1
TOOLKIT BESTEKTEKST VOOR ZONNETHERMISCHE INSTALLATIES DUBOLIMBURG: WAT DOEN WIJ VOOR U? Dubolimburg is dé gespreks- en adviespartner wat betreft duurzaam bouwen en wonen voor gemeenten, particulieren, bouwprofessionelen en onderwijsinstellingen. Dankzij haar uitgebreide netwerk – met daarin vertegenwoordigers uit alle betrokken sectoren – heeft Dubolimburg een solide basis en kan de organisatie putten uit knowhow en ervaring van een breed draagvlak om zo ook het beleid mee richting te helpen geven. Gemeenten kunnen bij Dubolimburg terecht voor persoonlijke ondersteuning op maat tijdens de loop van hun projecten. Wij bieden begeleiding aan de Limburgse gemeenten op een aantal verschillende manieren. Aan de ene kant adviseren we lokale overheden op maat en ondersteunen we, met uitgebreid planadvies, het streven van de gemeentebesturen naar een beter, duurzamer patrimonium. Aan de andere kant helpt Dubolimburg de gemeenten om hun rol als eerstelijnsadviseur zo goed mogelijk te spelen. Het Platform Dubolimburg, dat in december 2008 haar werking opstartte, speelt hierin een sleutelrol. Het Platform is een kennis- en ervaringsuitwisselingsorgaan voor alle Limburgse gemeenten op het vlak van duurzaam plannen, bouwen en leven. Het stimuleert de lokale besturen om duurzaam wonen en bouwen standaard op te nemen in hun stedenbouwkundige projecten, nieuwbouwprojecten, renovaties en campagnes. Dubolimburg geeft gemeenten ook de mogelijkheid om informatie, sensibilisering en advies aan haar inwoners aan te bieden. Met Quickscans On The Road kunnen gemeentebesturen gedurende 4 uur een Dubolimburgprofessional (gratis) inschakelen om korte mondelinge planadviezen te geven op basis van concrete vragen van inwoners. Met het aanbod beursstanden – zowel bemande als onbemande – zorgt Dubolimburg ook op evenementen van steden en gemeenten voor ondersteuning en informatie op maat. Dubolimburg heeft een permanent aanbod van projectadvies voor gemeenten. Dit advies strekt zich uit van begeleiding op het vlak van gebouwen (zowel nieuwbouw als renovatieprojecten in de utiliteitsbouw en erfgoed) tot het inhoudelijk adviseren van Gemeentelijke Ruimtelijke UitvoeringsPlannen, masterplannen, beeldkwaliteitsplannen en duurzame verkavelingen op maat. Indien u als gemeente een projectadvies wenst, vraagt u dit best in de beginfase van het project aan. Op die manier worden de beste resultaten behaald op vlak van duurzaamheid. Wenst u meer informatie? Neem zeker contact met ons op: Dubolimburg Marktplein 7 bus 1 3550 Heusden-Zolder 011/517 057
[email protected].
2
INLEIDING: Voor wie? Deze toolkit werd door Dubolimburg gerealiseerd ter ondersteuning van ambtenaren en beleidsmakers van lokale overheden die betrokken zijn bij de ontwikkeling van gemeentelijke gebouwen.
Waarom deze toolkit? In de Europese wetgeving is het voorzien dat openbare besturen vanaf 2019 enkel nog energieneutrale gebouwen morgen realiseren. Dubolimburg is er zich van bewust dat dit voor de Limburgse steden en gemeenten geen gemakkelijke opdracht is en wil hen hiermee ondersteunen. Wanneer een gebouw een kleine energiebehoefte heeft ten aanzien van verwarming, omdat het compact is, goed geïsoleerd en gebruik maakt van passieve zonne-energie, neemt het aandeel van de warmwaterproductie binnen de totale energieproductie toe en kan er hierdoor nog een aanzienlijke energiebesparing worden gerealiseerd. Dit is zeker zo voor gebouwen waar er een groot verbruik is van warm water. Hoe werkt deze toolkit? Deze toolkit is opgedeeld in 3 delen. In het eerste algemene stuk wordt een korte toelichting gegeven van de werking van het systeem. Daarna is er een opsomming van de aandachtspunten en dit volgens de fasen van het bouwproces. Bijkomend staat er na de opsomming een verdere uitleg van enkele items om het geheel te verduidelijken. Als laatste zijn er enkele voorbeelden van bestekteksten toegevoegd waarop men zicht kan baseren bij het uitwerken van eigen bestekteksten. Hierbij wenst Dubolimburg de opmerking te maken dat men niet aansprakelijk is voor de voorbeeldteksten. Wanneer men hier paragrafen van overneemt, is dit op eigen verantwoordelijkheid.
DEEL 1: ZONLICHTINSTALLATIES
A.
ALGEMEEN
In dit gedeelte wordt er een algemene toelichting gegeven over de toepassingsmogelijkheden en de werking van het systeem. Men moet immers voldoende basiskennis hebben van het systeem om er een bestek over te kunnen schrijven. Toepassingenmogelijkheden: - De zonneboiler: Een thermisch zonne-energiesysteem voor de verwarming van sanitair water zullen we verder kortweg zonneboiler noemen. Niet te verwarren met het voorraadvat, dit is slechts een onderdeel van de installatie. - Zwembadverwarming: Openluchtzwembaden worden overwegend gebruikt in de zomer bij het grootste zonneaanbod en bij hoge omgevingstemperatuur. Het zwemwater stroomt rechtstreeks door de collector. - Ruimteverwarming: Door gebruik te maken van een grotere collector en een groter voorraadvat kan de zon, niet alleen bijdragen aan de verwarming van het sanitair warm water, maar ook in beperkte mate aan de ruimteverwarming.
3 Samenstelling thermisch zonne-energiessysteem Elk thermisch zonne-energiesysteem wordt opgebouwd uit een aantal basiscomponenten: - De zonnecollector vangt het invallende zonlicht op en zet het, via de absorber, om in warmte. De absorber geeft de warmte door aan de warmtetransporterende vloeistof die door de absorber stroomt. De warmtetransporterende vloeistof brengt de zonnewarmte van de collector naar de warmteopslag. Meestal is die vloeistof gewoon water, eventueel vermengd met glycol. - In de primaire kringloop circuleert de warmtetransporterende vloeistof tussen de collector en de warmtewisselaar van de warmteopslag. De vloeistof neemt warmte op in de collector en geeft die af aan de warmteopslag, daarna keert ze terug naar de collector om zich weer op te laden. - De warmteopslag zorgt ervoor dat de door de zon geproduceerde warmte gestockeerd wordt tot wanneer we ze kunnen gebruiken. Gedurende zes maanden per jaar kan in de warmteopslag een temperatuur van meer dan 40°C bereikt worden. De resterende periode varieert die temperatuur tussen 15 en 40°C. - De randapparatuur: eventueel zorgt een circulatiepomp voor het rondpompen van de warmtetransporterende vloeistof in de primaire kringloop. Het regelsysteem zorgt er voor dat de opgeslagen warmte niet opnieuw verloren gaat wanneer de zon niet schijnt. Het beschermt eveneens tegen bevriezing en oververhitting. - De naverwarming: aangezien in Vlaanderen de temperatuur in de warmteopslag van een zonneboiler niet altijd volstaat voor direct gebruik, wordt de warmteopslag bijna altijd gekoppeld aan een naverwarming. Die brengt het door de zon voorverwarmde water op de gevraagde temperatuur. Zo krijgt het gebruikswater, onafhankelijk van het afnamepatroon, steeds de gewenste temperatuur. De warmtebron van de naverwarming is meestal aardgas, stookolie of elektriciteit.
