TRANSPARANT VOOR HET TRANSCENDENTE
Vensters op het oneindige
"Wie een grens heeft bereikt, heeft er in feite al overheen gekeken"
Mystiek op straatniveau Het Steiger - Rotterdam Augustus 2010
Leo Raph. A. de Jong o.p.
TRANSPARANT VOOR HET TRANSCENDENTE - Leo Raph. A. de Jong o.p. INLEIDING Een van de meest belangrijke elementen van de mystiek is de overgang van het geloven in een God, ginds, ergens buiten mij, ver weg, naar een besef, of ervaring van de "plaats" van God binnen in mijzelf. Ik ben mij er overigens van bewust, dat het hier reeds invoeren van het woord "God" de nodige kansen tot spraakverwarring kan veroorzaken. Het zij zo. Al mijmerend zal er hopelijk wat meer helderheid komen rond dit woord, dat als een container alle mogelijke betekenissen kan meekrijgen. Want ieder mens "schept" zijn/haar eigen God. Zoals Meester Eckhart o.p. (ongev. 1300) het in een preek formuleerde: "God wordt God. Als de schepselen God zeggen, dan wordt God". De eenheid van God en mijzelf voltrekt zich ononderbroken en is niet afhankelijk van mijn inzicht of mijn wil. Zij is zelfs vooraf gegeven aan mijn nadere inzicht , omdat mijn diepste bestaanskern en God samenvallen, één zijn. Hiervoor kunnen talrijke uitspraken van mensen, die wij mystici noemen, worden geciteerd. Zoals Augustinus (ongev. 400), die schreef, dat hij God eerst buiten zich zocht. Totdat hij tot het besef kwam, dat God: "Interior intimo meo" is, mij meer intiem nabij, dan ik mijzelf nabij ben. Teresa van Avila (ongev. 1550) zocht daarom in het diepst van haar "kasteel van de ziel" naar de ruimte, waar haar Majesteitelijke Vriend woonde. En Etty Hillesum (ongev.1942) schreef: "God, U leeft in mij als in een diepe put. Steeds vallen er stenen en gruis in die put. En wat een moeite heb ik om steeds opnieuw al dat puin uit die put te ruimen!" En de Nederlandse dichter Hans Andreus (ongev. 1970) schreef: Afkomst Ik heb al zolang geschreven alsof het licht buiten mij was en ik in het donker zat maar voor me uit te praten. Terwijl ik veel langer al weet (en dat ik dat niet wou toegeven doet minder ter zake) ik ben
1
van binnenin het licht en ben het in de kleuren waarmee het hier op adem komt. En het ogenblik dat ik zie hoe het danst en golft en straalt en niet meer wat of wie. Meester Eckhart noemde deze fundamentele verandering in Godsbesef de "Doorbraak". Vanaf dat moment ben ik mij ervan bewust, dat de Eeuwige steeds bezig is om "in mij Zijn Zoon te baren", in mij "mens te worden", zoals eens, in Jezus van Nazareth. God en mens, God en menswording vallen hier samen, "zijn één", zoals het gebouwd worden van een huis, en het werken van de bouwheer een en hetzelfde zijn, alleen gezien vanuit een ander perspectief. Dit proces start niet bij mijn bewustwording, maar voltrekt zich constant en onherroepelijk, of ik het hiermee eens ben of niet. Zelfs - zei Eckhart eens gedurfd - : of God het ermee eens is of niet, want de Eeuwige kan eenvoudigweg niet anders dan zich in liefde uitstromen in het schepsel. De vraag, de opdracht in dit verband is: ben ik transparant voor dit Licht, dat in mij ontstoken wordt. Mijn werken zal pas echt "goed" zijn, wanneer dit Licht ongehinderd naar buiten schijnt. Maar ook omgekeerd werkt die vraag, die opdracht naar transparantie: kan ik dit Licht ook ontdekken in het andere, in de anderen? kan ik "zonder waarom" de anderen en het andere benaderen; zonder vooringenomenheid, zonder vooroordeel, zonder "gekleurde bril", die mijn zicht op de werkelijkheid verkleurt. Eckhart gebruikte hiervoor het woord "Gelassenheit", dat dus NIET te vertalen is met het Nederlandse "gelatenheid". Over dit doorschijnend worden voor datgene, dat ons van binnen en/of van buiten overstijgt, willen wij in de volgende bladzijden mijmeren. Transparantie dus in twee richtingen. Zoals een schoongemaakt venster zowel het licht van binnen naar buiten, als het licht van buiten naar binnen kan doorlaten, zo kunnen de vensters van onze menselijke geest transparant worden gemaakt voor de oplichtende aanwezigheid van werkelijkheid in mij en rondom mij. --------------------Leo Raph. A. de Jong o.p.
2
TRANSPARANT VOOR HET TRANSCENDENTE - Leo Raph. A. de Jong o.p. EERSTE HOOFDSTUK: HOE WORD IK GEVOELIG VOOR WAT MIJ OVERSTIJGT?
