2009 Januari Jaargang 3
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Nederland is nog niet ‘waterproof’
In dit nummer:
G
Geen enkele watergevoelige regio werd tijdens oefening ‘Waterproef’ gespaard. De westelijke en noordelijke kustprovincies werden belaagd door een stormvloed vanuit zee, in Flevoland sneuvelde een IJsselmeerdijk en in Limburg, Brabant, Gelderland, Overijssel, Zuid-Holland en Utrecht, draaide het allemaal om hoog water in de grote rivieren. In onze regio verliep de oefening voor de buitenwacht onzichtbaar. De VRU oefende samen met GelderlandMidden achter de schermen, met als componenten een gemeenschappelijk interregionaal beleidsteam, twee regionale operationele teams en een regionaal actiecentrum voorlichting. Het formuleren van heldere boodschappen aan de bevolking en de
media in het kader van crisiscommunicatie bleek een forse uitdaging. Elders had de oefenweek een meer zichtbaar karakter. In het bijzonder op 7 november op het Nijkerkernauw bij Nijkerk, waar hulpdiensten uit de regio Gelderland-Midden, de reddingsgbrigades van de KNBRD, de Koninklijke Marine en andere Defensie-eenheden deelnamen aan een grote slotoefening. Een reddingsdemonstratie in feite, bedoeld om het publiek kennis te laten nemen van de operationele voorbereiding op overstromingsrampen. Ook dit was een vorm van risico- en crisiscommunicatie, het oefenthema van 7 november. Na afloop van de oefenweek trokken TMO-voorzitter Jan Franssen en minister Guusje ter Horst van BZK
hun eerste voorlopige conclusies. De activiteiten van de TMO hebben een enorme spin-off gehad in de zin van publieke, ambtelijke en bestuurlijke bewustwording van de effecten van een grote overstromingsramp. Nu is het zaak om de aandacht voor overstromingsdreigingen duurzaam vast te houden. Er is tijdens ‘Waterproef’ op alle niveaus goed samengewerkt tussen de vele betrokken overheidsdiensten. De belangrijkste les tot dusver blijkt dat de nafase van een overstromingsramp en de operationele sturing van de rampenbestrijding op nationaal niveau verder dienen te worden uitgewerkt. Op naar TMO 2! Rob Jastrzebski
Inspectie houdt rampenbestrijding tegen het licht pagina 4
Jaarwisseling in Utrecht: Harde aanpak overlast! pagina 5
Crisisbeheersing in de gemeente Bunschoten pagina 11
FOTO’S: MARK DE WEGER
In de week van 3 tot 7 november rukte de Nederlandse rampenbestrijding massaal uit voor een gesimuleerde strijd tegen aartsvijand nummer één, het water. Twee jaar operationele en bestuurlijke voorbereiding onder regie van de Taskforce Management Overstromingen (TMO) werd afgesloten met een nationale oefenweek rond het scenario van een ‘Ergst Denkbare Overstroming’. De kernvraag die beantwoord moest worden luidde: Is Nederland nu beter voorbereid op grootschalige overstromingsrampen dan twee jaar geleden? De conclusie van de TMO na afloop luidde: Ja, er is veel vooruitgang geboekt. Er zijn rampbestrijdingsplannen voor alle dijkringen en er is nog nooit eerder door zoveel mensen zo intensief geoefend met het scenario van een overstromingsramp. Maar onvermijdelijk zijn er ook nog wezenlijke verbeterpunten. Nederland is nog niet ‘waterproof’.
vru brul bgc
ghor
Congres ‘Laat je besmetten …met het oefenvirus’ pagina 15
vru
Ve i l i g h e i d s r e g i o U t r e c h t
Multidisciplinaire rampenoefening in Woudenberg
V
Brzo-bedrijven hebben de verplichting om een rampbestrijdingsplan op te stellen, dat periodiek door het bedrijf samen met de overheidshulpverleningsdiensten dient te worden beoefend. Het rampbestrijdingsplan
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Van Appeldoorn B.V. is een van de twee bedrijven in Woudenberg die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo). Het bedrijf is gespecialiseerd in transport, opslag en het verpakken van gevaarlijke stoffen.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Meer dan honderd hulpverleners kwamen op dinsdagavond 18 november in actie om een gecompliceerd incident te bestrijden op het terrein van de firma Van Appeldoorn B.V. in Woudenberg. Het betrof een operationele oefening waarbij onderdelen van het rampbestrijdingsplan voor het bedrijf werden getoetst. De oefening werd georganiseerd door de gemeente Woudenberg en de Veiligheidsregio Utrecht, in samenwerking met Van Appeldoorn B.V. Aan de oefening werd deelgenomen door de brandweerkorpsen van Woudenberg, Leusden en Scherpenzeel, de VRU, de politie, de GHOR, de Regionale Ambulancevoorziening Utrecht, de Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht, de gemeente Woudenberg en het bedrijfshulpverleningsteam van Van Appeldoorn.
van Van Appeldooorn wordt op dit moment geactualiseerd. Belangrijke oefendoelen tijdens de oefening op 18 november waren: het toetsen van de procedures en processen uit het rampbestrijdingsplan voor het bedrijf, de multidisciplinaire samenwerking tussen de betrokken hulpdiensten, onderlinge communicatie en samenwerking en afstemming tussen operationeel leidinggevenden in het Commando Plaats Incident. De oefening was door de oefenleiding ‘Granaatappel’ gedoopt. Het gesimuleerde rampscenario op het terrein van Van Appeldoorn ging uit van een ‘aanslag’ met een handgranaat door een ontslagen werknemer. Door de explosie stortten stellages in een opslagloods in, waaronder meerdere werknemers bedolven werden. Ook ontstond brand in een buiten de loods geparkeerde tankwagen met gevaar-
lijke stoffen, waarbij de brand oversloeg naar het gebouw. Het scenario bevatte uitdagingen voor alle hulpverleningspartners. De brandweer stond voor de opgave om de grote brand op het terrein en in de hal te bedwingen en om de deels bedolven gewonden te bevrijden. Ambulances, bijgestaan door een ‘Geneeskundige combinatie’ en een traumateam, ontfermden zich daarna over de slachtoffers. En voor de politie was er in deze oefening naast de afzettingstaak ook een opsporingstaak weggelegd, met het oog op de criminele aanleiding van het incident. Tijdens de oefening werd door de betrokken hulpverleners enthousiast gewerkt, waarbij bij het bevrijden van bedolven en beknelde slachtoffers onder de ingestorte stellingen sprake was van een hoog realiteitsgehalte. Rob Jastrzebski
‘Fitna’ blikvanger tijdens OvD-week
F 2
‘Fitna’ zal de geschiedenis ingaan als de film die maar op zich liet wachten en die, toen hij uiteindelijk verscheen, niet de grootschalige maatschappelijke onrust veroorzaakte die werd verwacht. In de maanden voorafgaand aan de vertoning werd de hele Nederlandse Openbare orde en Veiligheidswereld in verhoogde staat van paraatheid gebracht. Ook binnen de VRU. Henk te Roller, coördinator Conflicten Crisisbeheersing van Politie
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Na twee eerdere succesvolle edities organiseerde de VRU samen met Politie Utrecht in november voor de derde keer de ‘OvD-week’. Doel was het bevorderen van kennisuitwisseling tussen officieren van dienst van de hulpverleningskolommen en het vergroten van de vakinhoudelijke kennis van het ‘OvD-vak’. Daarbij werd onder andere gebruik gemaakt van een spelelement. Een van de blikvangers in het programma dit jaar was de operationele voorbereiding op verwachte maatschappelijke onrust rond de film ‘Fitna’ van Geert Wilders, begin 2008.
Tijdens de derde OvD-week konden de deelnemers via een spelelement kennis opdoen over elkaars vakgebied.
Utrecht, maakte de deelnemers aan de OvD-week deelgenoot van de inspanningen van de politie, die verwachtte met maatschappelijke onrust en conflicten op grote schaal te maken te krijgen. De samenwerkende politieregio’s Utrecht, Flevoland en Gooi- en vechtstreek wezen twee SGBO-staven (Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden) aan, die bij het daadwerkelijk
optreden van grootschalige openbare ordeproblemen de politie-operaties in de regio’s snel en adequaat zouden kunnen aansturen. Maar ‘Operatie Fitna’ raakte niet alleen de politiekolom, aldus Henk te Roller. “We zijn ‘blauw’ begonnen met de voorbereidingen, maar al heel snel hebben we ook de multidisciplinaire partners erbij betrokken. Bij escalatie
moest immers ook rekening worden gehouden met zaken als brandstichtingen en gewonden. Die gezamenlijke planvorming op basis van drie mogelijke scenario’s van licht tot zwaar, leidde ook tot het voorbereiden van twee regionale Operationele Teams; één voor de regio Utrecht en één voor Flevoland en Gooi- en Vechtstreek.” Uiteindelijk liep het allemaal met een sisser af, maar toch is volgens Te Roller veel winst geboekt, doordat de veiligheidspartners in drie regio’s in de periode januari-maart zeer intensief met elkaar zijn opgetrokken en scenario’s en draaiboeken hebben opgesteld die in heel Nederland zijn overgenomen. Een goede oefening dus voor de OOV-kolom, die heeft geleid tot producten die voor tal van andere scenario’s van maatschappelijke onrust bruikbaar zijn. Te Roller trekt uit de aanpak rond de Wilders-film de conclusie dat de regio’s vooral zelf aan de slag moesten, omdat landelijke sturing en regie op het opstellen van draaiboeken en scenario’s ontbrak. Een belangrijke les voor het nationaal niveau. Rob Jastrzebski
vru
Ve i l i g h e i d s r e g i o U t r e c h t
De trainingen voor leidinggevende functionarissen met een rol in het Commando Plaats Incident (CoPI) zijn een nieuwe fase ingegaan. In november heeft de VRU samen met Politie Utrecht een pilot gehouden voor een nieuwe aanpak van de trainingen. Er werd intensiever geoefend, met zwaardere scenario’s en met een uitgebreidere stafbezetting. Door de nieuwe aanpak is het rendement van de trainingen aanzienlijk hoger. De trainingen sluiten aan op de nieuwe Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP) waarmee de VRU vanaf 7 januari gaat werken.
T
Tot dusver werden jaarlijks circa tien verspreide oefendagen voor CoPIleden georganiseerd. In de nieuwe opzet worden de trainingen geconcentreerd in twee meerdaagse perioden. Per dag worden zes teams intensief getraind met workshops, gevolgd door de behandeling van een praktijksimulatie via een virtueel trainingsprogramma. Tijdens de behandeling wordt diverse keren CoPI-overleg in de Commando Unit gehouden, waarbij alle vertegenwoordigde disciplines hun processen moeten afstemmen. “Een nieuw element in het trainingsprogramma zijn de workshops, gericht op de verdieping van kennis en vaardigheden van de CoPI-leden”, vertelt coördinator Stephan van der Loos. “In die workshops wordt onder andere aandacht besteed aan teamcompetenties, bedoeld om de mensen meer bagage mee te geven voor het leren functioneren als team. Daarnaast worden zaken als besluitvormingsproces-
sen en vergaderdiscipline behandeld.” De echte routine in multidisciplinaire samenwerking en afstemming wordt gekweekt door simulatie van een praktijkcasus. Tijdens de pilotsessies draaide het om een brand in een garagebedrijf, met gevaren voor de volksgezondheid en het milieu en bovendien een criminaliteitsaspect. Een gecompliceerd scenario dus, waar de teamleden belangen moeten afwegen en hun processen met elkaar moeten afstemmen. “De trainingsscenario’s zijn zwaarder en gecompliceerder geworden, waarmee het belang van gestructureerd procesmatig werken nog meer wordt benadrukt”, aldus Stephan van der Loos. “Door de opbouw in de CoPItrainingen in de afgelopen jaren zijn de deelnemers nu klaar voor een verdiepingsslag. Ook is de teambezetting uitgebreid. Naast procesmatige oefendoelen voor de OVD’s van brandweer, politie, GHOR en de ambtenaar crisisbeheersing zijn ook oefendoelen voor
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
CoPI-trainingen op hoger niveau
CoPI-overleg tijdens de pilot-training.
de Leider CoPI en de operationeel voorlichter in de trainingen verwerkt.” Volgens Van der Loos wordt het rendement van de trainingen sterk verhoogd, doordat de CoPI-functionarissen een halve dag lang heel intensief met elkaar en met een scenario bezig zijn. Maar ook oefentechnisch en organisatorisch biedt de nieuwe aanpak voordelen. Stephan van der Loos: “Door de trainingen in een meerdaagse periode te clusteren, kunnen de instructeurs en de evaluatoren hun energie beter concentreren. We hebben nu in drie dagen tijd zo’n honderd
functionarissen uit de regio getraind. De verspreide trainingen zoals we die de afgelopen jaren hebben aangeboden, waren oefentechnisch steeds lastiger te organiseren.” De evaluatie van de pilot laat zien dat de deelnemers de trainingen erg goed hebben gewaardeerd. De VRU en politie gaan in 2009 dan ook door op de ingeslagen weg ten aanzien van de CoPI-trainingen. Rob Jastrzebski
Geactualiseerde GRIP-regeling op 7 januari van kracht Het startsein hiervoor wordt gegeven tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van de VRU Vanaf 2009 wordt de nieuwe Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP) binnen de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) van kracht. Op 7 januari aanstaande wordt hiervoor tijdens de nieuwsjaarsbijeenkomst het startsein gegeven. Daarmee wordt voor alle coördinatieniveaus in de hulpverlening en crisisbeheersing eenduidig vastgelegd hoe de opschaling bij incidenten verloopt en hoe de structuur van de operationele en bestuurlijke leiding eruitziet. FOTO: ROB JASTRZEBSKI
D
De GRIP-structuur voor opschaling en coördinatie heeft een lange voorgeschiedenis. Al in de jaren ’90 is daarvoor een model ontwikkeld. Volgens goed Nederlands gebruik gaf iedere regio er zijn eigen invulling aan, waardoor een grote variëteit in modellen is ontstaan, met wisselende samenstellingen en naamgeving van coördinatieteams. In 2003 heeft het ministerie van BZK een geactualiseerd landelijk GRIPmodel verspreid. Vorig jaar nog stuurde het ministerie een brief aan de regiobesturen met het verzoek om de geactualiseerde regeling binnen een jaar in te voeren, met het oog op het grote belang van eenduidige organisatie van de crisisbeheersing. Als gevolg van de invoering van de nieuwe GRIP-regeling binnen de VRU, ter vervanging van de vorige regeling uit 2000, is de terminologie aangepast en zijn functionarissen aan staven toegevoegd. De GRIP-regeling kent vier niveaus. De normale dagelijkse situatie is formeel gesproken geen GRIP-fase. In deze fase maken
Bij GRIP-2 komt het Regionaal Operationeel Team bijeen.
de aanwezige hoogste leidinggevenden op gelijkwaardig niveau afspraken met elkaar op de plaats incident. Vanaf GRIP 1 is sprake van een gecoördineerde aanpak onder éénhoofdige leiding (CoPI). Bij GRIP-2 worden ook het regionaal Operationeel en de kernbezetting van het gemeentelijk beleidsteam bijeengeroepen en is er sprake van een ‘effectgebied’. Bij
GRIP 3 wordt het volledige gemeentelijk beleidsteam operationeel. Er is dan sprake van een grote bestuurlijke of maatschappelijke impact, zodat bestuurlijke beleidsbeslissingen nodig zijn. Bij GRIP-4, het hoogste opschalingsniveau, heeft een calamiteit gemeentegrensoverstijgende gevolgen en is regionale bestuurlijke coördinatie nodig.
