Transsectorale innovatie door diffusie van technologie Theorie, praktijk en toekomst
drs. J.P.J. de Jong drs. A.P. Muizer dr. ir. E.L.C. van Egmond-de Wilde de Ligny (TUE) Zoetermeer, oktober 2005
ISBN: 90-371-0958-6 Bestelnummer: A200510 Prijs: € 40,Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
1
Inleid ing
5
2
D e f in i t ie
7
2.1 2.2 2.3
Het begrip innovatie Transsectorale innovatie Modellen van innovatie
7 8 10
3
O nt st aa n v a n t ra ns sec t or al e in nov at i e
15
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Technologie Ontwikkeling en diffusie Betrokken partijen Determinanten en gevolgen van diffusie Institutionele veranderingen
15 16 18 20 21
4
Vo or bee lde n
23
5
T ra ns se ct or a le i nn ov a t ie i n de t oe ko m st
29
5.1 5.2
Belangrijke sectoren Belangrijke kennisvelden
29 34
6
C on c lu s ie s
37
Bijlagen I II III IV
Literatuur Diepte-interviews Databestanden Generieke technologische kennisvelden
41 45 47 49
3
1
Inleiding
Innovatie is een drijvende kracht achter de economische groei. Innovaties zijn van grote invloed op het concurrentievermogen van individuele bedrijven en organisaties, op markten, op ontwikkeling van bedrijfstakken en op ontwikkelingen in de economie en maatschappij. Schumpeter (1934) beschreef als eerste het proces van innovatie in het bedrijfsleven. Dynamiek van sectoren is in zijn optiek het gevolg van vernieuwende activiteiten van ondernemers, die op basis van nieuwe kennis, kunde en informatie tot 'neue Kombinationen' komen: nieuwe producten, processen, markten, toepassingen van ruwe grondstoffen of organisatievormen. Niet iedere innovatie heeft een even grote invloed op de dynamiek van het bedrijfsleven. Het contrast tussen adopties van volledig uitontwikkelde apparatuur door bedrijven is bijvoorbeeld van een andere orde dan een baanbrekende innovatie die door alle bedrijven in een sector wordt nagevolgd, en uiteindelijk leidt tot een geheel nieuwe manier van werken in een branche. In dit rapport onderscheiden we transsectorale innovaties van reguliere innovaties. Transsectorale innovatie houdt onder andere in dat partijen uit geheel verschillende branches tot baanbrekende innovaties komen. De term is geïntroduceerd door Nico Baken, verbonden als hoogleraar aan de TU Delft en aan KPN. Recent onderzoek heeft aangetoond dat bij innovaties in het MKB vrijwel altijd andere partijen worden betrokken (De Jong, 2005). Recent gaan stemmen op om ondernemers te stimuleren om meer over de grenzen van hun kolom heen te kijken en te zoeken naar (tijdelijke) samenwerkingsverbanden tussen onverwachte combinaties van partijen, kennis en technologie (zie bijv. Baken & Koudstaal, 2004; Syntens, 2005). Zo herkennen adviseurs van Syntens vanuit hun dagelijkse adviespraktijk dat met name transsectorale innovaties een baanbrekend effect hebben en leiden tot productiviteitsstijgingen in het MKB (Syntens, 2005). Transsectorale innovatie kan vaak niet los worden gezien van de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie. Dergelijke innovaties mogen van groot belang worden geacht. Als bedrijven, kennisinstellingen en intermediairs over de grenzen van sectoren heen aan innovaties werken, kunnen mogelijkheden tot productiviteitsstijging beter worden benut. Centrale vragen Het doel van deze studie is om het begrip transsectorale innovatie te definiëren, te plaatsen in de innovatieliteratuur, concrete voorbeelden te noemen, en te analyseren op welke gebieden in de komende tien jaar transsectorale innovatie met de grootste waarschijnlijkheid zal gaan optreden. Centraal staan de vragen: 1 Wat is transsectorale innovatie en waarin verschilt het van reguliere innovatie? 2 Hoe ontstaat transsectorale innovatie? 3 Welke voorbeelden zijn er te geven van transsectorale innovatie? 4 Welke sectoren krijgen in de nabije toekomst met transsectorale innovatie te maken, en in welke sectoren zal dat vooral ook het MKB zijn? 5 In welke technologische kennisvelden zullen veel transsectorale innovaties ontstaan?
5
Gehanteerde onderzoeksmethoden De informatie in dit rapport is gebaseerd op drie bronnen. Ten eerste heeft EIM in samenwerking met de Technische Universiteit van Eindhoven een literatuuronderzoek uitgevoerd. Een overzicht van de geraadpleegde literatuur vindt de lezer achterin dit rapport (bijlage I). Ten tweede zijn diepte-interviews gehouden met verschillende trendwatchers, branche- en technologiedeskundigen om praktische voorbeelden te vinden van transsectorale innovatie, zowel uit het verleden als te verwachten innovaties in de nabije toekomst. De gebruikte topiclijst en lijst van gesprekspartners is in bijlage II opgenomen. Ten derde zijn analyses uitgevoerd op een databestand met gegevens over technologische trends, kennisvelden en sectoren (innovatie- en structuurkenmerken). Meer details over deze analyse zijn vermeld in bijlage III. Opbouw rapport Hoofdstuk 2 start met de theorie van transsectorale innovatie. Allereerst geven we de definitie van transsectorale innovatie, waarbij we ingaan op de onderscheidende kenmerken en de verschillen met reguliere innovaties. Transsectorale innovatie is beslist geen compleet nieuwe vorm van innovatie, maar blijkt juist veel overlap te hebben met eerder gedefinieerde vormen radicale innovatie en architectonische innovatie. Vervolgens bespreken we in hoofdstuk 3 de ontstaanredenen van transsectorale innovaties. Kort samengevat ontstaat transsectorale innovatie door de ontwikkeling en diffusie van nieuwe technologie, waarbij niet alleen grotere bedrijven (koplopers) en kennisinstellingen het voortouw kunnen nemen, maar ook individuele ondernemers en uitvinders. Om het begrip handen en voeten te geven, presenteren we in hoofdstuk 4 actuele voorbeelden van transsectorale innovatie in het MKB. Hoofdstuk 5 geeft een analyse van technologische kennisvelden en sectoren waar transsectorale innovatie in de komende jaren het sterkst zal optreden. In de analyse zijn 26 kennisvelden en 41 sectoren onderscheiden. Onderstaande tabel geeft weer hoe de onderzoeksvragen en -methoden corresponderen met de verschillende hoofdstukken (tabel 1). tabel 1
Correspondentie tussen hoofdstukken, onderzoeksvragen en -methoden
Hoofdstuk
Onderzoeksvragen
Gehanteerde methode
2
1 (definitie en verschillen)
literatuur
3
2 (ontstaansredenen)
literatuur
4
3 (cases)
diepte-interviews
5
4 (sectoren), 5 (kennisvelden)
analyse bestanden
Het rapport besluit in hoofdstuk 6 met onze conclusies en enkele suggesties voor toekomstig onderzoek.
6
2
Definitie
Dit hoofdstuk geeft eerst een algemene, brede definitie van innovatie (paragraaf 2.1). Daarna gaan we in op de onderscheidende kenmerken van transsectorale innovaties in vergelijking met reguliere innovaties (paragraaf 2.2). In paragraaf 2.3 passeren enkele bestaande innovatiemodellen de revue die we gebruiken om het begrip te plaatsen in de bestaande innovatieliteratuur.
2.1
Het begrip innovatie Innovatie is al meer dan zeventig jaar onderwerp van academisch onderzoek; het startpunt werd gevormd door het werk van Schumpeter (1934). Sindsdien zijn vele definities van innovatie opgesteld waarvan een bloemlezing in kader 1 is opgenomen. kader 1
Enkele definities van innovatie
Elk denkbeeld, gedrag of voorwerp dat nieuw is, omdat het afwijkt van het gangbare (Barnett, 1953, in: Zaltman & Lin, 1986). Een complexe activiteit die bestaat uit de formulering van een nieuw idee of de oplossing van een probleem, en de feitelijke toepassing daarvan. Innovatie slaat niet alleen op de generatie van ideeen of het ontwikkelen van nieuwe producten of markten. In het innovatieproces werken deze zaken op een geïntegreerde manier samen (Myers & Marquis, 1969). Een idee, gebruik of voorwerp dat door individuen als nieuw wordt ervaren (Rogers & Shoemaker, 1971). Het proces waarbij een nieuw probleemoplossend idee wordt toegepast. Ideeën voor reorganisatie, kostenbeperking, toepassing van nieuwe begrotingssystemen, communicatiemethoden of het ontwikkelen van producten in teams zijn ook innovaties. Innovatie is het voortbrengen, accepteren en toepassen van nieuwe ideeën, processen, producten of diensten (Kanter, 1983). Technologische verandering in producten en diensten die een organisatie aanbiedt (productinnovaties) of een verandering in de manier waarop die producten & diensten worden gemaakt (procesinnovaties) (Tidd, Bessant & Pavitt, 2001). De succesvolle toepassing van creatieve ideeën binnen een organisatie (Amabile, 1988). Een proces dat het voortbrengen, accepteren, implementeren en invoegen van nieuwe ideeën, gebruiken of artefacten inhoudt binnen organisaties (Van de Ven, Angle & Poole, 1989). Het bewust in een rol, groep of organisatie invoeren en toepassen van ideeën, processen, producten of procedures die nieuw zijn voor de betreffende unit en die bedoeld zijn om het individu, de groep, de organisatie of de bredere samenleving van nut te zijn (West & Farr, 1989). In ruime zin is innovatie het vernieuwen van producten, productiemethoden of afzetwegen; in enge zin heeft het een technologische dimensie; innovatie veronderstelt het toepassen van uitvindingen bij de productie, terwijl haar kern gewoonlijk het gevolg is van technologische ontwikkeling (Grote Winkler Prins Encyclopedie deel 12, 1992). Het gebruik van nieuwe technologische kennis en marktkennis om een nieuw product of een nieuwe dienst aan klanten aan te bieden (Afuah, 2003).
Elementen waarop definities vaak verschillen zijn (Van Egmond & Kuijsters, 2005): a) het onderwerp van innovatie (nieuw product, dienst, proces of organisatievorm), b) het effect van de innovatie (voldoen aan marktvraag), c) de mate van verandering (geleidelijk of sprongsgewijs). Na het bestuderen van vele definities, definiëren King & Anderson (2002) innovatie als:
7
−
−
−
−
2.2
Iets nieuws voor de sociale omgeving waarin het wordt geïntroduceerd, bijvoorbeeld voor een individu, groep, organisatie, sector of samenleving. De vernieuwing is gericht op bepaalde voordelen. Behalve financiële/bedrijfseconomische resultaten kunnen dit bijvoorbeeld zijn: persoonlijke groei, realisatie van ambities, tevredenheid, betere interpersoonlijke communicatie, maar ook maatschappelijke voordelen zoals veiligheid. Alleen bewuste pogingen vallen onder het innovatiebegrip. Stel dat het personeel van een bedrijf geen e-mail kan versturen of ontvangen vanwege een computerstoring. Het zou kunnen dat het verkoopresultaat verbetert omdat medewerkers noodgedwongen meer met klanten gaan telefoneren en persoonlijk op bezoek gaan. Het behaalde voordeel is geen gevolg van een doelgerichte actie en daarmee geen innovatie. Als het bedrijf echter een nieuw beleid gaat voeren waarbij klanten periodiek worden bezocht, en hierdoor de resultaten verbeteren, is wél sprake van innovatie. Routinematige veranderingen zijn volgens de definitie geen innovatie. Het aannemen van een nieuw personeelslid om iemand te vervangen die met pensioen gaat, kan niet als innovatief worden beschouwd. Wel innovatief kan zijn het creëren van een geheel nieuwe functie. Een idee is ten slotte een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde. Het vormt een startpunt, maar het kan op zichzelf nog geen innovatie worden genoemd. Essentieel is de feitelijke toepassing van het nieuwe.
Transsectorale innovatie Definitie De eerder besproken innovatiekenmerken zijn ook op transsectorale innovatie van toepassing, maar ook zijn er enkele onderscheidende elementen. Deze onderscheidende elementen zijn mede gebaseerd op de kenmerken van transsectorale innovatie zoals die door adviseurs van Syntens (2005) worden onderscheiden. We definiëren transsectorale innovatie als Risicovolle, doelbewuste, veelal technologische vernieuwing in bedrijven, gebaseerd op de implementatie van ideeën die zijn opgedaan buiten de eigen sector, gerealiseerd met behulp van partijen die niet tot de dagelijkse bedrijfsomgeving behoren, en leidend tot een nieuw paradigma op de manier van produceren/zakendoen in de sector. In figuur 1 zijn de onderscheidende kenmerken ten opzichte van reguliere innovatie weergegeven. figuur 1
Kenmerken van transsectorale innovatie
Error! Objects cannot be created from editing field codes. Inspiratie uit andere sector Transsectorale innovaties vinden hun inspiratie buiten de keten waar het innoverende bedrijf actief is, dus buíten de eigen bedrijfskolom. De principes van massaproductie en de lopende band werden in eerste instantie ontwikkeld voor de auto-industrie. Hierna verspreidden zij zich over verschillende sectoren, bijvoorbeeld naar de verpakkingssector. Het begrip 'sector' moet breed worden opgevat: het kan ook gaan om non-profitsectoren als onderwijs- en kennisinstellingen. Met andere woorden, ook toepassingen van nieuwe technologieën kunnen leiden tot transsectorale innovaties. Lasertechnieken
8
worden bijvoorbeeld zowel toegepast in de zware-metaalindustrie als in de medischeapparatenindustrie. Betrokkenheid van ongebruikelijke partijen Hoewel het overschrijden van sector- en ketengrenzen een belangrijke dimensie is van transsectorale innovatie, is dit kenmerk alleen een onvoldoende afbakening ten opzichte van reguliere innovaties. In het MKB is de betrokkenheid bij innovatie van partijen uit verschillende sectoren eerder regel dan uitzondering. Zeer veel innovaties worden ontwikkeld in samenwerking met partijen uit de eigen bedrijfskolom, zoals leveranciers en klanten (zie bijv. Pavitt, 1984; De Jong & Marsili, 2004; Evangelista, 2000). De Jong (2005) laat in een kwantitatief onderzoek onder meer dan 500 MKB-bedrijven zien dat bij 91% van de innovaties partijen uit andere sectoren zijn betrokken als adviseur, uitvoerder, initiator of leverancier van kennis of middelen. Aan de ontwikkeling van transsectorale innovaties dragen verschillende partijen bij uit een ongebruikelijke combinatie van sectoren. Bedrijven uit heel verschillende geledingen en ketens van het particuliere en non-profit bedrijfsleven werken bijvoorbeeld samen om nieuwe producten, diensten en/of processen te ontwikkelen. Een voorbeeld is het gebruik van geluiddempende technieken uit de vliegindustrie voor de bestrijding van geluidsoverlast in het verkeer. Risicovol Transsectorale innovaties zijn meer risicovol dan reguliere innovatietrajecten. Voor de bedrijfstak van de initiërende partij is de innovatie geheel nieuw. Het gaat om de eerste toepassing van een bepaald(e) technologie, methode, werkproces of product in een sector. Het bedrijf moet er meer nieuwe kennis en/of vaardigheden voor opdoen. Of de innovatie bij de beoogde gebruikers aanslaat, moet nog maar blijken. In dit verband merken adviseurs van Syntens (2005) op, dat winnaars van innovatie-awards vaak transsectorale concepten toepassen. Het hogere risico blijkt uit het feit dat veel voormalige winnaars van innovatie-awards inmiddels ter ziele zijn gegaan of opgegaan in grotere organisaties. De metafoor van het roulettespel is illustratief: bedrijven die transsectoraal innoveren zetten in op minder getallen, hebben daardoor hogere winstkansen, maar ook meer kans om alles kwijt te raken. Ander paradigma Transsectorale innovaties overstijgen in eerste instantie het denkpatroon van andere ondernemers in de betreffende branche, maar er is één ondernemer die een nieuwe toepassing ziet in iets wat in een andere sector al aan de orde van de dag is. Transsectorale innovaties vergen een grote leerinspanning van het innoverende bedrijf, dat wil zeggen er is sprake van een zekere spronggrootte ten opzichte van wat al bestond. Het zijn vernieuwingen met een verrassingselement. Bij succes worden transsectorale innovaties echter op grote schaal gevolgd, omdat concurrenten volgen om hun continuïteit niet in gevaar te brengen. Zo is ooit is het proces van extruderen geïntroduceerd in de kunststofverwerkende industrie om procesmatig profielen in een bepaalde vorm te vervaardigen. Later bleek deze techniek ook bruikbaar in de voedingsmiddelenindustrie. Extruderen wordt nu ingezet om snel en goedkoop grote hoeveelheden snackwaren, paardenbiks en hondenbrokken te vervaardigen. Deze techniek níet toepassen is er vandaag de dag ondenkbaar. Navolging door andere ondernemers zorgt ervoor dat een conventie wordt doorbroken, de manier van zakendoen in een sector verandert. Juist dit op grote schaal navolgen van de transsectorale innovatie leidt tot enorme productiviteitsstijgingen in een hele sector.
9
Vaak technologiegedreven Voor het ontstaan van transsectorale innovaties hebben we vooralsnog twee hoofdoorzaken geïdentificeerd: technologische ontwikkelingen en institutionele veranderingen. Dit rapport beperkt zich tot transsectorale innovaties door de ontwikkeling van nieuwe technologie. In hoofdstuk 3 gaan we in meer detail in op de ontwikkeling en diffusie van technologie. Met institutionele veranderingen doelen we op veranderingen in weten regelgeving, marktwerkingsbeleid en bedrijfsondersteunende maatregelen/subsidies. Om te kunnen concluderen in hoeverre het introduceren en/of afschaffen van wet- en regelgeving tot transsectorale innovatie kan leiden, zou aanvullend onderzoek wenselijk zijn (zie hoofdstuk 6).