"Er is een kracht in de ziel, die is wijder dan de wijdste hemel, en de hemel is toch ongelooflijk wijd, zo wijd, dat er geen woorden voor zijn, maar die kracht is nog wijder". (Meester Eckhart o.p. - rond 1300 - Preek: "Adolescens, tibi dico") --------------------------------------------"Zoals de kleurenrijkdom van een gebrandschilderd raam pas in alle volheid opglanst en de eigenlijke afbeelding slechts dan zichtbaar wordt, wanneer het zonlicht er doorheen valt, zo is het ook met ons, mensen: het zichtbaar worden van wat wij in diepste Kern zijn hangt af van de mate, waarop wij doorlaatbaar zijn geworden voor het innerlijk Licht, dat de bron is van alle leven en dat ook de dood overstraalt". (Karlfried, Graf von Dürckheim, christelijk zenmeester) ----------------------------------------------“Die angst voor een ruimte, die onbegrensd is, vind ik fascinerend. Het is als een reis, die je in je hoofd maakt, waarbij je tegen een eigen, beperkende ‘schil’ aanbotst, want daarachter moet het eindeloos ruimtelijk zijn. ‘Als ik het einde bereikt heb, ben ik er al voorbij’, zegt de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson.”> (De mezzosopraan Christianne Stotijn in Dagblad "Trouw", 19 Maart 2009, afd. "De Verdieping", blz.22.) --------------------------------------Wat mij in dit laatste citaat opvalt, is dat van de onbegrensde ruimte buiten mij en in mij, gezegd wordt, dat hij tegelijkertijd fascinerend en beangstigend is. Ik hoor er de echo in van de beroemde Godsdienstwetenschapper Rudolf Otto, die over "Het Heilige" noteerde, dat het zowel fascinerend als huiveringwekkend is. Merkwaardige overeenkomst. Zijn ervaringen van "Het Heilige" en van "Het Transcendente" wellicht familie van elkaar? Of misschien zelfs de zelfde? Hoe word ik gevoelig voor wat mij overstijgt? Hoe worden de ramen van mijn geest gewassen, zodat het Licht ongefilterd en niet verkleurd kan binnenkomen (Of naar buiten schijnen)? De weg tot die grotere gevoeligheid wordt meestal aangeduid met de woorden : "Stilte", of "leegte". Toch klinken me deze begrippen zo nog te algemeen. Stilte kan zijn: het ontbreken van
3
geluid; niets meer, niets minder. Leegte kan het ontbreken van wat dan ook aangeven; niets meer, niets minder. Beide woorden zijn dan in ons aanvoelen erg negatief. En dat lijkt me niet de bedoeling, waarop spirituele leraren als Eckhart, Johannes van het Kruis, Ruusbroec, hun aanwijzingen richtten. Ik wil dus drie andere thema's bezien. Het zijn wegen, die mij iets meer transparant kunnen maken en waarvan elk overigens veel stil-worden en veel leegte-van-binnen veronderstelt en bewerkt! Dit niet als het ooit bereiken van een eindstation, waar ik rustig kan gaan zitten om Gods water verder over Gods akkers te laten lopen. Maar als een steeds opnieuw beginnen met het schoonwassen van de vensters van mijn geest. Want steeds opnieuw zal er stof en vuil op komen, zoals dat bij elk venster gebeurt. "Mijn God, U woont in mij als in een diepe put. Steeds opnieuw vallen stenen en puin in die put. Dan is Uw aanwezigheid in mij weer verduisterd. En wat een werk heb ik om steeds opnieuw al dat puin te verwijderen." (Etty Hillesum) "Zen mind: beginners mind". (De zenmeester D. Suzuki) ---------------------------------------------------------------------A) AANDACHTIG ZIJN B) ONBEVANGEN ZIJN C) MEDEDOGEND ZIJN A) AANDACHTIG ZIJN Ik las ooit, dat de gemiddelde tijd, die een museumbezoeker besteedt aan het bekijken van een schilderij, op zijn hoogst tien tot achttien seconden bedraagt! En dat lijkt me bepaald niet voldoende om een schilderij de kans te geven "mij iets te zeggen". Nog een opmerking vooraf: het valt me op, dat het Duitse woord "Andacht" naar Godsdienstige vieringen verwijst. Daarmee wil ik niet suggereren, dat het in dit thema over aandachtigzijn direct en uitsluitend gaat over God en zo. Het begint veel simpeler en veel dichterbij! Het ligt al in de verwondering over een klein plantje, dat in de lente zijn kopje boven de aarde steekt; in het werkelijk proeven van het voedsel, dat ik eet; in het de tijd nemen voor het kijken naar een fraaie, oude boom; in het langdurig ervaren van de licht- en ruimtewerking in een Gotische kathedraal; in het luisteren naar de stilte van de avondschemering; in het aandachtig volgen van mijn eigen adembeweging. En zo kan ik nog een tijdje doorgaan.