Een belangrijke kanttekening is dat de GRIP-regeling niets zegt over de omvang van een calamiteit. Een relatief kleinschalig incident kan toch grote maatschappelijke of bestuurlijke gevolgen hebben. Dat kan een reden zijn om zonder grootschalige bron- en effectbestrijding toch op te schalen naar bijvoorbeeld GRIP-2. Aan de andere kant hoeft voor een grootschalige operationele inzet van één discipline ook niet de hele GRIP-structuur te worden opgetuigd. Tijdens een discussie op de regionale OvD-week in november zei een politiefunctionaris heel treffend: “Ik heb geen GRIP nodig om duizend politiemensen op te roepen.” Het gecoördineerd samenwerken en afstemmen van processen op leidinggevend niveau is niet alleen van belang bij actuele incidenten, maar kan ook in de ‘voorbereidende sfeer’ plaatsvinden. Dat is in het verleden al enkele keren gebeurd, onder andere in de warme zomer van 2003 toen door koelwaterproblemen een dreigend elektriciteitstekort ontstond. Rob Jastrzebski
3
vru
Ve i l i g h e i d s r e g i o U t r e c h t
De VRU VooRUit Een nieuw jaar. Een nieuwe start met nieuwe kansen. Laat ik u eerst voor 2009 het allerbeste toewensen. Ik hoop van harte dat u, met allen die u dierbaar zijn, een heel voorspoedig nieuw jaar bent gestart. Een jaar met nieuwe kansen. Met de uitdaging om de kansen die ons in het afgelopen jaar geboden zijn af te ronden voor zover nog nodig. Want wij zitten in een zeer hectisch tijdsgewricht, waarbij de neiging al snel ontstaat om andere wegen in te willen slaan zonder het oude pad afgelopen te hebben. Vanzelfsprekend leidt de weg die wij gaan met afslagen en kronkels tot het einddoel, waarbij soms de verleiding (te) groot is en het einddoel wordt verplaatst. Kijk om u heen en zie de aanhoudende discussies over het politiebestel. Ik prijs mij gelukkig dat de Veiligheidsregio Utrecht dicht bij de gemeenten is georganiseerd. Wij zijn van en voor de 29 deelnemende gemeenten. De betrokkenheid van de gemeentebestuurders en partnerorganisaties is groot. De uitnodiging om mee te denken aan de strategische agenda levert steeds weer betrokken en zeer inhoudelijke discussies op en resulteert in een gefundeerde gedachtevorming over de toekomstdoelen van de VRU. Zo denk ik met veel plezier terug aan de bestuursconferentie in Malmö. De wetenschappelijke omgeving van het opleidingsinstituut, de inleiding van prof. Kurt Petersén van de Universiteit van Lund en de inleidingen van de heren Swillens, Vos en Janssen gaven inspiratie om buiten de bestaande kaders de toekomstige taakstelling en organisatie van de VRU te verkennen. Het Dagelijks Bestuur heeft opdrachten ontvangen om dit uit te werken en voorstellen te ontwikkelen. Met de regionalisering wordt hiermee 2009 een uitdagend jaar. Om maar eens een eufemisme te gebruiken. De Veiligheidsregio Utrecht staat voor de uitdaging om het goede van de brandweerorganisatie en -cultuur te behouden, alsmede om de herkenbaarheid van de taken van de GHOR en BGC te bevestigen en tegelijkertijd om de integrale advisering aan gemeentebesturen en burgemeesters te realiseren. Een prachtige uitdaging, waarbij de blijvende betrokkenheid nodig is. Graag vertrouw ik dus mèt u op een succesvol 2009.
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Hans Wink
Inspectie houdt rampenbestrijding tegen het licht Kritisch rapport zorgt voor flinke duw in de goede richting Het ministerie van BZK heeft zich tot doel gesteld om de rampenbestrijding in Nederland op orde te brengen. Daarvoor moet je wel eerst weten hoe het met de huidige kwaliteit van die rampenbestrijding gesteld is. Daarom kreeg de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid de opdracht om de Nederlandse rampenbestrijding door te lichten. Ook de VRU kwam daarbij aan de beurt. Onlangs werd het rapport hiervan openbaar.
B
Bij de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding – kortweg: ADR – zijn de meeste veiligheidsregio’s de afgelopen twee jaar onderzocht. De doorlichting zelf is opgebouwd uit drie delen. ADR 1 heeft in 2006 plaatsgevonden en bestond uit een onderzoek op de meldkamer, zonder de simulatie van een incident. Daarbij werd voornamelijk gekeken naar de manier waarop de rampenbestrijding tot uiting kwam in het Geïntegreerd meldkamersysteem (GMS). In september 2007 was het de beurt aan ADR 2, waarbij in alle regio’s een groot incident werd gesimuleerd om te kijken hoe een en ander in de praktijk werd aangepakt. Opschaling, alarmering en het functioneren van het CoPI (Commando plaats incident), ROT (Regionaal operationeel team) en RBT (Regionaal beleidsteam) waren de belangrijkste aandachtspunten bij dit deel van de ADR, met als doel om de kwaliteit en de effectiviteit van de rampenbestrijdingsorganisatie te toetsen. ADR 3 ten slotte was bedoeld om alle registers open te trekken en de meest complete doorlichting van rampenbestrijding te vormen. Dit laatste deel van de ADR is inmiddels vervangen door een andere vorm van toetsing met de naam RADAR (RAmpenbestrijdings Doorlichting ARrangement), een praktijktoets waarin ADR 2 en ADR 3 worden samengevoegd.
Tijdens de ADR 2 in 2007 zijn deze processen getoetst tijdens een gesimuleerd ongeval op het AmsterdamRijnkanaal. Daarbij ging het niet specifiek om de doorlichting van de VRU, maar van de rampenbestrijding in de gehele regio, inclusief politie, meldkamer en de gemeentelijke processen.”
Nulmeting RADAR
Het rapport
Gerard Krijnen, hoofd beleidscoördinatie en directiesecretaris van de VRU, is als liaison intensief betrokken geweest bij de voorbereiding van de ADR. Krijnen: “Het doel van dit kabinet is om de kwaliteit van de rampenbestrijding van een zes op te krikken naar een zeven. Bij RADAR wordt daartoe eerst een nulmeting gehouden om te kijken waar alle regio’s nu staan. Begin 2010 wordt vervolgens gekeken of de veiligheidsregio’s de benodigde verbeteringen hebben doorgevoerd. Tijdens de ADR 2 die we op 15 september 2007 hebben doorlopen heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) met name gekeken naar de zogenaamde kritische processen binnen de rampenbestrijding. Regio’s kunnen zich namelijk overal op voorbereiden, maar als de kritische processen niet
In het voorjaar van 2008 verscheen naar aanleiding van de ADR 2 een rapport met de bevindingen van de IOOV, dat na toelichting in het Dagelijks bestuur van de VRU nu volledig openbaar is gemaakt. Krijnen: “Als je het rapport doorleest, blijken er nog een aantal gaten te zitten in het dak van de VRU. Er ging het nodige mis. Zo ging bijvoorbeeld de alarmering wat trager door de stortvloed aan meldingen die de GMU te verwerken kreeg. Hierdoor vielen een aantal belangrijke berichten tussen de wal en het schip. Hoewel het rapport op meerdere onderdelen buitengewoon kritisch was, zijn we erg blij met de bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Als VRU zien we dit als een kans die ons de mogelijkheid biedt een aantal knelpunten weg te nemen. We lopen niet weg voor kritische con-
colofon
4
clusies en zien zelf ook in dat op bepaalde punten verbetering nodig is. We zijn zo voortvarend met onze eigen bevindingen omgegaan dat we zelf al een verbeterplan klaar hadden liggen toen het IOOV-rapport verscheen. Dat verbeterplan is een middel om verbeteringen versneld in te voeren. Naast de ADR hebben we ons overigens ook formeel gecommitteerd aan de minister van BZK, door het convenant dat op 9 juli is ondertekend.”
Concrete verbeterpunten
goed op orde zijn functioneert de rampenbestrijdingsorganisatie niet. Uit onderzoek blijkt dat het bij de kritische processen gaat om: 1) melding en alarmering, naadloze en gecoördineerde opschaling 2) leiding en coördinatie 3) informatiemanagement
Krijnen noemt een aantal concrete verbeterpunten bij de naam: “De uitrol van Communicator stelt ons in staat om snel grote groepen mensen te alarmeren, sneller dan handmatige alarmering. Daarnaast geeft het ons de mogelijkheid om de opkomsttijd van diverse operationele functionarissen te verkorten. In 2009 en 2010 wordt extra geïnvesteerd om deze opkomsttijden meer in overeenstemming te brengen met de landelijke vereisten. Op het gebied van leiding en coördinatie bestaat de wens om over te gaan op de zogenaamde ‘ontkleurde operationeel leider’. Dat houdt in dat de operationele leiding bij een ramp of crisis niet meer automatisch bij de brandweer ligt. Weer een ander punt is het terugtreden van burgemeesters als operationeel leidinggevende, waarbij de operationeel leider meer vertrouwen krijgt. Crisisbeheersing is ten slotte werk voor professionals, waarbij er vertrouwen moet zijn in de operationeel leider. Een volgend verbeterpunt is het aanstellen van een calamiteitencoördinator op de meldkamer, die als taak heeft om relevante informatie te delen met de drie kolommen (politie, GHOR en brandweer). Daarnaast is er een communicatiemanager die de informatievoorziening coördineert tussen het CoPI en het ROT en vice versa. Uit de ADR bleek namelijk dat informatie tussen Copi, ROT en RBT niet voldoende werd uitgewisseld en gedeeld. Dit alles laat zien dat met name het informatiemanagement de komende jaren een grote investering zal vergen, zowel in capaciteit als in hardware. Infomanagement staat nog steeds, ook landelijk, in de kinderschoenen.” Piet Peeters
VooR U is het relatiemagazine van Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Het is bedoeld om het de partners in rampenbestrijding en crisisbeheersingin de regio én landelijk op de hoogte te houden over de activiteiten van en binnen de VRU. Veiligheidsregio Utrecht bestaat uit de onderdelen Brandweer Utrechts Land (BRUL), Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing (BGC). Ieder onderdeel heeft zijn eigen katern in het blad. Het hoofdkatern bestaat uit multidisciplinair, bestuurlijk en strategisch monodisciplinair nieuws voor alle partners. VooR U verschijnt minimaal vier keer per jaar. Hoofd- en eindredactie: Afdeling Communicatie Redactie-adres: Veiligheidsregio Utrecht, t.a.v. afdeling Communicatie, Postbus 3154, 3502 GD Utrecht, e-mail:
[email protected] Vormgeving: Hendrik Flinterman Druk: Zuidam Uithof
Brandweer Utrechts Land
In de nieuwjaarsnacht van 2006-2007 ging in Utrecht een school in vlammen op. FOTO: ANEO KONING
Jaarwisseling in Utrecht: Harde aanpak overlast!
In dit katern: Repressief zakboek voor bevelvoerder en OvD pagina 6
De jaarwisseling is voor het grootste deel van de bevolking een feest, maar voor sommige beroepsgroepen is het juist een grote bron van zorg èn de aanleiding voor een nacht hard werken. De grootschalige vernielingen en geweldsincidenten tegen hulpverleners tijdens de jaarwisseling 2007/2008 staan bij velen nog vers in het geheugen. In Utrecht kiest de gemeente voor een harde aanpak. Brandstichting, vernieling van eigendommen en geweld tegen publieke diensten zullen niet worden getolereerd. Brandweer Utrecht bereidt zich organisatorisch voor op de komende nieuwjaarsnacht met extra uitrukcapaciteit en een eigen centrale post voor niet-spoedeisende buitenbrandmeldingen. Zo wil het korps de repressieve dekking in de stad beter waarborgen.
D
“De lessen van de jaarwisseling 2007/2008 en ook de voorafgaande jaren, zijn voor de gemeente Utrecht, brandweer en politie de aanleiding om een aantal zaken dit jaar anders aan te pakken”, vertelt Wout Werensteijn, Teamleider Plannen en Procedures van Brandweer Utrecht. “De ordeverstoringen, vernielingen en bedreigingen van hulpverleners hebben bij alle veiligheidspartners tot de conclusie geleid dat het zo niet langer kan. Uit reacties van brandweerlieden blijkt dat velen het inmiddels ‘normaal’ vinden dat ze bij het blussen van een buitenbrand door baldadige omstanders met vuurwerk worden bestookt. Maar het
ìs natuurlijk niet normaal, want het kan leiden tot ernstig letsel. Ook het in brand steken van eigendommen, zoals auto’s, is volstrekt onacceptabel.”
Duidelijk signaal Een harde aanpak van overlastplegers is het antwoord van Gemeente Utrecht. Aansluitend op het BZKrapport van de Commissie Overlast jaarwisseling, kiest de gemeente voor een harde aanpak op basis van preventieve en repressieve maatregelen. Met een communicatieplan worden burgers en bedrijven opgeroepen maatregelen te nemen om schade als gevolg van brandstichting te voorkomen. Zoals
het verwijderen van brandbaar materiaal en het weghalen of legen van containers. ‘Hot spots’ in de wijken worden in kaart gebracht en het stoken van vreugdevuren wordt niet getolereerd, ook niet op ‘ongevaarlijke locaties’. De gemeente wil hiermee een duidelijk signaal afgeven; gedrag dat op een andere dag in het jaar niet wordt geaccepteerd, wordt ook in de nieuwjaarsnacht niet geaccepteerd. De jaarwisseling mag geen excuus zijn voor bepaalde groepen om zich te misdragen en op grote schaal vernielingen aan te richten. Het stichten van buitenbranden, vernieling, geweld en bedreiging zal daarom hard worden
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
‘Vuile bom’ triggert discussie op kaderdagen pagina 8
Vurige nacht in Eemland pagina 9 Tunnel A2 Leidsche Rijn eerste in zijn soort pagina 10 씰
brul
FOTO: ANEO KONING
Brandweer Utrechts Land
씱
aangepakt met strafrechtelijke vervolging en het verhalen van de schade op de daders.
