Toetsingskader voor ontheffingen in stiltegebieden
Maastricht, 29 november 2011
Inhoudsopgave 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding 3 Stiltegebieden ...........................................................................................................................3 Aanwijzing van stiltegebieden en bijbehorende regels.............................................................3 Gebiedsvreemd versus gebiedseigen geluid............................................................................3 Ontheffingen..............................................................................................................................4 IPO-Beleidsvisie stiltegebieden ‘Een luisterend oor voor de stilte’...........................................4
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Toetsingskader 5 Specificatie teksten Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) .............................................5 Uitgangspunten bij verlenen ontheffing - toelichting.................................................................7 REGELS voor ontheffingen in stiltegebieden ...........................................................................8 STROOMSCHEMA voor het verlenen van ontheffingen ........................................................10
Bijlagen 11 BIJLAGE 1. Ligging van de Stiltegebieden. ...........................................................................................11 BIJLAGE 2. Provinciaal Omgevingsplan Limburg en Omgevingsverordening ......................................12 BIJLAGE 3. Ligging Stiltegebieden en Natura 2000 gebieden. .............................................................14 BIJLAGE 4. Berekeningsmethode LAeq, 24 uur ..........................................................................................15
3
1.
Inleiding
1.1 Stiltegebieden Stiltegebieden zijn rustige en geluidarme gebieden die belangrijk zijn voor de bewoners van de betreffende gebieden en de rustzoekende mens. Zij hebben een duidelijke functie t.b.v. extensieve (=rustige, kleinschalige) recreatie en ontspanning. Ook zijn stiltegebieden een noodzakelijke voorwaarde voor de aanwezigheid en instandhouding van bepaalde dieren, die weinig verstoring kunnen verdragen. 1.2 Aanwijzing van stiltegebieden en bijbehorende regels Provinciale Staten hebben in de Omgevingsverordening Limburg 31 stiltegebieden aangewezen (zie bijlage 1). Verder is in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) bepaald dat het bij stiltegebieden gaat om gebieden die rustig zijn en rustig moeten blijven, met een akoestische kwaliteit lager dan 40 dB(A). Geluid geproduceerd door gebiedseigen activiteiten en vliegtuiglawaai worden daarbij niet meegerekend. In de Omgevingsverordening Limburg zijn de stiltegebieden aangewezen, is de regelgeving voor deze gebieden vastgelegd en zijn activiteiten opgenomen die niet zijn toegestaan (zie bijlage 2). Uitgangspunt hierbij is dat gebiedsvreemd geluid zoveel mogelijk moet worden voorkomen of beperkt. Gedeputeerde Staten kunnen op grond van de Omgevingsverordening ontheffing verlenen van de verboden. 1.3 Gebiedsvreemd versus gebiedseigen geluid Bij gebiedsvreemd geluid wordt bijvoorbeeld gedoeld op het opsporen of ontginnen van in de bodem aanwezige stoffen, het omzagen en kappen van bomen anders dan voor bosbouwkundig onderhoud of productiebos, het aanleggen van buisleidingen voor het transport van stoffen, dwars door een stiltegebied heen, het over onverharde wegen rijden van motorvoertuigen of het gebruiken van geluidsapparatuur. Gebiedseigen geluid heeft betrekking op het uitoefenen van gangbare werkzaamheden. Indien lawaaiige toestellen hierbij nodig zijn, bijvoorbeeld in de landbouw, bij bosonderhoud of bij technische onderhoudswerkzaamheden, dan staat de Omgevingsverordening Limburg dat toe en hoeft hiervoor geen ontheffing te worden gevraagd. Overigens kan hierbij wel één van de ‘gedragscodes’ op grond van de Flora- en Faunawet van toepassing zijn1. Ook de politie, de brandweer en geneeskundige hulpverleners, zoals artsen en ziekenauto’s, worden bij de uitoefening van hun taken niet belemmerd door de Omgevingsverordening Limburg.
