Balanscentrale
Toelichtingsnota met betrekking tot het invullen van de staten III, IV en V van de sociale balans
De volgende tekst werd opgesteld door de Balanscentrale van de Nationale Bank van België, op basis van de beschikbare informatie
- Versie 06/2005 -
1.
INHOUDSTAFEL
INLEIDING ......................................................................................................................................................2 A. STAAT III - "STAAT OVER HET GEBRUIK VAN DE MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE WERKGELEGENHEID TIJDENS HET BOEKJAAR" ......................................................................4 1.
MAATREGELEN MET EEN FINANCIEEL VOORDEEL ..................................................................................4 1.1. Voordeelbanenplan (ter aanmoediging van de indienstneming van werkzoekenden die tot risicogroepen behoren)
codes 414.........................................................................................................4
1.2. Conventioneel halftijds brugpensioen 1.3. Volledige loopbaanonderbreking
codes 411 ...........................................................................5 codes 412..............................................................................6
1.4. Vermindering van de arbeidsprestaties : deeltijdse loopbaanonderbreking 1.5. Sociale Maribel
codes 413 ..................7
codes 415 .............................................................................................................7
1.6. Structurele vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen 1.7. Doorstromingsprogramma's
codes 417..........................................................................................8
1.8. Dienstenbanen (Herintegratie van langdurig werklozen) 1.9. Overeenkomst werk-opleiding 1.10. Leerovereenkomst
codes 416 ......................................8
codes 418 ...........................................10
codes 503 .....................................................................................11
codes 504 .................................................................................................12
1.11. Startbaanovereenkomst (vanaf 2004 vervangen door het banenplan voor jongeren) codes 419 ..13 2.
ANDERE MAATREGELEN ......................................................................................................................16 2.1. Stage der jongeren
codes 502.......................................................................................................16
2.2. Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd 2.3. Conventioneel brugpensioen
codes 505........................................16
codes 506 .......................................................................................16
2.4. Vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen codes 507.................................................................................................................................................17 B. STAAT IV - "INLICHTINGEN OVER DE OPLEIDINGEN VOOR DE WERKNEMERS TIJDENS HET BOEKJAAR" ......................................................................................................................19 1.
DE BEROEPSOPLEIDING WAAROVER IN DE SOCIALE BALANS GERAPPORTEERD MOET WORDEN ............19
2.
MET WELKE WERKNEMERS MOET REKENING WORDEN GEHOUDEN ?....................................................20
3.
MET WELKE UREN OPLEIDING MOET REKENING WORDEN GEHOUDEN ?................................................20
4.
WELKE KOSTEN MOETEN IN REKENING WORDEN GEBRACHT ? .............................................................20 4.1. Directe opleidingskosten ..................................................................................................................20 4.2. De betaalde bijdragen ......................................................................................................................21 4.3. De ontvangen tegemoetkomingen (in mindering te brengen van de kosten).....................................21
C. STAAT V - "INLICHTINGEN OVER DE ACTIVITEITEN VAN VORMING, BEGELEIDING OF MENTORSCHAP DOOR DE WERKNEMERS GEGEVEN IN TOEPASSING VAN DE WET VAN 5 SEPTEMBER 2001 TOT DE VERBETERING VAN DE WERKGELEGENHEIDSGRAAD VAN DE WERKNEMERS" ...................................................................................................................................22
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
2. Hierna wordt de inhoud besproken van : - de staat III - "Staat over het gebruik van de maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid tijdens het boekjaar", - de staat IV - "Inlichtingen over de opleidingen voor de werknemers tijdens het boekjaar" en - de staat V - "Inlichtingen over de activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap door de werknemers gegeven in toepassing van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers", welke deel uitmaken van het standaardformulier "Volledig schema" en "Verkort schema", versie 2004. Deze staten komen voor op het blad VOL 24 van het volledig schema van de jaarrekening en het blad VKT 13 van het verkort schema van de jaarrekening; deze bladen volgen als bijlagen. Bij de bespreking wordt de indeling gevolgd zoals die geldt voor het volledig schema.
* *
*
INLEIDING Naar aanleiding van de vereenvoudiging van de lastenverlaging vanaf 1 januari 2004, heeft de Balanscentrale haar Toelichtingsnota met betrekking tot het invullen van de staten III, IV en V van de sociale balans grondig bijgewerkt. In deze inleiding geven we, ter verduidelijking, een kort overzicht van het nieuw systeem en van de banenplannen die werden vervangen. Door de vereenvoudiging worden meer dan 20 banenplannen herleid tot een structurele lastenverlaging voor alle werknemers uit de private sector en 5 doelgroepverminderingen. De structurele lastenverlaging is een algemene lastenverlaging : iedere werkgever kan die voor iedere werknemer krijgen, op voorwaarde dat hij voor deze werknemer voor alle takken van de sociale zekerheid bijdragen betaalt. Deze algemene lastenverlaging bedraagt minimaal 400 euro per kwartaal. Voor de lage lonen en voor de hoge lonen is een extra complement voorzien. Behalve de structurele lastenverlaging bestaan er nog 5 doelgroepenplannen. Dit zijn extra verlagingen om mensen die moeilijk aan het werk geraken een duwtje in de rug te geven. De doelgroepen zijn : jongeren, ouderen, langdurig werkzoekenden, collectieve arbeidsduurvermindering & vierdagenweek en eerste aanwervingen van bedrijven. De lastenverlagingen voor doelgroepen komen boven op de structurele lastenverlaging. Ze kunnen echter niet onderling gecombineerd worden. De toegekende verlagingen bedragen allemaal 400 of 1.000 euro per kwartaal, alleen de periode waarover ze toegekend worden verschilt naargelang de doelgroep, de situatie van de werknemer of de werkgever. Het banenplan voor jongeren vervangt : − de bijdragevermindering voor startbanen − de bijdragevermindering in het kader van het KB 495 (alternerend leren/werken) − de bijdragevermindering Activa voor de periode na de startbaan − de specifieke bijdragevermindering van 10 % op het loon, voor jongeren na de startbaan Het banenplan voor ouderen vervangt : − de bijdragevermindering voor 58 plussers − de bijdragevermindering voor halftijds brugpensioen Het banenplan voor langdurig werkzoekenden vervangt : − de bijdragevermindering voor langdurig werkzoekenden (Activaplan) − de bijdragevermindering voor sociale economieprojecten
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
3. − de bijdragevermindering voor dienstenbanen − de bijdragevermindering in het kader van het voordeelbanenplan Bovendien worden doorstromingsbanen in dit pakket geïntegreerd. Het banenplan voor de ondersteuning van arbeidsherverdeling vervangt : − de arbeidsduurvermindering beneden de 38 uur per week − de arbeidsduurvermindering tot 38 uur per week − de bijdragevermindering in het kader van de nieuwe regeling voor de vierdagenweek − de bijdragevermindering in het kader van de oude regeling voor de vierdagenweek − de bijdragevermindering in het kader van het plan Vande Lanotte − de bijdragevermindering in het kader van het plan Di Rupo − de bijdragevermindering voor vervangers in het kader van loopbaanonderbreking Het banenplan voor de ondersteuning van beginnende werkgevers vervangt : − de bijdragevermindering van het plan +1, +2 en +3 − de fiscale maatregel voor groeiende KMO's Voor alle duidelijkheid moet vermeld worden dat voorlopig nog geen werk werd gemaakt van een koninklijk besluit om de schema's aan te passen aan de nieuwe maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid.