Repressieve dekking Brandweer Utrecht volgt het afgesproken beleid, wat betekent dat het korps het extra druk krijgt met de verwachte vele oproepen om ongewenste brandhaardjes te blussen. “Dat redden we natuurlijk nooit met onze reguliere sterkte”, aldus Wout Werensteijn. “Daarom stellen we boven op de zeven organieke tankautospuiten in de ge-
meente nog drie extra eenheden paraat, bemenst door de vrijwillige secties Vleuten, De Meern en Zuilen. Die tien beschikbare eenheden moeten we zo effectief mogelijk inzetten, waarbij het van essentieel belang is dat we de repressieve dekking in de hele gemeente kunnen waarborgen. Vorig jaar is ons dat, ondanks de van tevoren gemaakte afspraken, niet gelukt. Door de enorme drukte had de alarmcentrale op enig moment geen zicht meer op waar de eenheden waren en waren teveel blusvoertuigen geconcentreerd in één wijk bezig, terwijl in andere delen van de stad de dekking onvoldoende was. We hebben toen erg moeten improviseren.” Om de brandweerinzet in de nieuwjaarsnacht dit jaar beter te structureren, heeft Brandweer Utrecht samen met de meldkamer een plan van aanpak gemaakt, dat erin voorziet dat alle buitenbrandmeldingen met lage prioriteit door de alarmcentrale worden doorgegeven aan een centrale post in de post Leidsche Rijn. Van daaruit zullen deze meldingen verder worden afgehandeld. Ook de spreiding en
dekking in het verzorgingsgebied zal vanuit de centrale post worden bewaakt. De centralisten op de RAC worden dan niet verder met deze taken belast en kunnen zich concentreren op de spoedeisende meldingen. Volgens Wout Werensteijn is de komende jaarwisseling een pilot voor de decentrale afhandeling van prio-2 meldingen. Hiervoor is deze zomer regiobreed een procedure afgestemd. Een oefening voorafgaand aan de jaarwisseling moet duidelijk maken welke methode van informatie-uitwisseling
het meest geschikt is om prio-2 meldingen vanuit de RAC naar de centrale post te routeren; telefonisch, via de mobilofoon, fax of e-mail. Wout Werensteijn hoopt dat het stringente handhavingsbeleid, de communicatie en de maatregelen door gemeente, brandweer en politie ervoor zullen zorgen dat de komende jaarwisseling minder problematisch verloopt dan de afgelopen jaren. “Nieuwjaarsnacht moet voor burgers èn hulpverleners een feest zijn.” Rob Jastrzebski
Woudenberg wil feestelijke jaarwisseling De gemeente Woudenberg organiseert komende nieuwjaarsnacht een ‘tentfeest’ voor de inwoners, om te proberen de feestvreugde op straat te kanaliseren. Zo moeten openbare ordeproblemen zoals vorig jaar voorkomen worden. De traditionele nieuwjaarsviering door grote groepen jeugd op een kruispunt in het centrum van het dorp, liep in de vorige nieuwjaarsnacht uit op een botsing met de politie, waarbij ook de Mobiele Eenheid werd ingezet. Een werkgroep van de politie, de gemeentelijk functionaris integrale veiligheid en het jongerenwerk, boog zich over de problemen van vorig jaar en kwam met een mogelijke oplossing om de jaarwisseling feestelijk te houden. Op het parkeerterrein bij het gemeentehuis zal een grote tent worden opgetrokken, waar tussen half 12 en drie uur ’s nachts een feestprogramma met live muziek zal worden aangeboden. De gemeente hoopt dat ook veel jongeren naar het feest komen en dat baldadigheid en ordeverstoringen op straat zo kunnen worden voorkomen.
De VRU heeft belangrijke stappen gezet naar het gebruik van de risicodatabase RISC onder operationele omstandigheden. De database, die tot stand is gekomen onder het project Risico-inventarisatie, bevat honderden bereikbaarheidskaarten en aanvalsplannen van risicobedrijven in de regio. De hoofdofficieren van dienst en commandanten van dienst hebben onlangs in hun respectievelijke groepsoverleggen besloten dat zij de database in het operationele besluitvormingsproces willen gaan gebruiken. De verbindingscommandowagens, de commandohaakarmbakken, en de adviseurs gevaarlijke stoffen/leiders meetplanorganisatie zijn inmiddels voorzien van laptops met snelle mobiele internetmodems, zodat gegevens over bedrijven vanaf de incidentlocatie online kunnen worden opgevraagd.
O
Om binnen het Commando Plaats Incident en het Regionaal Operationeel Team snel over de gegevens uit RISC te kunnen beschikken, moeten eerst de plotters en ondersteuners worden opgeleid in het snel en gericht bevragen van de database. Zij zullen de leidinggevende officieren dan in voorkomende gevallen faciliteren bij het verzamelen en presenteren van de gegevens. De VRU hoopt in januari te kunnen beginnen met deze RISCcursus voor plotters en ondersteuners. Tevens is het voornemen om voor deze ondersteunende CoPI- en ROTfuncties een hard piket te formeren,
zodat op ieder moment voldoende functionarissen beschikbaar zijn. Behalve door de officieren van dienst en de hoofdofficieren van dienst van de BRUL, biedt RISC ook uitstekende ondersteuning aan de Adviseur Gevaarlijke Stoffen en de Leider Meetplanorganisatie. Omdat bij bedrijven die gevaarlijke stoffen in huis hebben ook een link naar het Eric-chemiekaartenboek is gemaakt, hebben zij bij een incident in zo’n bedrijf razendsnel inzicht in de aard en hoeveelheid van aanwezige gevaarlijke stoffen en de risico’s die deze stoffen opleveren voor de volksgezondheid en het milieu.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Implementatie RISC vordert
Wie wil weten hoe RISC functioneert kan hiervoor sinds kort terecht op Youtube. Het team Proactie & Preventie heeft als experiment een vier minuten durend promotiefilmpje op de populaire videowebsite gezet, om zo zelf via de digitale snelweg publiciteit voor het product te genereren. De beelden zijn wel bewust in een lage kwaliteit online gezet, om te voorkomen dat de in de voorbeelden gebruikte gevoelige gegevens van bedrijven door iedereen kunnen worden ingezien.
Het aantal objecten dat in RISC is ingevoerd neemt nog steeds toe. Alle nieuwe bereikbaarheidskaarten en aanvalsplannen die door gemeentelijke brandweerkorpsen bij de VRU worden ingediend, worden direct ingevoerd in het systeem. Het team Proactie & Preventie kan voor deze beheerstaken dankbaar gebruik maken van zes studenten van de opleiding Integrale Veiligheidskunde, die tot de zomer stage lopen bij de VRU. Rob Jastrzebski
Tijdens de kaderdagen van brandweer Utrechts Land in oktober werden de eerste exemplaren van het ‘Repressief Zakboek’ uitgereikt; een handig naslagwerk in zakformaat voor bevelvoerders en officieren van dienst. Het Repressief Zakboek biedt in kort bestek relevante operationele informatie, waaraan bevelvoerenden op de plaats van een incident behoefte kunnen hebben. Zoals vuistregels voor brandbestrijding en hulpverlening en aandachtspunten voor bijzondere risico’s. Het boekje bevat ook verwijzingen naar uitgebreidere regionale handboeken en procedures. De informatie is afkomstig uit de les- en leerstof voor de brandweer en uit regionale en landelijke procedures en richtlijnen. 6
A
Aan een compact repressief zakboek ter ondersteuning van bevelvoerders en officieren van dienst was al langere tijd behoefte. Brandweer Amersfoort nam eerder dit jaar het initiatief om zo’n boekwerkje voor het eigen korps uit te brengen. Dit initiatief kwam ter kennis van de VRU en in samenspraak met de Amersfoortse opstellers is besloten om de inspanningen verder uit te bouwen tot naslagwerk voor alle brandweerkorpsen binnen de VRU. Het Repressief Zakboek is opgebouwd uit vijf hoofdstukken: Brandbestrijding, Gevaarlijke Stoffen, Technische Hulpverlening, een algemeen deel en een vrij in te vullen hoofdstuk met korpsspecifieke onderwerpen. Het algemene deel bevat bijvoorbeeld informatie over aanrijdingen tijdens de uitruk, instortingsgevaar, terrorisme en het gebruik van afzetlinten. Korps-
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Repressief zakboek voor bevelvoerder en OvD
specifieke onderwerpen kunnen zijn: aandachtspunten voor bijzondere risico-objecten in de gemeente, belangrijke telefoonnummers en plaatsbepalingsgegevens van snelwegen. Het naslagboekje is uitgevoerd als klapper in pocketformaat, met een losbladig systeem. Hierdoor kan de
inhoud eenvoudig worden geactualiseerd. Actualisering is belangrijk, omdat procedures en richtlijnen onderhevig kunnen zijn aan veranderende inzichten. De bedoeling is het Repressief Zakboek vier keer per jaar van een update te voorzien. Iedereen die waardevolle opmerkingen meent te hebben, kan die ter kennis brengen van de VRU. Na behandeling door een redactiecommisssie zullen de aanpassingen worden verwerkt in de eerstvolgende update. Updates kunnen worden gedownload van de website van de VRU en worden uitgeprint. Op deze wijze kunnen de updates snel en eenvoudig worden verspreid. Rob Jastrzebski
“Film zet aan tot nadenken” Terwijl je dit leest, worden ergens in Midden-Nederland zestien brandweermensen opgeleid voor een nieuw specialisme binnen de Veiligheidsregio Utrecht: in het eerste kwartaal van 2009 wordt een team hoogteredders operationeel. VooRU sprak met John van Norden, één van de trekkers van dit project.
L
Londen, ochtendspits op een willekeurige dag. Een daverende knal galmt over de stad en minuten later verkeert de hele rampenbestrijdingsorganisatie in de Engelse metropool in de hoogste alarmfase. “Liverpool Street is Ground Zero”, klinkt het uit de mond van een official via de mobilofoons van de aanrijdende hulpverleningsvoertuigen. Bij het naderen van de hel van brandende gebouwen en verwoeste auto’s en bussen gaan in de tankautospuit plotseling bij alle brandweerlieden de ‘dosistempometers’ af, detectieapparaatjes die alarm geven bij het overschrijden van de blootstellingsgrenzen voor radioactieve straling. Hier is geen twijfel mogelijk, een terroristische aanslag met een ‘vuile’ radioactieve bom.
Operationeel dilemma Het hiervoor beschreven scenario is een fragment uit een BBC-documentaire over de effecten van een vuile bom op de bevolking in een grootstedelijk gebied èn op de hulpverlening. De film werd vertoond op de kaderdagen in oktober en bleek de aanwezigen tot nadenken aan te zetten. Opvallend genoeg vond bijna niemand dat zo’n type aanslag zich in Nederland niet kan voordoen. De vraag die discussieleider Jan-Pieter Duhen de deelnemers voorhield was dan ook legitiem: “Welke besluiten zou u als bevelvoerder nemen
onderweg naar het incident? Wat zijn uw voornaamste aandachtspunten?” Het is een open deur dat er een groot verschil zat in de antwoorden vóór en ná het moment dat in de documentaire duidelijk werd dat het ging om een aanslag met radioactieve stoffen. Met de kennis achteraf is het altijd gemakkelijk beslissen, maar hulpverleners hebben die kennis in de eerste fase van een incident niet altijd. Eigenlijk zou de vraag dus moeten zijn: “Weet u wel naar wat voor type incident u onderweg bent?” In theorie kan achter iedere zware explosie in een drukke binnenstad een terroristisch motief schuilgaan, met grote gezondheidsrisico’s waarvan de aanstormende hulpverleners zich niet bewust zijn. In wereldstad Londen is dat bewustzijn kennelijk wel diep geworteld in de hulpverlening en heeft de brandweer daarom alle brandweerlieden standaard uitgerust met een detectiemeter voor radioactieve straling. “Handig dat ze dat hebben, maar wij hebben die dingen niet”, was een reactie na het zien van de film. “Klopt”, erkent Jan Jacobs, staffunctionaris OGS van Brandweer Utrechts Land. “Bij de meetploegen van de waarschuwings- en Verkenningsdienst behoren ze tot de persoonlijke standaarduitrusting. En volgens het standaard ‘BIZA’ bestek zou er op elke tankautospuit een ‘Alarmdosis tempometer’ voor het meten van ioniserende straling moeten zitten. Maar in de praktijk is die lang niet op alle voertuigen aanwezig.” Het grootste deel van de brandweerlieden in de regio heeft dus geen persoonlijke detectiemogelijkheden voor de gevaren van radioactiviteit in een vroeg stadium van de incidentbestrijding. En als dat gevaar wel bekend is,
ook bij de operationele leiding, doemen enorme operationele dilemma’s op. Bevelvoerders en officieren van dienst zullen volgens gespreksleider Jan-Pieter Duhen voor de vraag komen te staan of ze hun mensen nog wel verantwoord het rampgebied in kunnen sturen. Kunnen ze verplicht worden om in besmet gebied te gaan redden en blussen? Zijn ze wel voldoende beschermd? Kunnen ze nog wel iets doen voor de slachtoffers? En los van de dilemma’s over de veiligheid van het eigen personeel is er het bijna onoplosbare vraagstuk van besmetting en ontsmetting. Hoe voorkom je verdere verspreiding van radioactiviteit? En wat moet je met 300.000 radioactief besmette burgers als je maar een ontsmettingscapaciteit hebt voor honderd slachtoffers per uur?
