Trainershandleiding
Onderwijsondersteunend gedrag educatief partnerschap en taal
Trainershandleiding - Inleiding
Inleiding Goed, Beter, Best! is een cursusprogramma voor ouders met een kind in groep nul en is tevens geschikt voor ouders van kleuters in groep 1 en 2. De cursus richt zich op het verbeteren van • het onderwijsondersteunend gedrag van ouders • het educatief partnerschap van ouders met school • het taalniveau van ouders. Voor de eerste twee onderdelen heeft Stichting de Meeuw het materiaal ontwikkeld. Het bestaat uit: • 63 lessen in 13 thema’s ‘OnderwijsOndersteunend Gedrag’ (OOG) • 18 lessen in 6 thema’s ‘Educatief Partnerschap’ (EP). Het taalgedeelte van Goed, Beter, Best! is ontwikkeld door Alsare Ontwikkeling en Advies. De taaloefeningen zijn afgestemd op de OOG-lessen. Alsare voert het programma uit op basisscholen.
De handleiding is geschreven door: Marian Veldhuis, Stichting de Meeuw Laura van der Baan, Alsare Ontwikkeling en Advies.
Het programma is ontwikkeld in opdracht van de gemeente Rotterdam.
Het project kon worden gerealiseerd dankzij een bijdrage van het Europees Integratiefonds.
3
Trainershandleiding - Inhoud
Inhoud Voorwoord
4
Achtergrondinformatie
5
Methodiek
9
Het lesmateriaal
14
Leer- en einddoelen
17
De opdrachten
18
Bijlagen Bijlage A: Overzicht van alle OOG- en EP-lessen
21
Bijlage B: Vragenlijst ouders OOG en EP
23
Bijlage C: Scorelijst ouders OOG en EP
27
Bijlage D: Legenda van de pictogrammen
30
Bijlage E1: Aftekenlijsten OOG en EP
32
Bijlage E2: Format aftekenlijst opdrachten voor thuis
38
Bijlage F: Trainers stellen vragen
40
Bijlage G: Onderwijsondersteunend gedrag en educatief partnerschap: Welk concreet gedrag vragen we van ouders?
43
Bijlage H: Voorbeeld van een cursusaankondiging
48
Bijlage I:
49
Voorblad Cursistmap GBB!
4
Trainershandleiding - Voorwoord
Voorwoord Het programma Goed, Beter, Best! is bedoeld voor ouders met kinderen in de onderbouw van de basisschool: groep nul, één en twee. Goed, Beter, Best! heeft als doel de ouders intensief te betrekken bij het onderwijs aan hun kind in de onderbouw van de basisschool zodat de kinderen zich optimaal ontwikkelen, thuis en op school. Een belangrijke voorwaarde voor succes op school van kinderen is de betrokkenheid van de ouders bij hetgeen zich op en rond de school afspeelt. Heel belangrijk daarbij is dat leerkrachten en ouders dezelfde taal spreken. Binnen het programma Goed, Beter, Best! wordt daarom ook gewerkt aan het verbeteren van de Nederlandse taal. De ouders leren over de thema’s en activiteiten in de VVE-groepen (groep nul t/m groep 2). Ze leren ook over de rol van ouders als partner van de school in het opvoeden en begeleiden van het kind. Het onderwerp van elke les is gekoppeld aan wat er in de groep van hun kind gebeurt (de VVE-thema’s) en aan wat er in de school gebeurt (oudergesprekken, huisbezoek of een viering). De deelnemende ouders gaan regelmatig de school in om opdrachten te maken en bijvoorbeeld een gesprek te oefenen met een leerkracht. Bij het uitvoeren van het programma Goed, Beter, Best! in de praktijk is de situatie op de specifieke school (de planning van VVE-thema’s, de contactmomenten tussen school en ouders e.d.) leidend voor het plannen van de GBB-lessen. Het gaat hierbij met name om groep nul (cq voorschoolgroep) of de vroegschoolse groep in de onderbouw (groep 1 / groep 2). De leerkrachten van de VVE-groepen zijn dan ook betrokken bij de planning van de lessen. De ouders volgen twintig weken lang, vier dagdelen per week lessen die gaan over onderwijsondersteunend gedrag van ouders, educatief partnerschap en de taal die daarbij nodig is. Een gekwalificeerde docent geeft de lessen. Juist door de sterke verbindingen tussen de setting waar het programma wordt aangeboden (op de basisschool), de inhoudelijke insteek van het programma (de ontwikkeling en opvoeding van het jonge kind) en de doelgroep (ouders van kinderen in groep nul en in de VVE-groepen), biedt het programma de ouders een natuurlijke motivatie om te werken aan het verbeteren van hun kennis en vaardigheden. Goed, Beter, Best! is ontwikkeld door: 1. Stichting de Meeuw, Marian Veldhuis (lessen onderwijsondersteunend gedrag en educatief partnerschap met school); 2. Alsare ontwikkeling en advies (taalwerkbladen met oefeningen). Het programma is tot stand gekomen op basis van de ervaringen die zijn opgedaan in de pilot, die in 2012 is uitgevoerd op 8 basisscholen in Rotterdam met een groep nul, in opdracht van de gemeente Rotterdam (afdeling Jeugd, Onderwijs en Samenleving). Goed, Beter, Best! kon mede tot stand worden gebracht dankzij een bijdrage van het Europees Integratiefonds.