B.
AANDACHTSPUNTEN
Wanneer een gebouw goed geïsoleerd en geventileerd is, neemt het aandeel van de verwarming van sanitair warm water in de energiefactuur toe. Ook bij gebouwen waar er veel gebruik wordt gemaakt van warm tapwater is er een aanzienlijke besparing mogelijk door het verwarmen van water met zonne-energie. Hieronder vindt u een checklist voor NIEUWBOUW gebouwen. Hier staan de belangrijkste onderwerpen die een invloed hebben op het energieverbruik. De checklist is opgebouwd aan de hand van de verschillende bouwfase HAALBAARHEID Maak keuze voor de comforteisen met betrekking tot de gewenste temperatuur, de taphoeveelheden en de wachttijd aan de tappunten. Maak een keuze voor de mate van duurzaamheid. Reserveer een budget voor een zonneboiler. Maak een afweging tussen de verschillende energievormen. Kosten en baten: 1) Kostprijs: De prijs van een zonneboilersysteem wordt bepaald door de grootte van het collectoroppervlak en de grootte van de boiler. Het is zeer belangrijk dat de zonneboiler gedimensioneerd wordt volgens de watervraag zodat het rendement optimaal benut kan worden.
4
Tabel: kostprijzen voor grotere zonnesystemen voor warm water inclusief plaatsing maar exclusief BTW en naverwarming. gemiddeld verbruik (L/jaar) 1.000 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000
collectoroppervlakte (m²) 13 63 126 188 251 314
kostprijs, excl. BTW (euro) 15.300 67.200 126.200 182.100 236.000 288.500
(Bron: ODE-Vlaanderen, 2005)
Eenvoudige zonneboilersystemen voor zwembaden kosten ongeveer 100 à 150 euro/m² voor het collectoroppervlakte en 500 à 1.000 euro voor pomp en regeling. Gemeentelijke overheden kunnen van de Vlaamse overheid een investeringssteun van maximaal 20% bekomen voor de toepassing van thermische zonne-energie mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden voor hellingshoek, oriëntatie… Voor de subsidie komen in aanmerking: aankoop en installatie van zonnecollectoren, opslagvaten, circulatiepompen, beveiligingsapparatuur, regelapparatuur en leidingwerk. Alle distributienetbeheerders voorzien tevens een investeringssteun van 75 à 150 euro/m2, meestal met een maximum van 50% van het factuurbedrag, voor thermische zonne-energiesystemen voor de bereiding van warm tapwater, al dan niet in combinatie met ondersteuning van ruimteverwarming. Bepaalde distributienetbeheerders voorzien ook een renteloze lening voor zonneboilers of een premie voor beglaasde zwembadcollectoren in publieke en overdekte zwembaden. 2) Opbrengst: Een zonneboilersysteem met naverwarming verbruikt voor de opwarming van het sanitair warm water minder energie dan een volledige opwarming door een klassiek verwarmingssysteem op stookolie, aardgas of elektriciteit. Zelfs indien het zonneaanbod niet volstaat, zorgt de zon nog steeds voor de voorverwarming van het water. Bij voldoende zonneaanbod kan de naverwarming volledig worden uitgeschakeld. Dekkingsgraad voor sanitair warm water: afhankelijk van de dimensionering, maar situeert zich meestal tussen 20 en 50% van het totaal energieverbruik. Dekkingsgraad ruimteverwarming: maximaal 15 à 25% van de totale warmtevraag. Dekkingsgraad zwembadverwarming: 100% gedurende het zwemseizoen De gemiddelde opbrengst van een zonneboiler bedraagt 372 kWh/m²jaar. gemiddeld verbruik (L/jaar)
kostprijs bespaarde brandstof door verwarming, excl.BTW (euro/kWh)
1.000
0,0772
5.000
0,0677
10.000
0,0636
15.000
0,0612
20.000
0,0595
25.000
0,0581
(Bron: ODE-Vlaanderen, 2005)
5
Afweging tussen verschillende energiebronnen: De verschillende energiebronnen die beschikbaar zijn voor de aanmaak van sanitair warm water, hebben niet dezelfde milieueffecten: 1) Zonne-energie, in combinatie met een aanvullend systeem (men kan niet de hele tijd rekenen op de zon…), is de meest ecologische oplossing. Afhankelijk van de toepassingen zou de kostprijs van het kWh zonne-energie kunnen concurreren met de prijs van de brandstoffen op hun huidige niveau. Maar vooral is het stabiel en gegarandeerd voor de hele levensduur van de installatie (25 jaar minimum), in tegenstelling tot de prijs van de fossiele energiebronnen. 2) Gas is op dit moment de brandstof waarvan de verbranding de minste lokale impact heeft op het leefmilieu, en bovendien laat het een decentralisatie van de productie toe, en zelfs een verwijdering van de recirculatieleiding. 3) De elektrische warmwatersystemen hebben het rendement van de elektriciteitscentrales. Met de huidige elektricteitscentrales bedraagt dit slechts ongeveer 40 %. Vandaag is elektrische verwarming bovendien dubbel zo duur als verwarming op gas of stookolie. ONTWERPFASE Definieer het aftapprofiel van het gebouw en kies een systeem dat hieraan voldoet, in het bijzonder voor de dimensionering van de installaties met een opslagvat. Maak een keuze voor het type zonlichtinstallatie en de verschillende onderdelen van de installatie (collectoren, warmteopslag, naverwarming, de primaire kringloop en randapparatuur). Hou in het ontwerp rekening met opslag onder, boven of gecombineerd met de collector. Ontwerp de plaats van het toestel dichtbij de ruimtes waar zich de tappunten bevinden. Zorg voor een goede opstelling van de collector Ontwerp een kort leiding tracé voor geïsoleerde warmwaterleidingen, deze zijn +/- 50mm (inclusief isolatie). Overweeg een ringleiding bij collectieve systemen. Niet overal warm water voorzien, beperken tot de meest essentiële plaatsen. Gecentraliseerde of gedecentraliseerd installatie: Een gecentraliseerde productie van sanitair warm water in één enkele stookruimte: 1) helpt de plaatsinname, de installatiekosten en de onderhoudskosten te beperken, 2) staat borg voor een betere betrouwbaarheid en een langere levensduur, en vaak ook voor een beter productierendement, dan gedecentraliseerde toestellen, 3) maakt het mogelijk het vermogen of het opslagvolume te beperken door een nietgelijktijdigheid van de vraag. Door een gedecentraliseerde warmwaterproductie kan het permanente verlies van de recirculatieleiding worden vermeden. De half-gecentraliseerde productie (gezamenlijke productie voor verschillende aftappunten die dicht bij elkaar liggen) is een compromis dat beoogt dat zowel het aantal productie-installaties van sanitair warm water als de lengte van het netwerk worden beperkt.
