat de belangen in verband met de op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden. Hoger bouwen dan op basis van hoofdstuk 2 is toegestaan is sowieso niet gegaan. Algemene afwijkingsregels In Artikel 20 wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij omgevingsvergunning afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Er kan gebruik gemaakt worden van de 10%‐regeling, zoals bedoeld in artikel 19 lid a, indien dit uit oogpunt van bouwtechnische of welstandelijke redenen noodzakelijk is. Dit houdt in dat gebruik gemaakt kan worden van deze regeling indien op grond van het Bouwbesluit afmetingen voor bijvoorbeeld gebruiks‐ of woonoppervlak worden gewijzigd of dat uit een welstandsadvies blijkt dat het vanuit dat oogpunt wenselijker is om bijvoorbeeld breder of hoger te bouwen. Algemene wijzigingsregels In de regels is een wijzigingsbevoegdheid (Artikel 21) opgenomen ten behoeve van de overschrijding van bestemmingsgrenzen indien dit voor de technische realisatie van de bestemming noodzakelijk is. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Werking wettelijke regelingen In de regels van een bestemmingsplan wordt in een aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro‐procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen. Zie Artikel 22.
3.6 Overgangsrecht en slotregels In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs‐ en slotregels aan de orde. Overgangsrecht De formulering van het overgangsrecht Artikel 23 is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). Slotregel Deze regel Artikel 24 bevat de titel van het plan.
3.7 Handhaving Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven of andere overheidsorganen zich aan de wet‐ en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
29
enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Uitgeest, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo handhaaft de afdeling Publiekszaken namens het college onder andere de regels van het bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsbepalingen door het bouwtoezicht gehandhaafd worden. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. De gemeentelijke handhaver handhaaft namens en in overleg met het college het gebruik van gemeentelijke gronden. Ook tegen illegale bebouwing of illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden. Doel handhavend optreden Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een bouwvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen ‐ zonder vergunning ‐ bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een bouwvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst. In het plangebied zal gehandhaafd worden op het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Verder zal er qua bouw gecontroleerd worden op de uitvoering van verleende bouwvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde bouwvergunning voor een woning of bijgebouw, de betreffende woning of bijgebouwd niet alsnog wordt gebouwd. Uit een uitvoerige inventarisatie van het plangebied in 2008 zijn er geen illegale situaties naar voren gekomen. Bouwwerken die ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan reeds illegaal zijn, worden met dit bestemmingsplan niet gelegaliseerd. In Artikel 23 van de regels is hiertoe het overgangsrecht opgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
30
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
31
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Inleiding De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks‐, provinciaal en lokaal beleid beknopt samengevat.
4.2 Rijksbeleid 4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011) In de Structuurvisie schrapt het Rijk in de lange lijst van nationale belangen die de mogelijkheden van regio's aan banden leggen. Van de 39 'Nationale belangen', waarvoor het Rijk de kaders schept, blijven er 13 over. Het Rijk richt zich op zaken die voor Nederland al geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld: de hoofdnetwerken voor personen‐ en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen); de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit; de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe). In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Het Rijksbeleid geeft voor het plangebied geen specifieke regels.
4.3 Provinciaal en regionaal beleid 4.3.1 Provinciale structuurvisie (2010) Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Noord – Holland 2040 en de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (Prvs) vastgesteld. De provincie Noord‐Holland heeft haar plannen, toekomstbeelden en ambities voor de komende 3 decennia vastgelegd in de structuurvisie 2040 dat is vastgesteld door GS op 16 februari 2010: toekomstbestendig en duurzaam bouwen; aandacht voor de ruimte buiten de woongebieden; leefgebieden worden belangrijker; de combinatie van wonen, economie en landschap vormen meer een drie‐eenheid dan voorheen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie Noord‐Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen, speelt ze in op de bevolkingskrimp op langere termijn. Door in te zetten op
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
32
het op eigen grondgebied realiseren van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2‐reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord‐Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, in te werken en te bezoeken. Het aanbod van bedrijventerreinen moet goed aansluiten op de vraag. In het kader daarvan is het belangrijk om goed te kijken naar de nut en noodzaak van de aanleg van een nieuw bedrijventerrein en staan op bestaande bedrijventerreinen efficiënt ruimtegebruik en verbetering van kwaliteit centraal. Het bestemmingsplan legt de belangrijke ruimtelijke structuren van het plangebied vast, maar laat binnen de bedrijfsbestemming de ruimte voor de verbetering van de kwaliteit van het terrein. In de structuurvisie wordt Uitgeest omschreven als een kleine kern in het buitengebied. Het plangebied valt binnen de BBG‐zone (Bestaand Bebouwd Gebied). 4.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (2010) Op 3 november 2010 heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. De verordening richt zich voornamelijk op de inhoud van bestemmingsplannen. Het gaat hierbij niet alleen om de juridische inhoud, maar ook om de inhoud van de toelichting. De provinciale verordening heeft voornamelijk betrekking op bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. In het plangebied komen geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voor, maar worden alleen vigerende rechten overgenomen. Voor het plangebied gelden diverse regels uit de verordening: Het plangebied is gelegen in gebied dat in de verordening is aangewezen als Bestaand bebouwd gebied (BBG). De verordening geeft aan dat nieuwe woningbouw en/of overige vormen van verstedelijking niet mogen plaatsvinden in het landelijk gebied. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. Voor het gehele plangebied geldt dat daar waar gecombineerde landbouw wordt toegepast (bijvoorbeeld landbouw als landschapbeheerder, een combinatie van waterbeheer en natuur, recreatie, educatie, kleinschalige productie, zorgboerderijen etc.) voor deze gebieden een maximale grootte van de bouwpercelen van 2 hectare geldt. Dit om de kwetsbaarheid van het landschap te beschermen. Alleen in Assum zijn agrarische percelen gelegen. Deze zijn niet groter zijn dan toegestaan in de verordening.
Bestaand Bebouwd Gebied
Landbouwgebieden: gebied voor gecombineerde landbouw
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
33
4.4 Gemeentelijk beleid 4.4.1 Toekomstvisie Uitgeest 2020 (2009) De Toekomstvisie Uitgeest 2020, met als motto 'Inbreiden waar mogelijk, uitbreiden waar nodig', dient als basis voor de structuurvisie en is vastgesteld door de gemeenteraad van Uitgeest op 7 oktober 2009. De Toekomstvisie geeft een duidelijk beeld van de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. De Toekomstvisie zelf is een vertaling van alle ontvangen signalen en wensen over de toekomst van Uitgeest, met inachtneming van rijks‐ en provinciale randvoorwaarden. In de visie komen deze allemaal aan de orde. Ook zijn enkele overige taken in het kader van de waterhuishouding in de visie vertaald. Gezien het gegeven dat Uitgeest moet groeien om te overleven, maar dat de ruimtelijke betekenis van Uitgeest als zeer belangrijk wordt ervaren, zijn in het kader van de visie meerdere afwegingen van ruimtelijke, maatschappelijke en financiële aard gemaakt, die hebben geleid tot de nu voorliggende visie. De hoofdpunten van deze visie zijn: 1. dorpskarakter behouden; 2. groene omgeving handhaven; 3. zoveel mogelijk in stand houden rode contour (bestaand bebouwd gebied (BBG)); 4. geringe groei met een structureel inwoneraantal van 14.000; 5. financieel gezond blijven; 6. zelfstandigheid; 7. het in stand houden van het huidige voorzieningenniveau; 8. een woningvoorraad die qua samenstelling en omvang past bij de toekomst van Uitgeest. 4.4.2 Structuurvisie Uitgeest 2020 (2010) In de structuurvisie van de gemeente Uitgeest wordt voornamelijk ingegaan op de woningbouwopgave voor de gemeente. Belangrijk in het kader van het aantrekken van nieuwe inwoners is het kunnen aanbieden van werk. Hiervoor dient het bestaande bedrijventerrein in zijn huidige kwaliteit te worden gehandhaafd. Het bedrijventerrein rondom de haven is een locatie om het recreatieaanbod te versterken. Door het levendiger maken van het gebied zal de recreatieve betekenis van dit gebied vergroten. Gezocht moet worden naar een goede mix van functies in dit gebied om dit doel te halen. Een van de mogelijkheden is het bouwen van nieuwbouwwoningen op inbreidingslocaties. Ontwikkelingen die worden geschetst in de structuurvisie zijn nog niet in een dergelijk stadium dat deze direct kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan. Eventuele sport‐ en recreatievoorzieningen kunnen binnen de bestemming Bedrijf worden gerealiseerd middels een afwijking van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. 4.4.3 Prostitutiebeleid gemeente Uitgeest Per 1 oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod in Nederland opgeheven, waardoor (maximaal) één seksinrichting of escortbedrijf binnen de gemeente is toegestaan. Met het opheffen van het bordeelverbod is een seksinrichting aan te merken als een 'gewoon bedrijf'. Daarmee is de vestiging van dergelijke bedrijven veel eenvoudiger geworden. Het is hierdoor noodzakelijk geworden om als gemeente een prostitutiebeleid op te stellen. Het beleid van de gemeente dienaangaande is neergelegd in het bestemmingsplan 'Paraplubepaling Bordeelverbod'. Binnen de gemeentegrenzen wordt het niet wenselijk geacht dat een seksinrichting of escortbedrijf zich kan vestigen in een woongebied, in het dorpscentrum, in de omgeving van scholen of kerken en in de nabijheid van horecagelegenheden, aangezien dit het leefmilieu kan verstoren. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de 'Paraplubepaling Bordeelverbod' de vestiging van één seksinrichting of escortbedrijf binnen een bepaald gebied toegestaan. Een seksinrichting of escortbedrijf valt onder de functie dienstverlening. In het bestemmingsplan is een gebied aangewezen waar de vestiging van één seksinrichting of escortbedrijf wordt toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
34
4.5 Conclusie Het bestemmingsplan Haven en bedrijventerrein 2011 is in overeenstemming met het relevante rijks‐, provinciaal en gemeentelijk beleid. De ontwikkelingen zoals opgenomen in de structuurvisie van de gemeente worden in dit bestemmingsplan niet meegenomen. Wel wordt in dit bestemmingsplan middels een afwijkingsbevoegdheid binnen de bestemming Bedrijf flexibiliteit geboden aan gewenste ontwikkelingen.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
35
Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek
5.1 Geluid In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/h hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Er hoeft daarom geen onderzoek naar optredende geluidsbelastingen te worden gedaan. Hierna wordt voor het plangebied de situatie beschreven voor de wegverkeers‐, railverkeers‐ en industrielawaai. Wegverkeerslawaai Het plangebied ligt binnen de zone van de snelweg A9. Binnen het plangebied liggen verder de zones van alle 50 km/h‐wegen, die in en langs het plangebied lopen. Railverkeerslawaai Binnen het plangebied ligt geen zone vanwege een spoorlijn. Industrielawaai Binnen het plangebied ligt geen zone vanwege een in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. De aanwezige bedrijven in het plangebied moeten zich ten opzichte van de aanwezige woningen houden aan de geluidvoorschriften die in het kader van de Wet milieubeheer voor de betreffende bedrijven gelden.
5.2 Luchtkwaliteit Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar‐ en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
36
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014 (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015 fijn stof (NO2 jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011 24‐uurgemiddelde max. 35 keer p.j. meer dan vanaf 11 juni 2011 concentratie 50 µg/m³ Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied. Onderzoek en conclusie Aangezien het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is, heeft het plan geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. De A9 is de belangrijkste bron van luchtverontreinigende stoffen in (de omgeving van) het plangebied. Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de saneringstool (www.saneringstool.nl) blijkt dat het verkeer op deze weg niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor stikstofdioxide en/of fijn stof. Binnen het gehele plangebied liggen de concentraties ruimschoots onder de grenswaarden. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
5.3 Externe veiligheid Beleid/normstelling Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
37
het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Risicovolle inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het Bevi geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10‐6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt: 10‐5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers; 10‐7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers; 10‐9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers; enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm). De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10‐6 per jaar en voor bestaande situaties 10‐5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm. Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor In december 2009 is de aangepast Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10‐5 per jaar en de streefwaarde 10‐6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10‐6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Binnenkort zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoorwegen worden vastgesteld. Het Basisnet is reeds in concept gereed. Momenteel (eind 2010) is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings‐ en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10‐6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het groepsrisico in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
38
bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het groepsrisico. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie: het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10‐8 per jaar is; of het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden. Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van: de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn; het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR; de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen; de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied. Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen. Onderzoek De resultaten en conclusies in deze paragraaf zijn gebaseerd op het onderzoek externe veiligheid dat is uitgevoerd door DHV (DHV, februari 2010) de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl), de Circulaire RVGS en informatie van de Gasunie. Bedrijvigheid Binnen het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen. Dergelijke inrichtingen worden niet (direct) mogelijk gemaakt door middel van dit bestemmingsplan. Ook zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Uit het onderzoek van DHV blijkt dat het plangebied buiten het invloedsgebied van het spooremplacement aan de Provinciale weg ligt. Vervoer gevaarlijke stoffen In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over het water of over het spoor vervoerd. In het oosten grenst het plangebied aan de A9. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de Circulaire RVGS blijkt dat voor beide wegen de PR 10‐6‐risicocontour niet buiten de weg ligt. Het plangebied ligt dus buiten deze risicocontour. Wel ligt een deel van het plangebied binnen het invloedsgebied van het GR van deze weg. Uit de Circulaire RVGS en het Basisnet weg blijkt dat het GR kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard. Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft daarom geen invloed op de hoogte van het GR. Omdat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet tot een toename van het GR leidt, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Deze verantwoording is opgenomen in Bijlage 3. Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen In het plangebied liggen geen leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de omgeving van het plangebied liggen wel dergelijke leidingen. Het betreft hier uitsluitend hogedrukaardgastransportleidingen. Aangezien het plangebied op meer dan 900 m van deze leidingen ligt, valt het plangebied buiten de PR 10‐6‐risicocontouren en buiten de invloedsgebieden van het GR van deze leidingen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert. Het plangebied ligt buiten de PR 10‐6‐risicocontouren en de vaststelling van het bestemmingsplan heeft geen invloed op de hoogte van het GR.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
5.4 Bedrijven en milieuhinder
39
Normstelling en beleid In een bestemmingsplan moet bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen: ter plaatse van de woningen een goed woon‐ en leefmilieu worden gegarandeerd; rekening worden gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn gebaseerd op de VNG‐publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Gevoelige bestemmingen en gebiedstypen; uitgangspunten milieuzonering Het plangebied is een lokaal bedrijventerrein waar geen functiemenging gewenst is en geen geluidszone op grond van de Wet geluidhinder geldt. Daarom is in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (hierna: SvB 'bedrijventerrein'). Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB 'bedrijventerrein' wordt verwezen naar Bijlage 1 van deze toelichting. Bij de milieuzonering dient rekening te worden gehouden met diverse bedrijfswoningen binnen het plangebied, de woningen op het bedrijventerrein en de woningen in de omgeving van het bedrijventerrein. Bedrijfswoningen De bedrijfswoningen op het bedrijventerrein worden gehandhaafd. Voor dit type woningen worden minder hoge eisen aan het woon‐ en leefklimaat gesteld door de aanwezigheid van het (vaak eigen) bedrijf en de hinder die dit veroorzaakt. Voor nieuwe bedrijventerreinen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast bedrijfswoningen, bedrijven uit maximaal categorie 2 toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie die in de regel historisch gegroeid is, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de SvB 'bedrijventerrein' toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan. Woningen bij de haven en de woonschepen In het gebied rondom de haven zijn ook burgerwoningen aanwezig. Tevens liggen in het water tussen de Populierenlaan en de snelweg A9 10 woonschepen. Gezien de ligging rondom de haven en nabij het bedrijventerrein, betreft het hier een gemengd gebied, zodat met één afstandsstap van de richtafstanden mag worden afgeweken. De richtafstand voor categorie 2 bedrijven in gemengd gebied bedraagt 10 m. Omdat het hier gaat om een bestaande situatie en een gebied dat van oudsher al een bedrijfsmatige functie heeft, is het acceptabel dat direct naast deze woningen bedrijven uit maximaal categorie 2 van de SvB 'bedrijventerrein' zijn toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.1 zijn op een afstand van 30 m toegestaan en bedrijven uit categorie 3.2 op een afstand van 50 m. Woningen in de directe omgeving van het plangebied De woningen ten westen en noordoosten van het plangebied liggen in de directe omgeving van agrarische bedrijven. Daarom worden deze woningen tot het omgevingstype gemengd gebied gerekend. Ten opzichte van deze woningen kan daarom met één afstandsstap worden afgeweken van de richtafstanden uit de SvB 'bedrijventerrein'.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
40
Het deel van de kern van Uitgeest dat ten zuiden van het plangebied ligt, wordt gekenmerkt door een menging van onder andere de functies wonen, detailhandel en lichte bedrijvigheid. Daarom wordt ook dit deel van Uitgeest aangemerkt als een gemengd gebied. Deze functiemenging is recent ook in het bestemmingsplan Wonen Noord vastgelegd. Daarom kan ten opzichte van deze woningen met één afstandsstap worden afgeweken van de richtafstanden uit de SvB 'bedrijventerrein'. Uitwerking milieuzonering Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in Bijlage 1 en de afwijkingen hiervan zoals hierboven beschreven. Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 3.2 algemeen toelaatbaar. Bij de milieuzonering zijn de direct afleesbare afstandslijnen zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de bestaande terreingrenzen van de aanwezige bedrijven en kavels. Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid, krijgen een maatbestemming. Op basis hiervan kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze maatbestemming. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of ‐verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Horeca In het noorden van het plangebied ligt de discotheek Bob's Party Palace. Hoewel deze functie niet als bedrijf wordt bestemd, dient in het bestemmingsplan vanuit het kader van een goede ruimtelijke ordening toch te worden ingegaan op de milieuhinder als gevolg van deze discotheek. Hierboven is reeds beschreven dat de SvB 'bedrijventerrein' gebaseerd is op de VNG‐publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie zijn ook richtafstanden opgenomen voor milieuhinderlijke functies die niet als bedrijf worden bestemd. Voor een discotheek geldt op grond van deze publicatie een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Aangezien de dichtstbijzijnde woning op ongeveer 70 m van deze discotheek ligt, zal er ter plaatse van woningen geen sprake zijn van onaanvaardbare milieuhinder van de discotheek. Conclusie Door middel van de milieuzonering die in de regels en op de verbeelding is vastgelegd wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat. Tevens worden bestaande bedrijven niet in hun huidige bedrijfsvoering beperkt. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van dit bestemmingsplan.
