Uitgaande post - 27005
3059 XW ROTTERDAM 3009 CE Rotterdam r 14010 (tocaal tarief) F (010) 286 82 50 E înfo@prinsatexander-rotterdam-nt 1 www.prinsatexanter-nt Uw brief van Uw kenmerk Bijlaaetn) 1 oatum 10 december 2013 31 oktober 2013 Behandeld door Mevrouw M.D.J. Hazewindus Telefoonnummer (010) 2868296 zaàknummer 9017844 volgnummer 27005 onderwerp Uw aanvraag voor een evenementenvergunning (A - evenement) Geachte heer Van Look, In antwoord op uw verzoek van 31 oktober 2013 deel ik u mee, dat op basis van artikel 2:25 van de Aljemene Plaatselijke Verordening van Rotterdam 2012, mits u in het bezit beht van een tljdelijke gebruiksvergunning voor de tent, een vergunning verleend wordt voor: Evenement : Kerstmarkt Datum : 14 en 15 december 2013 Locatie : Maltaplein Tijdstip : 11:00 - 23:00 en 10:00 tot 18:00 uur Ik behoud mij te allen tijde het recht voor om op grond van de openbare orde en veiligheid alsnog te besluiten deze vergunning in te trekken c.q. aanvullende voorschriften aan de vergunning te verbinden. Aan deze vergunning zijn de in de bijlage opgenomen voorschriften verbonden. De in de bijlaje opgenomen voorschriften Iaten verplichtingen van vergunninghouder voodvloeiende uit andere wet- en regelgeving onverlet. Tot slot wijs ik u erop, dat u aansprakelijk bent voor alle schade die door het gebruik van deze vergunning aan eigendommen van de gemeente of van anderen mocht worden toegebracht. ABN-AMZO 64.45,11.990 @ IBAN NL23A8NA0644511990 * 81C ABNANQA A.u.b. bîj beantwoordïng clatum en kenmerk vermetden.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 38
Uitgaande post - 27005
Met vriendelijke groet, de burge ster van de gemeente onderte end voor deze, U> Sec etar / g en Directeur van |F De eer . . . Besters de deelgemeente Prins Alexander Rotterdam, Fegen dit besluit kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan bezwaar maken door het indienen van een bezwaarschriR bli de burgemeester en de Algemene Bezwaarschriftencommissie van de gemeente Rotterdam, Postbus 7001 2, 3000 KP Rgtterdam. Het bezwaarschrift moet ondedekend z|n en moet bevatten: naam en adres van de indiener, de dagtekening, een omschrqving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht. U wordt verzocht een kopie van dit besluit mee te zenden. Desgewenst kùnnen belanghebbenden, indien z| een bezwaarschrift hebben îngediend, tegen betaling van gçiffierechten een verzoek om voorlopige vöoaiening (o.a. schorsing) aanvragen blï de Arrondîssementsrechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotteïdam. Kopie aan: Openbare werken Gemeente Rotterdam, Koperstraat 23, 3067 GL Rotterdam; Digitaal exemplaar de Gemeentelijke Brandweer Rotterdam, afdeling Preventie, evenementenbureauori'lnmond.nolitie.nl', Digitaal exemplaar Brandweer Veiligheidsrejio Rotterdam Rijnmond, afdeling OI&P, r-claessenaveiliqheidsreqio-rr.nl ; Digitaal exemplaar aan Rijnmond Politie district Oost, de evenementencoördinator Dhr. R. de Brie D-.Q 6mailboxevenementenaRi'lnmond.nolitie.nl', Digitaal exemplaar Roteb, Dhr.
[email protected] Digitaal exemplaar Stadstoezicht, dhr. J. de Groot, Gebiedscoördinator, im.denrootlarotterdam.nl 2
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 38
Uitgaande post - 27005
Biilaqe 1: voorschrift|n behorende bii de evenementenverqunninp van) Organisatie Adres organisatie Naam contactpersoon Omschrijving evenement Datum evenement Locatie evenement Tijden evenement Datum en tijd opbouw Datum en tijd afbouw Aantal bezoekers (bij aanvraag) Winkelcentrum Boulpvard Nesselande : p/a Maltaplein 2 Dhr. S. van Look : Kerstmarkt : 14 eù 15 december 2013 : Maltaplein : 11:00 tot 23:00 uur en 10:00 tot 18:00 uur :12 december 2013, 10:00 uur : 16 decqmber 2013, 17:00 uur 270 Alqemeen De Voorgenomer; actlvlteltetR l'l-logerl |OOIR Ejovaar 01 0l3NOu1ïjO I Ilnuor OeO voetgangers, omwonenden en het verkeer. 2. De vrij: doorgang ten behoeve van hulp- en blijven. reddiensten dient wlledig gehandhaafd te 3. Het evenement en de op- en afbouw wijken niet af van de afgesproken dagten) en tijdstiptpen). 4. Het evençment of de activiteiten mogen de bereikbaarheid van wùningen, winkels, (horecalbedrijven niet belemmeren. 5. Een vedegenyyoordiger van de organisator dient beschikbaar te zijn ais aanspreekpunt voor de jolitie. Diens naam en (mobiele) nummer dienen te worden doorgegeven aan de coördlnator van het district Rotterdam Oost van de politie Rotterdam Rijnmond, telefoon 0900-8844 of middels Do6mailboxevenementenori'lnmond.politie.nl of in de vergunning te worden opgenomen. 6. Eventuele parkeeroverlast als gevolg van de activiteiten moet worden voorkomen. 7. De organisator dient, rekening houdend met het verwachte aantal d.eelnemers/bezoekers, zorg te dragen voor voldoende sanitaire voorzieningen. 8. De organisatie zorgt voor voldoende geschoold EHBO personeel. 9. De organisatie dient voldoende maatregelen te nemen ter voorkoming van vervuiling van het openbaar gebied en oppewlakte water door middel van zwerfvuil. De vergunninghouder dient er voor te zorgen dat direct na afloop van de activiteiten de in gebruik genomen grondoppewlakten en de nabije omgeving, geheel ontruimt en gezuiverd van achtergebleven afval, worden opgeleverd. 10. De organisati: dient er zorg voor te dragen dat op het gehele evenemententerrein, tenzij ander bepaald, eén pad van 4,5 meter breed vrijgehouden wordt in verband met bereikbaarheid van politie, brandweer, ambulances of andëte wettelijke hulpdiensten. .. '' 3
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 38
Uitgaande post - 27005
11. De politie heeft de bevoegdheid om namens de burgemeester het evenement dan wel de activiteiten voortijdig te beëindigen indien de voorschriften niet worden nageleefd. 12. Het is voor het publiek verboden aanwezig te zijn of te blijven indien een bevel door of namens de burgemeester wordt gegeven. 13. De vergunninghouder is vqrplicht eryoor te zorgen dat, nadat een bevel het evenement te beëindigen is gegeven, geen publiék meer tot het evenement wordt toegelaten. 14. Vergunninghouder is aansprakelijk voor schade die ten gevolge van het gebruikmaken van deze vergunning aan eigendom van de (deelgemeente) of van anderen mocht worden toegebracht en moet de gemeente vrijwaren voor eventuele schadèaanspraken van derden. 15. Aanwijzingen van de politie dienen onmiddellijk en stipt te worden opgevolgd. Inrichtinq evenemententerrein * De objecten dienen zodanig geplaatst te worden dat voldoende ruimte overblijft voor de deelnemers om bij calamiteiten vluchtwegen te hebben. * De draaimolen dient zodanig geplaatst te zijn dat de doorgang ter hoogte van Brùna en Albert Heijn in zijn volle brèédte gebruikt kan worden, dit in verband met de bereikbaarheid van hulpdiensten vanaf die zijde. Het plaatsen van de draaimolen op de Iocatie waar deze nu gesitueerd is, is niet toegèstaan. Zondaqs|et @ Als gevolg van de Zondagswet is het niet toegestaan om vô|r 13:00 uur muziek c.q. geluid te produceren dat verder dan 200 meter hoorbaar is. lnzet beveilioinqsorqanisatie * De vergunninghouder dient er zorg voor te dragen dat er gedurende de avonduren, tussen 17:00 en einde evenement c.q. sluitingstijd winkels, ten minste twee padiculiere beveiligingsbeambten, zoals genoemd in adikel 2 van de wet padiculiere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus op het evenemententerrein aanwezig zijn. De evenementenbeveiligers dienen bevoegd te zijn om ingezet te worden als evenqmentenbeveiliger. . Tijdens de nachtelijke uren dient er minimaal één beveiligingsmedewerker aanwezig te zijn op het evenemententerrein. * Alle padiculiere beveiligingsbeambten dienen te voldoen aan de bepalingen bij of krachten de Wet padiculiere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Volgens deze wet wordt onder beveiligingswerkzaamheden verstaan ù'het bewaken van de 4
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 38
Uitgaande post - 27005
veiligheid van personen of goederen of het waken tegen verstoring van de orde en rust op terreinen en in gebouwen (ook toegangs- en uitgangscontrole). * Beveiligingswerkzaamheden dienen op 7 december 2013 schriftelijk te worden gemeld bij de afdeling bijzondere wetten van de regionale Eenheid Rotterdam, Poétbus 70023, 3000 LD Rotterdam (0900-|844) of via email vernunninnenariinmond.politie.nl. Alcohol 1. Omdat buiten een/de inrichting alcoholhoudende drank wordt geschonken moet er een ontheffing voor zijn verleend op grond van artikel 35 van de Orank en Horecawet. Deze ontheffing is aan te vrageq bij Directie Veiligheid, Team Vergunningen telefoonnummer 010- 2673457. Email: evenémentenvernunninnenorotterdam.nl 2. Omdat alcohol wordt geschonken zal de Iocatie waar de activiteivfestiviteit wordt gehouden als evenemqntenterrein worden aangemerkt 3. Een evenemententerrein dient duidelijk herkenbaar te zijn afgescheiden van de openbare weg. 4. Er dient op te worden toegezien dat er geen alcoholhoudende dranken worden meegenomen naar de openbàre weg, zijnde buiten het evenemententerrein of anders bepaald met betrekking tot het alcohol verstrekkingspuntof de Iocatie. 5, De verstrekking van drinkwaren, zowel zwak alcoholisch als niet alcoholhoudende dranken, dient uitsluitend te geschieden in zachte plastic bekers, zachte petflessen of kadons. Het gebruik van glaswerk is verboden. 6. Het is alleen toegestaan voo|erpakte, c.q. fabrieksmatig koorbereide alcoholhoudende mixen te verkopen of aanwezig te hebben. Ter plaatse gerùixte alcoholhoudende dranken zullen worden aangemerkt als sterk alcoholhoudende drank en in beslag worden genomen. 7. In geval van proeverijen op de kerstmarkt dienen deze over een adikel 35 Drank- en Horecaweg te beschikken. Verkoop van alcoholhoudende dranken vanaf de standplaats is ingevolge adikel 18, tweede Iid van de Drank en Horecaweg niet toegestaan. Verkoop is alleen toegestaan uit een winkel. Bezoekers die de geproefde alcoholhoudende drank willen aanschaffen dienen verwezen te worden naar de desbetreffende winkel. Aan te leveren documenten De organisatie dient voor genoemd evenement zorg te dragen voor de volgende documenten: . Een ontheffing artikel 35 Drank- èn Horecawet 2013. * Bedrijfsgegevens en namen in te zetten beveiligingsorganisatie. padiculiere beveiligers van padiculiere 5
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van 38
Uitgaande post - 27005