1
Er zijn door het ministerie van LNV (het huidige EL&I) diverse gedragscodes goedgekeurd. Meest bekende voorbeelden zijn: ’Gedragscode bosbeheer Bosschap” en ‘Gedragscode Unie van Waterschappen’. Inmiddels is er ook ingestemd met een ‘gedragscode Recreatie’. Een actuele lijst van alle goedgekeurde gedragscodes is te vinden op de website van het DR-loket onder: http://www.hetlnvloket.nl/portal/page?_pageid=122,1780644&_dad=portal&_schema=PORTAL&p_document_id=289267&p_no de_id=16622129&p_mode
4
1.4
Ontheffingen Het verlenen van ontheffingen in stiltegebieden voor activiteiten die verboden zijn op grond van de Omgevingsverordening Limburg is sinds 1-1-2010 een nieuwe taak van Gedeputeerde Staten. Voorheen werd dit in hoofdzaak gedaan door gemeenten (Gedeputeerde Staten verleende ontheffingen bij activiteiten op het grondgebied van meerdere gemeenten). Gedeputeerde Staten willen in dit toetsingskader eenduidig vastleggen op welke wijze zal worden omgegaan met verzoeken tot ontheffingen. Het verkrijgen van de ontheffing voor het stiltegebied staat los van andere eventueel noodzakelijke toestemming, ontheffingen en/of vergunningen. In ieder geval is het van belang rekening te houden met het feit dat (delen van) enkele stiltegebieden tevens zijn aangewezen als Natura 2000 gebied (zie bijlage 3). In deze gebieden kan het nodig zijn om naast de ontheffing voor het stiltegebied, tevens een Nb-wet vergunning aan te vragen. Meer informatie hieromtrent is te verkrijgen bij de Provincie Limburg, afdeling Landelijk Gebied en de afdeling Vergunningen en Subsidies2.
1.5
IPO-Beleidsvisie stiltegebieden ‘Een luisterend oor voor de stilte’
In de beleidsvisie die door het IPO (Interprovinciaal Overleg) voor stiltegebieden is vastgesteld3, is het uitgangspunt dat er een balans moet worden gezocht tussen ´enerzijds het behoud van de stilte en anderzijds de ontwikkeling van stiltegebieden´. Naast het bewaken van de rust en stilte is het van belang dat stiltegebieden een maatschappelijke en economische functie kunnen vervullen op gebieden als cultuur, gezondheid, recreatie en sport. Gedeputeerde Staten willen in haar toetsingskader dan ook tot uitdrukking brengen dat het behoud van de stilte van groot belang is, maar: - dat in bepaalde situaties een ontheffing van de verboden mogelijk is, en - dat bij toeristisch/recreatieve accommodaties en horecainrichtingen extra mogelijkheden voor ontheffing van toepassing zijn. In dit toetsingskader wordt dan ook omschreven op welke manier GS willen omgaan met ontheffingen in het algemeen én wordt specifiek omschreven hoe GS, binnen rondvoorwaarden, willen omgaan met ontheffingen op terreinen grenzend aan toeristisch/recreatieve accommodaties en horeca-inrichtingen.
2
Om eventuele tegenstrijdigheden te voorkomen bestaat conform artikel 19ka lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 de mogelijkheid om Gedeputeerde Staten te verzoeken over te gaan tot coördinatie tussen de besluiten aangaande de Nb-wet en de ontheffing voor het stiltegebied.