5.5 Bodemkwaliteit
Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe ontwikkelingen dienen in principe op schone gronden te worden gerealiseerd. Het betreft hier een consoliderend bestemmingsplan, bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
5.6 Kabels en leidingen Binnen het plangebied bevinden zich geen planologisch relevante kabels of leidingen die moeten worden opgenomen op de plankaart en in de regels. Tevens liggen hier geen hoogspanningsleidingen, straalpaden of telecomverbindingen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering is voor het plangebied.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
41
5.7 Schiphol Beleid Luchthavenindelingbesluit Het rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet Luchtvaart die op 20 februari 2003 in werking is getreden (verder gewijzigde Wet Luchtvaart genoemd). De gewijzigde Wet Luchtvaart is gericht op het tot stand brengen van een wettelijke grondslag voor het nieuwe regime voor de luchthaven Schiphol. Deze wet vormt de grondslag voor twee uitvoeringsbesluiten: het Luchthavenverkeerbesluit en het Luchthavenindelingbesluit. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen in overeenstemming te zijn met het Luchthavenindelingbesluit. De ruimtelijke consequenties van de gewijzigde Wet Luchtvaart worden weergegeven in het Luchthavenindelingbesluit. In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking. Nota Ruimte In de Nota Ruimte wordt aangegeven dat Schiphol voor de toekomst ruimte nodig heeft om uit te breiden. Derhalve is op een PKB‐kaart de zogenoemde 20 Ke‐contour opgenomen. Binnen deze contouren mogen geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. Herstructurering en intensivering in bestaand gebouwd gebied zijn binnen de 20 Ke‐contour nu en in de toekomst wel mogelijk. Revitalisering, herstructurering en transformatie van bestaande woon‐ en werkgebieden is volgens de Nota cruciaal om de gestelde ruimtelijke doelen te kunnen bereiken. Onderzoek In het zuidoosten ligt een klein deel van het plangebied binnen het beperkingengebied uit het Luchthavenindelingenbesluit. Hier mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Omdat het hier om een consoliderend bestemmingsplan gaat, vormt de ligging binnen het beperkingengebied geen belemmering voor de vaststelling van het plan. Ook ligt een deel van het plangebied binnen de 20 Ke‐contour uit de Nota Ruimte. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe woningen. Ook de ligging binnen de 20 Ke‐contour vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Conclusie Geconcludeerd wordt dat de ligging nabij Schiphol geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.8 Water Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits‐ en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
42
paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld. Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: Nationaal Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet. Provinciaal: Provinciaal Waterplan 2010‐2015. Waterschapsbeleid In het Waterbeheersplan 2010‐2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010‐2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit. De Keur van het Waterschap is een vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. In dit kader is het van belang te weten dat langs hoofd‐ en overige watergangen een zone ligt van respectievelijk 5 m en 2 m ter bescherming van het profiel en onderhoud. Ook langs waterkeringen ligt een (variabele) zone voor bescherming en onderhoud van de waterkeringen, voor het realiseren van bouwwerken en het uitvoeren van werken binnen deze zone dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd. Daarnaast is het zonder vergunning van het hoogheemraadschap niet toegestaan neerslag versneld tot afvoer te laten komen van een oppervlak van 800 m2 of meer door aanbrengen van verharding of bebouwing op onverharde grond. Een vergunning wordt doorgaans verleend nadat overeenstemming met het hoogheemraadschap is bereikt ten aanzien van compenserende maatregelen. Gemeentelijk beleid In het Waterplan Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest staan maatregelen die wateroverlast beperken en de waterkwaliteit verbeteren. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het plan samen met de gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest opgesteld. De gemeenten en het Hoogheemraadschap hebben samengewerkt aan een waterplan waarin het hele watersysteem onderzocht is. Voor de komende tien jaar staan maatregelen in het plan die het systeem moeten verbeteren zodat wateroverlast beperkt wordt, de waterkwaliteit wordt verbeterd, schoon duinwater beter wordt benut en het aanwezige water een natuurlijke inrichting krijgt. Een klankbordgroep met vertegenwoordigers van belangengroepen, agrariërs en natuurorganisaties hebben een rol gespeeld bij het tot stand komen van het plan. Huidige situatie Algemeen Het plangebied is ten noorden van de kern Uitgeest, ten westen van de A9 gelegen. In de huidige situatie bestaat het plangebied voornamelijk uit bebouwing, verharding, groen en water.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
43
Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse voornamelijk uit klei. In het noorden van het plangebied komen ook zandgronden voor. Binnen het plangebied komt voornamelijk grondwatertrap II of III voor. In tabel 5.2 zijn de bijbehorende grondwaterstanden weergegeven. Tabel 5.2 Grondwaterstanden grondwatertrap gemiddeld Hoogste grondwaterstand gemiddeld laagste grondwaterstand (m‐maaiveld) (m‐maaiveld) II < 0,4 m tussen 0,5 m en 0,8 m III < 0,4 m tussen 0,8 en 1,2 m Waterkwantiteit Binnen het plangebied zijn een aantal oppervlaktewateren gelegen. Langs de A9 is een watergang gelegen. De watergang langs de Geesterweg/Limmerweg is aangemerkt als hoofdwatergang. In het zuiden van het plangebied bevindt zich een uitloper van het Uitgeestermeer. Naast hoofdwatergangen dient een onderhoudsstrook van 5 m vrijgehouden te worden. Het plangebied bestrijkt in totaal 3 verschillende poldergebieden en een boezemgebied. Het havengebied ligt grotendeels in de polder 'Uitgeester‐ en Heemskerekerbroek'. Het zuidelijk deel van het bedrijventerrein ligt deels in de polder 'De Zien' en deels in het boezemgebied. Tenslotte ligt het noordelijk deel van het bedrijventerrein in de 'Dorregeesterpolder'. Deze verschillende watersystemen kennen ieder hun eigen karakteristieken, waarbij verschillende streefpeilen worden gehanteerd. Het plangebied wordt doorkruist door een aantal boezemwaterlopen van de Schermerboezem. Deze waterlopen hebben een belangrijke af‐ en aanvoer voor de aanwezige gemalen en inlaten. Waterkeringen langs deze boezemtakken beschermen het gebied tegen overstroming. Op de plekken waar open water in het gebied aanwezig is, worden de volgende streefpeilen gehanteerd: Polder Zomerpeil t.o.v. NAP Winterpeil t.o.v. NAP Uitgeester‐ en Heemskerkerbroek polder ‐1,57 ‐1,57 Polder De Zien ‐1,05 ‐1,05 Dorregeesterpolder ‐1,05 ‐1,15 Schermerboezem ‐0,50 ‐0,50 Watersysteemkwaliteit en ecologie Het Uitgeestermeer is aangemerkt als Kaderrichtlijn Water‐waterlichaam (KRW‐waterlichaam). Veiligheid en waterkeringen De Meldijk en de kering van de watergang langs de Geesterweg/Limmerweg zijn aangemerkt als regionale waterkering. Binnen de kern‐ en beschermingszones van de waterkering gelden beperkingen vanuit de Keur. Afvalwaterketen en riolering Binnen het plangebied is een gemengd rioleringsstelsel aanwezig. Afkoppelen wordt gestimuleerd. Toekomstige situatie Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan‐ of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
44
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en ‐beheer te verbeteren. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet‐uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's‐houdende materialen), zowel gedurende de bouw‐ als de gebruiksfase. Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan‐ of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Water en Waterstaat in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat' toebedeeld gekregen. Conclusie Vanwege de consoliderende aard heeft het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
5.9 Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit het bestaande bedrijventerrein en is grotendeels verhard. Verder bestaat het plangebied uit bebouwing, watergangen en groenstroken langs de snelweg. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Resultaten onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur‐ of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft, treden geen
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
45
negatieve effecten op, in nabijgelegen natuurgebieden. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier‐ of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora‐ en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. In het plangebied komen naar verwachting de volgende beschermde soorten voor: vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 dotterbloem, zwanenbloem, brede wespenorchis en grote kaardenbol egel, mol, haas, wezel, hermelijn, veldmuis, dwergmuis, bosmuis, gewone bosspitsmuis en huisspitsmuis bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker ontheffingsregeling Ffw tabel 2 kleine modderkruiper tabel 3 bijlage 1 AMvB bittervoorn bijlage IV HR alle vleermuizen rugstreeppad vogels cat. 1 t/m 4 huismus Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Aangezien er geen ontwikkelingen voorzien zijn, staat de Flora‐ en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
5.10 Cultuurhistorie en archeologie
Regelgeving en beleid Wet archeologische monumentenzorg Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Analyse en conclusie Op de archeologische waardenkaart van de gemeente is het plangebied aangegeven als gebied waar op delen een trefkans is op archeologische waarden. Ter bescherming van deze waarden zijn in het bestemmingsplan twee archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Voor de gebieden die in figuur 5.1 zijn aangegeven als AWV‐1 en AWV‐6 is de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie ‐ 1
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
46
opgenomen. Voor de gebieden die aangegeven zijn als AWV‐4 en AWV‐7 is de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie ‐ 2 opgenomen.
Figuur 5.1 In het plangebied is een aantal monumenten gelegen. Gemeentelijke monumenten Geesterweg 24; Hoorne 1 en 6; Bonkenburg 2‐4 en 8; Scharloo 2‐4. Deze monumenten zijn beschermd middels de Monumentenwet en worden in het bestemmingsplan derhalve niet meer van een apart beschermingsregime voorzien. Daarnaast zijn, net buiten het plangebied, twee molens gelegen: De Dog en de Kat. Deze molens hebben van oudsher de functie om de achterliggende polder droog te houden. Tegenwoordig hebben de molens ook een belangrijke landschappelijke waarde. Deze waarde wordt voor een belangrijk deel gevormd door de openheid van het landschap om de molens heen. Van oudsher hebben de molens een windrecht, waardoor de omgeving van de molen gevrijwaard bleef van (hoge) bebouwing. Hierdoor bleef de openheid van de molen beschermd. In het bestemmingsplan wordt de openheid van het landschap beschermd door het opnemen van een molenbiotoop. Binnen een straal van 200 meter is een zone opgenomen, waarbinnen de bebouwing moet voldoen aan bepaalde hoogtematen om zo de openheid van het landschap te kunnen garanderen.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
47
5.11 Duurzaamheid Duurzaam bouwen Beleid Duurzaam Bouwen is een bouwmethode waarbij vanaf het ontwerp tot en met het gebruik zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met het milieu, zowel nu als in de toekomst. In het plan dient aandacht besteed te worden aan duurzaam bouwen ingevolge het vigerende beleid. Gemeente Uitgeest heeft ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in het milieubeleidsplan 2008‐2012. Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007‐2011 Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan de volgende afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie: reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energie‐besparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en innovatie te stimuleren is de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en wordt deze in 2015 aangescherpt naar 0,4. GPR Gebouw® 4 GPR Gebouw® 4 is een instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt met nadruk op energie aspecten. De ambitie is minimaal een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld minimaal een 7.0 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Deze ambities komen overeen met de omliggende gemeenten, zoals Heemskerk, Beverwijk en Velsen. Conclusie Overeenkomstig het beleid van de gemeente dient duurzaam te worden gebouwd en bij bedrijven energiebesparende maatregelen te worden genomen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Het bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. Van belang is dat duurzaamheid / energiebesparing vroeg in het bouwproces wordt meegenomen. Duurzame genomen gebouwen zijn afhankelijk van de getroffen maatregelen doorgaans comfortabeler en in de exploitatiefase worden besparingen bereikt.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
48
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
49
Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in uit te voeren werken of werkzaamheden. Een uiteenzetting van inzichten over de uitvoerbaarheid op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor het overige niet nodig gebleken. Met de vaststelling van het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld, aangezien er geen sprake van een bouwplan dat wordt mogelijk gemaakt als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Bro. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid In het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is het voorontwerpbestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegd en zijn burgers binnen de ter inzage termijn in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een inspraakreactie. Gedurende deze periode zijn 5 inspraakreacties binnen gekomen. Deze inspraakreacties zijn, samen met de vooroverlegreacties, samengevat en beantwoord in Bijlage 6. Het ontwerpbestemmingsplan zal wederom 6 weken ter inzage worden gelegd. De procedure die het bestemmingsplan Haven en bedrijventerrein 2011 volgt, is de procedure zoals deze door de Wet ruimtelijke ordening wordt voorgeschreven. Met betrekking tot het houden van inspraak bij bestemmingsplannen heeft de gemeente Uitgeest gekozen voor een uniforme aanpak. Deze uniforme aanpak is opgenomen in de 'Inspraakverordening' van de gemeente Uitgeest. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan de wettelijk aangewezen overleginstanties zoals opgenomen in hoofdstuk 7. De eventuele reacties van de overlegpartners zullen eveneens samengevat worden weergegeven en van beantwoording voorzien.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
50
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
51
Hoofdstuk 7 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het vooroverleg zijn de volgende diensten c.q. instellingen gevraagd te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan: 1. provincie Noord‐Holland; 2. Rijkswaterstaat directie Noord‐Holland; 3. Veiligheidsregio Kennermerland; 4. Milieudienst IJmond; 5. Ministerie van VROM 6. N.V. P.W.N. Waterleidingbedrijf Noord‐Holland; 7. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier; 8. Gasunie; 9. Werkgroep Oer‐IJ; 10. Nuon; 11. Ondernemersvereniging Heemskerk Beverwijk Uitgeest (OHBU); 12. Ziggo; 13. KPN Telecom; 14. Kamer van Koophandel Amsterdam; 15. Liander. Het voorontwerpbestemmingsplan Haven en bedrijventerrein 2011 is in week 38/39 verstuurd aan de overlegpartners in het kader van het vooroverleg ex art 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Van 5 overlegpartners is een reactie ontvangen. Bij 1 overlegpartners gaf het bestemmingsplan aanleiding tot het maken van opmerkingen. De reacties van de overlegpartners is samengevat en beantwoord in Bijlage 6.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
52
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
bijlagen bij de Toelichting
54
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
55
Bijlage 1 Ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen ‐ wat ecologie betreft ‐ moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit het bestaande bedrijventerrein en is grotendeels verhard. Verder bestaat het plangebied uit bebouwing, watergangen en groenstroken langs de snelweg. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Normstelling Flora‐ en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora‐ en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier‐ en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier‐ en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings‐ of vaste rust‐ en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land‐ en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
56
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust‐ en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5‐soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel‐ en Habitatrichtlijn; b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
57
Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur‐ of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft, treden geen negatieve effecten op, in nabijgelegen natuurgebieden. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.