Bewustwording De film was een goede aanzet tot bewustwording bij de deelnemers aan de kaderdagen. Bewustwording van beperkingen vooral. Gerrit Verhoeks, sectiecommandant van het korps Rhenen, verwoordt het krachtig: “Ik denk dat wij als brandweer Nederland volstrek niet zijn voorbereid op dit soort scenario’s en dat we niets kunnen beginnen als we er op een dag voor komen te staan.” “Toch wel”, meent OGS-functionaris Jan Jacobs. “Het is niet zo dat je helemaal niets meer kan als de stralingsdetectieapparatuur alarm geeft. De risico’s van radioactiviteit voor de gezondheid worden vooral bepaald door de blootstellingsduur in besmet gebied. In bepaalde gevallen kan je dus nog wel enige tijd in zo’n gebied opereren, mits de juiste procedures worden gevolgd en de mensen na inzet grondig worden
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
‘Vuile bom’ triggert discussie op kaderdagen
Tijdens de kaderdagen kon ook een ontsmettingsopstelling van de VRU worden aanschouwd. 쑿
ontsmet. Een optie zou kunnen zijn om met meetploegen het rampgebied van buiten naar binnen vak voor vak in kaart te brengen om een beeld van de besmetting te krijgen. Dan wordt vanzelf duidelijk tot waar je nog veilig kan werken en vanaf welke grens de risico’s voor de hulpverleners echt te groot worden.” De discussie over de BBC-documentaire over de vuile bom was zonder twijfel het thema met de meeste impact op de kaderdagen. Daarnaast kwam nog een ander terrorismegerelateerd onderwerp aan bod. Namelijk ‘verdachte pakketjes’. Een thema dat regelmatig ergens in Nederland voor grote chaos zorgt als een verloren laptoptas of broodtrommel leidt tot het stilleggen van de treinenloop of ontruiming van grote publieke ruimten. Ook de brandweer en GHOR worden in dergelijke gevallen stand-by gezet, terwijl specialisten van de politie erachter proberen te komen of ze met een reële dreiging te maken hebben of met een simpel ‘gevonden voorwerp’. Rob Jastrzebski
Sinds 1 oktober zijn de twee Utrechtse brandweercompagnieën voor grootschalig optreden operationeel. De taken zijn toegewezen aan de korpsen, alle benodigde functionarissen zijn opgeleid en de alarmeringsprocedures voor de compagnieën zijn door de Gemeenschappelijke meldkamer Utrecht verwerkt in het meldkamersysteem GMS. De compagnieën zijn aangemeld bij het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) en kunnen nu voor interregionale bijstand worden gealarmeerd.
A
Aanvankelijk was het de bedoeling dat de compagnieën al begin dit jaar operationeel zouden zijn, maar er bleek meer tijd nodig voor de implementatie. Helemaal gereed is de organisatie voor grootschalig optreden nog niet. Een logistiek plan voor de verzorging van de eenheden moet nog verder worden uitgewerkt. Bij alarmering voor grootschalig optreden in interregionaal verband, wordt onderscheid gemaakt tussen inzet voor brandbestrijding en hulpverlening. Zo wordt aan ieder peloton bij een brandbestrijdingsinzet een dompelpompeenheid (grootschalig watertransport) toegevoegd en bij hulpverleningsinzetten een ‘hulpverlening-basisbak’. Ook het
ondersteuningspeloton wordt in materieel opzicht aangepast aan de inzettaak. Bij brandbestrijdingsinzetten wordt een extra dompelpompeenheid en een slangenbak met 3 kilometer extra 150 mm transportslangen toegevoegd. Bij een hulpverleningsinzet gaat de haakarmbak specialistische hulpverlening mee naar het rampterrein. Een deel van het brandweerpersoneel met een specialistische functie binnen de compagnieën, heeft daarvoor een specifieke opleiding gevolgd. Voor de hulpverleningsbasisbak, die bij een hulpverleningsoperatie met ieder peloton meegaat, was geen specialistische opleiding noodzakelijk. Het materiaal dat zich op die basisbak bevindt is overwegend ‘meer van hetzelfde’, apparatuur die ook op de tankautospuiten aanwezig is en waarmee de brandweerlieden al vertrouwd zijn. Om die reden gaat er met de ‘basisbak’ geen extra tankautospuit met bemanning mee. Anders ligt dat bij de haakarmbak specialistische hulpverlening, waarvoor wel specialistische kennis nodig is. Het korps Zeist is aangewezen als ‘adoptiekorps’ voor deze taak. Zij leveren bij een alarmering van de ‘Spec-bak’ ook een extra TS met bemanning. Hetzelfde geldt voor het grootschalig
FOTO: PETER DE KOK
Utrechtse brandweercompagnieën operationeel
Verplaatsingsoefening voor Compagnie Oost.
watertransport. De korpsen Maarssen, IJsselstein, Veenendaal en Leusden leveren behalve een dompelpomp tevens een TS met bemanning om het systeem op te bouwen. De functies van compagniescommandant en plaatsvervangend compagniescommandant worden bij alarmering ingevuld door de dienstdoende HOvD’s West en Oost. De HOvD-dekking in de regio wordt dan via de HOvD-pool geregeld. Bij de operationele leiding over de samenstellende pelotons is gekozen voor vaste pelotonscommandanten. In die functies wordt voorzien door de dienstdoende Districts-OvD’s van Vecht & Venen, Nieuwegein/
IJsselstein, Eemland-Noord en Heuvelrug-West. Zij worden bij een alarmering vervangen door de dienstdoende DOvD van het naastgelegen district. Nu de compagnieën voor grootschalig optreden operationeel zijn, is het de bedoeling dat zij ook regelmatig worden geoefend. In september is al een verplaatsingsoefening voor de brandweercompagnie Oost gehouden. In het voorjaar van 2009 zal een meer operationeel getinte oefening worden gehouden. Een volgende stap voor de VRU is om ook de opschaling voor grootschalig optreden binnen de eigen regio verder te structureren. Rob Jastrzebski
7
brul
Brandweer Utrechts Land
Het asielzoekerscentrum in Leersum is in de nacht van 8 november ontruimd, nadat brand was uitgebroken op een toilet. Brandweer Leersum werd rond 4 uur gealarmeerd, nadat een telefonische brandmelding vanuit het AZC was binnengekomen. Omdat bij aankomst van de eerste eenheid niet duidelijk was hoe ernstig de brand was en hoeveel mensen zich nog in het pand bevonden, werd uit voorzorg opgeschaald naar ‘grote brand’ en werd coördinatiefase GRIP 1 afgegeven. Ontruiming van de gestrande intercitytrein in Bilthoven.
brandweerploeg een klein brandje in een toilet, dat inmiddels al was gedoofd. Omdat er kunststoffen waren verbrand hing er veel rook in het pand, maar in feite had de brand weinig om het lijf. Na grondige ventilatie konden de bewoners weer terug naar hun kamers.
Storm verlamt treinverkeer Een overwacht felle storm heeft op vrijdag 21 november heel wat ellende veroorzaakt in grote delen van Nederland. Vanaf grofweg 10 uur in de ochtend regende het net als in veel andere regio’s ook op de Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht meldingen van omgewaaide bomen en andere schadegevallen. Alle hens aan dek voor brandweer, politie en gemeentelijke reinigingsdiensten.
Rob Jastrzebski
FOTO: MENNO BAUSCH
D
De storm speelde vooral het treinverkeer parten. Op minstens vijftien plaatsen in Nederland vielen bomen over de rails of op de bovenleiding. Eén van de getroffen spoortrajecten was de spoorlijn Utrecht-Amersfoort ter hoogte van Bilthoven. Nadat ook hier een forse boom op de bovenleiding terechtkwam, strandden twee treinen met passagiers. De reizigers in een stoptrein die net de plaats des onheils was gepasseerd hadden geluk. De trein kon ‘uitrollen’ richting station Bilthoven, waar de passagiers op het perron konden uitstappen. Ruim 500 reizigers in een intercity waren minder fortuinlijk. Hun trein kwam tot stilstand midden op een overweg in een woonwijk. Zij moesten twee uur wachten voordat de verkeersleiding en het treinpersoneel het sein veilig gaven om uit te stappen. Nadat de trein door personeel van NS Reizigers was ontruimd, duurde het nog uren voordat de passagiers met vervangende bussen waren afgevoerd. Omdat een grote groep reizigers aan het begin van de avond nog steeds in de koude wind stond te wachten,
overwoog Gemeente De Bilt om het deelplan Opvang & Verzorging op te starten, maar voordat de alarmering goed en wel op gang kwam, kwam het bericht dat de laatste reizigers inmiddels met bussen waren afgevoerd naar station Utrecht-CS. Het weghalen van de boom van de bovenleiding en het herstel van de schade door specialisten van ProRail duurde nog tot laat in de avond. Rob Jastrzebski
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
I
In het AZC Leersum verblijven circa 250 bewoners. De bedrijfshulpverleningsorganisatie was bij aankomst van de brandweer al bezig met het ontruimen van de vleugel waar de brand woedde. De brandweer hoefde nog slechts enkele mensen in veiligheid te stellen. De bewoners werden in een sporthal op het terrein opgevangen. Bij de verdere verkenning vond een
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Asielzoekerscentrum Leersum ontruimd
De boom op de bovenleiding wordt voorzichtig ‘ontmanteld’.
Gasexplosie in Utrecht treft vijf woningen Een mislukte zelfmoordpoging was op zaterdagavond 25 oktober de oorzaak van een enorme ravage aan de Marnixlaan in Utrecht. Een gasexplosie vaagde bij drie flatwoningen de complete voor- en achterpui weg. In totaal raakten vijf woningen door de explosie beschadigd. De bewoner van het pand waar de explosie zich voordeed, werd met zware brandwonden naar het ziekenhuis gebracht en overleefde de knal.
B
Brandweer, politie en ambulancedienst rukten in groten getale uit naar de plaats incident. De enorme puinhoop deed aanvankelijk het ergste vrezen. De eerste prioriteit van Brandweer Utrecht was het doorzoeken van de getroffen woningen op eventuele slachtoffers. Officier van Dienst Ramon Müller vertelt: “Het gewonde slachtoffer dat uit de woning was geslingerd, werd al door ambulancepersoneel behandeld. Wij konden ons daardoor richten op het doorzoeken van de woningen en het puin op straat. Omdat de gevels uit de woningen waren geblazen, moesten we voorzichtig te werk gaan; de constructie van de panden kon immers
aangetast zijn. Op basis van een eerste uitwendige verkenning op zicht nam ik in overleg met de beide aanwezige bevelvoerders de beslissing om één ploeg snel door alle woningen te laten gaan om vast te stellen of zich daar geen gewonden meer bevonden. Onze inschatting was dat zo’n snelle verkenning met een kleine ploeg verantwoord was. De deskundige van Bouw & Woningtoezicht bevestigde dat later.” In de woningen werden geen personen meer aangetroffen. Omdat er ook erg veel puin op straat lag en niet duidelijk was of daaronder nog mensen lagen, werd met een warmtebeeldcamera naar mogelijk bedolven personen
in actie
8
FOTO: ANEO KONING
Brandweer
gezocht. Om absolute zekerheid te krijgen, zette de politie ook enkele speurhonden in. Na anderhalf uur stond vast dat bij de enorme explosie slechts één gewonde was gevallen en dat veel omwonenden geluk hadden gehad
omdat zij op het moment van de explosie niet thuis waren. Rob Jastrzebski
“Dankzij regionale organisatie kunnen we heel wat aan” Vurige nacht in Eemland Het was even ‘puzzelen’ met de regionale ondersteuning toen in de nacht van 17 november in het district Eemland twee grote branden tegelijk moesten worden bestreden. Maar tot knelpunten heeft de gelijktijdige roep om operationele coördinatie en ondersteuning niet geleid.
D
De eerste van de twee nachtelijke branden in Eemland brak om tien voor drie uit in Soesterberg in een woning aan de straat Gemini. Drie uur later, op het moment dat de brandbestrijding in Soesterberg nog in volle gang was, kwam op de RAC de melding binnen dat cultureel centrum Groot Krakhorst in Leusden in brand stond.
hoofddraagconstructie van twee woningen dermate te zijn aangetast dat het niet meer verantwoord was om binnen te werken. Al het personeel werd teruggetrokken naar buiten, wat de nablusfase wel bemoeilijkte. De nablussing werd, na diverse aflossingen, ’s middags om vier uur beëindigd. Zeven gezinnen moesten hun woningen verlaten. Zij werden ter plekke opgevangen in een bus van Connexxion. Drie woningen zijn als gevolg van de brand onbewoonbaar geworden, waarvan er twee grotendeels zijn uitgebrand.
FOTO: MENNO BAUSCH
Hoewel woningbranden doorgaans routineklussen met een relatief korte inzettijd zijn, was dat bij de brand aan de Gemini in Soesterberg geenszins het geval. De brand woedde in de spouwmuur tussen twee woningen in een blok van zeven geschakelde houtskelethuizen in de voormalige ‘Amerikaanse wijk’. Een brand die aanvankelijk onzichtbaar was, volgens Officier van Dienst Peter Dekker. “Het kostte heel veel moeite om de brand in de dubbele wanden te lokaliseren. We hebben veel gebruik gemaakt van de warmtebeeldcamera èn van breekgereedschap om beter bij de vuurhaard te kunnen komen.” Maar die vuurhaard verspreidde zich sneller dan de brandweer kon bijbenen. Dekker zegt verrast te zijn door de snelheid waarmee het vuur zich van de ene naar de andere ruimte vrat. Hij schrijft dit toe aan de constructie van de huizen, die geen stenen tussenmuren hebben maar wel veel dubbele houten wanden. “Daardoor kon het vuur ongemerkt op meerdere plaatsen in kamers en op de zolderlaag van de ene naar de andere woning doorslaan. We hebben enorm hard moeten werken om de branduitbreiding te kunnen bijbenen, maar desondanks was het vuur ons enkele keren te snel af.” Niet minder dan vijf tankautospuiten uit Soesterberg, Soest, Amersfoort en Zeist werden ingezet, aangevuld met een hoogwerker, de VC-2 uit Houten, de Commando Haakarmbak uit IJsselstein en de ademluchtcontainer uit Woudenberg. Pieter van Leersum, commandant van Leusden, rukte als HovD uit naar Soesterberg. Vijf tankautospuiten lijkt erg veel voor een woningbrand, maar volgens Peter Dekker was al het gealarmeerde personeel en materieel hard nodig. “Ik moest een binnenaanval doen in drie woningen, aangezien de brand zich vanuit de woning waar de brand begon naar beide belendende percelen uitbreidde. Daarnaast had ik een eenheid nodig om samen met de hoogwerker de uitslaande brand uit het dak van buiten af te bestrijden, plus nog een extra eenheid voor de waterwinning. We moesten dus op veel fronten tegelijk tegen het vuur strijden. Pas om tien over zeven waren we de brand meester.” Op enig moment bleek de houten
FOTO: MENNO BAUSCH
Onzichtbare brandhaard
Partycentrum Om 6 uur brak enkele kilometers verderop in Leusden de tweede grote brand van die nacht uit. De rietgedekte boerderij Groot Krakhorst, waarin onder meer een partycentrum is gevestigd, stond in lichterlaaie. De brandweerkorpsen van Leusden en Achterveld rukten met drie tankautospuiten uit en vanwege de al op afstand zichtbare vuurzee schaalde Officier van Dienst Frank van der Meer al snel op naar grote brand. “Ook de rietendakspecialisten van Cothen waren gealarmeerd, maar die hebben we door de alarmcentrale rechtsomkeert laten maken, omdat de rieten kap met geen mogelijkheid te redden was. Ook een binnenaanval was uitgesloten. We konden niets anders doen dan het pand gecontroleerd laten uitbranden. Gelukkig waren er verder geen bijzondere gevaarsaspecten voor de omgeving.” Hoewel de brand in Leusden qua vuurbelasting het meest spectaculair was, was de brand in Soesterberg het meest gecompliceerd. Toch was ook in Leusden regionale ondersteuning nodig van een HovD, VC en ademlucht. De Leusdense commandant Pieter van Leersum, die al als HovD al in Soesterberg bezig was, miste de brand in zijn eigen gemeente, waarop de alarmcentrale de HovD West naar Leusden
쑿
Het brandende Leusdense partycentrum Groot Krakhorst. Moeilijke brand in Soesterbergse woningen.
