Land- en Tuinbouworganisatie Nederland
Tweede Kamer der Staten Generaal t.a.v. de Fractievoorzitters en Landbouwwoordvoerders Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Datum Ons kenmerk Onderwerp Informatie
: : : :
Postbus 29773, 2502 LT Den Haag Bezoekadres
: Bezuidenhoutseweg 225 2594 AL Den Haag
Bankrekening
: 35.76.06.760
Telefoon
: 070-3382700
Fax
: 070-3382710
E-mail
:
[email protected]
11 december 2007 AJM/IB/abg/12.018 Reactie op kabinetsstandpunt health check GLB I. Bisseling, 0032-473705132
Geachte dames en heren, Op 7 december jl. stuurde het kabinet zijn standpunt naar de Tweede Kamer over een Mededeling van de Europese Commissie (Commissie) over de zogenoemde Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). LTO Nederland wil met het oog op de bespreking in de Tweede Kamer van deze Mededeling en het kabinetsstandpunt, graag uw aandacht vragen voor de volgende onderdelen (samengevat): -
-
-
-
De visie van LTO op het Europees Landbouw- en Plattelandsbeleid na 2013 komt voor een belangrijk deel overeen met het standpunt van het kabinet. LTO Nederland is echter van mening dat Nederland na 2013 moet veranderen van een historische naar een regionale verdeling als basis van voor inkomenssteun. De hervormingen van het Europese Landbouwbeleid mogen niet door elkaar heen gaan lopen. De invoering van het systeem van toeslagrechten is nog in volle gang en voor zetmeelaardappelen, runderen en kalveren moet de omslag van productgebonden steun naar inkomenstoeslagen (zgn. ontkoppeling) nog worden gemaakt; LTO Nederland kan het kabinet steunen in haar standpunt om de nog aan productie gekoppelde premies voor kalveren, volwassen runderen en aardappelzetmeel 100% te ontkoppelen. Echter onder de voorwaarden dat de referentiejaren recent en representatief zijn en de concurrentiepositie ten op zichte van andere EU-lidstaten niet nadelig wordt beïnvloed; LTO Nederland is het eens met de Commissie en het kabinet dat de Health Check duidelijkheid moet geven over de beëindiging van de melkquotering. LTO Nederland is van mening dat de melkquotering in 2015 niet mag worden verlengd en in de Health Check afspraken gemaakt moeten worden over de geleidelijke afbouw van de productiebeperking richting 2015 via een jaarlijkse quotumverruiming van 3%. LTO Nederland is van mening dat verplichte modulatie, overheveling van geld van directe steun voor boeren en tuinders naar plattelandsontwikkeling, geen efficiënt middel is op weg naar een duurzame en concurrerende land- en tuinbouw. LTO is daarom tegen een verhoging van het percentage en in principe ook tegen het gebruik van artikel 69. Tot nu toe lijkt het net alsof er geen grenzen zijn voor het gebruik van artikel 69 waardoor het al snel wordt gezien als een goedkope (zonder cofinanciering) vorm van vrijwillige modulatie voor de overheid met als gevolg ongelijke concurrentieverhoudingen tussen EU-lidstaten. LTO is van mening dat de vermaatschappelijking van het GLB kan worden bereikt via de zogenoemde 2de pijler van plattelandsontwikkeling en juist moet worden ingezet op versterking van de concurrentiekracht van de land- en tuinbouw.