2.3
Modellen van innovatie Transsectorale innovatie is geen geheel nieuwe vorm van innovatie, maar vertoont juist overlap met de bestaande innovatieliteratuur. Deze paragraaf bespreekt een aantal bestaande modellen om het begrip transsectorale innovatie beter te kunnen plaatsen: − radicale en incrementele innovatie − context van de vernieuwing − Abernathy-Clarkmodel − Disruptive Technological Change model − evolutie versus revolutie. Radicale en incrementele innovatie Innovatieauteurs wijzen met regelmaat op het onderscheid tussen radicale en incrementele innovaties. Innovaties kunnen worden ingedeeld op basis van spronggrootte, dat wil zeggen hun uitkomsten of effecten voor een bedrijf, de markt en de marktverhoudingen. Zo kan er sprake zijn van een grootscheepse, radicale innovatie (denk aan de introductie van de cd-speler door Philips), maar ook van een kleine, stapsgewijze verbetering in bestaande producten, diensten, werkprocessen of markten. De invoering van radicale innovaties gaat per definitie gepaard met nieuwe competenties en middelen die nodig zijn om de innovatie te kunnen invoeren. Schumpeter (1934) veronderstelt dat om te innoveren nieuwe informatie (kennis, kunde, vaardigheden, benaderingswijzen) nodig is om 'neue Kombinationen' te kunnen maken. Innovatie maakt de bestaande kennis en vaardigheden van het betreffende bedrijf overbodig of verandert deze. Schumpeter (1934) spreekt in dit verband van 'creative destruction'. Bij incrementele innovaties is dat niet het geval; deze vergen een beperktere leerinspanning van degene die innoveert en handhaaft de bestaande kennis en competenties. In dit verband beargumenteert Kirzner (1973) dat innovatiekansen ook het gevolg kunnen zijn van het feit dat ondernemers op verschillende momenten toegang vinden tot informatie. Context van de vernieuwing Verwant aan het onderscheid tussen radicaal en incrementeel om innovaties te typeren is het criterium 'nieuw voor wie'. Zo stelt Braaksma (1995) dat relatief kleine ingrepen in productieprocessen als nieuw gekenschetst kunnen worden. Maar nieuw kan ook zijn: nieuw voor de wereld (bijv. het vliegtuig van de gebroeders Wright), nieuw voor de eigen bedrijfstak (kwaliteitszorg in het hoger onderwijs), of alleen nieuw voor het eigen bedrijf (het overschakelen van Windows op Linux). In algemeen-economisch onderzoek is het gebruikelijk om het criterium 'nieuw voor de bedrijfstak of wereld' te hanteren. Innovativiteit wordt dan bijvoorbeeld gemeten door te kijken naar het aantal patentaanvragen (bijv. Kleinknecht, 1993). Binnen bedrijfskundig onderzoek is het daarente-
10
gen gebruikelijker om als criterium 'nieuw voor de organisatie' te gebruiken (bijv. Kimberly & Evanisko, 1981; Collins et al., 1988; Panizzolo, 1998). Abernathy-Clarkmodel Abernathy & Clark (1985) onderscheiden twee vormen van kennis in elke innovatie: technologische kennis en marktkennis. Afhankelijk van de gevolgen van een innovatie voor beide vormen van kennis, onderscheiden zij vier soorten innovaties (figuur 2). figuur 2
Abernathy-Clarkmodel Technologische kennis Huidig
Nieuw
Nieuw Niche
Architectonisch
Regulier
Revolutionair
Marktkennis
Huidig
Bron: Abernathy & Clark (1985).
Bij architectonische innovaties gaat bestaande technologische kennis op de helling. Tevens verandert de benodigde marktkennis, bijvoorbeeld over geschikte manieren om klanten te bedienen. Het is verreweg de meest radicale vorm van innovatie, omdat bestaande markten en machtsverhoudingen tussen marktpartijen veranderen. Een voorbeeld is de introductie van de personal computer. De markt voor schrijfmachines is hierdoor geheel verdwenen. Tegelijk zijn er nieuwe markten opengebroken, bijvoorbeeld die van het thuiswerken. Voor producten en distributeurs van schrijfmachines heeft dit enorme gevolgen gehad, maar er zijn ook nieuwe (toeleverende) industrieën gekomen, bijvoorbeeld voor computeronderdelen en kantoormeubilair voor de thuiswerkplek. Reguliere innovaties draaien daarentegen om kleine verbeteringen in bestaande kennis van technologie en markt. Bedrijven blijven gebruik maken van hun bestaande competenties en vaardigheden. Een voorbeeld is de recente introductie van Windows XP. Deze versie is ten opzichte van eerdere versies van dit besturingssysteem nagenoeg foutloos. Reguliere innovaties komen in de dagelijkse praktijk van het midden- en kleinbedrijf het meest voor. Niche (nieuwe markten) en revolutionaire innovaties (nieuwe kennis) nemen qua spronggrootte een tussenpositie in. Disruptive technological change model Ontwrichtende ('disruptive') technologieën hebben als kenmerk dat zij uiteindelijk geheel nieuwe markten helpen creëren, omdat op basis van de technologie nieuwe producten of diensten worden aangeboden. Het product of de dienst als gevolg van de nieuwe technologie kost uiteindelijk minder dan vergelijkbare producten/diensten op basis van de oude technologie. In eerste instantie is echter sprake van een kostennadeel dat pas na enkele verbeterslagen in de nieuwe technologie wordt overwonnen. De nieuwe technologie is moeilijk te beschermen door middel van patenten. Volgens Clayton Christensen (1997) ontstaan als gevolg van een ontwrichtende technologische vondst in een sector andere concurrentieverhoudingen. Sommige bedrijven laten hun oren te veel hangen naar bestaande klanten en toeleveranciers en benutten daarom niet de mogelijkheden van de nieuwe technologie. Andere aanbieders kijken verder en weten op termijn meer voordeel te behalen.
11
Evolutie versus revolutie Tushman et al. (1997) bespreken hoe het gebruik van technologische kennis in een willekeurige sector zich ontwikkelt. Elke sector kan worden gekenschetst door perioden waarin een dominante technologie incrementeel wordt verbeterd (evolutie), afgewisseld door perioden waarin een radicaal nieuwe technologie de oude technologie overbodig maakt (revolutie). Dit is weergegeven in figuur 3. figuur 3
Technologiecyclus E V O
Dominante technologie
L U T IE
Gevecht om de standaard
Tijdperk van incrementele verbetering
R E V O L U T IE
Technologische vondst (discontinuïteit)
Bron: Tushman et al. (1997).
Veel sectoren worden gedomineerd door een enkele technologische standaard. Zittende marktpartijen houden zich bezig met het via reguliere innovaties doorvoeren van incrementele verbeteringen. Op een zeker moment kan een radicale technologische vondst (discontinuïteit) de bestaande kennis van en verhoudingen tussen marktpartijen doen veranderen. Glasmeier (1997) bespreekt in dit verband het voorbeeld van de Zwitserse horloge-industrie. Die domineerde jarenlang de wereldmarkt door een uitmuntende kennis van fijnmechanica. In de jaren zeventig en tachtig kwamen echter Japanse concurrenten sterk opzetten. Zij baseerden zich op de superieure en veel goedkopere kwarts-technologie, waarmee zij al enige jaren ervaring hadden opgedaan in de productie van zakrekenmachines. De Zwitserse aanbieders reageerden veel te laat op deze discontinuïteit, temeer daar zij de markt jarenlang via kartelvorming hadden afgeschermd en onderling verdeeld. Consequentie was dat de Zwitserse horloge-industrie in korte tijd is weggevaagd. Andere voorbeelden van radicaal nieuwe technologieën zijn de pc (verving de schrijfmachine en tekstverwerker), de dvd-speler (videorecorder) en het vliegtuig (personenvervoer per schip op lange afstanden). Na een revolutionaire verandering ontstaat vaak een gevecht om de nieuwe standaard. Hiervan is de markt voor videorecorders in de periode 1975-1990 een fraai voorbeeld. Uiteindelijk werd de VHS-standaard de winnaar over BETAMAX en Video2000 (Cusumano et al., 1997). Nadere typering van transsectorale innovatie Net als in de innovatiemodellen is het onderscheid tussen transsectorale en 'gewone' innovaties gradueel. De besproken modellen zijn gebruikt om het begrip transsectorale innovatie nader te typeren (tabel 2). tabel 2
Nadere typering van transsectorale innovatie
Model Radicale en incrementele innovatie
Plaats van transsectorale innovatie Transsectorale innovaties hebben een radicaal vernieuwend karakter.
12
Context van de vernieuwing
Transsectorale innovaties zijn ten minste nieuw voor de bedrijfstak waarin het innoverende bedrijf actief is.
Abernathy-Clarkmodel
Transsectorale innovaties hebben relatief vaak een architectonisch karakter, d.w.z. veranderen technologische en marktkennis waarmee het bedrijf werkt.
Disruptive Technological Change
Ontwrichtende technologieën zijn een belangrijke bron van
model
transsectorale innovatie.
Evolutie versus revolutie
Transsectorale innovaties ontstaan in de periode na een technologische discontinuïteit.
De meerwaarde van transsectorale innovatie is vooral dat het begrip de aandacht vestigt op de eerste toepassingen van nieuwe technologie in een bedrijfstak. Niet iedere innovatie is even belangrijk in termen van impact op het gedrag van bedrijven in een sector. Bij transsectorale innovatie gaat het om ongebruikelijke, verrassende combinaties die het gros van de ondernemers in een branche niet weet te bedenken. Deze innovaties gaan met grote risico's gepaard en kunnen tot enorme veranderingen leiden omdat ze bij gebleken succes op grote schaal worden nagevolgd.
13
3
Ontstaan van transsectorale innovatie
Voor het ontstaan van transsectorale innovaties hebben we vooralsnog twee hoofdoor1 zaken geïdentificeerd: technologische ontwikkelingen en institutionele veranderingen . Dit hoofdstuk geeft achtergrondinformatie over het hoe en waarom van technologische ontwikkelingen en toepassingen als bron van transsectorale innovatie. Paragraaf 3.1 start met een definitie van technologie en een typering van de toepassing van technologie in bedrijfsprocessen. Paragraaf 3.2 behandelt de ontwikkeling en diffusie van technologie. Paragraaf 3.3 gaat in op de partijen die eraan bijdragen. Daarna volgen in paragraaf 3.4 de determinanten en gevolgen van diffusie van technologie. Het hoofdstuk eindigt met een korte verhandeling over de mogelijke rol van institutionele verandering als bron van transsectorale innovaties (paragraaf 3.5).
3.1
Technologie Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (1992) geeft twee definities van technologie (p. 3036): − 'de leer van bewerkingen die natuurproducten moeten ondergaan om ze ten dienste van de industrie te laten functioneren' − 'de leer van de bewerkingen en mechanische hulpmiddelen, van de methoden die met de fabricage samenhangen'. Deze definities maken duidelijk dat technologie in de volksmond wordt geassocieerd met industriële bedrijfsprocessen. In economische studies wordt technologie vaak gezien als een productiefactor. Technologie - in de betekenis van kennis en kunde - wordt verondersteld geïncorporeerd te zijn in fysiek kapitaal (machines, equipement) en menselijk kapitaal (kennis, vaardigheden). Stewart (1977) gaf aan dat het concept technologie duidt op het gebruik van machines evenals op het gebruik van materialen, procedures, processen en informatie. Technologieën vinden hun toepassing in bedrijfsprocessen. Dit maakt het mogelijk om de grondstoffen en halffabrikaten in gewenste producten of diensten te transformeren (Van Egmond & Kuijsters, 2005). Vaak kan een ondernemer een keuze maken uit een range van alternatieve technologieën. Bij de uiteindelijke keuze van een technologie dient rekening te worden gehouden met zaken als bewustzijn bij de ondernemer (onbekend maakt onbemind), verkrijgbaarheid, kosten, het moeten aanleren van nieuwe kennis, gedrag van concurrenten, het bestaan van standaarden in de eigen markt, wensen van klanten, risicohouding, etc. Dergelijke factoren én de beschikbare range van technologieën leiden ertoe dat technologie in het MKB verre van uniform wordt toegepast. Een classificatie van typen productieprocessen op basis van technologie-intensiteit wordt gepresenteerd in kader 2.
1
Andere kenmerken zoals demografie, sociale omgeving en cultuur veranderen zeer geleidelijk, gaan niet gepaard met discontinuïteiten en daarmee niet met transsectorale innovatie.
15
kader 2
Classificatie van productieprocessen naar technologie-intensiteit
Technologiegebruik
Type proces
Voorbeelden van sectoren
Zeer laag
Ambachtelijke stukproductie
Ambachten, persoonlijke diensten
Ambachtelijke serieproductie
Bouwnijverheid, softwareontwikkeling
Handmatige assemblage
Kleding, elektronische apparatuur
Gemechaniseerde assemblage
Autoindustrie, huishoudelijke apparaten
Gemechaniseerde productie
Textiel
Geautomatiseerde productie
Bulk & papier
Continuproductie
Petrochemie, farmaceutica
Zeer hoog
Gebaseerd op Sloper & Walker (1984, in: Van Egmond & Kuijsters, 2005).
3.2
Ontwikkeling en diffusie Diffusie van technologie is de stroming van technologische kennis en kunde van de ene omgeving naar de andere (Bozeman, 2000). Naar dit onderwerp hebben met name (technisch georiënteerde) economen onderzoek gedaan, maar ook historici en sociologen. Economisch onderzoek concentreert zich voornamelijk op de evolutie van technologieën, de effectiviteit en beïnvloedende factoren van technologieoverdracht. In deze en de volgende paragraaf volgen we deze laatste lijn. We gaan achtereenvolgens in op − de ontwikkeling van nieuwe technologie − de diffusie van nieuwe technologie − partijen en mechanismen die een rol spelen bij diffusie. Ontwikkeling van nieuwe technologie De ontwikkeling en introductie van nieuwe technologie kan net als de ontwikkeling van andere innovaties worden weergegeven in een fasemodel. Fasemodellen geven de activiteiten weer die leiden tot de uiteindelijke implementatie van een vernieuwend idee. Centraal staat de beslissing van een bedrijf om een vernieuwend idee uit te voeren. Afhankelijk van de mate van detaillering kunnen voor en na deze beslissing een of meerdere stappen worden onderscheiden (King & Anderson, 2002). Het meest eenvoudige fasemodel is voorgesteld door Zaltman et al. (1973) en gaat uit van een initiatiefase en een implementatiefase. De eerste fase resulteert in een vernieuwend idee; de tweede in een concrete innovatie. Op basis van dit model zijn vele alternatieven ontwikkeld die in meer detail ingaan op de activiteiten in het innovatieproces. Een voorbeeld is de innovatietrechter van Wheelwright & Clark (1992) die onderscheid maakt naar een ideefase, screening, ontwikkeling en introductie. De tekortkomingen van fasemodellen zijn door diverse auteurs onderstreept. Het valt te betwijfelen of het innovatieproces echt volgens een aantal discrete fasen verloopt. Kline & Rosenberg (1986) gaven aan dat innovatie een proces is dat gezien moet worden als een voortdurend cyclisch gebeuren, dat een aantal fasen doorloopt. Ook in de context van technologieontwikkeling geeft een fasemodel slechts een ruwe benadering van de werkelijke situatie. Technologieën worden niet in isolatie ontwikkeld, maar ontwikkelen zich in systemen (Perez, 2004). Freeman et al. (1982) definiëren een technologisch systeem als een constellatie (stelsel) van innovaties die technisch en economisch zijn gerelateerd en verschillende sectoren aangrijpen. Hierdoor kunnen ze belangrijke sociale, institutionele en zelfs politieke veranderingen veroorzaken. Een voorbeeld is de verbrandingsmotor waar geleidelijk een technisch, economisch en soci-
16
aal stelsel van elementen zoals de auto, de lopende band, distributeurs en servicestations, en commerciële centrums, omheen gebouwd is. Uiteindelijk verliest elk technologisch systeem zijn potentieel om verder te groeien. Dat is vaak het moment waarop nieuwe technologieën de oude verdringen, en de manier van werken en produceren voor de betrokken bedrijven sterk verandert. Diffusie van technologie De link tussen technologieontwikkeling en innovaties van producten, diensten en werkprocessen in het MKB is snel te leggen. Nieuwe technologie leidt vrijwel direct tot mogelijkheden om nieuwe producten en/of diensten te ontwikkelen (productinnovatie), dan wel op een andere manier te vervaardigen (procesinnovatie). Als een technologie is ontwikkeld of in belangrijke mate verbeterd, kan diffusie plaatsvinden. Van diffusie is sprake zodra een nieuwe vinding van de originele 'uitvinder' wordt overgenomen door andere gebruikers (Rogers & Shoemaker, 1971). Papaconstantinou et al. (1995, in: Van Ex, 1999) omschrijven diffusie van technologie als het proces waarbij kennis en technische expertise door de economie wordt verspreid. Diffusie zorgt ervoor dat toepassingen van technologie tot stand komen en merkbaar worden voor het bedrijfsleven en de brede maatschappij. Nieuwe technologie kan worden verspreid in verschillende vormen, zoals kennis en vaardigheden, fysieke producten of componenten, specifieke gereedschappen/machines, in de vorm van informatie en documentatie, etc. Kort samengevat is diffusie van technologie de stap die volgt op een innovatieproces, waarin de betreffende technologie is ontwikkeld en/of verbeterd. Op haar beurt leidt de toepassing van technologie in het bedrijfsleven tot innovaties in producten en/of productieprocessen. Van transsectorale innovatie is sprake bij een eerste toepassing van nieuwe technologie in een bepaalde sector. Verder is niet iedere sector of keten even snel met het adopteren van technologie. Als toepassingen zich van de éne naar de andere keten verspreiden, is eveneens sprake van transsectorale innovatie. Zo is ooit het proces van extruderen geïntroduceerd in de kunststofverwerkende industrie om procesmatig profielen in een bepaalde vorm te vervaardigen. Later bleek deze techniek ook bruikbaar in de voedingsmiddelenindustrie. Extruderen wordt nu ingezet om snel en goedkoop grote hoeveelheden snackwaren, paardenbiks en hondenbrokken te vervaardigen. Generieke technologische kennisvelden De basiskennis voor veel innovaties op basis van technologische vondsten is te vinden in de wis-, natuur- en scheikunde en aanverwante disciplines. Veel transsectorale innovaties zijn gebaseerd op zogenaamde generieke technologieën, die per definitie hun toepassingen vinden in een breed palet aan producten en processen in verschillende sectoren (Van Egmond & Kuijsters, 2005). Een overzicht van dergelijke generieke technologische kennisvelden is weergegeven in kader 3. In bijlage IV hebben we per kennisveld een nadere omschrijving en enkele voorbeelden opgenomen.
17
kader 3
Overzicht van generieke technologische kennisvelden
aandrijftechnologie
materiaaltechnologie
aardwetenschappen
mechanica
akoestiek
medische wetenschappen en technologie
apparatenbouw
microbiologie
biotechnologie
micro-elektronica
chemie
microsysteemtechnologie
civiele techniek
nanotechnologie
elektrotechniek
optica
energietechnologie
procestechnologie
fysica
productietechnologie
hoogfrequenttechnologie
sensortechnologie
informatica
simulatie en ontwikkeling
lucht- en ruimtevaart
toegepaste wiskunde
Bron: Dynamodatabase Ministerie van Economische Zaken.
Patronen van technologiediffusie DeBresson (1995) stelt dat generieke technologieën in verschillende sectoren worden toegepast. Daarbij is meestal sprake van een vast patroon. In eerste instantie vindt toepassing plaats in zogenaamde demonstratiesectoren (veelal publiek gefinancierd zoals defensie of de medische sector, maar ook de financiële dienstverlening). Een eerste toepassing is nuttig om kinderziekten uit toepassingen te halen, de technologie verder te ontwikkelen en andere partijen te overtuigen van de technische haalbaarheid. Na de eerste 'exposure' volgen de meeste technologieën een voorspelbaar pad: eerste toepassingen vindt men vaak in de instrumenten- en machineonderdelenindustrie en de ingenieursbranche, vervolgens de machine- en apparatenindustrie, daarna andere businessto-business sectoren (energie, transport en communicatiediensten) en ten slotte consumentengoederen. Belemmeringen voor adoptie worden tijdens dit pad steeds meer economisch en minder van technische aard.