6
Gecombineerde of onafhankelijke productie van de verwarming van de vertrekken? Een installatie met dubbel gebruik drukt de investeringskosten, aangezien de post “warmteproductie” gemeenschappelijk is voor de verwarming van de vertrekken en de productie van sanitair warm water. Maar het warmteproductiesysteem moet dan ingeschakeld blijven in het tussenseizoen en in de zomer. Het risico bestaat dan echter dat het rendement van de verwarmingsketel aanzienlijk daalt ten gevolge van het verlies bij stilstand.
1.
Zonnecollector
2.
Primaire kringloop: collector – warmtewisselaar – boiler
3.
Zonneboiler
4.
Randapparatuur: circulatiepomp, regelsysteem
5.
Naverwarming
(bron: ODE Vlaanderen)
Zonnecollectoren: 1) Standaardcollectoren: De meeste collectoren hebben, hoewel ze volgens verschillende principes werken, vergelijkbare opbrengst en toepassingsgebied. De collectoren die aan deze voorwaarden voldoen, noemen we hier standaardcollectoren. - Vlakke plaatcollectoren: De collector wordt meestal op een dak gemonteerd (plat of schuin). Op een schuin dak ziet hij eruit als een groot dakvenster. Een vlakke plaatcollector bestaat uit een ondiepe bak (hoogte +/- 10 cm), waarin de verschillende onderdelen in lagen zijn aangebracht. Van buiten naar binnen vinden we achtereenvolgens: een lichtdoorlatende afdekplaat, een absorber en isolatiemateriaal. De absorber: De absorber is een metalen plaat met aan de bovenzijde een warmteabsorberende laag. Hierin zijn kanaaltjes (buisjes) verwerkt waardoor een vloeistof kan stromen. Gewoonlijk gaat het om water, al dan niet vermengd met additieven. Voor de samenstelling van de vloeistof en het onderhoud moet u strikt de aanbevelingen van de fabrikant volgen. Onder invloed van de zon stijgt de temperatuur van de absorber. Die geeft zijn warmte af aan de vloeistof in kanaaltjes. Om optimaal gebruik te maken van deze warmte, moet men verliezen zo veel mogelijk beperken. Een gewone zwarte absorber heeft een hoge absorptiecoëfficiënt en een even hoge emissiecoëfficiënt. De absorptiecoëfficiënt geeft de eigenschap weer om de zonnestralen op te vangen en in warmte om te zetten. De emissiecoëfficiënt speelt een rol bij de warmteverliezen door straling. Een spectraal selectieve laag combineert een hoge absorptiecoëfficiënt én een lage emissiecoëfficiënt. Dit betekent dat het zonlicht goed wordt geabsorbeerd (=omgezet in warmte), terwijl het warmteverlies door straling zeer klein is. Hierdoor stijgt de opbrengst in belangrijke mate. Het isolatiemateriaal: Aan de achterzijde van de absorber worden de warmteverliezen beperkt door isolatiemateriaal aan te brengen. Dat materiaal moet hittebestendig zijn (bv. glaswol zonder bindhars).
7
-
-
De afdekplaat: Aan de voorzijde van de absorber zorgt de wind voor convectieverlies (afkoeling). Dat verlies is groter naarmate de buitenlucht kouder is. Ook de windsnelheid speelt een belangrijke rol. Om het convectieverlies te verminderen, wordt de absorber afgedekt met glas, met een luchtspouw van enkele cm. De absorber moet immers toegankelijk blijven voor de zonnestraling. Afdekplaten in synthetische materialen voldoen eveneens om convectieverliezen te voorkomen, maar zijn niet bruikbaar, omdat die de UVstraling van de zon slecht weerstaan en dus minder duurzaam zijn. Het gebruik van glas heeft echter ook een nadeel. Een deel van de invallende zonnestraling wordt weerkaatst aan het oppervlak, een ander deel wordt geabsorbeerd in de glasplaat. Door gebruik te maken van ijzerarm glas met een hoge doorlaatbaarheid wordt dat optische verlies kleiner. Men maakt gebruik van gehard glas dat beter bestand is tegen mechanische en thermische schokken. Vacuümcollectoren: Vacuüm is een perfecte isolator. Vacuümcollectoren hebben daarom een hoger rendement. Vooral bij hoge temperatuur van het gebruikswater komt dat tot uiting. Beveiliging tegen oververhitting is hier nog belangrijker. De dichting moet zorgen voor een blijvend vacuüm. Voor eenzelfde oppervlakte zijn vacuümsystemen meestal duurder, maar hebben een hogere opbrengst. Vlakke plaatvacuümcollector: Dit systeem leunt sterk aan bij een gewone vlakke plaatcollector. Door een perfecte dichting en steuntjes tussen het glas en de achterwand is men erin geslaagd de collector onder vacuüm te laten werken. De prestaties zijn nog beter als men het vacuüm (in werkelijkheid lucht bij zeer lage druk) vervangt door krypton (bij zeer lage druk). Heatpipe in vacuümbuis: Deze collector is opgebouwd uit een aantal naast elkaar geplaatste, vacuümgezogen glazen buizen. Daarin bevindt zich een smalle absorber, vast verbonden met een zogenaamde heatpipe. Dat is een gesloten buis die gevuld is met één enkele stof. Onderaan is deze stof vloeibaar, bovenaan gasvormig. De vloeistof verdampt onder invloed van de zon. De damp verspreidt zich over de buis en condenseert bovenaan waar de buis in contact is met een tweede gesloten circuit waarin een koelvloeistof circuleert. Daar geeft de condenserende damp zijn warmte af aan de koelvloeistof. De opgewarmde koelvloeistof gaat dan naar de warmtewisselaar in het voorraadvat en zo terug naar de heatpipe. In de heatpipe stroomt het condensaat naar beneden en de cyclus begint opnieuw. Pompcirculatie in vacuümbuis Een variant op de vacuümbuis met heatpipe is een vacuümbuis met pompcirculatie. Visueel is het dezelfde collector. De heatpipe is vervangen door twee concentrische buizen waarin glycol stroomt door toedoen van een pomp. Deze buizen kunnen ook horizontaal geplaatst worden. Dubbelwandige glazen buis: Twee concentrische glazen buizen zijn aan één zijde half bolvormig gesloten en aan de andere zijde met elkaar versmolten, zoals bij een thermosfles. De ruimte tussen beide buizen is vacuüm. De buitenzijde van de binnenbuis is spectraal selectief zwart en door het vacuüm beschermd tegen vocht en vuil. Een aantal vacuümbuizen worden naast elkaar geplaatst en vormen de collector. Om ook de achterzijde van de binnenste buis op te warmen, worden achter de buizen spiegels aangebracht. In de buis bevindt zich een metalen warmtewisselaar die de warmte van de buis opneemt en overdraagt aan koperen buisjes waarin de collectorvloeistof stroomt. Deze vloeistof wordt naar de warmtewisselaar in het voorraadvat gepompt en is bestand tegen zeer hoge temperaturen. Geïntegreerde collectoren: Bij geïntegreerde systemen zijn het voorraadvat en de collector samengevoegd tot één geheel. Een pomp en een elektronische regeling zijn niet nodig en het systeem bespaart ruimte binnenhuis. Door integratie neemt het aantal componenten af waardoor de aankoopprijs en de plaatsingskosten dalen. De collector is zwaarder; het dak moet dus sterk genoeg zijn. Nokcollector: De nokcollector is buisvormig en wordt geplaatst op de nok van het dak. Hij bestaat uit een transparante kap met daaronder een koperen mantel met een zwarte