쑿쑿
stuurde. Omdat ook de ademluchtcontainer uit Woudenberg al in Soesterberg stond, werd de ademluchtcontainer van Utrecht naar Leusden gedirigeerd, evenals de tweede VC uit Houten. Een Commando Haakarmbak was niet meer leverbaar. De COH uit IJsselstein stond ook al in Soesterberg en de tweede COH van Amersfoort, was uitgeleend aan de politie met het oog op een recherche-onderzoek. Maar volgens Van der Meer was er bij de boerderijbrand ook niet echt behoefte aan een COH-bak, omdat van een CoPI-structuur geen sprake was. Hoofdofficier van Dienst Pieter van Leersum spreekt van een drukke nacht, waarin een fors appèl werd gedaan op het regionale coördinatiepotentieel. “Om de dekking in de regio te waarborgen is uit de pool van regionale functionarissen een derde HovD geïnformeerd, om stand-by te staan voor eventuele volgende grote inci-
denten. Gelukkig hebben we een behoorlijke pool van ervaren mensen waar we uit kunnen putten, maar deze nacht vroeg, zowel personeel als materieel wel veel flexibiliteit van de organisatie.” Pieter van Leersum zegt tot besluit een goed gevoel te hebben over de multidisciplinaire aspecten bij de brand in Soesterberg. “Vooral de gemeente had nogal wat processen uit te voeren, zoals opvang en verzorging van de ontruimde gezinnen, voorlichting en de advisering vanuit Bouw- en Woningtoezicht over de bouwkundige staat van de brandende woningen. We hadden alle partijen snel om de tafel in de COH en de informatieuitwisseling liep goed.” Rob Jastrzebski
9
Gehoord op de achterbank Terwijl wij na een uitruk rustig terugreden naar de post, vond er tussen de ploegleden in het voertuig een stevige discussie plaats. Rode draad was het feit dat veel gemeenten in onze veiligheidsregio geen ontheffing meer verlenen voor kerstboomverbranding. In plaats daarvan worden de bomen massaal versnipperd. In de Wet milieubeheer staat dat het verbranden van afval in principe verboden is, behalve bij speciale afvalverbrandingsbedrijven die daar een milieuvergunning voor hebben. Ook staat hierin omschreven dat Burgemeester en wethouders van een gemeente in bijzondere gevallen ontheffing kunnen verlenen om afval te verbranden. Kerstbomen zijn afvalproducten en vallen daarmee onder deze regelgeving. “Ongelooflijk!”, klonk het geïrriteerde uit de mond van een van de waterploegleden. “Bij ons heeft het college laatst besloten om voor het laatst ontheffing te verlenen voor het verbranden van de kerstbomen. Weg gezellig buurtspektakel, dat al decennialang veel kinderen stimuleert om rondslingerende bomen te zoeken en in te leveren voor iets lekkers.” Een collega keek hem fronsend aan en zei: ”Best goed eigenlijk, veel beter voor het milieu. Ook al ben ik brandweerman, het levert onnodig veel rookhinder op en is vanwege de dioxine, fijnstof, CO, roet, stikstofoxiden en eventuele zware metalen op de stofdeeltjes niet echt gezond. Het scheelt mij trouwens weer een avond onzinnig bezig zijn. Ik heb genoeg andere dingen te doen.”
“Wat vind jij daarvan Frits?” vroeg de chauffeur naast mij. “Tja”, zei ik, “vroeger ging ik zelf ook op kerstbomenjacht. Twintig keer met z’n allen door dezelfde straten heen en weer rennen en maar hopen weer een grote kerstboom tegen te komen. Een heerlijke vakantiebezigheid was het. Alleen mijn ouders vonden het wat minder, omdat de gehele tuin dagenlang bomvol lag met bomen. Dat de regels tegenwoordig worden aangescherpt om het milieu niet onnodig te belasten, is een goede zaak. Daar heeft iedereen zijn verantwoordelijkheid in te nemen. Eén uitzondering moet er blijven, vind ik. De eeuwenoude traditie van kerstboomverbranding. Nieuwjaarsvuren ontstonden al ver voor het ontstaan van het christendom. Een ritueel om afscheid te nemen van wat gepasseerd was en te vieren wat gaat komen. Onze kerstboomverbrandingen zijn eigenlijk meer een soort sociaal educatief dorps- of buurtfeest. Met honderden mensen gezellig in een grote kring om de enorme stapel kerstbomen heen. Klaar om afscheid te nemen van de laatste kerstsfeerrestanten en in spanning wachtend op de grote vlammen die gaan komen. Voor de brandweer is dit vreugdevuur een zeer goedkoop en effectief lesmiddel in relatie tot brandveiligheid. Iedereen ervaart namelijk aan den lijve hoe heet en verwoestend vuur kan zijn. Gelukkig heeft ons college van B&W dat nog steeds goed in de gaten. Op diverse plaatsen ontsteken de wethouders daarom zelf de brandstapel. Misschien moeten ze daarbij ook rookmelders uitdelen. Ik hoop dat daarmee onze traditie blijft voortbestaan, toch?”’ Frits Juvert 10
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
‘Traditie in nood’?
Operationele voorbereiding hulpdiensten is in volle gang In 1995 werd hij voor het eerst genoemd, in 2010 rijden naar verwachting de eerste auto’s er doorheen: de tunnel A2 Leidsche Rijn, in Utrecht. Een uniek bouwproject dat zijn gelijke in Nederland (nog) niet kent. Net zo uniek is echter de uitdaging waar de hulpdiensten zich voor gesteld zien. Want hoe treed je op bij bijvoorbeeld een kettingbotsing of een vrachtwagenbrand in de tunnel? Het sleutelwoord is operationele voorbereiding.
W
Wat er tussen Leidsche Rijn en het Amsterdam-Rijnkanaal gebouwd wordt heeft al veel gedaanten en namen gehad. Overkapping, tunnel, landtunnel of dijktunnel. Eerst was er de ‘DODO’ (dicht-open-dicht-open) variant, terwijl het eindontwerp bestaat uit een volledig dichte tunnel, die de naam ‘tunnel A2 Leidsche Rijn’ heeft gekregen. Toen in 1995 het Masterplan Leidsche Rijn verscheen, was daarin al sprake van de aanleg van een gedeeltelijke overkapping van de A2 ter hoogte van de nieuw te bouwen woonwijk. Dat idee kreeg de jaren erna vastere grond onder de voeten, ontstaan uit een aantal verschillende overwegingen. Op de eerste plaats was de A2 aan verbreding toe, waarbij ter hoogte van de stad Utrecht werd gedacht aan 2 x 5 rijstroken. In de visie van planologen betekende dat echter dat de A2 een te grote barrière ging vormen tussen de nieuwe wijk Leidsche Rijn en de bestaande stad Utrecht. Bovendien moest er iets gedaan worden aan geluidsoverlast en luchtkwaliteit omdat de nieuwe A2 feitelijk dwars door de bebouwde kom van de stad Utrecht liep. De ontwerpers kwamen met een revolutionair idee: laat de A2 over ruim anderhalve kilometer verdwijnen in een tunnel waar overheen je de stad gewoon door laat lopen van Leidsche Rijn naar het bestaande deel van Utrecht.
De tunnel Aldus is inmiddels aan het geschieden. Ter hoogte van Utrecht wordt de A2 volledig nieuw aangelegd, waarbij hij tussen de spoorlijn Utrecht-Gouda en het riviertje de Leidsche Rijn zo’n 100 meter naar het westen wordt verplaatst en door een betonnen tunnel met een lengte van 1650 meter wordt geleid. De nieuwe A2 bestaat uit 2 x 3 rijstroken met vluchtstrook voor het
doorgaande verkeer, aan iedere zijde geflankeerd door nog eens 2 rijstroken voor het lokale verkeer, eveneens voorzien van een vluchtstrook. Voor de tunnel betekent dat vier buizen, met 2-3-3-2 rijstroken. Aan weerszijden van een deel van de tunnel loopt het niveau geleidelijk op, zodat een soort licht glooiende dijk ontstaat met daarop bebouwing, natuur en recreatiemogelijkheden. Volgens de huidige planning is de tunnel in 2010 helemaal klaar. Voor de hulpdiensten begint de uitdaging dan pas echt...
Scenario’s Het lastige aan een incident in een tunnel is dat hulpdiensten meer moeite hebben om het te bereiken, terwijl rook, hitte en uitdampende gevaarlijke stoffen veel langzamer worden afgevoerd dan in de open lucht. Ook de afvoer van slachtoffers is voor hulpdiensten een stuk lastiger. Dit alles betekent dat een inzet in een tunnel meer organisatie vergt, en dat een aantal zaken al van tevoren moet zijn uitgedacht en voorbereid. Herman Meulendijks, teamleider Proactie & Preventie bij de BRUL/VRU, is nauw betrokken bij de veiligheidsaspecten rondom de tunnel A2 Leidsche Rijn: “De operationele voorbereiding vindt plaats in drie blokken. Het eerste blok bestaat uit het vaststellen van maatgevende scenario’s met daaraan gekoppelde inzetstrategieën. Anders gezegd: bedenk wat voor soort incidenten er zich in de tunnel kunnen voordoen, en denk vervolgens na over hoe je daar als hulpdiensten mee omgaat. Welke eenheden laat je alarmeren, hoe benader je het incident en hoe treed je op. Een voorbeeld van een maatgevend scenario is een grootschalige kettingbotsing met meerdere beknellingen. Bij een dergelijk incident is het belangrijk om vooraf af te spreken wat de ‘kengetallen’ zijn bij
de inzet van de hulpdiensten. Na hoeveel tijd kunnen er voldoende ambulances ter plaatse zijn, hoe lang heeft de brandweer nodig voor de verkenning van het incident, welke politieeenheden zijn nodig om de verkeersstromen in goede banen te leiden? Bij de inzetstrategie kijken we naar wat de mogelijkheden van hulpverleners zijn om op te treden zonder de eigen veiligheid in gevaar te brengen. Binnen die mogelijkheden ga je inzetten. Aan de onderkende scenario’s zijn ook de tunneltechnische installaties gekoppeld, zoals rookdetectie, camera’s en bluswatervoorzieningen.”
Planvorming, opleiding en oefening Meulendijks: “Het tweede blok is het opstellen van plannen en procedures die specifiek voor de tunnel gelden en waarin de bepaalde inzetstrategieën zijn verwerkt. Het opleiden, trainen en oefenen van functionarissen en eenheden vormt het derde blok. Ook het houden van een systeemtest hoort in dit blok thuis. Het geheel van maatregelen die worden genomen heet, daar is nog geen ander woord voor, het ‘tunnelveiligheidsbeheerssysteem’. Dit omvat alles wat met fysieke veiligheid te maken heeft in en om de tunnel, voor zover de hulpdiensten daar een rol in hebben. Daarbij is een belangrijke plaats ingeruimd voor zelfredzaamheid. Het systeem beoogt onder andere het bevorderen van een maximale zelfredzaamheid van de tunnelgebruikers. Bij een groot incident in een tunnel duurt het nu eenmaal langer voordat de hulpdiensten het incident hebben benaderd en onder controle hebben. Door een goede voorbereiding streven we ernaar om het optreden van de hulpdiensten zo snel, veilig en doelmatig mogelijk te laten verlopen Piet Peeters
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheer sing
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
In dit katern:
Crisisbeheersing in de gemeente Bunschoten
Poolvorming krijgt gestalte pagina 12
Elke gemeente heeft zijn eigen oplossingen voor bepaalde aspecten van de gemeentelijke crisisbeheersing. Vooral bij zaken als piket, taakverdeling, alarmering en specialismen moeten kleinere gemeenten vaak creatief omgaan met de beschikbare mensen en middelen. Bij de rondgang langs de adviseurs crisisbeheersing binnen de VRU is het dit keer de beurt aan Gerrita Holtrust, ACB van de gemeente Bunschoten.
Veenendaal heeft primeur praktijkoefening primaire levensbehoeften pagina 13
M
Met 19.750 inwoners valt de gemeente Bunschoten niet in de categorie ‘metropool’, vandaar dat op het gemeentehuis een kleine groep functionarissen verantwoordelijk is voor zaken die te maken hebben met openbare orde en veiligheid: één fulltimer en twee parttimers. Gerrita Holtrust staat er wat betreft de gemeentelijke crisisbeheersing in ‘vredestijd’ alleen voor. Voor een echt ACB-piket is dan ook geen personele ruimte binnen de gemeente. Holtrust: “Als ik op vakantie ben, neemt een collega-ACB uit Eemland-Noord (Bunschoten, Baarn, Eemnes en Soest) het van me over. Bij de planning van onze vakanties houden we daar met z’n vieren reke-
ning mee, waarbij we ernaar streven dat er altijd een ACB uit EemlandNoord beschikbaar is. Feitelijk is er echter sprake van kanspiket.” Ook bij grotere incidenten wordt nauw samengewerkt met andere crisisbeheersers uit het district: “We hebben vaste afspraken over alarmering en rolverdeling bij een crisis. Bij een middelincident of groter wordt de burgemeester meegealarmeerd, vanaf een groot incident kom ik in actie. Wordt het GRIP 1, dan ga ik naar het CoPI. Vanaf GRIP 2, als er een (kern-)GBT gevormd wordt, gaat een collega-ACB van Eemland-Noord naar het GBT terwijl ikzelf mijn plaats in het CoPI behoud. Andersom kan echter ook,
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Hoog water? Het dorp uit!
dit is afhankelijk van de situatie en gaat in goed overleg met de burgemeester. Bij vorming van een ROT hebben we binnen de gemeente de beschikking over twee opgeleide en geoefende liaisons die daarin zitting kunnen nemen.”
