Auteurs: Prof.Dr. A. Derese Dr. J. Michels Drs. D. R. Leroy I.C.H.O. aug‘99
Toetslijst voor huisartsen-in-beroepsopleiding en stagemeesters
Inleiding
Ook deze uitgave van de toetslijst is herwerkt. Het vierde hoofdstuk over de medische problemen in de huisartsgeneeskunde is - rekening houdend met de commentaren - opnieuw bewerkt en daardoor bruikbaarder geworden. De lijst biedt in haar huidige vorm meer en meer een volledig overzicht van wat een hibo tijdens zijn opleiding tot huisarst aan inzichten, vaardigheden en attitudes te leren heeft: een beknopt overzicht van de referentiekaders die de opleiding hanteert én de beschrijving van de inhoud van sommige ervan. Deze lijst is dus een belangrijk referentiepunt geworden voor allen die bij de beroepsopleiding van huisartsen betrokken zijn en willen weten wat men tijdens het tweede en derde jaar nog te leren heeft. In de eerste plaats de hibo's, maar ook hun opleiders.
De lijst is voor verschillende doeleinden bruikbaar. De hibo zal er meteen gebruik van maken bij zijn "intake" met zijn stagemeester-coördinator. Ook als instrument voor zelftoetsing door de hibo en voor het opstellen van een leeragenda met de stagemeesters is ze nuttig. De lijst is voorts dienstig bij de voorbereiding van individuele (evaluatie)gesprekken tussen stagemeester-coördinator of -1/1 of -ziekenhuis en de hibo. Beiden bekijken dan vooraf (gedeelten van) de lijst. Per gesprek beperkt men zich tot een paar relevante leerpunten. Ook om leerbehoeften van hibo's of van de seminariegroep aan het licht te brengen kan de lijst diensten bewijzen. Ze fungeert dan als middel tot (gezamenlijke) planning van de thema's die in de seminaries aan bod kunnen komen.
De lijst bevat als inleidend hoofdstuk de competentieterreinen waarover de hibo na twee jaar opleiding zal ondervraagd worden. En verder vijf hoofdstukken waarin sommige terreinen een grondiger uitwerking hebben gekregen: 0. De Competentieterreinen 1. Klinische en technische vaardigheden. 2. Consultatievaardigheden. 3. Administratieve aspekten. 4. Medische problemen in de huisartsgeneeskunde (nieuwe versie augustus 1998 - J. Michels & A. Derese) 5. Persoonlijk functioneren.
0. COMPETENTIETERREINEN 1. Kennis, beleid en behandeling van aandoeningen in de HA-praktijk (zie hoofdstuk 4 van deze toetslijst) Kent de symptomatologie, de diagnostiek, het natuurlijk verloop en de behandeling (voorzover huisartsgeneeskundig) van: veel voorkomende problemen; minder voorkomende, maar HA-geneeskundig relevante aandoeningen; acute problemen; psychische problemen; chronische aandoeningen; aangepast beleid t.a.v. specifieke patiëntengroepen; preventie (o.m. d.m.v. vaccinatie, screening, vroegdetectie, G.V.O.);
2. Bekwaamheid als hulpverlener (het denk- en handelingsproces) Huisartsgeneeskundige referentiekaders: taak en positie van huisarts in gezondheidszorg; levensloop en ontwikkeling van het individu; epidemiologie in de huisarstgeneeskunde; gezinsgeneeskunde en systeembenadering; invloed van de samenleving op de patiënt; visies op ziekte en gezondheid; Consultvoering en communicatie (zie hoofdstuk 2 van deze toetslijst): kent en houdt rekening met de vier basisvaardigheden van consultatievoering: arts-patiëntinteraktie en -relatie; gericht en systematisch werken; adekwaat somatisch handelen; aandacht voor psycho-sociale aspekten; dit is o.m.: - goede vraagverheldering; - rekening houden met informatie uit vroegere kontakten/dossier; - gerichte vragen in de anamnese; - gericht klinisch onderzoek; - logische opbouw van de konsultatie; - houdt rekening met het somatische en het psycho-sociale spoor; - duidelijke informatie aan de patiënt; - goede afspraken over verwijzing en opvolging. Probleemdefinitie: probleemverheldering-anamnese; klinische onderzoeksvaardigheden; technische onderzoeksvaardigheden; kritisch denken; probleem in zijn volledigheid onderkennen; verschillende keuzes overwegen; hypotesevorming waarschijnlijk en besliskundig verantwoord: uitsluiten / aantonen; pluis / niet-pluis beslissing verantwoord.
