PROTECT 47
Bulletin
Onze ervaring, uw zekerheid
Trimestriële nieuwsbrief van Verzekeringsmaatschappij Protect
Jaargang 13 - nummer 47 - 2009
mer Themanum de bouw Normen in
Administratieve vereenvoudiging? Voorbeelden legio Laat ons enkele voorbeelden opsommen: - de wetgeving op de veiligheidscoördinatie en het energieprestatiebeleid, die binnenkort nog aangevuld wordt met het as-buildattest, zorgen voor bijkomende taken en lasten voor de architect. - het visum eist dat de architect voor elke werf een ‘stempel’ heeft. Het stempelen is voor werkzoekenden al jaren afgeschaft, maar hier is dit archaïsch teken, dat uit de middeleeuwen dateert, nog steeds van kracht. - de gemeenten vragen aan de architect soms bijkomende gegevens en digitale plannen op. Die kunnen wel nodig of wenselijk zijn, maar ze verschillen van gemeente tot gemeente. Dit danken we aan de gemeentelijke autonomie. - een Vlaams decreet zorgt voor richtlijnen in verband met de toegankelijkheid van openbare gebouwen voor mindervaliden, terwijl bepaalde provincies daarnaast hun eigen (andere?) eisen opleggen. Kan het wat meer gestroomlijnd en gecoördineerd aub?
Als we even in de tijd teruggaan, dan hebben we samen vastgesteld dat de regulering en administratie in zowat alle domeinen tijdens de laatste decennia exponentieel toegenomen is. En dat voor iedereen: particulieren, handelaars, industriëlen en beoefenaars van een vrij beroep. Het probleem werd dan ook onderkend door een vorige regering. Die riep prompt een nieuwe functie in het leven: staatssecretaris voor administratieve vereenvoudiging. Ongetwijfeld heeft dit kabinet nuttig werk verricht en op tal van punten is er heel wat vooruitgang geboekt. Niettemin ervaren ontwerpers vandaag nog steeds teveel druk op administratief vlak en stellen ze de vraag: kan het niet wat eenvoudiger?
U zult zelf ongetwijfeld nog heel wat andere voorbeelden kunnen bedenken. Onlangs werden wij als verzekeraar ook weer geconfronteerd met een schrijnend tekort aan administratieve coördinatie. Schrijnend, omdat het voorviel bij diegenen die juist vragende partij zijn voor meer eenvoud. Ik verklaar me nader. Het KB van 25/04/2007 (BS 23/05/2007) in uitvoering van de wet-Laruelle, dat de modaliteiten vastlegt omtrent de verplichte verzekering voor architecten, regelt eveneens de controle ervan. Protect zorgde ervoor, via de beroepsvereniging Assuralia en het kabinet van de staatssecretaris voor administratieve vereenvoudiging, dat de controle op digitale wijze zou gebeuren, gecentraliseerd zou worden bij de Nationale Raad en eenvoudig en efficiënt zou verlopen. De verzekeraars kweten zich perfect van hun taak en maakten hun digitale
gegevens over. En toch stellen we vast dat de controle nog steeds niet op een efficiënte manier georganiseerd kan worden, ook al is het KB ondertussen al twee jaar jong. Diegene die de controle op provinciaal of nationaal niveau organiseren, verwijten we niks. We stellen alleen vast dat een aantal provinciale raden aan de architecten, die bij hen ingeschreven zijn, nog steeds het papieren attest van een geldige verzekering opvragen.
De geschiedenis herhaalt zich De provinciale raad stuurt een bericht naar haar leden. Die sturen dit door naar hun verzekeraar. De verzekeringsmaatschappij bezorgt haar verzekerde architect een attest, waarna die het naar zijn provinciale raad verzendt. Voor elke architect, voor de orde en voor de verzekeraars zorgt dit voor een enorme papiermolen, terwijl dit alles met één muisklik opgelost kan worden. Ik stel vast dat er tussen de verschillende provinciale raden en de nationale raad weinig of geen overleg gepleegd werd. Ik herhaal dat ik geen verwijten wil maken, enkel vaststellingen doen. Ik besef immers maar al te goed hoe tijdrovend het vrijwilligerswerk in de beroepsinstituten is en hoe groot de inzet is van al wie het beroep ter harte neemt. Langs de andere kant heeft Protect niet de intentie om de administratieve papiermolen verder te voeden, integendeel zelfs. Daarom lanceren we nogmaals de dringende vraag aan al wie er bij betrokken is om in overleg en overal waar het kan de administratieve rompslomp verder aan te pakken. Alle suggesties zijn welkom.