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
4. A. STAAT III - "STAAT OVER HET GEBRUIK VAN DE MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE WERKGELEGENHEID TIJDENS HET BOEKJAAR"
1.
Maatregelen met een financieel voordeel
1.1. Voordeelbanenplan (ter aanmoediging van de indienstneming van werkzoekenden die tot risicogroepen behoren)
codes 414
•
Doel De indienstneming van langdurig uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en van andere moeilijk te plaatsen werkzoekenden aanmoedigen.
•
Beschrijving van de maatregel De maatregel komt neer op de toekenning van een tijdelijke vermindering van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid aan de werkgevers die op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur, voltijds of deeltijds (aan minstens 50% van een voltijdse baan) een werkzoekende aannemen die : - ofwel langdurig en ononderbroken volledig werkloos is; - ofwel langdurig en ononderbroken het bestaansminimum of financiële maatschappelijke hulp geniet; - ofwel behoort tot een bepaalde categorie van werknemers die sinds 12 maanden gelijkgesteld zijn aan de werklozen; - ofwel volledig werkloze is, ouder dan 45 jaar; - ofwel werkzoekende is en behoort tot één van de andere categorieën die in de reglementering zijn opgenomen. Werkzoekenden die voldoen aan de voorwaarden voor de vermindering van bijdragen voor het banenplan, kunnen bij het regionaal bureau van de RVA waarvan zij afhangen, een banenkaart bekomen als bewijs van deze hoedanigheid. Er worden geen voorwaarden gesteld inzake maximumleeftijd van de werkzoekenden en hun indienstneming hoeft niet te leiden tot een netto-aangroei van het personeel van de onderneming. De vermindering van de werkgeversbijdragen wordt echter niet toegekend voor de werknemers bij wie na klacht is vastgesteld dat de indienstneming werd verricht ter vervanging van een ontslagen werknemer, en in dezelfde functie als deze, met als hoofddoel de voordelen van het voordeelbanenplan te genieten. Een specifieke regeling werd uitgewerkt voor de inschakelingsbedrijven en de ondernemingen met sociaal oogmerk die bijzonder moeilijk te plaatsen werkzoekenden in dienst nemen (cf. 1.7).
•
Geldigheidsduur Deze maatregel is van toepassing sinds 1 januari 1995 en wordt vanaf 1 januari 2002 vervangen door het Activaplan. Nieuw aangeworven werknemers in dienst vanaf 1 januari 2002 komen dus niet meer in aanmerking voor het voordeelbanenplan, tenzij ze op 1 januari 2002 nog in het bezit zijn van een geldige banenkaart. Hoe dan ook, zowel het Activaplan als het voordeelbanenplan worden vanaf 1 januari 2004 vervangen door het banenplan voor langdurig werkzoekenden. Een aantal overgangsmaatregelen werd uitgewerkt voor werkgevers die nog werknemers tewerkstellen, die vóór 1 april 2002 werden aangenomen met een banenkaart.
•
Berekening van het financieel voordeel De vermindering bestaat in de vrijstelling van betaling van een percentage van de werkgeversbijdragen die betrekking hebben op de volgende regelingen : - de rust- en overlevingspensioenen voor werknemers; - de ziekte- en invaliditeitsverzekering Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
5. - de werkloosheid; - de kinderbijslagen; - de beroepsziekten; - de arbeidsongevallen; - de loonmatigingsbijdrage. Dit percentage bedraagt 100%, 75%, 50% of 25%, afhankelijk van de categorie waartoe de werkzoekende behoort en het aantal kwartalen dat reeds verstreken is sinds de indiensttreding. Bij dit bedrag wordt, in voorkomend geval, de maandelijks door de RVA of het OCMW per werknemer gestorte aanwervingspremie opgeteld. •
Overgangsmaatregelen Werknemerscategorie Werkzoekenden sedert minstens 12 maanden, aangeworven tussen 1 januari 2002 en 31 maart 2002 Werkzoekenden sedert minstens 24 maanden, aangeworven tussen 1 januari 2002 en 31 maart 2002 Werkzoekenden sedert minstens 12 maanden en ouder dan 45 jaar, aangeworven vóór 1 april 2002 Werkzoekenden sedert minstens 24 maanden en ouder dan 45 jaar, aangeworven vóór 1 april 2002
1.2. Conventioneel halftijds brugpensioen
Vermindering 400 euro voor het eerste kwartaal 2004
1.000 euro voor het eerste kwartaal 2004
400 euro per kwartaal gedurende 24 kwartalen te rekenen vanaf het kwartaal volgend op het kwartaal van indienstneming 1.000 euro per kwartaal gedurende 24 kwartalen te rekenen vanaf het kwartaal volgend op het kwartaal van indienstneming
codes 411
•
Beschrijving van de maatregel Conventioneel halftijds brugpensioen veronderstelt dat een voltijdse werknemer, die ten minste 55 jaar oud is, met zijn werkgever een nieuwe arbeidsovereenkomst afsluit, met vermelding van de deeltijdse arbeidsregeling. De halftijds bruggepensioneerde ontvangt onder meer een aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever. De werkgever is verplicht de halftijds bruggepensioneerde te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of daarmee gelijkgestelde persoon voor minstens het aantal uren dat de halftijds bruggepensioneerde minder presteert en gedurende de volledige duur van het halftijds brugpensioen. Er zijn echter uitzonderingen op de vervangingsplicht. Onder meer is er geen vervangingsplicht voor werknemers van 60 jaar en ouder. Verder wordt een individuele afwijking toegestaan door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid aan een werkgever die aantoont dat de onderneming een structurele vermindering van het personeelsbestand kent en dat door het verlenen van de afwijking, ontslag van nietbruggepensioneerden vermeden wordt. De werkgever geniet van een vermindering van de werkgeversbijdragen op het loon van de vervanger (= het financiële voordeel), op voorwaarde dat hij zijn verplichting, om een bepaald aantal jongeren in dienst te nemen met een startbaanovereenkomst, naleeft.