Beleid: zorg voor patiënt in zijn totaliteit; probleemoplossing en handelingsplan; hulpbronnen van patiënt en omgeving gebruiken; beleid afstemmen op natuurlijk verloop van ziekte; uitleg aan patiënt en G.V.O.; therapeutische vaardigheden; voorschrift medicatie; levensbedreigende problemen onderkennen, correct, tijdig verwijzen.
3. Bekwaamheid in ondersteunende taken gericht op permanente vorming tot professionele competentie; eigen nascholing; kritisch en selektief lezen; kennis van en verwijzing naar medische en andere hulpverleners; bekwaam tot samenwerking en tot synergie; kent "sociale kaart" praktijk; praktijkorganisatie; o.m. dossiers, continuïteit; praktijkbeheer; administratieve aspecten in de HA-geneeskunde; maatschappelijk en ethisch functioneren.
4. Persoonlijk functioneren (zie hoofdstuk 5 van deze toetslijst) Professionele waarden: respect voor het leven; inzicht in eigen normen en waarden; plezier in het werk en entoesiasme; verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid; evenwicht tussen nabijheid en afstand t.a.v. patiënten; integriteit en moraliteit; Professionele ontwikkeling: zelfbesef en zelfevaluatie; zelfvertrouwen - omgaan met eigen onzekerheid; interesse en brede ontwikkeling als huisarts; balans tussen het persoonlijke en het professionele; interesse, respect voor zingeving(svragen).
5. De hibo als lerende Ervaring opdoen: inzet voor de eigen opleiding; maakt leeragenda die het leren stuurt; werkt graag en veel; weet tijd te gebruiken en struktureren; werkt graag met anderen, luistert, kijkt, stelt vragen; is geïnteresseerd in mensen. Reflecteren: bewust van eigen lacunes; inzicht in eigen denk-en handelingsproces; in staat tot expliciteren van eigen gedachtengang; gaat af op eigen probleemaanvoelen; kritisch t.a.v. eigen handelen. Informatie zoeken: zoekt en vindt zelf mensen en middelen om bij te leren; kan omgaan met kritiek van anderen; houdt rekening met feedback van kollega's en opleiders; wetenschappelijke belangstelling; belangstelling voor niet-medische aspekten van huisartsgeneeskunde; vraagt op tijd hulp; heeft ruime interesse, ook buiten het vakgebied; kan adekwaat informatie verzamelen; Oefenen en iets nieuws proberen: kent eigen grenzen; zet door tot z/hij iets onder de knie heeft; durft problemen aan te pakken; probeert iets nieuws eerst in gecontroleerde omstandigheden.
1. KLINISCHE EN TECHNISCHE VAARDIGHEDEN Bijgaand vindt u een lijst met klinische en technische vaardigheden, die u moet verwerven tijdens de opleiding tot huisarts. Deze lijst kwam tot stand door onderzoek en overleg tussen de vier universitaire huisartsencentra en een aantal huisarts-stagemeesters. De opleiding moet u de kans geven om deze vaardigheden te leren. Uzelf moet deze kans met beide handen aangrijpen. Het I.C.H.O. werkt eraan dat alle stagemeesters 1/1 en stagemeesters-ziekenhuizen u deze vaardigheden kunnen aanleren. Het is het leerrecht van de hibo daarbij hun hulp te vragen. Het bestaan alleen van deze toetslijst en het feit dat u een formele bevestiging vraagt dat u de vaardigheid verworven hebt, zal ervoor zorgen dat daaraan méér aandacht besteed wordt dan voorheen. Dat hier een probleem bestond zullen weinig opleidingsverantwoordelijken ontkennen; het werd ook herhaaldelijk door enquêtes bij studenten en afgestudeerden aangetoond.
Tijd dus om het beter te doen. Een vaardigheid onder de knie krijgen is geen koud kunstje. Neem er dan ook uw verantwoordelijkheid voor. Het I.C.H.O. zal u daarbij helpen o.m. door een jaarlijkse stationsproef en door de opleiding en ondersteuning van de stagemeesters. Wanneer beheerst men een vaardigheid écht? 1) als men het toepassingsgebied kent en weet hoe een vaardigheid dient uitgevoerd (zgn.'kennis over vaardigheden'); en, 2) als men de vaardigheid voldoende duidelijk gedemonstreerd heeft gekregen; en, 3) als men ze enkele keren in 'laboratoriumcondities' heeft kunnen oefenen (op een fantoom of op medestudenten in een skillslab); en, 4) als men ze tenslotte voldoende keren in de reële praktijk heeft kunnen toepassen (en regelmatig feedback heeft gekregen over zijn aanpak) dat men ze zonder problemen in allerlei situaties kan aanwenden én het resultaat ervan juist kan beoordelen. Voor deze vier stadia zijn in de Toetslijst aparte kolommen voorzien. Pas na stadium 4 verdient u een handtekening van de stagemeester in de kolom 'verworven'. Spring dus niet lichtzinnig om met deze toetslijst: het komt er niet op aan zo snel mogelijk een 'palmares' van handtekeningen te verzamelen. Daarmee bedondert u alleen zichzelf. Integendeel, vraag uzelf regelmatig af: beheers ik deze vaardigheid nu al voldoende, of wil ik graag nog wat meer oefenen? Bespreek dit eerlijk met uw stagemeester. Als de stagemeester zichzelf niet geschikt acht u een bepaalde vaardigheid aan te leren, kan hij(zij) u wellicht in contact brengen met iemand die meer onderlegd is. Laat alleszins geen kansen verloren gaan terwijl u nog in opleiding bent. Na de opleiding wordt het immers moeilijker om uw 'onkunde' toe te geven én om leerkansen te vinden die combineerbaar zijn met uw praktijk.