De genoemde documenten dienen uiterlijk 7 december 2013 digitaal aangeleverd te worden bij de afdeling Horecataken en Eùenementen district Oobt, politie Rotterdam-Rijnmond, emàil Do6mailboxevenementenariinmond.politie.nl Evenemententerrein * Het evenemententerrein dient te allen tijde bereikbaar te zijn voor hulpdiensten. | eluid 1 . Het ten gehore brengen worden beëindigd. 2. De Iuidsprekers dienen zodanig opgesteld te worden, dat de geluidsproductie van de dichtst bijgelegen wopingen af gericht is. Tevens moeten Iuidsprekersystemen toegepast worden, die het geluid richten naar het bedoelde publiek. van muziek en ander geluid dient om uiterlijk 22:00 uur te I-1 böuwen en afbreken van het evenement dient plaats te vinden in de uren 3. et op gelegen tussen 07.00 en 21.00 uur. In ieder geval mogen tussen 21.00 en 07.00 uur geen overlast veroorzakende opbouw- en afbreekactiviteiten uitgevoerd worden. 4. Bewoners van nabijgelegen woningen dienen ten minste een week voordat het evenement plaatsvindt schriftelijk te worden ge'l'nformeerd door de vergunninghouder ovèr de te ondernemen activiteiten. Hierbij dienen de tijdstippen van het evenement, evenals overlast veroorzakende activiteiten of beperkingen kenbaar gemaakt te worden. Tevens dient minimaal één telefoonnummer te worden vermeld, waarop aanvullende informatie te verkrijgen is. Een afschrift van de informatiebrief dient gestuurd te worden naar de DCMk Milieudienst Rijnmond, t.a.v. de Meldkamer, Postbus 843, 3100 AV Schiedam. 5. Voor toestellen en installaties dient van geluidsarme of geluid gedempte typen gemaakt te worden, in overeenstemming met de huidige stand der techniek. 6. De toestellen en installaties mogen dicht mogelijk bij de activiteit. niet direct bij wöningen worden opgesteld maar zo gebruik 7. De bij de aangevraagde activiteiten betrokken toestellen en installaties mogen niet in werking zijn in de uren waarin geen evenementactiviteiten plaatsvinden. 8. De Iuidsprekers dienen aan de buitenrand van het terras/evenemententerrein opgesteld te worden, zodat de geluidsproductie naar het bedoelde publiek op het tersas/evenemententerrein gericht is. Ten behoevê van de doorstroming van verkeer op het trottoir of de rijbaan dienen tevens de aanwijzingen van de politie met betrekking tot de opstelling van de Iuidsprekers opgevolgd te worden. 6
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 6 van 38
Uitgaande post - 27005
Voo|aarden Openbare werken Gemeente Rotterdam Alnemeen @ @ * @ @ Het is niet toegestaan eigendommen Van de gemeente te Ve|ijderen en/of te Verplaatsen. Aan eigendommen van de gemeente, zoals hekken, borden, banken |n Iantaarnpalen mag niets worden bevestigd behoudens in bijzondere gevallen, waarvoor door of vanwege de directeur Openbare werken Gemeente Rotterdam schriftelijk is verklaard dat daartegen geen bezwaren zijn. Alle aahwijzingen en/of instructies van de daartoe bevoegde medewerkers van de gemeentélijke diensten dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd en/of uitgevoerd. Alle vooiwerpen dienen los op de grond te worden geplaatst. Wanneer er afvalwater moet worden geloosd dan dient hiervoor een tijdelijke riool aansluitvergunning aangevraagd te worden bij afd. Watermanagement van Openbare wèrken Gemeente Rotterdam. Het Iozen op een kolk is niet toegestaan. Plaatsen tenten, nodia en andere voorwerpen @ * * * @ @ @ Tenten, podia, kramen en andere voorwerpen moeten worden opgesteld in overleg met de dienst Openbare werken Gemeente Rotterdam, werf Prins Alexander. Verankering in verharding en gazon, middels haringen o.i.d. is niet toegestaan. De standplaatsen van podia, kramen en andere voorwerpen dienen zodanig te worden gekozen dat de bereikbaàrheid van Mvinkels, 'vopingen en bedrijven e.d. niet wordt belemmerd en tevens zodanig dat voor voetgangers voldoende ruimte overblijft om te kunnen passeren. Het plaatsen van vlaggenmasten, be'|estigingspunten en banieren in de grond is verboden. Brandkranen en putten voor de brandweer dienen toegankelijk te blijven. Afsluiters en ruimtes voor gas, elektra, water en stadsve|arming dienen toegankelijk te biijven. Tijdelijke Ieidingen moeten in kokers gelegd worden of worden afgedekt. De aanleg van kabels moet in overleg met de beheerder van de werï. Er mogen geen voertuigen op het gazon komen Bomen * * * @ Binnen de kroonprojectie mogen geen objecten of opslag worden geplaatst. Ook mag niet met moto|oeduigen onder de kroonprojecties of boven de wodels van de bomen gereden en/of geparkeerd worden. Aan bomen mag niets worden bevestigd. Er mag niet gesnoeid worden aan bomen of struiken Schade aan bomen in het gebied waarop de vergunning van toepassing is, dient ongeacht de oorzaak, vergoed te worden volgens de methode zoals aangegeven in (de toelichting op) artikel 4:11i van de APV Rotterdam. Daarbij worden de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen gehanteerd en worden teveps.de betreffende administratiekosten in rekening gebracht. 7
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 7 van 38
Uitgaande post - 27005
Onname (openbare) buitenruimte Voorafgaand aan het evenement zal de beheerder van de wërf Prins Alexander van Openbare werkep Gemeente Rotterdam, samen met de organisator een opname maken van de (openbarelbuitenruimte. Tevens dient de organisator na afronding van de opruimingswerkzaamheden de Iocatie aan de werï Prins Alexander van Openbare werken Gemeente Rotterdam op te Ieveren, zodat eventuele schades gezamenlijk vastgesteld en vastgelegd kunnen worden. De organisator van het evenement is verantwoordelijk voor elke vorm van schade welke als gevolg van het evenement aan de buitenruimte toegebracht is. Elke vorm van schade dient daarom gemeld té worden bij de werï Prins Alexander vàn de Gemeente Rotterdam. Vo|aardo-n Brandweer Ziè bijlagen. De bovengenoemde voorschriften Iaten verplichtingen van voodvloeiende uit ander wet- en regelgeving onverlqt. de vergunning aanvrager 8
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 8 van 38
Uitgaande post - 27005
Artikep 1 Vrijhouden van terreingedeelten en bereikbaarheid. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 1 Vrijhouden van terreingedeelten en bereikbaarheid 1 .1 Afhankelijk van de aard en omvang van het evenement moet ten behoeve van de hulpverlehende diensten, naast de reguliere toegang, één of meerdere toe- of (noodluitgangen tot het terrein aanwezig zijn. Dit ter beoordeling en goedkeuring van het bevoegd gezag. 1,2 De opstelling van alle tjdelijke inrichtingen op het terrein dient zodanig te zijn dat alle i ichtingen door de hulpvqrlenende diensten onbelemmerd bereikt kunnen worden. nr 1.3 De bij het bouwwerk behorende brandkranen, andere bluswate|inplaatsen en aansluitpunten moeten worden vrijgehouden voor blusvoeduigen, en wel zodanig dat hièrvan onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt. 1.4 Indien het terrein (tijdelijk) is afgesloten dient duidelijk de (brandweer-lingang te zijn aangegeven en het toegangshek snel door de brandweer te openen zijn met het dopr de brandweer in gebruik zijnde sleutelsysteem, dan wel door een (eventueel aanwezige) bewaking geopend te worden. 1 .5 Een (tijdelijk) bou|erk/tent is tot op ten minste 40 meter door hulpverleningsvoeduigen onbelemmerd te benaderen. 1.6 Indien de tùegang van een (tijdelijk) bou|erk/tent meer dan 40 meter i| verwijderd van een openbare wej, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zljn die geschikt is voor de hulpdiensten, tenzij de aard, de Iigging en het gebruik van het bouwwerîde inrichting dat niet vereisen. 1.7 Een geschikte verbindingsweg moet: a. een breedte hebben vàn ten minste 3,5 meter (opstelplaats redvoeduig 4,5 tot 6 meter) en over een breedte van ten minste 3,25 meter zijn verhard of eventueel 3 meter indien Iangs beide kanten van de rijbaan sprake is van een obstakelvrije ruimte van 0,50 meter breed; b. een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van ten minste 4,20 meter; c. zijn verhard op een Fijze die geschikt is voor moto|oeduigen met een massa van ten minste 14.600 kg en zijn voorzien van de nodige kunstwerkep. 1.8 Een geschikte opstelplaats voor een brandweewoeduig moet verhard zijn op een wijze die geschikt is voor motowoeduigen met een asbelasting van 10 ton (100kN) en een totaalgewicht van 15 ton.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 9 van 38
Uitgaande post - 27005
1.9 Auto's, trekkers, aanhangwagens en aggregaten e.d. mogen op het terrein van de inrichtîng uitsluitend zijn opgesteld conform een door het bevoegd gezag goedgekeurde tekening. Toelichting-. 1.1 Dit betekent tegelijkedijd dat de aanwezige personen in principe in twee richtingen kunnen vluchten en dus bij een caiamiteit altijd een ontvluchtingsmogelijkheid hebben. 1.2 Zo moeten op het bij het bouwwerk behorende terrein / op het terrein van de inrichting de beplanting, de parkeerplaatsen, de laad- en Iosplaatsen en plaatsen waar goederen en afvallen worden opgeslagen of gedeponeerd, zodanig zijn gelegen dat bij brand het oprijden en opstellen van de voertuigen en andere hulpmiddelen van de brandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd. 1.3 De maatstaf (NVBR) voor de vrije ruimte rond een brandkraan is een straal van 1,80m, De maatstaf (NVBR) voor de afstand tussen een brandkraan en een droge blusleiding is 35m waarbij de horizontale afstar!d tussen de opstelplaats van het blusvoeduig en de wate|injlaats niet meer dan 5m mag bedragen. Ook eventuele brandkraanbordjes moeten zrchtbaar blijven. 1.4 Er moet vporkomen worden dat bij een calamiteit de brandweer in haar opkomst gehinderd wordt door afgesloten hekwerken en/of slagbomen. Om dit te voorkomen Ilen in overleg met de brandweer passende voocieningen moeten worden getro|en. zu Het snel kunnen openen betekent dat de vedraging, als gevolg van het moeten openen van het hekwerk, maximaal 30 seconden bedraagt. 1.5 Een groep van kleine tenten van 1000 mz dient als totaal tot op 40 meter benaderd te kunnen worden en dus niet elke individuele tent (Handreiking Brandveiligheid Kampeederreinen NVBR). 1.6 Met name ambulances en brandwee|oeduigen moeten in verband met de te verrichte taken een object tot op maximaal 40 meter kunnen benaderen. Dit betreft niet alleen gebouwen, maar ook bou|erken, die geen gebouw zijn, zoals de tribunes van spodvelden, of afgebakendo Iocatie, zoals een evenemententerrein. 1.7 De afmeting voor de verbindingsweg van 3,5 meter is en de afmeting voor de rijloper afkomstig is afkomstig uit bijlage 2 van de 'Handleiding Bluswatewoociening en bereikbaarheid' NVBR, 2003. Tevens wordt hierin gesteld dat bochten minimaal een buitenstraal van 10m en een binnenstraal van 4,5m dienen te hebben. Deze handleiding is te bestellen bij de NVBR (|.nvbr.nl, tel. 026 - 3552455 , fax 026 3515051 ). Met ïkunstwerken' wordt bedoeld bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals bij sluizen, viaducten enz. 1.8 De gewichten zijn gebaseerd op een opstelplaats voor een tankautospuit volgens bijlage 2 van de 'Handleiding Bluswate|oociening en bereikbaarheid' van de NVBR. Daarbij is het uitgangspunt dat bij evenementen doorgaans een brandweerinzet met tankautospuitten) wordt gedaan. Het bepalen van opstelplaatsen voor een evenement is maatwerk. De brandweer bepaalt deze afhankeljk van de situatie ter plekke. Daarbij zal medebepalend zijn of een opstelplaats geschikt is voor een tankautospuit en of een doeltre|ende verbinding tùssen de tankautospuit en de bluswatervoorziening kan worden gelegd. Uiteraard dient maatwerk te worden toegepast als het evenement de inzet van een redvoeduig zou kunnen vereisen (bijv. reuzenrad o.i.d.).