•
Geldigheidsduur Het financiële voordeel heeft betrekking op de vervangers die in dienst treden vanaf 9 januari 1996 tot 1 januari 2004. Op 1 januari 2004 wordt deze maatregel vervangen door het banenplan voor ouderen.
•
Vermelding in de sociale balans In de rubrieken 411 van de sociale balans worden niet die werknemers vermeld welke gedurende het boekjaar of voordien hebben gekozen voor conventioneel halftijds brugpensioen. Wel worden de verschillende vervangers vermeld die, hetzij voltijds hetzij Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
6. deeltijds, aanvullend aangeworven werden tijdens het boekjaar of voordien, ter compensatie van de vermindering van de prestaties van de conventioneel halftijds bruggepensioneerden. In de kolommen "Aantal" en "In VTE" ("Voltijdse equivalenten") moet dubbel gebruik vermeden worden : indien een vervanger tijdens het boekjaar wordt vervangen door een andere vervanger, dan wordt enkel rekening gehouden met de laatste. De vervangers blijven vermeld zolang de vervangingsplicht blijft gelden, dit is in principe zolang de conventioneel halftijds bruggepensioneerden niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Ingeval een werknemer opteert voor conventioneel halftijds brugpensioen, zonder dat er effectief een aanvullende tewerkstelling gebeurt, wordt in de sociale balans uiteraard niets vermeld. •
Berekening van het financieel voordeel De vermindering bestaat uit de vrijstelling van betaling van een percentage van de werkgeversbijdragen die betrekking hebben op het rust- en overlevingspensioen, de ziekteen invaliditeitsverzekering, de kinderbijslagen etc. Voor de deeltijds tewerkgestelde vervangers1, bedraagt de vermindering : - 50% voor het kwartaal van indiensttreding en de vier daaropvolgende kwartalen; - 25% voor de periode van het vijfde kwartaal tot en met het achtste kwartaal dat volgt op het kwartaal van indiensttreding. Voor de voltijds tewerkgestelde vervangers, bedraagt de vermindering : - 25% voor het kwartaal van indiensttreding en de vier daaropvolgende kwartalen.
1.3. Volledige loopbaanonderbreking
1
codes 412
•
Beschrijving van de maatregel De volledige loopbaanonderbreking houdt in dat de werknemer zijn arbeidsprestaties onderbreekt en tegelijkertijd onderbrekings-uitkeringen geniet. De werkgever heeft recht op vermindering van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid (= het financiële voordeel) als hij zo'n werknemer vervangt door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of gelijkgestelde, binnen bepaalde voorwaarden.
•
Geldigheidsduur Het financieel voordeel heeft betrekking op de vervangers die in dienst getreden zijn tussen 9 januari 1996 en 1 januari 2002. De in de Nationale Arbeidsraad gesloten CAO (Collectieve Arbeidsovereenkomst) nr 77bis stelt vanaf 1 januari 2002 een nieuw systeem in van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking. Samen met de invoering van dit systeem, is de vervangingsplicht in het kader van de loopbaanonderbreking voor de privé-sector afgeschaft en de verminderingen van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid stopgezet. Dit betekent dat een werkgever uit de privé-sector die vanaf 1 januari 2002 vrijwillig overgaat tot de vervanging van een werknemer die zijn prestaties tijdelijk stopzet, voor die vervanger geen recht heeft op het financiële voordeel. De vermindering loopt wel door tot de oorspronkelijk voorziene einddatum voor de vervangers die op het einde van het vierde kwartaal van 2001 ervoor in aanmerking kwamen. Deze vervangers moeten dan ook na 2001 blijven vermeld worden in de sociale balans.
Voor deeltijds tewerkgestelde vervangers, aangeworven in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 door een werkgever die op 30 juni van het jaar voorafgaand aan de aanwerving van de vervanger minder dan 50 werknemers tewerkstelde, bedraagt de vermindering : 75% voor het kwartaal van indiensttreding en de vier daaropvolgende kwartalen; 50% voor de periode van het vijfde kwartaal tot en met het achtste kwartaal dat volgt op het kwartaal van indiensttreding.
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
7. •
Vermelding in de sociale balans In de rubrieken 412 van de sociale balans worden niet die werknemers vermeld welke gedurende het boekjaar of voordien hebben gekozen voor volledige loopbaanonderbreking. Wel worden de vervangers vermeld die aanvullend aangeworven werden tijdens het boekjaar of voordien, ter compensatie van werknemers die gekozen hebben voor loopbaanonderbreking. Ook hier moet dubbeltelling worden vermeden voor het nominaal aantal en het aantal uitgedrukt in VTE : indien een vervanger tijdens het boekjaar wordt vervangen door een andere vervanger, dan wordt enkel rekening gehouden met de laatste. Ingeval een werknemer opteert voor een volledige loopbaanonderbreking, zonder effectief vervangen te worden, wordt in de sociale balans uiteraard niets vermeld.
•
Berekening van het financieel voordeel Idem als onder 1.2 "Conventioneel halftijds brugpensioen"
1.4. Vermindering van de arbeidsprestaties : deeltijdse loopbaanonderbreking codes 413 In dit kader kunnen wij volledig verwijzen naar de bespreking van de volledige loopbaanonderbreking (zie 1.3), met dit verschil dat de betrokken werknemer hier zijn arbeidsprestaties niet onderbreekt, maar wel tijdelijk vermindert.
1.5. Sociale Maribel
2
codes 415
•
Doel Omdat de arbeid in de non-profit sector steeds zwaarder wordt, zijn er bepaalde problemen ontstaan inzake de kwaliteit van de dienstverlening. Het doel van de sociale Maribel is dan bijkomende banen te scheppen om aan de behoeften van de sector te voldoen, doorheen de instellingen van de particuliere en de openbare sector.
•
Beschrijving van de maatregel In de eerste fase (gestart in juli 1997) ging het om een forfaitaire vermindering van de patronale sociale zekerheidsbijdragen, per trimester en per werknemer die minstens halftijds tewerkgesteld werd. Sinds de aanvang van de tweede fase (juli 1998) wordt het resultaat van de vermindering integraal omgezet in bijkomende tewerkstelling via een "collectivisering" van de middelen in sectorale fondsen, en in een toename van het arbeidsvolume. De werkgever geniet dus niet langer van een rechtstreekse bijdragevermindering. Op basis van de werkgeversaangifte stort de RSZ het bedrag, dat 354,922 euro bedraagt per kwartaal en per werknemer die ten minste halftijds tewerkgesteld is, rechtstreeks in de daartoe opgerichte sociale fondsen. De werkgever die nieuwe banen heeft gecreëerd voor dewelke een toelage voorzien is, dient zich te wenden tot het betrokken fonds.