8 spectraal selectieve laag die het roestvrijstalen voorraadvat omhult. De techniek van de nokcollector bestaat uit twee in elkaar gemonteerde buizen. De inhoud van de binnenste buis dient als voorraadvat voor het warme water. De buitenkant van de buitenste buis absorbeert de zonne-energie. In de ruimte tussen de binnen- en buitenbuis heerst een vacuüm. Er bevindt zich gedemineraliseerd water. Door de zonnewarmte verdampt dit water. De damp condenseert tegen het voorraadvat. Het gebruikswater dat hierin zit, wordt daardoor verwarmd. 2) Lagetemperatuurcollectoren - Zwembadcollectoren: In vergelijking met sanitair warm water is de temperatuur van zwemwater relatief laag. Daarom bestaan zwembadcollectoren uitsluitend uit niet afgedekte en nietgeïsoleerde absorbers en zijn ze bijgevolg relatief goedkoop. De temperatuur van de absorber blijft beneden 70° zodat de absorber kan gemaakt worden uit kunststof. Kunststof is in tegenstelling tot de meeste metalen bestand tegen chloor. Hierdoor kan het zwemwater rechtstreeks door de collector stromen zonder warmtewiss elaar. Er zijn verschillende types onafgedekte collectoren beschikbaar. - Asfaltcollectoren: Het wegdek kan beschouwd worden als een goedkope zonnecollector. De asfalttemperatuur kan in de zomer hoog oplopen. Die warmte kan aan het asfalt onttrokken worden door installaties met energiecaptatie via een buizennetwerk in het wegdek en door systemen met rechtstreekse vloeistofdoorstroming zonder buizenregister waarbij de vloeistof vrij door een laag ZOA (zeer open asfalt, het zogenaamde fluisterasfalt) stroomt. Hoewel de asfalttemperatuur in de zomer kan oplopen tot 60°C, zal de uitgaande fluidumtemperatuur toch beduidend lager liggen. Om voldoende grote energiehoeveelheden te kunnen ontrekken, zal de maximaal bereikte temperatuur 20 à 25°C bedragen. De warmteopslag 1) Het voorraadvat: Het voorraadvat is een geïsoleerd waterreservoir. Het zorgt ervoor dat langzaam opgeslagen zonnewarmte desgewenst snel en op een later tijdstip kan worden afgetapt. Daarnaast zorgt het voor een overbrugging van een dag met onvoldoende zon. U kunt dan ’s morgens nog gebruikmaken van de opgeslagen warmte van de vorige dag. De warmtewisselaar: De warmtewisselaar vormt een scheiding tussen het gebruikswater (leidingwater) en de warmtetransportvloeistof (collectorvloeistof). Vaak is hij uitgevoerd als een spiraalvormig opgerolde buis die ondergedompeld is in het gebruikswater. Meestal bevindt hij zich in het onderste deel van het voorraadvat. Het voorraadvat: Een voorraadvat heeft vier aansluitingen: twee voor het gebruikswater (koud en warm leidingwater) en twee voor de warmtewisselaar (voor de verbinding met de zonnecollector). Om corrosie te voorkomen in geëmailleerd stalen vaten, moeten voorzorgen genomen worden. Dat kan door een magnesiumanode (met jaarlijks nazicht) of een elektronische bescherming (onderhoudsvrij) te plaatsen. Bij vaten uit roestvrij staal (RVS) is geen extra bescherming nodig. RVS 316 is beter bestand tegen chloor in water dan RVS 304. Verder hangt bij RVS de kwaliteit af van de gladheid, vooral van de lasnaden. Omdat het voorraadvat verbonden is met het openbare drinkwaternet, is het verplicht om een inlaatcombinatie te plaatsen. Die bestaat uit een overdrukbeveiliging en een terugstroombeveiliging. Meer informatie vindt u op http://www.belgaqua.be. De werking: Warm gebruikswater wordt aan de bovenzijde afgetapt, onderaan wordt koud water toegevoegd. In het vat zijn voorzieningen om menging tegen te gaan. Hierdoor en ook door het feit dat warm water lichter is dan koud water, ontstaat tijdens het aftappen een temperatuurgelaagdheid. Op dat moment kan de installatie werken in voor de zon gunstige omstandigheden (koud water opwarmen) terwijl er in het bovenste deel van het voorraadvat toch nog warm water beschikbaar blijft. Om de temperatuurgelaagdheid effectief te benutten, wordt de voorkeur gegeven aan een verticaal opgesteld voorraadvat uit een materiaal dat relatief slecht de warmte geleidt. In dat opzicht is staal beter dan koper. 2) De seizoenopslag: Om de tijdens de zomer geproduceerde zonnewarmte tijdens de winter te benutten, gebruiken we ondergrondse energieopslag. Hiervoor kunnen we twee technieken aanwenden, namelijk een open en een gesloten systeem. In het open systeem (thermische
9 energieopslag in aquifers) wordt grondwater gebruikt voor het transport van de warmte. We spreken dan over de techniek die beter bekend is als koudewarmteopslag en waarvan al een tiental installaties in bedrijf/ opbouw zijn in Vlaanderen. Bij gesloten systemen (thermische energieopslag in boorgaten) wordt de warmtetransportvloeistof door een buizenstelsel geleid, waar warmtewisseling optreedt met de ondergrond. Zo wordt al snel een opslagveld gecreëerd met een volume van meerdere duizenden kubieke meter. Het thermische gedrag van een dergelijk opslagveld is zeer sterk vergelijkbaar met dat van een klassiek geïsoleerd voorraadvat met geïntegreerde warmtewisselaar. In beide systemen kunnen zeer grote energiehoeveelheden opgeslagen worden. Zand- en kleiformaties in de ondergrond houden immers de warmte verbluffend goed vast voor langere periodes (rendementen tot 75%). De naverwarming: De zonnecollector verwarmt het koude leidingwater (met een temperatuur tussen 5 en 15°C) tot een temperatuur die kan liggen tussen 10 en 90 °C, afhankelijk van het zonneaanbod en de hoeveelheid afgetapt water. Bij te lage watertemperatuur wordt de naverwarming ingeschakeld. De naverwarming krijgt aan haar ingang water bij een erg variabele temperatuur. Bij voorraadtoestellen is dat meestal geen probleem. Bij doorstroomtoestellen bestaat er gevaar van stoomvorming, en moet worden nagegaan of het toestel combineerbaar is met een zonneboiler. 