3.3
Betrokken partijen Partijen die transsectoraal kunnen innoveren Bij de ontwikkeling en diffusie van technologie spelen vele partijen een rol. Ten eerste kan een indeling worden gemaakt van partijen die een technologie adopteren. Zo onderscheidt de AWT (2005) zogenaamde 'koplopers', van 'ontwikkelaars', 'volgers' en 'overig MKB'. Koplopers zijn grotere bedrijven met een eigen R&D-afdeling. Waar fundamentele technologische ontwikkelingen hoofdzakelijk plaatsvinden in de laboratoria van universiteiten en kennisinstellingen, zijn het vaak de R&D-afdelingen van grote bedrijven waar de eerste toepassingen van nieuwe technologie in een sector worden ontwikkeld. Ontwikkelaars zijn bedrijven die innoveren door slimme, nieuwe combinaties te maken van bestaande kennis en technologieën. Volgers zijn bedrijven waar innoveren vooral neerkomt op het modificeren en implementeren van (elders) beproefde methoden (AWT, 2005). Bij ontwikkelaars en volgers is innovatie niet het domein van een R&D-afdeling, maar veel meer van individuele ondernemers die met groot enthousiasme aan vernieuwingsprojecten trekken.
18
Er kunnen daarmee verschillende typen van partijen worden onderscheiden die transsectoraal innoveren: enerzijds het R&D-intensieve grootbedrijf, anderzijds kleine bedrijven waarin met name de individuele ondernemer voortrekker is van transsectorale innovatie. Een hieraan verwante groep zijn uitvinders die een bevlogen idee kunnen hebben met transsectorale kenmerken. Meestal zijn dit mensen die ergens in loondienst werken, in elk geval met een andere inkomstenbron, die mogelijk een eigen bedrijf starten om een innovatie te exploiteren. Partijen die behulpzaam zijn bij transsectorale innovatie De theorie over innovatiesystemen geeft een kader waarin de actoren die een rol spelen bij de ontwikkeling en diffusie van technologie een plaats krijgen. Lundvall (1992) spreekt van 'een collectief van organisaties, instituties en mensen die interacteren in de productie en diffusie van nieuwe, economisch nuttige informatie'. Een innovatiesysteem bestaat uit componenten, relaties tussen deze componenten, en grenzen die onderscheid maken tussen het systeem en de rest van de wereld (Edquist, 2004). Diffusie van technologie vindt plaats tussen actoren in het innovatiesysteem die betrokken zijn bij ontwerp, toepassing, aanpassing en onderhoud van de technologie en kennis. Dit zijn individuele private ondernemingen en organisaties, maar ook de publieke en semipublieke instituten en organisaties. Daarnaast kan men een aantal zogenoemde 'innovatie promotion agents' identificeren die in de diffusiefase een belangrijke rol kunnen spelen (tabel 3). tabel 3
Bijdragen van partijen uit het innovatiesysteem aan de diffusie van technologie naar bedrijven
Type actor
Rollen
leveranciers
- toepassingen van technologie in producten, diensten, machines, apparaten; levering technologische kennis; ondersteuning/bijdrage aan innovatieprocessen gericht op ingebruikname technologie
klanten
- wensen/behoeften die met nieuwe technologie effectief zijn in te vullen
concurrenten
- concurrentievoordeel door adoptie nieuwe technologie
commerciële adviseurs/ingenieurs/
- ondersteuning/bijdrage aan innovatieprocessen gericht op
ontwikkelaars
ingebruikname technologie
banken
- financiering innovatie-uitgaven
trainingsbureaus
- verzameling nieuwe technologische kennis en/of vaardigheden
kennis- en onderwijsinstellingen
- opslag en uitlening van informatie en gedocumenteerde fei-
(inclusief certificatie en standaar-
ten, ondersteuning/bijdrage aan innovatieprocessen gericht
disatielaboratoria)
op ingebruikname technologie; opwaardering en standaardisatie van technologie
brancheorganisaties
- voorlichting en doorverwijzing
overheid
- formulering en implementatie van technologiebeleid
uitvoeringsinstanties (bijv. Senter-
- implementatie van technologiebeleid (financiering, advisering,
Novem, Octrooicentrum NL)
voorlichting, doorverwijzing, patentering, etc.)
Gebaseerd op De Jong (2005) en Van Egmond & Kuijsters (2005).
19
3.4
Determinanten en gevolgen van diffusie Wat beïnvloedt diffusie? Tot in de jaren zestig werd in economisch en sociaal onderzoek naar technologie vooral aandacht besteed aan de wijze waarop technologie wordt ontwikkeld, en niet zozeer aan diffusie in het sociaal-economische systeem. Het proces van diffusie is complex en wordt nog steeds maar ten dele begrepen (Van Egmond & Kuijsters, 2005). Factoren die diffusie beïnvloeden zijn te rangschikken naar verschillende niveaus. Een bloemlezing is weergegeven in tabel 4. tabel 4 Niveau Omgeving
Factoren die de diffusie van technologie beïnvloeden Determinanten Kenmerken nationaal innovatiesysteem (technologiebeleid, kwaliteit en kwantiteit opleidingen, kennisinstellingen, intermediaire partijen) (Lundvall, 1992; Dosi, 1997; Edquist, 2004) Internationale relaties, handelsverdragen (Strang & Meyer, 1993; Doloreux, 2002) Maatschappelijke acceptatie (Strang & Meyer, 1993) Sociale gewoontes (Doloreux, 2002) Aanbod en concurrentie (Bonanzinga et al., 1991) Dynamische omgeving (Bergman et al., 2004) Relaties met andere sectoren (innovatiesysteem) (DeBresson, 1995)
Bedrijf
Capaciteit om kansen te identificeren (Teece et al., 1997) Cultuur en bedrijfsmanagement (Calantone et al., 2002; Jerez-Gomez et al., 2005; Lemon & Sahota, 2004; Zhang et al., 2004) Gedeelde visie, openheid (Calantone et al., 2002) Sociaal netwerk, contacten met andere partijen (Mansfield, 1961, in: Van Egmond & Kuijsters, 2005; Midgley et al., 1992; Calantone et al., 2002) Human capital (Minguzzi & Passarro, 2000) Externe kennisbronnen (Kelly & Brooks, 1991; Von Hippel, 1988) Eigen kennisbasis en leercapaciteiten (Kelly & Brooks, 1991; Teece et al., 1997; Carbonara, 2004)
Kenmerken
Meerwaarde, compatibiliteit, vereist kennisniveau, mogelijkheden tot experimente-
technologie
ren (Rogers & Shoemaker, 1971) Ontwikkelingsfase (Rogers & Shoemaker, 1971) Kosten/baten (Davies, 1979, in: Van Egmond & Kuijsters, 2005; Bonanzinga et al., 1991; DeBresson, 1995; Perez, 2004)
Wetenschappers hebben in de afgelopen decennia verschillende modellen en factoren benoemd die de verspreiding van technologie over de samenleving helpen verklaren. Meest bekend is het werk van Rogers. Hij keek naar karakteristieken van de technologie zelf in relatie tot adoptie (zie Rogers & Shoemaker, 1971). Ook bekend is het epidemische model van Mansfield (1961, in: Van Egmond & Kuijsters, 2005) dat diffusie van technologie alleen kan plaatsvinden bij persoonlijk contact tussen mensen. Het tempo van verspreiding zou dan afhangen van de frequentie en manier waarop de contacten tussen de betrokken actoren plaatsvinden. Informatieverschillen en andersoortige netwerken zorgen er dan voor dat sommige bedrijven later op een technologie inspringen. Een alternatieve verklaring wordt gegeven door Davies (1979, in: Van Egmond & Kuijsters, 2005). Hij ging ervan uit dat de latere instap op een technologische inventie van een bedrijf ten opzichte van een ander niet te wijten valt aan gebrek aan informatie, maar een gevolg is van een optimaliserend gedrag van het bedrijf. Men zal een technologie pas overnemen indien de winsten die te danken zijn aan de verwerving van de nieuwe technologie de investeringskosten kunnen dekken. Feit is dat diffusie in een
20
vroeg stadium vraagt om een eenvoudig promotiemiddel, zoals kosteneffectiviteit op lange termijn. Perez (2004) beschouwt dit zelfs als sleutelfactor voor elke grote innovatiegolf tot nu toe. Ook de sociale omgeving heeft een grote invloed op het selectiemechanisme van nieuwe technologieën (bijv. Doloreux, 2002). Aan de ene kant kan zij tot grote tegenstand tegen de verspreiding van innovaties leiden, zoals in het geval van kernenergie. Aan de andere kant kan zij het 'lock-in' fenomeen veroorzaken. Een voorbeeld is het VHS videosysteem (Cusumano et al., 1997). Gevolgen van de diffusie van technologie De gevolgen van diffusie van technologie zijn te beschrijven op het niveau van bedrijven, sectoren en landen. Op bedrijfsniveau haalt Freeman (1974) het voorbeeld aan van het Duitse chemieconcern IG Farben dat in de periode tussen 1925 en 1939 het grootste R&D-programma ter wereld had. Door zijn R&D-activiteiten slaagde het erin om nieuwe inzichten en kennis te verwerven, nieuwe producten te ontwikkelen, en meer marktaandeel te verwerven. De inventies die IG Farben door eigen R&D-activiteiten tot stand wist te brengen faciliteerden verdere ontwikkeling en diffusie van nieuwe materialen en leidden tot commercieel succes. Het gaf zelfs aanleiding tot het ontstaan van een geheel nieuwe specifieke industriële sector (de chemische sector). IG Farben had vlak voor de tweede wereldoorlog zelf 17% van alle patenten in deze sector in handen. Op sectorniveau wijst Rosenberg (1976) op de resultaten van studies in de Amerikaanse olieindustrie om aan te geven welke effecten diffusie heeft gehad. Een studie geeft aan dat in 1914 de productiecapaciteit van de olieraffinaderijen in de VS 90 vaten per dag was, terwijl deze door de inzet van nieuwe technologie steeg tot meer dan 36.000 vaten per dag in de jaren veertig en vijftig van de 20e eeuw. Niet alleen de productie verbeterde, ook de kosten voor arbeid, kapitaal en grondstoffen per eenheid van productie waren gedaald. Op het niveau van landen wordt de toename in economische groei in OECD-landen voor 50 tot 70% toegeschreven aan de ontwikkeling en diffusie van technologie (ESCAP, 1989). De ontwikkeling en diffusie van technologie worden voorts verondersteld de maatschappij in brede zin te beïnvloeden. Belangrijke historische gebeurtenissen zijn direct terug te voeren op technologische vondsten die bepaalde partijen een (tijdelijk) voordeel gaven. De ontdekking van Amerika door Columbus en de eerste kolonisatiegolf rond het jaar 1500 werden mogelijk gemaakt door nieuwe zeiltechnieken, het kompas, verbeterde fortificatietechnieken en beter scheepsgeschut. De eerste industriële revolutie was een direct gevolg van de uitvinding van de stoommachine en de mechanisatie van handwerk. De emancipatie van de vrouw in de tweede helft van de twintigste eeuw werd mede mogelijk gemaakt door de uitvinding van de pil en tijdsbesparende huishoudelijke apparaten (wasmachines, koelkasten, stofzuigers, etc.) (Bertholet, 1989).
3.5
Institutionele veranderingen Mogelijk kunnen ook institutionele veranderingen leiden tot transsectorale innovaties. Met institutionele veranderingen doelen we op veranderingen in wet- en regelgeving, marktwerkingsbeleid en bedrijfsondersteunende maatregelen/subsidies. Er zijn vele historische voorbeelden van grootscheepse, transsectorale veranderingen die plaatsvonden door nieuwe wet- en regelgeving. De zogenoemde 'Managerial Revolution' in de eerste helft van de twintigste eeuw is bijvoorbeeld mede te danken aan de opkomst van nieuwe rechtsvormen (zoals de N.V. en de B.V.) die een scheiding mogelijk maakten tussen eigendom en management (Chandler, 1977). Dit gaf een impuls aan zeer grootschalige
21
productie en leidde tot een daling van het aantal bedrijven en bedrijfsoprichtingen (Wennekers et al., 2005). Institutionele veranderingen worden soms ook als voorwaarde beschouwd om de economische en maatschappelijke toepassingen van nieuwe technologie te kunnen realiseren (Perez, 2004). In dit verband geven Wennekers et al. (2005) het voorbeeld van de Tweede Industriële Revolutie, die plaatsvond tussen circa 1860 en 1920. Voortgestuwd door de grootschalige toepassing van elektriciteit en de benzinemotor leverde deze revolutie vele nieuwe producten op die nog steeds in gebruik zijn, zoals elektrisch licht, de auto, het vliegtuig, de telefoon, de koelkast, kunststoffen, aspirine, vaccins, de veiligheidsspeld en de ritssluiting. Echter, grootschalige productie van deze toepassingen was niet mogelijk geweest zonder de bovengenoemde 'Managerial Revolution'. Rechtsvormen als de N.V. en de B.V. hebben hun steentje bijgedragen aan het vermogen van de maatschappij om de voordelen van technologische vondsten ten volle te benutten. De huidige informatiseringsgolf in de samenleving is opnieuw (mede) het gevolg van technologische ontwikkelingen, met name op ICT-gebied (Thurow, 2003). De transitie naar een kenniseconomie vraagt om meer kleinschalige bedrijvigheid, en het ontstaan van netwerken tussen bedrijven en werknemers (Wennekers et al., 2005; Hislop, 2005). Het is interessant te constateren dat institutionele veranderingen worden doorgevoerd om dit proces te ondersteunen. Zo is de wet- en regelgeving rond het starten van een bedrijf het afgelopen decennium flink vereenvoudigd. Dit alles doet vermoeden dat ook institutionele veranderingen een bron kunnen zijn van transsectorale innovatie. Om hierover onderbouwde uitspraken te kunnen doen, zou aanvullend onderzoek nodig zijn (zie hoofdstuk 6).
22
4
Voorbeelden
In diepte-interviews met trendwatchers, branche- en technologiedeskundigen zijn verschillende voorbeelden geïdentificeerd van transsectorale innovaties. De gebruikte topiclijst en de lijst van gesprekspartners zijn in bijlage II opgenomen. Uit de interviews zijn 7 voorbeelden gekozen. Sommige innovaties zijn net geïntroduceerd, terwijl de meeste voorbeelden op dit moment in ontwikkeling zijn of pas in de toekomst worden verwacht (op de keper beschouwd is van transsectorale innovatie pas sprake bij commercieel succes). Zie tabel 5. tabel 5
Voorbeelden van (potentiële) transsectorale innovaties
Case
Omschrijving
Status
1
Nieuwe kweekmethode voor mosselen
Introductie
2
Anti-trilling in beitelmachines
Ontwikkeling
3
Apertuursynthese voor productie computerchips
Ontwikkeling
4
Geluidsschermen met antigeluid
Ontwikkeling
5
Apparatuur voor ballastwaterreiniging
Ontwikkeling
6
Binnenvaartschepen van composietmateriaal
Toekomst
7
Akoestisch ontwerpen van auto's
Toekomst
Hieronder lichten we de voorbeelden toe. Per voorbeeld gaan we in op de vijf onderscheidende kenmerken van transsectorale innovatie: de herkomst, gebruikte technologie, betrokken partijen, risico's en het andere paradigma waartoe de innovatie heeft geleid of naar verwachting zal leiden. Case 1: Nieuwe kweekmethode voor mosselen Voor de kweek van mosselen is zaad nodig. In Nederland wordt dit gewonnen in de Waddenzee en vervolgens afgezet op geschikte mosselbanken in Zeeland. De winning van mosselzaad op de bodem van de Waddenzee wordt per 2014 verboden, en tot die tijd steeds meer aan vergunningen gebonden. De nieuwe kweekmethode gebruikt een lang net in het water waar mosselzaad zich op kan hechten, en waarop het zich kan ontwikkelen tot geschikt dóórkweekmateriaal. Herkomst
Het idee voor deze toepassing kwam van een groothandelaar zonder enige achtergrond in de mosselvisserij.
Technologie
De toegepaste technologie is via 'trial and error' ontwikkeld: de samenstelling van het net, de ophanging en de ontwikkeling van een oogstvaartuig voor de mosselen.
Combinatie van
RIVM, TNO, mosselkwekers en een machinefabriek.
partijen Risico
Met de ontwikkeling van het nieuwe oogstvaartuig was een aanzienlijke investering gemoeid. Een risico bij het project was de aanvankelijke scepsis bij de conservatieve Zeeuwse mosselkwekers. Die sloeg echter om in enthousiasme toen met het project een hoge kwaliteit zaad geleverd bleek te kunnen worden. Dat heeft ertoe geleid dat de met de nieuwe methode behaalde oogst inmiddels wordt geveild.
Ander paradigma
De gevestigde mosselkwekers wezen de toepassing in eerste instantie van de hand. De oogstmethode werd afgedaan als onrealistisch en niet haalbaar. Gezien het boven de markt hangende verbod van winning op de Waddenzeebodem zorgt toepassing van deze methode voor continuïteit van de aanvoer die anders in gevaar zou komen.
23
Case 2: Anti-trilling in beitelmachines In vele industriële processen ondergaan materialen nauwkeurige bewerkingen met beitels, het zogenaamde frezen. Een voorbeeld is de vliegtuigindustrie waar metalen panelen door frezen een specifieke vorm krijgen. Dergelijke bewerkingen luisteren zeer nauw en dienen omwille van kostenbeheersing snel te worden uitgevoerd. Een probleem met frezen is dat materialen en het gebruikte gereedschap in trilling kunnen komen, waarmee nauwkeurigheids- en productieverlies optreedt. Toepassing van anti-trillingstechnologie kan dit probleem verhelpen. Herkomst
Met anti-trillingstechnologie werd al geëxperimenteerd in fabricagerobots en bij de ophanging van motoren in schepen. Scheepsmotoren geven bijvoorbeeld veel geluidsoverlast en vertonen veel slijtage door trilling. Dit kan deels worden ondervangen door isolatie: scheepsmotoren plaatst men vaak op isolerende rubbers.
Technologie
De technologie neutraliseert trillingen van objecten door met sensoren trillingen te meten, en met zgn. actuatoren compenserende trillingen af te geven. Een computerprogramma berekent welke compensatie op welk moment nodig is om trilling en antitrilling te synchroniseren.