3
‘Een luisterend oor voor de stilte’ is te vinden op: www.ipo.nl/sites/default/files/110608_ipo_visiedocument_stiltegebieden_met_hyperlinks_def.pdf
5
2. 2.1
Toetsingskader Specificatie teksten Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL)
In het POL staat aangegeven dat: ‘in de stiltegebieden verdere verstoring dient te worden voorkomen (stand still) zodat binnen de stiltegebieden zo veel mogelijk een geluidniveau heerst van 40 dB(A) of lager.’ De tekst uit het POL geeft een norm voor het geluidniveau in de stiltegebieden. Deze norm moet echter nader worden gespecificeerd omdat onduidelijk is op welke periode deze norm betrekking heeft en op welke meethoogte. Voor een nadere duiding van de normstelling is aansluiting gezocht bij de werkwijze die o.a. door het RIVM4 wordt gebruikt voor stiltegebieden. Periode De geluidbelasting in een stiltegebied wordt in hoofdzaak bepaald door de natuurlijke achtergrondgeluiden (ritselende bladeren, vogels, e.d.). De natuurlijke achtergrondgeluiden kennen een fluctuatie gedurende het etmaal. Om een voldoende beeld te kunnen krijgen van de geluidsituatie in stiltegebieden wordt daarom gebruik gemaakt van het 24-uurs gemiddelde geluidniveau: LAeq, 24 uur. In een periode van 24 uur komen zowel piekbelastingen als rustige periodes voor. Daarnaast is het een tijdsduur die het mogelijk maakt om metingen uit te voeren (dit in tegenstelling tot een jaargemiddelde). Het 24-uurs gemiddelde geluidniveau bedraagt met de aanwezigheid van de natuurlijke achtergrond geluiden en het overige gebiedseigen geluid al snel 40 dB(A). Er is weinig ruimte voor extra geluid. (Zie ook de meetresultaten in het meetrapport: ‘Geluidbelasting in de stiltegebieden. Limburg 2010’) De relatie tussen fluctuaties in de dag (LAeq) en het 24-uursgemiddelde is in onderstaande figuur te zien:
4
Zie voor meer informatie: www.compendiumvoordeleefomgeving.nl onder de rubriek: ‘Geluidbelasting-in-stiltegebieden-en-EHS’
6
Meethoogte Omdat de geluidnorm is gerelateerd aan het menselijk gehoor, wordt gekozen voor de hoogte die hierbij past: 1,5 m.
Voor de Limburgse stiltegebieden wordt de tekst uit het POL derhalve als volgt geïnterpreteerd: ‘Het geluidniveau op iedere willekeurige plek in het stiltegebied mag niet meer bedragen dan 40 dB(A) LAeq, 24 uur , gemeten op een hoogte van 1,5 m.’ Toelichting Bij het uitvoeren van een geluidmeting t.b.v bepalen geluidkwaliteit van een stiltegebied: Alle geluidbronnen die tijdens de meting in het gebied aanwezig zijn, worden in de meting meegenomen. Het POL stelt echter dat geluid dat wordt geproduceerd door gebiedseigen activiteiten (zie onder 1) en door vliegtuiglawaai (zie onder 2) hierbij niet worden meegerekend. 1) Met gebiedseigen activiteiten worden bronnen bedoeld die vanwege ‘gangbare werkzaamheden’ in het gebied aanwezig zijn (zie ook de beschrijving van gebiedseigen activiteiten in hfst 1). 2) Voor wat betreft het vliegtuiglawaai gaat het om die gebieden die in de directe nabijheid van een vliegveld zijn gelegen met relatief hoge piekbelastingen die van grote invloed kunnen zijn op het uitvoeren van een meting. Vanwege deze grote invloed op een kortdurende meting wordt het geluid vanwege een passerend vliegtuig en het geluid vanwege gebiedseigen activiteiten niet in de meting meegenomen. Betreft het een langdurige (onbemande) meting (van 24 uur of meer) dan worden de geluiden vanwege vliegtuigen en gebiedseigen bronnen wel meegenomen. Vanwege de lange tijdsduur van de meting is de invloed van deze bronnen minder groot op de uitkomst ervan. Ook is het praktisch erg lastig om de geluidmeting voor deze bronnen de corrigeren. Bij het maken van berekeningen in stiltegebieden: Indien voor het aanvragen van een ontheffing een geluidberekening noodzakelijk is, worden omwille van de eenvoud, alleen de geluidsbronnen betrokken waarvoor ontheffing wordt gevraagd. Hierbij mag de geluidsbron op een bepaalde afstand niet meer dan 40 dB(A) LAeq, 24 uur veroorzaken (zie regels). Uitgaande van een reeds aanwezig geluidsniveau van 40 dB(A) zal op deze afstand tijdelijk een lokale verhoging optreden tot 43 dB(A). Zie bijlage 4 voor de wijze van berekenen van het LAeq, 24 uur.