1) Doorstroomtoestellen: Bij doorstroomtoestellen wordt het water naverwarmd op het ogenblik dat u het nodig hebt. - Gasgeisers: Weinig gasgeisers verdragen warm water aan de inlaat. Een doorstroomtoestel waarvan het vermogen wordt geregeld aan de hand van het debiet van het water, zoals vaak voorkomt bij geisers, zal in combinatie met een zonneboiler stoom vormen. Dat is ontoelaatbaar. Slechts enkele, thermostatische, toestellen zijn combineerbaar met een zonneboiler. Informeer u hierover bij de leverancier. - Combiketels: Een combiketel is een ketel die zorgt voor sanitair warm water en voor centrale verwarming, uiteraard in gescheiden circuits. Niet alle combiketels kunnen zonder voorzorgen als naverwarmer dienst doen. 2) Voorraadtoestellen: Bij voorraadtoestellen met één warmtewisselaar gebeurt de naverwarming aardgasgestookt of met ingebouwde warmtewisselaar aangesloten op de CV-ketel. In principe kunnen deze toestellen allemaal zonder probleem worden gevoed met warm water uit een zonneboiler omdat ze thermostatisch geregeld worden. Als al een dergelijke warmwaterinstallatie aanwezig is, kan deze behouden blijven. De koudwateraansluiting wordt dan vervangen door de warmwateraansluiting van de zonneboiler (serieschakeling). - Voorraadtoestellen met twee warmtewisselaars (duoboiler): Bij een duoboiler wordt de nodige energie voor naverwarming geleverd door een CV-ketel (of een elektrische weerstand). De warmtewisselaar (of elektrische weerstand) bevindt zich in het bovenste deel van het voorraadvat. Een tweede warmtewisselaar bevindt zich in het onderste deel van het voorraadvat. Hij is aangesloten op de zonnecollector. Dat is een goed en plaatsbesparend systeem als er nog geen warmwater installatie aanwezig is. - Elektrische boilers: Een elektrische boiler bestaat uit een voorraadvat met ingebouwde elektrische weerstand. Bij voorkeur wordt de elektrische weerstand enkel ’s nachts geactiveerd (nachttarief). Maar zelfs dan is elektrische energie duurder dan aardgas of stookolie. 3) De warmtepomp: Een warmtepomp kan warmte op relatief lage temperatuur opwaarderen voor toepassingen op hogere temperatuur. Ze kan warmte uit de omgeving op voldoende hoge temperatuur brengen voor de toepassing van onder andere de verwarming van woningen en sanitair warm water. De hoeveelheid energie die ze hiervoor gebruikt, is laag in vergelijking met de opbrengst. Hoe hoger de temperatuur van de warmtebron (warmteopslag, binnenlucht), hoe lager de temperatuur van het warmteafgiftesysteem (woningverwarming, sanitair warm water), hoe hoger de winstfactor van de warmtepomp.
De primaire kringloop en randapparatuur: In de primaire kringloop circuleert de warmtetransporterende vloeistof tussen de collector en de warmtewisselaar van de warmteopslag. De vloeistof neemt warmte op in de collector en geeft die af aan de warmteopslag, daarna keert ze terug naar de collector om zich weer op te laden. Om warmteverliezen
10 via het buizenstelsel te beperken, is de primaire kringloop best zo kort mogelijk en goed geïsoleerd. Meestal zorgt een circulatiepomp voor het rondpompen van de warmtetransporterende vloeistof in de primaire kringloop. Het regelsysteem zorgt ervoor dat de opgeslagen warmte niet opnieuw verloren gaat wanneer de zon niet schijnt. Het beschermt eveneens tegen bevriezing en oververhitting. Bij geïntegreerde collectoren zijn een pomp, een elektronische regeling en een elektrische aansluiting niet nodig. 1) Systemen met glycolvulling: ’s Nachts bij open hemel is de temperatuur in de collector heel wat lager dan de buitentemperatuur. Om bevriezing van de collectorvloeistof te voorkomen, vult men de collector met een niet-giftig mengsel (bijv. propyleenglycol in water, met additieven ter voorkoming van corrosie). Deze vloeistof biedt vorstbescherming tot -27 °C en is bestand tegen hoge temperaturen. Vanwege de giftigheid mag men zeker niet experimenteren met glycol die gebruikt wordt voor auto’s. De circulatiepomp draait alleen als de temperatuur in de collector minstens enkele graden hoger is dan in het voorraadvat. Steeds meer worden pompen met variabel toerental toegepast, om het systeemrendement te verhogen en om elektrische energie te besparen. Onder gewone omstandigheden, als regelmatig warm water wordt afgenomen, blijft de temperatuur in het voorraadvat beneden 80 °C, en volstaat het expansievat om de thermische uitzetting in de collectorkringloop op te vangen. Bij langdurige afwezigheid (bijv. tijdens de zomervakantie) kan de temperatuur in het voorraadvat hoger worden dan 80 °C. De beveiliging tegen koken gebeurt dan op twee niveaus: de pompsturing en het expansievat. Bij een maximumtemperatuur in het voorraadvat (ingesteld op bijvoorbeeld 80 °C) wordt de pomp uitgeschakeld. Hierdoor kan de collectortemperatuur verder oplopen. Bij bijvoorbeeld 120 °C in de collector wordt de pomp opnieuw ingeschakeld om de collector te koelen. Hierdoor zal de temperatuur in het voorraadvat natuurlijk verder stijgen. Bij ongeveer 90 °C in het voorraadvat wordt de pomp uitgeschakeld (veiligheidsuitschakeling). In de collector kan de temperatuur dan oplopen. De uitzetting die hieruit voortvloeit wordt opgevangen door het expansievat, of in extreme gevallen door het overdrukventiel. 2) Terugloopsystemen: Bij het uitschakelen van de pomp stroomt de collectorvloeistof in een terugloopreservoir. Omdat de collector op dat ogenblik leeg is en het terugloopreservoir in het gebouw staat, kan de collectorvloeistof niet bevriezen. Hier kan dus gewoon water als collectorvloeistof gebruikt worden. Als er weer voldoende zon is en de pomp start, wordt het water uit het terugloopreservoir opnieuw omhoog gepompt tot in de collector. Bij deze systemen is het belangrijk dat de collector hoger geplaatst wordt dan het terugloopreservoir. De leidingen moeten zorgvuldig hellend worden opgesteld zodat ze kunnen leeglopen. Bij een terugloopsysteem kan het voorraadvat zeer eenvoudig beveiligd worden tegen oververhitting. Bij 99° C in de collector of bij 85° C in het voorraadvat wordt de pomp uitgeschakeld. De collector, die op dat moment alleen met lucht gevuld is, kan dan zeer warm worden, maar is hiertegen bestand. 