Ides Ramboer Gedelegeerd Bestuurder
In dit nummer: • Administratieve vereenvoudiging?
1
• Houd rekening met de nieuwe Richtlijnen Bemalingen
2
• Toepassing van akoestische normen: Een case study aan de hand van een schadegeval
4
• De toepassing van technische normen in de bouwsector en de aansprakelijkheid van de ontwerper
6
Houd rekening met de nieuwe Richtlijnen Bemalingen! Het is geweten dat tijdelijke grondwaterverlagingen of bemalingen heel wat schade kunnen veroorzaken aan naburige gebouwen en constructies door het ontstaan van zettingen. Zij kunnen ook een negatieve invloed uitoefenen op bijvoorbeeld de flora of vijvers in de omgeving. Bovendien mag ook de impact ervan op de stabiliteitsaspecten van de bouwput niet uit het oog verloren worden.
schuift, meer bepaald het feit dat de ontwerper de vermelde taken uitvoert voorafgaandelijk aan de aanbesteding en dat de architect of de studiedienst van het gehele bouwproject ook de ontwerper van de bemaling is! Naar ons oordeel wijken deze regels van taak- en verantwoordelijkheidsverdeling sterk af van de gangbare praktijk voor ontwerp en uitvoering van bemalingen, zeker voor wat kleine tot middelgrote bouwprojecten aangaat.
De vaststelling van het stijgende aantal discussies en gerechtelijke procedures tussen schadelijders, opdrachtgever, ontwerper en uitvoerder(s) bij schadegevallen ten gevolge van een verlaging van de grondwaterstand heeft aanleiding gegeven tot de oprichting van een Werkgroep Bemalingen in de schoot van het TI-KVIVGenootschap Grondmechanica en Funderingstechniek.
Aansprakelijkheid en contractuele afspraken Naar verluidt zullen de Richtlijnen Bemalingen in de nabije toekomst verschijnen onder de vorm van een WTCB-Rapport. Ze zullen dus niet uitgevaardigd worden als een norm, maar er mag wel aangenomen worden dat ze zullen behoren tot de regels van de kunst.
Deze werkgroep heeft de Richtlijnen Bemalingen opgesteld, die tot doel hebben de opdrachtgever en de ontwerper te begeleiden vanaf het grondonderzoek tot bij de opmaak van de technische bestektekst. In deze richtlijnen vindt men ook de nodige begeleiding voor de uitvoeringsaspecten van de bemaling.
De kans wordt dan ook reëel dat de aansprakelijkheid van de ontwerper in het gedrang zal komen wegens het niet in acht nemen van de regels van de kunst wanneer zou blijken dat deze richtlijnen niet nageleefd werden bij het ontwerp en de uitvoering van een bemaling.
Taken en verantwoordelijkheden Het is belangrijk erop te wijzen dat in de richtlijnen eerst en vooral de taken en de verantwoordelijkheden worden vastgelegd van respectievelijk de opdrachtgever, ontwerper en uitvoerder bij bemalingswerkzaamheden.
Nochtans wordt volgens onze huidige ervaring en kennis van de heersende rechtspraak de (technische) aansprakelijkheid van de architect voor schade ten gevolge van tijdelijke grondwaterverlagingen slechts uitzonderlijk en dan nog in beperkte mate weerhouden. Dit omdat doorgaans wordt aangenomen dat de verlaging van de grondwaterstand een uitvoeringsmethode betreft die volledig onder de bevoegdheid valt van de aannemer. Ook de aansprakelijkheid van de opdrachtgever wordt dikwijls weerhouden voor de foutloze schade ressorterend onder art. 544 B.W.