4
Maar deze weg in de transcendentie is eindeloos. Met dat aandachtigzijn - ik mag wellicht ook zeggen: met die onbevangen nieuwsgierigheid kan ik steeds verder en verder de ruimte ingaan en tasten naar het oneindige, naar DE ONEINDIGE, wellicht. Want ook mijn tastende vragen kunnen letterlijk "Tot in het oneindige" doorgaan. In zekere zin ga ik zo steeds meer op in het geheel, ervaar ik mij als onderdeel van een verbondenheid, waar ik nooit buiten kan vallen, of ik nu leef of al gestorven ben. Ik ervaar, hoe oneindig veel grootser en overstijgender de werkelijkheid in mij en rondom mij is. "Allah hu akbar", roepen de Moslims. En de christenen spraken over de dom van Utrecht of de dom van 's Hertogenbosch: "DOM": Dominus omnium maior". En beide formuleringen betekenen hetzelfde: De Eeuwige is grootser. De oneindigheid "Steeds was mij deze eenzame heuvel lief en deze heg, die aan zovele zijden de verre horizon aan 't oog onttrekt. Telkens als ik hier zit, stel ik me erachter onmetelijke ruimten voor, en stilten die 't menselijk begrip te boven gaan, en peilloos diepe rust; waarbij ik soms bijna verstijf van angst. En als ik dan de wind door deze takken heen hoor waaien, dan vergelijk ik die immense stilte met dit geruis; ik denk aan eeuwigheid, aan de afgestorven jaren, en aan dit dat leeft, en aan 't geluid ervan. En zo verdrinkt mijn geest in eindeloze diepten, en zoet is 't mij in deze zee te zinken." (Giacomo Leopardi: "I Canti". Vertaling: Frans van Dooren) Dit zich opgenomen voelen in die immense ruimte, waarin alles en ieder, die bestaat en leeft, bestaan heeft en geleefd heeft, een eigen plaats mag hebben en houden, kan dan het beeld oproepen van een kind, dat veilig geborgen is in de schoot van zijn/haar moeder. Zoals gezongen wordt in psalm 139: "Achter mij zijt Gij, vóór mij, rondom mij; Gij hebt Uw hand op mij gelegd.
5
......................... Klom ik op tot de hemel, Gij waart er; lag ik neer bij de doden, daar staat Gij. Sloeg ik dageraadsvleugels uit, streek ik neer aan de uiterste zeekust, ook dáár zou Uw hand mij geleiden, hield mij Uw rechterhand vast". Dit geeft dus een beeld van de/het Onafbeeldbare, die wij - bij gebrek aan beter - :"God" noemen. Het beeld van een dragende, open ruimte, een allesomvattende liefde, waarbuiten niets en niemand vallen kan. Uiteraard is het ook nu maar een woord voor de Onnoembare, en het mag dus weer losgelaten worden, mits de transparantie voor het Transcendente maar blijft en groeit. En of je dat Transcendente nu al of niet "God" noemt, maakt niet zo veel meer uit. Als dat benoemen mij de kans geeft om meer transparant worden, is het erg goed. Als het niet helpt, wellicht zelfs tegenwerkt, kan ik het beter niet doen. Ik vrees, dat dit laatste een van de redenen van de tegenwoordige onkerkelijkheid is. De officiële kerken hebben in het hanteren van de dogma's en de regels van de moraal vaak elke transparantie, elke andere interpretatie, elk zoeken naar een andere ingang, afgesneden. Het kerkelijk geloven wordt dan loodzwaar en potdicht: geen transparantie, geen doorkomen van nieuw belichting meer mogelijk. God en Diens Wil zijn als het ware "eigendom" van de officiële kerk geworden! Maar dan is de transcendentie zoek. Dan maken wij ons een God, zoals wij menen, dat Hij/Zij moet zijn. Om een vergelijking te geven: er zit een jonge zwaluw op een draad. Die draad biedt zekerheid, veiligheid, houvast. Maar pas als hij die zekerheid durft loslaten, kan hij leren vliegen. Dat lijkt me ook op te gaan voor de Geloofszekerheden. Als ik ze niet heb leren betwijfelen, ja zelfs loslaten, leer ik nooit, dat de Immense Ruimte in mij en rondom mij een dragende kracht kan zijn, zodat ik in vrijheid mag vliegen. Meister Eckhart o.p.(ongev. 1300) merkte in een preek nuchter op: “God wordt God. Als de schepselen God noemen, dan wordt God God". En dat gaat natuurlijk ook op voor alle andere woorden, - hoe heilig ook - die wij over God gebruiken. God wordt (voor ons), Wie/Wat wij zeggen dat Hij wordt.
6
Maar Wie, Wat, is God dan, voordat Hij/Zij zo door ons genoemd werd? Wie, Wat is God, voorbij onze menselijke woorden? Precies voor die vraag hebben wij geen antwoorden meer. De vraag reikt buiten ons bevattingsvermogen - buiten onze woorden en begrippen - en dus past alleen nog maar het zwijgen. Daar krijg ik te maken met de Transcendentie in zijn verst reikende en meest pure vorm. Maar precies naar die/dat ONNOEMBARE gaat het liefdevolle zoeken en tasten van de mystici uit. Met minder nemen zij geen genoegen meer. Eckhart tastte naar de oningevulde Ruimte achter "God". Want tot en met dit woord werkt de projectie en maken wij ons een God "Naar ons beeld en gelijkenis". Onze woorden kunnen nu eenmaal niet anders. Pas daarachter bevindt zich de/het Transcendente in Zijn meest pure vorm. "O, Gij, voorbij alle namen. Hoe anders U noemen, Onnoembare, Gij." (Gregorius van Nazianze. Ongev. 380 na Chr.) B) ONBEVANGEN ZIJN Meister Eckhart o.p. legde in zijn uiteenzettingen sterk de nadruk op het begrip: "Gelassenheit". Dit is niet te vertalen met het Nederlandse idee van "gelatenheid". Het woord heeft meer de inhoud, die wij zouden omschrijven met termen als: onbevangenheid, openheid, niet vooringenomen zijn, onbevooroordeeld. Je zou het kunnen vergelijken met het schoonwassen van onze ramen, zodat het Licht zonder belemmering naar binnen - of naar buiten - schijnen kan. Iedere vooringenomenheid en ieder vooroordeel "kleurt" immers de waarneming en maakt mij minder transparant. Ik vind dan, dat een gegeven iets of iemand zus of zo MOET zijn; dat deze waarheid, deze overtuiging, of die dogma's en Godsdienstige gebruiken zo MOETEN zijn en niet anders. En dat je daaraan MOET vasthouden, welke vragen er ook opkomen. Deze overtuigingen verkleuren uiteraard mijn onbevangen waarneming van de werkelijke werkelijkheid. Ik kijk niet meer vrij naar de ander of naar het andere. De vastigheid belemmert of verbiedt zelfs mijn nieuwsgierige vragen. Deze onbevangenheid, dit "leeg worden" werd door Meister Eckhart o.p. de ware armoede genoemd. "Zo gij niet wordt als kinderen.....", zei Jezus.