7
2.2 Uitgangspunten bij verlenen ontheffing - toelichting Of ontheffing kan worden verleend of niet, is afhankelijk van overwegingen, die te maken hebben de noodzaak van de activiteit in het betreffende gebied, het voorkomen of beperken van geluidhinder, het maximaal aantal activiteiten binnen een gebied en de duur van de activiteit. Omdat in het POL is aangegeven dat moet worden gestreefd naar het voorkomen van verdere verstoring van de stiltegebieden (stand still) gelden de volgende uitgangspunten: - met het verlenen van ontheffingen in stiltegebieden wordt terughoudend omgegaan en ontheffingen worden slechts verleend als het gaat om eenmalige activiteiten; - bij toeristisch/recreatieve accommodaties en horeca-inrichtingen kan per inrichting en onder strikte voorwaarden maximaal 3 dagen per kalenderjaar ontheffing worden verleend. De ontheffing heeft betrekking op activiteiten die plaatsvinden op terreinen die direct grenzen aan het terrein van de inrichting. Voor activiteiten die plaatsvinden óp het terrein van de inrichting is geen ontheffing van de Omgevingsverordening nodig5. Voor deze activiteiten is afstemming met het bevoegd gezag voor de vergunning (Wet milieubeheer) of het Activiteitenbesluit noodzakelijk (over het algemeen is de gemeente het bevoegd gezag). Voorgaande is nader uitgewerkt en gedefinieerd in de regels in paragraaf 2.3.
5
De begrenzing van een inrichting wordt vastgelegd (op kaart) bij de aanvraag voor een vergunning op basis van de Omgevingsvergunning of bij de melding op basis van het Activiteitenbesluit. De begrenzing van een inrichting heeft betrekking op bedrijfsgebouwen en terreinen waar de aangevraagde vergunning/melding betrekking op heeft. Een terras kan dus tot de inrichting behoren, maar ook een parkeerterrein dat uitsluitend door bezoekers van de inrichting mag worden gebruikt. Weilanden (waarop bijvoorbeeld dieren zijn gehuisvest) worden over het algemeen niet tot het terrein van de inrichting gerekend.
8
2.3
REGELS voor ontheffingen in stiltegebieden De ontheffingen worden verleend op grond van artikel 2.23, tweede lid van de Omgevingsverordening Limburg. Het is in zijn algemeenheid mogelijk om een ontheffing te krijgen indien: 1) Het een eenmalige activiteit betreft, 2) Er geen alternatieve locatie buiten het stiltegebied beschikbaar is, en 3) In het betreffende stiltegebied in dat kalenderjaar niet eerder een ontheffing is verleend. Toelichting: Ad 1) De ontheffingsmogelijkheid is niet bedoeld voor (jaarlijks) terugkerende activiteiten, het moet gaan om incidentele, uitzonderlijke gebeurtenissen. De activiteit kan betrekking hebben op meerdere dagen onder de voorwaarde dat deze aaneengesloten plaatsvinden danwel dat de dagen een logisch en samenhangend geheel vormen. Ad 2) Bij het verzoek voor ontheffing is een nadere motivering van het ontbreken van een alternatieve locatie noodzakelijk. Ad 3) In ieder stiltegebied kan slechts voor 1 activiteit per jaar een ontheffing worden verleend. Het verkrijgen van de ontheffing voor het stiltegebied staat los van andere eventueel noodzakelijke toestemming, ontheffingen en/of vergunningen. Specifiek voor toeristisch/recreatieve accommodaties en horeca-inrichtingen kan in afwijking van het bovenstaande een ontheffing worden verleend onder de voorwaarden dat6: 1) de activiteit niet plaatsvindt in de periode 15 maart tot 15 juli (broedseizoen) en er rekening wordt gehouden met de Flora- en Faunawet bijvoorbeeld door toepassing van één van de gedragscodes; 2) het een incidentele activiteit betreft, die plaatsvindt in de dag- en/of avondperiode (7.00 uur – 23.00 uur) en maximaal 3 dagen aaneengesloten duurt; 3) per kalenderjaar niet meer dan 3 dagen ontheffing wordt verleend voor de betreffende inrichting; 4) aan de volgende voorwaarden kan worden voldaan: In de buitenlucht (inclusief activiteiten in tenten e.d.): 4.1) de berekende geluidbelasting op 50 meter afstand van de geluidsbron bedraagt niet meer dan 40 dB(A) LAeq, 24 uur op 1,5 meter hoogte en het bronvermogen bedraagt niet meer dan 95 dB(A) (zie tabel 1 voor richtwaarden voor de duur van de activiteit bij verschillende bronniveau’s). 4.2) de activiteit vindt plaats op een terrein dat direct grenst aan het terrein van de inrichting.