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 10 van 38
Uitgaande post - 27005
Artikel 2 Tenten. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 2 Tenten 2.1 De Ioopafstand in de tent naar de dichtstbijzijnde uitgang bedraagt maximaal 30 meter. 2.2 Tentdoek moet bestaan uit materiaal, waarvan de bijdrage tot brandvoodplanting overeenkomt zoals aangejeven in de NTA 8020-40:2006. 2.3 In tenten gebruikte vloeren en trappen moeten bestaan uit materiaal in klasse 7-3 volgens NEN 1775. 2.4 Op verzoek van de toezichthouder dient een rapport overgelegd te worden waaruit blijkt dat de in 2.2 en 2.3 bedoelde materialen overeen komen met de geëiste braùdklasse. 2.5 De afstand tussen een tent en een ander bouwwerk moet ten minste 5 meter bedragen of er moet een wbdbo van ten minste 30 minuten aanwezig zijn tussen de tent en het bouwwerk. Bij risicovolle objecten moet de afstand ten minste 10 meter zijn, of een wbdbo van ten minste 60 minuten bezitten. Indien de gezamenlijke oppe|lakte van een tent en een ander bouwwerk minder dan 1000 mz bedraagt, mag een tent tegen dat bouwwérk zjn geplaatst mits dit geen afbreuk doet aan de vluchtmogelijkheden en de erfgrens niet ? overschrijdt. 2.6 De tuien van de tent moeten zodanig zijn aangebracht dat de vluch|egen en uitgangen hierdoor op geen enkele wijze worden belemmerd. Toelichting: 2.1 Vanaf de toegang van de tent dienen personen uit te komen in de buitenlucht of dient een ander rookcompadiment te worden bereikt. De Ioopafstand is overeenkomstig het Bouwbesluit . 2.2 Volgens de NTA 8t20-40:2006 (Evenementen - Brandvoodplanting en rookproductie van zeildoek) moet een tenteil ten minste voldoen aan de volgende brandvoodplantingsklassen. Tabel 2. 1: brandklasselî tetîtzeil ëé NFA 8020-40..2006
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 11 van 38
Uitgaande post - 27005
e.c-.9|e-eQ , . o j en I NEN 6065 2 loederiand een e s NEN-EN 13501-1 B Europa 3 klassen: d0, dl, d2 DIN 1402-1 B1 Duitsland Moet vermeld worden in rapport (brennendes Abtropfen) NF P92-503 M2 Frankrijk Moet vermeid worden in rapport lndien het zeildoek niet voldoet aan de geëiste brandklasse of indien niet kan worden aangetoond dat het zeildoek voldoet aan de geëiste brandklasse (zie art. 2.3), is automatisch de aanname dat het zeildoek slechts voldoet aan brandklasse 4. Ten einde de tent toch te I ; lj |aard l'''e () :,%1 oggin'. P'ïaze |OIIJK: Is yl u. 1.., Olementen : d. Vermeerderen van de uitgangsbreedte', e. Korterç Ioopafstanden', f. Rookverbod. mogen gebruiken zal voorzien moeten worden in een elllbvvaardpe olossin L-'an bestaan uit de vol|ende t:r ''J/'V |J 1-' |J |J Uiteraard zal de gelijkwaardige oplossing voor het specifieke geval als maatwerk moeten worden gevonden, 2.4 Dit kan ook een buitenlands rappod zijn, wordt gesteld. In de onderstaande brandvoodplantingsklassen voorkomen mits een Nederlandse vedaling beschikbaar tabel is aanyegeven welke sooden per Europees Iand (Hron: TNO). Tebel 2. 3,' in het buitenland gebnlikte brandklassen ; e |- . -- Z - @ * e *:* @ . : ** : . e @-- e *e@ Europeese Ianden A1 ' |2 B C D E Oèstenrijk (AUT) A A B1 B1 B2 83 België (BEL) A0 A1 |'2 A3-A4 A3-A4 A4 Finland (FIN) 1/1 1/1 1/1 1/11 1/- U Frankrijk (FRA) M0 M1 M1 M2 M3 M4 Duitsland (GER) A1 K B1 82 82 83 lerland (IRE) 0 0 0/1 1 3 4 ltalië (lTA) NC 0 1 2 3 4 Nederland (NED) NC 1 2 3 4 5
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 12 van 38
Uitgaande post - 27005
Noorwegen (NO) Inl lnl lnl In2 In2 U Portuga! (PORT) MO MO M2 M3 M4 M4 SK A B B B C2 C3 Spanje (SPA) MO MO M1 M2 M3 M4 Zweden (SWE) I I I 11 111 U United KingdomtuK) 0 0 0-1 1 3 4 Verenigde Staten (USA) NC - A B C NC = er is geen brandvoodplantingsklasse voor. 2.5 Het beheersbaar houden van een brand heeft betrekking op het beperken van gevaar, hinder voor de omgeving. Om een brand beheersbaar te houden bij een evenement kunnen de volgende methoden worden toegepast: a. Tentten) op een nader te bepalen afstand van een bouwwerk plaatsen. b. tentten) onderling op een nader te bepalen afstand van elkaar plaatsen c. brandwerende constructies plaatsen tussen tentlen) en bouwwerk. d. brandwerende constructies tussen tentlen) plaatsen De bedoelde vluchtmogelijkheden hebben betrekking op mâteriaalklasse in een van rook gevrijwaarde vluchtroute e.d. De hoofdregel van dit adikel is dus dat de afstand tussen een tent en een ander bouwwerk ten minste 5 meter moet bedragen (of een WBDBO van ten minste 30 minuten). de Ioopafàtanden, de Als het brandcompadiment (van tent en bouwwerk) minder is dan 1.000 mz dan mag de afstand minder dan 5 meter zijn (of geen WBDBO). Dit mag niet resulteren in belemm|ring van de vluchtmogelijkheden én de elïgrens mag niet worden overschreden. Doorgaans zal de aanvrager van het evenement de tent willen plaatsen bij een gebouw dat eigendom is. Echter het kan voorkomen dat het gebouw van een andere eigenaar is. In dat geval zal deze eigenaar toestemming moeten worden gevraagd. Het advies is dat de aanvrager in dit soort gevallen ook de vecekeraar van het gebouw raadpleegt. Een tweede uitzondering op de hoofdregel is indien een risicovol object in de nabijheid is gelegen. In dat geval dient de afstand van het brandcompadiment (tent/bou|erk) tot het andere brandcompadiment (risicovol bouwwerk) ten minste 10 meter te bedragen (of een WBDBO van ten minste 60 minuten). Het is ter bepaling vaq het bevoegd gezag of een object als risicovol moet worden beschoùwd, Monumenten zijn in dit voorschrio niet aangewezen, omdat het afhankelijk is van gemeentelijk beleid hoe met monumenten wordt omgegaan. Schematisch Ieidt voorschrift 2.5 tot een volgende situatie
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 13 van 38
Uitgaande post - 27005
1 = tent 2 = bouwwerk (1 en 2 zijn tezamen < 1.000 m2) 3 = risicovol bouwwerk
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 14 van 38
Uitgaande post - 27005
Artikel 3 Uitgangen en vluchtroutes. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 3 Artikel 3 Uitgangen en vluchtroutes 3.1 Bij evenementen met grotere aantallen personen moeten de twee richtingen kunnen vluchten. aanwezigen in principe in 3.2 Er dient voldoende uitgangsbreedte voor de aanwezige personen aanwezig te zijn, d .W.Z.-. a. 1 meter uitgangsbreedte per 90 personen in geval de uitgangen bestaan uit tentdoek; b. 1 meter uitgangsbreedte per 135 personen in geval de uitgangen bestaan uit vaste deuren én er verder geen beperkende factoren voor het veilig vluchten aanwezig zijn. 3.3 Een deur in de vluchtroute wordt bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend gesloten, als de deur ten behoeve van deze personen van binnen uit ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiedoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voolwerp. 3.4 Een deur die in een vluchtroute Iigt van een ruimte waarin meer dan 100 personen zullen verblijven en een deur in een doorgang of uitgang bestemd voor ontvluchting van meer dan 100 personen wordt niet anders gesloten dan door Yiddel van', a. een sluiting, waarbij de deur opengaat door een Iichte druk tegen de deur, in de vluchtrichting gezien', b. een sluiting waarvan de bedieningsinrichting bestaat uit een op de deur, in de vluchtrichting gezien, op minimaal 1 meter en maximaal 1.10 boven de vloer, over de volle breedte van de deur aangebrachte stang, waarbij de deur opengaat door een Iichte druk tegen deze stang (panieksluiting conform de NEN-EN 1 125). 3.5 Kabels die op de grond Iiggen dienen beschermd te zijn en wel zodanig dat niet over de kabels gestruikeld kan worden, dan wel op enige wijze niet beschadigd kunnen worden. 3.6 De beloopbaarheid buiten de tent tot aan een door het bevoegd gezag nader te bepalen plaats moet zodanig zijn dat struikelen en vallen wordt voorkomen.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 15 van 38
Uitgaande post - 27005