Figuur 1: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: provincie Noord‐Holland)
Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; www.ravon.nl; FLORON, 2002 en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Planten De meest gevarieerde vegetaties zijn aanwezig langs de oevers en in sloten en langs de groenstroken. Mogelijk aanwezige soorten zijn de licht beschermde dotterbloem, zwanenbloem, brede wespenorchis en grote kaardenbol. Vogels In het opgaand groen binnen het plangebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als pimpelmees, koolmees, staartmees, roodborst, spreeuw en ekster hun leefgebied hebben. De watergangen kunnen leefgebied bieden aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. De bebouwing biedt mogelijk ook nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, kauw en spreeuw. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai. Zoogdieren De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in het plangebied soorten als
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
58
egel, mol, haas, wezel, hermelijn, veldmuis, dwergmuis, bosmuis, gewone bosspitsmuis en huisspitsmuis voorkomen. De in het plangebied aanwezige gebouwen en bomen zijn mogelijk geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. De groenstroken zijn mogelijk onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen. De lijnvormige structuren, watergangen en bomenrijen, hebben mogelijk een functie als vaste migratie/vliegroutes van vleermuizen. Amfibieën Gezien de voorkomende biotopen zijn algemene soorten als bruine kikker, middelste groene kikker en gewone pad te verwachten in het plangebied. In de omgeving van Uitgeest komt ook de zwaar beschermde rugstreeppad voor. De rugstreeppad houdt met name van zandige biotopen in de buurt van water. Vissen In de watergangen komen mogelijk de beschermde kleine modderkruiper en bittervoorn voor. Overige soorten Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In tabel B.3.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel B.3.1: Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 dotterbloem, zwanenbloem, brede wespenorchis en grote kaardenbol egel, mol, haas, wezel, hermelijn, veldmuis, dwergmuis, bosmuis, gewone bosspitsmuis en huisspitsmuis bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker ontheffingsregeling Ffw tabel 2 kleine modderkruiper tabel 3 bijlage 1 bittervoorn AMvB bijlage IV alle vleermuizen HR rugstreeppad vogels cat. 1 t/m 4 huismus Toetsing en conclusie Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier‐ of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Aangezien er geen ontwikkelingen voorzien zijn, staat de Flora‐ en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Bijlage 2. Bedrijfsinventarisatie straat
nr.
naam en aard van het bedrijf
S.B.I. code
Categorie
algemene toelaatbaarheid
specifieke aanduiding
Opmerkingen
Meldijk
23
Stokkenfabriek vh F. Zonjee B.V.
203,204, 205
3.2
3.1
(sb-1)
p.o.>200 m2
Meldijk
23
Grafico (graveren glas en metaal) 2651, 2851.1
3.2
3.1
Molenwerf
12
Fabreeka (Rubberbandenfabriek)
2511
4.2
3.2
(sb-3)
Molenwerf
8E
Speedsupport (fabricage en tuning kartmotoren)
343
3.2
3.1
(sb-4)
Molenwerf
9
De Bever (productie schoonmaakmiddelen)
2451
4.2
3.2
(sb-5)
Molenwerf
14
AtéCé Graphic Products
4.1
3.1
Molenwerf
5
Constructiebedrijf Bezo Uitgeest
281
3.2
3.1
(sb-9)
Nieuwland
35
P.J.N.M. Baltus (hoefsmederij)
287.B
3.2
2
(sb-6)
Populierenlaan
49
GSF Europe B.V. (kunststoftechniek; maken van filters)
252.3
3.1
2
(sb-7)
Populierenlaan
49A
Admiraal Luchtverwarming B.V.
453
3.1
2
(sb-8)
Populierenlaan
57
J.W. Langendijk (houtbewerking, houtzagerij)
203,204, 205
3.2
3.1
(sb-1)
p.o.>200 m2
Westerwerf
2
Ton Scholten’s Tegeltiek BV
-
2
(dth)
Volumineuze detailhandel
Westerwerf
20
Repa Transportbanden B.V. (Rubberbandenfabriek)
4.2
3.2
(sb-3)
2511
(sb-2)
p.o.>200 m2
60
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Bijlage 3 Verantwoording Groepsrisico
B.1 Inleiding Beleidskader Op grond van artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen dient in een bestemmingsplan dat binnen het invloedsgebied van het GR van een weg transportas ligt, het groepsrisico verantwoord te worden. Uit paragraaf 5.3 van de toelichting blijkt dat in dit geval kan worden volstaan met een beperkte verantwoording. Bij een beperkte verantwoording komen aan bod: de verwachte dichtheid van personen in het invloedsgebied als gevolg van het besluit; de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde; de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval; de mogelijkheden voor personen binnen het invloedsgebied, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. In relatie tot de laatste twee aspecten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, dient de regionale brandweer of veiligheidsdienst in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen (artikel 12 lid 2 Bevb). In het kader van het vooroverleg is advies uitgebracht door de regionale brandweer Kennemerland. Leeswijzer In deze verantwoording wordt achtereenvolgens ingegaan op: 1. Berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; 2. Bestrijdbaarheid van rampen; 3. Zelfredzaamheid van personen in invloedsgebied; 4. Beschrijving van restrisico.
B.2 Situatie en relevante risicobronnen 1. Plaatsgebonden risico en groepsrisico Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van de A9. Het groepsrisico van deze wegen is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De vaststelling van het consoliderende bestemmingsplan leidt niet tot een toename van het groepsrisico. De PR 10 -6risicocontour ligt niet buiten de weg. In het plangebied liggen dus geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-risicocontour.
2. Bestrijdbaarheid De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet zijn taken goed uit kunnen voeren om verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan voldoende/adequate aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer Kennemerland de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. Bereikbaarheid Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is zowel vanuit het zuiden via de Provinciale weg en vervolgens de Middenweg te bereiken als vanuit het noorden via de Geesterweg. De bereikbaarheid voor hulpdiensten is daarmee goed te noemen. Bluswatervoorziening Voor het voorkomen van een warme BLEVE (Boiling liquid expanding vapour explosion) dient een aangestraalde tankwagen tijdig te worden gekoeld en de brandhaard te worden geblust. De brandweer heeft hiervoor voldoende bluswatercapaciteit nodig. Een koude BLEVE is niet te bestrijden omdat de tank meteen explodeert. Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen/op te nemen met water. Bij een ongeval met een plasbrand dienen hulpverleningsdiensten zich te richten op bronbestrijding alsmede voorkoming en bestrijding van secundaire effecten door het blussen van de branden. De brandweer geeft in haar advies d.d. 9 november 2011 aan dat er nabij de Rijksweg A9 onvoldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn om bovenstaande scenario’s te bestrijden en escalatie te voorkomen. Een tekort aan bluswatervoorzieningen vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. De gemeente dient hierover in overleg te gaan met de brandweer.
3. Zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied Binnen het effectgebied van het plasbrandscenario en het toxisch scenario zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen zijn daarnaast geen beperkingen aanwezig. De infrastructuur in de omgeving is op een juiste manier ingericht, wat ontvluchting mogelijk maakt. Binnen weten: -
het effectgebied van het BLEVE-scenario zijn wel (beperkt) kwetsbare objecten gelegen, te Jeugd en Jongerencentrum Millhouse aan de Molenwerf 6; Kantoor Bufa BV aan de Molenwerf 13; Monkey Town indoorspeeltuin aan de Molenwerf 20;
Partycentrum Uitgeest aan de Westerwerf 1. Ter plaatse van deze functies verblijven personen slechts een gedeelte van de dag. Daarnaast zijn deze gebouwen goed te ontvluchten. Ook bij dit scenario zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen geen beperkingen aanwezig. Dit scenario kan echter wel leiden tot een situatie waarbij de hulpvraag het hulpaanbod overschrijdt. De volgende maatregelen kunnen worden getroffen teneinde de risico’s te beperken en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en hulpverlening te vergroten: Personendichtheid: Het is van belang dat het aantal aanwezigen rondom de risicobron beperkt blijft; Noodplannen: Voor de in het plangebied aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten waar noodplannen voor opgesteld dienen te worden, dienen deze mede op basis van de genoemde externe veiligheidsrisico’s opgesteld te worden; Risicobewustzijn: Van belang is zorg te dragen voor een goede informatievoorziening aan de aanwezige personen, opdat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit. 4. Restrisico Na het treffen van maatregelen resteert een restrisico. Dit betreft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij het maatgevende scenario, ondanks de getroffen maatregelen. Door de maatregelen kan de omvang van mogelijke incidenten gereduceerd worden tot een omvang die beter beheersbaar wordt geacht voor de hulpverleningsdiensten.
B.3 Conclusie Er is geen sprake van (grote groepen) personen met een verminderde zelfredzaamheid ter plaatse van het projectgebied. De gemeente zal toegezien de uitvoering van maatregelen ter verbetering van de bestrijdbaarheid van calamiteiten en vergroting van de zelfredzaamheid van aanwezige personen binnen het invloedsgebied. Ondanks deze maatregelen blijft de kans op een ongeval met aanzienlijke gevolgen aanwezig. Dit wordt aangeduid met het restrisico. Het bevoegd gezag, de gemeente Uitgeest, neemt kennis van het restrisico en neemt de verantwoording voor eventuele gevolgen.
62
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Bijlage 4 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'
1. Algemeen Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
2. Toepassing 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' ('standaard SvB') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen1). De 'standaard SvB' kan in verschillende situaties gehanteerd worden, bijvoorbeeld: om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen; in buitengebieden; op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwoningen; om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid.
1) Aangezien de wijze van milieuzonering met richtafstanden reeds vele jaren de standaardmethodiek voor milieuzonering is in Nederland, wordt voor het gebruik van de daarop gebaseerde Staat van Bedrijfsactiviteiten de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' genoemd.
In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de 'standaard SvB' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de 'standaard SvB' indicaties voor verkeersaantrekkende werking. Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de 'standaard SvB' gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Te hanteren richtafstanden De 'standaard SvB' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
milieucategorie
richtafstand (in meters) rustige woonwijk
gemengd gebied
1
101
0
2
30
102
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3 6
1.000 1.500
700 1.000
Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de 'standaard SvB' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn; bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen. In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan. De toegepaste 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' De in dit bestemmingsplan opgenomen 'standaard SvB' komt in verregaande mate overeen met de VoorbeeldStaat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste 'standaard SvB' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBI-codes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNG-publicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst is verwerkt in de 'standaard SvB' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de 'standaard SvB' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren.
1) Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. 2) Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving zelfs toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing in gemengde gebieden.
Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten1) van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.8. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBI-code 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling.
3. Flexibiliteit De 'standaard SvB' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de 'standaard SvB' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de 'standaard SvB' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de 'standaard SvB' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de 'standaard SvB' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. In de 'standaard SvB' is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de 'standaard SvB' aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
SBI 93/standaard SvB oktober 2010
1) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.
Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Horeca‐activiteiten Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom aangesloten bij de systematiek van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de milieuregelgeving en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op deze regelgeving op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten. Wanneer relevant wordt daar in de plantoelichting apart op ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten bieden de richtafstandenlijsten uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden1); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen2); de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Hierbij is voor categorie 1 een onderscheid gemaakt in oppervlakte om de verkeersaantrekkende werking van deze
1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV. Uitgangspunt bij de Staat van Horecaactiviteiten is de openingstijden die een horeca-activiteit, mede gelet op de aard van de omgeving, normaal gesproken nodig heeft om te kunnen functioneren. 2) Ruimtelijk relevant is bovendien dat deze gebruikelijke openingstijden in het algemeen kunnen verschillen per gebied (horeca bij klein winkelcentrum in woonwijk versus horeca in centrumgebied/uitgaansgebied)
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SvH 2011
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
2
horeca-activiteiten in de categorisering op te nemen. Hierbij wordt uitgegaan van het vloeroppervlak van de betreffende horeca-activiteiten1). Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. 'lichte horeca': Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend en in hoofdzaak etenswaren en maaltijden verstrekken. Zij veroorzaken hierdoor slechts beperkte hinder voor omwonenden: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in rustige woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden vindt mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats; In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants, pensions en dergelijke; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels; 2. 'middelzware horeca': Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook deels 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. Het kunnen ook bedrijven uit categorie 1 zijn die gelet op hun locatie en de aard van hun omgeving delen van de nacht geopend zijn, bijvoorbeeld een snackbar in een centrumgebied; 3. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Bij de verschillende horecabedrijven zijn de activiteiten die in hoofdzaak worden uitgevoerd richtinggevend voor de categorie-indeling: de hoofdfunctie van het bedrijf wordt ingedeeld met behulp van de Staat van Horeca-activiteiten. Ondergeschikte functies maken onderdeel uit van de hoofdactiviteit en worden niet bij de categorie-indeling betrokken. Zo is het verhuur van ruimtes/zalen bij een café een ondergeschikte activiteit die niet tot andere milieuhinder leidt: voor die ruimtes gelden dezelfde openingstijden als bij de hoofdactiviteit en deze ruimtes zijn in het algemeen beperkt in aantal en omvang. Voor hotels met bar geldt dat de bar in het algemeen een ondergeschikte activiteit betreft die bedoeld is als service richting hotelgasten: een dergelijke activiteit zal in het algemeen geen andere bezoekers aantrekken en leidt als ondergeschikte functie niet tot relevant andere milieueffecten. Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van 1) Dat wil zeggen de totale bebouwde ruimte (inclusief opslag- en overige dienstruimten) en de totale onbebouwde ruimte inclusief terras voor zover deze binnen de horecabestemming is gelegen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SvH 2011
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
3
een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten en een dergelijk bedrijf één categorie lager kan indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat een omgevingsvergunning tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten die zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een omgevingsvergunning worden verleend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SvH 2011
66
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
67
Bijlage 6 Nota Inspraak
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
68
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Nota Inspraak Bestemmingsplan Haven- en bedrijventerrein 2011
1
Inleiding In week 38/39 is het voorontwerp bestemmingsplannen voor het Haven – en bedrijventerrein 2011 toegezonden aan diverse instanties. De meeste instanties hebben een kennisgeving digitaal ontvangen. Een aantal instanties waarvan geen e-mail adres bekend is zijn schriftelijk ingelicht. Per mail 1. provincie Noord-Holland (22 september 2011); 2. Rijkswaterstaat (26 september 2011); 3. Veiligheidsregio Kennemerland (26 september 2011); 4. Milieudienst IJmond (26 september 2011) ; 5. Ministerie van VROM(22 september 2011) ; 6. PWN (26 september 2011); 7. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (22 september 2011) 8. Gasunie (26 september 2011); 9. werkgroep Oer-IJ (26 september 2011)
Per Post ; 10. NUON(26 september 2011); 11. Ondernemersvereniging Heemskerk Beverwijk Uitgeest(OHBU) (26 september 2011) 12. Ziggo (26 september 2011) 13. KPN Telecom (26 september 2011) 14. Kamer van Koophandel (26 september 2011) 15. Liander (26 september 2011)
Inspraakreacties Binnen de bovenstaande periode zijn er 10 inspraakreacties ingekomen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
KPN 6 oktober 2011; Hoogheemraadschap 11 oktober 2011 Provincie Noord-Holland 13 oktober 2011 VROM 8 november 2011 Brandweer Kennemerland 10 november 2011 Bob’s Party palace 10 november 2011 T.G. Kaandorp 10 november 2011 Spanberg BV 10 november 2011 BV stokkenfabriek v/h f. Zonjee 11 november 2011 Promoevents B.V. 11 november 2011
2
De inspraakreacties worden hieronder kort en bondig uiteengezet en voorzien van een gemeentelijke reactie. 1. Op 6 oktober 2011 hebben wij van de KPN een inspraakreactie ontvangen. De KPN wil dat wij bestaande tracés handhaven, nieuwe tracés creëren, toekomstige tracés vrijhouden van de toegewezen tracés van Bomen en beplanting en in overleg beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van mogelijke kabelverdeelkasten van KPN.
Bestaande en toegewezen tracés worden gehandhaafd. Nieuwe tracés en het beschikbaar stellen van gronden ten behoeve van mogelijke kabelverdeelkasten zal in overleg met de gemeente moeten geschieden.
2. Het hoogheemraadschap heeft op 11 oktober 2011 een inspraakreactie ingediend. Zij verzoeken een gedeelte van de toelichting aan te passen, omdat het gemaal aan de Meldijk een ander gebied bemaalt dan de molens De Kat en De Dog. De Waterparagraaf in 5.8. dient te worden aangepast en eventueel verduidelijkt met een kaartje.
De waterparagraaf wordt aangepast met de aangeleverde gegevens van het hoogheemraadschap.
De digitale gegevens inzake de bestemming “waterstaatswerk” zijn niet overgenomen.
De belangen van het Hoogheemraadschap wil behartigen vloeien voort uit de Keur. De keur is echter het toetsingskader voor het Hoogheemraadschap. Dit toetsingskader kan evenals ander beleid aan verandering onderhevig zijn. Echter omdat ook uit artikel 30 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie blijkt dat regionale waterkeringen en vrijwaringzones in bestemmingsplannen opgenomen moeten worden, zal de dubbelbestemming “waterstaatswerk” in het ontwerp bestemmingsplan worden overgenomen rondom de wateren die ook echt van regionaal belang zijn en die ook in het provinciaal beleid zijn verwoord. Volgens het provinciaal beleid kunnen in overleg met het Hoogheemraadschap de vrijwaringzones worden aangepast. Overleg heeft plaatsgevonden en het Hoogheemraadschap heeft , ondanks dat wij goed contact en regelmatig overleg hebben, heeft aangegeven dat zij niet voornemens zijn om deze vrijwaringzones kleiner te maken. Wij zullen derhalve ook de contouren van de bestemming “Waterstaatswerk” vergroten. Het hoogheemraadschap heeft stukken aangeleverd bij RBOI voor de dubbelbestemming “Waterstaatswerk”. De contouren die hierin zijn opgenomen zijn zo uitgebreid ten opzichte van de oude bepalingen van het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen.
3
Onder het kopje Keur 2009 doet het Hoogheemraadschap een ander tekstvoorstel.
Het tekstvoorstel inzake het keur wordt overgenomen.
Het hoogheemraadschap doet een suggestie om water ook toe te staan in andere bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Als voorbeeld wordt aangevoerd dat op gronden met de bestemming “Tuin”.
De planregels voor “tuin” worden aangepast zodat water ook binnen deze bestemming ook toegestaan is. Verder zijn alle andere bestemmingen “Water” toegestaan.
Bij de dubbelbestemming in artikel 13 (waterstaat-waterkering) wil het Hoogheemraadschap dat in de voorschriften wordt vastgelegd dat een vergunning alleen afgegeven wordt na inwinning van het advies van het Hoogheemraadschap.
Artikel 13”Waterstaat-waterkering”wordt aangepast. In artikel 13.3 wordt toegevoegd dat er advies wordt ingewonnen bij het hoogheemraadschap.
3. Op 13 oktober 2011 heeft de Provincie NoordHolland een reactie ingezonden. Zij hebben alleen opmerkingen op een gedeelte van de toelichting inzake het Provinciaal beleid 4.Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in haar reactie aangegeven dat er geen nationale belangen in het geding zijn. 5. de Veiligheidsregio heeft op 9 november 2011 een inspraakreactie ingediend. De inspraakreactie luidt: of wij willen onderzoeken of de personendichtheid te beperken is binnen de regelgeving van de ruimtelijke ordening, dat er voor het plangebied aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten noodplannen worden opgesteld. Daarbij wil de afdeling Proactie & preventie van de Brandweer Kennemerland daarbij kan ondersteunen. Tot slot zorgen voor een goede risicobewustzijn van de personen die werken op het bedrijventerrein;
Dit onderdeel van de toelichting wordt aangepast.
6.Bob’s Party Palace heeft een inspraakreactie ingediend en wijst ons erop dat er geen definitie van horeca in het bestemmingsplan is opgenomen.
In de begrippenlijst zal een omschrijving van horeca worden opgenomen.
Daarnaast wordt verzocht een wijzigingbevoegdheid in het bestemmingsplan op te nemen om de een supermarkt op het parkeerterrein nabij Bob’s party Palace op te nemen.
Het bestemmingsplan dat ter inzage heeft gelegen betreft een consoliderend bestemmingsplan waar geen nieuwe ontwikkelingen in worden meegenomen. Dus indien men een supermarkt wil ontwikkelen op een gedeelte van dit toekomstig bestemmingsplan zal dit een aparte ruimtelijke procedure doorlopen. In het vigerende bestemmingsplan heeft het pand te milieucategorie 2. In het bestemmingsplan is een mogelijkheid opgenomen om een hogere milieucategorie toe te staan indien omliggende percelen niet onevenredig worden benadeeld. Hiervan is destijds gebruik gemaakt. Omdat de gron-
7. De heer T.G. Kaandorp wil voor zijn panden aan de Loet 6-8-10 en voor het pand van de heer Spanberg de milieucategorie 3 hebben
De reactie wordt voor kennis aangenomen.
De inspraakreacties van de Veiligheidregio zijn van algemene aard en kunnen niet worden geregeld in het bestemmingsplan. Omdat er een sirenemast aan de Molenwerf is en er voldoende wegen zijn om het bedrijventerrein te verlaten in geval van een ramp, is de zelfredzaamheid goed gewaarborgd.
De bestemming ”horeca” wordt aangepast. Het begrip partycentrum wordt verwijderd.
4
8. De heer Beentjes heeft namens Spanberg BV een inspraakreactie ingediend. De heer Beentjes wil graag de milieucategorie 4 op zijn bedrijfsperceel
9. De heer Zonjee heeft namens de BV stokkenfabriek Zonjee een inspraakreactie ingediend Op Sluisbuurt 43 wil de heer Zonjee een loods voor de stalling van boten en een hijskraan oprichten (bijlage 1a).
den van de panden van de heer Kaandorp grenzen aan woningen/woonbebouwing is het vanuit oogpunt van een goede ruimtelijk ordening niet wenselijk om bij recht een hogere milieucategorie bij recht toe te staan. In dat geval zullen omliggende mensen meer hinder ondervinden van de bedrijvigheid die in de panden aan de loet kunnen worden ontplooid. De stukken die de heer Beentjes heeft bijgevoegd zijn de stukken van het bestemmingsplan die grotendeels van goedkeuring is onthouden. In het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein-Noord” is op de gronden van Spanberg BV de milieucategorie 2 toegestaan, met de mogelijkheid om een hogere milieucategorie toe te staan indien andere omliggende percelen niet onevenredige hinder ervan ondervinden. Omdat het nieuwe bestemmingsplan consoliderend is en grenst aan woonbebouwing zijn wij uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet voornemens de milieucategorie op te hogen van 2 naar 4. Omdat het een consoliderend bestemmingsplan betreft worden nieuwe ontwikkelingen niet meegenomen. Verder zijn de plannen niet voldoende concreet en kan dus ook niet worden bepaald welke invloed deze ontwikkelingen hebben op de directe omgeving, waarin ook veel woningen zijn gesitueerd. De betreffende bouwvlakken op dit perceel worden geclusterd tot één bouwvlak met dezelfde omvangen. Een bedrijfswoning op dit perceel was niet toegestaan en zal ook niet op dit perceel worden gesitueerd.
Nabij de Sluisbuurt 43 is een pand met de bestemming detailhandel in het vigerende bestemmingsplan (bijlage 1b).
In het voorontwerpbestemmingsplan heeft het perceel de bestemming “wonen”en “bedrijf”. Ter plekke is een verkooppunt voor vis gevestigd. Dit perceel krijgt overeenkomstig de feitelijke situatie de bestemming “detailhandel”.
Nabij hetzelfde perceel wil de heer Zonjee de mogelijkheid behouden een bedrijfswoning op te richten en daarvoor een bouwvlak op te nemen (bijlage 1c).
In het bestemmingsplan Haven- en bedrijventerrein is een dienstwoning op deze plek met van goedkeuring onthouden. In de daarop volgende bestemmingsplan is er wel een bouwvlak opgenomen voor bedrijfsdoeleinden maar niet voor een dienstwoning. Omdat het een consoliderend bestemmingsplan is zal derhalve geen gehoord worden gegeven om hier een bedrijfswoning op te richten. Oog uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het niet wenselijke nieuwe woningen dichtbij de A9 op te richten.
5
Meldijk 23 heeft in het nieuwe bestemmingsplan “Bedrijven”. De heer Zonjee wil hier ook de bestemming “Kantoor “op omdat hier op dit moment ook een kantoor is gevestigd(Bijlage 2+3).
Uit visuele inspectie en het handelsregister blijkt dat er inderdaad meerdere kantoren op dit perceel zijn gevestigd. Er kan ten behoeve van bedrijven per bedrijf maximaal 400 m2 aan kantoorvloeroppervlakte worden opgericht. Het kantoor is ten behoeve van de stokkenfabriek dus het is bij recht toegestaan en krijgt dus geen nevenfunctie “Kantoor”. Voor een kantoor ten behoeve van een bedrijf dient het bedrijf parkeerplaatsen te realiseren, zoals bij de firma Zonjee het geval is. Op dit moment zijn er voldoende parkeerplaatsen. Als er een zelfstandig kantoor opgericht wordt moet men daarvoor ook parkeervoorzieningen treffen. Deze parkeerplaatsen moeten alleen voor het bedrijf zijn en er moet een mogelijkheid zijn om parkeerplekken te realiseren. Op dit moment zijn er op de Meldijk dan wel aangrenzend aan het kantoor mogelijkheden extra parkeervoorzieningen te realiseren.
Nieuwland 18 wil men een groter bouwvlak voor het oprichten van een botenloods.
Omdat het een consoliderend bestemmingsplan betreft zal het bouwblok niet vergroot worden. Daarnaast is dan niet bekend welke invloed dit op omliggende percelen zou hebben.
Bij Nieuwland 40, 42, 44 is het bouwvlak voor “bedrijven”kleiner dan in het vorige bestemmingsplan. Het bouwvlak wil men uitgebreid hebben tot aan de watergrens Voorts wordt verzocht de bestaande bedrijfswoning te handhaven (Bijlage 5a).
Het bouwvlak voor bedrijven aan de Nieuwland is inderdaad te klein ingetekend. Dit geldt ook voor de bedrijfswoning. Dit wordt aangepast aan de plankaart van de 1e herziening van het Havenen bedrijventerrein.
Populierenlaan 78, 80, 82. In het nieuwe bestemmingsplannen zijn twee verschillende bouwvlakken opgenomen. Verzocht wordt één bouwvlak te creëren.
In de gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan “Haven- en bedrijventerrein” zijn de twee bouwvlakken ook gescheiden en zijn de achterliggende gebieden door de toegangsweg goed bereikbaar voor bedrijfsverkeer en hulpdiensten.
Populierenlaan 78, 80, 82, zijn zelfstandige kantoren. De heer Zonjee wil dit gebruik positief bestemd hebben door tevens de aanduiding “Kantoordoeleinden”op te nemen.
In het bestemmingsplan “1e herziening Haven- en bedrijventerrein” heeft het betreffende perceel de bestemming “bedrijven” en dienen ook als zodanig gebruikt te worden. Indien men de panden als zelfstandige kantoren gaat bestemmen moet kunnen voldoen aan een hogere parkeernorm en die kan in de nabijgelegen omgeving niet gecreëerd worden.
Op Populierenlaan 45-45a is een sportschool gevestigd. Wij worden verzocht naast de bestemming “bedrijf” ook de specifieke aanduiding “Sportschool”op te nemen.
Het klopt dat op Populierenlaan 45-45a een sportschool is gevestigd. Voor dit pand zal een specifieke aanduiding op de plankaart worden gezet.
6
Nieuwland 14 heeft de bestemming “Wonen” en men wil hier nu ook dat de bestemming “bedrijven wordt toegevoegd.