Poolvorming en specialismen In de vorige editie van de VooRU verklaarde Frank van der Meer, ACB van de gemeente Leusden, zich een voorstander van het inschakelen van specialisten wanneer er zich in een gemeente een (grote) crisis voordoet. Hoe zit dat in de gemeente Bunschoten? Holtrust: “Laat ik vooropstellen
‘Waterschout’ is leerzame testcase voor voorlichtingscentrum pagina 14 씰
bgc
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheer sing
dat iedereen hier erg enthousiast is over de opleiding en training die gevolgd zijn op het gebied van crisisbeheersing. Ik denk dat we de zaken op dat gebied goed voor elkaar hebben. Toch heeft iedereen zoiets van ‘ik hoop dat er niets gebeurt’. De diverse functionarissen willen wel, maar omdat ze geen ervaring opbouwen is het toch best spannend wanneer je ervoor komt te staan. We moeten erkennen dat we nauwelijks over ervaring op dat gebied beschikken. We staan dus positief tegenover het invliegen van expertteams. De burgemeester doet het zelf ook: het eerste wat hij doet bij een crisis is het Nederlands Genootschap van Burgemeesters bellen met de vraag ‘wie heeft dit al eerder gedaan, wie kan mij adviseren?’ We zijn geen gemeente die denkt: dat doen we zelf allemaal wel. Maar ondertussen werken we wel hard aan een goede voorbereiding en een goede organisatie van de crisisbeheersing. Ook al mogen we onszelf geen veteranen op dat gebied noemen, we zijn er in Bunschoten wel klaar voor.”
Hoog water Elke gemeente heeft zijn eigen aandachtspunten bij het voorbereiden van crises. In Bunschoten is dat hoog
water, veroorzaakt door het doorbreken van de dijk rondom de Randmeren of een doorbraak van de Grebbedijk. Holtrust: “We zijn intensief bezig geweest met het Rampbestrijdingsplan dijkdoorbraak Vallei en Eem. Het probleem van Bunschoten is namelijk dat bij hoog water de hele gemeente onder water loopt. Dan moeten we met z’n allen het dorp uit. We hebben hier namelijk geen hoger gelegen delen, geen veilige plekken om mensen naartoe te brengen. Dat betekent dat de politie een belangrijke rol heeft in het rampbestrijdingsplan. We hebben samen met hen een aantal evacuatieroutes bepaald en nagedacht over evacuatielijnen. Ook de crisiscommunicatie is van groot belang. Wie informeer je als eerste? In geval van een doorbraak bij de randmeren zijn dat in eerste instantie de mensen die bij de dijk wonen, direct gevolgd door de burgers die verminderd zelfredzaam zijn. Het is overigens niet zo, dat we als gemeente een hele vracht zandzakken hebben ingeslagen. Wat we wel hebben gedaan is het verplaatsen van de ruimtes voor het GBT en het MT naar de eerste verdieping van het gemeentehuis. Krijgen we te maken met hoog water, dan houden we in ieder geval in het zenuw-
centrum van de crisis droge voeten. Daarnaast is de gemeente in samenwerking met de BRUL betrokken bij het project Waterrand. Dit project stroomlijnt de hulpverlening op water dat breder is dan 15 meter tussen de zogenaamde ‘waterpartijen’, zoals de KNRM, Reddingsbrigade en SAR en de ‘landpartijen’ zoals de brandweer.”
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
씱
Familiedorp Een relatief kleine leefgemeenschap heeft bij een crisis ook z’n voordelen. Holtrust: “Bunschoten is een echt familiedorp. Mensen vangen elkaar op, er is sprake van een hecht sociaal netwerk, een hechte gemeenschap. In geval van een noodsituatie ben ik er bijvoorbeeld helemaal niet bang voor dat mensen die in een seniorenwoning wonen geen onderdak kunnen vinden. Daarnaast hebben we bijvoorbeeld in onze kerkgemeenten veel vrijwilligers die ervoor zorgen dat de burenhulp snel op gang komt. In Bunschoten hebben we dus de beschikking over een heel sterk vangnet. Een nadeel daarentegen is dat de meeste mensen die in Bunschoten werken er ook wonen. Als bijvoorbeeld tijdens een voetbalwedstrijd een tribune instort, is de kans groot dat veel van mijn ambtenaren daarop
“We zijn geen gemeente die denkt: dat doen we zelf allemaal wel. Maar ondertussen werken we wel hard aan een goede voorbereiding en een goede organisatie van de crisisbeheersing.” zitten! Crisisbeheersing heeft de aandacht in onze gemeente. Ik merk dat aan het feit dat gemeenteambtenaren zich druk maken over hoe dat nu moet als ze op vakantie zijn. Dat laat zien dat de betrokkenheid hier groot is.” Piet Peeters
Poolvorming krijgt gestalte
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De poolvorming voor gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen zit in de implementatiefase. Op 1 januari 2009 moet de pool voor intergemeentelijke bijstand operationeel zijn. Een gemeente die tijdens een incident behoefte heeft aan meer personele capaciteit voor de uitvoering van gemeentelijke crisisprocessen, kan vanaf dat moment ‘met één druk op de knop’ extra medewerkers laten alarmeren.
Oefening van de regionale voorlichtingspool.
O
12
Om de gemeentelijke functionarissen met een crisisbeheersingsrol voor te bereiden op de nieuwe situatie, heeft de VRU in alle districten voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. Roel de Graaf, medewerker van het Bureau gemeentelijke Crisisbeheersing (BGC) gaf tijdens deze ‘roadshow’ uitleg over het intergemeentelijke bijstandssysteem. Wat betekent het voor medewerkers van gemeenten om deel uit te maken van zo’n pool? Is er een opkomstplicht? Zijn zij vanaf nu aan huis gebonden omdat ze continu stand-by moeten staan voor het geval een gemeente in de regio hun onmisbare hulp nodig heeft? “Nee”, antwoordt Roel de Graaf stellig. “Wij gaan uw sociale en maatschappelijk leven niet veranderen.
De crisisbeheersingspool wordt opgezet volgens het systeem van een ‘kanspiket’. Dat wil zeggen dat mensen worden gealarmeerd op basis van ‘bellijsten’ die per deelproces worden opgesteld. Heeft een gemeente bijvoorbeeld tien extra voorlichters nodig, dan begint de alarmering in de aangrenzende gemeenten in hetzelfde district. Indien nodig wordt de alarmering uitgebreid naar voorlichters van gemeenten in andere districten, net zolang totdat in de aanvraag om extra capaciteit is voorzien. Er is dus geen opkomstplicht.” Roel de Graaf verwacht dat gemiddeld twee tot drie keer per jaar een gemeente een beroep zal doen op ondersteuning bij één of meer deeltaken. Er hoeft niet altijd sprake te zijn van een grootschalige rampsituatie. Recent heeft de gemeente Maarssen bijvoorbeeld extra voorlichtingscapaciteit ingeroepen uit de regionale voorlichtingspool voor de communicatie rond een zedenzaak die een flinke impact had op de lokale samenleving. De voorlichters van de Utrechtse gemeenten hebben al jaren een gezamenlijke pool, die goed functioneert.
Ook voor de andere gemeentelijke deelprocessen wordt de poolvorming nu bestendigd. Noodzakelijk, volgens De Graaf, om ervoor te zorgen dat alle gemeenten hun processen adequaat kunnen uitvoeren als het noodlot toeslaat. Als de Wet op de veiligheidsregio’s van kracht wordt, worden ook aan de door de gemeenten te leveren prestaties harde opkomst- en prestatie-eisen gesteld. Omdat geen enkele gemeente in staat is om bij een incident van enig kaliber zelfstandig aan die eisen te voldoen, is poolvorming voor intergemeentelijke ondersteuning de enige optie. ‘Samen sterk’. Het inroepen van intergemeentelijke ondersteuning gebeurt op verzoek van de getroffen gemeente via het Gemeentelijk Management Team of de Adviseur Crisisbeheersing. De coördinatie van de inzet van de pools zal regionaal ingebed worden. Voor de alarmering zal gebruik worden gemaakt van de
‘Communicator’, een belcomputer die bij het activeren van een scenario voor een of meer deelprocessen automatisch de bijbehorende bellijsten afwerkt. Het onderhouden van die lijsten is een verantwoordelijkheid van de gemeenten. De VRU faciliteert de gemeenten met het organiseren van opleidingen en oefeningen voor de functionarissen. De gemeenten in de VRU hebben gezamenlijk zo’n 30.000 medewerkers. Circa 700 van hen zijn of worden opgeleid voor hun rol in de gemeentelijke crisisbeheersing. Bijna de helft van de mensen heeft de opleiding inmiddels afgerond. Rob Jastrzebski
Volgorde district alarmeringstabel: Vecht & Venen, Rijn & IJssel Utrecht, Lekstroom Binnensticht, Heuvelrug Eemland Utrecht, Lekstroom Vecht & Venen, Rijn & IJssel Eemland Binnensticht, Heuvelrug Binnensticht, Heuvelrug Eemland Vecht & Venen, Rijn & IJssel Utrecht, Lekstroom Eemland Binnensticht, Heuvelrug Utrecht, Lekstroom Vecht & Venen, Rijn & IJssel
bgc
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheer sing
Veenendaal heeft primeur praktijkoefening primaire levensbehoeften Tekort eerste levensbehoefte drinkwater inzet oefening De Veiligheidsregio Utrecht (VRU), de gemeente Veenendaal en drinkwaterbedrijf Vitens hebben op 28 oktober samen een rampenoefening georganiseerd. Tijdens de oefening primaire levensbehoeften, die plaatsvond in de gemeente Veenendaal, is geoefend dat er een tekort aan drinkwater ontstaat. Aan de oefening hebben ruim 50 deelnemers uit verschillende gemeenten, die onder de VRU paraplu vallen, meegedaan. Inwoners uit de gemeente Veenendaal hebben gefigureerd om de oefening zo realistisch mogelijk te laten verlopen.
P
Primaire levensbehoeften is één van de acht gemeentelijke processen. In dit proces is de gemeente verantwoordelijk om in tijden van crisis of schaarste de bevolking te voorzien van water, voedsel, medicijnen, huisvesting gas en elektriciteit. De oefening in Veenendaal was de eerste oefening waarbij in de praktijk is geoefend op het ontbreken van een eerste levensbehoefte: drinkwater. Het is van belang dat hulpverleners laten zien dat zij in zo’n situatie snel en adequaat handelen en goed met elkaar samenwerken. Tijdens de oefening is een gebied rondom het stadhuis een tijdelijke wateruitgifteplaats ingericht. Tussen 13.30 uur en 15.00 uur zijn bewoners, die vrijwillig meewerkten aan de oefening, water gaan halen bij het wateruitgiftepunt. Onder andere emmers en lege flessen zijn gebruikt om het water te vervoeren. De reguliere watervoorziening is
te horen wat crisisbeheersing inhoud. De casus kwam daarna aan bod. Tenslotte zijn we in groepjes ingedeeld en hebben samen gekeken hoe we de casus aan zouden pakken. Hoe zorgen we dat alles gestructureerd verloopt, dat mensen niet overhoop worden gelopen enzovoort. Op deze manier ontstaat dan een actieplan specifiek voor de situatie waarmee we op dat moment mee te maken hadden. Dit hebben we onder andere gedaan aan de hand van de draaiboeken. Wat ik heel prettig vond, was dat we als team de informatie die we via de telefoon binnen kregen ook direct met elkaar deelden. Op deze manier beschikten we over dezelfde informatie. Als iemand bijvoorbeeld voor de derde keer belde met dezelfde vraag, dan konden we zeggen: ‘Wij zijn hier mee bezig’. Op deze manier hebben we geen kostbare tijd verloren.”
tieke oefening) is komend jaar zeker een nuttige aanvulling.” Over de samenwerking tusen de deelnemers zegt Van Laarhoven: “De voorbereiding is tijdig begonnen waardoor in alle rust is afgestemd. Er was een prettige samenwerking met VRU en gemeente Veenendaal in het voorbereidingsteam over aspecten als scenariokeuze, communicatie en rolverdeling. Via onze coördinator voor dit project (Rolph Vrees) hebben wij als volwaardig ketenpartner mee kunnen draaien.” Voor Vitens zijn er ook leerdoelen naar voren gekomen. “Over het geheel beschouwd, is het uitrolgedeelte van de oefening goed verlopen. Het materiaal was tijdig gereed en heeft goed gewerkt. De labresultaten waren goed en er zijn geen onvolkomenheden geconstateerd op het vlak van de nieuwe –Vitens brede– tankwagen transporteur (Bidon uit Enter).
tijdens de oefening gewoon niet in gevaar geweest. Het ging uiteindelijk om een oefening.
Natascha Velthuis (Maarssen) zegt het volgende over de oefening: “Als deelnemer vanuit de gemeente Maarssen zag het er allemaal gelikt uit. Alles was vooraf geregeld: de contacten met Vitens, de politie die een rondje kwam maken en de brief naar de bewoners. De oefening heeft mij geholpen om te beseffen dat een goed gevuld draaiboek toch heel wat anders is dan de praktijk. Een oefening meemaken en meedoen is voor iedereen zinvol. Als laatste mijn complimenten voor de organisatie van deze oefening. Voor de organisatoren heeft het heel wat uren inspanning gekost.”
“De oefening heeft mij geholpen om te beseffen dat een goed gevuld draaiboek toch heel wat anders is dan de praktijk. Een oefening meemaken en meedoen is voor iedereen zinvol.”