3) Natuurlijke circulatie: Bij systemen met natuurlijke circulatie zijn een pomp, een elektronische regeling en een elektrische aansluiting niet nodig. Natuurlijke circulatie ontstaat doordat vloeistoffen uitzetten bij opwarming. Circulatie komt tot stand zodra de vloeistof in de collector warmer wordt dan in het voorraadvat. Om bevriezing te voorkomen, wordt de collector gevuld met glycol. Het voorraadvat moet boven de collector worden geplaatst, bijvoorbeeld in de nok van het dak. Dat is ruimtebesparend, maar de afstand tot de watergebruikers kan soms groter worden. Bij toepassing op een plat dak moeten de aan- en afvoerleiding tegen bevriezing beschermd worden. Een degelijke leidingisolatie is een minimale vereiste, eventueel moet een elektrische tracering worden toegepast. De opstelling van de collector: - Oriëntatie: De grootste opbrengst is te verwachten als de collector naar het zuiden gericht wordt. Bij een opstelling naar het zuid-oosten of het zuid-westen is de opbrengst enkele procenten lager. Bij een plaatsing pal op het oosten of het westen is de opbrengst tot 20% lager. Als dat verlies gecompenseerd wordt door een grotere collectoroppervlakte, neemt de kostprijs toe. Bij nokcollectoren heeft de oriëntatie weinig of geen invloed op de opbrengst. - Hellingshoek: De opbrengst van een horizontaal opgestelde collector bedraagt nog 87% van de opbrengst bij een optimale vaste opstelling. Dat is te verklaren door het grote aandeel diffuse straling in ons land. Bij een verticale opstelling, naar het zuiden gericht, kunnen eveneens nog behoorlijke resultaten worden behaald, maar dan vooral in de winter. Deze opstelling is dus aanvaardbaar voor woningverwarming. Ook op een plat dak of tegen een gevel kan een collector worden gemonteerd. Die wordt dan schuin opgesteld met een frame. Het voordeel van een platdakopstelling is dat de collector ideaal georiënteerd kan worden. U moet wel rekening houden
11
-
met de kosten van het frame en van de afdeklaag aan de achterzijde van de collector (weer- en vogelbestendig). De hellingshoek is niet van toepassing op nokcollectoren. Randvoorwaarden: Schaduw van naburige objecten vermindert de opbrengst. Bij de planning moet u ook oog hebben voor toekomstige gebouwen en groeiende bomen. Om de warmteverliezen te beperken, is het belangrijk om de afstand tussen de collector, het voorraadvat, de naverwarming en de gebruikers zo klein mogelijk te houden.
Leidingen tracé: Afstanden tussen tappunten en productie zo kort mogelijk houden, is een aandachtspunt bij het ontwerpen van een gebouw. Afstanden van leidingen worden mee opgenomen in E-peil berekening. Minder afstand afleggen, minder verlies van warmte en kortere leidingen, kortere wachttijden voor warm water. Leidingen isolatie: Warmwaterleidingen moeten altijd geïsoleerd worden, of dat nu leidingen zijn die continu warm zijn zoals een ringleiding of leidingen die incidenteel warm zijn. De redenen: voorkomen van energieverlies, beperken van de wachttijd, verhogen comfort, voorkomen dat naburige koudwaterleidingen opwarmen tot risicovolle temperatuur. Isolatie moet over de volle lengte aangebracht worden, ook bij koppelingen, bochten en afsluiters, in vloeren en wanden. Ophangbeugels moeten om de isolatie bevestigd worden. Isoleer de leidingen minimaal 20mm, ook wanneer deze zijn ingestort. Door goede isolatie behoudt de leidingen een uur zijn warmte. Zeker toepassen wanneer men grote afstanden warm water transporteert.
Ringleiding: Vooral bij collectieve systemen komen noodgedwongen lange leidingen voor. Om de wachttijd te beperken en in die lange leiding bacteriële besmetting te voorkomen, wordt een ringleiding toegepast. Het water wordt hierbij rondgepompt zodat elke woning direct de beschikking heeft over warmtapwater. Direct bij die aftakking bevindt zich een keerklep en afsluiter en veelal de warmtapwatermeter en een doorstroombegrenzer. Deze laatste beperkt het debiet tot de afgesproken comfortklasse. Dat is belangrijk want bij een onevenredig grote afname in een woning zou de druk voor andere woningen weg kunnen vallen. De rest van de installatie in de woning is gelijk aan een woning met een warmwatertoestel. Het nadeel van een ringleiding is de toename van warmteverliezen door een constante hoge temperatuur (60 à 65°C) van de leiding. Zeer goed isoleren van de ringleiding is absoluut noodzakelijk. Er zijn systemen om de leidinglengte en diameter te beperken zoals het dubbel voeden van het systeem. Bij grote afname kan in dat systeem warmwater van twee kanten naar de woningen stromen. Ook systemen waarbij de retourleiding binnen de aanvoerleiding zit, verdienen overweging. Perfect uitgevoerde ringleidingen hebben een energieverlies per woning dat kleiner is dan de waakvlam van een keukengeiser, maar voor slechts geïsoleerde systemen kan ook het vijfvoudige zijn. De terugverdientijd voor het isoleren van ringleidingen is korter dan een jaar. Verder moet ruime aandacht besteed worden, ook in het beheer, aan het voorkomen van bacteriologische verontreiniging van het tapwaterysteem. Niet overal warm water voorzien: De grootste energiebesparing op het sanitair warm water kan worden bereikt op de vermindering van de hoeveelheden verbruikt water. Exacte kennis (of een realistische raming) van de hoeveelheid warm water die wordt afgetapt, is onmisbaar om de productie-installatie goed te dimensioneren, ongeacht het gekozen systeem. Met een redelijke dimensionering kan men het energieverlies en de investeringskosten beperken. Deze besparing kan worden aangewend om een krachtiger toestel te selecteren. Concreet: 1) Geen warm water voorzien in de sanitaire vertrekken van een kantoorzone (wastafels). De gebruiker wacht niet tot het warm water effectief uit de kraan komt… 2) Voor alle sanitaire installaties moeten de mogelijkheden worden bestudeerd van een vermindering van het waterdebiet, de aftaptijd en het temperatuurniveau: spaarkranen,
12 spaardouchekopppen, zelf-terugstellende drukknoppen, kranen met elektronisch oog, ergonomische handgrepen, mengkranen, … 3) Indien door de ligging van het gebouw de druk in het netwerk hoog is, moet een drukverlager op het begin van de installatie worden geplaatst om het debiet van elk aftappunt te verminderen.