5
Trainershandleiding - Achtergrondinformatie
Achtergrondinformatie Onderwijsbeleid in Rotterdam Het Rotterdams onderwijsbeleid richt zich op verhoging van de onderwijsresultaten. De afspraken hierover zijn vastgelegd in de beleidsprogramma’s Beter Presteren en Voortijdig Schoolverlaten (2011 – 2014). De focus ligt op taal en rekenen. Het vergroten van de ouderbetrokkenheid en de ouderparticipatie is één van de speerpunten binnen dit beleid. Met de introductie van Groep Nul wordt uitdrukking gegeven aan het streven om kinderen in een vroeg stadium een goede start te geven in het onderwijs.
Waarom een ouderprogramma? De rol van ouders en verzorgers bij de ontwikkeling van hun kind is zeer belangrijk. Uit onderzoek blijkt dat de invloed van ouders op de schoolprestaties van hun jonge kinderen vele malen groter is dan ooit aangenomen werd. De basis voor de taalontwikkeling ligt in de eerste levensjaren van een kind. Ouders spelen hierbij een belangrijke rol.
Jonge kinderen praten aanvankelijk over dingen in het hier-en-nu: hun taalgebruik is contextgebonden. Hoe meer er binnen het gezin wordt gepraat en samen wordt beleefd, hoe taalvaardiger het kind wordt. Dit beïnvloedt de mate waarin een kind leert ook over abstractere zaken te denken en er woorden aan te geven. De woordenschat wordt steeds groter. Het kind kan praten over verleden en toekomst. Anders gezegd: het taalgebruik wordt meer contextonafhankelijk. Deze belangrijke ontwikkeling in het taalgebruik van het kind is noodzakelijk voor het leren en lezen op school. Als hierin een achterstand wordt opgelopen, werkt dit door in de verdere schoolloopbaan. Als er daarentegen vanaf jonge leeftijd hoge verwachtingen zijn, en de ambitie bij zowel leerkrachten als ouders om het kind maximaal te ondersteunen in z’n ontwikkeling, kan het tij nog keren.
Samen met kinderen bezig zijn kan daarom niet vroeg genoeg beginnen. Stimuleren kan op heel veel speelse manieren. Ouders willen dat hun kind zich zo goed mogelijk ontwikkelt. Zij zijn bereid zich daarvoor in te spannen. De cursus ‘Goed, Beter, Best!’ biedt hen hiervoor de gelegenheid.