Hoofddoel en leerdoelen van de oefening Het hoofddoel van de oefening was: Het vergroten van praktische vaardigheden voor de uitvoering van het proces primaire levensbehoeften. Vertrouwd raken met de functies van het proces, informatiestromen/ communicatie binnen het proces, het vergroten van praktische en theoretische vaardigheden, inrichten van het actiecentrum en samenwerking met externe partijen waren de leerdoelen van de oefening. Martin Thies (hoofd actiecentrum gemeente Veenendaal), een van de deelnemers aan de oefening, vertelt: “Ik vond het heel goed en waardevol om te oefenen. Het was voor mij de eerste keer. Het programma was heel prettig. Eerst kregen we een algemeen verhaal
Waterbedrijf Vitens Volgens Fred van Laarhoven (manager bedrijfsbureau Vitens) was de oefening “goed georganiseerd”. Van Laarhoven: “Voor Vitens was het met name een praktijkoefening zonder eigen interne opschaling. Een complete oefening in VRU-verband (opschalen, communicatie, bemensing, aflossing en logis-
Er zijn een dertiental verbeterpunten geconstateerd die opgepakt gaan worden in de Vitensbrede beheerorganisatie voor het calamiteitensysteem. Een aantal van de praktische verbeterpunten komen voort uit het feit dat wij recent onze procedures en materialen hebben geharmoniseerd met de andere vier -regio’s van Vitens”, aldus Van Laarhoven.
Evaluatie Uit de evaluatie van de oefening blijkt dat de deelnemers de oefening als positief hebben beoordeeld. Tachtig procent heeft het gevoel dat de oefening heeft bijgedragen aan het beter invulling geven aan zijn of haar functie in het proces primaire levensbehoeften. De communicatie binnen het proces verliep volgens zeventig procent goed. Over de samenwerking tussen de diverse functionarissen en partners is vijfenzeventig procent tevreden. Het actiecentrum en de opvanglocatie was volgens vijfennegentig procent van de deelnemers goed ingericht. Voor zeventig procent voldeed de oefening aan hun verwachtingen.
Uit de evaluatie blijkt verder dat de volgende onderdelen als meest leerzaam zijn ervaren: 씰 Rolverdeling 씰 Opbouw van het actieplan 씰 Inzicht krijgen in het proces 씰 Duidelijke uitleg van de trainer 씰 Duidelijke uitleg van het Vitens personeel 씰 Goede opzet van het uitgiftepunt 씰 Bewustwording Er voor zorgen dat gegevens actueel blijven, duidelijkheid in het draaiboek, dat de kennis bij de meeste personen minimaal was en dat Vitens niet vertegenwoordigd is in het actiecentrum, zijn punten die door de deelnemers als knelpunten zijn ervaren. Zij zien graag dat deze en andere punten in het draaiboek primaire levensbehoeften worden opgenomen. Arthur van Colmjon 13
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
‘Waterschout’ is leerzame testcase voor voorlichtingscentrum “Regionale voorlichtingspool heeft meer voorbereiding nodig” Oefening ‘Waterschout’, het Gelders-Utrechtse deelscenario van de landelijke overstromingsoefening Waterproef, was een leerzame testcase voor het regionaal Actiecentrum Voorlichting van de VRU. Een nulmeting in feite, die heeft aangetoond dat nog flink geïnvesteerd moet worden in kennis en vaardigheden van de leden van de regionale voorlichtingspool. De afdeling Communicatie en het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing zien ook leerpunten voor hun eigen rol in de voorbereiding van dergelijke regionale procesoefeningen. Die voorbereiding was nu niet optimaal, maar ondanks de stroeve opstartfase van de oefening waren de voorlichters in staat om adequate voorlichtingsproducten op te leveren.
V
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Voor oefening Waterschout werden conform het scenario ‘dreigende doorbraak Grebbedijk’ zowel in Gelderland-Midden als in Utrecht een Regionaal Operationeel Team en een Regionaal (Coördinerend) Beleidsteam opgetuigd. De interregionale coördinatie lag conform het onderhavige rampbestrijdingsplan aan de
Zoeken naar rol in het actiecentrum voorlichting.
Utrechtse zijde. Utrecht was de enige regio die het voorlichtingsaspect beoefende. Circa 25 voorlichters uit de regionale voorlichtingspool bogen zich in het Utrechtse provinciehuis over de vraag: ‘Hoe kunnen we de publieke onrust over een dreigende overstroming managen?’ 14
In het diepe Waterschout was tevens de eerste grootschalige procesoefening voor het regionaal Actiecentrum Voorlichting. Een oefening met een stroef verloop, zeker in het begin. De medewerkers van het actiecentrum waren lang zoekende naar hun rol en taakinhoud, voordat zij zich op hun feitelijke taken konden concentreren. Hoofd Communicatie Svante Gustafsson en adjunct-directeur BGC Adriaan Buitink vinden dit wel begrijpelijk en steken de hand in eigen boezem voor een verklaring. De voorbereiding voor de oefening had anders gemoeten, vindt Svante Gustafsson. “Onze eigen les is dat we de leden van de voorlichtingspool beter hadden moeten voorbereiden en faciliteren, door voorafgaand aan de oefening een workshop te organiseren. Dan hadden we alle processen en rollen nog eens goed kunnen doornemen en hadden de mensen warm kunnen draaien. In werkelijkheid zou het actiecentrum bij zo’n dreiging al dagen actief zijn geweest en hebben de mensen de tijd om in hun rol te groeien. Nu werden ze bij de start van de oefening als het ware in het diepe gegooid, zonder dat ze goed wisten wat er van hen werd verwacht.” Adriaan Buitink ziet het intensiveren van de opleidings- en trainingsinspan-
ningen als een van de belangrijkste opgaven na de ervaringen met Waterschout. “Nog lang niet alle gemeentelijke functionarissen zijn opgeleid voor hun taak in de crisisbeheersing. Regionaal zitten we momenteel op 46 procent. Dat heeft beslist een rol gespeeld tijdens de oefening. We moeten naar een gestructureerde aanpak, waarbij we stap voor stap gaan werken aan het op peil brengen en houden van de benodigde proceskennis. Te beginnen met de procestraining voor wie die nog niet heeft gevolgd en dan trainen met deelaspecten om vervolgens in de tweede helft van 2009 opnieuw een regionale procesoefening voor het regionaal Actiecentrum Voorlichting te houden. Dan kijken we opnieuw waar we staan.”
Bevredigend resultaat Ondanks de moeizame opstartfase is er volgens Svante Gustafsson door de medewerkers van het actiecentrum toch een bevredigend resultaat geboekt. “Na ingrijpen van de oefenleiding kwam er structuur in het proces en toen stonden ook mensen op die eigen initiatief namen om structuur aan te brengen in de werkzaamheden. Binnen twee uur konden enkele adequate producten worden opgeleverd, zoals heldere Q&A-lijsten
en persberichten. Daar zijn we heel tevreden over. Wat we ook niet moeten vergeten is dat de voorlichters voor het eerst in een voor hen onbekende omgeving met beperkte faciliteiten moesten functioneren. Ze zaten nu niet in hun vertrouwde omgeving in de eigen gemeente maar in een voorlichtingscentrum waar ze de weg niet kennen. Bovendien was er nog een handicap in de oefening, namelijk dat er geen goede communicatielijn was tussen het actiecentrum voorlichting en het Regionaal Operationeel Team. Beide teams draaiden in feite hun eigen oefening, terwijl normaal het ROT de input levert voor het actiecentrum. Ook dat is een wezenlijk leerpunt voor de VRU. Met deze kanttekeningen in gedachten mogen we best tevreden zijn met wat er is gepresteerd.” Alie Dieleman, communicatieadviseur van de gemeente Houten, fungeerde tijdens de oefening als hoofd van het actiecentrum. Een rol waarmee ze gezien haar eigen communicatiefunctie niet vertrouwd is. “Het was voor mij dan ook een hele uitdaging om als hoofd actiecentrum de rollen over de medewerkers te verdelen en structuur te geven aan het proces”, vertelt Alie Dieleman. “Je moet eerst weten wie je collega’s zijn en wat hun kennisniveau en vaardigheden zijn, voordat je de rollen kan verdelen. Dat kost tijd. Vervolgens blijkt het heel moeilijk om de informatiestroom op gang te krijgen. We kregen er aanvankelijk niet goed grip op. Na verloop van tijd ging dat beter. Bij toekomstige procesoefeningen zou ik graag wat vaker een ‘time-out’ willen, om met elkaar te bekijken waar we staan en wat goed en minder goed gaat. Dan word het leeraspect van zo’n oefening meer benadrukt.” Rob Jastrzebski
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
Congres
Laat je besmetten ...met het oefenvirus
FOTO: MARK DE WEGER
“Oefening baart kunst”
In dit katern: Utrechtse ziekenhuizen slaan handen ineen bij rampenzorg pagina 16
Opleiden, trainen en vooral veel oefenen. Dit is dé manier waarop Nederland zich kan voorbereiden op een grieppandemie. Dit was de conclusie van het landelijke congres ‘Laat je besmetten ...met het oefenvirus’ dat de Veiligheidsregio Utrecht 26 november jl. organiseerde in samenwerking met Meander Medisch Centrum. Dagvoorzitter Rob Oudkerk vatte de dag kort en krachtig samen: “Oefening baart kunst!”
D
De Veiligheidsregio Utrecht (VRU) organiseerde in 2006 samen met Meander Medisch Centrum een grieppandemie-oefening. Een grootschalige uitbraak van infectieziekten bleek daarbij van een geheel andere orde dan een ‘reguliere’ ramp. Geen afgebakende tijd van ongeval tot afhandeling, maar een lange aan- en doorloop. Als ziekenhuis of bedrijf ben je onderdeel van de ramp. Tijdens het congres deelden de VRU en Meander Medisch Centrum hun ervaringen met collega’s uit het hele land want, zo stelden alle inleiders 26 november jl. opmerkelijk eensgezind: het is niet de vraag óf Nederland te maken krijgt met een grieppandemie, maar wánneer, en dan is het goed om voorbereid te zijn.
Rust, reinheid en regelmaat Hans de Goeij, directeur-generaal Volksgezondheid bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), hamerde in zijn inleiding daarom op een gedegen voorbereiding. “De uitbraak van een pandemie is niet te stoppen. Maar we kunnen ons er wel zo goed mogelijk op voorbereiden. Nederland is qua antivirale middelen maximaal voorbereid, aldus De Goeij. “We hebben voor 33 procent van de bevolking een kuur van acht dagen beschikbaar. Daarnaast komt het aan op rust, reinheid en regelmaat!” De hoogste ambtenaar op Volksgezondheid wees ook op de nieuwe Wet Publieke Gezondheid (PG),
Burgemeester Bernt Schneiders over de toekomst van de GHOR pagina 17
die 1 december 2008 van kracht werd. “Alle taken en bevoegdheden op het gebied van infectieziektebestrijding zijn straks vastgelegd in één wet. De bevoegdheden van de burgemeester zijn aanzienlijk uitgebreid. Dit bevordert de snelle besluitvorming tijdens een pandemie.” De nieuwe wet, die drie bestaande wetten vervangt, sluit aan bij de internationale richtlijnen van de World Health Organization (WHO). “Ziektes houden niet op bij de grens”, bracht De Goeij in herinnering. “SARS was binnen een week wereldwijd verspreid.”
Grieppandemie of dijkdoorbraak Professor Jan Wildschut, hoogleraar Medische Microbiologie aan het
씰
Burgemeester Bernt Schneiders over de toekomst van de GHOR pagina 18
ghor
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
씱
Universitair Medisch Centrum in Groningen, startte zijn inleiding met een korte uitleg over het influenza virus. Vervolgens nam hij het risico van het uitbreken van een pandemie in Nederland onder de loep. In de vorige eeuw had Nederland eenmaal te maken met een watersnoodramp met dodelijke slachtoffers, tegenover drie grieppandemieën. Jim van Steenbergen, hoofd van het bureau Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding (LCI) van het RIVM nam de dijkdoorbraak als metafoor voor het omgaan met een grieppandemie. Hij vergeleek hoe Nederland zich kan voorbereiden op een dijkdoorbraak en op het uitbreken van een grieppandemie. Wildschut en Steenbergen kwamen tot dezelfde slotsom: “Hoewel Nederland in vergelijking met andere landen vrij goed is voorbereid, is het belangrijk alert te blijven en steeds te blijven oefenen.” De bijdragen van de overige inleiders onderschreven deze conclusie.
Ethische dilemma’s
FOTO’S: MARK DE WEGER
Marcel Verweij, als ethicus verbonden aan het Ethiek Instituut aan de Universiteit Utrecht bekeek het voorbereiden op een pandemie vanuit een andere hoek: “Wie heeft straks recht op de beperkt aanwezige antivirale middelen en wie niet? We weten te weinig over de praktische gevolgen van een grieppandemie om al een echte discussie te kunnen voeren over dergelijke ethische dilemma’s. Toch is het noodzakelijk dat we nu reeds een aantal ethische uitgangspunten formuleren. Die tijd heb je namelijk tijdens een pandemie niet meer!
Sfeerimpressie van het landelijke congres ‘Laat je besmetten …met het oefenvirus’ dat de Veiligheidsregio Utrecht in samenwerking met Meander Medisch Centrum heeft georganiseerd. Plaats van handeling: Fort Voordorp in Groenekan. 쑿
De medewerkers van Glaxo Smith Kline (GSK) krijgen in ieder geval antivirale middelen, vertelde medisch directeur Rudolph van Olden van de farmaceutische onderneming. Hij toonde in ‘Meer doen met minder’, hoe zorginstellingen en ondernemingen de bedrijfscontinuïteit kunnen waarborgen bij het uitbreken van een grieppandemie.
Antivirale snoepjes 16
Dat Van Olden een onderwerp besprak dat leefde bij de congresgangers
bleek tijdens het grote ‘ja-maar-debat’ waarmee het ochtendprogramma afsloot. Veel vragen en opmerkingen hadden betrekking op de distributie van de aanwezige antivirale middelen. “Wie heeft recht op die middelen. Afspraken maken is prima, maar wie garandeert dat ze worden nagekomen”, prikkelde Oudkerk de zaal. Er kwam direct een reactie: “Het is daarom veel beter je eigen verantwoordelijkheid te nemen, dan erop te vertrouwen dat de overheid of een onderneming antivirale middelen uitdeelt. U kunt uw geld beter uitgeven aan opleiden, trainen en oefenen, dan antivirale middelen ronddelen alsof het snoepjes zijn”, aldus Jim van Steenbergen van het LCI. Een van de aanwezigen merkte op dat de rol van de GGD wat onderbelicht bleef tijdens alle presentaties. De GGD is immers hét aanspreekpunt bij infectieziektebestrijding. “Inderdaad”, beaamde De Goeij, zelf ooit directeur van een GGD. “Maar de GGD zou zich wat dat betreft zelf ook meer kunnen profileren.” Natuurlijk viel de onvermijdelijke vraag ‘wie zal dat oefenen betalen’. Volgens Marijke van den Berg, Raad van Bestuurslid van het Meander Medisch Centrum is het omgaan met crisissituaties en de opvang van slachtoffers een taak van de ziekenhuizen. “Het is dus onderdeel van het bedrijfsproces.” De Goeij vulde aan dat de rijksoverheid hiervoor geld beschikbaar stelt. Maar dat de instellingen ook een eigen verantwoordelijkheid hebben. Tenslotte was er aandacht voor de huisartsen. “Wanneer een grieppandemie uitbreekt, redden wij het niet door een stapje harder te lopen”, aldus huisarts Han Tan. Daarom maakten de huisartsen in de Utrechtse regio vast een aantal praktische afspraken, zoals het scheiden van reguliere - en griepzorg en het clusteren van patiënten bij de zogenoemde Zorgmeldpunten. “Het is belangrijk dat wij deze afspraken binnen de regio goed afstemmen”, aldus Tan. Hij pleitte daarom voor een nauwere samenwerking met de andere ketenpartners.