DEFINITIEF ONTWERP / UITVOERINGSTEKENINGEN
Kies het warmwatertoestel, hou hierbij rekening met het warmwatercomfort. Kies de waterbesparende voorzieningen (kranen, douchekop, …). Detailleer de opstelplek van het toestel. Detailleer de zonneboiler en het verbindende leidingenwerk (afschot, bevestiging, isolatie). Kies de plaats voor de display van de zonneboiler. Detailleer de zonnecollector op het dak . Detailleer het leidingentracé tussen toestel en tappunt. Warmwatercomfort: Het warmwatercomfort wordt bepaald door: het maximale debiet dat het toestel kan leveren, het continu debiet dat het toestel kan leveren, de mogelijkheid tot tegelijk tappen op meerdere plekken. Het comfort dat een toestel is vastgelegd Waterbesparende voorzieningen: Waterbesparende voorzieningen zijn tegen relatief geringe meerkosten te realiseren. De terugverdientijd is vaak korter dan een jaar. Let erop dat bij doorstroomstoestellen in combinatie met waterbesparende voorzieningen de tapdrempel van het toestel laag genoeg is omdat anders het toestel niet aanslaat. 1) Hergebruik van regenwater voor toiletten, wasmachines, kranen voor schoonmaak, … 2) Spaardouches: Binnen de groep spaardouches zijn er grote verschillen qua waterverbruik. Een zuinige douchekop laat gemiddeld zo’n 5 à 6 L/min door bji een waterdruk van 1 bar (=100kPa), dit is 50% zuiniger dan een ‘standaard’ douchekop. Uit onderzoek blijkt dat men niet langer gaat douchen wanneer er een spaardouche is aangebracht (t.o.v. de situatie met een onzuinige douchekop). Voor collectieve systemen of woningen waar op meerdere punten tegelijk getapt wordt, is er wel een aandachtspunt. Het tappen van water zorgt voor drukvariaties. Een spaardouche remt de gemengde waterstroom uit de kraan af. Daardoor neemt de ‘autoriteit’ van de mengkraan om de stromen van warm- en koudwater te bepalen af. Drukvariaties geven dan een verhoogde kans op ‘wisselbaden’ onder de douche. Als er meerdere plekken getapt kan worden en dus drukvariaties te verwachten zijn, is het daarom aangewezen om de begrenzing van de waterhoeveelheid niet in de douchekop in te bouwen, maar voor de mengkraan in de (aansluiting van) warmwaterleiding. Daar volstaat dan een maximaal debiet van 4 L/min. Na menging komt er dan ruim 6L/min uit de douchekop. Bij sommige éénhendelkranen en thermostatische kranen is deze functie in de kraan geïntegreerd. De keuze van de douchekop blijft belangrijk: die moet bij een laag debiet (6 à 7 L/min) een goede waterverdeling geven. 3) Kranen met besparende regeling: Er zijn allerlei typen kranen verkrijgbaar die gericht zijn op waterbesparing (vaak gecombineerd met verhoging van het comfort). Te noemen zijn oa. kranen met parabolische sluiting, volumestroombegrenzers, eengreepsmengkranen met een asymmetrische verdeling tussen koud en warm water, eengreepsmengkranen met een waterbesparende stand van de hendel, thermostatische douchemengkranen. Hierbij is er een aandachtspunt voor de bewoners (instructie): de temperatuurregeling moet af en toe gewijzigd worden om vastzitten te voorkomen. Waterbesparende voorzieningen hebben een invloed op het water- als op het energieverbruik. 4) Waterloze urinoirs: Waterloze urinoirs hebben geen waterspoeling. Zo kan aanzienlijk wat water worden bespaard, vooral op druk bezochte plaatsen. Verschillende fabrikanten bieden waterloze urinoirs aan, die zich onderscheiden door hun materiaal, hun geurafsluiter en hun design. De werking van waterloze urinoirs is gebaseerd op een van de volgende vier occlusiesystemen: - Hydrostatische geurafsluiter in de vorm van een cartouche, zonder afsluitende vloeistof. De sifon wordt gereinigd en terug gebruikt na 15.000 tot 20.000 gebruiken.
13 -
Geurafsluiter geïntegreerd in het materiaal van het urinoir, gevuld met een afsluitende vloeistof lichter dan urine (te vervangen na elk onderhoud) - Geurafsluiter in de vorm van een uitneembare cartouche die een afsluitende vloeistof bevat lichter dan urine (te vervangen na 7.000 tot 10.000 gebruiken) - Eenrichtingsklep in rubber (1 x per jaar te vervangen) De mechanische modellen die geen afval produceren en geen aanvullende producten behoeven, genieten de voorkeur. De meest resistente materialen voor een intensief gebruik en bestand tegen vandalisme (in volgorde: polycarbonaat, keramiekglazuur, glasvezel) bieden slechts een beperkte vrijheid in de vormgeving. Een duurzame keuze geeft de voorkeur aan een ontwerp dat het minst poreuze materiaal (polycarbonaat) gebruikt, geen scherptes en verborgen hoeken heeft en spatten vermijdt. Met uitzondering van het onderhoud levert dit een besparing van 100% op van het waterverbruik voor de spoeling van de urinoirs. UITVOERING / GEBRUIK / EXPLOITATIE Controleer de warmtapwaterleidingen op lengte, isolatie en bevestiging voor dat deze weggewerkt worden. Controleer het leidingwerk van de zonneboiler op isolatie, bevestiging en afschot. Let op temperatuurbestendigheid (> 160°C). Controleer op regelmatige basis de watertemperatuur om legionella te vermijden. Zorg dat de gebruikinstructies beschikbaar zijn en duidelijk zijn voor iedereen die verantwoordelijk is voor het toestel. Zorg ook dat de gegevens van de installateur bewaard worden voor contact bij eventuele problemen. Controleer de instellingen van het toestel: comfortstand en “naverwarming zon”. Onderhoud het toestel en de zonneboiler regelmatig en houd daar een logboek van bij. Controleer de vulling van de zonneboiler volgens de eisen van de fabrikant. Controleer regelmatig op het einde van een zonnige dag de temperatuur in de zonneboiler: zomer > 60°C, Winter > 30°C. Hou ook hier een logboek van bij. Legionella: Legionella pneumophila is een bacterie die van nature in water voorkomt. Via verneveling kunnen bacteriën ingeademd worden en aanleiding geven tot een longontsteking (veteranenziekte) of een grieperig syndroom (Pontiac fever). Het water in de leidingen is niet altijd legionellavrij. De groei van of de besmetting met Legionella pneumophila kunt u evenwel voorkomen met enkele simpele maatregelen. Groeibevorderende factoren in het leidingsysteem in een gebouw zijn een watertemperatuur tussen de 25 en 55° C, stilstaand water en een biofilm op de binnenwanden van de leidingen. De potentieel risicovolle locaties zijn airconditioningsystemen, douches, boilers, wateronthardingssystemen, tuinslangen, sproeiers en hogedrukreinigers. De risicovolle locatie bij uitstek in een gebouw is de douche. Goede voorzorgsmaatregelen zijn: - spoel douches wekelijks minstens 2 minuten door met warm water (> 65° C); - ontkalk en ontsmet douchekoppen minstens maandelijks; - houd het water koel (25° C) of breng het minstens op 60° C, stel de temperatuur van warmwaterapparaten (naverwarming van de zonneboiler) in op een temperatuur van minstens 60° C, regelbare thermostaatkranen aan het einde van tapleidingen zorgen ervoor dat het risico op verbrandingen vermeden wordt; - isoleer zowel koud- als warmwaterleidingen; - de afstand tussen koud- en warmwaterleidingen bedraagt ten minste 15 cm; - gebruik schoon koud leidingwater voor reinigingswerkzaamheden; - als men een slang gebruikt, bijvoorbeeld bij reinigingswerkzaamheden (denk aan een tuinslang, brandslang), kan men het best zo veel mogelijk doorspoelen zonder nevel; - laat bij de douches het heet en het koud water vlak bij het tappunt samenkomen en bescherm de gebruiker door de installatie van thermostatische kranen.