•
Geldigheidsduur De maatregel in haar huidige vorm is van toepassing sinds juli 1998.
•
Berekening van het financiële voordeel Het financiële voordeel stemt overeen met de door het betreffende Maribel-fonds verrichte financiering voor de prestaties van het kwartaal. (Het op te geven financiële voordeel is dus niet de geldende forfaitaire vermindering per trimester).
Bedrag van toepassing vanaf 1 januari 2005. Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
8. 1.6. Structurele vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen
codes 416
•
Doel De patronale sociale zekerheidsbijdragen terugbrengen tot het niveau van onze buurlanden.
•
Beschrijving van de maatregel Dit systeem van vermindering van de werkgeversbijdragen versmelt de maatregelen "Maribel" en "Bijdragevermindering op de lage lonen" (oude codes 409 & 404). Het bedrag van de vermindering is gebaseerd op de grootte van het loon, de categorie waartoe de werknemer behoort en de duur van de tewerkstelling tijdens het kwartaal. In de loop van 2002 en 2003 werd de structurele lastenverlaging drastisch vereenvoudigd. De maatregel in haar huidige vorm is van kracht sinds 1 januari 2004 en is geldig voor alle werknemers die onderworpen zijn aan alle takken van de sociale zekerheid. Om die reden genieten ambtenaren, het merendeel van de contractuelen bij de overheid, minderjarigen die deeltijds leren en werken, sommige jobstudenten, dienstboden of gelegenheidsarbeiders niet van deze vermindering. Voor werkgevers uit de gezondheidssector, maatschappelijke dienstverlening en socio-cultureel werk is er geen structurele lastenverlaging. Zij krijgen in de plaats de "Sociale Maribel".
•
Geldigheidsduur De structurele vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen is in voege sinds het tweede trimester van 1999. Met ingang van 1 januari 2004 wordt deze maatregel drastisch vereenvoudigd.
•
Berekening van het financiële voordeel Tot 1 januari 2004 wordt de vermindering voor elke werknemer afzonderlijk in drie stappen berekend : 1. Eerst wordt het refertekwartaalloon van de werknemer bepaald, berekend op basis van het brutoloon aan 100 %. 2. Op basis van dat refertekwartaalloon wordt het basisbedrag van de vermindering bepaald, variërend van 347,59 tot 736,39 euro, afhankelijk van de categorie en het salarisniveau van de werknemer. Indien de werknemer op de laatste dag van het kwartaal ten minste 58 jaar oud is, dan wordt het basisbedrag van de vermindering verhoogd met 400 euro3. 3. Tenslotte wordt het verminderingsbedrag bepaald door het basisbedrag pro rato aan te passen in geval van onvolledige kwartaalprestaties of deeltijdse arbeid. Vanaf 1 januari 2004 bestaat de vermindering uit drie componenten. Er is een vaste korting die 400 euro per kwartaal bedraagt. Voor de lage lonen (tot 1.956,94 euro per maand) en voor de hoge lonen (vanaf 4.000 euro per maand) is een extra complement voorzien. De regeling maakt geen onderscheid meer tussen arbeiders en bedienden. Het bedrag van het financieel voordeel kan rechtstreeks gevonden worden in de DmfA aangifte onder code 3000 "Structurele vermindering".
1.7. Doorstromingsprogramma's codes 417 in het Brussels hoofdstedelijk gewest en het Waals gewest ("WEP-PLUS-programma" genaamd in het Vlaams Gewest) •
3 4
Doel - Stimuleren van de integratie en herintegratie van langdurig werklozen en verbeteren van hun positie op de arbeidsmarkt via een rechtmatig arbeidscontract (meestal deeltijds)
Bedragen van toepassing vanaf het tweede kwartaal 2003. Bedrag van toepassing vanaf 1 januari 2005. Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
9. -
Voldoen aan collectieve maatschappelijke noden waaraan niet of onvoldoende wordt tegemoet gekomen via het gewone arbeidscircuit.
•
Beschrijving van de maatregel Vermindering van de loonkost voor de werkgever, gedurende maximaal 24 maanden (soms 36) door middel van : - een integratie-uitkering ten laste van de RVA - een vermindering van de patronale sociale zekerheidsbijdrage door middel van het voordeelbanenplan - een subsidie van het Gewest of de Gemeenschap. De werknemer moet minstens een bezoldiging en andere uitkeringen ontvangen tegen dezelfde voorwaarden als de andere contractuele personeelsleden van de werkgever. De betrokken werkgevers zijn werkgevers uit de openbare en particuliere non-profitsector waarvan de activiteiten tegelijk : - van openbaar nut zijn - geen winstoogmerk hebben - tegemoetkomen aan niet of onvoldoende beantwoorde collectieve maatschappelijke noden. Vooral de gemeenten, provincies, OCMW's, de Staat, Gewesten en Gemeenschappen, vzw's en andere niet-commerciële verenigingen (met een socio-cultureel of sportief doel) komen in aanmerking. De betrokken werkzoekenden moeten volledig uitkeringsgerechtigd werkloos, bestaansminimumtrekker of begunstigde van een sociale uitkering zijn - sinds minimaal 9 maanden en tevens jonger dan 25 jaar zijn en laaggekwalificeerd (m.a.w. zonder diploma, attest of brevet van hoger secundair onderwijs) - sinds minimaal 12 maanden.
•
Geldigheidsduur : Deze maatregel wordt vanaf 1 januari 2004 geïntegreerd in het banenplan voor langdurig werkzoekenden. Een aantal overgangsmaatregelen werd uitgewerkt voor werkgevers die nog werknemers tewerkstellen aangeworven vóór 1 januari 2004 in het kader van een oud doorstromingsprogramma.