6
Trainershandleiding - Achtergrondinformatie
‘Leren begint al in de wieg’, blijkt uit steeds meer onderzoek. De grote groep kinderen die niet in hun eerste jaren de onmisbare bouwstenen voor hun schoolse en sociale vorming krijgen uitgereikt, is over twintig jaar het ongeletterde kwart van de beroepsbevolking. De grootte van de woordenschat van een kind voordat hij leert lezen, is van grote invloed op de latere schoolprestaties en geeft de hoeveelheid kennis aan die het kind heeft van de wereld om zich heen. Jonge kinderen hebben een contextgebonden taalgebruik (vanuit de wereld om zich heen). Als kinderen ouder worden is dit meer contextonafhankelijk (abstracte zaken kunnen worden weergegeven). Deze contextonafhankelijke manier van praten en de woordenschat, worden voor een zeer belangrijk gedeelte bepaald door de manier waarop hier in het gezin mee omgegaan wordt. De achterstand werkt door. Aan het einde van de basisschool krijgen de kinderen die vanwege hun achterblijvende taal- en leesvaardigheid moeite hebben met de lesstof, een lager opleidingsadvies. Als er daarentegen vanaf jonge leeftijd hoge verwachtingen zijn, en de ambitie bij zowel leerkrachten als ouders aanwezig is om het kind maximaal te ondersteunen in z’n ontwikkeling, dan kan het tij nog keren.
Partnerschap tussen opvoeders en medeopvoeders Educatief partnerschap tussen ouders en leerkrachten is een model dat veel van de kritische succesfactoren omvat die uit internationaal onderzoek naar voren komen. Onder educatief partnerschap verstaan we: Een wederzijdse betrokkenheid van ouders en school teneinde optimale omstandigheden te realiseren voor de ontwikkeling en het leren van kinderen, thuis en op school. Daartoe gaan ze met elkaar in gesprek en werken ze zoveel mogelijk samen. (Cees de Wit, Educatief partnerschap tussen ouders en school. 2008 KPC-groep). Ook René Diekstra stelt in De grondwet van de opvoeding (2003) : “Ontwikkeling is een resultante van de kwaliteit van relaties. De kwaliteit van relaties tussen ouders, onderwijsgevenden en buurtgenoten.” In het programma Goed, Beter, Best! leren ouders vaardigheden om dit partnerschap beter in praktijk te kunnen brengen en de taal om dit te kunnen verwoorden en er over te kunnen communiceren met de omgeving.
Educatief partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag: Geef me de vijf! Ouders dragen het meest bij aan het schoolsucces van hun kind als zij hun kind thuis begeleiden in de schoolloopbaan. Deze onderwijsondersteuning thuis draagt directer bij aan schoolsucces dan participatie van ouders op school. Dat begint al bij groep nul! Ouders nemen de ondersteunende rol goed op zich wanneer zij: 1. zorgen voor een veilig en warm thuis. Dit omvat bijvoorbeeld het steunen, sturen en stimuleren van het kind (een positieve opvoeding), het zorgen voor een regelmatig leefpatroon (rust, reinheid, regelmaat) en aandacht voor en welzijn van het kind. 2. thuis met hun kind praten. Dit houdt in dat ouders veel met hun kind praten en veel voorlezen. Ze praten over de groep, over wat het kind meemaakt op de groep, over het thema, enzovoorts; maar ook praten ze over alles wat ze samen doen en meemaken in het dagelijks leven. 3. de ontwikkelingsmogelijkheden thuis vergroten. Hiermee wordt bedoeld dat ouders veel verschillende activiteiten doen met hun kind en daarbij veel taal aanbieden. Ook is er aandacht voor de brede ontwikkeling van het kind bijvoorbeeld huishoudelijke klusjes doen, buiten spelen, boeken lezen, tekenen, schilderen en knutselen, dansen, zingen, doen alsof-spel, bouwen, puzzelen, stoeien, contact (laten) maken en (laten) spelen met andere kinderen, enzovoorts. Behalve voor de vroege ontwikkeling nu, is dit ook van belang voor de ontwikkeling van latere hobby’s en interesses. 4. hoge verwachtingen hebben van het kind. Zij geloven in de goede ontwikkeling en het schoolsucces van hun kind; ze moedigen hun kind aan en hebben een realistisch pad voor ogen. 5. Communiceren en samenwerken met school over de schoolloopbaan van hun kind. De school wil ouders graag als partner in de begeleiding van het kind. De school vraagt van ouders als partner dus eigenlijk:
7
Trainershandleiding - Achtergrondinformatie
Geef me de vijf!