Combinatie van
Bij de ontwikkeling van deze innovatie zijn meerdere partijen betrokken: fabrikanten
partijen
van beitels en machines, een kennisinstelling met kennis op het terrein van geluids-
Risico
Met name voor de betrokken beitel- en machinefabrikanten heeft deze innovatie grote
demping in schepen, en een grote, internationaal opererende lead-user.
risico's. Ten eerste gaat het voor hun begrippen om een substantiële investering. Ten tweede moet er worden samengewerkt, waardoor bedrijfsgeheimen ook deels op straat komen te liggen. Ander paradigma
Op dit moment zijn de nieuwe beitelmachines nog volop in ontwikkeling. Zeker voor de betrokken fabrikanten heeft deze innovatie een radicaal karakter. Toepassing van anti-trilling maakt een deel van hun kennis en competenties overbodig. Beitelfabrikanten hebben zeer veel kennis in huis over de optimale vormgeving en ontwikkeling van beitels, die er traditioneel op is gericht om trillingen al zo veel mogelijk uit te sluiten. Anti-trillingstechnologie zou een deel van hun oude kennis minder waardevol maken. Bij een succesvolle introductie liggen op de langere termijn wellicht ook toepassingen in andere typen machines in het verschiet.
Case 3: Apertuursynthese voor productie computerchips Apertuursynthese is een techniek waarbij combinaties van kleine (en goedkope) modules met behulp van ICT een gezamenlijke functie vervullen. Hierdoor kunnen grote en complexe machines worden vervangen. Deze innovatie betreft een nieuwe machine voor de productie van computerchips die gebruik maakt van 13.000 kleine lensjes in plaats van één heel grote lens. Deze techniek werkt sterk kostenbesparend. Herkomst
Het principe is voor het eerst gebruikt bij de Very Large Telescope Interferometer (VLTI), de optische telescoop van de European Southern Observatory in Chili. De ontwikkeling van steeds grotere telescopen stuitte op zijn grenzen. Zo moesten omvangrijke spiegels worden verscheept en naar de Chileense binnenlanden gereden. Om toch een grotere resolutie en nauwkeurigheid te bereiken wordt de informatie van een aantal kleinere telescopen gecombineerd.
Technologie
De toegepaste techniek is een combinatie van technieken voor precisiemeting en ICT. Pas sinds het beschikbaar komen van voldoende krachtige hard- en software is het decentraal opvangen van signalen en de integratie daarvan tot één signaal een reële mogelijkheid. Hetzelfde geldt voor het laten samenwerken van de duizenden kleine lensjes voor de productie van computerchips.
Combinatie van
Aan deze innovatie werken mee wetenschappers, een kennisinstelling, een halfgelei-
partijen
derproducent, een fabrikant van optische apparatuur en een chipfabrikant.
24
Risico
Het toepassen van apertuursynthese vraagt om enorme ontwikkelingskosten. De grootste uitdaging zit in het synchroniseren van individuele meetgegevens.
Ander paradigma
In plaats van een groot en kostbaar apparaat komt een serie van kleinere apparaten beschikbaar. Dit zorgt voor een combinatie van de prestaties van één heel groot apparaat met de flexibiliteit van een uit kleine en goedkope modules bestaand systeem. Dit zorgt in de elektrische-apparaten- en instrumentenindustrie voor een verschuiving van de posities van marktpartijen. Gespecialiseerde producenten van de traditionele onderdelen, zoals grote spiegels en lenzen, komen buitenspel te staan. Integratie met behulp van ICT van een groot aantal kleine en goedkope modules kan in de toekomst op uiteenlopende terreinen systemen vervangen voor meten, registreren en produceren waarvoor nu techniek wordt ingezet die niet alleen grootschalig en duur is, maar ook alleen tegen exponentieel groeiende kosten nog verder opschaalbaar.
Case 4: Geluidsschermen met antigeluid Doorgaande wegen en spoorlijnen zijn voor direct omwonenden vaak een bron van geluidsoverlast. Om de overlast tegen te gaan, plaatsen gemeenten vaak geluidsschermen. Vooral de hoogte van een geluidsscherm is bepalend voor de hoeveelheid geluid die wordt geweerd. Dit is een belangrijke kostenpost: in drassige gebieden zoals Nederland is voor een geluidsscherm een fundering nodig met eenzelfde diepte als de hoogte van het scherm boven de grond. Het uitzenden van antigeluid (geluidsgolven die het brongeluid neutraliseren) verlaagt de overlast en biedt mogelijkheden om met lagere schermen te volstaan. Herkomst
Antigeluid wordt al toegepast in headsets voor stereoapparatuur. Daar heeft antigeluid de functie om alle omgevingsruis te neutraliseren zodat de gebruiker meer luistergenot kan worden geboden. In Nederland heeft Rijkswaterstaat enkele jaren geleden het (kosten)probleem van hoge geluidsschermen onderkend. De techniek van antigeluid is overgewaaid uit Japan waar in een verkeerstestcentrum al werd geëxperimenteerd met een vergelijkbaar systeem.
Technologie
De techniek werkt met sensoren die de vorm en frequentie van het geluid meten. Concreet is dit voor te stellen als een op de weg/spoorlijn gerichte microfoon, ingebouwd in het geluidsscherm. Een luidspreker zendt vervolgens een bijpassend, tegengesteld signaal uit naar de plek waar geluidsreductie wenselijk is.
Combinatie van
Deze innovatie is nog sterk in ontwikkeling. Rijkswaterstaat heeft ervoor gekozen de
partijen
techniek door een kennisinstelling en leveranciers van verkeerssystemen uit te laten
Risico
Voor Rijkswaterstaat moet nog blijken of de nieuwe techniek echt kostenbesparend
werken.
werkt. Er zal tijdens het testen ongetwijfeld sprake zijn van kinderziekten. Voor marktpartijen die in de toekomst met deze innovatie geld willen verdienen, zal de aanwezigheid van lead users (zoals Rijkswaterstaat, maar ook gemeenten) van doorslaggevend belang zijn. Ander paradigma
Bij gebleken succes zou deze innovatie leiden tot andere verhoudingen in de markt voor het fabriceren en plaatsen van geluidsschermen. De productie van geluidsschermen vergt op dit moment geen hightech kennis: de markt is in handen van betonfabrikanten. Toepassing van antigeluidstechnologie zal de aard van productieprocessen wezenlijk veranderen. De verwachting is dat leveranciers van verkeerssystemen (die nu de infrastructuur van stoplichten, toezichtcamera's, etc. verzorgen) zich ook een positie in de markt voor geluidsschermen zullen verwerven ten koste van betonfabrikanten.
25
Case 5: Apparatuur voor ballastwaterreiniging Probleem van door zeeschepen meegenomen ballastwater is dat er exotische planten, dieren en micro-organismen in worden meegenomen die biotopen en volksgezondheid in de aankomsthavens en hun omgeving (kunnen) bedreigen. In de Rotterdamse haven hebben ze al voor biologische kaalslag gezorgd. Door de groei van de wereldhandel en de afstanden waarover goederen worden vervoerd wordt dit steeds meer een probleem. Met het oog hierop is internationale regelgeving aanstaande die rederijen verplicht tot maatregelen om deze ongewenste import te voorkomen. Voor de behandeling van het ballastwater is nieuwe apparatuur ontwikkeld die gebruik maakt van scheidings- en zuiveringstechnieken. De apparatuur maakt gebruik van zgn. hydrocyclonen (een soort wervelbedtechniek). Herkomst
In de voedingsmiddelenindustrie wordt het hydrocycloonprocédé al iets langer toegepast. Een toevallig brancheoverschrijdend contact zorgde voor toepassing op ballastwaterreiniging.
Technologie
De toegepaste technologie betreft hydrocyclonen, een soort wervelbedtechniek voor scheiding van (afval)water. De nieuwe toepassing gaat uit van een serie van kleine hydrocycloontjes, waarmee fijnere deeltjes kunnen worden gescheiden, en die dezelfde output leveren als één grote cycloon.
Combinatie van
Bij de eerste ontwikkeling van het procédé zijn betrokken een machinebouwer, een
partijen
handelsbedrijf, een ingenieursbureau/kennisleverancier, en een onderdelen- en installatiebedrijf.
Risico
De belangrijkste risicofactor voor het project is het gegeven dat reders zich verzetten tegen elke verplichting die geld en tijd kost. In 2005 valt een besluit over verplichte eisen aan de kwaliteit van het ballastwater voor de zeevaart. Het ziet ernaar uit dat die er komen, maar de historie van internationale verdragen en afspraken betreffende de scheepvaart maakt duidelijk dat uitstel nooit is uit te sluiten.
Ander paradigma
Toepassing van deze techniek betekent een doorbraak op het gebied van afvalwaterreiniging die mogelijk in meerdere sectoren is toe te passen. Een voor de hand liggend vervolg is toepassing voor andere vormen van scheiding/verwijdering van vervuiling: daar wordt momenteel onderzoek naar gedaan.
Case 6: Binnenvaartschepen van composietmateriaal In de scheepsbouw kunnen in plaats van staal ook composietmaterialen worden toegepast. Staalbouw is goedkoper in de eerste aanschaf, maar kunststof is goedkoper in exploitatie, en kan meer vracht verdragen. In september 2005 gaat een project van start gericht op de ontwikkeling van kleine nieuwbouwschepen van composietmateriaal. Herkomst
De gemeente Medemblik zoekt actief naar mogelijkheden om compensatie te creëren voor haar verdwijnende lokale industrie. Daarbij is kunststofverwerking als speerpunt benoemd. Het idee voor alternatieve scheepsbouw is mede gebaseerd op een afstudeerproject van een student dat een tijdlang in een la had gelegen.
Technologie
Met name materiaaltechnologie, ook aandrijftechnologie en apparatenbouw.
Combinatie van
Verladers, kunststoffabrikanten, jachtbouwers, voortstuwingsspecialisten en een ken-
partijen
nisleverancier.
Risico
Bij de aanschaf van nieuwe schepen speelt een belangrijke rol dat staalbouw gepaard gaat met een lagere aanschafprijs, en dat de exploitatiekosten op basis van historische gegevens goed zijn in te schatten. Bij composietbouw is dit met onzekerheden omgeven. Toekomstige afnemers (verladers) kunnen zich bij onder druk staande vervoersmarges laten leiden door een lagere aanschafprijs en de hogere exploitatiekosten voor lief nemen.
Ander paradigma
In de scheepsbouwsector kan deze ontwikkeling leiden tot een ander gebruik van materialen, hetgeen consequenties heeft voor de benodigde kennis en vaardigheden.
26
Case 7: Akoestisch ontwerpen van auto's In het Westen stellen gebruikers steeds hogere eisen aan hun auto. De westerse bevolking wil beleving, comfort en veiligheid. In dit verband zien autoproducenten de mogelijkheden van geluidstechnologie vaak nog over het hoofd. Het akoestisch ontwerpen van auto's houdt in dat met geluidstechnologie de beleving, het comfort en de veiligheid voor de consument worden verbeterd, bijvoorbeeld door − het geluid van de motor te onderdrukken of te veranderen (een diesel die klinkt als een V8-motor); − spraakherkenning in te zetten om bepaalde functies aan te sturen (zoals het aanzetten van de cd-speler); − de veiligheid te verbeteren door het neutraliseren van ruis (bijvoorbeeld de dvdspeler op de achterbank die niet meer hoorbaar is voor de bestuurder); − bij optredende mankementen de aard van het geluid te veranderen (bijvoorbeeld bij versleten remblokken een kunstmatig, gierend remgeluid laten horen). Inspiratie
Op vele plaatsen wordt geluidstechnologie al gebruikt voor toepassingen die zich ook voor de auto zouden lenen. Voorbeelden zijn spraakherkenning in mobiele telefoons en computers, antigeluid voor ruisvermindering in koptelefoons, etc.
Technologie
Bij het akoestisch ontwerpen van auto's zouden verschillende technieken ingezet kunnen worden, zoals spraakherkenning en antigeluid, maar ook virtuele akoestiek. Deze techniek biedt mogelijkheden om met slechts twee luidsprekers geluid uit een willekeurige richting te laten klinken, en te versterken en verzwakken.
Combinatie van
De auto-industrie zou een kapitaalkrachtige voortrekker moeten zijn. Op onderdelen is
partijen
al geëxperimenteerd met toepassingen van geluidstechnologie, bijvoorbeeld door Lo-
Risico
Voor early adopters (autofabrikanten) is er altijd de val dat te dure technische snufjes
Ander paradigma
Akoestisch ontwerpen zou leiden tot een andere werkwijze in het ontwerp van auto's.
tus.
worden ingebouwd die niet kunnen rekenen op een koopkrachtige vraag.
Nu staat de techniek voorop, en moeten designers onder de randvoorwaarden van de technologie komen tot een aansprekend ontwerp. Bij akoestisch ontwerpen zou dit omdraaien en moet de 'hardware' zich aanpassen.
27
5
Transsectorale innovatie in de toekomst
Dit hoofdstuk gaat in op de vraag, waar we in de toekomst transsectorale innovaties kunnen verwachten. Om hierover uitspraken te kunnen doen heeft EIM gegevens uit verschillende bronnen geanalyseerd, waaronder de Dynamodatabase die in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken door TNO is ontwikkeld. Op basis van een dataset met gegevens over technologische trends, kennisvelden en sectoren (innovatie, structuurkenmerken) zijn uitspraken mogelijk over de belangrijke sectoren en kennisvelden waar transsectorale innovatie een rol zal gaan spelen. De sectoren met potentie voor transsectorale innovatie onthullen we in paragraaf 5.1. Daarna volgen de kennisvelden die tot transsectorale innovatie zullen leiden (paragraaf 5.2). Een beschrijving van de geanalyseerde databestanden staat in bijlage III. Op voorhand merken we op, dat de geanalyseerde gegevens niet op een wetenschappelijk doorwrochte manier zijn verzameld. De resultaten in dit hoofdstuk zijn daarom slechts indi1 catief .
5.1
Belangrijke sectoren De Dynamodatabase bevat gegevens over technologische trends en ontwikkelingen. Per trend is aangegeven op welk kennisveld die betrekking heeft (zie bijlage IV) en op welke sectoren. Om te kunnen inschatten waar in het bedrijfsleven in de komende jaren veel transsectorale innovatie optreedt, is een ranglijst opgesteld voor de 41 sectoren in het databestand. Daarvoor zijn vier criteria gehanteerd: − kennisdiversiteit van de sector − kennisverwevenheid met andere sectoren − absorptievermogen van de sector − omvang van de sector. Kennisdiversiteit Transsectorale innovatie ligt meer voor de hand als in de sector veel verschillende kennisvelden worden gebruikt. Innovaties ontstaan vaak uit de combinatie van verschillende soorten kennis (Mansfield, 1961; Midgley et al., 1992; Calantone et al., 2002). Daarnaast betekent meer gebruikte kennisvelden een grotere kans op nieuwe technologische ontwikkelingen die de aanzet kunnen zijn tot transsectorale innovatie. Op basis van de gegevens in de database is vastgesteld hoeveel verschillende kennisvelden - waarbinnen zich binnen nu en de komende 10 jaar technologietrends zullen voordoen - van toepassing zijn op iedere onderscheiden sector. Een bovengemiddelde score van een sector is aangegeven met een '+'. Een gemiddelde verwevenheid is aangegeven met een 'o' en een benedengemiddelde verwevenheid is aangegeven met een '-'.
1
De betrouwbaarheid hangt direct af van de volledigheid, waarmee de Dynamodatabase een goede weergave geeft van actuele technologietrends. Om deze reden presenteren we geen absolute scores, maar geven we afwijkingen van sectoren en kennisvelden ten opzichte van gemiddelden aan. De analyse geeft derhalve aan waar met een bovengemiddelde kans zwaartepunten komen te liggen als het gaat om transsectorale innovatie.
29
Kennisverwevenheid met andere sectoren Verondersteld is dat de kans op transsectorale innovaties toeneemt, als kennisvelden niet alleen in de eigen sector actueel zijn, maar ook in andere sectoren. Dit vergroot de kans dat men reeds ontwikkelde toepassingen van elders in de eigen sector kan 'uitproberen'. Per sector is gekeken naar de correlatie van de relevante kennisvelden met de kennisvelden van andere sectoren. Een bovengemiddelde verwevenheid van de kennisvelden in een sector met andere sectoren is aangegeven met een '+'. Een gemiddeld aantal is aangegeven met een 'o' en een benedengemiddeld aantal is aangegeven met een '-'. Absorptievermogen van de sector Technologische mogelijkheden gaan aan een sector voorbij als de bedrijven in de sector niet in staat zijn de nieuwe kennis om te zetten in bruikbare toepassingen. Op basis van innovatiegegevens hebben we een raming gemaakt van het absorptievermogen. Dit is gedaan door per sector op basis van de volgende innovatiekenmerken een totaalscore te bepalen: − percentage bedrijven in een sector dat in de afgelopen twee jaar voor de bedrijfstak nieuwe producten op de markt heeft gebracht − percentage bedrijven in een sector dat in de afgelopen twee jaar vernieuwingen/verbeteringen heeft doorgevoerd in het eigen bedrijfsproces − percentage bedrijven in een sector dat bij vernieuwingsinspanningen samenwerkt met andere bedrijven en/of met kennisinstellingen − percentage bedrijven dat voor zijn vernieuwingsinspanningen subsidies heeft aangevraagd en verkregen. Deze totaalscores zijn vervolgens tussen de sectoren onderling vergeleken. Een bovengemiddelde score van een sector op de innovatiekenmerken is omgescoord naar een '+'. Een gemiddelde score is aangegeven met een 'o' en een benedengemiddelde score is aangegeven met een '-'. Omvang van de sector Vanuit de wet van de grote getallen kan worden beredeneerd dat de potentie voor de totstandkoming van transsectorale innovaties toeneemt als de omvang van een sector toeneemt. Dit heeft te maken met een grotere potentiële afzetmarkt voor kennisleveranciers en meer draagvlak voor gespecialiseerde toeleveranciers. De omvang van een sector is gemeten door het aandeel van een sector in de totale toegevoegde waarde te bepalen. Deze maatstaf houdt zowel rekening met het aantal bedrijven als hun schaalgrootte. Een bovengemiddelde omvang is aangegeven met een '+'. Een gemiddelde omvang is aangegeven met een 'o' en een benedengemiddelde omvang is aangegeven met een '-'. Samenvatting van de scores per sector In tabel 6 zijn de scores per sector op de vier criteria weergegeven en getotaliseerd. Veel hightech sectoren in de industrie en de dienstverlening hebben in de komende tien jaar een bovengemiddelde kans op transsectorale innovaties. In de voedings- en genotmiddelenindustrie, de telecommunicatiesector en de kennisintensieve zakelijke dienstverlening liggen transsectorale innovaties het meest voor de hand. Deze sectoren scoren op alle criteria bovengemiddeld. De chemische industrie scoort op drie variabelen bovengemiddeld. De omvang van deze sector is namelijk gemiddeld. De visserijsector, de verhuur van transportmiddelen en persoonlijke dienstverlening laten de minste potentie zien voor transsectorale innovaties.