Hoe deze toetslijst nu concreet gebruiken? Lees de toetslijst eerst eens grondig door en vraag u af: tot op welk niveau beheers ik elke vaardigheid? in welke vakgebieden zitten mijn voornaamste lacunes? welke stages of opleidingsperiodes liggen er nog in het verschiet? zal ik mijn lacunes daar kunnen wegwerken? maak een prioriteitenlijstje (een zgn.'leeragenda') voor de eerstkomende stage- of opleidingsperiode. Stap met deze leeragenda naar je stagemeester-coördinator of stagemeester 1/1. Vraag of hij/zij ervoor kan zorgen dat u de gewenste vaardigheden in zijn of haar praktijk of dienst leert. Vraag concreet na of hiervoor alle voorwaarden vervuld zijn: er moeten zich voldoende gelegenheden aandienen; de stagemeester moet op dat ogenblik beschikbaar zijn én bereid om je eventueel zelf te laten oefenen; hij/zij moet erbij zijn als u zelf probeert, zodat u aanwijzingen kan krijgen over hoe u uw techniek kan verbeteren (de stagemeester moet bereid zijn als 'coach' op te treden); wanneer de stagemeester afwezig is, moet er iemand de rol van 'opleider' van hem overnemen.
Benut in elke praktijk of dienst vooral de mogelijkheden die daar aanwezig zijn. Vaardigheden die vooral in een ziekenhuis worden toegepast (bv. reanimatie, blaassondage) moet je dààr leren. Reken er niet op dat u - omdat het allemaal huisartsgeneeskundige vaardigheden zijn - ze ook in elke huisartspraktijk zult kunnen leren. Geen enkele huisarts beheerst ze waarschijnlijk allemaal, en sommige vaardigheden worden zelden toegepast zodat de huisartsstage u onvoldoende oefenkansen zal bieden. Zorg dus dat u ook in het ziekenhuis uw 'huisartsgeneeskundige' vaardigheden kan leren! Als u een vaardigheid op een bepaald niveau hebt geoefend, hebt u ook de kwalificatie 'verworven' verdiend. Speel het spel echter eerlijk mee, zoniet bedriegt u hiermee vooral uzelf. Ook de stationsproef zal u helpen om te weten hoever u staat. Alvast veel succes!
De structuur van de toetslijst vaardigheden Bij de indeling van de vaardigheden is grosso modo de indeling aangehouden van de ICPChoofdstukken. Dit komt min of meer overeen met de indeling in specialismen, maar dat betekent zeker niet dat u een bepaalde vaardigheid enkel op de desbetreffende stage kunt leren! De palpatie van het abdomen bv. kan net zo goed aan bod komen in een stage heelkunde, gynecologie, spoedopname, intensieve, traumatologie, cardiologie als op de gastro-enterologie waaronder ze staat aangegeven. Voor elke vaardigheid vindt u een aanduiding over de mate waarin het noodzakelijk is die bepaalde vaardigheid als huisarts te beheersen: + betekent: noodzakelijk voor de huisartspraktijk; moet verworven zijn op het einde van de opleiding +w
betekent: wordt door 80 % van de opleiders noodzakelijk of wenselijk geacht voor de huisartsgeneeskunde; de universitaire huisartsencentra dringen erop aan dat u deze vaardigheid tijdens uw opleiding zou leren
o
betekent: niet noodzakelijk; het hangt af van uw eigen interesse of je die wil leren.
Geef op elke stage prioriteit aan de + en w -vaardigheden. Als er ruimte overblijft neemt u er enkele o-vaardigheden bij.