Het effect van dit ondersteunend gedrag van ouders geldt ongeacht de sociale klasse van ouders. Wel is de d rempel naar school voor laagopgeleide ouders vaak hoger. De combinatie met taal, die in het programma Goed, Beter, Best! wordt gerealiseerd, biedt deze ouders de mogelijkheid om op hun eigen taalniveau te leren hoe zij hun kind kunnen ondersteunen. In bijlage G bij deze handleiding wordt concreet gemaakt welk gedrag van ouders er bedoeld wordt, als er gesproken wordt van onderwijsondersteunend gedrag en educatief partnerschap van ouders.
Verminderen van kloof tussen thuis- en schoolcultuur Naarmate de culturele kloof en de taalbarrière tussen thuis en school groter is, wordt het voor een kind lastiger om als een evenwichtig persoon op te groeien. Het beweegt zich dagelijks tussen verschillende werelden. Het helpt als ouders weten wat het kind overdag meemaakt op school, hoe het daar toe gaat, en bijvoorbeeld weet wat het kind bedoelt als die praat over de kring, de huishoek en de kieskast.
De doelgroepen en hun andere verplichtingen De groep ouders bestaat uit een grote diversiteit aan mensen met verschillende culturele achtergronden die ook in verschillende stadia van hun leven en hun (taal)ontwikkeling zitten. Het taalniveau kan lopen van volledig analfabeet tot niveau B2/C1 (Raamwerk CEF). Er zullen ouders zijn die betaald werk hebben en ouders die nauwelijks sociale contacten buiten de eigen familiekring hebben. Veel ouders zonder Nederlands paspoort (komend uit een niet EU-land en niet behorend tot de doelgroep vluchteling) die deel willen nemen moeten nog aan hun inburgeringsplicht voldoen. Sommigen zijn hier al mee gestart, maar hebben hun examen nog niet behaald. De inburgeringsplichtige ouders die aan dit project deelnemen moeten hun inburgeringsexamen behalen binnen de wettelijk vastgestelde termijnen. Er zullen ook ouders deel gaan nemen die hun inburgeringsexamen wel gehaald hebben maar geen Nederlands paspoort hebben.
8
Trainershandleiding - Methodiek
Methodiek Het programma Goed, Beter, Best! is een contextrijke methodiek waarmee ouders van jonge kinderen werken aan het vergroten van hun vaardigheden op tenminste drie terreinen: 1. Het verbeteren van hun onderwijsondersteunend gedrag naar hun kinderen; 2. Het vergroten van hun participatie, in het bijzonder hun ouderparticipatie op de school van hun kinderen, en nog meer specifiek het ontwikkelen van (educatief) partnerschap in de opvoeding met de leerkrachten van hun kinderen; 3. Het vergroten van de taalvaardigheid in de context van onderwijs, opvoeding en participatie. Inhoudelijk vormt de uitwerking van de doelstellingen 1 en 2 – het ontwikkelen van onderwijsondersteunend gedrag en het oppakken van de partnerrol in de educatie – de basis van het lesmateriaal en de lesopzet. Gedurende elke week komen beide doelstellingen aan bod. Het werken aan de taaldoelstelling geschiedt elke les, aan de hand van extra taalbladen, die inhoudelijk altijd aansluiten op de context van de behandelde thema’s. Grammaticale en spellingsonderdelen worden gekoppeld aan de thema’s die op dat moment op het programma staan. Taal is hiermee dus een middel om educatief partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag te vergroten en te verbeteren.
Intake en toetsing Na de werving en de informatiebijeenkomsten schrijven de ouders zich in voor dit project. De ouders worden uitgenodigd voor een intakegesprek en de taaltoetsen. Tijdens deze intake (verspreid over meerdere dagdelen) wordt het volgende afgestemd en vastgelegd: 1. Wederzijdse verwachtingen en uiteindelijk verplichtingen. 2. Taalniveau vaststellen met genormeerde taaltoetsen (CITO, Bureau ICE, CINOP) • Voor ouders met Nederlands als tweede taal: de toets geeft het taalniveau weer volgens de niveau-indeling van het Raamwerk Nederlands als Tweede Taal en maakt daarbij gebruik van de schalen van het Europees Referentie Kader (ERK) voor gebruikers op de niveaus A1 t/m B2. • Voor de analfabete ouder: de toets geeft de mate van gealfabetiseerd zijn aan, alfa A t/m C. • Voor de ouder die Nederlands als moedertaal heeft: de toets geeft het taalniveau aan alszijnde laaggeletterd, 2F t/m 4F. 3. Mate van educatief partnerschap • Vaststellen door middel van een gestructureerd vraaggesprek; • Vaststellen door het invullen van de vragenlijst Ouders Goed, Beter, Best! 4. Mate van onderwijsondersteunend gedrag • Vaststellen door middel van een gestructureerd vraaggesprek; • Vaststellen door het invullen van de vragenlijst Ouders Goed, Beter, Best! In het programma Goed, Beter, Best! wordt de ‘Vragenlijst ouders’ (bijlage B) ingezet om vast te stellen in hoeverre en op welke manier de ouder al een educatief partnerschap met school is aangegaan en wat de ouder zelf thuis al met zijn kind onderneemt en op welke manier dit gebeurt (onderwijsondersteunend gedrag). Deze vragenlijst wordt tijdens de intake en aan het eind van het traject afgenomen.