30
tabel 6
Potentie van sectoren voor transsectorale innovaties kennis-
Sector Land- en bosbouw (BIK 01, 02)
kennis-
verweven-
absorptie-
om-
totaal-
diversiteit
heid
vermogen
vang
score
-
o
-
+
-
Visserij (BIK 05)
-
-
-
-
----
Delfstoffenwinning (BIK 11, 14)
o
-
+
+
+
Voedings- en genotmiddelenindustrie (BIK 15)
+
+
+
+
++++
Textielindustrie (BIK 17, 18)
o
+
o
-
o
Leerindustrie (BIK 19)
o
+
o
-
o
Houtindustrie (BIK 20)
-
+
o
-
-
Papier- en kartonindustrie (BIK 21)
o
+
o
-
o
Grafische industrie (BIK 22)
o
o
o
-
-
Aardolie- en steenkoolindustrie (BIK 23)
o
+
+
-
+
Chemie (BIK 24)
+
+
+
o
+++
Rubber- en kunststofindustrie (BIK 25)
+
+
+
-
++
Bouwmaterialenindustrie (BIK 26)
o
+
+
-
+
Metaalindustrie (BIK 27, 28)
o
+
+
-
+
Machine- en apparatenbouw (BIK 29)
+
+
+
-
++
Elektrische apparaten en instrumenten (BIK 30-33)
+
-
+
-
o
Transportmiddelenindustrie (BIK 34, 35)
+
+
+
-
++
Meubelindustrie (BIK 36)
-
+
+
-
o
Energie en water (BIK 40, 41)
+
-
+
o
+
Bouwnijverheid (BIK 45)
+
-
-
+
o
Autosector (BIK 50)
o
o
-
-
--
Groothandel (BIK 51)
-
+
+
+
++
Detailhandel (BIK 52)
+
+
-
+
++
Horeca (BIK 55)
-
-
-
o
---
Vervoer over land (BIK 60)
+
-
-
o
+
Vervoer over water (BIK 61)
o
-
-
-
---
Vervoer door de lucht (BIK 62)
+
-
-
-
--
Dienstverlening vervoer (BIK 63)
-
+
-
-
--
Telecommunicatie (BIK 64)
+
+
+
+
++++
Financiële dienstverlening (BIK 65 t/m 67)
-
-
+
+
o
(BIK 70)
-
-
-
+
--
Verhuur van transportmiddelen (BIK 71)
-
-
-
-
----
ICT (BIK 72)
+
o
+
-
+
Verhuur van en handel in onroerend goed
Speur- en ontwikkelingswerk (BIK 73)
-
-
+
-
--
Zakelijke diensten kennisintensief (BIK 74)
+
+
+
+
++++
Overheid (BIK 75)
+
-
-
+
o
Onderwijs (BIK 80)
-
o
-
+
-
Zorg (BIK 85)
+
+
-
+
++
Milieudienstverlening (BIK 90)
+
-
+
-
o
Cultuur, sport, recreatie (BIK 92)
o
-
-
-
---
Persoonlijke dienstverlening (BIK 93)
-
-
-
-
----
N.B. +: bovengemiddeld, o: gemiddeld, -: ondergemiddeld. Bron: EIM, 2005.
31
In de tabel vallen enkele sectoren op. Zo laten de detailhandel en de zorgsector bovengemiddelde scores zien op het gebied van kennisdiversiteit, kennisverwevenheid en omvang. Het absorptievermogen van detaillisten en zorginstellingen is naar verhouding echter gering. De potentie voor transsectorale innovaties lijkt hier dus aanwezig, maar dan zal de innovativiteit van deze sectoren wel moeten verbeteren. Verder valt de gemiddelde overall score op van elektrische apparaten en instrumentenbouw (BIK 30 t/m 33). Hoewel deze sector als zeer innovatief bekendstaat, is hij qua omvang relatief gering. Bovendien hebben bedrijven in deze sector te maken met technologietrends die vrij uniek zijn voor de eigen sector, en die wat kennisvelden betreft weinig overlappen met andere sectoren. De technologietrends die in de komende 10 jaar en nu al voor deze sector van belang zijn of zullen zijn, kunnen op relatief autonome wijze door deze sector worden geabsorbeerd. Wat ligt de potentie voor het MKB? Naast het inzicht in de sectoren die vooral met transsectorale innovaties te maken kunnen krijgen, is ook bekeken waar met name voor het MKB de potentie ligt voor transsectorale innovaties. De voorafgaande analyse vormt hiervoor de basis. In tabel 7 zijn de totaalscores van de onderscheiden sectoren weergegeven. In de kolommen daarnaast is aangegeven welke bedrijven met een bepaalde grootteklasse in een sector zijn oververtegenwoordigd ('+'), ondervertegenwoordigd ('-') of in relatief aandeel op het gemiddelde liggen ('o'). Zo wordt bijvoorbeeld duidelijk dat in de voedings- en genotmiddelenindustrie - een sector met veel potentie voor transsectorale innovaties - zowel het kleinbedrijf (actieve ondernemingen met 1 tot en met 9 werknemers) als het middenbedrijf (actieve ondernemingen met 10 tot en met 99 werknemers) is oververtegenwoordigd. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat in deze sector ook voor het MKB veel potentie voor transsectorale innovaties aanwezig is. In de beide andere 'high potential' sectoren zien we een oververtegenwoordiging van actieve ondernemingen zonder personeel. Deze groep (met veel technisch adviesbureaus en ingenieursbureaus) - ook onderdeel van het MKB - kan een belangrijke intermediërende rol spelen bij de ontwikkeling van transsectorale innovaties, aangezien zij inhoudelijk over veel technologische kennis beschikken, vaak advisering als kerncompetentie hebben en bovendien vanuit hun technologische competenties al in meerdere sectoren en ook bij de kennisinstellingen kennis en contacten hebben opgebouwd. Bij enkele industriële sectoren met een grote potentie (o.a. chemie, rubber- en kunststofindustrie, machines en apparatenbouw en de transportmiddelenindustrie) zien we met name een oververtegenwoordiging van het middenbedrijf. Bekend is dat het industriële middenbedrijf gemiddeld genomen behoorlijk innovatief is en daarom dan ook in staat lijkt om binnen deze sectoren als trekker te fungeren rond transsectorale innovaties. Gegeven deze bevindingen kan grosso modo worden geconcludeerd dat met name industriële sectoren met een oververtegenwoordiging van het middenbedrijf een bovengemiddelde potentie voor transsectorale innovaties laten zien.
32
tabel 7
potentie van sectoren voor transsectorale innovaties en belang van MKB daarbij potentie voor trans-
actieve on-
actieve on-
actieve on-
actieve on-
sectorale
dern. zonder
dern. met 1
dern. met 10
dern. met
innovaties
personeel
t/m 9 wp
t/m 99 wp
≥ 100 wp
Voedings- en genotm. ind. (BIK 15)
++++
-
+
+
Zakelijke diensten kennisintensief (BIK 74)
++++
+
-
-
-
Telecommunicatie (BIK 64)
++++
+
-
-
-
+++
-
-
+
+
++
-
o
+
-
Chemie (BIK 24) Machine- en apparatenbouw (BIK 29)
-
Transportmiddelenindustrie (BIK 34, 35)
++
o
o
+
-
Groothandel (BIK 51)
++
o
+
-
-
Detailhandel (BIK 52)
++
o
+
-
-
Zorg (BIK 85)
++
-
+
-
-
Rubber- en kunststofindustrie (BIK 25)
++
-
o
+
+
Bouwmaterialenindustrie (BIK 26)
+
o
o
+
-
Vervoer over land (BIK 60)
+
o
o
+
-
ICT (BIK 72)
+
+
-
-
-
Delfstoffenwinning (BIK 11, 14)
+
-
-
+
+
Aardolie- en steenkoolindustrie (BIK 23)
+
-
-
+
+
Metaalindustrie (BIK 27, 28)
+
-
o
+
-
Energie en water (BIK 40, 41)
+
+
-
-
+
Textielindustrie (BIK 17, 18)
o
o
o
+
-
Elektr. mach., app. en instr. (BIK 30 t/m 33)
o
o
o
+
-
Meubelindustrie (BIK 36)
o
+
-
-
-
Bouwnijverheid (BIK 45)
o
+
-
-
-
Financiële dienstverlening (BIK 65 t/m 67)
o
o
+
-
-
Leerindustrie (BIK 19)
o
+
o
-
-
Papier- en kartonindustrie (BIK 21)
o
-
-
+
+
Overheid (BIK 75)
o
-
-
+
+
Milieudienstverlening (BIK 90)
o
-
o
+
+
Onderwijs (BIK 80)
-
+
-
-
o
Land- en bosbouw (BIK 01, 02)
-
+
-
-
-
Grafische industrie (BIK 22)
-
o
+
o
-
Houtindustrie (BIK 20)
-
o
+
+
-
Speur- en ontwikkelingswerk (BIK 73)
--
+
o
-
-
Dienstverlening vervoer (BIK 63)
--
o
o
o
-
Vervoer door de lucht (BIK 62)
--
+
-
-
+
Verhuur van en handel in onroerend goed (BIK 70)
--
+
o
-
-
Autosector (BIK 50)
--
o
+
-
-
Vervoer over water (BIK 61)
---
+
+
-
-
Cultuur, sport, recreatie (BIK 92)
---
-
+
-
-
Horeca (BIK 55)
---
-
+
-
-
Verhuur van transportmiddelen (BIK 71)
----
+
o
-
-
Visserij (BIK 05)
----
o
+
-
-
Persoonlijke dienstverlening (BIK 93)
----
+
o
-
-
Bron: EIM, 2005.
33
5.2
Belangrijke kennisvelden Voor 26 technologische kennisvelden is geanalyseerd hoe waarschijnlijk het is dat zij in de komende tien jaar zullen leiden tot transsectorale innovaties in het bedrijfsleven. Er zijn vier criteria gehanteerd: − aantal sectoren dat met het kennisveld te maken krijgt − verwevenheid met andere kennisvelden − absorptievermogen van sectoren die met het kennisveld te maken krijgen − omvang van deze sectoren. Aantal sectoren dat met het kennisveld te maken krijgt Transsectorale innovatie is eerder te verwachten als een kennisveld in meer sectoren tot toepassingen kan leiden. Op basis van de beschikbare gegevens uit de Dynamodatabase is vastgesteld in hoeveel verschillende sectoren toepassingen van een kennisveld worden verwacht. Toepassingen in een bovengemiddeld aantal sectoren is aangegeven met een '+'. Een gemiddelde score is aangegeven met een 'o' en toepassingen in een ondergemiddeld aantal sectoren met een '-'. Verwevenheid met andere kennisvelden Verondersteld is dat de kans op transsectorale innovaties toeneemt, als verschillende kennisvelden samen nodig zijn om tot een nieuwe toepassing te komen. Zoals gezegd ontstaan innovatiekansen vaak op het snijvlak van verschillende soorten kennis (Kelly & Brooks, 1991; Von Hippel, 1988). Men dient zich te realiseren dat de onderscheiden kennisvelden (bijlage IV) elkaar niet uitsluiten. Zo laten de beschrijvingen van de kennisvelden 'elektrotechniek' en 'micro-elektronica' direct al enige overlap zien. Per kennisveld is gekeken naar de samenhang met de andere kennisvelden. Een bovengemiddelde verwevenheid met de andere kennisvelden is aangegeven met een '+'. Een gemiddelde verwevenheid is aangegeven met een 'o' en een benedengemiddelde verwevenheid is aangegeven met een '-'. Absorptievermogen van de toepassingssectoren Technologische mogelijkheden blijven onbenut als de sectoren waar toepassing zou kunnen plaatsvinden, niet in staat zijn om kennis om te zetten in vernieuwingen. Op basis van innovatiegegevens hebben we per kennisveld een raming gemaakt van het absorptievermogen van de sectoren die met het kennisveld te maken krijgen. Dit is gedaan met de in paragraaf 5.1 genoemde innovatiekenmerken (productinnovatie, procesinnovatie, samenwerking en gebruik van innovatiesubsidies). Een bovengemiddelde score is omgescoord naar een '+'. Een gemiddelde score is aangegeven met een 'o' en een benedengemiddelde score is aangegeven met een '-'. Omvang van relevante sectoren De kans op transsectorale innovatie neemt niet alleen toe met het aantal sectoren, maar ook de omvang van die sectoren kan worden meegewogen. We veronderstellen dat de potentie voor transsectorale innovaties binnen een kennisveld toeneemt bij een hogere toegevoegde waarde van de betrokken sectoren. Een bovengemiddeld aandeel is aangegeven met een '+'. Een gemiddeld aandeel in de toegevoegde waarde is aangegeven met een 'o' en een benedengemiddeld aandeel is aangegeven met een '-'. Samenvatting van de scores per kennisveld In tabel 8 zijn de scores per kennisveld weergegeven. Biotechnologie zal in de komende tien jaar met de hoogste waarschijnlijkheid leiden tot transsectorale innovatie in het be-
34
drijfsleven. Op de tweede plaats vinden we de kennisvelden Chemie en Medische technologie. Verder hebben negen andere kennisvelden een bovengemiddelde kans dat zij tot transsectorale innovaties leiden, waaronder beleidsmatig actuele technologiegebieden als micro-elektronica en informatica. tabel 8
Potentie van technologische kennisvelden voor transsectorale innovaties
Kennisveld
aantal
verwevenheid
absorptie-
sectoren
kennisvelden
vermogen
totaalomvang
score
aandrijftechnologie
-
o
-
-
---
aardwetenschappen
-
-
+
-
-----
akoestiek
-
-
-
-
apparatenbouw
+
o
-
+
+
biotechnologie
+
+
+
+
++++
chemie
+
+
+
o
+++
civiele techniek
-
-
+
-
---
elektrotechniek
+
o
+
o
++
energietechnologie
-
+
+
-
o
fysica
-
-
+
o
-
hoogfrequenttechnologie
-
-
-
-
----
informatica
+
+
-
+
++
lucht- en ruimtevaart
-
-
-
-
----
materiaaltechnologie
+
+
-
+
++
mechanica
o
-
o
-
--
medische technologie
+
+
o
+
+++
microbiologie
-
-
+
-
--
micro-elektronica
+
+
-
+
++
microsysteemtechnologie
+
o
o
+
++
nanotechnologie
o
o
+
-
o
optica
o
o
-
+
o
procestechnologie
+
+
-
+
++
productietechnologie
+
-
+
+
++
sensortechnologie
+
+
-
+
++
simulatie en ontwikkeling
+
-
-
+
o
toegepaste wiskunde
-
-
+
o
-
N.B. +: bovengemiddeld, o: gemiddeld, -: ondergemiddeld. Bron: EIM, 2005.
Opvallend is dat verschillende kennisvelden niet de maximale score behalen, omdat de toepassingssectoren een minder goed absorptievermogen hebben. Concreet is dat het geval bij Procestechnologie, Materiaaltechnologie, Micro-elektronica, Informatica en Sensortechnologie. De sectoren waar toepassing zou kunnen plaatsvinden zijn verhoudingsgewijs minder innovatief (bijv. de detailhandel). Om deze kennisvelden in baanbrekende innovaties te vertalen zou een flankerende impuls nuttig zijn om de innovativiteit van de betrokken sectoren te verbeteren. Deze sectoren hebben een relatief grote omvang in termen van aantallen bedrijven en schaalomvang, en vertegenwoordigen daarmee een aanzienlijk economisch belang. Tegelijkertijd zien we dat de innovativiteit van relevante sectoren behorend bij de kennisvelden Fysica, Nanotechnologie, Microbiologie, Civiele techniek, Aardwetenschappen en Toegepaste wiskunde bovengemiddeld is. Voor deze kennisvelden geldt echter dat
35
op de andere variabelen gemiddeld of zelfs benedengemiddeld wordt gescoord. Er zullen zich binnen deze gebieden zeker kansrijke business opportunities voordoen, maar de kans op transsectorale innovaties met een grote economische spin-off lijkt in de komende tien jaar gering.