7
Interessant is, dat in onze tijd bij de psychotherapie precies deze onbevangenheid sterk wordt aangeraden, omdat juist dit onbevooroordeeld luisteren naar iemand genezend werken kan. De ander mag dan zijn-zoalshij/zij is, meer niet, minder niet. En daarin zit natuurlijk al de acceptatie van deze mens als uniek persoon meegegeven. Ik tracht immers werkelijk attent - vol aandacht - te zijn voor de persoon van de ander. De stap naar het volgende punt is dan niet zo groot meer. C) MEDEDOGEN "Tot in zijn ingewanden beroerd door medelijden...." (Matteüs 9, 36. 14,14. 15,32. Marcus 6, 34. 8, 2.) Vanuit de Evangelies krijg ik de indruk, dat voor Jezus van Nazareth precies deze ervaring van diepe emotie als de stem van de Eeuwige gold, die hem tot daden-van-mededogen opriep. Juist deze ervaring maakte hem transparant voor het Transcendente! Professor E. Schillebeeckx o.p. spreekt in dit verband over een "negatieve contrastervaring". Het schokkende gevoel: "Zo mag het niet zijn! Dit kan nooit de bedoeling zijn geweest! Dit mag nooit het laatste woord zijn!" In de formulering van deze ervaring alleen al is het transparant worden te horen; transparant naar een situatie, waarin deze ellende zal verbeterd zijn, zal overstegen zijn. Waarin de diepe duisternis van deze werkelijkheid zal omgevormd worden tot een meer lichtende en bevrijdende realiteit. Jezus zal hier gaan spreken over "Het Koninkrijk der hemelen", en dit niet alleen maar als in een hierNAmaals, maar juist ook als in een hierNUmaals. De Joodse gelovigen noemen het "de Messiaanse tijd". In het Boeddhisme is "Karuna" - mededogen - een van de sleutelbegrippen in de moraal. En hoofdstukken van de Koran beginnen met een soort refrein, een soort thema-stelling, een leeswijzer: "In de naam van Allah, de Barmhartige, vol van genade". En zo bereiken wij het laatste woord, dat in alle Godsdiensten gezegd mag worden van de Onnoembare, voordat de "Wolk van het niet-weten" verder spreken onmogelijk maakt. Of - van de andere kant benaderd - de eerste Naam, die van de Onnoembare gezegd mag worden, na het grote zwijgen. In de Heilige Schrift wordt dat eerste/laatste woord aldus omschreven:
8
"Iedereen die liefheeft is een kind van God, en kent God. De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde". (1 Johannes, 4, 7-9.) -------------------------------------------------------"En nu nog maar alleen het lichaam los te laten de liefste en de kinderen te laten gaan. Alleen nog maar het sterke licht het rode, zuivere van de late zon te zien, te volgen - en de eigen weg te gaan. Het werd, het was, het is gedaan". (M. Vasalis) -----------------------------------------Edward Schillebeeckx o.p. vlak voor zijn overlijden, 23-12-2009. "Ik geloof, dat ik nu geroepen word". Ik zie een deur halfopen....en véél licht". --------------------Leo Raph. A. de Jong o.p.
9
TRANSPARANT VOOR HET TRANSCENDENTE - Leo Raph. A. de Jong o.p. TWEEDE HOOFDSTUK Ik heb de indruk, dat geloven vaak samenhangt met het besef van de totale en onvermijdelijke betrekkelijkheid en vergankelijkheid van de werkelijkheid, waarin en waarmee wij leven. Geloven wordt dan het zoeken naar een antwoord op de fundamentele vraag: "Is er nu echt niets anders dan al dat vergankelijke, onzekere en voorbijgaande, met alle pijn en lijden, die hiermee gepaard gaan? En zelfs het geluk is als een windvlaag, die je niet kunt vasthouden! Is er niets meer, dan er is?" Om het een beetje cynisch te zeggen: "Als je bij de wieg van een pasgeboren kindje staat, is de enige zekerheid, die je hebt: "Hier ligt een ter dood veroordeelde. Wat rest is uitstel van executie!". Zo werd de Boeddha op een zoektocht naar het werkelijke leven geconfronteerd met armoede, ouderdom, ziekte en dood. Hij keerde geschokt naar huis terug en korte tijd later verliet hij alles en iedereen en ging op zoek naar........ Ja, naar wat? Naar een antwoord op die vergankelijkheid? Naar bevrijding uit die eeuwigdurende kringloop van geboren worden en vergaan? Hij zocht naar iets, dat transcendent was aan die vergankelijke werkelijkheid, iets, dat de dagelijkse werkelijkheid van ontstaan en vergaan oversteeg. Op zoek naar transparantie van de dagelijkse werkelijkheid, doorschijnendheid voor trancendentie. Zoals glas-in-lood ramen het licht doorlaten. Zij blijven hun eigen afbeeldingen tonen, maar zijn doorschijnend voor het licht. Die ervaring kwam en zijn verdere leven besteedde hij om aan geïnteresseerden de weg te wijzen naar dat besef van transcendentie. In het Eerste Testament is het vooral het boek Prediker, dat in boeiende beelden de onontkoombare vergankelijkheid en relativiteit van alles en iedereen tekent. "Ik bekeek al het gedoe onder de zon . En het bleek allemaal ijdel en grijpen naar wind.....Overvloed van wijsheid en kennis heb ik opgedaan. Ik nam mij voor het verschil te leren kennen tussen wijsheid en dwaasheid, tussen kennis en onverstand. Maar ik kwam tot het inzicht: ook dat is grijpen naar wind. Want veel wijsheid brengt veel verdriet en hoe groter de kennis, hoe groter de smart." (Prediker, 1,14-18) Uit legendes blijkt, dat de Joden natuurlijk moeite hadden om in dit boek Gods Woord te zien en te erkennen. Wat moet je in Godsnaam letterlijk! - aan met het thema: "Het is, als je het goed bekijkt, allemaal niks, Het is nooit wat geweest en het zal nooit wat worden!".