Inhoud programma Goed, Beter, Best! 1. Onderwijsondersteunend gedrag van ouders Het speerpunt in de ouderbetrokkenheid is het verbeteren van het onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis. Naarmate dit gedrag van ouders wint aan kwaliteit, verbeteren de leerprestaties van het kind en verloopt de ontwikkeling evenwichtiger. Om dit gedrag te kunnen vertonen, is het nodig dat ouders kennis hebben over de ontwikkeling van jonge kinderen
9
Trainershandleiding - Methodiek
(en deze kennis kunnen toepassen bij het kijken naar hun eigen kind), kennis hebben over wat hun kind op school leert en op welke manier dat aangeboden wordt. Tenslotte dienen zij over een repertoire aan interactievaardigh-eden en thuisactiviteiten te beschikken waarmee zij de ontwikkeling van hun kind kunnen ondersteunen. Het programma besteedt inhoudelijk aandacht aan: a. Informatie / kennis opdoen: Kennis opdoen over de ontwikkeling van kinderen, over de gang van zaken in Groep Nul / de VVE-klas, over de systematiek / het dagritme van het VVE-programma. Ook is er leerstof over het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen: hoe begeleid je ze het beste op een manier die past bij de ontwikkeling, de situatie thuis en de mogelijkheden in tijd, ruimte en energie. Er is informatie over de taal-, spel- en motorische ontwikkeling, over een tweetalige opvoeding, over voorlezen en andere (taal-)stimulerende activiteiten, over de emotionele ontwikkeling van het kind en over het belang van plezier en de betrokkenheid van je kind bij het leren en ontwikkelen. b. Inzicht verwerven: • Inzicht verwerven in de rol van de ouder bij de ontwikkeling van het kind, en de manier waarop elke individuele ouder/cursist die rol wil invullen, passend bij de persoon en de situatie. • Bewustwording van de mogelijkheden die alle dagelijkse bezigheden bieden om de ontwikkeling van je kind te stimuleren (praten bij het boodschappen doen, de kleuren benoemen bij het aankleden, rennen op de stoep, tellen bij het opruimen, denkvragen aan tafel, voorlezen, tekenen, grapjes maken, enzovoorts.). c. Oefenen: Er wordt geoefend met allerlei vormen van onderwijsondersteunend gedrag, zoals het kiezen en lezen van prentenboeken, het uitvoeren van thuisopdrachten gericht op interactie met het kind, samen knutselen en activiteiten ondernemen. Ook oefenen de cursisten het ‘oplettend’ kijken naar hun kind, het praten met hun kind op een manier die taal ontlokt en stimuleert. Het gaat o.a. om het integreren van stimulerende interactievaardigheden (wel of niet verbeteren? open vragen stellen etc.). Cursisten oefenen het speels en plezierig bezig zijn (een schoolse sfeer voorkómen) Jonge kinderen leren de hele dag, ook tijdens de bezigheden van alledag.