•
Berekening van het financiële voordeel De onderneming dient per betrokken werknemer de som te maken van : - de integratie-uitkering, uitbetaald door de RVA (of het bestaansminimum of de sociale uitkering) - de tegemoetkoming van het Gewest of de Gemeenschap en - de vermindering van de werkgeversbijdragen. Voor dit bedrag beschouwt de RSZ de doorstromingsprogramma's als een groep binnen het banenplan. Opgelet : vermits de betrokken werknemer reeds onder de maatregel van het doorstromingsprogramma opgegeven wordt, mag hij niet meer onder de maatregel van het banenplan vermeld worden. Vanaf 1 januari 2004 worden de doorstromingsprogramma's geïntegreerd in het banenplan voor langdurig werkzoekenden. Aangezien deze maatregel op zich dus niet afgeschaft wordt, moet ze ook voor boekjaren die afsluiten na 31 december 2003 vermeld blijven in de sociale balans. Voor werknemers aangeworven vóór 1 januari 2004 wordt het financiële voordeel vanaf 1 januari 2004 bepaald op basis van de overgangsmaatregelen vermeld in de volgende paragraaf. Voor werknemers aangeworven vanaf 1 januari 2004 bedraagt het financiële voordeel : Werknemerscategorie Werknemers die op het moment van indienstneming jonger dan 45 jaar zijn en die ofwel geen diploma, getuigschrift of brevet hoger secundair onderwijs hebben,
Vermindering 1.000 euro per kwartaal gedurende het kwartaal van indienstneming en de vier daaropvolgende kwartalen en vervolgens 400 euro per kwartaal gedurende vier
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
10. jonger dan 25 zijn en een wacht- of werkloosheidsuitkering gedurende minstens 9 maanden zonder onderbreking genieten, ofwel van een wachtuitkering genieten gedurende ten minste 12 maanden Werknemers die op het moment van indienstneming jonger dan 45 jaar zijn en die zonder onderbreking ten minste 24 maanden een werkloosheidsuitkering genieten Werknemers die op het moment van indienstneming minstens 45 jaar oud zijn en die zonder onderbreking ten minste 12 maanden een wachtuitkering genieten
kwartalen
1.000 euro per kwartaal gedurende het kwartaal van indienstneming en de acht daaropvolgende kwartalen
1.000 euro per kwartaal gedurende het kwartaal van indienstneming en de vier daaropvolgende kwartalen en vervolgens 400 euro per kwartaal gedurende acht kwartalen Werknemers die op het moment van 1.000 euro per kwartaal gedurende het indienstneming minstens 45 jaar oud zijn kwartaal van indienstneming en de twaalf en die zonder onderbreking ten minste 24 daaropvolgende kwartalen maanden een werkloosheidsuitkering genieten •
Overgangsmaatregelen Werknemerscategorie Werknemers die op het moment van indienstneming jonger dan 45 jaar zijn en waarvoor de werkgever, onder het oud systeem, recht heeft op een vermindering van 75 % van een deel van de sociale lasten gedurende de eerste kwartalen Werknemers die op het moment van indienstneming jonger dan 45 jaar zijn en waarvoor de werkgever, onder het oud systeem, recht heeft op een vermindering van 100 % van een deel van de sociale lasten gedurende de eerste kwartalen Werknemers die op het moment van indienstneming minstens 45 jaar oud zijn en waarvoor de werkgever, onder het oud systeem, recht heeft op een vermindering van 75 % van een deel van de sociale lasten gedurende de eerste kwartalen Werknemers die op het moment van indienstneming minstens 45 jaar oud zijn en waarvoor de werkgever, onder het oud systeem, recht heeft op een vermindering van 100 % van een deel van de sociale lasten gedurende de eerste kwartalen
Vermindering 1.000 euro per kwartaal gedurende de vier kwartalen die volgen op het kwartaal van indienstneming en 400 euro per kwartaal gedurende de vier daaropvolgende kwartalen 1.000 euro per kwartaal gedurende de acht kwartalen die volgen op het kwartaal van indienstneming
1.000 euro per kwartaal gedurende de vier kwartalen die volgen op het kwartaal van indienstneming en 400 euro per kwartaal gedurende de acht daaropvolgende kwartalen 1.000 euro per kwartaal gedurende de twaalf kwartalen die volgen op het kwartaal van indienstneming
1.8. Dienstenbanen (Herintegratie van langdurig werklozen) •
codes 418
Doel Bijkomende banen creëren voor taken die over het algemeen niet of niet meer worden verricht omwille van de hoge kosten ervan. Het betreft taken die de kwaliteit van de dienstverlening verhogen of de arbeidsomstandigheden of het leefmilieu van de
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
11. onderneming of de gemeente verbeteren. De nieuwe activiteit mag geen deel uitmaken van de taken die nodig zijn om de onderneming in staat te stellen haar maatschappelijk doel te realiseren. Niet-terugkerende taken inzake verbetering van de infrastructuur of taken van groot onderhoud worden niet toegelaten. •
Beschrijving van de maatregel Vermindering van de loonkost voor de werkgever, gedurende maximaal 36 maanden, door middel van : - een integratie-uitkering ten laste van de RVA en - vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen. De werkgever kan enkel van dergelijk financieel voordeel genieten voor volledig uitkeringsgerechtigde werklozen of bestaansminimumtrekkers/begunstigden van een sociale uitkering, welke in die situatie verkeren : - sinds ten minste 24 maanden indien jonger dan 45 jaar - sinds ten minste 6 maanden indien 45 jaar of ouder
•
Geldigheidsduur Deze maatregel is niet meer toepasbaar vanaf 1 januari 2002. Zij wordt vanaf dan vervangen door het Activaplan. De vermindering blijft wel doorlopen voor de werknemers die aangeworven zijn vóór 1 januari 2002 in het kader van een erkend project, gedurende de duur van de erkenning van het project. Voor hen werd, naar aanleiding van de hervorming van de lastenverlaging vanaf 1 januari 2004, een overgangsmaatregel uitgewerkt. Aangezien deze overgangsmaatregel niet meer van toepassing is sinds 1 januari 2005, is rubriek 418, voor boekjaren die op of na die datum aanvangen, zonder voorwerp.
•
Berekening van het financiële voordeel De onderneming dient per betrokken werknemer de som te maken van : - de integratie-uitkering, uitbetaald door de RVA (of het bestaansminimum of de sociale uitkering) en - de bijdragevermindering die de onderneming geniet en die vermeld is in de DmfA aangifte onder code 11415 "Activering van de werkloosheidsvergoeding (Smet-banen)".
•
Overgangsmaatregel Werknemers aangeworven vóór 1 april 2002, die nog steeds tewerkgesteld worden op een erkende arbeidsplaats, geven recht op een vermindering van 1.000 euro per kwartaal tot 31 december 2004 (ten laatste).
1.9. Overeenkomst werk-opleiding
5
codes 503
•
Doel De overeenkomst werk-opleiding heeft tot doel door een stelsel van alternerend leren de inschakeling in het arbeidsproces te bevorderen van jongeren tussen 18 en 25 jaar, die weinig geschoold, ongeschoold of houder zijn van een specifiek diploma ter voorbereiding op een beroep, vermeld in de lijst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waartoe de overeenkomst werk-opleiding toegang geeft.