10
Ik heb de indruk, dat de schrijver van dit prachtig-melancholische boek niet echt kan/wil doorstoten naar iets, dat deze onherroepelijke vergankelijkheid en schaduwzijde van het bestaan zou transcenderen. Vreest hij, dat die "Wijsheid" hem toch weer een rad voor ogen draait? Dat hij zichzelf afsluit voor de harde waarheid? Dat hij zichzelf dan "Opium van het volk" toedient? Zijn advies: Leef in het hier en nu. Doe wat je meent te moeten doen maar neem er wel je verantwoordelijkheid voor! En geniet van wat er te genieten valt. "Het licht is zalig en het is een weldaad voor de ogen de zon te zien. Hoe lang iemand ook leeft, laat hij genieten van elke dag en bedenken dat er nog donkere dagen genoeg zullen zijn en dat alles wat daarna komt ijdel is". (Prediker, 11, 7-10) En ook in het Nieuwe Testament komen we dat probleem van de uiterste relativiteit van de werkelijkheid tegen. Lucas beschrijft hoe Jezus geconfronteerd wordt met moreel heel belangrijke vragen, die binnen onze werkelijkheid gesteld worden. Maar hij weigert radicaal om betrokken te raken in deze binnenwereldse moraliteit, hoe goed die ook lijkt. "Uit het volk zei iemand tegen hem: "Meester, zeg aan mijn broer, dat hij de erfenis met mij deelt". Maar Jezus antwoordde hem: "Man, wie heeft mij over u beiden tot rechter of bemiddelaar aangesteld?" En dan volgt het verhaal van een boer, die een grote oogst binnenhaalt en een zeer verantwoord besluit neemt: ik moet grotere schuren bouwen en kan daarna wat meer van het leven genieten. Ieder verstandig mens zou zo moeten handelen, toch? Jezus reageert: "Dwaas! Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen en al die voorzieningen, die je getroffen hebt, voor wie zijn die dan?" (Lucas, 12, 13-21) Hoe ontkomt Jezus aan die impasse-van-vergankelijkheid? Aan die totale relativiteit, waarop je geen enkele zekerheid kunt bouwen? Door zijn geloof in Abba - Pappa – God, die alles in liefdevolle handen blijft houden, hoe wanhopig de gewone werkelijkheid er ook uitziet! Zo maakt hij zijn werkelijkheid transparant voor het Transcendente, voor God, die alles in allen is en blijft, wat er ook gebeurt; hoe duister de nacht ook is. "Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?........(Matteüs, 27, 45-46) "Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.........." (Lucas, 23, 46) MOMENTEN VAN TRANSPARANTIE. Wanneer God een werkelijkheid is, dan kan Hij nergens anders zijn dan overal. Want zou Hij niet overal, maar ergens zijn, dan was Hij ergens anders niet en dan was Hij gewoon: een-van-de-dingen. Dan was Hij, zoals
11
alles wat bestaat en leeft, aan tijd en plaats gebonden. Dan was Hij dus zeker niet God! Dat betekent, dat dus alles en iedereen transparant kan worden voor het Licht van Gods aanwezigheid, want het is in alles en iedereen aanwezig. Alles en iedereen kan dus voor mij of voor jou een ervaring van Goddelijke Aanwezigheid worden. En als iets een Godservaring voor mij is, behoeft het nog geenszins ook zo'n ervaring voor jou te zijn. Als ik naast Mozes bij het brandende brembos had gestaan, had ik waarschijnlijk niets gehoord en gezien, want de boodschap was niet aan mij gericht, maar aan Mozes. Een ontmoeting, een gesprek, een toevallige zin, die ik in een boek lees en die mij aanspreekt, de schoonheid van een muziekstuk van J.S. Bach of W. A. Mozart, een zin uit de Heilige Schrift, die mij ineens treft, terwijl ik er al tientallen keren overheen had gelezen, de ontroerende kwetsbaarheid van pas ontloken leven, noem maar op..... Johannes van het Kruis schreef rond 1550: "Mijn Lief: donkere bossen, diepe valleien, verre bergen. Muziek van pure stilte." In de Bijbel worden veel van dergelijke gewoon-toevallige gebeurtenissen en ervaringen genoemd, die ineens voor de