Het bouwvlak voor de woning aan de Nieuwland 14 zal worden gecontinueerd echter de gronden daarnaast worden nu bedrijfsmatig gebruikt. Zij krijgen de bestemming “bedrijf “.
De heer Zonjee wil het liefst ook de bedrijfsbestemming op het perceel Populierenlaan 61.(bijlage 7a en 7b).
Omdat het consoliderend bestemmingsplan is wordt de bestemming niet aangepast. Wel is een gedeelte van het perceel in gebruik als parkeerterrein voor de nabijgelegen bedrijven. Dit gedeelte krijgt wel de bestemming “bedrijf”.
De in artikel 3 opgenomen milieucategorieën komen niet overeen met de bedrijvigheid die op de percelen worden geëxploiteerd. Het betreft hier de bedrijvigheden bij de: -stokkenfabriek, een aannemersbedrijf een graveerinrichting , scheepsreparatie en motorrevisie, botenopslag en onderhoud.
Een aannemersbedrijf, scheepsbouw-en reparatiebedrijven voor hout en kunststoffen meubelfabrieken zijn milieucategorie 3. Opslag van boten heeft de milieucategorie 2. Dus de werkzaamheden passen binnen de systematiek van het bestemmingsplan dat er een mogelijkheid is een milieucategorie hoger toelaatbaar is behoudens dat omliggende percelen daar geen onevenredige hinder van ondervindt. In het bestemmingsplan wordt een mogelijkheid opgenomen dat een bedrijf één milieucategorie hoger kan krijgen indien het bedrijf heeft aangetoond dat mogelijk overlast niet groter wordt. In het huidige bestemmingsplan heeft de Meldijk 37 de bestemming “Eengezinshuizen met bijbehorende erven, klasse A(EA)”. Daarnaast heeft het pand een nevenbestemming “gedeeltelijk bedrijfsgebruik” toegestaan. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
Deze percelen zijn nu aangemerkt met de milieucategorie 2 en ze hebben een hogere milieucategorie. 10. De heer Veen heeft op 11 november 2011 namens Promo-events BV een inspraakreactie ingediend. Het perceel aan de Meldijk 37 is op de kaart aangerekend als een woonruimte terwijl het in het huidige gebruik ook bedrijfsgebruik is toegestaan. De heer Veen geeft aan reeds 10 jaar een kantoor te hebben op het bovengenoemde adres.
Mondelinge inspraakreacties 1. de heer Th. Kaandorp heeft aangegeven dat de bedrijfspanden op de loet 6-8-10 de bestemming milieucategorie 3 hebben gehad en of dit op de plankaart wordt aangepast. 2. De heer Martens heeft aangegeven dat hij in het verleden verschillende vergunningen heeft gehad om de Bob’s party Palace uit te breiden. Deze bouwwerken zijn gerealiseerd en zijn nog niet op de plankaart verwerkt. 3. De heer C. Jongejans heeft op 9 november 2011 aangegeven dat het parkeerterrein nabij “Bobs party Palace” een horeca bestemming, zonder bouwmogelijkheden heeft. Daarnaast heeft de heer Jongejans aangegeven ook in de toekomst misschien detailhandel te willen op het bestemmingsplan bijvoorbeeld in de vorm van een GAMMA/Karwei. Ad.1 In het bestemmingsplan “Bedrijventerrein-Noord” hebben de panden aan de Loet 6-8-10 de milieucategorie 2. Gemakshalve wordt verwezen naar de gemeentelijke reactie op de schriftelijke zienswijze van de heer Kaandorp heeft ingediend. Ad.2 De heer Martens heeft inderdaad vergunningen gehad voor een uitbouw van het pand aan de Uitgeesterweg en een luifel aan de kant van het bedrijventerrein. De plankaart wordt hierop aangepast.
7
Ad.3 Het parkeerterrein bij Bob’s Party Palace krijgt in de bestemming verkeersdoeleinden met de specificatie parkeerterrein, zoals in het vigerende bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan, omdat het een conserverend bestemmingplan betreft. De bedoeling van een conserverend bestemmingsplan is de plankaart te actualiseren n.a.v. de ontheffingen en bouwvergunningen die in het verleden zijn verleend en aanpassen aan de nieuw wettelijke vereisten. Voor nieuwe ontwikkelingen dient derhalve een aparte planologische procedure worden doorlopen. In het Besluit omgevingsrecht is een zogenaamde “Kruimelgevallenregeling” opgenomen, die het college van Burgemeester en wethouders een mogelijkheid geeft om binnen bestaande opstallen een ontheffing/vrijstelling/afwijking van het bestemmingsplan te verlenen tot 1500 m2 voor een ander gebruik dan het huidige gebruik. Indien het college zo een verzoek om ontheffing /vrijstelling/ afwijking ontvangt, zal het college dit van geval tot geval moeten afwegen of zij daaraan medewerking wil verlenen. Naast de schriftelijke- en mondelinge inspraakreacties die aanleiding geven tot het wijzigen van het bestemmingsplan zullen er ook nog enkele ambtelijke wijzigingen worden doorgevoerd.
8
Regels
70
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
71
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01 met de bijbehorende regels.
in
het
GML‐bestand
1.2 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.3 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.4 aan‐huis‐gebonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.5 achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. 1.6 antennedrager een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 1.7 antenne‐installaties een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 1.8 archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 1.9 archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 1.10 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
72
1.11 bedrijf een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen. 1.12 bedrijfs‐ of dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein. 1.13 bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.14 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.15 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.16 Bevi‐inrichtingen bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.17 bevoegd gezag bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.18 bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. 1.19 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.20 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.21 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is. 1.22 bouwmarkt een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe‐het‐zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden. 1.23 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.24 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
73
1.25 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.26 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.27 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. 1.28 detailhandel in volumineuze goederen detailhandel in de volgende categorieën: a. detailhandel in brand‐ en explosiegevaarlijke goederen; b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen; c. tuincentra; d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet ‐ in ondergeschikte mate ‐ in combinatie met woninginrichting en stoffering; e. bouwmarkten. 1.29 dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis‐ en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen. 1.30 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.31 geluidsgevoelige objecten woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. 1.32 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.33 horecabedrijf een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. 1.34 hoveniersbedrijf een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
74
1.35 kantoor voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. 1.37 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. 1.38 perceelsgrens de scheiding tusen bouwpercelen, die niet aan eenzelfde eigenaar behoren dan wel niet door eenzelfde gebruiker worden benut. 1.39 seksinrichting het bedrijfsmatig ‐ of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt ‐ gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen. 1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt. 1.41 Staat van Horeca‐activiteiten de Staat van Horeca‐activiteiten die van deze regels deel uitmaakt. 1.42 tuincentrum een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond. 1.43 verkoopvloeroppervlakte de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten. 1.44 voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.45 Wgh‐inrichtingen bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.46 woning een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm. 1.47 zijerf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor‐ en achtergevel.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 2
75
Wijze van meten
A. Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn. 2.2 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3 hoogte van een woonschip vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne‐installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. 2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.5 diepte steiger vanaf de oeverbeschoeiing of waterlijn tot aan het meest ver in het water uitstekende deel van de steiger. 2.6 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn , het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.7 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.8 vloeroppervlakte de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580. B. Bij toepassing van het bepaalde in deze regels ten aanzien van de maatvoering worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel‐ en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw‐ c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
76
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
77
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf ‐ 1 tot en met 8': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI‐code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein': aanduiding SBI‐code uit ten hoogste milieucategorie specifieke vorm van bedrijf ‐ 1 203, 204, 205 3.2 specifieke vorm van bedrijf ‐ 2 2651, 2851.1 3.2 specifieke vorm van bedrijf ‐ 3 2511 4.2 specifieke vorm van bedrijf ‐ 4 343 3.2 specifieke vorm van bedrijf ‐ 5 2451 4.2 specifieke vorm van bedrijf ‐ 6 287.B 3.1 specifieke vorm van bedrijf ‐ 7 252.3 3.1 specifieke vorm van bedrijf ‐ 8 453 3.1 specifieke vorm van bedrijf ‐ 9 2010.1‐16101 3.2 specifieke vorm van bedrijf ‐ 10 2852‐2562, 3311 3.1 g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning kan worden opgericht; h. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': tevens een brandweerkazerne is toegestaan; i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel in volumineuze goederen en aanverwante goederen; j. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting': in het gedeelte van het plangebied met deze specifieke aanduiding ten hoogste één seksinrichting of escortbedrijf; k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ 1': tevens een zend‐/ontvangstinstallatie en reclamemast; l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport ‐ sportschool': tevens een sportschool;
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
78
m. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie': tevens recreatieve voorzieningen in de vorm van een overdekte speeltuin met bijbehorende voorzieningen; n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel; o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad‐ en losvoorzieningen. p. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is een kantoor toegestaan; q. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan; r. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' is het geven van onderwijs toegestaan; s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ onbebouwd' is geen bebouwing toegestaan. 3.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 3.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak; e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m; f. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m; g. in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat indien dichter op de perceelsgrens is gebouwd, deze afstand mag worden gehandhaafd; h. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien: 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt; 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt; 3. de breedte van dakkapellen aan de voor‐ of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt. 3.2.2 Bijbehorende bouwwerken a. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m; c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 1 m minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 5 m; d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het zij‐ en achtererf met een maximum van 50 m²,
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
79
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m; a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m; b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, met een maximum van 5 stuks per bouwperceel; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ 1' bedraagt de bouwhoogte van een zend‐/ontvangstinstallatie en reclamemast ten hoogste 30 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 3.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi‐inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. Wgh‐inrichtingen zijn niet toegestaan; d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan; f. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel van ter plaatse geproduceerde of vervaardigde goederen; g. ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel ten hoogste 125 m²; h. ter plaatste van de aanduiding 'seksinrichting' is een seksinrichting of escortbedrijf toegestaan met een maximumoppervlak van ten hoogste 50 m², met dien verstande dat binnen de bestemming maximaal 1 seksinrichting of escortbedrijf is toegestaan; i. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met dien verstande dat: 1. per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan; 2. de bedrijfswoning een inhoud heeft van ten hoogste 650 m³; 3. een bedrijfswoning met een grotere inhoud van 650 m3 ter plekke is toegestaan en mag worden herbouwd indien deze in het verleden is vergund. De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet hoger zijn dan op de plankaart/verbeelding aangegeven bouwhoogte. Een bedrijfswoning hoeft niet voorzien te zijn van een dakhelling maar kan ook plat afgedekt worden. 3.4 Afwijken van de gebruiksregels 3.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken 3.1: a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd. 3.4.2 Afwijken van de kantoorvloeroppervlakte Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.3 onder e, voor een kantoorvloeroppervlakte van ten hoogste 3.000 m², mits het kantooraandeel niet meer bedraagt dan
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
80
50% van de bedrijfsvloeroppervlakte. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, indien vestiging van het betrokken bedrijf bij een belangrijke openbaarvervoerlocatie niet mogelijk is vanwege: a. een tekort aan ruimte bij openbaarvervoerlocaties in de regio; b. een zodanig groot en extensief ruimtebeslag, dat realisering bij een openbaarvervoerlocatie in relatie tot de beschikbare capaciteit en het aanbod aan arbeidsintensieve functies niet gewenst is; c. de milieuhygiënische situatie. 3.4.3 Afwijken voor detailhandel a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3 onder g, voor de vestiging van: 1. detailhandel in goederen waarvan de verkoop in winkelcentra niet past in verband met de verstoring van het aldaar gewenste milieu, zoals de verkoop van brand‐ en explosiegevaarlijke of andere milieubelastende stoffen en goederen; 2. detailhandel in grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen; 3. detailhandel in volumineuze goederen. b. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien: 1. geen onevenredige verstoring ontstaat in de voorzieningenstructuur; 2. geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt en dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte; 3. geen onevenredige aantasting van de bouw‐ en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt; 4. geen milieutechnische belemmeringen zijn; 3.4.4 Afwijken voor sport‐ en recreatievoorzieningen a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van sport‐ en recreatievoorzieningen. b. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien: 1. geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt en dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte; 2. geen onevenredige aantasting van de bouw‐ en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt; 3. geen milieutechnische belemmeringen zijn. 3.5 Wijzigingsbevoegdheid 3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid ‐ 2 Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro‐zone ‐ wijzigingsgebied ‐ 2' wijzigingen ten behoeve van de bestemming Verkeer.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 4
81
Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 4.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 4.2.1 Gebouwen en overkappingen a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' ten hoogste de aangegeven goothoogte; d. gebouwen mogen zowel plat worden afgedekt als van een kap worden voorzien waarvan de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 60° mag bedragen; e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, mits: 1. de afstand tot de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt; 2. de afstand tot de dakvoet, ten minste 0,5 m en maximaal 1 m bedraagt; 3. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt; 4. de dakkapel is voorzien van een plat dak; 5. indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° is een aangekapte dakkapel toegestaan; 6. de dakkapel aan de zijgevel niet grenst aan het openbaar toegankelijke gebied; 7. de dakkapel aan de voorzijde maximaal 50% van het dakvlak beslaat. f. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak. 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, indien: 1. erfafscheidingen op meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst; 2. erfafscheidingen op meer dan 1 m van de weg of openbaar groen worden geplaatst; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 4.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d en een dakhelling toestaan tot 85°, mits deze als een gebroken (mansarde) kap wordt uitgevoerd. 4.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan; d. wonen in bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
82
Artikel 5
Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; b. kantoren; c. huisartsenpost; d. apotheek op de begane grond; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad‐ en losvoorzieningen. 5.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 5.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak; e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m; f. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m; g. in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat indien dichter op de perceelsgrens is gebouwd, deze afstand mag worden gehandhaafd. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m; c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, met een maximum van 5 stuks per bouwperceel; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m met een maximaal oppervlak van 30 m. 5.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi‐inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. Wgh‐inrichtingen zijn niet toegestaan; d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; e. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel van ter plaatse geproduceerde of vervaardigde goederen;
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 6
83
Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, water, speelvoorzieningen en voet‐ en fietspaden; b. nutsvoorzieningen; c. geluidwerende voorzieningen; d. onderdelen van bruggen, zoals landhoofden en peilers. 6.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van lichtmasten en straatmeubilair bedraagt ten hoogste 6 m; c. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 5 m; d. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m; e. het bebouwd oppervlak ten behoeve van nutsvoorziening bedraagt per voorziening niet meer dan 30 m2.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
84
Artikel 7
Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horeca uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca‐activiteiten; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad‐ en losvoorzieningen. 7.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 7.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. 7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 2,5 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 3 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m. 7.3 Wijzigingsbevoegdheid Het college van burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de bestemming Horeca wijzigen ten behoeve van bedrijven, mits: a. de horeca‐activiteit ter plaatse is beëindigd; b. geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt en dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte; c. geen onevenredige aantasting van de bouw‐ en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt; d. er geen milieutechnische belemmeringen zijn voor de wijziging.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 8
85
Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; b. het realiseren van een of meerdere parkeerplaatsen ten behoeve van de aangrenzende woonfunctie is toegestaan; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen en water. 8.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw toegestaan, waarbij geldt dat: 1. de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan 2/3 deel van de voorgevel van de woning waaraan wordt gebouwd; 2. de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag vermeerderd met 0,3 m van de woning waaraan wordt gebouwd; 3. de dakhelling ten hoogste 30° bedraagt; 4. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt vanaf de oorspronkelijke gevel; 5. de breedte van een uitbouw van het voorportaal niet meer bedraagt dan 1/3 deel van de voorgevel van de woning waaraan wordt gebouwd; 6. de diepte van een uitbouw van het voorportaal niet meer bedraagt dan 0,6 m; c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m; d. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, indien: 1. erfafscheidingen op meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst; 2. erfafscheidingen op meer dan 1 m van de weg of openbaar groen worden geplaatst; e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de woonschepen, met dien verstande dat: 1. per woonschip niet meer dan 9 m² wordt bebouwd; 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
86
Artikel 9
Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen inclusief bermen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet‐ en fietspaden; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame‐uitingen, water, bruggen, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer en (ondergrondse) afvalcontainers. 9.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m toegestaan; c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers‐ of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m. 9.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m, mits: a. belangen van eigenaar of gebruikers van de betrokken en naastgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad; b. het straat‐ en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad; c. de verkeersveiligheid niet wordt geschaad.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 10
87
Verkeer ‐ Verblijfsgebied
10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer ‐ Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame‐uitingen, bruggen, ondergrondse containers en water. 10.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers‐ of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m. 10.3 Wijzigingsbevoegdheid Het college van burgemeester en wethouders kunnen de gronden met de aanduiding 'wro‐zone ‐ wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' onder de volgende voorwaarden: 1. dat de bestemming 'Horeca' op de gronden met de bestemming V‐VB met de nadere aanduiding 'parkeerterrein' in zijn geheel komt te vervallen; 2. dat de bestemming 'Horeca' gelegen aan de Westerwerf 1 in zijn geheel of gedeeltelijk komt te vervallen. 3. dat onder gedeeltelijk vervallen wordt verstaan dat de Horeca‐activiteiten met de categorie voor de voormalige discotheek Bob's Party Saloon (geldt dus niet voor bar dancing De Turbo) komt te vervallen dat na wijziging de horeca‐activiteiten 1 en 2 uit bijlage 2 alsmede zalenverhuur en partycentrum in dit gedeelte van het pand mogen worden uitgeoefend; 4. dat maximaal 80% van de gronden met de nadere aanduiding 'parkeerterrein mogen worden bebouwd, waarbij de maximale hoogte van bouwwerken maximaal 14 meter mag bedragen; 5. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m; 6. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m; 7. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, met een maximum van 5 stuks per bouwperceel; 8. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m en 9. artikel 3.3 met de specifieke gebruiksregels op deze wijzigingsbevoegdheid van toepassing is.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
88
Artikel 11
Water
11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water en groen; b. waterhuishouding; c. waterbeheer en waterberging; d. waterwegen; e. kruisingen met weg‐ en langzaam verkeer en bruggen; f. oevers en taluds; g. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', tevens woonschepen. 11.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' mogen woonschepen worden opgericht met dien verstande dat: 1. het aantal woonschepen niet meer bedraagt dan 10; 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 5,5 m; c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m; d. de diepte van steigers bedraagt per oeverzijde ten hoogste 20% van de breedte van het aanliggend water, met een maximum van 1 m; e. de lengte van de steiger bedraagt ten hoogste 6 m; f. de bouwhoogte van de steiger bedraagt ten hoogste 1 m boven waterpeil; g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de steiger bedraagt ten hoogste 1 m; h. de steiger wordt uitsluitend gesitueerd aan de achtererven bij woningen waar het achtererf direct grenst aan het water; i. de afstand van de steiger tot aan de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 meter. 11.3 Wijzigingsbevoegdheid a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de bestemming Water wijzigen en de aanduiding 'woonschepenligplaats' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien bewoning ter plaatse beëindigd is; b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de bestemming Water wijzigen en het aantal toegestane woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' verminderen, indien er ter plaatse minder woonschepen aanwezig zijn.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 12
89
Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen, daaronder begrepen aan‐huis‐gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; b. een woning gebruikt moet worden voor huisvesting van een afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm; c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens kantoor, uitsluitend op de begane grond; d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ 6', tevens een bedrijf met SBI‐code 287.B uit ten hoogste milieucategorie 3.1; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water. 12.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 12.2.1 Hoofdgebouwen a. er mag 1 hoofdwoning per bouwvlak worden gebouwd tenzij anders op de verbeelding is aangegeven; b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' ten hoogste de aangegeven goothoogte; d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien: 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt; 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt; 3. de breedte van dakkapellen aan de voor‐ of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt. e. De hoofdgebouwen dienen met een kap worden afgedekt, waarbij de dakhelling van het hoofdgebouw ten minste 25° en ten hoogste 60° bedraagt; 12.2.2 Bijbehorende bouwwerken a. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m; b. de goothoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m; c. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m; d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 1 m minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 5 m; e. de diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan‐ of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 m; f. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het zij‐ en achtererf met een maximum van 50 m², indien: 1. het bijbehorend zij‐ en achtererf van de woning groter is dan 200 m2, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 75 m2. 2. het bijbehorend zij‐ en achtererf van de woning groter is dan 500 m2, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 100 m2.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
90
het bijbehorend zij‐ en achtererf van de woning groter is dan 800 m2, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 125 m2. 4. het bijbehorend zij‐ en achtererf van de woning groter is dan 1000 m2, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 200 m2; Ter plaaste van de aanduiding 'zwembad', mag tevens een zwembad worden gebouwd; 3.
g. 12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 onder e, en toestaan dat woningen met een platte afdekking worden afgedekt of een hogere of lagere hellingshoek toestaan, mits: 1. in de huidige situatie ook al sprake is van een dergelijke afdekking, of; 2. past binnen het straat‐ en bebouwingsbeeld. b. Het bevoegd gezag kan bij omgevinsgvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 onder d indien dit vanuit welstandelijk oogpunt wenselijk is. 12.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot gebruik gelden de volgende regels: a. binnen de bestemming mogen aan‐huis‐gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden mits: 1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan‐huis‐gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning (inclusief aan‐, uit‐ en bijgebouwen) met een maximum van 40 m² bedraagt; 2. er geen in‐ of externe verbouwingen ten behoeve van het bedrijf worden verricht waardoor afbreuk wordt gedaan aan de woonomgeving; in dit kader is het aanbrengen van storende commerciële reclameteksten of ‐objecten op of aan de woning of het omringende erf in welke vorm dan ook niet toegestaan, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders; 3. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgevoerd; verhuur van de bedrijfsruimte aan derden is niet toegestaan; 4. de werkzaamheden op geen enkele wijze overlast bezorgen aan de omwonenden; 5. er geen detailhandelsactiviteiten worden uitgevoerd; b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of onafhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 13
91
Waarde ‐ Archeologie ‐ 1
13.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde ‐ Archeologie ‐ 1' aangewezen gronden zijn ‐ behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 13.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag ‐ met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels ‐ uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. 13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 13.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde ‐ Archeologie ‐ 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
92
13.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 13.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 13.2 in acht is genomen; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd; e. indien aangetoond kan worden dat er reeds in het verleden grondverstorende werkzaamheden hebben plaatsgevonden. 13.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 14
93
Waarde ‐ Archeologie ‐ 2
14.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde ‐ Archeologie ‐ 2' aangewezen gronden zijn ‐ behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 14.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag ‐ met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels ‐ uitsluitend worden gebouwd, indien: 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige; c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m²; 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. 14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 14.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde ‐ Archeologie ‐ 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; c. het verlagen of verhogen van het waterpeil; d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
94
14.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 14.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 14.2 in acht is genomen; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd; e. indien aangetoond kan worden dat er reeds in het verleden grondverstorende werkzaamheden hebben plaatsgevonden. 14.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 15
95
Waterstaat
15.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn ‐ behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) ‐ mede bestemd voor de waterkering. 15.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, ‐ met in achtneming van de door de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels worden gebouwd. d. voorafgaand aan de werkzaamheden wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
96
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
97
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 16
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; b. brandweeringang; c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. de ruimte tussen bouwwerken; e. parkeergelegenheid en laad‐ en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
98
Artikel 18
Algemene gebruiksregels
Het is verboden de gronden of opstallen te gebruiken of laten gebruiken op een wijze welke in strijd met het bestemmingsplan is. 18.1 Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van de al dan niet onbebouwde gronden en/of bouwwerken als: a. opslagplaats voor vaten en kisten en containers, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, grond‐ en baggerspecie; b. uitstallings‐, opslag‐, stand‐ of ligplaats voor kampeer‐ en verblijfsmiddelen; c. seksinrichting, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting'; d. het plaatsen van windmolens. 18.2 Niet‐strijdig gebruik Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 16.1, is niet begrepen: a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 16.1 onder a en b, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels mag worden gebruikt; b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming; c. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels toegestaan, tenzij de uitoefening van detailhandel in de regels expliciet is uitgesloten.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Artikel 19
99
Algemene aanduidingsregels
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone ‐ molenbiotoop' de volgende regels: a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek; b. binnen een afstand van 100 tot 200 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek; c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en b indien: 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing; 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands‐ en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden; d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
Artikel 20
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan ‐ tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is ‐ bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, indien dit uit bouwtechnisch oogpunt of welstandelijk, stedenbouwkundig oogpunt, noodzakelijk danwel wenselijk is; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot; c. de bouw van utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, gemalen, gasdrukregel‐ en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne‐inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m² mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen; d. het meest doelmatige gebruik, indien strikte toepassing van het bepaalde in de doeleindenomschrijving van de bestemmingregels leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt. De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
100
Artikel 21
Algemene wijzigingsregels
21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 22
Overige regels
22.1 Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
101
Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels
Artikel 23
Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 23.2 Overgangsrecht gebruik Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
102
Artikel 24
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein'.