ALGEMEEN (A)
instructie ontvangen (kennis + demo) +
inspectie uiterlijk: lichaamsbouw en -houding, gelaatsuitdrukking
+ w
Schatting van de leeftijd
+
bepalen van de lichaamslengte
+
bepalen van het lichaamsgewicht
+
opnemen lichaamstemperatuur, maken van koortscurve
+
inspectie urine, faeces, sputum
+
veneuze bloedafname
+
intramusculaire toediening
+
intraveneuze toediening
+
subcutane toediening
+
reanimatie (hartmassage en beademing)
+
vaststellen van de dood, tekenen van aanstaande dood
+ w
plaatsen van infuus bij urgentie
+ w
O2-toediening
+ w
capillaire bloedafname
o
microscopisch onderzoek faeces
o
dikdruppel (malaria)
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënten geoefend
verworven
INWENDIGE / BLOED- EN BLOEDVORMENDE ORGANEN (B) instructie ontvangen (kennis + demo) +
inspectie en palpatie lymfeklieren
+ w
nagaan van de bloedingstijd
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënten geoefend
verworven
instructie ontvangen (kennis + demo)
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
instructie ontvangen (kennis + demo)
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
INWENDIGE / MAAG - DARMSYSTEEM (D)
+
inspectie, percussie en auscultatie van het abdomen
o
hemoccult
OGEN (F)
+
inspectie van ogen, conjunctivae, oogleden
+
globale gezichtsveldbepaling
+ w
onderzoek oogspierbewegingen
+ w
onderzoek visus
+ w
onderzoek met behulp van fluorescene
+ w
oogspiegelen (oogfundus): beoordeling pupil, toestand vaten, grove afwijkingen retina
o
inspectie van voorste oogkamer met geringe vergroting
o
onderzoek kleurenzien
OOR, NEUS, KEEL (H)
instructie ontvangen (kennis + demo) +
inspectie van mond- en keelholte
+
rhinoscopia anterior
+
inspectie en palpatie uitwendig oor
+
inspectie gehoorgang en trommelvlies, otoscopie
+
Keeluitstrijkje (+ bodem)
+
Stelpen neusbloeding
+
Verwijdering vreemde lichamen Buitenste gehoorgang (incl. Cerumenprop)
+
Verwijdering vreemde lichamen farynx (bv. visgraat)
+
verwijdering vreemde lichamen neus
+ w
stemvorkproeven
+ w
onderzoek gehoorscherpte (fluisterstem)
o
diafanoscopie
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
INWENDIGE / HART EN BLOEDVATEN (K)
instructie ontvangen (kennis + demo) +
inspectie en palpatie perifere circulatie, incl. oedemen
+
meten van de bloeddruk
+
beoordeling van de pols(kwaliteiten)
+ w
maken van een electrocardiogram
+ w
meten van de veneuze druk
o
Doppler (arteriëel, veneus)
o
bepalen van de circulatietijd
BEWEGINGSSTELSEL (L)
instructie ontvangen (kennis + demo) +
onderzoek vorm en functie van de gewrichten
+
onderzoek vorm en functie van de wervelkolom
+
onderzoek stand bekken, beenlengte
+
onderzoek spieren op kracht, peesafwijkingen, deformatie
+
(elastisch) steunverband
+ w
taping
+ w
zinklijm
+ w
gipsverband (klassiek en synthetisch + verwijdering)
+ w
atelle
+ w
infiltraties (paravertebraal, pezen, periost, intra-articulair)
+ w
diagnostische gewrichtspunctie
o
Cyriax, osteopathie, manuele therapie
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
ZENUWSTELSEL / NEUROLOGIE (N)
instructie ontvangen (kennis + demo) +
onderzoek naar normale en pathologische reflexen, nekstijfheid
+
onderzoek pijn- en tastzin, dieptegevoel
+
onderzoek gang, evenwicht
+
onderzoek van de bewustzijnstoestand
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
PSYCHOLOGIE / PSYCHOSOMATIEK (P)
instructie ontvangen (kennis + demo) +
onderzoek naar stress, probleemdiagnostiek
+
onderzoek naar relatiestoornissen
+
onderzoek naar psychopathologie
+ w
onderzoek/herkennen vasovegetatieve verschijnselen
+ w
globale schatting van de intelligentie
o
relaxatietherapie (individueel, in groep)
INWENDIGE / ADEMHALINGSSTELSEL (R)
+
inspectie, percussie en auscultatie van de thorax
+ w
longfunctie-onderzoek (o.a. met Peakflowmeter)
+ w
intradermotest (Mantoux)
+ w
aërosol
instructie ontvangen (kennis + demo)
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
instructie ontvangen (kennis + demo)
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
HUID (S)
+
inspectie huid: onderkennen van efflorescenties, exanthemen, enanthemen, puntbloedingen, ecchymosen, vaattekening, kleur
+
steriel aanbrengen van zalf en verband
+
afsluitend verband (cambric, elastische, kripwindel)
+