betrokken persoon of personen opengingen - transparant werden - en het Licht van Gods Aanwezigheid doorlieten. De kolkende rook boven het brandofferaltaar van de tempel, (Jesaia 6, 4), een pot met water, die bruisend staat over te koken,(Jeremia 1,13) de manden met vijgen (Jeremia, 24.),of het mislukken van een pot bij de pottenbakker( Jeremia 18,2), de "toevallige" ontmoeting van Abraham en Sara met drie reizigers,(Genesis, 18),een zware onweersbui boven het Sinaï-gebergte, ( Exodus, 19,16),enz. En zo ook in het Nieuwe testament, waar Paulus letterlijk van zijn paard gebliksemd wordt en dan de Verrezen Heer hoort spreken,(Handelingen, 9,3) In het Nieuwe Testament worden twee menselijke ervaringen met name genoemd, die de mens transparant maken voor Gods Aanwezigheid. Wanneer je "Tot in je ingewanden beroerd wordt door medelijden". (Marcus 6, 34..Lucas 10,33 en andere plaatsen.) En - in het verlengde hiervan wanneer je in liefde jezelf tot naaste maakt voor je medemensen, zelfs voor je vijanden. Want zó maak je Gods Naam -- IK-BEN-BIJ-JULLIE-BETROKKEN -- tot realiteit in onze wereld. "Wat je de minste der mijnen gedaan hebt, heb je mij gedaan".(Matteüs 25, 40.) "Iedereen die liefheeft is een kind van God, en kent God. De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde. En de liefde, die God is......"(1 Johannes, 4,7-9.) Een van de indrukwekkenste verhalen over deze transparantie is voor mij Jezus' verhaal over de barmhartige Samaritaan, die wellicht een verkeerde geloofsrichting aanhangt, maar wel Gods Naam - Gods
12
aanwezigheid voor het slachtoffer - werkeijkheid maakt in zijn medelijden en in zijn helpen. Hij wordt: "IK-BEN-ER-VOOR-JOU". "IK BEN HET LICHT DER WERELD" In de Middeleeuwse theologie werden drie transparante momenten herkend: verum, bonum, pulchrum: waarheid/waarachtigheid, goedheid en schoonheid. Deze drie elementen raken het bestaan in zijn puurste vorm. Niet voor niets werden ze "Transcendentalia" genoemd, want daar kan iets doorbreken, dat grootser is, dan het gegevene in zijn nuchtere vorm. Dan is er weer "meer dan er is" (Richard Schuagt.). Het zijn en blijven gewoon aardse gebeurtenissen. Maar in hun binnenwereldse werkelijkheid breekt een Licht door, zoals de zon de figuren in een glas-in-lood raam laat oplichten en stralen. Zij kunnen de plaats worden voor een "Doorbraak". (Eckhart o.p.) En dat is goed herkenbaar. Je kunt diep geraakt worden door schoonheid, door onverwachte en onverdiende goedheid, door transparante eerlijkheid. Een simpel tekentje van liefde of vriendschap ontroert je intens. Je voelt: zo zou het eigenlijk moeten zijn! Dit is waar het in het bestaan eigenlijk om gaat! Het is "wezenlijk". En je weet ook, dat je het niet zelf kunt oproepen. Als je morgen op dezelfde plek komt, hetzelfde muziekstuk hoort, hetzelfde gedicht leest, dezelfde mens ontmoet, gebeurt er niks bijzonders. Alles is weer, zoals het is en je hebt alleen de herinnering aan wat er ooit gebeurde. Deze doorbraak staat niet los van en naast de alledaagse gebeurtenissen en dingen. Het doorbrekende Licht is de soms om niets oplichtende achtergrond, de diepste dimensie van de dingen en van de gebeurtenissen. En veel spirituele scholen proberen hun leerlingen te onderwijzen om zo transparant mogelijk te worden, opdat het Licht geen hindernissen ondervindt, als het wil doorbreken. Soms breekt dat Licht door: ervaring wordt dan openbaring. De ervaring van dit "temeer; dit oeroud veelteveel". (Richard Schuagt) is niet manipuleerbaar. Het komt over je als gave-om-niets, als genade. En toch vermoed je, dat het bij het meest wezenlijke behoort van wat wij: "menselijk leven" noemen. "Soms breekt Uw Licht in mensen door, onstuitbaar". ( Huub Oosterhuis) --------------------Leo Raph. A. de Jong o.p.