6
Let op: indien een stiltegebied tevens Natura 2000 gebied is, kan het noodzakelijk zijn om tevens een Nb-wet vergunning aan te vragen!
9
5) Indien is gebleken dat de situatie ter plaatse niet in overeenstemming is met de situaties in tabel 1, moet middels een akoestische onderbouwing worden aangetoond dat kan worden voldaan aan de geluideis uit 4.1. 6) Het meten en rekenen vindt plaats conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (HMRI, 1999), echter in uitzondering hierop wordt geen gebruik gemaakt van de toeslag voor muziekgeluid. Aanvullend hierop moet het LAeq, 24 uur worden berekend conform de berekeningsmethode in bijlage 4.
Tabel 1. Tijdsduur bij activiteiten in de buitenlucht (inclusief activiteiten in tenten e.d) Maximale Bronsterkte Type activiteit bedrijfsduur [dB(A)] [uur] 75-85 Achtergrondmuziek 16 90 Solo-instrument (onversterkt) 10 Muziekgroep (onversterkt); 95 3 Solo-instrument (versterkt) Toelichting: met bovenstaande tabel kan per bronsterkte worden bepaald hoe lang een activiteit kan duren. Bij ‘type activiteit’ is aangegeven welke activiteiten in het algemeen mogelijk zijn bij de genoemde bronsterkte. Deze activiteiten zijn als voorbeeld bedoeld en zijn niet limitatief. Voorbeeld: op het grasveld grenzend aan het terrein van een inrichting kan maximaal 3 uur een muziekgroep in een tent spelen met onversterkte instrumenten.
10
2.4
STROOMSCHEMA voor het verlenen van ontheffingen
11
Bijlagen BIJLAGE 1. Ligging van de Stiltegebieden.
12
BIJLAGE 2. Provinciaal Omgevingsplan Limburg en Omgevingsverordening In het POL is het volgende opgenomen voor stiltegebieden:
4.2.3. Geluid Ambitie Voor de aangewezen stiltegebieden in Limburg dient verdere verstoring voorkomen te worden (stand still), zodat binnen de stiltegebieden zoveel mogelijk een geluidniveau van 40 dB(A) of lager heerst. Voor de lange termijn (2030) streven wij ernaar dat ook in de EHS een vergelijkbaar stil geluidsniveau heerst. Stiltegebieden Stiltegebieden zijn van belang voor de rustzoekende mens en hebben dan ook een duidelijke functie ten behoeve van extensieve recreatie. Ook zijn stiltegebieden een noodzakelijke voorwaarde voor de instandhouding van bepaalde fauna, die weinig verstoring kunnen verdragen. We hechten groot belang aan het behouden, beschermen en ontwikkelen van stiltegebieden. Uit een recente evaluatie blijkt dat de stiltegebieden in Limburg op een breed draagvlak kunnen rekenen. Bij stiltegebieden gaat het om gebieden die rustig zijn en rustig moeten blijven, met een akoestische kwaliteit lager dan 40 dB(A). Geluid geproduceerd door gebiedseigen activiteiten en vliegtuiglawaai worden daarbij niet meegerekend. In de Omgevingsverordening Limburg is de regelgeving voor stiltegebieden vastgelegd. Op de bijbehorende kaart is de ligging en begrenzing van de stiltegebieden aangegeven. Voor het verkrijgen en behouden van de gewenste stilte zetten we, naast de omgevingsverordening ook de ruimtelijke ordening in. De ruimtelijke regelgeving bestaat uit het weren van niet-agrarische bebouwing en infrastructuur, het weren of reduceren van de geluidsbelasting van intensieve recreatie en het beperken van het gebruik van wegen door gemotoriseerd verkeer. Uit de voornoemde evaluatie is gebleken dat de bescherming van de stiltegebieden en de handhaving van deze bescherming dient te worden verbeterd. In de komende periode werken we dit nader uit in een beleidskader stiltegebieden. In dit beleidskader zullen we o.a. aandacht besteden aan het aanbrengen van geografische samenhang tussen stiltegebieden en de EHS en POG gebieden (perspectieven 1 en 2), een toetsingskader voor het verlenen van ontheffingen en voorschriften voor milieuvergunningen en het ontwikkelen van een handreiking voor de ruimtelijke ordening.