2. Educatief Partnerschap en participatie Het gaat om de start van de schoolloopbaan van het kind, en daarmee kan het ook een start betekenen voor het opbouwen van een relatie van de ouder met de school. Inhoudelijk wordt aandacht besteed aan allerlei facetten van het onderwijs, waarbij gedurende het jaar van eenvoudige naar wat meer complexe informatie en opdrachten toegewerkt wordt. a. Informatie / kennis opdoen: Wie werken er in de school, hoe ziet een dagprogramma er uit, wat staat er allemaal in de schoolgids, een kijkje in een klaslokaal, lesmethodes, rapporten, CITO-toetsen. Ook is er informatie over het educatief partnerschap: hoe zit de taak- en rolverdeling eruit. Op welke manier krijgt het partnerschap vorm in de school? De cursisten krijgen informatie over de inhoud van- en verschillen tussen oudergesprekken, ouderbijeenkomsten, cursussen voor ouders, ouder-kind-activiteiten, enzovoorts. Over het opvoeden van jonge kinderen wordt eveneens kennis opgedaan. Welke basisprincipes zijn belangrijk? Tegen welke problemen lopen veel ouders van peuters en kleuters aan? Hoe kun je daarmee omgaan? Hoe kun je daarover met andere ouders praten, en hoe verlopen de contacten hierover met de school? b. Inzicht verwerven Inzicht in de wederzijdse verwachtingen tussen thuis en school. Er wordt gesproken over de rol- en taakverdeling tussen ouders en school als het gaat om het leren en de ontwikkeling van het kind. Hoe kunnen ouders het leren thuis ondersteunen? Cursisten krijgen inzicht in de inhoud van het partnerschap met de leerkracht en het soort
10
Trainershandleiding - Methodiek
gesprekken dat ze zullen voeren met leerkrachten. Ook ontstaat er inzicht in de rol van (hulp-) ouders op school, de waarde van het onderhouden van contacten met andere ouders en het opbouwen van een sociaal netwerk. c. Oefenen: Contacten van diverse aard met de leerkracht onderhouden, variërend van het praatje bij het halen en brengen, afspraken maken en tussentijdse meldingen doen, gesprekken over je kind voeren, over het gedrag thuis en op school, over leerprestaties en de sociaal-emotionele ontwikkeling, rapportgesprekken voeren. Er wordt geoefend met meehelpen als hulpouder, bijvoorbeeld door een uitstapje te helpen begeleiden of door mee te helpen het lokaal te versieren. Er zijn opdrachten om gesprekjes aan te gaan met anderen dan de leerkracht die werkzaam zijn binnen de school, zoals de schoolmaatschappelijk werkster. Ook oefenen cursisten met het opzoeken van informatie op de website, het voeren van een telefoongesprekje met de administratrice van de school, het bijwonen van een bijeenkomst van de medezeggenschapsraad, e.d. Ook oefenen cursisten het deelnemen aan gezamenlijke -Nederlandstalige- ouderactiviteiten op school, zoals koffieochtenden en bijeenkomsten in het kader van opvoedingsondersteuning. In bijlage G wordt concreet benoemd wat wordt bedoeld met het beoogde ‘onderwijsondersteunend gedrag’ van ouders en welke activiteiten worden verlangd van ouders in hun rol als educatief partner van de school.
De vorm Binnen Goed, Beter, Best! worden twee soorten lessen aangeboden: OOG- en EP lessen. • De OOG-lessen zijn gericht op het verbeteren van het OnderwijsOndersteunend Gedrag van ouders. Deze essen zijn opgebouwd rond bekende en veel voorkomende VVE-thema’s zoals ‘Lente’ en de andere seizoenen, ‘Wonen’ en ‘Ziek en gezond’. Zo sluit de kennis van ouders aan op hetgeen hun kind in de groep leert. Het gaat om 57 lessen, verdeeld over 12 thema’s. Er is nog een 13e, verdiepend OOG-thema met 6 lessen. In deze lessen leren de cursisten veel over de ontwikkeling van het jonge kind (motoriek, taal, spel) en over de talloze manieren waarop ouders de ontwikkeling thuis kunnen stimuleren. Het gaat om nogal pittige lessen. De trainer zal ervoor kiezen om de lessen uit dit thema niet achter elkaar te behandelen, maar ze te verspreiden over de cursusperiode. In totaal zijn er derhalve 63 OOG-lessen. • De EP-lessen zijn gericht op het verbeteren van het Educatief Partnerschap van ouders. In deze lessen leren de ouders de school beter kennen en oefenen zij hun rol als partner van de school in de educatie. Het gaat om in totaal 18 EP-lessen, verdeeld over 6 thema’s. Het programma Goed, Beter, Best! omvat naast de OOG- en EP-lessen een schat aan taalbladen met taaloefeningen, die gekoppeld zijn aan de OOG-lessen. De trainer zorgt ervoor dat de taaloefeningen qua niveau aansluiten op het individuele taalniveau van elke cursist.