13
TRANSPARANT VOOR HET TRANSCENDENTE - Leo Raph. A. de Jong o.p. DERDE HOOFDSTUK Doorschijnend en open-gevoelig worden voor datgene, dat mij overstijgt; voor datgene, dat grootser is Iedere Godsdienstige beweging begint met ervaringen. Mensen ervaren in een of andere intuïtie, inzicht, tekst, plaats, gebeurtenis, levensloop, enz. iets, dat "Meer" is. Zoals de dichter Richard Schuagt schreef: "Er is vandaag weer veel meer dan er is". Hij waarschuwde er in dit gedicht overigens ook voor, dat je dit "Meer, dan er is", niet moest invullen met al te definitieve verwoordingen: "Maar wat het is, ik kan het je niet zeggen...... En wie het weten, die vertrouw ik niet". Deze religieuze ervaringen zijn natuurlijk lang niet altijd gelijkluidend! Iedere ervaring krijgt ook de kleur mee van degene, die dit ervaart. St. Thomas van Aquino o.p. ( ongev. 1250) schreef: "Alles wat (in ons kennen) wordt opgenomen, wordt opgenomen op de wijze van degene, die het opneemt". (Omne quod recipitur, recipitur secundum modum recipientis.) In tegenwoordig Nederlands omschreven: de kleur van de bril, die je door opvoeding, cultuur, studie, levensloop, enz. opgezet hebt gekregen, bepaalt de kleur, die je het duidelijkst ziet (en filtert andere kleuren ook wel uit). Daarna kan zo'n Godsdienstige beweging uitgroeien tot een culturele stroom, waardoor mensen worden aangesproken en waarin mensen geboren worden, opgroeien, leven en sterven. De ervaring-van-het-begin kan nu gemakkelijk vervangen worden door een soort van hersenspoeling: "Je hebt altijd geleerd, dat het zo en zo is. En wie wat anders beweert, dwaalt. Geloofstwijfels moet je bestrijden en eigen religieuze ervaringen zijn wat verdacht, want ze kunnen wel eens niet passen in de religieuze doctrine!” Geloven wordt nu: "Het aannemen van waarheden, op gezag van een ander" (formulering uit de Rooms-katholieke catechismus). Opnieuw wordt er een zeer gekleurde bril op je neus geduwd. Vaak is een van de gevolgen, dat deze gelovige mens MINDER gevoelig wordt voor religieuze ervaringen. Zijn/haar transparantie wordt immers afgedekt. En het grote stromen is verstard, verhard en soms zelfs ijzig geworden. Het vrij worden van dit soort conditioneringen, die de transparantie verhinderen, is heel wat gemakkelijker gezegd dan gedaan. In dit verband vind ik de uitroep van Meister Eckhart o.p. (ongev. 1300) tijdens een preek vergaand en veelzeggend: "Ik bid God iedere dag mij van God te verlossen".
14
In de Evangelies zijn deze Godsdienstige oerervaringen nog te herkennen, ook in hun diversiteit. In het Evangelie van Marcus zie je, dat de schrijver deze transcendentie - God zelf - ervaart in het optreden, in de woorden en de daden van Jezus van Nazareth, in wat hij deed en hoe hij omging met wat hem overkwam. Dit laatste wordt treffend geformuleerd in de woorden, die een Romeins officier, een heiden, uitsprak bij zijn overlijden: "Waarlijk, deze mens was een Zoon van God!" (Marcus 15,39) Deze religieuze ervaring eindigde dus met de dood. Exegeten menen te kunnen aantonen, dat het korte laatste hoofdstuk in het Marcusevangelie, dat over de verrijzenis gaat, een later toegevoegd gedeelte is. Dit thema zal krachtig geformuleerd worden, wanneer de apostelen een opvolger willen kiezen voor Judas, die zich na het verraad heeft opgehangen. "Dus moet een van de mannen, die tot ons gezelschap behoorden gedurende de tijd dat Jezus onder ons verkeerde...... met ons getuige worden van zijn verrijzenis". (Handelingen, 1, 21+22) Bij Paulus vind je een heel andere oerervaring. Hij heeft Jezus van Nazareth tijdens zijn leven niet gekend. Ja, hij beroemt zich er soms zelfs op, dat hij Jezus in de tijd voorafgaande aan kruisdood en verrijzenis niet gekend heeft! Logisch, dat de andere apostelen wat moeite hebben met zijn apostel-zijn. Voor Paulus is de oerervaring: het letterlijk van zijn paard afgeslagen worden door de enorme energie van de LEVENDE, bij de stadspoort van Damascus. Hij is verblind en kan pas weer zien, als hem de weg van de verrezen Heer gewezen wordt. Logisch, dat dit het uitgangspunt van zijn gelovig denken wordt: Jezus Christus, gestorven, verrezen en nu levend in God en in ons. En bij Lucas en Johannes vind je weer sporen van andere oerervaringen, waar zij op hun beurt van uitgaan. Het feit, dat in de latere christelijke traditie al die stromingen zijn samengekomen in één grote rivier heeft als nadeel gehad, dat het zicht op de diversiteit van de oorspronkelijke ervaringen wat verloren is gegaan en het christelijk geloven een totaalpakket werd, dat je als christen maar gewillig en deemoedig te aanvaarden had. Zelfs werden allerlei andere christelijke stromingen - bijvoorbeeld die van de Gnosis - bewust of onbewust van de hoofdstroom uitgesloten.