wrattenbehandeling (cryo, electrofulguratie, andere)
INWENDIGE / STOFWISSELING (T)
instructie ontvangen (kennis + demo) +
bepalen glucosegehalte (stix, glucometer)
+
inspectie en palpatie schildklier
URO-/NEFROLOGIE (U)
instructie ontvangen (kennis + demo) +
midstream urine
+
sonderen
+ w
microscopisch onderzoek urine (WBC, RBC, kristallen, cilinders)
+ w
preparatie urine voor cytologisch onderzoek
o
blaaspunctie
o
dompelmethode (dip slide)
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
ZWANGERSCHAP- EN BEVALLING (W)
instructie ontvangen (kennis + demo) +
zwangerschapstest op urine
+
bepaling duur zwangerschap
+
uitwendig en inwendig onderzoek van een zwangere
+
bepalen van de kinderlijke harttonen, foetale doptone
+ w
onderzoek in partu zijnde vrouw
o
bekkenonderzoek, bekkenmeting
o
bevallingen leiden, episiotomie hechten
GYNECOLOGIE (X)
+
verrichten van een vaginaal speculumonderzoek
+
verrichten van een vaginaal toucher
+
maken van een fluorpreparaat (voor lab), kennis kweekbodems
+
maken van een cervixuitstrijkje (voor lab)
+
verwijderen vreemde lichamen vagina
+
inspectie en palpatie mammae
+ w
microscopisch onderzoek vaginaal secreet (clue cells,candida, trichomonas)
instructie ontvangen (kennis + demo)
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
instructie ontvangen (kennis + demo)
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
ANDROLOGIE (Y)
+
inspectie en palpatie uitwendige geslachtsorganen
+
inspectie en palpatie regio inguinalis
+
maken van een afstrijkje van de urethra (voor lab)
+
verrichten van een rectaal onderzoek
+ w
prostaatmassage
NEONATOLOGIE / PEDIATRIE
+ w
bepaling van APGAR-score pasgeborene
+ w
onderzoek pasgeborene op congenitale afwijkingen
+ w
neurologisch onderzoek pasgeborene
+ w
bepaling van het ontwikkelingsstadium zuigeling en kind
instructie ontvangen (kennis + demo)
op fantoom of normale pers. geoefend
Op patiënt geoefend
verworven
instructie ontvangen (kennis + demo)
op fantoom of normale pers. geoefend
op patiënt geoefend
verworven
HEELKUNDE
+
kennis van ontsmettingsmiddelen
+
locale anesthesie voor heelkunde, ringanesthesie
+
debridering van wonden (verhakkelde, necrotische wonden, fibrinebeslag verwijderen)
+
wondhechting (subcutaan, cutaan, afbinden bloedvat)
+
verwijdering vreemde lichamen subcutaan
+
stelpen veneuze bloeding
+
abcesdrainage, plaatsen van wiek of drain
+
etter of secreet (afname voor lab)
+
nagelfenestratie
+
nagelexcisie en -plastie, fenolisatie
+
heelkunde oppervlakkige tumoren
+
biopsie (+ bewaarvloeistof)
+ w
electrocoagulatie bloedende wondoppervlakken
o
perifere zenuw'blocks'
o
scleroseren
2. CONSULTATIEVOERING Onderstaande lijst steunt enerzijds op "de vier basale huisartsgeneeskundige vaardigheden" zoals beschreven door R. Grol (R. Grol en P. Mesker, red., Huisarts en onderlinge toetsing, Utrecht, 1986) en op het S.O.E.P.- registratiesysteem anderzijds. Aan de Vlaamse universiteiten wordt een gelijkaardig schema gebruikt voor de training in konsultatievoering. Zowel voor individuele zelftoetsing als ter voorbereiding van een evaluatiegesprek met de stagemeester kan men deze lijst overlopen en de relevant geachte punten bespreken. Aangezien rechtstreekse observatie door de stagemeester meestal niet mogelijk is, kan het opnemen en beluisteren van een bandje misschien diensten bewijzen.
S 1. Intake en overgang. Ik laat de patiënt open en globaal aan het woord over klachtenbeleving, wensen en verwachtingen. Ik stel de patiënt op zijn gemak, toon begrip en stimuleer zijn verhaal met open vragen. Daaruit pik ik reeds somatische informatie en signalen op. Ik herken in de klacht de signalen met psycho-sociale betekenis. Ik betrek hierbij informatie uit vorige kontakten. Aan het einde van deze fase vat ik samen en toets, en geef uitleg over het vervolg van het konsult.
S 2. Anamnese, psycho-sociaal; somatisch. Mijn somatische anamnese gaat van voldoende breed naar specifiek. Mijn hypothesevorming is HAG waarschijnlijk. Ik hou i.f.v. de klacht rekening met niet te missen hypothesen, pluis / niet-pluis. I.v.m. psycho-sociale klachten exploreer ik de beleving en het sociaal systeem van de patiënt. Ik betrek vroegere en huidige behandeling (c.q. medikatie) mee in mijn anamnese.