•
Beschrijving van de maatregel De overeenkomst werk-opleiding bestaat hoofdzakelijk uit het afsluiten van twee overeenkomsten met werkzoekenden die aan de volgende voorwaarden voldoen : - niet meer aan de schoolplicht onderworpen, - maximum 25 jaar oud,
Sinds 1 januari 2005 bestaat deze code niet meer. Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
12. -
geen diploma bezitten van hoger of universitair onderwijs of een diploma of getuigschrift bezitten van het hoger secundair technisch onderwijs, of een specifiek diploma bezitten ter voorbereiding op een beroep, vermeld in de lijst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waartoe de overeenkomst werk-opleiding toegang geeft. De voormelde lijst van de RVA somt de studierichtingen op die voorbereiden tot een beroep waarvoor er een schrijnend tekort aan arbeidskrachten bestaat. Het betreft een arbeidsovereenkomst en een overeenkomst werk-opleiding. Het afsluiten van die overeenkomsten biedt de betrokken jongeren de mogelijkheid om, tijdens een gedeelte van hun tewerkstelling, een opleiding te volgen die rechtstreeks verband houdt met de functie die zij uitoefenen in het kader van de arbeidsovereenkomst. De duur van de opleiding moet ten minste één jaar bedragen en ten hoogste drie jaar. Zij duurt ten minste 240 uren per jaar. Voor de duur van de overeenkomst geniet de werkgever een vrijstelling van een gedeelte van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid, op voorwaarde dat hij in orde is met zijn verplichtingen inzake de startbaanovereenkomst. •
Geldigheidsduur Deze maatregel wordt, sinds 1 januari 2004, samen met de leerovereenkomst en de vroegere startbaanovereenkomst, vervangen door het banenplan voor jongeren.
•
Berekening van het financiële voordeel Het financiële voordeel met betrekking tot deze maatregel moet vermeld worden in de sociale balans (voor de boekjaren die beginnen na 31 december 2001). Het bestaat uit een volledige vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor : - de rust- en overlevingspensioenen voor werknemers; - de ziekte- en invaliditeitsverzekering; - de werkloosheid; - de kinderbijslagen; - de beroepsziekten; - de arbeidsongevallen; - de loonmatigingsbijdrage. Het financieel voordeel kan rechtstreeks gevonden worden in de DmfA aangifte onder code 1211 "Vermindering KB 495 (werk/opleiding)".
•
Overgangsmaatregel De werkgevers kunnen voor de betrokken jongere, die niet voldoet aan de voorwaarden tot het bekomen van de doelgroepvermindering jonge werknemer, genieten van een vermindering ten belope van 1.000 euro per kwartaal gedurende zeven kwartalen, te rekenen vanaf het kwartaal volgend op het kwartaal van indienstneming, en vervolgens van een vermindering ten belope van 400 euro per kwartaal tot het einde van de overeenkomst. Het financieel voordeel houdt in elk geval op vanaf het kwartaal dat volgt op dat waarin de jongere 28 jaar wordt.
1.10. Leerovereenkomst •
codes 504
Beschrijving van de maatregel Jongeren kunnen, onder bepaalde voorwaarden, hun beroepsopleiding voortzetten binnen een erkende leerovereenkomst. Personen die verbonden zijn door een leerovereenkomst, verrichten arbeid onder het gezag van een werkgever om door het opdoen van praktijkervaring een vak te leren voor een beroep als zelfstandige dan wel in loondienst. De jongeren moeten minimaal 15 jaar oud zijn en gedurende ten minste twee jaar secundair onderwijs met volledig leerplan gevolgd hebben. Een leerling wordt beschouwd als "deeltijds" gelet op de tijd die gebruikt wordt om de voor zijn opleiding noodzakelijke cursussen (buiten de onderneming) te volgen.
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
13. Voor de duur van de periode die gedekt is door de leerovereenkomst, kunnen verminderingen van de werkgeversbijdragen worden toegekend. •
Geldigheidsduur Op 1 januari 2004 wordt deze maatregel, samen met de overeenkomst werk-opleiding en de vroegere startbaanovereenkomst, vervangen door het banenplan voor jongeren.
•
Berekening van het financiële voordeel Het financiële voordeel bestaat uit de vrijstelling van de werkgeversbijdragen met betrekking tot de arbeidsongevallen, de beroepsziekten en de bijzondere bijdrage van 1,6% van de loonmassa bestemd voor de werkloosheid, verschuldigd door de werkgever die op 30 juni van het voorgaande jaar minstens 10 werknemers tewerkstelde. De vermindering van bijdragen slaat enkel op de vergoedingen van de betrokken leerlingen, die overeenstemmen met hun arbeidsduur.
•
Overgangsmaatregel Leerlingen met een leerovereenkomst die niet voldoen aan de voorwaarden tot het bekomen van de doelgroepvermindering jonge werknemer, openen het recht op een vermindering ten belope van 1.000 euro per kwartaal vanaf 1 januari 2004 gedurende zeven kwartalen, te rekenen vanaf het kwartaal volgend op het kwartaal van indienstneming, en vervolgens op een vermindering ten belope van 400 euro per kwartaal tot het einde van de overeenkomst. Leerlingen die tijdens het lopende kalenderjaar de leeftijd van 19 jaar niet bereiken, hebben per definitie recht op de doelgroepvermindering jonge werknemers.
1.11. Startbaanovereenkomst (vanaf 2004 vervangen door het banenplan voor jongeren) codes 419 •
Doel De bedoeling van deze maatregel, die in de pers "het Rosetta-plan" wordt genoemd, is elke jongere toelaten binnen de zes maanden na het verlaten van de school in de arbeidsmarkt te stappen. Het gaat er om de jongeren zo vroeg mogelijk ofwel een baan, ofwel een baan en een opleiding, ofwel een scholing aan te bieden.