13
De betreffende artikelen uit de Omgevingsverordening Limburg, hoofdstuk 2: § 4 Stiltegebieden Artikel 2.21 Motorvoertuigen en bromfietsen 1.
2. 3.
Het is verboden zich in een stiltegebied met een motorvoertuig of een bromfiets met draaiende verbrandingsmotor te bevinden buiten de voor deze voertuigen openstaande wegen en terreinen. Het is verboden in een stiltegebied een toertocht of wedstrijd voor motorvoertuigen of bromfietsen te houden of daaraan deel te nemen. Onder motorvoertuig wordt verstaan wat het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 daaronder verstaat.
Artikel 2.22 Lawaaiige apparaten 1.
2.
3.
Het gebruik van de volgende apparaten is in een stiltegebied verboden: a. motorisch aangedreven werktuigen; b. omroepinstallaties, sirenes, hoorns en soortgelijke apparaten; c. modelvliegtuigen, modelboten en modelauto’s, aangedreven door verbrandingsmotoren; d. muziekinstrumenten en andere geluidsapparaten, al dan niet gekoppeld aan geluidversterkers; e. waterscooters, aangedreven door verbrandingsmotoren; f. knalapparatuur en vuurwerk, tenzij het tweede lid van toepassing is; g. vuurwapens, tenzij het derde lid van toepassing is. Het gebruik van knalapparatuur en van vuurwerk is niet verboden: a. indien dat noodzakelijk is voor het oproepen van personen of om dreigend gevaar af te wenden; b. in de periode rondom de jaarwisseling, voor zover toegestaan bij de Algemene plaatselijke verordening. Het gebruik van vuurwapens is niet verboden: a. om een noodsein te geven; b. voor jacht, beheer of schadebestrijding overeenkomstig de Flora- en faunawet.
Artikel 2.23 Uitzonderingen en ontheffingen 1.
2. 3.
De verboden van de artikelen 2.21 en 2.22 zijn niet van toepassing: a. op de uitoefening door politie en brandweer van hun wettelijke taken en op ambulancevervoer; b. op normale werkzaamheden die nodig zijn in verband met de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met bosbouw of met het beheer van het gebied; c. op wielertochten die voorkomen op de kalender van de Union Cycliste Internationale of van de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie en op het gebruik van omroepinstallaties, sirenes, hoorns en dergelijke daarbij door personen die zijn belast met de leiding van deze wedstrijden. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van de verboden van de artikelen 2.21 en 2.22, eerste lid (stiltegebiedsontheffing). De ontheffing als bedoeld in het vorige lid wordt aangewezen als een ontheffing als bedoeld in art. 1.3a eerste lid Wet milieubeheer.
Artikel 6.1 Ontheffingen 1. Op de voorbereiding van besluiten inzake ontheffingen krachtens deze verordening is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Daarbij geldt tevens het volgende lid. 2. 2. Gedeputeerde staten kunnen de toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure geheel of gedeeltelijk achterwege laten indien uit het oogpunt van bescherming van het milieu redelijkerwijs geen zienswijzen zijn te verwachten of indien de aanvraag betrekking heeft op een handeling waarvan de uitvoering als gevolg van een buitengewone omstandigheid op korte termijn nodig is. Gedeputeerde staten stellen het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente, de waterbeheerder en het betrokken drinkwaterbedrijf voor zover het hun belangen betreft, in de gelegenheid advies uit te brengen.
14
BIJLAGE 3. Ligging Stiltegebieden en Natura 2000 gebieden.
15
BIJLAGE 4. Berekeningsmethode LAeq, 24 uur