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
bijlagen bij de Regels
104
Rho adviseurs voor leefruimte
45000.145100.04 NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011‐VG01
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag
w j B C D L Z R V G/P
week jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) Vuurwerkbesluit van toepassing verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
10
30
C
10
30
10
30
C
10
100
bloembollendroog- en prepareerbedrijven
30
10
30
C
10
witlofkwekerijen (algemeen)
30
10
30
C
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
10
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o.<= 500 m²
30
10
0
Tuinbouw:
0112
4
-
champignonkwekerijen (algemeen)
0112
5
-
champignonkwekerijen met mestfermentatie
0112
6
-
0112
7
-
014
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
1
-
014
2
-
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
30
-
0112
CATEGORIE
INDICES
100
01
014
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW 2
1 G
3.2
1 G
30
2
1 G
10
30
2
1 G
50
10
50
3.1
2 G
30
10
30
2
1 G
D
-
algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
014
3
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
014
4
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
30
10
30
C
0
30
2
1 G
100
0
100
C
50
100
3.2
2 G
50
0
50
C
10
50
3.1
1 G
100
30
50
C
0
100
3.2
1 G
50
0
50
C
0
50
3.1
1 G
0142 05
KI-stations -
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1
Zeevisserijbedrijven
0501.2
Binnenvisserijbedrijven
0502
0
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
1
-
oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
0502
2
-
visteeltbedrijven
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
1
-
slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
100
C
50
151
2
-
vetsmelterijen
700
0
100
C
30
151
3
-
bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
300
0
100
C
50
151
4
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
100
C
50
151
5
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
50
C
30
R
R
100
3.2
2 G
700
D
5.2
2 G
R
300
4.2
2 G
R
100
3.2
2 G
50
3.1
1 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
151
6
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
50
10
50
3.1
1 G
151
7
-
50
0
50
10
50
3.1
1 G
151
8
loonslachterijen vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²
50
0
50
10
50
3.1
2 G
152
0
Visverwerkingsbedrijven:
152
1
-
drogen
700
100
200
C
30
700
5.2
2 G
152
2
-
conserveren
200
0
100
C
30
200
4.1
2 G
152
3
-
roken
300
0
50
C
0
300
4.2
1 G
152
4
-
verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
300
10
50
C
30
300
4.2
2 G
152
5
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
100
10
50
30
100
3.2
1 G
152
6
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
50
10
30
10
50
3.1
1 G
1531
0
Aardappelproductenfabrieken:
1531
1
-
vervaardiging van aardappelproducten
300
30
200
1531
2
-
vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
50
10
50
1532, 1533
0
Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533
1
-
jam
50
10
100
C
1532, 1533
2
-
groente algemeen
50
10
100
C
1532, 1533
3
-
met koolsoorten
100
10
100
1532, 1533
4
-
met drogerijen
300
10
1532, 1533
5
-
met uienconservering (zoutinleggerij)
300
1541
0
Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1541
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
1542
0
Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1542
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
1543
0
Margarinefabrieken:
1543
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1543
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
C
D
50
R
300
4.2
2 G
50
R
50
3.1
1 G
10
100
3.2
1 G
10
100
3.2
2 G
C
10
100
3.2
2 G
200
C
30
300
4.2
2 G
10
100
C
10
300
4.2
2 G
200
30
100
C
300
50
300
C
200
10
100
C
300
10
300
C
100
10
200
C
200
10
300
C
30
R
200
4.1
3 G
Z
50
R
300
4.2
3 G
100
R
200
4.1
3 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
30
R
200
4.1
3 G
Z
50
R
300
4.2
3 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
1551
0
Zuivelproductenfabrieken:
1551
1
-
gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur
200
100
500
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
1551
2
-
geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur
200
30
500
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
1551
3
-
melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
1551
4
-
melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
100
0
300
C
50
R
300
4.2
3 G
1551
5
-
overige zuivelproductenfabrieken
50
50
300
C
50
R
300
4.2
3 G
1552
1
Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
1552
2
-
10
0
30
2
1 G
1561
0
Meelfabrieken:
1561
1
-
p.c. >= 500 ton/uur
200
100
300
C
100
R
300
4.2
2 G
1561
2
-
p.c. < 500 ton/uur
100
50
200
C
50
R
200
4.1
2 G
50
100
200
C
50
4.1
2 G
1561
consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
Grutterswarenfabrieken
Z
0 Z
1562
0
Zetmeelfabrieken:
1562
1
-
p.c. < 10 ton/uur
200
50
200
C
1562
2
-
p.c. >= 10 ton/uur
300
100
300
C
1571
0
Veevoerfabrieken:
1571
1
-
destructiebedrijven
700
30
200
C
50
1571
2
-
beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek
700
100
100
C
30
1571
3
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water
300
100
200
C
30
1571
4
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water
700
200
300
C
1571
5
-
mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
200
50
200
C
1571
6
-
mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur
300
100
300
C
Vervaardiging van voer voor huisdieren
200
100
200
C
30
1572
Z
Z Z
30
200
D
30
R
200
4.1
1 G
50
R
300
4.2
2 G
700
D
5.2
3 G
R
700
D
5.2
3 G
300
4.2
2 G
50
700
5.2
3 G
30
200
4.1
3 G
300
4.2
3 G
200
4.1
2 G
50
R
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
-
v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens
30
10
30
C
10
30
2
1 G
1581
2
-
v.c. >= 7.500 kg meel/week
100
30
100
C
30
100
3.2
2 G
Banket, biscuit- en koekfabrieken
100
10
100
C
30
100
3.2
2 G
500
100
300
C
100
500
5.1
2 G
1582 1583
0
Suikerfabrieken:
1583
1
-
v.c. < 2.500 ton/jaar
R
2
-
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
1
-
1584
2 -
v.c. >= 2.500 ton/jaar
700
C
Z
VERKEER
200
CATEGORIE
1000
INDICES GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
1583
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
200
R
1000
5.3
3 G
R
500
5.1
2 G
100
3.2
2 G
cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
500
50
100
50
100
30
50
30
1584
3
30
10
30
10
2
1 G
1584
4
-
suikerwerkfabrieken met suiker branden
300
30
50
30
R
300
4.2
2 G
1584
5
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²
100
30
50
30
R
100
3.2
2 G
1584
6
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
50
30
10
10
50
3.1
2 G
1586
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
1
-
koffiebranderijen
500
30
200
10
500
5.1
2 G
1586
2
-
theepakkerijen
100
10
30
10
100
3.2
2 G
4.1
2 G
4.1
2 G
1585
Deegwarenfabrieken
C
30
1587
Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
200
30
50
10
200
1589
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
50
30
200
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
50
1589.1
D
D
R
200
4.1
2 G
100
3.2
2 G
R
300
4.2
2 G
30
200
4.1
2 G
300
4.2
2 G
1589.2
0
Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
1
-
zonder poederdrogen
100
10
50
10
1589.2
2
-
met poederdrogen
300
50
50
50
1589.2
Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
200
50
50
1591
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
200
C
30
1592
0
Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592
1
-
p.c. < 5.000 ton/jaar
200
30
200
C
30
R
200
4.1
1 G
1592 1593 t/m 1595
2
-
p.c. >= 5.000 ton/jaar
300
50
300
C
50
R
300
4.2
2 G
2
1 G
R
300
4.2
2 G
300
4.2
2 G
100
3.2
3 G
10
0
30
C
0
1596
Bierbrouwerijen
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
300
30
100
C
50
1597
Mouterijen
300
50
100
C
30
1598
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
10
0
100
50
30
R
-
160 17
-
10
50
100
VERKEER
50
CATEGORIE
30
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
200
INDICES
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
171
STOF
16
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
C
30
200
4.1
2 G
30
100
3.2
2 G
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels
172
0
Weven van textiel:
172
1
-
aantal weefgetouwen < 50
10
10
100
172
2
-
aantal weefgetouwen >= 50
10
30
300
Z
0
100
3.2
2 G
50
300
4.2
3 G
173
Textielveredelingsbedrijven
50
0
50
10
50
3.1
2 G
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
10
0
50
10
50
3.1
1 G
1751
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken
100
30
200
10
200
4.1
2 G
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
0
10
50
10
50
3.1
1 G
18
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
30
0
50
0
50
3.1
1 G
182
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (exclusief van leer)
10
10
30
10
30
2
2 G
183
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
10
50
3.1
1 G
19
-
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191
Lederfabrieken
300
30
100
10
300
192
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
50
10
30
10
50
193
Schoenenfabrieken
50
10
50
10
0
50
100
50
200
30
50
10
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
2010.2
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
1
-
20 2010.1
Houtzagerijen met creosootolie
R
4.2
2 G
3.1
2 G
50
3.1
2 G
100
3.2
2 G
200
4.1
2 G
D
202 203, 204, 205 203, 204, 205
2
met zoutoplossingen
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 0 1
205 21
-
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
-
2111
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
10
30
50
10
50
3.1
2 G
100
30
100
10
100
3.2
3 G
0
30
100
0
100
3.2
2 G
0
30
50
0
50
3.1
1 G
10
10
30
0
30
2
1 G
200
100
200
C
200
4.1
3 G
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp
2112
0
Papier- en kartonfabrieken:
2112
1
-
p.c. < 3 ton/uur
50
30
50
C
2112
2
-
p.c. 3 - 15 ton/uur
100
50
200
C
Z
2112
3
-
p.c. >= 15 ton/uur
200
100
300
C
Z
30
30
100
C
212
INDICES
STOF
2010.2
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
Papier- en kartonwarenfabrieken
2121.2
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
1
-
p.c. < 3 ton/uur
30
30
100
C
2121.2
2
-
p.c. >= 3 ton/uur
50
30
200
C
22
-
C
Z
50
R
30
R
50
3.1
1 G
50
R
200
4.1
2 G
100
R
300
4.2
3 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
200
4.1
2 G
3 G
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221
Drukkerijen van dagbladen
30
0
100
10
100
3.2
2222
Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
30
0
100
10
100
3.2
3 G
2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
30
0
30
2
1 P
2223
A
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
1 G
2223
B
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2 G
2224
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
10
30
2
2 G
2225
Overige grafische activiteiten
30
0
30
10
30
2
2 G
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
10
1
1 G
D
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
231
Cokesfabrieken
1000
700
1000
C
Z
100
R
1000
5.3
2 G
2320.1
Aardolieraffinaderijen
1500
100
1500
C
Z
1500
R
1500
6
3 G 2 G
23
-
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT/KWEEKSTOFFEN
2320.2
A
Smeeroliën- en vettenfabrieken
50
0
100
30
R
100
3.2
2320.2
B
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
100
50
R
300
4.2
2 G
2320.2
C
Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
200
50
R
300
D
4.2
2 G
10
10
100
1500
1500
D
6
1 G
233
Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven
24
-
2411
0
Vervaardiging van industriële gassen:
2411
1
-
luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht
10
0
700
C
100
R
700
5.2
3 G
2411
2
-
overige gassenfabrieken, niet explosief
100
0
500
C
100
R
500
5.1
3 G
2411
3
-
overige gassenfabrieken, explosief
100
0
500
C
300
R
500
5.1
3 G
200
0
200
C
200
R
200
D
4.1
3 G
2412
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
Kleur- en verfstoffenfabrieken
Z
2413
0
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2413
1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
100
30
300
C
300
R
300
D
4.2
2 G
2413
2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
300
50
500
C
700
R
700
D
5.2
3 G
2414.1
A0
Organische chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1
A1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
A2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
B0
Methanolfabrieken:
2414.1
B1
-
2414.1
B2
-
2414.2
0
Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2
1
-
2414.2
2
-
300
10
200
C
300
R
300
D
4.2
2 G
1000
30
500
C
700
R
1000
D
5.3
2 G
p.c. < 100.000 ton/jaar
100
0
200
C
p.c. >= 100.000 ton/jaar
200
0
300
C
p.c. < 50.000 ton/jaar
300
0
200
C
p.c. >= 50.000 ton/jaar
500
0
300
C
2415
Kunstmeststoffenfabrieken
500
300
500
2416
Kunstharsenfabrieken en dergelijke
700
30
300
100
R
200
4.1
2 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
100
R
300
4.2
2 G
Z
200
R
500
5.1
3 G
C
500
R
500
5.1
3 G
C
500
R
700
5.2
3 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
242
0
Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
1
-
fabricage
300
50
100
C
1000
R
1000
5.3
3 G
242
2
-
formulering en afvullen
100
10
30
C
500
R
500
D
5.1
2 G
300
30
200
C
300
R
300
D
4.2
3 G
243
Verf, lak en vernisfabrieken
2441
0
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
200
10
200
C
300
R
300
4.2
1 G
2441
2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
300
10
300
C
500
R
500
5.1
2 G
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
1
-
formulering en afvullen geneesmiddelen
50
10
50
50
R
50
3.1
2 G
2442
2
-
verbandmiddelenfabrieken
10
10
30
10
30
2
2 G
2451
Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
300
100
200
C
100
R
300
4.2
3 G
2452
Parfumerie- en cosmeticafabrieken
300
30
50
C
50
R
300
4.2
2 G
2462
0
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
1
-
zonder dierlijke grondstoffen
100
10
100
50
100
3.2
3 G
2462
2
-
met dierlijke grondstoffen
500
30
100
50
500
5.1
3 G
Fotochemische productenfabrieken
50
10
100
50
R
100
3.2
3 G
50
10
50
50
R
50
3.1
3 G
4.1
2 G
2464 2466
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
2466
B
Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
100
C
200
R
200
Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
300
30
300
C
200
R
300
4.2
3 G
300
50
300
C
100
R
300
4.2
2 G 1 G
247 25
-
2511
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken
2512
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
1
-
vloeroppervlak < 100 m²
2512
2
-
vloeroppervlak >= 100 m²
2513
D
Rubber-artikelenfabrieken
50
10
30
30
50
3.1
200
50
100
50
R
200
4.1
2 G
100
10
50
50
R
100
3.2
1 G
D
252
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
1
-
zonder fenolharsen
200
50
100
100
R
200
4.1
2 G
252
2
-
met fenolharsen
300
50
100
200
R
300
4.2
2 G
30
30
100
30
100
300
glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
300
100
100
glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar
500
200
300
Glas-in-loodzetterij
10
30
30
10
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
26
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
261
0
Glasfabrieken:
261
1
-
glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
261
2
-
glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
261
3
-
261
4
-
2615
30
30 C
Z
50
R
30 C
Z
50
R
VERKEER
50
productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
CATEGORIE
30
-
INDICES GROOTSTE AFSTAND
50
3
2612
GEVAAR
STOF
252
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
50
3.1
2 G
100
3.2
1 G
300
4.2
2 G
300
4.2
1 G
500
5.1
2 G
30
2
1 G
50
3.1
1 G
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
-
vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
10
10
30
10
30
2
1 G
262, 263
2
-
vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
30
50
100
30
100
3.2
2 G
264
A
Baksteen en baksteenelementenfabrieken
30
200
200
30
200
4.1
2 G
264
B
Dakpannenfabrieken
50
200
200
100
R
200
4.1
2 G
2651
0
Cementfabrieken:
2651
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
300
500
C
2651
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
500
1000
C
2652
0
Kalkfabrieken:
2652
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2652
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2653
0
Gipsfabrieken:
2653
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2653
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2661.1
0
Betonwarenfabrieken:
2661.1
1
-
zonder persen, triltafels en bekistingtrille
10
100
200
2661.1
2
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag
10
100
300
2661.1
3
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag
30
200
700
30
R
500
5.1
2 G
Z
50
R
1000
5.3
3 G
30
R
200
4.1
2 G
Z
50
R
500
5.1
3 G
30
R
200
4.1
2 G
Z
50
R
500
5.1
3 G
30
200
4.1
2 G
30
300
4.2
2 G
30
700
5.2
3 G
Z
0
Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
50
100
2661.2
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
300
50
50
100
2662
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
Z
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
2661.2
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
100
3.2
2 G
30
300
4.2
3 G
30
100
3.2
2 G
2663, 2664
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
1
-
p.c. < 100 ton/uur
10
50
100
2663, 2664
2
-
p.c. >= 100 ton/uur
30
200
300
2665, 2666
0
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
1
-
p.c. < 100 ton/dag
10
50
100
2665, 2666
2
-
p.c. >= 100 ton/dag
30
200
300
267
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
1
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10
30
100
0
100
267
2
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
267
3
-
met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
10
100
300
10
300
4.2
1 G
267
4
-
met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
2 G
10
30
50
10
50
3.1
1 G
2681
Slijp- en polijstmiddelenfabrieken A0
Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
A1
-
p.c. < 100 ton/uur
300
100
100
2682
A2
-
p.c. >= 100 ton/uur
500
200
200
2682
B0
Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682
B1
-
steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
100
200
300
C
2682
B2
-
overige isolatiematerialen
200
100
100
C
2682
C
50
50
100
2682
D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur
100
50
200
2682
D1 -
200
100
300
700
500
700
asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
27
-
271
0
Ruwijzer- en staalfabrieken:
271
1
-
100
3.2
3 G
10
300
4.2
3 G
50
R
100
3.2
2 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
3.2
1 G
3.1
1 G
Z
2682
Minerale productenfabrieken n.e.g.