Toelichting: 3.1 Het Handboek Evenementen Maken van de Vereniging van Evenetmentenmakers (VVEM) stelt dat bij eveneménten met grotere aantallen, mensen in principe in twee richtingen moet kunnen vluchten. Engelse regelgeving neemt hiervoor een hoek van minimaal 45* tussen de twee uitgangen, gezien vanaf de vluchtende persoon..Het in twee richtingen kunnen vluchten is van toepassing op het vluchten uit de tent c.q. de inrichting. Het vluchten van het terrein is geregeld via artikel 1.1 3.2 Volgens de 'Handreiking voor gebruiksvergunningen' van VROM (2004) zal het aantal personen per meter uitgangsbreedte steeds meer maatwerk worden. Het kan voorkomen dat de berekening zelfs aangeeft dat er meer dan 135 personen per meter uitgangsbreedte aanwezig zijn. De aanvrager moet dan aantonep dat veilig vluchten mogelijk is, anders is 90 personen per meter uiygangsbreedte het uitgangspunt. Echter voor tenten is het Bouwbesluit in principe niet van toepassing en wordt onverkol-t vastgehouden aan de eis van 90 personen per meter uitgangsbreedte, indien de uitgangen bestaan uit tentdoek. Immers, uitgangen van tentdoek bemoeilijken doorgaans het vluchten. Indien echtèr vaste deuren in het tentzeil worden geplaatst kan de redenering val) het Bouwbesluit c.q. de VRoM-Handreiking ''Vluchten bij brand'' wordeh gevolgd, d.w.z. dat in principe 135 personen per meter uitgangsbreedte worden toegelaten. Uiteraard mits er geen beperkende factoren aanwezig zijn, bijv. een gebrek aan vrije uitàtroommogelijkheid. De uitgangsbreedte van tenten wordt gemeten op 1.90 meter hoogte, waarbij de breedte 90 personen per 1 meter uitgangsbreedte is indien er geen vrije uitstroom is. De bepaling of er sprake is van een vrije uitstroom is situatieafhankelijk en te bepalen met behulp van de tekeningen van het evenemententerrein. Ter gedachtebepaling kan worden aangehouden dat geacht mag worden dat een vrije uitstroom aanwezig is als na de uitgang meer dan 1,5 maai de breedte van de uitgang beschikbaar is tot het aatnsluitetnd terrein en dat het aansluitend terrein 1,5 maal de omvang van de inrichting dient te bedragen (hierbij dient de uitstroomruimte te worden meegeteld). Voorbeeld hoe in een tent met zeildoekwanden een goede nooduitgang gemaakt kan worden à .f%$'-ï''Meetpblnt uitgangsbreedte tent ja n dat deuren in vluchtroutes het vluchten bij 3.3 Doel van deze voorschrihen is te waar orge brand zo min mogelijk hinderen. Als er mensen in een gebouw aanwezig zijn, mogen deuren die bij het vluchten een rol spelen niet op slot zijn, zodat het niet noodzakelijk is een sléutel te gebruiken om het pand te kunnen verlaten. Onder sleutel wordt hier niet alleen een bij een slot behorende sleutel bedoeld maar elk ander los voolwerp dat n|dig kan zijn om een deur bij brand over de vereiste breedte te openen. 3.4 De nooduitgangen moeten d.m.v. één stand staan. Indien meer handelingen handeling geopend kunnen worden of in geopende nodig zijn is maatwerk nodig.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 16 van 38
Uitgaande post - 27005
3.7 Het is van belang aan de buitenzijde van de tent de vluchtroute naar het aansluitend terrein goed in orde te hebben. Tenten worden vaak in weilanden gezet, waarbij de looproute niet even vlak is. Voor het vluchten vanaf een evenemententerrein zullen er voldoende uitgangen moeten zijn. Dit zal sterk afhankeljk zijn van de grootte van het terrein en de sood afzetting. Bij grotere terreinen kan er rekening gehouden worden met doorstroomsnelheden. Dit dient als maatwerk per evenement te gebeuren.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 17 van 38
Uitgaande post - 27005
Artikel 4 Nood- en transparan|erlichting. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 4 Nood- en transparantverlichting/vluchtroute aanduiding 4.1 Alle nooduitgangen en vluchtroutes van de inrichting moeten worden gemarkeerd door vluchtrouteaanduidingen (pictogrammen) volgens NEN 6088: 2002 en aan de zichtbaàrheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838: 1999. 4.2 Een vluchtrputeaanduiding als bedoeld in het eerste Iid is aangebracht op een duidelijk waarneembare plaats. 4.3 Een vluchtroutea|nduiding als bedoeld in het eerste Iid voldoet binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende een periode van ten minste 60 minuten aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838: 1999. 4.4 Op een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid, op een vluchtroute vanuit een ruimte met een verlichtingsinstallatie die niet is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in de adikel 6.3 van het Bouwbesluit, zijn bij het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit de in het eerste lid bedoelde zichtbaarheidseisen niet van toepassing. 4.5 De controle en het onderhoud van een vluchtrouteaanduiding vindt adequate wijze plaats conform artikel 1.16 van het Bouwbesluit. 4.6 lndien in de inrichting overdag onvoldoende daglicht aanwezig is, of de inrichting na zonsondergang wordt gebruikt; a. rnoeten de vluchtrouteaanduidingen zijn uitgevoerd als elektrisch verlichte en op een noodstroombron aangesloten transparanten, die bij aanwezigheid van personen permanent verlicht zijn; b. moet in de inrichting noodverlichting zijn aangebracht. 4.7 Een noodverlichtingsinstallatie als bedoeld in de adikel 6.3 van het Bouwbesluit functioneed overeenkomstig de in die artikelen genoemde voorschriften. 4.8 De controle en het onderhoud van de in het eerste Iid bedoelde noodverlichtingsinstallatie vindt op adequate wijze plaats.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 18 van 38
Uitgaande post - 27005
Toelicht|ng: 4.3 Viuchtrouteaanduidingen moeten te allen tijde zichtbaar zijn. Hiermee wordt bedoeld dat er geen gordijnen of andere aankleding of versiering voor de vluchtrouteaanduiding mogen hangen. (|.,.z.| rtjz . -.:.:| 'k. .ï' f| 2. |à. ->J|' f| $,%% ' ê. |:| ):1: '.||'ê=|' J'œ| QI< . ' ' ' Yb|ô ' E | ' 'ù|-' 3 '' êf 7 |f;n|. $. ' |.î||||. |.. .%g-5. ) ù. 'ï| .% ? 'y. k|ï| .t%k|î. .,.... . . .1 , .: |: . . . . . , | i . .:. j(. ' jö% .:1;' '..g-' à' S$ . |% .. - . .. yçù k .|?ê |pîè. J|. &'|| f/qj||||' ' . .#' | . ;|. . ||| ' i||è| | ' f| ï V ûç 2 %1%%1%|| ' ' $ö %ïî' ' .. û . |: | . .. . :'/f L(;-'' t| ...| .' . . r 5î.j> | . -' .. .;;.. |à/rj|||'y . . :1|2|0î L.'%qi-|.%. T.. subww -.1-. aj. i -iYw? 4| 'zo nssv*y' ô||kçz|||'ç .....| ç %*ç$'% .. <'ç-%|.. à' êûilàè' |ç: @|> îyœœ|| J > 1$' .' '' '-' . .; |..4.. ||î|:S| ë ' ï: à' . |-âçr î ç.a*. ''eq ' X#<.>uG L s*-4.s. |, . | ; yj: . : ..'t||, vj àîî'|| ' . .. èij| .7| '*'L' ' 6|:: al ' : . a; ) ,l .;2,3|. ktï . 'é' jjy |,c .|; |2.|.. $:.| ûy.a y | . ... ' ..:| pè't|||||. .' .|bk..$è |7| .| | . @. J& (:' ' . 6:| ? ' . b|. .||' é A).':. . œ . | |.3|î|3|ï g2j| ; pk| '' : '. | || ' ' ' . '>'.3? ||IJ??| | ) ;| C|' '''' ' | ' ' '' ) â||||. ?|'' @|| 'jk|/|| '%q|bê ç1''' ' ./ ï . kq... .lcg|' ,.|.;>|.||6|||' , k|<|||y.|:|.|||| ' |||, kî...| z:. |7.. |. |. . û a jg Voorbeelden pictogram NEN 6088 Tip voor de controleurs: trek de stekker van de noodverlichting er eens uit om te controleren of de accu's zijn opgeladen. 4.5/4.7 Het zal duideiijk zijn dat doorgaans bij everlettletltel'l vanwege I-iet tijdelijke karakter daarvan, het bijhouden van controles in een Iogboek weinig zinvol is. Uiteraard dienen de noodverlichting/vluchtrouteaanduiding na het aanbrengen wel te worden gecontroleerd op de zichtbaarheid en goede werking.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 19 van 38
Uitgaande post - 27005
Adikel 5 Elektrische installaties en toestellen. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 5 Elekrische installaties en toestellen 5.1 Het is verboden een verlichtingsinstallatie of een verlichtingstoestel te gebruiken, indien dat gebruik door de eigenschappen van die installatie of dat toestel gevàar oplevert voor het ontstaan van brand. 5.2 Het is verboden een verlichtingsinstallatie of een verlichtingstoestel op zodanige wijze te gebruiken dat het gebruik door de wijze waarop die installatie of dat toestel is opgesteld of aangebracht, gevaar oplevert voor het ontstaan van brand. 5 3 Indien een ruimte de mogelijkheid met zich meebrengt dat dezè tijdens de aanwezigheid van personen wordt verduisterd, is in die ruimte, indien er meer dan vijftig personen gelijktijdig verblijven, elektrische verlichting aanwezig van zodanige sterkte dat een redelijke oriëntering mögelijk is. 5.4 Alle voorzieningen t.b.v. de elektra dienen ten mins|e te voldoen aan het gestelde in het normblad NEN 1010 (Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties), 5.5 Het gebruik van andere verlichting dan elektrische binnen een besloten ruimte is verboden. 5,6 Bij gebruik van verlengsnoerendienen deze geheel afgerold te zijn. 5.7 De opstelling van een (nood-) stroomaggregaat dient op minimale afstand van 5 meter buiten de tijdelijke inrichting te geschieden.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 20 van 38
Uitgaande post - 27005
Artikel 6 (Mobiele) ruimteve|armingstoestellen. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 6 (Mobiele) ruimteve|armingstoestellen 6.1 Het is verboden een ruimteve|armingstöestel op zodanige wijze te gebruiken, dat het gebruik door de wijze waarop die installatie of dat toestel is opgq|tqld. of aapgebracht, gevaar oplevert, 6.2 Ruimteve|armingstoestellen dienen volgens de voorschriqen van de fabrikant te worden opqesteld, bevestigd en gebruikt. 6.3 De vloer rondom de möbiele ruimteve|armingstoestel moet tot ten minste 2 meter vanuit het toestel gemeten, worden vrijgehouden. 6.4 Vrijkomende rookgassen moeten worden afgevoerd door een uitsluitend voor dit doel bestemde Ieiding van doelmatig en onbrandbaar materiaal. Buiten de inrichting mag geen hinder worden veroocaakt door de afgevoerde rookgassen. 6.5 Een ruimteve|armingstoestel moeten zodanig zijn afgesteld dat een optimale verbranding plaatsvindt. Binnen een inrichting mogen geen andere brandstosen dan aardgas, propaangas, butaangas of gasolie bedrijfsmatig worden verstookt of verbrand. Toelichting-. Onder mobiele ruimteve|armingstoestel worden toestellen verstaan die verplaatsbaar zijn en gebruikt worden voor het verwarmen van de tent / het bouwwerk. Hierbij moet gedacht worden aan: gasheaters elektrische terrasve|arnîers hete Iucht kanonnen