36
6
Conclusies
Niet iedere innovatie heeft een even grote invloed op de dynamiek van het bedrijfsleven. Het doel van deze studie is om het begrip transsectorale innovatie te definiëren en het een plaats te geven ten opzichte van reguliere innovaties in het bedrijfsleven. Transsectorale innovaties kunnen tot enorme veranderingen in het bedrijfsleven leiden omdat ze bij gebleken succes op grote schaal worden nagevolgd. De onderzoeksvragen en de antwoorden In dit rapport stonden centraal de vragen: 1 Wat is transsectorale innovatie en waarin verschilt het van reguliere innovaties? 2 Hoe ontstaat transsectorale innovatie? 3 Welke voorbeelden zijn er te geven van transsectorale innovatie? 4 Welke sectoren krijgen in de nabije toekomst met transsectorale innovatie te maken, en in welke sectoren zal dat vooral ook het MKB zijn? 5 In welke technologische kennisvelden zullen veel transsectorale innovaties ontstaan? Ad 1. Transsectorale innovatie is risicovolle, doelbewuste, veelal technologische vernieuwing in bedrijven, gebaseerd op de implementatie van ideeën die zijn opgedaan buiten de eigen sector, gerealiseerd met behulp van partijen die niet tot de dagelijkse bedrijfsomgeving behoren, en leidend tot een nieuw paradigma op de manier van produceren/zakendoen in de sector. De verschillen ten opzichte van 'gewone' innovaties zijn derhalve: − het idee voor een transsectorale innovatie komt voor het innoverende bedrijf buiten de eigen bedrijfskolom. Het kan ook gaan om ideeën uit non-profitsectoren als onderwijs- en kennisinstellingen; − betrokkenheid van ongebruikelijke partijen. Dit maakt dat transsectorale innovatie niet voor iedere willekeurige ondernemer is weggelegd. Men moet bereid en in staat zijn om buiten bestaande conventies te treden; − het zijn risicovolle trajecten. De kans op mislukking is relatief groot, in tegenstelling tot adopties van elders ontwikkelde innovaties zoals de aanschaf van een nieuw computersysteem; − het leidt tot een ander paradigma op de manier van produceren/zakendoen in de branche. Indien succesvol, impliceren transsectorale innovaties een sprong ten opzichte van wat al bestond. Bestaande kennis en vaardigheden worden overbodig of moeten wezenlijk veranderen; − de bron ligt vaak in technologische ontwikkelingen of toepassingen. Transsectorale innovatie is géén volledig nieuw begrip. Het overlapt met andere vormen van innovatie die in de literatuur zijn beschreven, zoals radicale innovatie, architectonische innovatie en disruptive technological change. De meerwaarde van transsectorale innovatie is dat het de aandacht vestigt op de eerste toepassingen van nieuwe technologie in een bedrijfstak die tot enorme veranderingen kunnen leiden omdat ze bij gebleken succes op grote schaal worden nagevolgd. Ad 2. In dit rapport keken we naar technologie als oorzaak van transsectorale innovatie. Nieuwe technologie leidt vrijwel direct tot mogelijkheden om nieuwe producten en/of
37
diensten te ontwikkelen (productinnovatie), dan wel op een andere manier te vervaardigen (procesinnovatie). Als een technologie is ontwikkeld of in belangrijke mate verbeterd, kan diffusie plaatsvinden. Van diffusie is sprake zodra een nieuwe vinding van de originele 'uitvinder' wordt overgenomen door andere gebruikers. Van transsectorale innovatie is sprake bij een eerste toepassing van nieuwe technologie in een bepaalde sector, of de eerste toepassing van bestaande technologie van de ene naar de andere bedrijfskolom. Verschillende typen van bedrijven kunnen transsectoraal innoveren, niet alleen het R&Dintensieve grootbedrijf, maar ook kleine bedrijven waar de individuele ondernemer voortrekker is van transsectorale innovatie. Een hieraan verwante groep zijn uitvinders die een bevlogen idee kunnen hebben met transsectorale kenmerken. Meestal zijn dit mensen die ergens in loondienst werken, in elk geval met een andere inkomstenbron, die mogelijk een eigen bedrijf starten om een innovatie te exploiteren. Ad 3. In diepte-interviews met trendwatchers, branche- en technologiedeskundigen zijn verschillende voorbeelden geïdentificeerd van transsectorale innovaties. Duidelijk is dat transsectorale innovaties in alle sectoren kunnen voorkomen. De gegeven voorbeelden vinden hun toepassing in bijvoorbeeld de visserijsector, machine-industrie, autoindustrie, scheepvaart en groothandel. Ad 4. Een eerste analyse op bestanden van TNO en EIM leert dat veel hightech sectoren in de industrie en de dienstverlening in de komende tien jaar een bovengemiddelde kans op 1 transsectorale innovaties hebben . In drie sectoren liggen transsectorale innovaties het meest voor de hand: − de voedings- en genotmiddelenindustrie − de telecommunicatiesector en − de kennisintensieve zakelijke dienstverlening. Verder blijkt dat sommige sectoren weliswaar een grote kans hebben op transsectorale innovatie, maar het beperkte absorptievermogen van bedrijven zou de realisatie hiervan in de weg kunnen staan. Concreet geldt dit voor de detailhandel en de zorgsector, twee sectoren met relatief veel minder innovatief kleinbedrijf. Een analyse naar grootteklasse leert dat in de voedings- en genotmiddelenindustrie ook voor het MKB veel potentie voor transsectorale innovaties aanwezig is. Verder zien we met name bij industriële sectoren met een oververtegenwoordiging van het middenbedrijf ook een bovengemiddelde potentie voor transsectorale innovaties. Vanwege de relatief hoge innovativiteit van het industriële middenbedrijf lijkt deze groep dan ook in staat om binnen deze sectoren als trekker te fungeren rond transsectorale innovaties. Ad 5. Biotechnologie zal in de komende tien jaar met de hoogste waarschijnlijkheid leiden tot transsectorale innovatie in het bedrijfsleven. Op de tweede plaats vinden we de kennisvelden Chemie en Medische technologie. Verder hebben een aantal kennisvelden een bovengemiddelde kans dat zij tot transsectorale innovaties leiden, waaronder beleids-
1
De uitkomsten van deze analyses zijn indicatief en moeten zeer voorzichtig worden geïnterpreteerd. Zie ook de inleiding op hoofdstuk 5.
38
matig actuele technologiegebieden als Micro-elektronica en Informatica. Opvallend is dat verschillende kennisvelden niet de maximale score behalen, omdat de sectoren waar toepassing zou kunnen plaatsvinden, een minder goed absorptievermogen hebben. Concreet is dat het geval bij Procestechnologie, Materiaaltechnologie, Microelektronica, Informatica en Sensortechnologie. Aanbevelingen en suggesties voor toekomstig onderzoek Transsectorale innovatie is nog geen onderwerp dat expliciet wordt genoemd in het huidige innovatiebeleid. Uiteraard is het gebruik van de term 'transsectorale innovatie' geen doel op zich. Wel vestigt dit rapport de aandacht op het feit dat de ene innovatie de andere niet is: innovaties hebben een verschillende impact op sectoren, ze krijgen in verschillende mate navolging van andere bedrijven. In de toekomst zou men nadrukkelijker rekening kunnen houden met sectoroverstijgende innovaties die een grote impact hebben op het bedrijfsleven en de economische ontwikkeling. Wat de partijen die transsectoraal innoveren betreft, moet worden benadrukt dat verbetering van de interactie tussen kennisinstellingen en het R&D-intensieve bedrijfsleven al volop in de belangstelling staat. Andere bronnen, zoals het toepassen van bestaande technologie in andere bedrijfstakken, krijgen nog minder aandacht. Impliciet zou een dergelijke verbreding betekenen dat ook andere actoren dan kennisinstellingen en innovatieve koplopers in het bedrijfsleven in de spotlights komen te staan. Zo zijn nieuwe toepassingen van bestaande technologie veel vaker het domein van innovatieve volgers en toepassers, en ook van uitvinders (ook in het recente AWT-advies (2005) over innovatie in het MKB is hiervoor al aandacht gevraagd). We doen ook enkele aanbevelingen voor mogelijke toekomstige studies. Transsectorale innovatie is lang niet voor alle bedrijven weggelegd. Het vraagt om een flinke dosis creativiteit, doorzettingsvermogen om benodigde middelen bij elkaar te krijgen, en het kunnen omgaan met onzekerheid. Volgens Syntens (2005) zijn knelpunten die bij innovatie optreden, veel sterker van toepassing op de transsectorale variant. Verder leiden transsectorale innovaties tot een nieuw paradigma op de manier van produceren/zakendoen in een branche, maar onduidelijk is of dergelijke verandering altijd wenselijk is. Welke economische en maatschappelijke effecten kunnen worden verwacht van transsectorale innovaties? Nader onderzoek zou hierop licht moeten werpen. Een ander punt dat al is benadrukt in de hoofdtekst, is dat - naast diffusie van technologie - ook institutionele veranderingen (andere wet- en regelgeving) transsectorale innovatie in de hand zouden kunnen werken. Dit terrein is nog vrijwel onontgonnen. Als startpunt zou men een inventarisatie kunnen maken van wet- en regelgeving die bij afschaffing, of juist inwerkingtreding, transsectorale innovatie zou bevorderen.
39
Bijlage I Literatuur Abernathy, W.J. & K.B. Clark (1985), 'Mapping the winds of creative destruction', Research Policy, 14(3), 3-22. Afuah, A. (2003), Innovation Management, strategies, implementation, profits, New York: Oxford University Press. Amabile, T.M. (1988), A model of creativity and innovation in: organizations. In: B.M. Shaw & Cummings (Eds.), Research in organizational behavior, vol 10, 123-167. AWT (20050, Innovatie zonder inventie: kennisbenutting in het MKB, AWT: Den Haag. Baken, N.. & P. Koudstaal (2004), Transsectoraal innoveren: ontwikkel een visie met passie, Syntens/TU Delft. Bergman, J., A. Jantunen & J.M. Saksa, (2004) Managing knowledge creation and sharing - scenarios and dynamic capabilities in inter-industrial knowledge networks, Journal of Knowledge Management, vol. 8, no. 6, p. 63-76. Bertholet, C. (1989), Technologies for developing countries, TUE: Eindhoven. Bonanzinga, P., C. Leporelli, E. Nicolò, (1991), The diffusion of a new telecommunication service: Network constraints and service quality in a dynamic interpretative model, Technological Forecasting and Social Change, 39, p. 363-376. Bozeman, B. (2000), 'Technology transfer and public policy: a review of research and theory', Research Policy, 29: 627-655. Braaksma, R.M. (1995), Technostarters onder de loep genomen, EIM, Zoetermeer. Calantone, R.J., S.T. Cavusgil & Y. Zhao, (2002) Learning orientation, firm innovation capability, and firm performance, Industrial Marketing Management, 31, p. 515- 524. Carbonara, N. (2004) Innovation processes within geographical clusters: a cognitive approach, Technovation, 24, p. 17-28. Chandler, A.D. Jr. (1977), The invisible hand: the managerial revolution in American Business, Cambridge, MA: Harvard University Press. Christensen, C.M. (1997), The Innovator's Dilemma, Boston: Harvard Business School Press. Collins, P.D., J. Hage & F.M. Hull (1988), 'Organizational and technological predictors of change in automaticity', Academy of Management Journal, 31, (3), 512-543. Cusumano, M.A., Y. Mylonadis & R.S. Rosenbloom (1997), Strategic manoeuvering and mass-market dynamics: the triumph of VHS over Beta, in: Tushman, M.L. & P.C. Anderson (1997), Managing strategic innovation and change, New York: Oxford University Press. DeBresson, C., 1995, Predicting the most likely diffusion sequence of a new technology through the economy: The case of superconductivity, Research Policy, 24, p. 685-705. Doloreux, D. (2002), What we should know about regional systems of innovation, Technology in Society, 24, p. 243-263. Dosi, G., (1997) Opportunities, incentives and the collective patterns of technological change, Economic Journal, 1997.
41
Edquist, C. (2004) Systems of innovation: Perspective and challenges, in: The Oxford Handbook of Innovation, pp. 181-209, OUP 2004. Egmond-de Wilde de Ligny, E.L.C. van & A. Kuijsters (2005), Transsectorale innovatie, TU Eindhoven: Eindhoven. ESCAP (1989), Technology Atlas project, ESCAP (United Nations Economic and Social Commission for Asia and the Pacific). Evangelista, R. (2000), Sectoral Patterns of Technological Change in Services, Economics of Innovation and New Technology, 9, p. 183-221. Ex, F. van, Technologische innovatie en diffusie, economische groei en technologisch beleid: een literatuuroverzicht, CESIT (Centrum voor de Economische Studie van Innovatie en Technologie) Discussion paper No 99-03, Antwerpen, 1999. Freeman, C. (1974), The Economics of Industrial Innovation, Penguin Books, Harmondsworth. Freeman, C., L. Clark & L. Soete (1982), Unemployment and technical innovation, a study of long waves and economic development, Frances Pinter, London. Glasmeier, A. (1997), Technological discontinuities and flexible production networks: the case of Switzerland and the World watch industry, in: Tushman, M.L. & P.C. Anderson (1997), Managing strategic innovation and change, New York: Oxford University Press. Grote Winkler Prins Encyclopedie (1992), Deel 12, Amsterdam. Hislop, D. (2005), Knowledge management in organisations, Oxford University Press. Jerez-Gómez, P., J. Céspedes-Lorente & R. Valle-Cabrera, Organizational learning capability: a proposal of measurement, Journal of Business Research, 58, p. 715-725. Jong, J.P.J. de & O. Marsili (2004), How do small firms innovate? A classification of Dutch SMEs, EIM: Zoetermeer. Jong, J.P.J. de (2005), De bron van innovatie: rol van netwerken bij de totstandkoming van innovaties in het MKB, EIM: Zoetermeer. Kanter, R.M. (1983), The change masters, New York: Simon & Schuster. Kelly, M. & H. Brooks (1991), External learning opportunities and the diffusion of process innovations to small firms, Technological Forecasting and Social Change, 39, p. 103-125. Kimberly, J.R., & M.J. Evanisko, 1981, 'Organizational innovation: The influence of individual, organizational, and contextual factors on hospital adoption of technological and administrative innovations', Academy of Management Journal, 24, (4), 689-713. King, N. & N. Anderson (2002), Managing innovation and change: a critical guide for organizations, Thomson, London. Kirzner, I. (1973), Competition and entrepreneurship, Chicago, IL: University of Chicago Press. Kleinknecht, A. (1993), Why do we need new innovation output indicators? An introduction. In. A. Kleinknecht and D. Bain (Eds.). New Concepts in Innovation Output Measurement. New York: St. Martin's Press, 1-9. Kline, S.J., and N. Rosenberg (1986), An overview of innovation. In: R. Landau and N. Rosenberg, The Positive sum strategy: harnessing technology for economic growth, Washington D.C.: National Academy Press.
42
Lemon, M. & P.S. Sahota, Organizational culture as a knowledge repository for increased innovative capacity, Technovation, 24 (2004) 483-498. Lundvall, B.A. (1992), National systems of innovation; Towards a theory of innovation an interactive learning, London: Pinter. Midgley, D.F., P.D. Morrison & J.H. Roberts, 1992-93, The effect of the network structure on industrial diffusion processes, Research Policy, 21, p. 533-552. Minguzzi, A. & R. Passaro (2000), The network of relationships between the economic environment and the entrepreneurial culture in small firms, Journal of Business Venturing, 16, 181-207. Myers, S., & D.G. Marquis (1969), Successful industrial innovations, NSF 69-17, National Science Foundation. Panizzolo, R., 1998, 'Managing innovation in SMEs: A multiple case analysis of the adoption and implementation of product and process design technologies', Small Business Economics, 11, 25-42. Pavitt, K. (1984), Sectoral Patterns of Technical Change: Towards a Taxonomy and a Theory, Research Policy, 13(6), pp. 343-373. Perez, C. (2004), Technological revolutions, paradigm shifts and socio-institutional change. In: Reinert, Erik (2004), Globalization, economical development and inequality; an alternative perspective, Edward Elgar: Cheltenham, UK/Northampton, p. 217-242. Rogers, E. M. & Shoemaker, F. F. (1971), Communication of Innovations: a crosscultural approach, New York: Free Press. Rosenberg, N. (1976), Perspectives on Technology, Cambridge University Press. Schumpeter, J.A. (1934), Theory of economic development, Cambridge: Harvard University Press. Stewart, F. (1977), Technology and Underdevelopment, Macmillan. Strang, D. & J.W. Meyer (1993), Institutional conditions for diffusion, Theory and Society, 22, p. 487-511. Syntens (2005), AntenneWijzer 2005: signalen van Syntens-adviseurs, Den Haag. Teece, D.J., G.P. Pisano & A. Shuen (1997), Dynamic capabilities and strategic management, Strategic Management Journal, 18 (7), p. 509-533. Thurow, L. (2003), Fortune favors the bold: what we must do to build a new and lasting global prosperity, New York: HarperCollins. Tidd, J., J. Bessant & K. Pavitt (2001) Managing Innovation - Integrating Technological, Market and Organizational Change, John Wiley & Sons, 2nd edition. Tushman, M.L., P.C. Anderson & C. O'Reilly (1997), Technology cycles, innovation streams, and ambidextrous organizations: organization renewal through innovation streams and strategic change, in: Tushman, M.L. & P.C. Anderson (1997), Managing strategic innovation and change, New York: Oxford University Press. Van Dale (1992), Groot woordenboek der Nederlandse taal, Van Dale: Utrecht. Ven, A.H. van de, H.L. Angle & M.S. Poole (1989), Research on the management of innovation: the Minnesota studies, New York: Harper & Row. Von Hippel, E., The sources of innovation, Oxford University Press, New York, 1988.
43
Wennekers, A.R.M., J. Meijaard, P.J.M. Vroonhof & N.S. Bosma (2005), Maatschappelijke urgentie van ondernemerschap, SMO: Den Haag. West, M. & J. Farr (1989), Innovation at work: Psychological perspectives, Social Behavior, 4, p. 15-30. Wheelwright, S., & K. Clark (1992), Revolutionising product development, Free Press, New York. Zaltman, G. & N. Lin (1986), The nature of innovations, in: A.J. Cozijnsen & W.J. Vrakking (1986), Handboek voor strategisch innoveren (Handbook of strategic innovation), Deventer. Zaltman, G., R. Duncan & J. Holbek (1973), Innovations and Organizations, New York: Wiley. Zhang, M., A. Macpherson, D. Taylor & O. Jones (2004), Networks of learning: SME managerial approaches and responses, Alison Wilson Centre for Enterprise, Manchester Metropolitain University Business School, Manchester.
44
Bijlage II Diepte-interviews Om actuele voorbeelden te vinden van transsectorale innovaties werden diepteinterviews uitgevoerd met de volgende deskundigen: − Peter Tol (Syntens Alkmaar) − Patrick de Jager (TNO) − Theo Groen (Prisma & Partners) − Gerard Roorda (Syntens Groningen) − Frans Stel (NOM) − Michiel van Overbeek (Kristalhelder) − Henny van der Pluijm (VentureMedia) − Cees Buisman (Wetsus, Universiteit Wageningen) Met elke deskundige werd over één of meer voorbeelden van gedachten gewisseld aan de hand van de gespreksleidraad: − Welke voorbeeld(en) van transsectorale innovatie kent u? − Wat is de herkomst van het idee, waar en hoe is het ontstaan? − Welke technologie past men toe? − Welke sectoren/kennisinstellingen dragen eraan bij? − Welke risico's lopen de betrokken partijen? − Wat is er radicaal anders aan? Tot welk nieuw paradigma leidt het? Wij danken de geïnterviewden voor hun tijd en hun bereidheid tot deelname aan het onderzoek.
45
Bijlage III Databestanden Om uitspraken te kunnen doen over de toekomst van transsectorale innovatie heeft EIM twee bronnen gebruikt: − De Dynamodatabase van TNO − Datasets uit het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap van EIM. Ad Dynamodatabase Dynamo staat voor 'Dynamische Monitoring' en is een initiatief dat het Ministerie van Economische Zaken enkele jaren geleden is gestart om met behulp van een open en systematisch proces nieuwe innovatiegebieden te identificeren. Het doel van Dynamo is om inzicht te verschaffen in nieuwe innovatieve ontwikkelingen in het bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur, en partijen aan te zetten tot samenwerking. De uitvoering van Dynamo is in de handen van TNO. In de zogenaamde Dynamodatabase zijn (door medewerkers van EZ, TNO en andere partijen) een groot aantal innovatie1 gerichte ontwikkelingen en trends ingevoerd . Per trend registreert Dynamo o.a. de bijbehorende technologische kennisvelden, de sectoren waarin de trend gaat spelen, en de termijn waarop de trend belangrijk wordt. In het voorjaar van 2004 telde de database vele honderden trends, verdeeld over 26 technologische kennisvelden en 41 sectoren van het bedrijfsleven (voor toelichting op de kennisvelden zie bijlage IV). Ad BLISS Aan de informatie uit de Dynamodatabase heeft EIM gegevens gekoppeld uit het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat EIM uitvoert in opdracht van het 2 Ministerie van Economische Zaken . Dit onderzoeksprogramma kent verschillende datasets. Aan de Dynamodatabase zijn toegevoegd gegevens over de innovativiteit (gebaseerd op de innovatiemaatstaven van EIM) en structuur van sectoren (gebaseerd op EIM's bedrijfsleven informatiesysteem). De volgende indicatoren zijn toegevoegd: recente productinnovaties in de sector, recente productinnovaties nieuw voor de sector, recente procesinnovaties, samenwerking, gebruik van innovatiesubsidies, afzet, werkgelegenheid, toegevoegde waarde, aantal actieve ondernemingen. Samenvattend is door verschillende bestanden te koppelen een dataset ontstaan waarin gegevens over technologische trends, kennisvelden en sectoren (innovatie, structuurkenmerken) samenkomen. Dit bestand was de basis voor onze bevindingen in hoofdstuk 5. Meer informatie over de gehanteerde dataset en de uitgevoerde analyses is te verkrijgen bij Arnoud Muizer,
[email protected], tel. 079 343 02 17.