10 Z
D
D
30
300
4.2
3 G
Z
50
500
5.1
3 G
Z
30
300
4.2
2 G
50
200
4.1
2 G
50
100
3.2
2 G
30
200
4.1
3 G
50
300
4.2
3 G
700
5.2
2 G
Z
D
VERVAARDIGING VAN METALEN p.c. < 1.000 ton/jaar
200
R
2
-
272
0
IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
1500
272
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
500
272
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
1000
273
0
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
300
273
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
50
700
274
A0
Non-ferro-metaalfabrieken:
274
A1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
100
100
300
274
A2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
200
300
700
274
B0
Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
274
B1
-
p.o. < 2.000 m²
274
B2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
50
500
200
100
1000
C
Z
300
R
1500
Z
50
R
Z
50
R
Z
30
R
50
R
50 Z
100
Z
Z
VERKEER
CATEGORIE
1000
271
INDICES GROOTSTE AFSTAND
1500
GEVAAR
STOF
p.c. >= 1.000 ton/jaar
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
6
3 G
500
5.1
2 G
1000
5.3
3 G
300
4.2
2 G
700
5.2
3 G
300
4.2
1 G
700
5.2
2 G
R
500
5.1
2 G
R
1000
5.3
3 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
30
30
2751, 2752
0
IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2751, 2752
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
2753, 2754
0
Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2753, 2754
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
28
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
281
0
Constructiewerkplaatsen:
281
1
-
gesloten gebouw
30
30
100
30
100
3.2
2 G
281
1a
-
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
281
2
-
in open lucht, p.o. < 2.000 m²
30
50
200
30
200
4.1
2 G
281
3
-
in open lucht, p.o. >= 2.000 m²
50
200
300
30
300
4.2
3 G
2821
0
Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
1
-
30
50
300
300
4.2
2 G
p.o. < 2.000 m²
Z
30
R
2
2822, 2830
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
2821
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
50
100
500
500
5.1
3 G
Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
30
30
200
30
200
4.1
2 G
4.1
1 G
-
p.o. >= 2.000 m²
Z
50
R
284
A
Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
30
200
30
200
284
B
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
50
30
100
30
100
D
3.2
2 G
284
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
D
3.1
1 G
2851
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851
1
-
algemeen
50
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
10
-
stralen
30
200
200
30
200
D
4.1
2 G
2851
11
-
metaalharden
2851
12
-
lakspuiten en moffelen
2851
2
-
scoperen (opspuiten van zink)
2851
3
-
2851
4
2851
30
50
100
50
100
D
3.2
1 G
100
30
100
50
R
100
D
3.2
2 G
50
50
100
30
R
100
D
3.2
2 G
thermisch verzinken
100
50
100
50
100
3.2
2 G
-
thermisch vertinnen
100
50
100
50
100
3.2
2 G
5
-
mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
100
30
100
3.2
2 G
2851
6
-
anodiseren, eloxeren
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
7
-
chemische oppervlaktebehandeling
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
8
-
emailleren
100
50
100
50
100
3.2
1 G
2851
9
-
galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke)
30
30
100
50
100
3.2
2 G
2852
1
Overige metaalbewerkende industrie
10
30
100
30
100
D
3.2
1 G
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
50
10
50
D
3.1
1 G
2852
2
287
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
A1
-
p.o. < 2.000 m²
30
50
200
287
A2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
29
-
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
0
Machine- en apparatenfabrieken inclusief reparatie:
29
1
-
30
p.o. < 2.000 m²
R
30
200
4.1
2 G
30
500
5.1
3 G
100
30
100
3.2
2 G
30
50
10
50
3.1
1 G
30
100
30
100
3.2
2 G
Z
D
p.o. >= 2.000 m²
50
30
200
-
met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren ≥ 1 MW
50
30
300
30
30
30
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie
31
-
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
VERKEER
-
3
GROOTSTE AFSTAND
2
29 29
GEVAAR
STOF
29
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
200
D
4.1
3 G
30
300
D
4.2
3 G
50
30
50
3.1
1 G
10
30
10
30
2
1 G
1 G
Z
311
Elektromotoren- en generatorenfabrieken, inclusief reparatie
200
30
30
50
200
4.1
312
Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
200
10
30
50
200
4.1
1 G
313
Elektrische draad- en kabelfabrieken
100
10
200
100
4.1
2 G
314
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
100
50
2 G
315
Lampenfabrieken
200
30
30
300
316
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
3162
Koolelektrodenfabrieken
1500
300
1000
C
Z
200
R
200 100
3.2
R
300
4.2
2 G
30
2
1 G
1500
6
2 G
R
D
321 t/m 323
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
50
30
50
3.1
2 G
3210
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
50
30
50
3.1
1 G
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
30
0
30
2
1 G
32
-
33
-
33
A
34 341
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 0
Autofabrieken en assemblagebedrijven
D
-
p.o. < 10.000 m²
100
10
200
2
-
p.o. >= 10.000 m²
200
30
300
100
10
C
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
200
30
R
200
4.1
2 G
200
4.1
2 G
R
100
3.2
2 G
50
3.1
2 G
R
100
3.2
2 G
Z
3420.1
Carrosseriefabrieken
3420.2
Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
30
10
200
30
343
Auto-onderdelenfabrieken
30
10
100
30
35
-
D
VERKEER
1
341
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
341
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
1
-
houten schepen
351
2
-
kunststof schepen
351
3
-
metalen schepen < 25 m
351
4
-
metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
351
-
onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen
3511
Scheepssloperijen
30
30
50
10
100
50
100
50
50
100
200
30
200
4.1
2 G
100
100
500
50
500
5.1
2 G
30
50
50
30
50
3.1
2 G
100
200
700
100
R
700
5.2
2 G
100
3.2
2 G
R
300
4.2
2 G
352
0
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
1
-
algemeen
50
30
100
352
2
-
met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
353
0
Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353
1
-
zonder proefdraaien motoren
353
2
-
met proefdraaien motoren
50
30
200
100
30
1000
C
Z
30 Z
30
200
4.1
2 G
Z
100
R
1000
5.3
2 G
R
100
3.2
2 G 2 G
30
354
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
30
10
100
30
355
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
100
30
100
D
3.2
50
50
100
30
100
D
3.2
2 G
0
10
10
0
10
1
1 P
36
-
361
1
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
362
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
10
30
2
1 G
363
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
2 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
364
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
365
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
3661.1
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
2
1 P
3661.2
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30
10
50
30
50
3.1
2 G
30
100
500
30
500
5.1
2 G
37
-
371
D
2 G
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders
Z
372
A0
Puinbrekerijen en -malerijen:
372
A1
-
v.c. < 100.000 ton/jaar
30
100
300
10
300
4.2
2 G
372
A2
-
v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
3 G
372
B
Rubberregeneratiebedrijven
300
50
100
50
300
4.2
2 G
372
C
Afvalscheidingsinstallaties
200
200
300
C
50
300
4.2
3 G
R
40
-
40
A0
Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
A1
-
kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
700
700
C
Z
200
700
5.2
2 G
40
A2
-
oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
500
5.1
2 G
40
A3
-
gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
R
500
5.1
1 G
40
A5
-
warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth
30
30
500
C
Z
100
R
500
5.1
1 G
40
B0
40
B1
Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie
100
50
100
30
R
100
3.2
2 G
40
B2
-
50
50
100
30
R
100
3.2
2 G
40
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
-
< 10 MVA
0
0
30
C
10
30
2
1 P
40
C2
-
10 - 100 MVA
0
0
50
C
30
50
3.1
1 P
40
C3
-
100 - 200 MVA
0
0
100
C
50
100
3.2
1 P
40
C4
-
200 - 1000 MVA
0
0
300
C
Z
50
300
4.2
1 P
40
C5
-
>= 1.000 MVA
0
0
500
C
Z
50
500
5.1
1 P
vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa
D0 Gasdistributiebedrijven:
40
D1 -
gascompressorstations vermogen < 100 MW
0
0
300
C
100
40
D2 -
gascompressorstations vermogen >= 100 MW
0
0
500
C
200
40
D3 -
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
C
10
40
D4 -
gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
30
C
10
40
D5 -
gasontvang- en -verdeelstations, categorie D
0
0
50
C
50
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E1
-
stadsverwarming
30
10
100
C
40
E2
-
blokverwarming
10
0
30
C
R
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
40
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
300
4.2
500
5.1
1 P
1
1 P
10
1 P
30
2
1 P
50
3.1
1 P
50
100
3.2
1 P
10
30
2
1 P
R
41
-
41
A0
Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41
A1
-
met chloorgas
50
0
50
C
1000
41
A2
-
bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling
10
0
50
C
30
41
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1
-
< 1 MW
0
0
30
C
10
30
41
B2
-
1 - 15 MW
0
0
100
C
10
100
41
B3
-
>= 15 MW
0
0
300
C
10
300
4.2
1 P
45
-
2 G
45
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER R
1000 50
D
5.3
1 G
3.1
1 G
2
1 P
3.2
1 P
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45
0
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
45
1
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1000 m²: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1
2 G
45
2
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G 1 G
453
Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
30
2
453
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
50
30
50
3.1
1 G
453
Elektrotechnische installatie
10
10
30
10
30
2
1 G
50 501, 502, 504
-
501
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
10
0
30
10
30
2
2 P
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
100
10
100
3.2
2 G
10
30
100
10
100
3.2
1 G
0
0
10
10
10
1
1 G
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
50
3.1
1 G
Autowasserijen
10
0
30
0
30
2
3 P
0
0
30
10
30
2
1 P
30
30
50
30
R
50
3.1
2 G
50
R
300
4.2
2 G
2
2 G
Autoplaatwerkerijen
5020.4
B
Autobeklederijen
5020.4
C
Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
51
-
5121
0
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
1
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer
5121
STOF
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven A
503, 504
INDICES
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
5020.4
5020.5
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
R
GROOTHANDEL EN OPSLAG
100
100
300
5122
Groothandel in bloemen en planten
10
10
30
Z
5123
Groothandel in levende dieren
50
10
100
5124
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
30
5125, 5131
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen
30
10
30
50
5132, 5133
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
10
0
30
50
5134
Groothandel in dranken
0
0
30
C
0
30
0
100
3.2
2 G
0
50
3.1
2 G
R
50
3.1
2 G
R
50
3.1
2 G
0
30
2
2 G
5135
Groothandel in tabaksproducten
10
0
30
0
30
2
2 G
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
30
0
30
2
2 G
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
30
0
30
2
2 G
5138, 5139
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
2 G
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
2 G 2 G
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
1
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
30
10
V
30
2
5148.7
2
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
30
50
V
50
3.1
2 G
5148.7
5
-
munitie
0
0
30
30
30
2
2 G
5151.1
0
Groothandel in vaste brandstoffen:
1
-
klein, lokaal verzorgingsgebied
10
50
50
5151.1
2
-
kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
500
5151.2
0
Groothandel in vloeibare brandstoffen:
Z
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
5151.1
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
50
3.1
2 P
100
500
5.1
3 G
5151.2
-
ondergronds, K1/K2/K3-klasse
10
0
10
10
10
1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
2
1 G
5151.2
30
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
50
3.1
1 G
5151.2
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
50 D
4.1
2 G
5151.2
2
-
o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
3
-
tot vloeistof verdichte gassen
50
0
50
300
R
300
D
4.2
2 G
5151.2
0
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
5151.2
-
bovengronds, < 2 m³
0
0
0
30
30
2
1 G
5151.2
-
bovengronds, 2 - 8 m³
10
0
0
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, 8 - 80 m³
10
0
10
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, 80 - 250 m³
30
0
30
300
R
300
4.2
2 G
5151.2
-
ondergronds, < 80 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1G G
5151.2
-
ondergronds, 80 - 250 m³
30
0
30
200
R
200
4.1
2 G
5151.2
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
D
4.1
2 G
5151.2
2
-
o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5151.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
10
0
10
30
R
30
2
1 G
5151.2
-
grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
30
0
30
500
R
500
5.1
2 G
5151.2
Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
10
0
10
50
50
3.1
1 G
5151.3
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
100
0
30
50
100
3.2
2 G
10
300
4.2
3 G
10
700
5.2
3 G
5152.1
0
Groothandel in metaalertsen:
5152.1
1
-
opslag oppervlak < 2.000 m²
30
300
300
5152.1
2
-
opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
700
Z
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
5152.2 /.3
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
0
10
100
10
100
3.2
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
50
10
50
3.1
2 G
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
Groothandel in metalen en -halffabricaten
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
-
5153
2
-
2 G
5153.4
4
Zand en grind:
5153.4
5
-
algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100
0
100
3.2
2 G
5153.4
6
-
algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
-
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1
2 G
5154
2
-
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
0
30
0
30
2
1 G
5155.1
Groothandel in chemische producten
50
10
30
100
R
100
3.2
2 G
5155.2
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
30
R
30
D
2
1 G
5155.2
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of gasflessen
5155.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5155.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
0
0
0
30
R
30
2
1 G
5155.2
-
grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
0
0
0
500
R
500
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
10
10
30
10
30
5157
0
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
5157
1
-
5157.2/3
0
Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
5157.2/3
1
-
518
0
Groothandel in machines en apparaten:
518
1
-
518
2
-
518
3
-
519 52 527
1 G
2
2 G 2 G
10
30
100
30
100
3.2
10
10
50
10
50
3.1
2 G
10
30
100
10
100
3.2
2 G
10
10
50
10
50
3.1
2 G
machines voor de bouwnijverheid
0
10
100
10
100
3.2
2 G
overige
0
10
50
0
50
3.1
2 G
overig met oppervlak <= 2.000 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
0
0
30
0
30
2
2 G
0
0
10
10
10
1
1 P
autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m²
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) -
5.1
D
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
Taxibedrijven
6023
Touringcarbedrijven
6024
0
6024
1
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² - goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m²
63
-
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
30
C
0
30
2
2 P
0
100
C
0
100
3.2
2 G
0
0
100
C
30
100
3.2
3 G
0
0
50
C
30
50
3.1
2 G
Loswal
10
30
50
A
Distributiecentra, pak- en koelhuizen
30
10
50
C
50
6312
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
0
0
30
C
10
30
6321
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
100
C
30
100
6321
3
Caravanstalling
10
0
30
C
10
64
-
POST EN TELECOMMUNICATIE 0
0
30
C
71
Post- en koeriersdiensten -
VERKEER
0
6312
641
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
0 10
VERVOER OVER LAND
6022
631
INDICES
STOF
60
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
50 R
50
D
3.1
2 G
3.1
2 G
2
2 G
3.2
2 G
30
2
2 P
0
30
2
2 P
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
7133
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
10
0
30
10
2
2 G
72
-
72
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
10
B
Datacentra
0
0
30
725 72
C
0
10
1
1 P
0
30
2
1 P
-
731 74
30
R
30
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
30
50
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
30
C
10
30
7484.3
Veilingen voor landbouw- en visserijproducten
50
30
200
C
50
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
10
-
2
1 P
3.1
1 P
2
2 G
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74701
90
VERKEER
30
CATEGORIE
10
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
30
INDICES
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
-
STOF
73
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
R
D
200
0
10
4.1
3 G
1
2 P
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A0
RWZI's en gierverwerkingsinrichting, met afdekking voorbezinktanks:
9001
A1
-
< 100.000 i.e.
200
10
100
C
10
200
4.1
2 G
9001
A2
-
100.000 - 300.000 i.e.
300
10
200
C
Z
10
300
4.2
2 G
9001
A3
-
>= 300.000 i.e.
500
10
300
C
Z
10
500
5.1
3 G
9001
B
Rioolgemalen
30
0
10
C
0
30
2
1 P
9002.1
A
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
50
10
9002.1
B
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
30
30
50
30
9002.1
C
Vuiloverslagstations
200
200
300
9002.2
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A1
-
mestverwerking/korrelfabrieken
500
10
100
9002.2
A2
-
kabelbranderijen
100
50
30
9002.2
A3
-
verwerking radioactief afval
0
10
200
9002.2
A4
-
pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
50
10
30
10
9002.2
A5
-
oplosmiddelterugwinning
100
0
10
30
9002.2
A6
-
afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
300
200
300
9002.2
A7
-
verwerking fotochemisch en galvano-afval
10
10
30
30
300
200
300
10
300
100
50
10
9002.2
B
9002.2
C0
Composteerbedrijven:
Vuilstortplaatsen
9002.2
C1
-
niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar
C C
C
Z
50
3.1
2 G
50
3.1
2 G
30
300
4.2
3 G
10
500
5.1
3 G
10
100
3.2
1 G
1500
1500
6
1 G
R
50 R
50 R
3.1
1 G
100
D
3.2
1 G
300
D
4.2
3 G
2
1 G
300
4.2
3 G
300
4.2
2 G
30
VERKEER
GEVAAR
STOF
CATEGORIE
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
9002.2
C2
-
niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar
700
300
100
30
700
5.2
2 G
9002.2
C3
-
belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
100
100
100
10
100
3.2
2 G
9002.2
C4
-
belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
200
200
100
30
200
4.1
3 G
9002.2
C5
-
gft in gesloten gebouw
200
50
100
100
200
4.1
3 G
2 G
R
93
-
9301.1
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
50
30
50
3.1
9301.1
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
50
3.1
2 G
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
30
2
2 G
0
0
30
0
30
2
1 G
9301.2 9301.3 SBI 93/SvB b ex.o oktober 2010
A
OVERIGE DIENSTVERLENING
Wasverzendinrichtingen
C
R
Bijlage 2 Staat van Horeca‐activiteiten
1
Categorie I 'lichte horeca' Horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken al dan niet in combinatie met het tegen vergoeding verstrekken van logies. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a.
Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca Horecabedrijven zoals: - broodjeszaak, crêperie, croissanterie; - cafetaria, koffiebar, theehuis; - lunchroom; - ijssalon; - snackbar;
1b.
Overige lichte horeca Horecabedrijven zoals: - bed & breakfast; - bistro, eetcafé; - hotel; - hotel-restaurant; - kookstudio; - poffertjeszaak/pannenkoekenhuis; - pension; - restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice); - shoarmazaak/grillroom; - wijn- of whiskyproeverij.
1c.
Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking Horeca bedrijven zoals: - bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een vloeroppervlak1) van meer dan 400 m²; - restaurant met bezorg- en/of afhaalservice.
Categorie 2 'middelzware horeca' Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook delen van de nacht zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en maaltijden. Hierdoor kunnen zij aanzienlijke hinder voor omwonenden veroorzaken: Horeca bedrijven zoals: bedrijven uit categorie 1 die gelet op de aard van hun omgeving ook delen van de nacht geopend zijn; bar, bierhuis, café, pub; biljartcentrum; café-restaurant.
1) Zie toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SvH 2011
Staat van Horeca-activiteiten
2
Categorie 3 'zware horeca' Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met etenswaren en maaltijden en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: Horecabedrijven zoals: bar-dancing; dancing; discotheek; nachtclub; zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SvH 2011