O 1. Lichamelijk onderzoek. Ik doe een voldoende breed en toch selektief lichamelijk onderzoek. Mijn lichamelijk onderzoek is integraal, d.i. met aandacht voor samenhang tussen lichaamssystemen, tussen het somatische en het psychische, tussen persoon en sociaal systeem. Ik heb voldoende zelfvertrouwen t.o.v. mijn eigen klinische waarnemingen. Een beslissing tot verder onderzoek steunt op een huisartsgeneeskundig waarschijnlijke hypotese in deze fase van de aandoening.
O 2. Verder onderzoek. Het verder onderzoek waartoe ik besluit is voldoende breed en toch selektief. Ook bij doorverwijzen naar specialistisch onderzoek blijf ik integraal en op twee sporen denken. Ik kan de betekenis afwegen van de resultaten van eigen of specialistisch (labo-) onderzoek. Ik heb bij het (laten) uitvoeren van lichamelijk of technisch onderzoek oog voor hoe de patiënt dit beleeft.
E. Diagnose of inschatting, uitleg aan patiënt. Mijn eventuele diagnose is logisch in overeenstemming met de gegevens uit anamnese en onderzoek. Mijn inschatting van de ernst van de aandoening is huisartsgeneeskundig waarschijnlijk. Mijn inschatting pluis/niet pluis is correct. Mijn inschatting van de hinder voor de patiënt is correct. Mijn inschatting van het verloop (prognose) is correct. Mijn informatie aan de patiënt is juist en begrijpelijk. Als ik de patiënt niet of slechts gedeeltelijk informeer heb ik daar grondige redenen voor.
P. Overleg, verwijzing, therapie, voorlichting, terugbestelling. Mijn diagnostisch of therapeutisch plan is huisartsgeneeskundig verantwoord. De planning die ik voorstel is konkreet en met logische stappen. Het plan komt tot stand in overleg of in onderhandeling met de patiënt.
Ik verantwoord bij de patiënt op een begrijpelijke manier een (eventuele verwijzing voor) verder diagnostisch onderzoek. Mijn voorlichting en advies aan de patiënt zijn in een voor hem/haar begrijpelijke taal. Ik stimuleer de zelfzorg en de niet-medische behandeling van de patiënt en zijn omgeving. Mijn medikatievoorschrift is gericht en zo eenvoudig mogelijk. Bij het voorschrijven van medikatie hou ik rekening met de leeftijd, het komfort, de kosten en de scholing van de patiënt. Als ik de patiënt terugbestel, dan is het huisartsgeneeskundig verantwoord. Ik ben zorgvuldig en volledig bij het invullen van mijn dossier.
3. VERTROUWD MET VOLGENDE ADMINISTRATIEVE ASPECTEN? -
Werkonbekwaamheid: attest controlegeneesheer werkgever controlegeneesheer ziekenfonds
- Schoolattesten: * afwezig wegens ziekte * verantwoording niet deelname zwem- of turnlessen - Ongevallen: * school * sport * arbeidsongeval * privé-ongeval - (On)geschiktheidsverklaring (implicaties voor patiënt) * werk * bepaalde werksituaties * verzekeringen * Levensverzekering - Fonds voor Beroepsziekten 1. Expertisebijstand - Invaliditeitsaanvraag / verlenging ziekteverzekering - Tegemoetkomingen voor mindervalieden: * aanvraag adequaat invullen * implicaties kennen: voordelen / vereisten. 2. Aanvraag herstelkuur (ziekenfonds).