Zelf oefenen Het middagprogramma bood een aantal inhoudelijke workshops, o.a. over de vele voordelen van het praktisch oefenen met de SMH ketensimulator en het omgaan met ethische dilemma’s. Diverse workshops, zoals ‘Infectiepreventie’ en ‘Aan het Roer’, lieten heel praktisch zien wat er allemaal komt kijken bij een grieppandemie-oefening. Zo stuurde Cees Meijer, voorzitter Raad van Bestuur van het Meander Medisch Centrum, bij de workshop ‘Aan het Roer’ op realistische wijze een crisisteam aan, dat gevormd werd door de workshopdeelnemers. Jan van Dam, zorggroepmanager en crisiscoördinator bij het Meander Medisch Centrum én drijvende kracht achter het congres, toonde zich aan het einde van de dag tevreden. “Veel aanwezigen hebben zich hier laten inspireren en ik hoop dat zij nu zelf aan de slag gaan. Dan was dit een geslaagde dag!” Mariska Snakenborg
‘Familiebeademing’ De presentatie van Roeland Voorhoeve maakte veel indruk op de congresgangers. De chirurg van het Meander Medisch Centrum deed als arts in ontwikkelingslanden praktische ervaring op met het behandelen van veel patiënten met beperkte middelen. Hij leerde er veel. “De belangrijkste fout die je kunt maken, is te starten met de patiënt die er het ergste aan toe is. Terwijl je uren bezig bent met het redden van één patiënt, kunnen er anderen sterven die je misschien veel sneller had kunnen redden.” “Do the best for most”, tipte Voorhoeve. De chirurg introduceerde ook het begrip ‘familiebeademing’. “Een patiënt die aan de beademing ligt, haal je daar niet zomaar af. Dat moet je je realiseren als je werkt met een beperkt aantal beademingsapparaten. In het ontwikkelingswerk legden we mensen wel aan de ‘familiebeademing’. Hierbij intubeerden we een patiënt en gaven de familie de zuurstofballon in handen: ‘als u per minuut zoveel keer in deze ballon knijpt, dan is er een kans dat de patiënt het overleeft’.”
De Veiligheidsregio Utrecht (VRU) en Meander Medisch Centrum, de Antonius Mesos Groep, het Diakonessenhuis Utrecht, Zeist en Doorn, het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis en het Universitair Medisch Centrum Utrecht/Calamiteitenhospitaal gaan de komende tijd concreet aan de slag met de regionale samenwerking rond crisissituaties. Aan de vooravond van het congres ‘Laat je besmetten …met het oefenvirus’, dinsdagavond 25 november jl., ondertekenden de VRU en de Raden van Bestuur van de betrokken ziekenhuizen hierover een intentieverklaring in Fort Voordorp in Groenekan.
R
Regionale samenwerking tussen ziekenhuizen en diverse hulpdiensten is van essentieel belang voor een efficiënte opvang van slachtoffers tijdens een ramp of calamiteit. De Veiligheidsregio Utrecht is de eerste regio waar een dergelijk samenwerkingsverband is vastgelegd in een convenant.
FOTO’S: MARCEL WILLEMS
Utrechtse ziekenhuizen slaan handen ineen bij rampenzorg
De ziekenhuizen en de VRU gaan o.a. concreet met elkaar aan de slag over onderwerpen als gewondenregistratie, het actueel houden van het Ziekenhuis Rampen Opvangplan (ZIROP) en hoe te handelen tijdens een grieppandemie. Hans de Goeij, directeur-generaal Volksgezondheid bij het ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), toonde zich zeer tevreden. “Bij crisisbeheersing is het van essentieel belang is dat je elkaar kent, dat je handen hebt geschud en elkaar bij de voornaam kunt noemen. Het ondertekenen van dit convenant is hiertoe een prima aanzet.” De Goeij wees daarnaast op het feit dat het een
Aleid Wolfsen (voorzitter Algemeen Bestuur VRU) spreekt voordat de intentieverklaring tussen het AB en de Raden van Bestuur van de verschillende ziekenhuizen formeel wordt bekrachtigd door ondertekening van het convenant.
쑿
burger tijdens een crisis niet uitmaakt waar je werkt. “Slachtoffers willen geholpen worden, door wie dan ook.”
Burgemeester Bernt Schneiders over de toekomst van de GHOR
‘De witte kolom verdient meer’ Bernt Schneiders is een van de vijf burgemeesters die deel uitmaken van het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad. Als bestuurslid is hij ook voorzitter van de bestuurscommissie GHOR, die verder uit een aantal leden van het beraad GHORburgemeesters bestaat. In een interview in het laatste nummer van het Burgemeestersblad (de nieuwsbrief van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters) sprak hij over de toekomst van de GHOR.
D
De witte kolom is volgens Schneiders voor velen nog altijd een witte vlek op de bestuurlijke kaart. “Veel collega’s hebben affiniteit met de blauwe en rode kolom, maar de witte kolom staat minder op het netvlies”, aldus de burgemeester van Haarlem. “Dat verklaar ik deels vanuit de complexiteit en de veelheid van partijen die zich in dit terrein bewegen. Ziekenhuizen opereren onder normale omstandigheden als autonome instituten, terwijl zij tijdens rampen opeens onderdeel worden van de reguliere rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie. Voor politie en brandweer ligt het werk tijdens crises veel meer in het verlengde van de normale werkzaamheden.”
Affiniteit Schneiders constateert dat bestuurlijk Nederland geringe affiniteit heeft met GHOR. Dat laat volgens hem echter onverlet dat de GHOR een organisatie is die zich in een boeiende ontwikkeling bevindt. “Vanuit het Veiligheidsberaad willen wij een ordeningsproces op gang brengen. De GHOR is een conglomeraat van verschillende organisaties, deels privaat en deels publiek, zonder hiërarchische verhoudingen. Om als burgemeester ook tijdens crises het overzicht te houden, is het wenselijk om enige ordening aan te brengen en het geheel tot een sterke witte keten te smeden.” De burgemeester streeft naar een witte kolom die net zo robuust is als de politie en de brandweer en waarin ook de psychosociale nazorg een vaste plek heeft. Daartoe roept hij niet alleen de
ketenpartners zelf op om meer samen te werken. Ook de GHOR-burgemeesters hebben volgens Schneiders een rol. “De voorzitters van veiligheidsregio’s hebben in het Veiligheidsberaad uitgesproken dat er meer bestuurlijke leiding moet worden gegeven aan de kolommen”, licht hij toe. “De afgelopen jaren is veel werk verzet door de brancheorganisaties. Zo sprak de NVBR namens het brandweerveld en GHOR Nederland namens de witte kolom. Wij constateerden dat bestuurders zich voor een groot deel buiten de discussie hadden geplaatst, omdat het ministerie van Binnenlandse Zaken inmiddels rechtstreeks overlegde met de NVBR en GHOR Nederland.”
“Wij willen meepraten over de manier waarop de kolommen vorm moeten krijgen.” De Haarlemse burgemeester ziet een kentering optreden. Op dit moment is er volgens hem een beweging gaande waarbij de burgemeesters het bestuurlijk gremium weer een plek in de discussie willen geven. “Wij willen meepraten over de manier waarop de rode, witte en blauwe kolom vorm moeten krijgen. Tegelijkertijd willen wij de brancheorganisaties intensiever met elkaar laten samenwerken, om ook richting het Veiligheidsberaad een beter en eenduidig advies te krijgen over de manier waarop de crisisbeheersing in Nederland het best kan worden ingericht. Bovendien zorgt een gezamenlijk en gedragen advies
씰
17
ghor
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
씱
voor een sterkere positie richting de ministeries van Binnnenlandse Zaken en Volksgezondheid.’
Goede contacten Een voordeel is volgens Schneider dat de GHOR-portefeuille weinig discussie oproept. De toekomstvisie is niet alleen duidelijk, maar wordt ook gedragen, stelt hij. “Al bij de reactie op de Wet Veiligheidsregio’s zag je dat burgemeesters zich grotendeels konden vinden in de opzet van de GHOR-paragraaf. We willen een sterke witte keten, met een publiek geborgde meldkamer en doorzettingsmacht richting de private partijen in de gezondheidszorg.” De territoriale congruentie tussen de GGD-regio’s en de GHOR-regio’s heeft daarbij voor hem niet de hoogste prioriteit.
“Op korte termijn valt vooral winst te behalen uit de dagelijkse contacten tussen het bestuur en de mensen die de GHOR in tijden van crises vormgeven. Laatst sprak ik de directeur van een groot ziekenhuis in onze regio die niet wist dat de burgemeester een leidende rol bij crises heeft. Het is goed om aan de onderlinge contacten te werken, opdat we elkaar kennen als we elkaar écht nodig hebben.” Daarnaast wil Schneiders vaker oefenen met de geneeskundige hulp bij rampen. “De ervaring leert dat wij als burgemeesters vaak blijven hangen bij de traditionele oefeningen uit de fysieke veiligheid. Terwijl het goed zou zijn om een grootschalige inenting of legionella-uitbraak te oefenen. Bij een gezondheidsprobleem komen tal van partijen aan bod die in andere crises geen rol spelen. Opeens melden de Voedsel- en Warenautoriteit, het RIVM en andere partijen zich. Voor
burgemeesters zijn dat de grote onbekenden. Dat was een belangrijke les van burgemeester Haanstra na de legionella-uitbraak in Bovenkarspel. En je zag het recent ook in de crisis in de dierenwinkel in Hoogeveen. Het is goed om te weten wat het krachtenveld bij dat soort crises wordt en hoe de bevoegdheden en verantwoordelijkheden over en weer liggen. Daar valt nog een wereld te winnen. Een professioneel ingestelde burgemeester moet oefenen, zodat hij weet wie hij in die gezondheidswereld allemaal kan tegenkomen.”
Handreikingen Om collega-burgemeesters te ondersteunen, wil Schneiders via het Veiligheidsberaad de regio’s een aantal handreikingen aanbieden om de witte kolom verder vorm te geven. Ook wil het Veiligheidsberaad een aantal oefenscenario’s aanbieden, die vooral betrekking hebben op thema’s uit de
“Een professioneel ingestelde burgemeester moet oefenen, zodat hij weet wie hij in de gezondheidswereld tegen kan komen.” volksgezondheid. “Dat sluit aan bij de aanbevelingen die de Inspectie voor de Openbare Orde en Veiligheid in december 2007 deed in de studie ‘Risicoanalyse domein GHOR’”, aldus de burgemeester. “Ook daarin werd gepleit voor meer bestuurlijke aandacht voor de GHOR en meer oefeningen. Wij dragen graag ons steentje bij om de witte kolom de robuustheid te geven die zij verdient.” Joke Schaapman
Hans Wink over de winst van de Veiligheidsregio
D
Directeur Hans Wink herkent het beeld dat Cor Lamers van de Utrechtse situatie schetst. De kracht en de koploperspositie van de GHOR Utrecht - waarvoor de landelijke belangstelling voor de twee pandemiecongressen die zij in 2007 en dit najaar organiseerde wat hem betreft illustratief is - komt volgens Wink voor een belangrijk deel voort uit de vorming van de Veiligheidsregio Utrecht. “De witte kolom heeft in deze provincie een ‘natuurlijke plaats’ in de rampenbestrijding, evenals de oranje met het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing. Dat is de grote winst van de totstandkoming van de VRU als organisatie.”
FOTO: ROGIER VELDMAN
Een groot voordeel van de keuzes die in Utrecht zijn gemaakt, is volgens
Wink dat burgemeesters zich meer betrokken voelen bij de GHOR. “Zolang de geneeskundige hulp in bestuurlijke kringen vooral wordt geassocieerd met de GGD-en, blijft het ‘iets van de wethouder’. Het is goed dat rampenbestrijding buiten het politieke krachtenveld wordt gehouden. Daarom is het ook zo belangrijk dat zij onder de burgemeesters valt.” Daarnaast is er volgens hem door de vorming van de VRU sprake van een positieve wisselwerking. Doordat de witte kolom in de VRU een volwaardige partner is, kan het bureau GHOR ook met gezag naar buiten treden. Het convenant dat het bureau aan de vooravond van het congres ‘Laat je besmetten…’ met de ziekenhuizen tekende, laat volgens hem zien dat dat de witte kolom als geheel versterkt.
Burgemeester Cor Lamers over de toekomst van de witte kolom
I
In reactie op het pleidooi van Bernt Schneiders stelt Cor Lamers, burgemeester van Houten en portefeuillehouder voor de witte kolom in het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Utrecht, dat ook de GHOR in deze regio een geweldig proces van volwassen worden achter de rug heeft. “We hebben de gelukkige omstandigheid gehad dat in Utrecht een klein, maar zeer creatief GHOR-bureau aan het werk was, dat binnen Nederland als een van de koplopers fungeerde. Diverse landelijke projecten zijn op verzoek van het ministerie in Utrecht ontwikkeld, zoals de voorbereiding op een pandemie”, licht hij toe.
18
Lamers wijst erop dat de positie van de GHOR in de VRU ook te maken heeft met het draagvlak dat er voor de geneeskundige hulp is bij de partners in de veiligheidsregio. “De GHOR is in onze regio voor politie en brandweer een volwaardige partner die kwaliteit levert en waarop gerekend kan worden. Andersom is de GHOR het voorportaal voor medewerkers in de reguliere zorg die in tijden van crises plots ingezet kunnen worden. Dat vraagt vertrouwen over en weer, vooral op momenten van crisis of bij een incident. Ook dan moeten ziekenhuizen openstaan voor de GHOR en dat is in de regio Utrecht gelukkig het geval. Daardoor kunnen we stellen dat de stevige witte kolom die Schneiders bepleit, hier al voor een groot deel is verwezenlijkt.”