Zo verwacht men dat de ‘ontwerper’ achtereenvolgens zorgt voor het voor- en het grondonderzoek, de bepaling van de hydraulische parameters, het concept van de bemaling, het definiëren van de monitoring, de risicoanalyse en het opstellen van de bestektekst voor de bemalingswerkzaamheden. Naast deze conceptuele taken verwacht men ook nog de tussenkomst van de ontwerper voor de controle op bepaalde uitvoeringsaspecten van de bemaling. Wij wensen uw aandacht extra te vestigen op de basisregel die deze richtlijnen inzake de verantwoordelijkheden naar voor
- 2 - Protect
Bulletin
Om ongunstige en onaanvaardbare evoluties in de aansprakelijkheidsbeoordeling bij schade ten gevolge van bemalingen tegen te gaan, zal er moeten geanticipeerd worden op de verwachtingen en tendensen die deze richtlijnen teweeg zullen brengen. Het is immers evident dat een architect of architectenbureau
“
Draag het ontwerp en de controle van de bemaling over aan een specialist
normaliter zelf niet de nodige competentie en knowhow in huis heeft om de taken en de verantwoordelijkheden voor een bemalingstudie – zoals voorzien in de richtlijnen – op zich te nemen. Wij raden dan ook ten stelligste aan deze bijkomende taken niet te aanvaarden, doch om zowel voor het ontwerp van de bemaling als voor de controle op de uitvoering ervan de bouwheer te verplichten een beroep te doen op een specialist terzake, wat perfect past in de logica en toegelaten is volgens de Richtlijnen Bemalingen. Als architect zal u louter de opdracht gever informeren omtrent de noodzaak.
Dit kan gebeuren door reeds in de overeenkomst tussen de ontwerper en de opdrachtgever uitdrukkelijk te voorzien dat de bemalingstudie niet behoort tot de opdracht van de ontwerper, maar valt onder de gespecialiseerde studies waarvoor een afzonderlijke overeenkomst wordt opgemaakt tussen de opdrachtgever en de technische raadgever, zoals ingenieurs en/of andere specialisten. Een andere mogelijkheid bestaat erin de taken en de verantwoordelijkheden voor de bemalingswerkzaamheden via het lastenboek over te dragen aan de aannemer, waarbij dan wel voldoende tijd moet voorzien worden voor het door de aannemer uit te voeren onderzoek en studiewerk.
Het behoort dan wel tot de taak van de architect erop toe te zien dat de aannemer de bepalingen van het lastenboek naleeft. Op die manier kunnen er duidelijke afspraken gemaakt worden om conflict situaties zoveel als mogelijk te beperken.
De Richtlijnen Bemalingen kunnen geraadpleegd en gedownload worden op de website www.tis-sft.wtcb.be, onder de rubriek ‘Publicaties’. Ir. Christophe Roelandt Directeur Schadedienst
Bulletin
Protect -3--5Protect Bulletin
Toepassing van akoestische normen: Een case study aan de hand van een schadegeval
De voorschriften uit de nieuwe akoestische norm NBN S 01-4001:2008 vervangen de normen NBN S 01-400:1977 en NBN S 01-401:1987. Bewoners zijn evenwel soms misnoegd over de geluidsisolatie van hun woning, terwijl metingen aantonen dat de oude norm doorgaans wel degelijk gerespecteerd werd. Het is echter zo dat onze omgeving op het moment dat de oude norm opgesteld werd veel minder lawaaierig was en dat de buren bovendien nog geen stereo’s of surroundsystemen bezaten en luisterden naar muziek met minder lage frequenties. In dit artikel bespreken we een schadedossier, dat hierop geen uitzondering was. De feiten Er ontstaat een discussie tussen een tiental eigenaars/kopers en een bouwpromotor over de slechte akoestische kwaliteit tussen de verschillende geschakelde nieuwbouwwoningen. Het project betreft een gebouwblok van 10 geschakelde verdiepingswoningen. De woningen werden opgetrokken in cellenbetonblokken. Op akoestisch vlak werden de volgende maatregelen genomen in het ontwerp: - de woningscheidende wanden zijn geconcipieerd als ontdubbelde wand van elk 15 cm cellenbeton met daartussen een akoestische