1
2
Zie ook www.minez.nl/content.jsp?objectid=21017. Zie www.eim.net.
47
Bijlage IV Generieke technologische kennisvelden Dynamo is een initiatief van het Ministerie van Economische Zaken om met behulp van een open en systematisch proces nieuwe innovatiegebieden te identificeren. De uitvoering van Dynamo is in de handen van TNO. In de zogenaamde Dynamodatabase zijn (door medewerkers van EZ, TNO en andere partijen) een groot aantal innovatiegerichte 1 ontwikkelingen en trends ingevoerd . In de Dynamodatabase van het Ministerie van EZ en TNO waren in het voorjaar van 2004 in totaal 26 technologische kennisvelden ingevoerd. Hieronder volgt een nadere omschrijving. De kennisvelden zijn overigens niet altijd uitsluitend; zij kunnen overlappen (zie bijvoorbeeld elektrotechniek en microelektronica). Aandrijftechnologie Aandrijftechnologie wordt gebruikt om nieuwe aandrijf- en besturingssystemen te ontwikkelen, bijvoorbeeld bij transportmiddelen zoals een auto of vliegtuig. Recente trends en ontwikkelingen op het gebied van aandrijftechnologie zijn: − All electric car: Het ontwikkelen van vervoersconcepten die volledig elektrisch zijn. Hierbij speelt het ontwikkelen van een nieuwe generatie batterijen voor het opslaan van elektriciteit een centrale rol. − Intelligente rolstoel: De intelligente rolstoel wordt in praktijk toegepast. Deze past zichzelf aan, aan trappen, roltrappen en hellingen − Geluidsarme motoren en banden: Deze geluidsarme motoren en banden maken het mogelijk dat de geluidsoverlast in woonwijken vermindert. Aardwetenschappen Bij Aardwetenschappen wordt 'het systeem aarde' bestudeerd. Centraal staan vragen als: hoe 'werkt' de aarde? Lopen we kans op een aardbeving in Nederland? Ooit nog koud genoeg voor een Elfstedentocht? Hoe lang nog schoon drinkwater voor iedereen? Aardwetenschappers bestuderen de hele aarde: de bodem, het gesteente, mineralen, de waterkringloop, het klimaat, aardbevingen en vulkanen. Recente toepassingen op dit gebied zijn: − Bosmanagementsystemen om de mogelijkheden van bossen duurzaam te benutten. − Bewateringstechnieken: Ontwikkeling nieuwe bewateringstechnieken om landbouw in warmere en aride zones mogelijk te maken. − Milieuvriendelijke vistechnieken: Toepassing van milieuvriendelijke vistechnieken, waardoor minder verstoring van het ecosysteem optreedt. − Weer- en bodemgerelateerde meet-, observatie- en doseringssystemen: Deze systemen maken het mogelijk automatisch een plantspecifieke en situatiegerelateerde verzorging van planten in tuin- en landbouw te bewerkstelligen (toedienen van water, voedingsstoffen en insecticides). Akoestiek Akoestiek is de wetenschap die zich bezighoudt met geluid. Geluid bestaat uit trillingen die zich voortplanten door een medium. In de meeste gevallen is dat lucht. Ook wordt onder akoestiek verstaan de eigenschappen die een ruimte heeft op de klank en nagalm van geluid. Dan kan bijvoorbeeld gesproken worden over 'Deze ruimte heeft een slech-
1
Zie ook www.minez.nl/content.jsp?objectid=21017.
49
te akoestiek'. Bedoeld wordt dan dat de eigenschappen van die ruimte niet overeenkomen met het gebruik. Aan een concertzaal worden bijvoorbeeld heel andere eisen gesteld dan aan een collegezaal. Akoestische toepassingen die momenteel sterk in ontwikkeling zijn: − Huishoudelijke apparaten met voice control: Ontwikkeling van huishoudelijke apparaten waarbij de interactie met het product verloopt via de stem. − Spraakinteractie met machines: De communicatie tussen mens en machine vindt geheel via spraak plaats. − Audiosystemen voor in de tuin: Ontwikkeling van audiosystemen in de tuin die geen overlast veroorzaken voor mensen in omliggende tuinen. De essentie van deze innovatie is dat de output specifiek gericht is op een enkele persoon. − Geluidsarm wegdek: Nieuw wegdek voor het reduceren van bandengeruis (ZOAB). − Geluidsdempende bouwmaterialen: Deze geluidsdempende bouwmaterialen maken het mogelijk dat de geluidsoverlast in woonwijken vermindert. Hierbij kan ook gedacht worden aan actieve geluiddempers (anti-geluid) in materialen. − Stille helikopters: Innovatieve stille helikopters die aan de geluidsnormen voldoen, zelfs bij het opstijgen en landen dichtbij bevolkte gebieden. Apparatenbouw De bouw van apparaten voor toepassingen in productieprocessen, kantoren, huishoudens en vervoermiddelen omvat vele wetenschappelijke disciplines. Recente trends en ontwikkelingen op dit gebied zijn: − Intelligente materialen voor verhoging efficiënte machines: Intelligente materialen met de eigenschap zich aan te passen aan invloeden van buitenaf kunnen leiden tot de verhoging van efficiëntie van machines. − Geavanceerde stofafvanging: Verbeterde stofafvangtechnieken voor grote volumes, waardoor de uitstoot van fijn stof en zware metalen wordt verminderd. − Intelligente wasmachine: Wasmachine die detecteert wat er voor wasgoed inzit, welke kleur, welk gewicht, vuilgraad; en bepaalt zelf de wastijd en hoeveelheid wasmiddel. − On-line monitoring en controle van vaste bouwdelen: Ontwikkeling van een methode om vaste keramische bouwdelen continu en zonder kapot te maken te testen. Biotechnologie De term biotechnologie staat voor het samenbrengen van de kennis over levende natuur (bio) en techniek, met als doel om levende organismen te gebruiken voor praktische toepassingen voor de mens. Biotechnologie betreft technieken en processen om vormen van biologisch leven te analyseren en te gebruiken voor de ontwikkeling van betere producten en productieprocessen voor industriële, agrarische en maatschappelijke toepassingen. Bijvoorbeeld het kruisen van gewassen om zo gewassen te krijgen met bepaalde eigenschappen, nieuwe medicijnen produceren of milieuvriendelijker wasmiddelen maken. Recente trends en ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld: − Biobased products: Industriële producten uit allerlei biologische materialen/gewassen kunnen de basis zijn voor allerlei uitgangsstoffen voor chemie en de toepassing van nieuwe materialen, en nieuwe brandstoffen. − Voedsel met natuurlijke conserveringsmiddelen: nieuwe conserveringstechnieken die een positieve impact op de voedselkwaliteit hebben. − Industrieel geproduceerd voedsel: Substantiële verschuiving van dier naar industrieel geproduceerd vlees, dit door middel van een op een watercultuur gevoede spier, gebaseerd op een selectieve gene expression.
50
− −
−
Functional foods voor ouderen: Geneeskundig voedsel dat het proces van verouderen vertraagt. Geavanceerde gewas- en dierbescherming: Door het aanpassen van het genetisch materiaal van gewassen en dieren kunnen deze zo worden gemodificeerd dat minder beschermingsmiddelen nodig zijn en voedingsmiddelen beter worden opgenomen. Telen van planten die bestendig zijn tegen droogte en zout: Planten die bestendig zijn tegen droogte en zout bieden bescherming tegen uitbreiding van de woestijn.
Chemie De chemie is de wetenschap die de bouw, de reactie tussen stoffen en de wisselwerkingen van alle materie, levend en niet-levend, bestudeert. Chemici ontdekken voortdurend nieuwe dingen in hun laboratorium. Ze kijken niet alleen of de kwaliteit goed is, maar ze zoeken ook naar nieuwe stoffen die nog nooit gemaakt zijn. Chemische toepassingen vindt men vrijwel overal. Denk aan geneesmiddelen, schoonmaakmiddelen, kleur- en smaakstoffen en de conserveringsmiddelen. Recente trends en ontwikkelingen zijn: − Cloud seeding crystals: Ontwikkeling van verbeterde wolkgroeikristallen die een verbeterde neerslaghoeveelheid creëren. − Oplosmiddelarme verven: Het terugdringen van de schadelijke emissies door het inzetten van oplosmiddelarme verven, zoals watergedragen latex- en acrylverven, high-solids, poedercoating en UV-uithardende verven. − Verbeterde katalysetechnologieën: Ontwikkeling van verbeterde katalysetechnologieën die (een deel van) de hoge temperatuur/hoge druk chemische processen vervangen door lage temperatuur/lage druk procesalternatieven. − Combichem: Combichem is een enabling technology, waarmee een groot aantal chemische reacties op een geminiaturiseerde schaal heel snel na elkaar, of parallel, gecontroleerd en geautomatiseerd uitgevoerd kunnen worden. − Vervanging van chloorhoudende organische stoffen: Effectieve en milieuacceptabele vervanging van chloorhoudende organische materialen. − Hittebestendige polymeren: Hittebestendige polymeren met een hittebestendigheid van 450 graden Celsius vervangen metalen en keramische materialen Civiele techniek Civiele Techniek houdt zich bezig met projecten waarbij het plannen, ontwerpen, realiseren en beheren van bouwwerken, verkeersinfrastructuur of watersystemen centraal staan. Bij dergelijke projecten komt het niet alleen aan op de techniek, maar ook op het oplossen van bedrijfs- en bestuurskundige vraagstukken. Voorbeelden zijn het realiseren van kantoorcomplexen, het oplossen van verkeersproblemen of het in kaart brengen van de zeebodem voor baggerwerkzaamheden. Recente trends en ontwikkelingen zijn: − Verbeterde boortechnieken: Flexibel gestuurde boringen, verhoogde penetratiegraad, gebruik van milieuvriendelijke materialen, waardoor met minder schade voor het directe ecosysteem gas en olie kan worden gewonnen. − Verbeterde ontwerpmethoden in de bouw: Verbeterde bouwontwerpmethoden, zoals procesintegratie en procesverscherping, kunnen leiden tot energie-efficiënte en reductie van emissies. − Hoogwaardig openbaar vervoer: Het toepassen van gekoppelde openbaarvervoersystemen op basis van geautomatiseerd vervoer. − Nieuwe treinen: Nieuwe typen treinen, zoals lightrail, de magneetzweeftrein, en automated people movers.
51
Elektrotechniek Het vakgebied elektrotechniek bevat het hele spectrum aan elektrische en elektronische aspecten van apparaten. Onze samenleving is voor een groot deel afhankelijk van elektronische systemen als computers, draadloze telecommunicatie (gsm), (micro-)elektronica en elektrische energievoorziening. Toepassingen die sterk in ontwikkeling zijn, zijn de volgende: − Displays met beeldkwaliteit gelijkwaardig aan papier: Ontwikkeling van draagbare elektronische displays die papier kunnen vervangen. Als de kwaliteit en functionaliteit gelijkwaardig is aan die van papier, zou dit rapporten, boeken en andersoortig papier kunnen vervangen. − Elektronisch behangpapier: Ontwikkeling van 'behangpapier' op basis van elektronische polymeren waardoor het eenvoudig wordt verschillende prints op de muur te laten verschijnen. Dit biedt vooral meerwaarde in multifunctionele ruimtes. De sfeer kan eenvoudig aangepast worden. − Optimale concept elektromotor: Veel elektromotoren kunnen worden vervangen door energiezuinige elektromotoren met variabele toeren. − Robots als sportpartner van de mens: Robots worden ingezet bij het beoefenen van sport als partner van de mens, bijvoorbeeld bij vechtsporten. Energietechnologie Energietechnologie biedt energieleveranciers, apparatenbouwers, eindgebruikers en de overheid ondersteuning in hun streven naar rationeel energiegebruik, het optimaal inzetten van beschikbare of hernieuwbare energiebronnen. Energietechnologie houdt zich niet alleen bezig met elektriciteitsopwekking en de elektrische distributienetwerken, maar ook met elektrische circuits en materialen (bijvoorbeeld isolatoren) die hoge voltages en stromen kunnen weerstaan en schakelen. Recente trends en ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld: − Alternatieve en industriële efficiencyverbetering, biomassa, nieuw gas/schoon fossiel. − Aardwarmte: Het gebruiken van de aardwarmte als bron voor energie. − Centrale opwekking duurzame energie: Het opwekken van energie door toepassing van windmolens. Hierdoor wordt uitstoot van CO2 vermeden. Ook kan gedacht worden aan grootschalige energieopwekking door middel van brandstofcellen. − Kleren die zonne-energie opvangen en opslaan: Ontwikkeling van flexibele zonnepanelen die in kleren kunnen worden toegepast. Hiermee kan het toenemende aantal draagbare apparaten voorzien worden van energie: uit milieuoogpunt een wenselijke richting. − Energiezuinige huishoudelijke apparatuur: Huishoudelijke apparatuur die 50% energie-efficiënter is dan het huidige aanbod. − Zero energie buildings: Gebouwen die netto geen energie verbruiken. Fysica Fysica is de wetenschap die zich bezighoudt met alle verschijnselen in de natuur. Fysici proberen daarvoor basisprincipes te ontdekken en er wetten voor op te stellen. Steeds betere kennis van de fysicawetten ligt aan de basis van hoogtechnologische ontwikkelingen in onze maatschappij. Recente trends en ontwikkelingen zijn in dit verband: − Gedispergeerde meerfasestroming: Om belangrijke fundamentele kennis te ontwikkelen over de stroming van mengsels. − Quantum computing: Nieuw principe van computerberekeningen, kan een enorme snelheidswinst betekenen voor doorrekenen van bepaalde issues, m.n. op het gebied van life sciences (DNA etc.). QC hoeft niet sneller te zijn dan 'klassieke' computing maar wel voor speciale toepassingen.
52
−
Quantum cryptografie in beveiligingstoepassingen: Quantum cryptografie kan informatie op zo'n manier versturen dat elke poging om af te luisteren merkbaar is.
Hoogfrequenttechnologie Deze techniek wordt veel toegepast op communicatiegebied. Zij omvat toepassingen waarbij trillingen een rol spelen met een frequentie van meer dan 100.000 trillingen per seconde. In dit bereik wordt gebruik gemaakt van alle gangbare zend-, ontvang- en modulatietechnieken. Toepassingen van deze technieken vindt men in analoge datacommunicatie over kabeltelevisienetten. Daarnaast wordt over kabelnetten analoge communicatie toegepast voor telefonie (smalband FM) en videocodeersystemen. Radiografische zend- en ontvangtechnieken worden gebruikt in de sociale alarmering (halszenders) en smartcard technologie (proximity cards). Recente trends en ontwikkelingen zijn: − Geïntegreerde reizigersinformatiesystemen: Via het internet, of de telefoon communiceren over reistijden, files, opbrekingen, treintijden, aanbevelingen voor te gebruiken vervoermiddelen en andere aspecten van 'reizen'. − Datacompressietechnieken: Datacompressietechnieken die multimediacommunicatie mogelijk maken zonder dat glasvezelkabels nodig zijn. − WIFI: Draadloos communicatieprotocol. Alternatief voor UMTS in dichtbevolkte gebieden met hoge datasnelheden. Aanvullend en in steden concurrerend met UMTS, lagere investeringen nodig. − Twee-weg videocommunicatiesysteem in bijvoorbeeld de auto: Videophone en andere videocommunicatietechnieken om te communiceren in mobiele voertuigen. Informatica Informatica is de leer van de automatische gegevensverwerking, zoals tekst, geluid, elektrische signalen, beelden, etc. Al die gegevens moeten worden verzameld, bewerkt, getransporteerd, gepresenteerd en opgeslagen. Computers zetten bijvoorbeeld metingen van weersatellieten om in een voorspelling. Het beeld van de hersenen van een patiënt via de CT-scan wordt na ingewikkelde berekeningen ingekleurd om de arts een beter overzicht te geven. De supermarktketen plaatst automatisch bestellingen bij de groothandel. Computers voeren die bewerkingen uit met een veel grotere snelheid en nauwkeurigheid dan mensen ooit zouden kunnen. Het aantal trends en ontwikkelingen op dit gebied is schier oneindig. Enkele voorbeelden van toepassingen die op dit moment sterk in ontwikkeling zijn: − Handhaving op afstand: Het op afstand verzamelen van informatie over de bedrijfsvoering en op een centrale locatie analyseren van deze gegevens. Hierna kan bij calamiteiten ook fysiek worden ingegrepen. − Weersvoorspelling met hoge zekerheid: Voor efficiëntere planning en productie van agrocultuur en voedsel; weervoorspellingen tot een week van tevoren met een zekerheid van 95%. − Adoptieve intelligentie: Systemen die zichzelf aanpassen door de interactie met de omgeving. − Informatieagent: Het door middel van intelligente zoekmachines ontsluiten van de informatie van het internet. Hierbij is het netwerkkarakter van het internet, met zijn vele toeleveranciers, van groot belang. − Interactieve TV: Praktisch gebruik van interactieve TV waarbij de kijkers verschillende beelden, uitkomsten, camerastanden en windowed replays kiezen. − Expertnavigatiesysteem voor datawarehouses: Ontwikkeling van een expertzoeksysteem om snel de juiste informatie te krijgen uit zeer grote hoeveelheden informatie. Denk bijvoorbeeld aan een 3D presentatie van de informatie waarbij de gebruiker een virtueel archief binnenloopt en laden kan opentrekken.