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 21 van 38
Uitgaande post - 27005
6. 1 Het mobiele ruimteverwarmirlgstoestel rnoet zo zijn geplaatst dat zij niet gemakkelijk kan worden omgestoten of aangereden en moet zonodig tegen mechanische beschadiging zijn beschermd. H et mobiele ruimteve|armïngstoestel moet zodanig zijn geplaatst, uitgevoerd en voorzien zijn van een dpelmatige bescherming, dat geen brandgevaar wordt veroocaakt door het toestel. Uiteraard is een mobiel œimteve|armingstoestel in de omgeving van brandgevaarlijke materialen niet toegestaan. Er dienen zodanige maalregelen getroffen te worden, bijvoorbeeld door het verplaatsen van de installatie of het aanbrengen van een isolerende Iaag, dat de brandbare materialen niet hun eigen ontbrandingstemperatuur zullen bereiken. 6.4 Zo worden ook incidenteel bij evenementen openhaarden geplaatst. Deze dienen dan te zijn voorzien van een deugèelijke afvoer van de rookgassen. Een gpsheater is niet geschikt voor opstelling in een iènt, indien de rookgassen toegepast is. hierop geen afvoer van
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 22 van 38
Uitgaande post - 27005
A|ikel 7 Gebruiksvoorschrioen bij het bereiden van voedsel. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 7 Gebruiksvoorschri|en bij het bereiden van voedsel 7. 1 Gasinstallaties, niet zlnde mobiele bakwagens 7.1.1 Bij gebruik van gasflessen in een inrichting riag de werkvoorraad van de gevulde en Iege flessen gezamenljk niet meer bedrageù dan 1 15 liter, tenzij bij of krachtens enig wettelijk voorschriû anders is bepaald. 7.1.2 Tussen gasfles en verbruikstoestel moet de verbinding bestaan uit een metalen Ieiding of uit een goedgekeurde GIVEG-sIang. 7.1.3 De slangen van een gasfles (naar een verbruikstoestel) moeten in deugdelijke staat Verkeren. 7.1.4 Een gasfles moet zijn voorzien van een wettelijke erkend geldig keurmerk. 7.1.5 De gasdrukregelaar van een gasfles dient van een goedgekeurd type te zij n . . 7.1 .6 Afsluiters moeten tegen omvallen zijn beschermd. 7.1.7 De ruimten waarin of nabijheid van waâr gasflestsen) staan: a. moeten op de buitenlucht zijn geventileerd door middel van ten minste twee, zover mogelijk uit elkaar Iiggende, niet afsluitbare ventilatieopehingen nabij, of in de vloer; b. mogen in een omtrek van 3 meter niet worden geqlaatst nabij rioolputten, gemeten vanuit het hart van de rioolput, trappen en/of openlngen die Ieiden tot ruimtes onder het maaiveld gelegen. (keldedrappen, koekoek, en ventilatieopeningen voor kruiprùimten enz). 7.1 .8 Een gasflessenopslag moet voldoen aan de eisen, zoals omschreven in deel 15 van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stofïen (PGS 15). 7.2 Bakkramen, niet zlnde mobiele bakwagens 7.2.1 Een frituudoestel is thermisch zodanig beveiligd dat de temperatuur van het bakmedium niet boven 20OC kan oplopen.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 23 van 38
Uitgaande post - 27005
7.2.2 Binnen handbereik van het baktoestel is een goedgekeurd handbrandblusmiddei (min. 6 kg) van het geschikte type aanwezig en voor iedere bak een passend deksel of een blusdeken aanwezig waarmee de bakken ingeval van brand kunnen worden afgedekt. 7.2.3 De wanden en het draagvlak aangrenzend aan het baktoestel zijn. dienen onbrandbaar te 7.2.4 Voor de opstelling van bakkramen ten de volgende opstellingseisen: opzichte van de omiiggende bebouwing gelden i iten zijn voor geheel blinde gevels van omliggende bebouwing a. Kook- en bakactivi e toegestaan. b. Kook- en bakactiviteiten zijn voor gevels van omliggende bebouwing met ramen slechts toegestaan bij een minimale afstand van 2 meter uit de gevel, zowel naar Iinks als naar rechts toe, Een bakkraam in de omgeving van brandgevaarlijke mpterialen is niet toegestaan. Er dienen zodanige maatregelen getroffen te worden, bijvoorbeeld door het verplaatsen van de kraam of het aanbrengen van een isolerende laag, dat de brandbare materialen niet hun eigen ontbrandingstemperatuur zullen bereiken. 7.3 Mobiele bakwagens 7.3.1 De LpG-systemen ten behoeve van kook- en ve|armingsdoeleinden in mobiele bakwagens dienen te voldoen aan de hièrvoor geldende voorschriqen. 7.3.2 Voor de opstelling van bakwagens ten de volgende opstellingseisen. opzichte van de omliggende bebouwing gelden a. voot- geheel blinde gevels van omliggende bebouwing is toegestaan. b. voor gevels met râmen van omliggende bebouwing is slechts toegestaan bij een minimale afstand van 5 meter uit de gevel. 7.4 Het oneigenllke gebruik van LpG-installaties Een LpG-installatie die gelruikt wordt voor de tractie van motowoeduigen mag niet gebrulkt worden voor bak- en braaddoeleinden. Toelichting-De fundionele eis bij de gebruiksvoorschriften is dat het bereiden van voedsel op een zodanige wijze dient plaats te vinden dat hierdoor geen brandgevaar ontstaat en bij een brand de uitbreiding beperkt blijft. Ten behoeve van het overzicht en onderscheid in toepassingen is het adikel in vier onderdelen opgedeeld: 7.1 gasinstallatiesk algemene voorschriften over gasflessen, gasslangen, opslag en leidingnet. 7.1.1 De maximale inhoud van de aanwezig gasflessen is overeenkomstig het Bouwbesluit adikel 7.6. Dit betreq huishoudelijk gebruik. Het geven van voorschrioen over bedrijfsmatige opslag vindt plaats in regelgeving gebaseerd op de Wet milieubeheer, zoals de algemene maatregel van bestuur ex artikel 8.40 van de Wet milieubeheer en in Milieuvergunningen. De bouwregelgeving beperkt zich tot huishoudelijke opslag. In de praktijk kan het voorkomen dat bijvoorbeeld een bakwagen alleen al om te kunnen functionerèn meer dan de aangegeven maximum hoeveelheid nodig heeo. De reikwijdte van deze bevoegdheid is beperkt tot gevallen die buiten de werkingssfeer
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 24 van 38
Uitgaande post - 27005
van de Wet Milieubeheer vallen, zoals het aanwezig hebben van meer dan 1.000 Iiter dieselolie ten behoeve van generatoren die tijdens een evenement worden gebruikt. 7.1.2 Een vaste metalen Ieiding heeft minder kans op beschadigingen. Een maximale lengte van een flexibele slang is aangegeven om dçze zoveel mogelijk in het zicht te hebben, om zo weinig mogelijk volume aan gas in de slang te houden na (tijdelijke) stopzetting van het gebruik, om de kaps op beschadigingen zo klein mogelijk te maken en het mogelijk wegwerken achter àetimmeringen te voorkomen. 7.1.3VeeIaI Wordt een maximale Ievensduur op de slang van 2 of 3 jaar aangehouden. Het prèductiejaar van de slang staat meestal op de àlang zelf. Echter de wijze van gebruik van de slang is meer maatgevend voor de kwaliteit dan de ouderdom. Het kan voorkomen dat een slang na een jaar al vervangen moet worden, vanwege de slijtage, stoffen of droogte waaraan de slang blootgesteld is. Het is dus zaak bij controle vast te stellen of de slangen Iekken. In het geval van een lekkage is hiermee brandgevaarlijk is. en de aansluitingen al dan niet aangetoond dat de installatie 7.1.4 Gasflessen dienen elke 10 jaar richtlijn Directive 1999/36/EC, Diredive). 7.1.5 Om zowel de toezichthouders als de gebruikers duidelijkheid te bieden wordt een ve|angiùjstermijn voor de gasdrukregelaar van 5 jaar geadviseerd. periodiek te wordèn gekeurd conform de Europese ook wel TPED (Transpodable Pressure Equipment 7.l.6lndien de bescherming bestaat uit een flessen zijn afgeschroefd. afneembare kop, moet deze bij niet aangesloten 7.2 bakkramenï betreft specifieke voorschriqen met betrekking tot in de inrichting opgestelde kramen waar eert bak- of frituudoestel is geplaatst. 7.2.2 Behalve een passend deksel om het baktoestel af te dekken zijn er binnen de inrichting / het bouwwerk voldoende mobiele (vetltbrand) blusapparaten aanwezig om bij brand een poging tot blussen te kunnen ondernemen. Adikel 10 van deze werkinstructie geeft hiervoor de voorschriqen. 7.2.3 Het draagvlak onder de bak- en braadtoestellen moet ten minste 0,1 meter buiten de toestellen onbrandbaar zijn (NEN 6065 klasse 2), dan wel zijn bekleed met een onbrandbaar en de warmte slecht geleidende materiaal. De wanden, in de nabijheid waarvan toestellen zijn geplaatst, moeten 0,30 meter buiten het toestel op dezelfde wijze zijn bekleed. 7.2.4 Een bakkraam is onderdeel van het brandcompadiment en mag in een tent opgesteld staan, met dien verstande dat de bakkraam bij voorkeur met één zijde aan de tent grenst en ten minste 5 meter van enige (noodluitgang is gelegen. 7.3 mobiele bakwagensï specifieke voorschriften ten aanzien van professioneel gebouwde verkoopwagens voorzien van een LpG-installatie voor bakken en braden. 7.3.1 Het toepassingsgebied van de NPR 2577:2006 beslaat de installatie, het onderhoud en de herkeur van LpG-systemen voor gebruik in vrijetijdsvoeduigen en andere wegvoeduigen. Tevens is deze richtlijn van toepassing voor bak- en frituu|agens. De NPR 2577:2006 is een vedaling van de NEN-EN 1%9 (en). Toch is een vangnet ingebouwd om te voorkomen dat tegenstrijdige formuleringen gelden: bij conflict tussen de norm en de richtlijn geldt de norm voorschri|.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 25 van 38