rotswolisolatie van 5 cm. - de betonnen vloerplaten werden per woning gescheiden geconcipieerd, zodat er een volledige loskoppeling is tussen de verschillende woningen, behalve op funderingsniveau. Toch zijn er klachten over geluidshinder tussen de woningen. De bewoners klagen over een slechte luchtgeluid- en contactgeluidisolatie. Er zou ook overdracht van installatielawaai zijn tussen de verschillende woningen. De klachten van de bewoners werden geobjectiveerd via akoestische metingen, die uitgevoerd werden door een universitair laboratorium. Deze akoestische metingen bevestigden dat verschillende woningen zelfs niet voldeden aan de laagste normvereisten gesteld in de oude akoestische norm, en dit zowel op het vlak van luchtgeluidisolatie en contactgeluidisolatie (NBN S01-400:1977) als van isolatie ten opzichte van installatielawaai (NBN S01-401:1987). Toetsing aan geluidsnormen Hierna beschrijven we meer specifiek de toegepaste normen voor het uitvoeren en evalueren van de akoestische metingen. Tevens maken we een vergelijking tussen de evaluatie volgens de oude en de nieuwe akoestische normen. De luchtgeluidsmetingen zijn uitgevoerd volgens norm NBN EN ISO 140-4. Uit deze luchtgeluidsmetingen wordt een gewogen gestandaardiseerd geluidsniveauverschil DnT,w(C,Ctr) bepaald volgens norm NBN EN ISO 717-1 en een isolatieklasse volgens NBN S01-400.
- 4 - Protect
Bulletin
De resultaten van de luchtgeluidsmetingen varieerden voor het gewogen gestandaardiseerde geluidsniveauverschil DnT,w(C,Ctr) tussen 46(-1;-4) en 53(-2;-5) en tussen IIb en IIIa voor de isolatieklasse voor nevenliggende woningscheidende ruimtes. Volgens de oude Belgische norm NBN S01-400:1977 moet voor een minimaal comfort de categorie IIb behaald worden en is de categorie IIa aanbevolen. Indien de nieuwe norm NBN S01-400:2008 als toetssteen gebruikt zou worden (nog niet van toepassing ten tijde van de realisatie van deze woningen), dan zou de minimale eis inzake luchtgeluidisolatie tussen woningscheidende ruimtes DnT,w ≥ 58 dB in geen enkel geval gehaald worden! De metingen van het contactgeluid werden uitgevoerd met de klopmachine volgens NBN EN ISO 147-7. Uit deze metingen werd een gewogen gestandaardiseerd ontvangniveau LnT,w(Cl) bepaald volgens NBN EN ISO 171-2 en een isolatieklasse volgens NBN S01-400. De resultaten van de contactgeluidsmetingen varieerden voor LnT,w(Cl) tussen 38(0) en 66(-7) en categorie Ia tot IIIa, waarbij categorie Ia gehaald werd bij zwevende laminaatvoeren aan de zendzijde. Volgens de oude Belgische norm NBN S01-400:1977 moet voor een minimaal comfort de categorie IIb behaald worden. De categorie IIa is aanbevolen. De laagste categorie werd niet gehaald tussen aanliggende badkamers met stenen vloeren. Als de nieuwe norm NBN S01-400:2008 als toetssteen zou gebruikt worden (nog niet van toepassing ten tijde van de realisatie van deze woningen), dan zouden enkel de kamers met een zwevend parket afdoende resultaat afleveren op het vlak van contactgeluidsisolatie voor hoog comfort (50dB). De overige lokalen halen net wel of helemaal niet de minimale eisen voor normaal comfort volgens de nieuwe norm (58 dB). Oorzaak van de slechte akoestische kwaliteit De akoestische metingen hebben eenduidig aangetoond dat de akoestische kwaliteit van de woningen ondermaats is. De vraag blijft echter wat de oorzaak is van deze slechte akoestische kwaliteit. Op basis van het plan en de bestekbeschrijvingen zou men immers goede resultaten kunnen verwachten, vermits een volledige akoestische scheiding tussen de woningen werd gerealiseerd (zie hoger). De werkelijkheid bleek echter anders. Destructieve onderzoeken ter plaatse en foto’s tijdens de werffase brachten aan het licht dat: - de vloerplaten van het gelijkvloers, de eerste en de tweede verdieping gewoon waren doorgestort over de verschillende woningen heen en dit voor het ganse gebouwblok van 10 rijwoningen. - er geen akoestische isolatie geplaatst was tussen de ontdub-