11
Trainershandleiding - Methodiek
Thema’s Onderwijsondersteunend gedrag (OOG-lessen) 1. Thema Lente 6 lessen 2. Thema Zomer 5 lessen 3. Thema Herfst 4 lessen Thema Winter 4 lessen 4. 5. Thema Kunst 4 lessen 6. Thema Kleding 4 lessen 7. Thema Eten en drinken 4 lessen 8. Thema Wonen 4 lessen 9. Thema Mensen 5 lessen 10. Thema Ziek en gezond 4 lessen 11. Thema Verkeer 6 lessen 12. Thema Bijzondere dagen 7 lessen 13. Thema De Verdieping 6 lessen: • Motorische ontwikkeling • Meespelen • Taalontwikkeling •3XV • Taal thuis • Voorlezen Thema’s Educatief Partnerschap (EP-lessen) 1. Ken de school 3 lessen 2. De onderbouw 3 lessen 3. Informatie van de school 3 lessen 4. Ouders op school 3 lessen 5. Wat gebeurt er in de klas? 3 lessen 6. Samen opvoeden 3 lessen
Als Bijlage A is een overzicht opgenomen van alle GBB! - lessen.
Planning van GBB-lessen Er wordt bij het aanbod van de OOG-lessen aangesloten bij de thema’s die op dat moment worden aangeboden aan de peuters of kleuters in de VVE-groep. Wanneer er bijvoorbeeld in de groepen wordt gewerkt met het thema Lente, zijn ook de GBB-cursisten bezig met het thema Lente. Ook de opdrachten voor thuis, waarbij ouders activiteiten samen met hun kind ondernemen (onderwijsondersteunend gedrag thuis), sluiten aan op het thema in deze periode. Dit betekent tevens dat het thema van de GBB-lessen elke 3 tot 4 weken wisselt, simultaan aan de thema-wisseling in de VVE-groepen op school. Bij de planning van de EP-lessen, die ‘flankerend’ aan de OOG-lessen worden gegeven (bijvoorbeeld één dagdeel per week) wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de activiteiten en evenementen voor/met ouders die de school organiseert gedurende het schooljaar, zoals ouderbijeenkomsten, de uitgave van de schoolgids of een rapportgesprek. Voorafgaand aan zo’n evenement worden ouders in de EP-lessen bekend gemaakt met zo’n evenement en kunnen zij oefenen. In de loop van het schooljaar behandelt een VVE-groep (de groep nul of de kleutergroep) gemiddeld 10 VVE-thema’s die telkens zo’n 3 tot 4 weken duren. Analoog daaraan behandelen de ouders in de GBB-cursusgroep gedurende hun cursusperiode dezelfde thema’s als de thema’s die in deze periode in de VVE-groep worden aangeboden. De trainer overlegt met de school (de leerkrachten van de onderbouw) over de planning van de lessen en zorgt ervoor dat het aanbod past op de ‘maat’ van de school.