15
En dat veroorzaakte natuurlijk ook, dat je eigen ervaringen, twijfels, voorkeuren, gevoeligheden, bijkomstig waren en niet echt ter zake deden. Maar daarmee was dit geloof afgesneden van de voedende levensstroom van de persoonlijke belevingswereld en we konden dus wachten op het moment, dat mensen zouden beginnen te verkondigen: "Het zegt me allemaal niks meer!". Ik meen, dat dit een van de oorzaken van de hedendaagse onkerkelijkheid is. En tevens een van de bronnen van het verschijnsel, dat belangstelling voor spiritualiteit en mystiek zich tegenwoordig vaak afspeelt buiten de officiële kerken. Dit betekent echter ook, dat de officiële kerken afgesneden raken van de bronnen van het religieuze ervaren, die nu net de levenssappen van de Godsdienst leveren. Staan die religieuze ervaringen dan niet ter discussie? Ik zou zeggen: als iemand eerlijk zegt, dat hij of zij een grootse ervaring heeft gehad, staat dat niet ter discussie. Gevoelens staan nu eenmaal niet ter discussie. Wie zou het recht mogen hebben te zeggen, dat ik dit of dat niet zo kon of mocht ervaren?! Wel ter discussie kan en moet staan: de wijze, waarop de ervaring in beelden wordt verteld en in begrippen onder woorden wordt gebracht. Want die beelden en die woorden stammen uit mijn ervaringen en mijn cultuur, uit mijn opvoeding en scholing. Ze worden beïnvloed door onze stijl van denken, door de Godsdienstige opvattingen, de theologie en filosofie van onze plaats en onze tijd. Zij zijn "relatief" in de betekenis: in-relatie-met-mijn-beperkteculturele bagage. Een meisje in Lourdes zal - overigens pas na enige tijd! - de verschijningservaring, die haar overkomt, de naam van "De Onbevlekt Ontvangene", dus van Maria geven. Zou ditzelfde meisje in Mekka hebben geleefd, dat zou de verschijning waarschijnlijk als "Fatima" worden ervaren en benoemd. Zij zijn echter ook "relatief" in een mooie tweede betekenis van het woord: zij verwoorden de relatie tussen mij en de transparante Werkelijkheid, die zich in die ervaring voor mij opende. Het zijn "liefdes-namen", je zou bijna zeggen: "koosnaampjes". Zó spreek ik mijn Geliefde aan! Zij zullen dus kritisch, maar tezelfdertijd met groot respect benaderd moeten worden door buitenstaanders. Niet zo'n gemakkelijke opgave! ---------------------------------Leo Raph. A. de Jong o.p.
16
TRANSPARANT VOOR HET TRANSCENDENTE - Leo Raph. A. de Jong o.p. TEKSTEN Zoals de kleurenrijkdom van een gebrandschilderd raam pas in alle volheid opglanst en de eigenlijke afbeelding pas dan zichtbaar wordt, wanneer het zonlicht er doorheen valt, zo is het ook met ons, mensen: het zichtbaar worden van wat wij in diepste kern zijn hangt af van de mate, waarop wij doorlaatbaar geworden zijn voor het innerlijk Licht, dat de bron is van alle leven en dat ook de dood overstraalt". (Karlfried, Graf von Dúrckheim, christelijk zenmeester, ongev.1975) *** "Er is een kracht in de ziel, die is wijder dan de wijdste hemel, en de hemel is toch ongelooflijk wijd, zo wijd, dat er geen woorden voor zijn. maar die kracht is nog wijder'. (Eckhart o.p., 1300) *** "De mens is een geschapen afgrond. God is een ongeschapen afgrond. De geschapen afgrond moet in de ongeschapen afgrond opgaan". (Tauler o.p., 1350) *** De oneindigheid "Steeds was mij deze eenzame heuvel lief en deze heg, die aan zovele zijden de verre horizon aan het oog onttrekt. Telkens als ik hier zit, stel ik mij erachter onmetelijke ruimte voor, en stilten die 't menselijk begrip te boven gaan, en peilloos diepe rust; waarbij ik soms bijna verstijf van angst. En als ik dan de wind door deze takken heen hoor waaien, dan vergelijk ik die immense stilte met dit geruis: ik denk aan eeuwigheid, aan de afgestorven jaren, en aan dit dat leeft, en aan 't geluid ervan. En zo verdrinkt mijn geest in eindeloze diepten, en zoet is 't mij in deze zee te zinken". (Giacomo Leopardi: "I Canti")
1
"Er is vandaag weer veel meer dan er is. Maar wat het is, ik kan het je niet zeggen. Er is geen uitleg voor, niets dan dit inzicht in een temeer, een oeroud veelteveel. Zie ik het niet, ik zie het als tekort, en houdt het op, ik voel het als gemis. Meer weet ik niet, meer kan ik je nietzeggen. En die het weten, die vertrouw ik niet". (Richard Schuagt) *** "Mijn God, U woont in mij als in een diepe put. Steeds opnieuw vallen stenen en puin in die put. dan is Uw aanwezigheid in mij weer verduisterd. En wat een werk heb ik om steeds opnieuw al dat puin te verwijderen". (Etty Hillesum) *** In de kathedraal van Amiens "Wie op de grond staat en dan hoog omhoog kijkt naar het saamgebundelde verschiet van zuilen en van bundelpijlers ziet de god van de gotiek oog tot oog. Zo hoog en ijl is het gebouw gebouwd dat het een mens zo klein maakt als een mier, zo lang als een giraffe, het is hier dat hij zich uitrekt en zijn god aanschouwt. De oren tuiten in de hoge wind die aangaat in de nok van het heelal, de ogen worden door de waterval van overstelpend hemels licht verblind. Omdat de mens horen en zien vergaat als enkel dat doorschijnend glas hem scheidt van de ontzagwekkende eeuwigheid, de zee van God die in de vensters staat". (Jan Willem Schulte Nordholt.)
2
De moeder het water "Ik ging naar moeder om haar terug te zien. Ik zag een vreemde vrouw. Haar blik was wijd en leeg, als keek zij naar de verre overzijde van een water, niet naar mij. Ik dacht: misschien - toen ik daar stond op het gazon, pilsje gedronken in de kantine van het verpleegtehuis, de tijd ging langzaam in die godvergeten eenzaamheid misschien zou 't goed zijn, als nu Psalmen klonken. Het was mijn moeder, het lijfje dat daar roerloos stond in 't gras, alleen haar dunne haren bewogen nog een beetje in de wind, als voer zij over stille waatren naar een oneindig daar en later, haar God. Er is geen God, maar ik bezwoer Hem Zijn belofte na te komen, haar te bewaren". (Rutger Kopland)
3