2
Hieronder volgt de uitgebreide reactie van LTO Nederland op de Mededeling van de Commissie en het kabinetsstandpunt over de Health Check. Visie op Europees Landbouw- en Plattelandsbeleid na 2013 LTO Nederland heeft op 19 juni jl. aan minister Verburg haar visie gepresenteerd op het Europees Landbouw- en Plattelandsbeleid na 2013. Op basis van deze toekomstvisie zullen er in de aanloop naar 2014 aanpassingen moeten worden doorgevoerd in het huidige GLB. LTO Nederland heeft op hoofdlijnen positief gereageerd op de Health Check. Deze reactie moet worden geplaatst in het brede kader van de visie van LTO op het Europees Landbouw- en Plattelandsbeleid na 2013. Kort samengevat blijft een Europees beleid voor landbouw en platteland na 2013 nodig, om land- en tuinbouwbedrijven in staat te stellen in te spelen op ontwikkelingen in markt en maatschappij. Dit beleid na 2013 dient zich volgens LTO te richten op vier doelen: Voldoende, veilig en gevarieerd voedsel, een vitaal platteland, een duurzaam producerende agrarische sector en een concurrerende land- en tuinbouw Om deze doelen waar te maken, is in de visie van LTO Nederland een maatschappelijk gewaardeerde land- en tuinbouw onontbeerlijk. Een sector die bovendien economisch sterk is en concurrerend opereert. Als belangrijkste zes elementen van het toekomstige landbouw- en plattelandsbeleid noemt LTO Nederland: - De versterking van de concurrentiekracht van de land- en tuinbouw; - Beloning voor het beheer van het landschap; - Beloning voor groene en blauwe diensten (opvang overtollig water, beheer akkerranden e.d.); - Beloning voor maatschappelijk gewenste land- en tuinbouw in specifieke regio’s waar boeren en tuinders moeten opereren onder ongunstige omstandigheden of omdat de sector een grote omslag moet maken door wijziging van beleid; - Het huidige Europese landbouwbudget dient tenminste gehandhaafd te worden (ook het Nederlandse deel) en; - Een adequaat overgangsbeleid zodat bedrijven de tijd krijgen zich aan te passen. Health Check Overgang naar regionale premie starten na 2013 Het kabinetsstandpunt over het GLB na 2013 komt voor een belangrijk deel overeen met de hierboven geschetste visie van LTO Nederland. Echter op één belangrijk onderdeel wijkt deze af, namelijk in het tempo waarin wordt overgestapt van de huidige historische naar een regionale verdeling van inkomenssteun1. Het kabinet geeft aan dat: ‘De overstap van het historisch model naar een regionaal model is ingrijpend, maar naar het oordeel van het kabinet al in de periode naar 2013 wenselijk’. LTO Nederland is van mening dat Nederland geen gebruik moet maken van de mogelijkheid om voor 2013 het historische model aan de passen richting een regionale premie. Nederland moet vasthouden aan het historische model tot en met 2013. De primaire sector en de agribusiness hebben namelijk voldoende tijd nodig om te kunnen inspelen op veranderingen in de markt en maatschappij. LTO realiseert zich net als de Commissie en het kabinet dat het richting 2013 steeds moeilijker wordt om historische verschillen in steun tussen bedrijven te rechtvaardigen. Daarom dient er volgens LTO ook vroegtijdig 1
Lidstaten hebben als gevolg van de hervorming van het GLB in 2003 kunnen kiezen voor; het historische model (toeslagrechten gebaseerd op individuele referentie bedragen) en het regionale model (toeslagrechten gebaseerd op een regionaal referentie bedrag) of een mix van deze twee. En Nederland dus voor het eerste.
3
nagedacht te worden over de vraag hoe na 2013 de overstap moet worden gemaakt naar een regionale premie. Echter de hervormingen van het Europese Landbouwbeleid mogen niet door elkaar heen gaan lopen. De invoering van het systeem van toeslagrechten voor Nederlandse boeren en tuinders is nog in volle gang. En voor zetmeelaardappelen, runderen en kalveren moet de omslag van productgebonden steun naar inkomenstoeslagen (zgn. ontkoppeling) nog worden gemaakt. Daarnaast daalt de prijs van suikerbieten deze jaren fors (in totaal 40%), waarbij de compensatie van 60% nog in de toeslagrechten verwerkt moet worden. Daar komt volgens LTO Nederland bij dat de uitvoeringsorganisatie voor de toeslagrechten (Dienst Regelingen) voldoende ruimte moet hebben voor grote veranderingen. Het is recent gebleken dat deze dienst veel tijd nodig heeft om ingrijpende aanpassingen door te voeren. De Health Check dient in onze ogen wel gebruikt te worden om het systeem van toeslagrechten te vereenvoudigen. Ook mag het systeem niet leiden tot een verstoring van de concurrentieverhoudingen tussen boeren en tuinders uit verschillende EU-lidstaten (zie onderdeel ‘ontkoppeling’). Hierbij dienen de aanpassingen in een dusdanig tempo plaats te vinden dat het de concurrentiepositie van boeren en tuinders niet verzwakt. Voor 2013 overstappen op het regionale model is volgens LTO Nederland te vroeg. Ontkoppeling De Commissie is van mening dat producenten met ontkoppelde premies niet slechter en waarschijnlijk zelfs beter af zijn dan producenten die nog te maken hebben met een gekoppelde premie. LTO Nederland vindt in het algemeen dat met ontkoppeling boeren en tuinders flexibeler zijn in hun keuze welke producten zij produceren voor welke markten. LTO Nederland kan meegaan met de opstelling van het kabinet om al per 2010 de slachtpremies voor kalveren en volwassen runderen en ook de aardappelzetmeelpremie per 2011 of 2012 te ontkoppelen. LTO Nederland is van mening dat de slachtpremie voor volwassen runderen per 1 januari 2009 kan worden ontkoppeld. Voor aardappelzetmeel stelt LTO Nederland een overgangsperiode voor naar 100% ontkoppeling in EU-verband per 1 januari 2011. Idealiter moet bij directe volledige ontkoppeling van deze premie per 1 januari 2009 de mogelijkheid worden geboden om het nu nog gekoppelde deel in één keer af te kopen om op deze wijze in de sector en in de regio een belangrijke innovatieslag mogelijk te maken. Voor beide premies geldt dat moet worden gestreefd naar het vaststellen van zo recent mogelijke referentiejaren vanwege verschuivingen in productie tussen bedrijven. Voor wat betreft de kalverslachtpremie onderkent LTO Nederland het politieke klimaat en de realiteit in Den Haag en wil pleiten voor ontkoppeling van de kalverslachtpremie mits de premie dan terecht komt bij actieve agrarische ondernemers met recente referentiejaren. Om de concurrentiepositie van de Nederlandse kalfsvleessector niet aan te tasten dienen ook België en Frankrijk hun kalverslachtpremie te ontkoppelen. Mocht aan deze voorwaarden niet worden voldaan dan pleit LTO Nederland voor het gekoppeld houden van de kalverslachtpremie tot en met 2013. De referentiejaren 2000-2001-2002 die zijn gebruikt voor het ontkoppelen van de overige premies vallen samen met de MKZ-crisis van 2001. Deze referentiejaren kunnen niet worden gebruikt aangezien de MKZ-maatregelen die zijn genomen en de toenmalig gehanteerde maximumleeftijd van kalveren voor het in aanmerking komen van de kalverslachtpremie in die jaren voor grote, onterechte verschillen tussen de bedrijven hebben gezorgd.