53
Lucht- en ruimtevaart Lucht- en ruimtevaarttechniek richt zich op het ontwerpen en construeren van vliegtuigen, raketten en satellieten. Lucht- en ruimtevaart staat dicht bij veel maatschappelijke ontwikkelingen. De lucht- en ruimtevaartsector is een 'demonstratiesector' waarin veel eerste toepassingen van wetenschappelijke vondsten plaatsvinden. De verovering van de ruimte is een belangrijke metafoor voor de ontwikkeling van de hedendaagse technologische wereld. Satelliettoepassingen worden bijvoorbeeld steeds meer in het dagelijks leven gebruikt in talrijke sectoren: landbouw, visserij, vervoer, telecommunicatie, milieu, veiligheid, enz. Enkele verwachte ontwikkelingen: − Ruimtetourisme: VS-geleerden claimen dat in 2012 ruimtevaart commercieel mogelijk moet zijn voor ca. $ 15.000 per vlucht − Persoonlijke plaatsbepaling in gebouwen: Met behulp van satellieten bijvoorbeeld in noodgevallen snel positie bepalen en deze doorseinen naar een centrale die dan snel actie kan ondernemen. − Zeppelins: Het gebruik van stille, energiezuinige, verticaal opstijgende en landende vliegtuigen voor interregionaal vervoer. − Stille subsonic vliegtuigen: Grote subsonic vliegtuigen (>300 stoelen) die stil genoeg zijn om 's nachts op te stijgen van en te landen op een vliegveld in bevolkte gebieden. Materiaaltechnologie Materiaaltechnologie houdt zich bezig met de samenstelling en de eigenschappen van bepaalde materialen, bijvoorbeeld rubbersoorten, keramiek en materialen die uit verschillende grondstoffen bestaan, zoals kunststoffen. Met behulp van proeven worden de eigenschappen vastgesteld en wordt de samenstelling gecontroleerd. Hierdoor kunnen er nieuwe materialen of nieuwe toepassingen van materialen worden ontwikkeld, bijvoorbeeld een lichtgevende kunststof, of metalen die kunnen worden gebruikt in extreme condities. Recente trends en ontwikkelingen: − Intelligente verpakkingen die de kwaliteit van de levensmiddelen bepalen (bijv. versheid, vitaminegehalte). − Geheugenmetaal in kleding: is nu nog een gadget maar kan een serieuze economische toepassing krijgen. Bijv. bij temperatuurstijging worden mouwen van shirt opgerold. − Kunstvezels met eigenschappen van natuurlijke vezels: Kunstvezels die eenzelfde draagcomfort hebben als leer, katoen of wol en tevens geverfd kunnen worden. Mechanica De wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van bewegende voorwerpen. Omdat beweging alleen ontstaat als er een kracht op een voorwerp wordt uitgeoefend is de mechanica de leer der krachten. Mechanica bestudeert het gedrag van deeltjes tijdens botsingen en hoe dit gedrag afhangt van hun massa, snelheid en impuls. Ook de elektriciteitsleer is een onderdeel van de mechanica, omdat de elektriciteitsleer zich bezighoudt met bewegende ladingen en elektronen. Te verwachten toepassingen zijn hier: − Human power: Producten die worden aangedreven door middel van menselijke kracht. − Sportgerelateerde cybernetische aanpassingen: Stuurkundige aanpassingen aan het lichaam om sportprestaties te verhogen. − Volautomatische schepen: Schepen die volautomatisch kunnen navigeren en aanmeren. − Vuurbestrijdingsrobots: Deze robots zijn in staat mensen te redden. Ze zijn dus ook voor huishoudelijk gebruik.
54
Medische wetenschappen en technologie De medische sector is een kennisintensieve sector waar - net als in de lucht- en ruimtevaart - veel eerste toepassingen van nieuwe vondsten plaatsvinden. Het kennisveld overlapt deels met andere kennisvelden, zoals bijvoorbeeld biotechnologie en informatica. Recente trends en ontwikkelingen zijn: − Causaal onderzoek naar bijvoorbeeld het verband tussen dieet en kanker, of tussen dieet en lichaamskenmerken. − Organische geleiders en halfgeleiders in de geneeskunde. − Geneesmiddel voor alle typen auto-immuunziekten. Auto-immuunziekten hebben betrekking op afweerstoffen die gericht zijn tegen de eigen lichaamsweefsels. − Digitaal scannen. Centraal staat een elektronisch patiëntendossier dat te allen tijde beschikbaar is, zodat er niet gewacht hoeft te worden bij de verschillende medische behandelingen in het ziekenhuis; dus minder wachtlijsten/wachten. − Virtuele dokter. Op basis van expertsystemen stellen van diagnoses door middel van de computer. − Medische imaging. O.a. door de sterke vergrijzing zal de behoefte aan efficiënte, kwalitatief hoogstaande imaging-technologieën sterk toenemen. Verder zal door de komst van moleculaire medicijnen en genomics een behoefte ontstaan aan zeer geavanceerde imaging-technieken. Microbiologie Microbiologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van microorganismen. Onder micro-organismen verstaat men in de praktijk die organismen die uitsluitend met behulp van een microscoop of een elektronenmicroscoop te zien zijn. Het zijn vaak organismen opgebouwd uit één cel. Micro-organismen hebben dus geen weefsels of organen. Recente trends en ontwikkelingen op dit gebied zijn: − DNA computing: Dit gebruikt inzichten en technieken van de biomoleculaire revolutie, om 'extremely fast, massively parallel processors' te bouwen die ontworpen zijn om een losstaand probleem op te lossen. − Bio-elementen met 1000x groter geheugen: Inzet van bio-elementen in ICT om een 1000 keer grotere opslagcapaciteit te bewerkstelligen Micro-elektronica Dit omvat het miniaturiseren van elektronica door het inzetten van verkleiningstechnologie. Enkele recente trends en ontwikkelingen op het gebied van micro-elektronica zijn: − Globaal controlesysteem voor samenstelling stratosfeer: Een globaal controlesysteem dat veranderingen in de samenstelling van de stratosfeer kan signaleren. − Intelligent geïntegreerde productinfo: Door elektronica kan de informatie over producten (voedingswaarde, milieubelasting, herkomst, e.d.) worden opgenomen in het product zelf. − Geavanceerde diagnostiek: Het combineren van genetic engineering met informatie- en communicatietechnologieën zodat op microniveau diagnoses kunnen worden gesteld. − Elektronische neus: Sluit aan bij sterk groeiende ontwikkeling: voedselveiligheid en versnelde analyse. − Elektrische schakelsystemen lijkend op neurale netwerken: Ontwikkeling van elektrische schakelsystemen die eigenschappen hebben om zichzelf te vormen en te repareren.
55
Microsysteemtechnologie Als definitie van microsysteemtechnologie wordt vaak gebruikt: de techniek om sensoren, signaalverwerkende systemen en actuatoren in een geminiaturiseerde vorm tot een systeem te bouwen dat zelfstandig in staat is signalen waar te nemen, te beslissen en te reageren. Recente trends en ontwikkelingen zijn: − Micromotor: Vormgeheugen metaal gebruikt om motorbeweging te creëren. Dit is een alternatief voor de elektrische motor − Intelligente materialen: Nieuwe materialen uitgerust met sensoren, opslag en effectoren. − Precisielandbouw: Door middel van GPS en robotica optimaal toedienen van nutrienten in de landbouw en veeteelt. Hierbij staat de individuele plant, of het individuele dier centraal. − Home Computer Systems: Aansturing van huishoudelijke apparaten, aansturen van het huishouden, gezondheidscontrole en leren d.m.v. homecomputersystems. Nanotechnologie Het woord nano is afgeleid van het Oud-Griekse woord 'nanos' dat dwerg betekent. Nanotechnologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoeken en ontwikkelen van structuren op nanoschaal (0,1 tot 100 nanometer). 1 nanometer is één miljoenste millimeter. Met nanotechnologie wordt het mogelijk materialen en systemen te ontwikkelen, waarvan de componenten en structuren revolutionair nieuwe, fysische, chemische en biologische eigenschappen, verschijnselen en processen vertonen die samenhangen met de nano-afmetingen. Bij nanotechnologie is het uiteindelijk de bedoeling om molecuul voor molecuul iets op te bouwen, zodat men de eigenschappen ervan heel precies kan bepalen. Zo hopen mensen in de toekomst bijvoorbeeld huidweefsel zelf te kunnen maken, maar ook geïntegreerde circuits ('chips') die heel veel componenten op een erg klein oppervlak bevatten. Toepassingen die worden ontwikkeld, of waarnaar men onderzoek doet, zijn: − Nanoimprint lithografie: Het op nanoniveau bedrukken van materiaal (siliconen). − Nano zonnecellen: Een goedkope nano zonnecel kan niet alleen in andere bouw materialen geïntegreerd worden maar maakt ook goedkope productie mogelijk die er uiteindelijk voor zorgt dat zonne-energie een veelgebruikte alternatieve energiebron wordt. − Moleculaire nanotechnologie: Hierbij gaat het om het beïnvloeden van individuele atomen, om extreem kleine producten te maken. − Moleculen op basis van nanotechnologie: Een voorbeeld is een molecuul die op een slimme wijze continu ingebouwde medicijnen afstaat. − CO-sensoren. Dit is een moleculaire sensor die koolstofmonoxide detecteert. − Moleculair gereedschap: Voor het opsporen en vernietigen van bacteriën en virussen op basis van nanotechnologie. Optica Optica bestudeert het gedrag van licht als vorm van elektromagnetische straling, van fotonen die met de lichtsnelheid reizen en zich soms als een deeltje, maar soms ook als een golf gedragen. Met Elektromagnetische straling wordt bedoeld: voortplanting door de ruimte van elektrische en magnetische oscillaties (trillingen), en met fotonen wordt bedoeld: een verschijningsvorm van elektromagnetische straling. Licht is een voorbeeld van elektromagnetische straling en fotonen. In de optica wordt apparatuur gebruikt om licht te reflecteren, af te buigen, of in kleuren te splitsen. Voorbeelden van instrumenten die in de optica worden gebruikt zijn de lens, het prisma, de tralie, de camera, microscoop etc. Te verwachten toepassingen zijn:
56
− −
−
−
−
Nieuwe gecodeerde communicatiemiddelen met behulp van fotonen. Virtuele productpresentaties: Het op het internet beschikbaar maken van productinformatie die door middel van virtual reality kan worden bekeken door potentiële klanten. 3D televisie zónder bril. Het bekijken van films in 3D vraagt op dit moment nog speciale brillen of andere toebehoren. Een belangrijk ontwikkelingsgebied is het weergeven van een 3D-beeld zonder deze toebehoren. Autostereoscopische displays zijn een voorbeeld hiervan. Camera's in bril geïntegreerd: Ontwikkeling van miniatuurcamera's die in een bril worden geïntegreerd. De miniaturisatie is de essentie van deze innovatie. Er wordt gefilmd 'wat men ziet'. Stemminggevoelige verlichting: Verlichting past zich aan, aan de stemming van de gebruiker.
Productietechnologie Productietechnologie omvat de ontwikkeling en realisatie van machines, systemen en instrumenten. Bij de ontwikkeling hiervan komen diverse disciplines kijken. Hierbij is het essentieel om al die disciplines op de juiste manier te integreren en af te stemmen. Actuele toepassingen zijn o.a.: – het inbouwen van besturingen voor machines en productielijnen – aansturing van kermisattracties – intelligente gebouwen – nieuwe netwerkvormen op basis van internetprotocollen. Procestechnologie Onder procestechnologie verstaan wij de discipline die zich bezighoudt met het op industriële schaal omzetten van grondstoffen in gewenste producten. Een concreet doel is de vergroting van kennis en inzicht, en het toepassen daarvan, in de procesindustrie zoals de chemische industrie, olie- en gasindustrie, voedingsmiddelen-, farmaceutische, biotechnologische en metallurgische industrie. Enkele voorbeelden van actuele ontwikkelingen zijn: − Weer- en bodemgerelateerde meet-, observatie- en doseringssystemen: Deze systemen maken het mogelijk automatisch een plantspecifieke en situatiegerelateerde verzorging van planten in tuin- en landbouw te bewerkstelligen (toedienen van water, voedingsstoffen en insecticides). − Micro-encapsulators. − Verbeterde raffinageprocessen voor schone transportbrandstof: Kosteneffectieve raffinageprocessen die brandstoffen opleveren die voldoen aan de toekomstige milieueisen. − Productie-downsizing: Het loskoppelen van de verschillende elementen van het productieproces, waardoor ook decentrale productie dicht bij de consument plaats kan vinden. Onderdeel is het downsizen van productieprocessen in kleinere hoeveelheden. Sensortechnologie Sensoren registreren één bepaalde eigenschap van een materiaal op één plaats en op één moment. Door meerdere (dezelfde) sensoren op diverse plaatsen op het materiaal te plaatsen en door de meetwaarden op opeenvolgende tijdstippen te bewaren wordt een globaal beeld van de gehele constructie verkregen en wordt de ontwikkeling van de meetwaarden in de tijd geregistreerd.
57
Sensortechnologie kent vele toepassingen in andere kennisvelden. Veelgebruikte sensoren voor 'mechanische' eigenschappen zijn temperatuur, vloeistofdruk, rek, verplaatsing, helling, versnelling en snelheid. Voor (elektro)chemische eigenschappen bestaan sensoren voor onder meer de bepaling van zuurgraad, zuurstofgehalte, relatieve vochtigheid, zoutgehalte, potentiaal en weerstand/geleidbaarheid. Recente trends en ontwikkelingen op het terrein van sensortechnologie: − Ethene sensor: Ultrasensitieve detectie van ethene in CO2-kassen. Dit is een moleculaire sensor − Geursensor: Chemische sensoren met gevoeligheid van menselijke neus. − Brandalarmsystemen met nieuwe sensoren: De nieuwe sensoren kunnen geuren en bewegingen identificeren die wijzen op brand. − Linguïstische aansturing apparatuur: Sensoren maken het mogelijk om door spraak apparaten in bedrijven/industrie en thuis aan te sturen. − Intelligente medicatie: Het door middel van sensoren inschatten van de fysieke conditie van patiënten en op basis van deze informatie continu bijstellen van doseringen. − Sensoren die de plaats innemen van menselijk gevoel/waarnemingen: Deze sensoren zijn in staat direct de zenuwen te stimuleren. Simulatie en ontwikkeling Door middel van simulatie kan in het ontwerpstadium van een project een goed beeld worden verkregen van een nieuw systeem. Er wordt in een vroeg stadium een model van het systeem opgebouwd. In dit model kan de werking geanalyseerd worden, en kunnen zo nodig aanpassingen worden gedaan. De noodzaak tot het bouwen van een prototype wordt hierdoor sterk verminderd. Simulatie kent toepassingen zoals: − Simulatie effecten moleculen in menselijke cellen. − Product- en processimulatie: Het virtueel ontwerpen van processen en producten door middel van CAD/CAM-systemen, waardoor R&D-activiteiten kunnen worden gecomputeriseerd. − Spraaksimulatie: Simulaties van de stem gelijkwaardig aan menselijke stem. Toegepaste wiskunde Toegepaste wiskunde bestudeert hoe wiskunde een bijdrage kan leveren bij het oplossen van probleemsituaties en bij het realiseren van toekomstige ontwikkelingen. Wiskunde speelt een praktische rol in allerlei aspecten van de samenleving: bij de pinpas, in de medische wereld, bij marktonderzoek etc. De toegepaste wiskunde houdt zich bezig met het formuleren van een wiskundig model, met het oplossen van het wiskundige vraagstuk en met het vertalen van de gevonden uitkomst naar een oplossing voor het oorspronkelijke probleem. Enkele actuele toepassingen: – Nieuwe imaging van bodemstructuren: Door middel van nieuwe gecomputeriseerde dataverwerkingstechnieken kan een beter beeld worden verkregen van waar grondstoffen zich bevinden, waardoor onnodige verstoring van het ecosysteem kan worden vermeden. − Auto met automatische besturing: Voertuigen die tijdelijk zonder bestuurder kunnen rijden; On board systemen voor het navigeren van het personenvervoer. Hierdoor kan de meest efficiënte weg worden gevonden. Hierbij gaat het zowel om het zoeken van de weg als om het vermijden van files. − Verkeerstelematica: Het beter aansturen van vervoerstromen, waardoor een efficienter en effectiever gebruik kan worden gemaakt van de bestaande infrastructuur.
58
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
Recente Publieksrapportages A200509 A200508 A200507 A200506 A200505
6-10-2005 20-9-2005 1-9-2005 19-7-2005 6-10 2005
A200504 A200503
27-6-2005 15-6-2005
A200502
17-5-2005
A200501 A200417
26-4-2005 11-4-2005
A200416 A200415 A200414 A200413 A200412 A200411 A200410 A200409 A200408 A200407
12-4-2005 29-3-2005 24-3-2005 21-3-2005 9-3-2005 17-2-2005 25-4-2005 5-1-2005 18-11-2004 14-3-2005
A200406
12-10-2004
A200405 A200404
14-9-2004 11-8-2004
A200403 A200402 A200401 A200318
11-8-2004 5-7-2004 22-6-2004 15-6-2004
A200317 A200316
28-5-2004 22-4-2004
A200315 A200314
10-3-2004 12-3-2004
A200313 A200312 A200311
18-2-2004 12-2-2004 10-2-2004
Creatieve bedrijvigheid in Nederland Ondernemen in de Sectoren Meer MKB-bedrijven in openbare aanbestedingen? Het Nederlandse MKB en de uitbreiding van de EU Entrepreneurship in the Netherlands: SMEs and International co-operation Kleinschalig Ondernemen 2005 Aandacht voor ondernemerschap in het HAVO- en VWOonderwijs Nieuw ondernemerschap in herstel : Global Entrepreneurship Monitor 2004 Spin-offs van grote bedrijven in Nederland Voorbeeldig ondernemen bij bedrijfsoverdracht in het MKB MKB-locaties Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid Internationalisering in het Nederlandse MKB MKB in een periode van deflatie; risico's en strategieën Ondernemen in de zorg De bron van vernieuwing Oudere versus jongere starters De kracht van de organisatie Succesvol op weg op de elektronische snelweg!! Toetredingsbarrières in de praktijk : Veranderingen in de hoogte van toetredingsbarrières in het notariaat en de makelaardij Ga direct naar een standaard reïntegratietraject, ga niet langs start Ondernemen in de Sectoren Innovatief ondernemerschap en de rol van de brancheorganisaties : Een exploratieve toets Starten in de recessie Kleinschalig Ondernemen 2004 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2003 Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het midden- en kleinbedrijf Wordt de spoeling dun? Entrepreneurial Attitudes Versus Entrepreneurial Activities (GEM) Rechtsvormkeuze in het MKB Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - periode 19872002 Het Eureka-gevoel van ICT-gebruik Ondernemen in het Ambacht 2004 Ondernemen in de Industrie 2004
59
A200310 A200309
5-2-2004 22-1-2004
A200308 A200307 A200306 A200305
20-1-2004 17-12-2003 10-12-2003 30-10-2003
A200304 A200303 A200302
14-10-2003 15-9-2003 1-7-2003
A200301 A200215
17-6-2003 23-4-2003
A200214 A200213 A200212 A200211 A200210 A200209 A200208 A200207
26-3-2003 1-4-2003 21-3-2003 26-3-2003 18-3-2003 14-3-2003 11-3-2003 6-3-2003
60
Ondernemen in de Diensten 2004 Onevenredig belast! Administratieve lasten in het kleinbedrijf 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2004 Kansrijker door samenwerking Ondernemen in de Groothandel 2004 De innovativiteit van de Nederlandse industrie, 19982000 Grenzen aan verantwoordelijkheid Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2002 Entrepreneurship in the Netherlands; Knowledge transfer: developing high-tech ventures Kleinschalig Ondernemen 2003 Arbeidsomstandigheden en verzuim in het midden- en kleinbedrijf Ondernemen in de Diensten 2003 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - Editie 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2003 Ondernemen in de Groothandel 2003 Hoe slim zijn jonge ondernemingen? De kortste route naar een kennisrijk MKB Ondernemen in de Industrie 2003 Ondernemen in het Ambacht 2003