14 Op 9 februari 2007 werd het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de preventie van de veteranenziekte op publiek toegankelijke plaatsen goedgekeurd. Het besluit vervangt de Legionellawetgeving van 11 juni 2004. De bedoeling van de wetgeving is de preventie van de veteranenziekte, een potentieel ernstige longontsteking die kan optreden door het inademen van waterdruppeltjes besmet met legionellabacteriën. Voor de verschillende inrichtingen en installaties die onder het Legionellabesluit vallen, worden maatregelen opgelegd. Het besluit legt voor bestaande installaties geen eisen meer op naar structuur en functionaliteit van het systeem. Exploitanten van dergelijke inrichtingen zijn ook niet meer verplicht de “structuur” van hun installatie voor een bepaalde datum aan te passen. Zij kunnen er voor kiezen om een aanvaardbaar (of eventueel hetzelfde) niveau van veiligheid te bereiken door een intensiever veiligheidsbeheer. Een beheersplan en een risicoanalyse blijven wel verplicht voor alle inrichtingen en alle aerosolproducerende installaties. De noodzakelijke structurele en functionele preventiemaatregelen voor nieuwe installaties werden opgenomen in een “best beschikbare technieken”studie (BBT). Sanitaire installaties van niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen vallen niet onder deze wetgeving. Het Legionellabesluit werd opgenomen in de bijlage van dit document.
C.
VOORBEELD BESTEKTEKSTEN 1.1 Voorbeeld 1: bestektekst van de Vlaamse Maatschappij Sociaal Wonen
Dit bestek kan men downloaden op de website van de VMSW en aanpassen naargelang het gebruikte systeem. Er staan kaders in de tekst die aanwijzingen geven voor de ontwerper. In de tekst is er een document toegevoegd waarin de aannemer in moet verklaren dat hij reeds ervaring heeft in het plaatsen van zonlichtinstallaties. Zie bijlage 1.2 Voorbeeld 2: collectieve woningbouw (SHM Zonnige Kempen) In het project aan Pleinstraat in Booischot werden 11 huurwoningen gerealiseerd. Deze werden voorzien van een collectief systeem voor de verwarming van sanitair warmwater. Zie bijlage 1.3 Voorbeeld 3: collectieve woningbouw (SHM Zonnige Kempen) In het project aan de Kapelaan Francklaan in Booischot werden in de eerste fase 23 appartementen en 4 aangepaste woongelegenheden gerealiseerd. Deze werden voorzien van een collectief systeem voor de verwarming van sanitair warmwater. Zij bijlage 1.4 Voorbeeld 4: zwembadcollector zwembad Beveren Sinds 2003 leveren 165 collectoren gekoppeld aan een tank van 5000L een bijdrage aan de opwarming tot 30°C van 50.000L suppletiewater per dag (fase 1). Deze installatie werd in 2006 aangevuld met 182 collectoren voor de opwarming van 40.000 liter douchewater per dag (fase 2). Na 3 jaar registreerde Beveren voor fase 1 een besparing van 15% op het aardgasverbruik en een vermindering van de energiekosten met 25 tot 30%. Fase 1 zou een CO2-besparing van 28 ton per jaar opleveren. Met de verdubbeling van de oppervlakte gaat de gemeente ervan uit dat de besparing tot 60 ton per jaar zal bedragen. Zie bijlage voor bestek van fase 1 en fase 2
15
1.5 Voorbeeld 5: toolkit zonthermisch systeem met opbrengstgarantie door BIM Het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) heeft een toolkit ontwikkeld voor zonthermische installaties met opbrengstgaranties. Dit biedt een ondersteuning voor studiebureaus en opdrachtgevers voor het realiseren van grote thermische zonnesystemen voor warmwaterproductie die aan de verwachtingen voldoen wat betreft de inbreng van zonne-energie volgens de behoefte aan warm water in het gebouw en de plaatselijke zonne-instraling. Alle documenten kan u terugvinden in de bijlage alsook op de website http://www.leefmilieubrussel.be/Templates/Professionnels/informer.aspx?id=4074&langtype=2067&detail=ta b2
BRONNENLIJST “Warmte uit zonlicht”: uitgaven van Ode Vlaanderen, 2005 “Het lokaal kyotoprotocol”: uitgaven van Tandem “Energieontwerp van een tertiair gebouw”: uitgave van Brussels Instituut voor Milieubeheer, 2005 “Energie Vademecum. Energiebewust ontwerpen van nieuwbouwwoningen”: uitgave van Aeneas, 2010
BIJLAGEN Legionellabesluit 2007 Bestek VMSW algemeen Bestek Zonnige Kempen Pleinstraat Bestek Zonnige Kempen Kapelaan Francklaan Bestek zwembad Beveren fase 1 Bestek zwembad Beveren fase 2 Toolkit zonthermische installatie: audit bestellen Toolkit zonthermische installatie: audit uitvoeren Toolkit zonthermische installatie: handleiding zonneboiler quickscan Toolkit zonthermische installatie: quickscan 2010 Toolkit zonthermische installatie: aandachtspunten zonthermische installatie Toolkit zonthermische installatie: type lastenboek