Uitgaande post - 27005
De NPR 2577:2006 geeft in 13.2 aan dat worden. Als bijlage bij de NPR is een lijst Ve|armingssysteem Opg|nomen. bakwagens jaarlijks gekeurd dienen te t.b,v. keuring gasinstallatie van mobiel 7.3.2 Een bakwagen is onderdeel van het brandcompadiment. Een bakwagen moet aan de buitenzijde van de tent opgesteld staan. 13.2 geeft aan dat bakwagens jaarlijks gekeurd dienen te worden. Als bijlage bij de NPR is een Iijst t.b.v. keuring gasinstallatie van mobiel ve|armingssysteem opgenomen. 7.3,3 Een bakwagen is onderdeel van het brandcompadiment. Een bakwageli moet aan de buitenzijde van de tent opgesteld staan, met dien verstande dat de bakwagen met één zijde àan de buitenzijde van de tent mag grenzen en ten minste 5 meter van enige (noodluitgang moet zijn gelegen. Schematisch Ieidt voorschriq 7.3.3 tot een volgende situatie 1 = tent 2 = bakwagen 7.4 LPGL een verbod tanks voor autogas, voor propaan en butaan te gebruiken. Het niet mogen gebruiken van tanks voor autogas voor propaan en butaan heeft te maken met het feit dat deze installaties door niet-deskundigen worden aangepast waardoor de afname en de vuliqlaat worden verwisseld en de veiligheden (ove|ulbeveiliging) onklaar worden gemaakt. Het is mogelijk dat deze flessen door dezelfde niet-deskundigen bij een LpG-station handmatig worden gevuld met kans op ovewulling (> 80%). Bij 100% vulling betekent IOOC temperatuur- verhoging 8 bar drukverhoging met kans op bollen en scheuren van de tank en alle gevolgen van dien.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 26 van 38
Uitgaande post - 27005
Artikel 9 Ontruiming en interne organisaties. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 9 Ontruiming en interne organisatie 9.1 Indien de inrichting niet aanroepbaar ib, dienen organisatorische maatregeleh genomen té worden om te voorzien in mogelijkheid voor een adequate ontruiming. 9.2 In het calamiteitenplan voor het evenement zijn de interne organisatie opgenomen. maatregelen voor ontruiming en 9 3 Gedurende de tijd dat personen in het bouwwerk aanwezig zijn, moet een voor de naleving van de eisen verantwoordelijk persoon aanwezig zijn, die toeziet op de gestelde voo|aarden. 9.4 Een instructie ''Hoe te handelen bij brand'' moet; a. op de door de met controle belaste functionarissen van de gemeente aan te wijzen plaatéen worden opgehangen', b. aan alle standhouders kenbaar worden gemaakt; c. aan personeel te worden uitgqreik; d. bij voorkeur opgestèld zijn conform de NTA 8112. 9.5 Het personeel dient instrudies te krijgen over ''hoe te handelen bij calamiteit''. 9.6 In vqrband met de brandveiligheid kan de commandant van de brandweer bepalen dat een wachtdienst wordt ingesteld. Deze wachtdienst dient te geschieden door gediplomeerd en ter zake ge'l'nstrueerd personeel. Toelichting: 9.1 Om bij een calamiteit alle aanwezigen te kunnen alarmeren, stelt artikel 6.23 van het bouwbesluit eisen aan de aanwezigheid en kwaliteit van een ontruimingsala|installatie. Bij evenementen in de buitenlucht of in een inrichting is het gezien het tijdelijke karakter van een evenement weinig zinvol een ontruimingsalarminstallatie voor te schrijven. Gelijkwaardige oplossingen via organisatorische maatregelen moeten dan een snelle en efficiënte alarmering van het aanwezige publiek waarborgen. Dit Iaatste kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van de geluidsinstallatie, die veelal bij een evenement wordt gebruikt. Of indien de inrichting bestaat uit meerdere ruimten en
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 27 van 38
Uitgaande post - 27005
groter is dan 250 mz met de aanwezigheid podofoon. van BHV'ers in het bezit van een werkende 9.2 Een calamiteitenplan dient ter goedkeuring aangeboden te worden aan het bevoegde gezag. In het calamiteitenplan is ten minste opgenomen: hoe de interne organisatie in elkaar steekt; hoe de organisatie intern en extern alarmeert; hoe bezoekers en deelnemers worden gealarmeerd', hoe een eventuele ontruiming plaats moet vinden. 9.3 Er moet doorlopend worden toegezien op zaken als: Vluchtwegen, of aanduidingen daarvan, goed zichtbaar zijn; Vluchtwegen goed bereikbaar zijn; Blusmiddelen goed bereikbaar zijn; Het sluiten van rook- en brandwerende deuren niet wordt belemmerd en dat deze vooddurend gesloten zijn; Elektrische snoeren, stekkers en toestellen in goede staat verkeren; Gèèù bàah'dgevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en/of elektriciteit', Geen brandgevaarlij'ke situaties ontstaan als gevolg van de toegepaste versieringen. 9.5 Instructie moet er toe Ieiden dat het personeel in geval van brand adequaat kan handelen om de gasten in veiligheid te brengen, de hulpdiensten te waarschuwen en een beginnende brand te blussen.ï O & O;1 |--nlA 1..,,.1:| . .. -. '...- -.ê ;.'. .. L. . . ,.-1 . .. ...,2â. .l- ... . .-1 ... =. ...1 .â I :.... .... =. . .. : ,... .| VJ |IJ V WWI L?=s>l%; l l In 1=1 1 WCJI 1 = V=l lC.7I I l |1 I t 1 I ù UUI I LIULIVVWVI lN WL?I $.1 t tjtl! ltJ tlt-ltll I tldt 1 I 1U! VULJI I l Itt bedoeld is. Zie ook artikel 8. Taken (brandlb|acht'. - vrijhouden nooduitgangen, blusmiddelen, brandveiligheidinstallaties', bereikbaarheid voor brandweewoeduigen waarborgen', toezicht houden tijdens bijzondere activiteiten (zoais vuulwerk en open vuur; een beginnende brand blussen en eventueel assisteren bij een ontruiming.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 28 van 38
Uitgaande post - 27005
Artikel 10 Kleine blusmiddelen. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 10 Kleine blusmiddelen 10.1 In een besloten ruimte moeten voldoende kleine blusmiddelen aanwezig zijn. Het aantal blustoestellen berekent men als volgt: oppewlakte van de besloten ruimte delen door 200, uitkomst naar boven afronden, met een minimum van één blustoestel van minimaal 6 kg/liter. 10.2 De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat bij elke bak- en braadlocatie een draagbaar doeltre|end blustoestel aanwezig is. 10.3 Een draagbaar blustoestel moet bereikbaar zijn aangebracht, voor onderhoud verkeren. voor iedereen duidelijk zichtbaar en gemakkelijk direct gebruik gereed zijn en in goede staat van 10.4 Ten minste eenmaal per twee jaar wordt overeenkomstig NEN 2559:2001, inclusief wijzigingsblad A2: 2004, oj adequate wijze het nodige onderhoud aan een bij of krachtens wettelijk voorschrl| aanwezig draagbaar of verrijdbaar blustoestel verricht, en de goede werking van dat blustoestel gecontroleerd (bouwbes|uit artikel 1 .16). 10.5 Na gebruik van een blustoestel moet dit terstond gevuld c.q. vervangen worden. Dit geldt ook indien het blustoestel niet geheel leeg is. Toelichting: 10.1 Kleine blusmiddelen zijn minibrandslanghaspels en draagbare blustoestellen. Bij een tijdelijk evenement zal het veelal niet realistisch zijn om minibrandslaghaspels te eisen. Draagbare blustoestellen zijn dan een goed alternatief. V6or een evenemententerrein zal via maatwerk in voldoende blusmiddelen moeten worden voorzien. De vuistregel voor een aanvaardbare Ioopafstard is een afstand van maximaal 50 meter tot het blusmiddel.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 29 van 38
Uitgaande post - 27005
Artikel 12 Bekleding, stofferingen en versieringen. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 12 Bekleding, stoffering en versiering 12. 1 Algemeen 12.1.1 Aankleding in een beslolen ruimte voor het verb|ijven of het vluchten van personen mag geen brandgevaar opleveren. Dit gevaar wordt geacht niet aanwezig te zijn indien: a. de aankleding een navlamduur heeft van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden; b. de aankleding onbrandbaar is, of c. de aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar Ievert. 12.1.2 Stoffering en versiering worden vrijgehouden van spots en andere warm wordende apparatuur. 12.1.3 Plafondversiering moet zô zijn aangebracht, dat zij buiten bereik van het publiek hàngt. Tussen het vloeroppewlak van een ruimte en de aangebrachte versiering blijft een vrije ruimte over van minimaal 2,5 meter. 12.1.4 De versiering als bedoeld in het vorige Iid vormt in geval van brand geen druppels. 12.1.5 Vloer- en trapbedekkingen in vluchtwegen en in ruimten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven, moeten zodanig zijn aangebracht dat zij niet kunnen verschuiven, omkrullen of oprollen en mogen geen gevaar voor uitglijden, struikelen of vallen kunnen veroocaken. 12.1.6 De toegepaste bekledingsmaterialen moeten voldoen aan: - NEN 1775, uitgave 1991, klasse T1, ten behoeve van vloeren en trappen', NEN 6065, uitgave 1991, klasse 2 ten aanzien van overige stoffering en versiering,' NEN 6066, uitgave 1991, optische rookdichtheid < 2.2 m-1, maar niet voor vloeren en trappen. 12.1.7 Met brandbaar gas gevulde ballonnen zijn niet toegestaan in een inrichting / een bouwwerk.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 30 van 38