belde woningscheidende wanden. - de woningscheidende cellenbetonwanden ter plaatse van de gevelaansluitingen ter hoogte van de raamlateien gesloten zijn, met andere woorden de gevelpartijen lopen er gewoon door over de verschillende woningen heen. Hierdoor werd de akoestische kwaliteit van de woningscheidende wand herleid tot de akoestische kwaliteit van een enkelvoudige wand in cellenbeton van 30 cm dikte. Mogelijkheid tot herstel De luchtgeluidsisolatie tussen de woningen kan theoretisch verbeterd worden door het plaatsen van voorzetwanden om de directe geluidstransmissie te verminderen. Alle nevenwegen worden hiermee echter niet kortgesloten en bovendien wordt de woonruimte met minstens 6 cm verkleind. Bij dwarse muren, gevelaansluitingen, leidingschachten … moeten quasi onmogelijke problemen opgelost worden om een doorlopende akoestische voorzetwand te realiseren.
De flankerende transmissie via gevels en vloeren kan in casu slechts opgelost worden door het herplaatsen van de gevel en het buitenschrijnwerk en het realiseren van een zwevende dekvloer. Door het aanbrengen van een soepele vloerbedekking of door het gebruik van een laminaatvloer met dempende onderlaag en soepele randaansluiting, kan de geluidoverdracht van contactgeluiden via de vloeren naar de nevenliggende woningen beperkt worden. Kortom, de nodige herstelmaatregelen om aan de vastgestelde gebreken te verhelpen, zijn bij een akoestische problematiek vaak erg ingrijpend. In dit schadedossier besloot de gerechtsdeskundige zelfs dat de volledige afbraak en wederopbouw van de woningen nog de meest kostenefficiënte oplossing zou zijn!
aan de geldende akoestische normen. Blijkt de akoestische kwaliteit niet te voldoen aan de geldende normen, dan begint echter pas het zoeken naar de concrete oorzaak van het falen. Eens de oorzaak gevonden, volgen vaak zeer ingrijpende herstelmaatregelen. Opgelet … De akoestische normen geven criteria aan voor minimale geluidsreductie tussen ruimten. Zelfs als het gebouw overal de normwaarden haalt, dan nog kan er lawaaioverlast zijn. De nieuwe, strengere akoestische norm wil hierin deels tegemoetkomen. Een gebouw kan echter niet het niveau van de geluidsbron (de buren, buitenomgeving) zelf aanpakken! Lawaaioverlast is dan van een andere orde. ir. Johan Pittomvils expertisebureau Inventum+
Conclusie Akoestische metingen kunnen klachten van bewoners objectiveren door de toetsing van de akoestische metingen
“
Het akoestisch comfort: aandachtspunt van bij de opmaak van het bouwprogramma tot en met de oplevering
Protect
Bulletin
-5-
De toepassing van technische normen in de bouwsector en de aansprakelijkheid van de ontwerper Inleiding De nieuwe glasnorm NBN S 23-002 werd bekrachtigd bij KB van 22/04/2008 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 mei 2008). Deze norm beoogt de bescherming van personen tegen de gevaren van glasverwondingen en doorvallen. De bekendmaking van de nieuwe glasnorm heeft reeds voor heel wat beroering gezorgd in de bouwsector. Naast de complexiteit van de normering en de technische implicaties ervan op het ontwerp werd er vooral op gewezen dat deze norm zal leiden tot een stijging van de bouwkost. De vrees bestaat dan ook dat opdrachtgevers de toepassing van de glasnorm zullen weigeren. De vraag rijst dan ook naar de houding die de ontwerper in dat geval moet aannemen, alsmede naar de gevolgen van het niet naleven van de norm voor de aansprakelijkheid van de ontwerper. In deze bijdrage wordt aan de hand van de glasnorm als concreet voorbeeld onderzocht welke de juridische draagwijdte is van technische normen in de bouwsector. Definitie van een (technische) norm De bekrachtiging van de glasnorm bij KB gebeurde in uitvoering van de wet van 