4
Cross compliance LTO Nederland onderschrijft het principe en het doel van cross compliance. Bij de uitwerking en evaluatie dienen de volgende aspecten meegenomen te worden: - Hoe kan er een, meer dan nu het geval is, stimulerend effect uitgaan van het instrument? - Op dit moment is geen uitbreiding gewenst van het instrument cross compliance, dus geen nieuwe richtlijnen etc. De nadruk moet worden gelegd op verdere vereenvoudiging van het controle- en kortingsysteem waarbij de volgende elementen meegenomen moeten worden. Verordeningen: Geen ‘dubbele boete’, gelijk speelveld, betere afstemming van controles tussen handhavinginstanties, handhaven met ‘gevoel en verstand’ waarbij het principe van ‘Toezicht op controle’ wordt toegepast en vooraf wordt aangekondigd en niet meer dan 1 procent van de bedrijven controleren. Boven- en ondergrens aan inkomensondersteuning LTO Nederland ondersteunt de Commissie en het kabinet bij het optrekken van het minimum bedrag per bedrijf of een verhoging van het minimum van 0,3 hectare. De discussie over een mogelijk maximum is vooral relevant voor bijvoorbeeld Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De Commissie gebruikt als voorbeeld; betalingen boven 100.000 euro – 10%, boven 200.000 euro – 25% en boven 300.000 euro – 45%. In Nederland valt hier tot nu toe slechts 0,35% van de bedrijven onder met een totaal van 5% van de betalingen. Marktondersteunende beleidsinstrumenten LTO Nederland vindt dat de onvermijdelijk negatieve gevolgen van uitzonderlijke marktsituaties, bijvoorbeeld als gevolg van uitbraken van dier- en plantziekten en extreme weersomstandigheden, moeten worden beperkt. De huidige gunstige ontwikkelingen op de graan- en zuivelmarkt biedt geen garantie voor de toekomst en mag geen aanleiding zijn om de huidige ‘oude’ marktmaatregelen over boord te gooien. LTO Nederland vindt dat zeer zorgvuldig met deze instrumenten omgegaan moet worden omdat agrarische markten zeer kwetsbaar zijn. Er zal moeten worden bezien in hoeverre deze ‘oude’ (quota, exportrestituties, interventies en private opslag maar ook braaklegging) en eventueel toekomstige ‘nieuwe’ marktmaatregelen een gezonde Europese markt en bescherming van de consument waarborgen. Risicomanagement en gezamenlijke fondsen worden al vaak genoemd als mogelijke ‘nieuwe’ maatregelen maar volgens LTO Nederland zullen er nog andere alternatieven moeten zijn. Toekomst melkquotering De Commissie geeft aan dat de redenen waarvoor de melkquota in het leven zijn geroepen in de hedendaagse praktijk niet meer geldig zijn. In de Health Check stelt de Commissie daarom maatregelen voor om de transitie naar de situatie zonder melkquotum te bevorderen (‘soft-landing’). Een geleidelijke verruiming van de melkquota is de meest geëigende weg voor een zachte landing tegen de tijd dat de quota verlopen. De mate van verruiming en of deze wordt vergezeld van andere maatregelen zoals aanpassingen in de interventie of de superheffing, zal afhangen van een marktanalyse die de Commissie nu uitvoert. LTO Nederland is blij met deze opstelling van de Commissie en van het kabinet en is van mening dat de Health Check duidelijkheid moet geven over de beëindiging van de melkquotering. LTO Nederland vindt dat de melkquotering in 2015 niet mag worden verlengd en er in de Health Check afspraken gemaakt moeten worden over de geleidelijke afbouw van de productiebeperking richting 2015. LTO Nederland is voorstander van een jaarlijkse quotumverruiming vanaf 2009 van 3%. En op 1 april 2008 dient zoals de
5