•
Beschrijving van de oude maatregel Ondernemingen uit de privésector, enerzijds, en openbare ondernemingen en particuliere werkgevers uit de non-profitsector, anderzijds, met minstens 50 werknemers, hebben de verplichting nieuwe werknemers voor minstens één jaar aan te werven naar rato van respectievelijk 3 % en 1,5 % van hun personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten. Alle, al dan niet geschoolde, jongeren komen in aanmerking voor een startbaanovereenkomst, op voorwaarde dat ze niet langer schoolplichtig en jonger dan 25 (zelfs 30) jaar zijn. Vanaf 1 juli 2003 mogen bepaalde jongeren dubbel geteld worden voor de vaststelling van het aantal jongeren met een startbaanovereenkomst die een werkgever moet tewerkstellen. Het gaat om werkzoekenden van minder dan 30 jaar oud die van buitenlandse afkomst zijn, of die een handicap hebben. Een startbaanovereenkomst kan voorkomen in drie verschillende vormen : de gewone arbeidsovereenkomst (type 1), de deeltijdse arbeidsovereenkomst (ten minste halftijds) aangevuld met een opleiding (type 2) of de opleidingsovereenkomst zonder dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst (type 3). Om de startbaanovereenkomst van het type 2 aantrekkelijker te maken, heeft de programmawet van 2 augustus 2002 de reglementering versoepeld. Het werk en de opleiding moeten niet langer gelijktijdig plaatsvinden; voortaan kan het werk volgen op de opleiding. Bovendien moet de arbeidsovereenkomst niet langer deeltijds zijn (ten minste halftijds); voortaan wordt ook rekening gehouden met de voltijdse arbeidsovereenkomsten, of ze nu uitgevoerd worden tijdens of volgend op de opleiding. Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
14. Een vermindering van de patronale sociale zekerheidsbijdragen is voorzien voor werkgevers die : a. een werknemer op het einde van een startbaanovereenkomst in dienst houden met een contract voor onbepaalde duur of b. laaggeschoolde jongeren aanwerven. Onder laaggeschoolde jongere wordt verstaan een jongere die geen diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs bezit. De KMO's met minder dan 50 werknemers, die niet verplicht zijn aan te werven, kunnen eveneens van dit voordeel gebruik maken.
6
•
Beschrijving van de nieuwe maatregel Werkgevers kunnen vanaf 1 januari 2004 aanspraak maken op kortingen voor (laaggeschoolde) jongeren van zodra ze voldoen aan hun startbaanverplichting. Aan kleine ondernemingen of ondernemingen met een sectorvrijstelling wordt geen minimum aantal jongeren opgelegd. Dit is een versoepeling ten opzichte van de vroegere regeling. Voorheen moesten de werkgevers per definitie 3 % jongeren in dienst hebben om aanspraak te kunnen maken op de korting voor jongeren. Dus ook de bedrijven met minder dan 50 werknemers. Allochtonen en personen met een handicap tellen nog steeds voor twee. De doelgroep voor de verlaging voor jongeren bestaat enerzijds uit laaggeschoolde werkzoekende jongeren (tot en met het kwartaal dat ze 26 jaar worden) tewerkgesteld met een startbaanovereenkomst en anderzijds jongeren in het algemeen die in de loop van het kalenderjaar de leeftijd van 19 jaar niet bereiken. Jobstudenten worden expliciet uitgesloten. Jongeren die in aanmerking komen voor de startbaanvermindering hebben recht op een zogenaamde "startbaankaart". Diegenen die in het bezit zijn van een geldige startbaankaart6 kunnen dan met een werkgever een startbaanovereenkomst afsluiten. Een startbaanovereenkomst is elke overeenkomst van één van volgende types : - een minstens halftijdse arbeidsovereenkomst; - een combinatie van een deeltijdse arbeidsovereenkomst (minstens halftijds) en een door de jongere gevolgde opleiding; - een industriële leerovereenkomst, een leerovereenkomst middenstandsopleiding, een stageovereenkomst opleiding tot ondernemingshoofd, enz.
•
Geldigheidsduur De oude maatregel trad in werking op 1 april 2000 en vervangt de maatregel voor beroepsinschakeling van jongeren, de zogenaamde "Stage der jongeren" of "RVA-stage". Op 1 januari 2004 wordt ze, samen met de overeenkomst werk-opleiding en de leerovereenkomst vervangen door het banenplan voor jongeren, waarbij de overeenkomst eveneens startbaanovereenkomst wordt genoemd.
•
Vermelding in de sociale balans De bedoelde financiële voordelen moeten worden vermeld van zodra tijdens het beschouwde boekjaar een recht op vermindering ontstaat in hoofde van de onderneming, onafhankelijk van het moment van inning. Als na het afsluiten van het boekjaar en na het neerleggen van de sociale balans mocht blijken dat de RSZ niet akkoord is met bepaalde financiële voordelen die de onderneming overeenkomstig de reglementering meende te mogen verwachten, dan dient de onderneming dit naar derden toe niet recht te zetten door de neerlegging van een verbeterde versie. Concreet betekent dit dat het voordeel van de oude vermindering a moet worden vermeld tijdens het jaar van de startbaanovereenkomst, op basis van het verwachte brutoloon van de werknemer het daaropvolgende jaar. Het financiële voordeel mag niet pas vermeld worden gedurende het jaar dat volgt op de startbaanovereenkomst.
Vanaf 1 september 2004 wordt de verplichte attestering door middel van een startbaankaart beperkt tot de startbanen die lopen in de periode vanaf 1 januari van het jaar waarin de jongere 19 jaar wordt. Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
15. Met de nieuwe regelgeving vanaf 1 januari 2004 wordt dit probleem van verband tussen aantal betrokken personen en financieel voordeel automatisch opgelost : het voordeel wordt verkregen tijdens de periode waarin de overeenkomst loopt. •
Berekening van het financiële voordeel Oude vermindering a : vermindering met 10 % van het brutoloon van de werknemer gedurende het jaar dat volgt op de startbaanovereenkomst. Oude vermindering b : trimestriële forfaitaire vermindering gedurende één jaar, afhankelijk van het percentage aangeworven jongeren vergeleken met het personeelsbestand op het tweede trimester van het voorgaande jaar. - Exact 3 % aanwerving : 495,79 euro per nieuwe jongere die een volledig kwartaal voltijds is tewerkgesteld. - Aanwerving tussen 3 % en 5 % : 1.115,52 euro per nieuwe voltijdse jongere boven 3 %, 495,79 euro voor de anderen die een volledig kwartaal voltijds zijn tewerkgesteld. - Meer dan 5 % aanwerving : 1.115,52 euro voor elke nieuwe jongere die een volledig kwartaal voltijds is tewerkgesteld. Voor voltijdse werknemers met onvolledige prestaties en voor deeltijdse werknemers, wordt het bedrag van de vermindering herschaald naar de effectief uitgevoerde arbeidsprestaties. Vanaf 1 januari 2004 bedraagt de vermindering 1.000 euro per kwartaal tot en met het vierde kwartaal van het kalenderjaar dat de werknemer 18 wordt. In dit geval kan het bedrag van het financieel voordeel rechtstreeks gevonden worden in de DmfA aangifte onder code 3430 "Jonge werknemers: tot 31/12 van jaar waarin jongere 18 wordt". Een financieel voordeel ten belope van 1.000 euro per kwartaal wordt toegekend voor elke laaggeschoolde jongere gedurende de eerste acht kwartalen vanaf de indiensttreding van de jongere en 400 euro per kwartaal tot en met het kwartaal waarin hij 26 jaar wordt. Er is dus geen beperking van het aantal kwartalen waarover de korting toegestaan wordt. In dit geval kan het bedrag van het financieel voordeel rechtstreeks gevonden worden in de DmfA aangifte onder code 3410 "Jonge werknemers SBO en laaggeschoold".