12
Trainershandleiding - Methodiek
De thema’s Educatief Partnerschap omvatten altijd 3 lessen. De thema’s OnderwijsOndersteunend Gedrag omvatten minimaal 4 lessen, maar er zijn ook thema’s met 5, 6 of 7 lessen. De trainer kan het aantal lessen dat wordt aangeboden in een thema variëren, naar gelang er mogelijkheid, behoefte of aansluiting is op het programma van de VVE-groep. Eén les omvat veel materiaal, zodat de cursisten er meerdere dagdelen mee bezig kunnen zijn. Het is aan de trainer om te bepalen hoe intensief bepaalde onderwerpen worden besproken. Zie Bijlage F voor tips en adviezen aan de trainer. De duur en de intensiteit van het GBB-programma wordt met de school afgestemd. Afhankelijk van de voorkeur van de school heeft het programma de volgende intensiteit en duur: • 20 weken, 4 dagdelen per week • 27 weken, 3 dagdelen per week • 40 weken, 2 dagdelen per week
Het lesmateriaal Zoals aangegeven bestaat het programma Goed, Beter, Best! uit zogeheten OOG-lessen en EP-lessen. Daarnaast zijn er bij de OOG-lessen taalbladen op drie taalniveau’s. • In de OOG-lessen worden de ouders aangezet tot onderwijsondersteunend gedrag dat aansluit bij hetgeen hun kind in de VVE-groep meemaakt en leert. Doordat de ouders, simultaan aan de kinderen, van alles leren over bijvoorbeeld ‘Ziek en gezond’, kunnen ze er met hun kind thuis verder over praten en over spelen. De OOG-lessen zijn verdeeld in 13 thema’s. De OOG-lessen zijn te herkennen aan de volgende koptekst:
titel van het thema
titel van de les
• In de EP-lessen leren de ouders veel over de gang van zaken op school en in de groep van hun kind, leren zij over het belang van hun betrokkenheid op school en worden ze aangezet tot het vervullen van hun rol als partner van de school in de educatie en de opvoeding van hun kind. De EP-lessen zijn verdeeld over 6 thema’s met elk 3 lessen. De EP-lessen zijn te herkennen aan de volgende koptekst:
titel van het thema
titel van de les
13
Trainershandleiding - Methodiek
Het materiaal van één les bestaat altijd uit • een blad voor de docent met achtergrondinformatie, ideeën voor introductie en voor activiteiten die ouders thuis met hun kind kunnen doen in het kader van de les; De achtergrondinformatie betreft vaak de manier(en) waarop het onderwerp (bijvoorbeeld Herfst) in de VVE-groep aan de orde komt en op welke manier ouders hierbij betrokken worden. Voorts wordt beschreven op welke manier de trainer dit onderwerp bij de cursisten kan introduceren, door enkele voorbeeldvragen en ideeën voor bespreking. Tenslotte wordt een reeks mogelijke activiteiten (opdrachten) gegeven, die cursisten thuis (met hun kind) kunnen doen; ook wordt hieraan een score gekoppeld die correspondeert met de Scorelijst Ouders OOG en EP.
• een introductieblad met een korte introductietekst en twee thuisopdrachten; Elke les start met het gesprek van de dag vanuit het thema van die week. Er wordt daarbij bijvoorbeeld aangesloten op actuele gebeurtenissen, teruggekeken op de vorige les, verteld over de activiteiten die ouders thuis hebben gedaan, enzovoorts. Dan wordt de overstap gemaakt naar de les van vandaag, die aan de hand van het introductieblad wordt g eïntroduceerd. Dit gebeurt klassikaal. • Drie maal een werkblad met op elk blad een basisopdracht; De opdrachten in de werkbladen worden gedifferentieerd besproken en uitgevoerd. De trainer neemt elke keer een andere subgroep apart voor instructie.
14
Trainershandleiding - Methodiek
• 2 werkbladen met elk een plusopdracht. De opdrachten in de werkbladen worden door de deelnemers tijdens de GBB-les uitgevoerd of gemaakt. Vaak staat op een werkblad ook nog een idee voor een thuisactiviteit in het verlengde van de opdracht. Deelnemers lezen deze ideeën en bespreken met de trainer welke thuisopdrachten zij gaan uitvoeren; zij kiezen er minimaal één. Er zijn lessen die extra (plus- of thuis-)opdrachten hebben, soms met een bijlage. Als er bijlagen bij een les horen, wordt dit in het docentenblad vermeld. • In de nieuwe woorden zij
achterin elke les vullen de deelnemers zelf in welke gedurende de les hebben geleerd.
• Daarnaast is er een -blad bij elke les, waarin de deelnemers kunnen aangeven welke activiteiten zij thuis hebben gedaan. Dat kan door middel van foto’s, tekeningen of korte verslagen.
De portfolio-bladen worden verzameld in een portfolio-map waarin de deelnemers ook hun individuele leerplan bewaren. Door middel van hun persoonlijk leerplan geven zij zelf sturing aan hetgeen zij willen leren. Het lesmateriaal is modulair en losbladig, zodat het goed aan te passen is aan zowel het niveau van de deelnemer als aan de specifieke gang van zaken in de betreffende school en groep van het kind.
15