Uitgaande post - 27005
12.2 Kerstbomen en kersttakken 12.2.1 Een natuurlijke kerstboom is toegestaan als de boom een kluit heeft en de aarde dagelijks wordt voorzien van voldoende water. 12.2.2 Een ge'l'mpregneerde kqrstboom is aantoonbaar op een deskundige wijze en met het juiste middel behaùdeld. 12.2.3 Een kerstboom wordt zodanig geplaatst dat hij: niet gemakkelijk om kan vallen; niet te dicht bij gordijnen of andere makkelijk brandbare materiaal staat en de nooduitgang niet verspert, ook niet als hij is omgevallen,' geen clusters van 2 of meer kerstbomen vormt.. 12.2.4 Dennengtoen dient brandvedragend te zijn ge'l'mpregneerd en gpgehangen in kleine clùsters (1 m2) met een onderlinge afstand van ten minste 2 meter en niet boven elkaar. 12.2.5 De bedrading van de elektrische kerstverlichting dient op beschadigingen te worden gecontroleerd. 12.2.6 De kerstverlichting moet na sluitingstijd worden uitgedaan (spanningsloos). 12.3 Standbouw 4 9 |4 4 Tm|nnocinn N/Gzn Flrïl 11 Bnralnnnra irinlov rml Ilfimlov cnnnnnlnoû' * - + + * %'# *'* # : î . à : %, % ' ; %. % ' %|.* $ %% ' P : ê . '# P ' * # j : %* W U ! U# $ ' Het materiaal moet ten minste 3,5 millimeter dik zijn; - Het materiaal moet ten aanzien van vlamuitbreiding kunnen worden ingedeeld in klasse 2, als bedoeld in NEN 6065, uitgaven 1991 , en NEN 6065/A1, uitgave 1997. 12.3.2 Toepassing van kunststoffen, in dit geval foliemateriaal: Het materiaal moet op een onàergrond van onbrandbaar materiaal zijn geplakt of op board, triplex, multiplex, spaanplaat of hout in de hiervoor àangegeven hoedanigheid. 12.3,3 Toepassing van kunststo|en, in dit geval plaatmateriaal'. Deze stofïen moeten voldoen aan NEN 6065, uitgave 1991, en NEN 6065/A1 , uitgave 1997, klasse 2. Deze stoffen en materialen mogen nadat zij in aanraking zijn gekomen met vuur of nadat zij aan hoge temperaturen hebben blootgestaan geen prikkelende of voor de gezondheid schadelijke gassen of dampen ontwîkkel|n en mogen niet druipen. 12.3.4 Toepassing van papier zoals behangpapier, crêpepapier en fotopapier Het papier moet zijn geplàkt op een ondergrond van onbrandbaar materiaal of op board, triplex, multiplex, spaanplaat, hout of glas in de hiervoor omschreven hoedanigheid, ofwel het papier moet door impregneren voldoen aan NEN 6065, uitgave 1991, en NEN 6065/A1, uitgave 1997, klasse 2.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 31 van 38
Uitgaande post - 27005
12.4 Tçepassing val? textiel 12.4.1 Toepassing van te|iel in verticale toepassing'. Brandbaar textiel moet door impregneren moeilijk brandbaar zijn gemaakt, of moeilijk brandbaar zijn geworden door het materiaal op hout, hardboard, triplex, multiplex of spaanplaat te plakken. 12.4.2 Toepaésing van textiel in horizontale toepassing: - Versieringen in de vorm van vlaggen, parachutes, doeken e.d. mogen niet horizontaal tegen het plafond worden aangebracht, tenzij deze zijn onderspannen met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 35 centimeter of zijn ondesspannen met een metaaldraad in twee richtingen met een maaswijdte van ten hoogste 70 centimeter. Brandbaar textiel moet tevens door impregneren moeilijk brandbaar zijn gemaakt. Toelichting: Algemeen Bij stoffering en versiering moet naast de inrichting van een inrichting/tent ook gedacht worden aan tijdelijke versiering. Ad a. De moeilijk brandbare hoedanigheid is voor verticale tèxtiel bepaald volgens NEN-EN ISO 6940: 20ù4 (Textiel - Brandgedrag - Bepaling van de ontvlambaarheid van vedicaal geplaatste proefstukken) en moet vallen in de klasse ''niet gemakkelijk ontvlambaar'' Ad c. De vraag wanneer aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert is sterk afhankeljk van de omstandigheden. In het algemeen is een kerststukje op de tafeltjes in een restaurant geen probleem. Dat kerststukje kan wel een probleem worden als er in de nabijheid aankleding is waarnaar brand in het kerststukje eenvoudig kan overslaan. 12.1.1 Deze voorschriften zijn overeenkomstig het bouwbesluit adikel 7.4 en worden uitsluitend aan een besloten ruimte gesteld omdat wordt aangenomen dat aan een niet-besloten ruimte, bijvoorbeeld een binnenplaats of tuin, andere (beperktere) brandveiligheidsrisico's kleven. Voor textielproducten dienen de iavlamduur en de nagloeiduur bepaald te zijn volgens NEN EN- ISO 6940, uitgave 2004 Textiel - brandgedrag - bepaling van de ontvlambaarheid van vedicaal geqlaatste proefstukken' en NEN-EN-ISd 6941, uitgave 2004 'Tqxtiel - brandgedrag - meting van de vlamverspreidingseigenschappen van verticaal geplaatste proefstukken'. Voor kunststofproducten zijn nog geen normen beschikbaar. 12.1.2 Een vrije hoogte van 2,5 meter is noodzakelijk in verband met de menselijke maat. 12.1.4 In het bouwbesluit artikel 7.4 word het volgende genoemd: ''De aankleding in een besloten ruimte mag bl brand geen druppelvorming geven boven een gedeelte van een vloer bestemd voor gebruik doorpersonetî.'' In de toelichting van dit adikel is niet aangegeven welke norm toegepast kan worden,
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 32 van 38
Uitgaande post - 27005
De voo|aarde dat versiering, bekleding en bijvoorbeeld tentzeilen bij brand geen druppelvormipj mogen vertonen, is dus niet terug te leiderl naar enige norm. De gemeenten die deze voo|aarden hanteren, doen dat op basis van de gemeentelijke beleidsvrijheid. Dit neemt niet weg dat het stellen van een dergelijke voorwaarde duidelijk gemotiveerd moet kunnen worden. Op onderdelen zou gebruik gemaakt kunnen worden van de NTA 8007 ' Brandgedrag versieringsmaterialen' opgesteld. Deze norm geeft geen classificatie van brand- en rookklassen (of een vergelijkbaar systeem met een transponeringstabel) zoals dat in het Bouwbesluit wordt gebruikt. 12,1 .7 Wanneer er in eén bouwwerk met gas gevulde ball6nnen verhoogde kans op het ontstaan van een ontplo|ing branduitbreiding. 12,2.1 Een veilige kerstboom is een kunstboom van moeilijk brandbare kunststof. Let op het cedificaat of de aanwijzingen op de verpakking. Onder voo|aarden is een natuurlijke kerstboom toegestaan: een boom met kluit en dagelijks voldoende water. aanwezig zijn, is er een met als gevolg daarvan 12.2.2 Eqn ge'l'mpregneerde (kunstlkerstboom is
[email protected]. werk. Daarom moet aangetoond kunnen worden dat heeft ge'l'mpregneerd met een erkend product, geschikt (kunstlkerstbomen. 12.2.3 De afstand tussen de boom en een uitgang moet ten minste anderhalf keer de hoogte van de boom zijn. Dus een boom van 2 meter wordt op ten minste 3 meter van een uitgang geplaat|t. Staat een kleine boom op een tafeltje, dan telt de hoogte van het tafeltje ook mee. Impregneren is spe|ialistisch een erkend bedrijf de boom voor het behandelen van Als veilige afstand tussen kerstbomen geldt de hoogte van de boom x 1,5. Dus 'aanneer de boom 2,5 meter hoog îs, moet een afstand van 1 ,5 x 2,5 = 3,75 meter worden aangehouden, alvorens weer een volgende boom geplaatst mag worden. 12.2.4 Dennengroen (kersttakken) is zeer brandgevaarlijk, zeker als het droog is. Daarom dient dennengroen brandvedragend te zijn ge'l'mpregneerd en mag het slechts in beperkte mate worden toegepast. Eventueel in kleine clusters (1 m2) opgehangen, met een onderlinge afstand van ten minste 2 meter en niet boven elkaar! De voorkeur gaat echter uit naar moeilijk brandbaar imitatiemater'iaal. 12.2.5 Bij gebruik van verlengsnoeren dienen deze gaaf en goed te zijn en zo neergelegd dat er niemand erover kan struikelen, tevens dienen ze helemaal afgerold te zijn 12.2.6 Uitdoen is de stekker uit het stopcontact halen en niet een lampje losdraaien. Hoe herkenje brandveilige versiering? Veel Ieveranciers bieden brandveilig, brandvedragende of moeilijk ontvlambare versieringsmaterialen aan. Deze bestaan soms uit materialen die uit zichze|f |1 veilige eigenschappen hebben, maar het komt ook voor dat de leverancier de materialen heeft ge'l'mpregneerd. In het verleden is gebleken dat het voor de consument niet eenvoudig is om de brandveilije materialen te onderscheiden. De consument dient bij de Ieverancier nadrukkelllk naar de adikelen te vragen met een brandvedragende kwaliteit. Daarbij t hij erop Ietten dat op àe verpakking staat aangegeven dat het hier een moe brandvedragende kwaliteit betreft. Het is verstandig de verpakking te bewaren om aan te kunnen tonen dat het materiaal een brandvedragende kwaliteit bezit.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 33 van 38
Uitgaande post - 27005