3/04/2003 betreffende de normalisatie (hierna verkort geciteerd : “Normalisatiewet”). Art. 2, 1° Normalisatiewet definieert een norm als een technische specificatie die door een erkende instelling met normatieve activiteiten met het oog op een herhaalde en voortdurende toepassing is goedgekeurd en waarvan de inachtneming niet verplicht is. Voor België kunnen de nationale normen worden uitgevaardigd door het Bureau voor Normalisatie (NBN-normen, zoals de glasnorm en de akoestische norm) en door het Belgisch Elektrotechnisch Comité (BEC). De technische voorschriften uitgevaardigd door het WTCB of de STS zijn aldus geen normen in de zin van artikel 2, 1° Normalisatiewet. Niettemin behoren dergelijke voorschriften eveneens tot de regels van kunst. Aldus kan ook het niet toepassen van dergelijke normen leiden tot de aansprakelijkheid van de ontwerper omwille van het niet in acht nemen van de regels van de kunst. De juridische draagwijdte van een norm Uit de definitie van een technische norm zelf volgt dat de toepassing ervan in beginsel niet verplicht is, zelfs niet indien de technische norm werd bekrachtigd of geregistreerd. In die zin verschilt een technische norm van een rechtsregel die steeds moet worden nageleefd. Dit neemt evenwel niet weg dat de verplichte naleving van een technische specificatie kan worden opgelegd door een wet, een besluit, een verordening of een administratieve handeling. Daarnaast kan de toepassing van een technische norm ook contractueel worden opgelegd in de overeenkomst die de ont-
- 6 - Protect
Bulletin
werper sluit met zijn opdrachtgever of in een bestek. In beide gevallen is de ontwerper gehouden om de technische normen te respecteren bij de uitvoering van zijn overeenkomst. Krachtens art. 3 Normalisatiewet geven de technische normen tevens de regels van goed vakmanschap weer die, op het ogenblik dat ze werden aangenomen, gelden voor een bepaald product, een bepaald procédé of een bepaalde dienst. Deze bepaling heeft belangrijke gevolgen. Elke overeenkomst van een ontwerper moet immers worden uitgevoerd met inachtneming van de regels van de kunst. Aangezien de technische normen precies geacht worden de regels van de kunst weer te geven, worden deze technische normen op deze wijze onrechtstreeks van toepassing op de opdracht van de ontwerper. Het is daarbij niet van belang of de toepassing van de technische norm al dan niet wettelijk of contractueel werd verplicht gesteld. De gevolgen van de technische norm voor de aansprakelijkheid van de ontwerper De technische norm is door een wettelijk of reglementaire bepaling dan wel door een contractueel document opgelegd Indien de naleving van een norm verplicht werd gesteld door een wettelijke of reglementaire bepaling, moet de ontwerper deze norm naleven bij het opmaken van de plannen en het opstellen van de bestekken en lastenboeken. De norm wordt alsdan immers bindend door de afdwingbaarheid van de regelgeving die naar de norm verwijst. In principe zal de ontwerper dan ook aansprakelijk zijn voor de gebreken die het gevolg zijn van het niet respecteren tijdens de ontwerpfase van een technische norm waarvan de naleving door een wet of een reglement is opgelegd. De ontwerper die controle uitoefent op de uitvoering van zijn ontwerp door de aannemer, moet tevens nagaan of deze technische normen worden toegepast door de aannemer die werken uitvoert. De controleopdracht is evenwel steeds een inspanningsverbintenis, hetgeen betekent dat zal moeten worden aangetoond dat de ontwerper bij een meer zorgvuldige controle zeker had ontdekt dat de technische norm niet werd nageleefd door de aannemer en de het gebrek zeker zou zijn vermeden. Dezelfde principes gelden wanneer de toepassing van een technische norm verplicht werd gesteld in een contractueel document. Door de opname van de technische norm in de contractuele verhouding tussen partijen krijgt de norm een bindende kracht krijgt voor de ontwerper. De precieze draagwijdte van de verplichting om de technische norm te respecteren, varieert al naargelang de wijze waarop de wettelijke, reglementaire of contractuele bepaling verwijst naar deze norm. De verwijzing naar een norm kan gebeuren door: verwijzing naar een norm “met nauwkeurige identificatie” (bvb. “NBN S 23-002 (2007)”)