- Bekwaamheidsattest sportbeoefening: criteria voor weigering of voorbehoud - Kennis van de nomenclatuur - Geneesmiddelenvoorschrift: * kennis wettelijke bepalingen * aanvraag terugbetaling gereglementeerde farmaca * magistrale bereidingen - Verwijsbrieven: * verpleegkundige * kinesist * specialist * opname ziekenhuis
4. LIJST ‘MEDISCHE PROBLEMEN IN DE HUISARTSGENEESKUNDE’ Bedoeling van de lijst. Deze lijst is gericht naar allen die met beroepsopleiding van huisartsen te maken hebben: HIBO’s, huisarts-stagemeesters, ziekenhuis-stagemeesters en stagemeesters-coördinatoren. De lijst geeft u een beeld van de medische problemen die u in de huisartspraktijk kan tegenkomen, en wat daarbij de belangrijkste aspecten zijn waar een huisarts oog voor moet hebben.Wanneer u deze lijst onder de knie heeft, kan u gerust zijn dat u het leeuwenaandeel van de medische problemen in de huisartsgeneeskunde aankunt. De lijst vervangt geen standaarden en is geen naslagwerk. Het is ook geen cursus die van voor naar achter en van achter naar voor moet gekend zijn. Het is een hulpmiddel die kan helpen de eindtermen te bereiken. Ze kan zowel fragmentarisch als in haar geheel gebruikt worden. Zo kan de HIBO bij zichzelf nagaan of de aandachtspunten vermeld bij een bepaalde aandoening - die hij/zij gediagnosticeerd heeft in de loop van de dag- gekend zijn. Een stagemeester kan een lacune ontdekken bij zijn/haar HIBO en verwijzen naar de lijst om de leeragenda aan te vullen. HIBO en stagemeester kunnen de gehele lijst samen overlopen ter voorbereiding op de eindproef. Structuur De medische problemen zijn gegroepeerd volgens de hoofdstukken van de ICPC. Binnen elk hoofdstuk vindt u naast elkaar: - de ICPC-code van de aandoening ; - de frequentie per duizend contacten in een beginnende huisartspraktijk; - de naam van het medisch probleem ; - een aantal aspecten die voor de huisartsgeneeskunde van belang zijn. Bij deze aspecten zijn enkel de specifieke aandachtspunten vermeld op basis van wat de medewerkers bij het opstellen van de lijst aangebracht hebben. Algemene aandachtspunten (goede anamnese, gericht klinisch onderzoek, correcte behandeling, preventie…) worden slechts aangehaald wanneer ze bij een bepaald medisch probleem van opvallend belang geacht worden.
Frequentie van de medische problemen Weergegeven is het aantal keren dat een gezondheidsprobleem per 1000 arts-patiënt contacten aan bod kwam als contactreden bij beginnende huisartsen. Vb bloedarmoede ( ijzergebrek, pernicieuse, andere) als contactreden kwam aan bod in 3 op 1000 arts-patiënt contacten. De gegegens zijn gebaseerd op het werk van A. Derese (1). In zijn onderzoek hebben 110 HIBO’s 50 opeenvolgende contacten geregistreerd in de periode van oktober ‘89 tot januari ‘90. De contactreden(en) en de diagnose(n) die in trefwoorden werden genoteerd op het formulier werden nadien door één persoon gecodeerd aan de hand van de ICPC. Er werden zo 10.097 contactredenen geregistreerd in 5.505 arts-patiënt contacten. Gebruiksaanwijzing Er zijn talloze situaties tijdens de beroepsopleiding waarbij de gelegenheid zich voordoet de lijst te gebruiken: Voor HIBO’s: - evaluatiegesprek met (de) opleider(s); - eigen evaluatie: wat zie/doe ik veel/genoeg/te weinig; - bespreking leerdoelen; - meer systematiek in de zelfstudie; - bij evaluatie aan einde van het achtste jaar: welke leerpunten dienen nog benadrukt te worden; - opsporen hiaten; - nagaan of ik de diverse pathologieën voldoende zag en of er bepaalde pathologieën nooit aan bod gekomen zijn; - nagaan welke belangrijke problemen binnen een bepaald domein (bvb dermatologie) in de huisartsgeneeskunde zijn; - uitwerken van een bepaalde vraagstelling/problematiek waarbij ik voor mezelf wou controleren of ik wel alle mogelijke huisarts-geneeskundige aspecten in overweging genomen had; - nagaan welke kennis verwacht wordt voor het eindexamen; - nieuwsgierigheid; - nagaan van aandachtspunten bij minder frequente aandoeningen; - om een idee te krijgen van de frequentie van bepaalde problemen en dan vergelijken (retrospectief) met geziene pathologie in de opleidingspraktijk. Voor stagemeesters (huisarts, ziekenhuis en seminarie) - evaluatie van/gesprek met de HIBO; - opsporen hiaten in kennis en kunde van HIBO; - opmaken leeragenda; - op vraag van coördinator bij bezoek aan stagemeester en HIBO; - vanuit seminarie; - verplichte opdracht door coördinator: bespreken van verschillende bladzijden uit de toetslijst; - naar aanleiding van een patiënt, een klinisch probleem of een concrete praktijksituatie; - nagaan wat van een bepaalde aandoening van belang is in de huisartspraktijk; - zorgen voor een algemeen aanbod in de consultatie van de HIBO; - nuttig ‘geheugensteun’ voor de stagemeester; - om de eigen kennis en werkwijze als opleider te toetsen; - soms brengt de lijst een nieuwe visie op lang bestaand probleem; - prevalentie van aandoening opzoeken. Enkele aanleidingen zijn meer toepasselijk voor een ziekenhuis-stagemeesters: - ter gelegenheid van een kritische zelfevaluatie van de geboden ziekenhuisopleiding; - voor mijn ziekenhuisstage nagaan welke (be)handelingen ,die in de kliniek gebeuren, ook nuttig zijn voor de huisarts.