Commissie en het Kabinet voorstellen, buiten de Health Check om, al een extra verruiming van het melkquotum plaats te vinden van 2% (dus in totaal 2,5%). Modulatie Om de eerder door LTO Nederland gestelde doelen van het GLB na 2013 waar te maken, is een maatschappelijk gewaardeerde land- en tuinbouw onontbeerlijk. Een sector die bovendien economisch sterk is en concurrerend opereert. Europees beleid moet de positie van de bedrijven en sectoren die hun strategie afstemmen op ontwikkelingen in de (internationale) markt en maatschappij versterken. LTO Nederland is sterk van mening dat verplichte modulatie zoals momenteel toegepast niet efficiënt is om te komen tot een duurzame en concurrerende land- en tuinbouw. LTO Nederland is daarom tegen een verhoging van het percentage. LTO Nederland constateert dat de besteding van de huidige POP-middelen met grote administratieve lasten gepaard gaat, zowel voor de overheid als voor de begunstigde. Er moet een grote efficiencyslag gemaakt worden. Daarbij komt nog dat er richting 2013 ook al een afroming van 7% van de directe steun wordt verwacht voor financiering van de toetreding van de EU-12. Indien de Raad toch beslist om méér af te romen via verplichte modulatie dan vindt LTO Nederland dat dit geld ook daadwerkelijk gebruikt dient te worden om de concurrentiekracht van de Nederlandse land- en tuinbouw te versterken. Hierbij dient worden gedacht aan de volgende onderdelen: - Innovatie en onderzoek op het gebied van productie, technologie, markt, keten en systemen; - Kennisontwikkeling en -overdracht in de vorm van onderzoek, voorlichting en onderwijs; - Stimulerings- en transitiebeleid om boeren en tuinders in te laten spelen op maatschappelijk gewenste ontwikkelingen, zoals diervriendelijke productiesystemen, de productie van duurzame energie en het bevorderen van klimaatneutrale productiemethoden; - Faciliteren van bedrijfsovername; - Structuurversterking door investeringen in landbouwkundige infrastructuur; - Structuurverbetering van primaire land- en tuinbouwbedrijven, inclusief logistieke verbeteringen in de productieketen en de afzet (tot en met de (super)markt); - Beperken van negatieve gevolgen van uitzonderlijke marktsituaties, bijvoorbeeld als gevolg van uitbraken van dier- en plantziekten en extreme weersomstandigheden. Doel is het waarborgen van een gezonde Europese markt en bescherming van de consument. Het kabinet wil naast verplichte modulatie vermaatschappelijking van het GLB realiseren door wellicht gebruik te maken van Artikel 69. LTO Nederland is hier in principe geen voorstander van aangezien aan de vermaatschappelijking van het GLB al vorm wordt gegeven via de zogenoemde 2de pijler van plattelandsontwikkeling en juist moet worden ingezet op versterking van de concurrentiekracht van de land- en tuinbouw. Tot nu toe lijkt het net alsof er geen grenzen zijn voor het gebruik van artikel 69 waardoor het al snel wordt gezien als een goedkope (zonder cofinanciering) vorm van vrijwillige modulatie voor de overheid met als gevolg concurrentievervalsing tussen EU-lidstaten. Risico- en crisisbeheer, klimaatverandering, bio-energie, waterbeheer en biodiversiteit Zoals eerder vermeld vindt LTO Nederland dat de onvermijdelijk negatieve gevolgen van uitzonderlijke marktsituaties, bijvoorbeeld als gevolg van uitbraken van dier- en plantziekten en extreme weersomstandigheden, moeten worden beperkt. Risico management en gezamenlijke fondsen worden al vaak genoemd als mogelijke ‘nieuwe’ maatregelen. LTO Nederland wil graag haar medewerking verlenen aan het uitwerken van
6
deze maatregelen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de brede weersverzekering en mogelijk andere alternatieven met als doel een gezonde markt en bescherming van de consument. LTO Nederland is graag bereid tot een mondelinge toelichting over op deze brief en onderwerpen die hieraan gerelateerd zijn zoals WTO en het EU-budget. We gaan daarnaast graag in op de uitnodiging van minister Verburg van LNV om van gedachten te wisselen over een andere basis voor de bedrijfstoeslagen. Daarbij past een getemporiseerde aanpak die, wat ons betreft, begint na 2013.
Hoogachtend,
A.J. Maat Algemeen voorzitter