“
verwijzing naar een bepaalde “norm met verschuifbare identificatie” (bvb. “NBN S 23-002”) algemene verwijzing naar normen (“volgens de geldende normen”) De technische norm als weergave van de regels van de kunst Wanneer de naleving van een technische norm niet wettelijk, reglementair of contractueel is opgelegd, kan het niet naleven van de norm ertoe leiden dat de ontwerper aansprakelijk wordt gesteld omdat hij zijn opdracht niet heeft uitgevoerd volgens de regels van de kunst. Het niet naleven van de norm houdt evenwel geen wettelijk vermoeden in dat de ontwerper een contractuele tekortkoming heeft begaan. De rechter kan echter wel een feitelijk vermoeden van fout afleiden uit het feit dat de norm niet werd gerespecteerd. Concreet houdt dit in dat de rechter uit het vaststaande feit dat een norm werd overtreden tijdens de ontwerp- of de uitvoeringsfase, kan afleiden dat het ontwerp of de uitvoering van de werken niet voldoen aan de regels van de kunst en dat aldus het bewijs is geleverd van een concept- of een controlefout. Het loutere feit dat een technische specificatie niet is nageleefd, mag echter niet automatisch gelijk worden gesteld met een contractuele tekortkoming. Indien de ontwerper aantoont dat de technische norm niet aangepast is aan de concrete situatie waarmee hij werd geconfronteerd, dan wel dat er gerechtvaardigde technische redenen zijn om van de norm af te wijken en
De uitgebreide versie van het artikel kan geraadpleegd worden via het private klantenluik op de website www.protect.be
de door hem gekozen ontwerpmatige oplossing gelijkwaardig is aan de norm, kan de afwijking van de norm niet worden beschouwd als een fout. Het blijft ook mogelijk dat de ontwerper een nieuwe techniek voorschrijft die op het ogenblik van het opstellen van de norm nog niet gekend was dan wel nog niet herhaaldelijk en voortdurend werd toegepast. Ook in dat geval mag het niet toepassen van de norm niet zonder meer worden gelijkgesteld met een contractuele fout. Er anders over denken zou immers elke vorm van evolutie in de bouwtechnieken onmogelijk maken. Uiteraard dient de ontwerper in deze hypothese zeer omzichtig te werk te gaan zowel bij de beschrijving van deze techniek en bij de controle op uitvoering van de werken. Bovendien moet hij mijns inziens de opdrachtgever zeer nauwgezet informeren over de toepassing van de nieuwe techniek en de eventueel daaraan verbonden risico’s. Omgekeerd ontslaat een strikte naleving van de technische norm de ontwerper niet steeds van elke aansprakelijkheid wanneer welbepaalde omstandigheden vereisen dat de ontwerper verder gaat dan enkel het naleven van de technische norm. De technische normen geven immers slechts minimumeisen weer. Zo geeft de norm NBN S 23-002 een opsomming van verschillende menselijke activiteitenzones en schrijft deze norm de minimumvereisten voor waaraan de beglazing moet voldoen. Ook wanneer algemeen bekend is dat een norm niet of niet meer toereikend in de huidige stand van de wetenschap, kan
Protect
Bulletin
>>>
-7-