Hoe de lijst gebruiken naar aanleiding van casussen of klinische problemen in de dagelijkse onderwijspraktijk ? Stel dat ik naar aanleiding van een casus de belangrijkste aandachtspunten wil weten voor de huisartspraktijk, hoe zoek ik het dan op? Het eenvoudigste is het probleem bij een bepaalde casus te coderen naar de ICPC. Eerst naar hoofdstukken toe en dan naar symptomen of diagnosen. De hoofdstukken in de lijst staan in de officiële volgorde, de symptomen en diagnosen volgens frequentie. Vb casus over benigne prostaathypertrofie. Het ICPC hoofdstuk is ‘geslachtsorganen en borsten man’ (ICPC-Y) en de aandoening is nogal frequent, dus zal het als een der eersten in de lijst aangegeven zijn. Het zoekwerk duurt hier amper enkele seconden. De ICPC - indeling wordt soms niet gevolgd om twee redenen: wanneer de ICPC indeling te veel afwijkt van de indeling uit de vorige toetslijst (onderlijnde trefwoorden), dan wordt de oude indeling behouden én wanneer het beter is enkele aandoeningen te bundelen omdat de aandachtspunten dezelfde zijn. Vb chlamydia en gonorroe staan bij HIV onder het hoofdstuk ‘Bloed en bloedvormende organen’ omdat de aandachtspunten voor SOA’s gelijklopend zijn, hoewel gonorroe eigenlijk bij ‘geslachtsorganen’ thuishoort.
ICPC-Hoofdstukken A. Algemeen en niet gespecifieerd B. Bloed en bloedvormende organen D. Tractus digestivus F. Oog H. Oor K. Tractus circulatorius L. Bewegingsapparaat N. Zenuwstelsel P. Psychische problemen R. Tractus respiratorius S. Huid en subcutis T. Endocriene klieren / metabolisme / voeding U. Urinewegen W. Zwangerschap, bevalling, anticonceptie X. Geslachtsorganen en borsten vrouw Y. Geslachtsorganen en borsten man Z. Sociale problemen
Literatuur 3. Derese A. Huisarts in Beroepsopleiding, een hypothesevormend onderzoek. Bijlage 11. Proefschrift. Rijksuniversiteit Gent, Juli 1992.
KLIK HIER VOOR DE LIJST ‘MEDISCHE PROBLEMEN IN DE HUISARTSGENEESKUNDE’
5. PERSOONLIJK FUNCTIONEREN In de huisartsgeneeskunde (zoals in alle niet louter technische hulpverlening) is de persoon van de huisarts instrumenteel. M.a.w. de kwaliteit van de hulpverlening wordt meebepaald door de persoon van de huisarts. Ontwikkelen als persoon staat gelijk aan het verbeteren van de eigen huisartsgeneeskundige kwaliteit. Dit is een soms moeizame, maar tegelijk zeer boeiende en verrijkende opdracht voor elke huisarts. Hieronder staat een lijst met enkele belangrijke attitudes. Ze kan dienstig zijn als zelftoetsing of als aanloop tot een openhartig feedbackgesprek. - Heeft voldoende zelfvertrouwen om adekwaat met eigen onzekerheid om te gaan. - Is meer gericht op reële probleemoplossing, minder op "zijn plan trekken" of zijn gezicht redden. - Is kritisch t.o.v. eigen kennis, waarden en normen. - Is t.o.v. kritiek meer gericht op bijleren dan op defensie. - Heeft realistische inschatting van eigen therapeutische mogelijkheden en beperktheden. - Kan t.a.v. patiënten luisteren, begrip tonen en zich inleven. - Kan iets begrijpelijk en geduldig uitleggen aan patint. - Weet om te gaan met eigen irritatie. - Durft doorvragen bij anamnese. - Weet om te gaan met evt. druk of manipulatie door patiënt of omgeving, behoudt zijn vrijheid. - Heeft verantwoordelijkheidszin, maar neemt verantwoordelijkheid van patiënt niet op eigen schouders. - Probeert een integrale patiëntbenadering, is bedacht op verbanden tussen lichaamssystemen, en tussen het somatische en het psychische. - Houdt rekening met het maatschappelijk en sociaal systeem van de patiënt. - Is geneigd beroep te doen op de positieve mogelijkheden van andere hulpverleners in de 1e en 2e lijn. - Geeft blijk van interesse voor vakliteratuur; leest en interpreteert kritisch. - Neemt initiatieven voor eigen nascholing die aansluiten bij zelf ervaren behoeften.