Ook zijn soms cedificaten in omloopr die namens de fabrikant aan de afnemers worden uitgereikt. Als dat mogelijk Is, dient de consument te vragen om een cedificaat van het product dat hij koopt en het in zijn bedrijf te bewaren. Een toezichthouder kan veslangep dat het cedificaat wordt getoond. Als de materialen uit de verpakking zijn gehaald, is nauwelijks meer te achterhalen aan welke eis het materiaal precies voldoet. Het kan dus zijn dat een toezichthouder namens de gemeente de versieringen alsnog wil beproeven. Hij zal daarbij een vaste testmethode toepassen, die hieronder is beschreven. Na aankoop materialen impregneren Het impregneren van materialen is een specialistische bezigheid. De consument moet dit dan ook Iaten vefzorgen door een gespecialiseerd bedrijf. Indien de consument 'materialen laat impregneren dient hij een schri|elijk bewijs te vragen, waarmee door het bedrijf wordt aangetoond dat het materiaal door de behandeling aan de gestelde eisen voldoet. In ieder geval dient erop gelet te worden dat het bedrijf dat de materialen impregneed gecedificeerd is volgens een norm uit de ISO gooo-reeks, die van toepassing is op de activiteiten waarvoor opdracht is gegeven. Eenvoudige brandproef Bij twijfel of het materiaal brandvedragend is, kan een eenvoudige proef uitsluitsel geven: - Neem een monster (5 x 25 cm) van het materiaal; Ga naar buiten en houdt een uiteinde van het monster gedurende minimaal 5 seconden in een vlam, zoals bijvoorbeeld van een aansteker of Iucifer; Neem de ontstekingsbron weg, wanneer het monster vlam heeft gevat of nadat 5 seconden zijn verstreken. Het materiaal voldoet als aan alle van de volgende voo|aarden is voldaan; * Tijdens de verhitting zijn geen druppels vrijgekomen (aI of niet brandend of druipendl; * Tijdens de verhitting zijn geen roetvlokken vrijgekomen', œ Het materiaal vlamt niet meer dan 15 seconden na en gloeit maximaal 60 seconden na, nadat de aansteker of Iucifer is weggenomen. In Nederland zijn geen normen beschikbaar voor de bepaling van de materiaaleigenschappen van stoffering en bekleding voor wat betreft brand- en rookklassen'. Voor versiering is in Nederland de NTA 8007 . Brandgedrag versieringsmaterialen' opgesteld. Deze norm geeft geen classificatie van brand- en rookklassen (of een vergelijkbaar systeem met een transponeringstabel), zoals dat in het Bouwbesluit wordt gebruikt. Een concrete bepalingsmethode waar in dit handboek naar kan worden verwezen is dus niet beschikbaar. Daarom wordt via |.brandweerkennisnetnl door de NVBR in haar reeks 'brandveiligheidsinfo' hierover praktische informatie gegeven met de folder çBrandvelll'g feestvieren'.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 34 van 38
Uitgaande post - 27005
Adikel 13 Opstelling en inventaris. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 13 Opstelling van inventaris 13.1 De inrichting van een ruimte is zodanig dat: a. voor elke persoon zonder zitplaats ten minste 0,25 m2 vloeroppewlakte beschikbaar i s -, b. voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,3 m2 vloeroppe|lakte beschikbaar is, indien geen inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang; c. voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,5 mz vloeroppewlakte beschikbaar is, indien inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang. 13.2 In een ruimte met meer dan 1ù0 zitplaatsen,zijn de zitplaatsen gekoppeld of aan de vloer bevestigd, zodat deze niet kunnen verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang, voor zover die zitplaatsen in meer dan 4 rijen van meer dan 4 stoelen zijn opgesteld. 13.3 Bij in rijen opgestelde zitplaatsen is tussen de rijen een vrije ruimte aanwezig met een breedte van ten minsté 0,40 m, gemeten tussen de loodlijnen op de elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen. 13.4 Indien in een rij als bedoeld in het derde Iid tussen de zitplaatsen een tafel is geplaatst, bevindt deze zich niet in de vrije ruimte. 13.5 Een rij zitplaatsen die slechts aan een einde op een gangpad of uitgang uitkomt, heeft niet meer dan 8 zitplaatsen. 13.6 Een rij zitplaatsen die aan beide einden hoogste'. op een gangpad of uitgang uitkomt, heeft ten a. 16 zitplaatsen indien de vrije ruimte als bedoeld in het derde Iid niet groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 0,6 m is; b. 32 zitplaatsen indien de vrije ruimte als bedoeld in het derde lid groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 0,6 m is; c. 50 zitplaatsen indien de vrije ruimte als bedoeld in het derde Iid groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 1 1 m is.
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 35 van 38
Uitgaande post - 27005
Toellchting: (.'' De Inhoud van artikel 13 is overeenkomstig artikel 7.13 en 7.14 van het bouwbesluit. Met dit adikel wordt een gewaarborgd. voldoende àoorstroomcapaciteit tussen in rijen opgestelde stoelen 13.$ Bij de berekening van de per persoon beschikbare vloeroqpewlakte wordt uitgegaan van de vloeroppewlakte aan verblilfsruimte na aftrek van de Inventaris. 13.2 Het onderlihg koppelen van stoelen dient zodanig gerealiseerd te worden dat deze als gevolg van gedrang niet ontkoppeld kunnen worden. Om een veilige ontvluchting te kunnen garanderen in een ruimte waarin veel mensen samenkomen, moet de inrichting hiervan niet kunnen verschuiven of omvallen. Wanneer de inrichting omvalt of verschuiû zal dit namelijk de ontvluchting belemmeren en leiden tot ongewenste paniek. Er is een norm gepubliceerd, de NEN-EN 14703:2005 2e Ontw. , En |Meubelen Verbindingen voor gekoppelde zitmeubelen Sterkte en velïigheidseisen en b|proev.ingslneth..oden'', deze norm is echter niet opgenomen in het bouvâlbesluit. 13.3 Indien in een rij tussen zitplaatsen tafeltjes zijn geplaatst, moet de genoemde vrije imte ter plaatse van de tafeltjes doorlopen. ru Bankjes bl voofstellingen in scholen spoàhallen e.d. Bij veel voorstellingen worden zogenaamde gymnastiekbankjes gebruikt als zitplaats voor kinderen. De Iengte van deze bankjes is 3 meter. Bij de onderbouw (4 - 8 jaar) kunnen gemiddeld 10 kinderen op een bankje plaats nemen en bij de bovenbouw (8 12) jaar 8 kinderen. De Iengte van de bankjes is gelijk aan vijf Iosse stoelen of zes gekoppelde stoelen. Hierdoor ontstaat de situatie dat er per drie meter banklengte 2 tot 4 personen meer aanwezig kunnen ziln. De bankles vallen niet snel om en versperren daardoor de vluchtrouteà niet. Bij voorstellingen mogen maximaal drie banken tegen elkaar worden geplaatst en dan moet een vrije ruimte van 0,45 meter worden aangehouden. Dit betekent dan maximaal 24 tot 30 personen op een rij. Tussen de rijen moeten een vrije ruimte zijn van 0,40 meter. Er moet per situatie gekeken worden of het aantal aanwezige kinderen voldoet en aan het aantal meters (noodluitgang, omdat er op deze manier vele malen meer kinderen i I kunnen dan wanneer deze kinderen op stoelen plaatsnemen. n een zaa
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 36 van 38
Uitgaande post - 27005
Artikel 15 A|al. Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 15 Afval 15.1 Afval moet dagelijks worden verzameld in veilig opgestelde en goed af te sluiten containers. 15.2 Asbakken moeten regelmatig worden geleegd in afsluitbare asvecamelaars van onbrandbaar materiaal. 15.3 De inhoud van deze asverzamelaars mag slechts in onbrandbare vaten, die van een deksel zijn voorzien, worden gedeponeerd. 15.4 De aanwezige asbakken, papierbakken en/of afvalbakken moeten van onbrandbaar materiaal zijn vervaardigd, indien de aard van het evenement daar aanleiding toe geeft. 15.5 Voor iedere voorstelling moet de ruimte onder de zijn ontdaan. tribunes van papier en ander afval
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 37 van 38
Uitgaande post - 27005
Al-tikel 17 Gelijkwaardigheid en algemene voorschriften Brandweer voo|aarden behorend bij de APV vergunning ARTIKEL 17 algemene voorschrioen: Gelijkwaardigheid en 17.1 lndien niet is voldaan aan enig voorschriq, gegeven bij of krachtens deze adikelen van de werkinstructie (brandlveiligheid evenementen, moet de inrichting een mate van veiligheid bieden die ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid die is beoogd met het desbetre|ende bij of krachtens de in deze artikelen gegeven voorschriften. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente zal moeten beoordelen of een toereikèhde veiligheid wordt bewerkstelligd. 17.2 Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid en het betre|ende voorschriq tevens valt te herleiden tot ove|egingen van gezondheid, moeten die ove|egingen daarbij in Sen minste dezelfde mate in acht zijn genomen. 17.3 In het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand het beperken van ! brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand moet zijn voldaan aan de bepalingen van de gemeentelijke Brandbeveiligingsverordening en aan het Bouwbesluit. 17.4 De inrichting moet geschieden overeenkomstig de goedgekeurde (situatie-) tekeninglen). 17.5 Er is door de VRR, afdeling brandveiligheid, niet getoetst op de constructieve veiligheid. 17.6 Alle aanwijzingen gegeven door of namens het bevoegd gezag in het belang van de (brandlveiligheid, moeten direct worden opgevolgd. 17.7 Indien het evenement in een gebouw gehouden wordt, waarvoor een gebruiksvergunning of gebruiksmelding is afgegeven, zijn de gebruikseisen genoemd in deze gebruiksvergunning of gebruiksmelding onverkort van toepassing. Vergunninghouder dient zich op de hoogte te stellen van de inhoud hiervan en hiernaar te handelen. Uitg|ve V|R 0512-1.30
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 38 van 38