de rechter oordelen dat de ontwerper een contractuele tekortkoming begaat ondanks de strikte naleving van de norm. De vaststelling dat alle technische normen werden toegepast, levert aldus alleen maar een feitelijk vermoeden op dat de ontwerper geen contractuele tekortkoming heeft begaan. Samengevat kan worden gesteld dat bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van de ontwerper de rechter steeds het concrete gedrag van de ontwerper zal vergelijken met hetgeen van een normaal zorgvuldig en vooruitziend ontwerper in dezelfde omstandigheden mag worden verwacht. Het naleven van de geldende technische normen vormt daarbij slechts een van de beoordelingselementen. Weigering van de opdrachtgever om een technische norm toe te passen In de praktijk worden ontwerpers regelmatig geconfronteerd met de weigering van een opdrachtgever om een bepaalde norm toe te passen. Vaak wordt deze weigering ingegeven door financiële overwegingen. Dit is onder meer het geval bij de toepassing van de glasnorm die duidelijk een meerkost inhoudt voor de opdrachtgever. De ontwerper moet in elk geval de opdrachtgever grondig en schriftelijk informeren over de toepasselijkheid van de technische norm
alsmede over de risico’s en de nadelige gevolgen die verbonden zijn aan het niet naleven van de norm. Dit geldt in het bijzonder wanneer de norm wijzigt of een nieuwe norm wordt aangenomen in de ontwerpfase of tijdens de uitvoering van de werken. Indien de opdrachtgever ondanks deze grondige informatie blijft weigeren om de norm toe te passen, kan de architect in beginsel geldig een vrijstelling bedingen voor de schadelijke gevolgen van de weigering van de opdrachtgever. Dit is evenwel onmogelijk wanneer de weigering om de norm toe te passen er zou toe leiden dat de stevigheid van het gebouw in het gedrang wordt gebracht, of de veiligheid van de opdrachtgever of andere personen in het gedrang zou komen. In dat geval moet de architect de opdrachtgever schriftelijk in gebreke stellen en moet hij de verdere uitvoering van zijn opdracht staken. De ontwerper moet onder meer zijn verdere medewerking aan het project weigeren indien een opdrachtgever zich verzet tegen de toepassing van de norm NBN S 23-002. De glasnorm bepaalt immers de vereisten voor veiligheidsbeglazing die personen moeten beschermen.
bepaling of een contractueel, dienen zij in beginsel te worden nageleefd aangezien zij behoren tot de regels van de kunst. Een afwijking van een norm is dan ook slechts uitzonderlijk mogelijk, mits er daartoe gegronde technische redenen voor bestaan. Het is ook van het grootste belang om de opdrachtgever steeds grondig en schriftelijk te informeren over de toepasselijke normering, in het bijzonder in geval de toepasselijke normen wijzigen of nieuwe normen worden aangenomen. Indien een afwijking van een norm de technische stevigheid van het gebouw of de veiligheid van personen in het gedrang brengt, moet de ontwerper in elk geval de verdere uitvoering van zijn opdracht stopzetten. Het niet naleven van technische normen kan bovendien leiden tot een verval van verzekeringsdekking indien dit kan worden beschouwd als een zware fout. Prof. Dr. Kristof Uytterhoeven Advocaat-vennoot Caluwaerts & Uytterhoeven
Besluit Het niet naleven van technische normen zal in vele gevallen de aansprakelijkheid van de ontwerper in het gedrang brengen. Zelfs wanneer de normen niet verbindend zijn ingevolge een wettelijke of reglementaire
Protect Pensioenfonds
Fonds: Accent Global Fund
30.06.2003: 188,820 (start)
31.12.2004: 213,580
31.12.2006: 243,320
31.12.2008: 192,06
30.03.2009: 183,10
De aangeslotenen bij het P.P.F. vinden hier de stand van het fonds waardoor het rendement van hun pensioenkapitaal kan worden nagegaan. Het negatieve financiële klimaat van de laatste maanden heeft de stand volledig teruggedrongen tot onder het startniveau op 30.06.2003.
Protect Bulletin Gratis trimestriële nieuwsbrief voor Protect-verzekerden Protect nv - Jetsesteenweg 221, B-1080 Brussel T 02 411 41 14 - F 02 411 19 29
[email protected] - www.protect.be Redactie: Ides Ramboer, Rebecca Ramboer, Marcel Mertens, Christophe Roelandt Verantwoordelijke uitgever: Ir. Ides Ramboer Verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 1.009
- 8 - Protect
Bulletin