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
16.
2.
Andere maatregelen
2.1. Stage der jongeren
codes 502
•
Beschrijving van de maatregel Met een "stagiair" wordt hier beperkend een jongere werkzoekende bedoeld, die met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (van zes maanden, hernieuwbaar) werd aangeworven in het kader van het KB nr 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces. Een stagiair (vaak "RVA-stagiair" genoemd) kan voltijds of deeltijds worden tewerkgesteld.
•
Geldigheidsduur De verplichtingen en voordelen die voortvloeien uit het KB nr 230 zijn echter niet meer van toepassing vanaf 1 april 2000, vermits de regeling van de startbaanovereenkomst in de plaats ervan is gekomen (zie hoger). De op 1 april lopende stages blijven evenwel tot hun beëindiging onderworpen aan de bepalingen van dat besluit, met inbegrip van de mogelijkheid om het stagecontract met zes maanden te verlengen. Hierdoor kan een onderneming tot uiterlijk 31 maart 2001 stagiairs in dienst hebben. Voortaan is rubriek 502 dus zonder voorwerp.
2.2. Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd
codes 505
•
Beschrijving van de maatregel Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zonder dat een onderbreking is toe te schrijven aan de werknemer, zijn slechts beperkt mogelijk. Zij worden geacht een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te zijn, behalve wanneer de werkgever het bewijs levert dat deze overeenkomsten gerechtvaardigd zijn wegens de aard van het werk of wegens andere wettige redenen. Door de wet van 30 maart 1994 wordt de mogelijkheid om opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te sluiten, op twee manieren versoepeld : - Er kunnen maximum vier overeenkomsten voor bepaalde tijd worden gesloten, waarvan de duur telkens niet minder dan drie maanden mag bedragen, zonder dat de totale duur van deze opeenvolgende overeenkomsten twee jaar mag overschrijden. - Met de voorafgaande toestemming van de door de Koning aangewezen ambtenaar, kunnen er overeenkomsten voor bepaalde tijd gesloten worden, waarvan de duur telkens niet minder dan zes maanden mag bedragen, zonder dat de totale duur van deze opeenvolgende overeenkomsten drie jaar mag overschrijden.
•
Geldigheidsduur : onbepaald
•
Vermelding in de sociale balans In kolom 1 wordt het aantal werknemers vermeld wiens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verlengd werd tijdens het boekjaar. Een werknemer die tijdens het boekjaar meerdere opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd sluit mag voor dit boekjaar slechts éénmaal vermeld worden.
2.3. Conventioneel brugpensioen •
codes 506
Beschrijving van de maatregel Voltijds conventioneel brugpensioen veronderstelt ontslag door de werkgever, dus beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Oudere werknemers die ontslagen worden, kunnen aanspraak maken op een aanvullende vergoeding bovenop hun werkloosheidsvergoeding tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Voor bepaalde
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
17. bruggepensioneerden dient de werkgever aan de RSZ een bijzondere werkgeversbijdrage te storten. In principe moet de bruggepensioneerde (die dus de onderneming definitief verlaat, en met een datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt ingeschreven in het personeelsregister) vervangen worden door één of meer volledig uitkeringsgerechtigde werklozen, aangeworven voor ten minste het zelfde aantal uren als de bruggepensioneerde. De vervanger moet in principe ten minste 36 maanden in dienst blijven. Er zijn echter uitzonderingen op de vervangingsplicht. Onder meer is er geen vervangingsplicht voor werknemers van 60 jaar en ouder. Verder wordt een individuele afwijking toegestaan door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid aan een werkgever die aantoont dat de onderneming een structurele vermindering van het personeelsbestand kent en dat door het verlenen van de afwijking, ontslag van niet-bruggepensioneerden vermeden wordt. De vervanger moet niet noodzakelijk dezelfde hoedanigheid hebben of functie uitvoeren als de bruggepensioneerde. De werkgever geniet geen vermindering van de werkgeversbijdragen op het loon van de vervanger. Er zijn wel sancties voorzien, ingeval er een vervangingsplicht is zonder dat er effectief een vervanging gebeurt. •
Geldigheidsduur De verplichting om een bruggepensioneerde te vervangen door één of meer volledig uitkeringsgerechtigde werklozen bestaat sinds 1 januari 1995.
•
Vermelding in de sociale balans In rubriek 506 van de sociale balans worden niet die werknemers vermeld welke met (voltijds) conventioneel brugpensioen vertrokken zijn. Wel worden de verschillende werknemers vermeld die, op om het even welk moment tijdens het boekjaar, de status hebben gehad van vervanger van een conventioneel bruggepensioneerde. In de kolommen "Aantal" en "In VTE" mag evenwel geen dubbel gebruik zijn : indien een vervanger tijdens het boekjaar wordt vervangen door een andere vervanger, dan wordt enkel rekening gehouden met de laatste. De verschillende vervangers blijven vermeld zolang de vervangingsplicht blijft gelden, dit is in principe zolang de conventioneel bruggepensioneerden niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Voor elke werknemer die vertrekt met (voltijds) conventioneel brugpensioen en die niet vervangen wordt, wordt in de sociale balans uiteraard niets vermeld.
2.4. Vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen
codes 507
•
Doel Sinds begin 2000 betalen werknemers met lage lonen minder sociale bijdragen. Op die manier krijgen de betrokken werknemers meer nettoloon, zonder de kost voor de werkgever (het brutoloon) te verhogen. Zo wordt vermeden dat personen financieel gestraft worden wanneer ze werk aanvaarden.
•
Beschrijving van de maatregel Het voordeel van de maatregel bestaat uit een maandelijkse forfaitaire vermindering van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen die geleidelijk afneemt met de grootte van het loon. De werkgever brengt het bedrag in mindering van de normale werknemersbijdragen (13,07% van het brutoloon) bij de betaling van het loon. De werkgever zelf geniet hier dus geen financieel voordeel. De werknemers die voor deze vermindering in aanmerking komen zijn deze van de privésector en van de openbare sector die een werknemersbijdrage van 13,07 % verschuldigd zijn. Voor de privé-sector komen dus onder andere niet in aanmerking : de leerlingen, de stagiairs in opleiding tot ondernemingshoofd, de geneesheren in opleiding tot specialist. De meeste statutaire personeelsleden van de openbare sector komen dus evenmin voor de vermindering in aanmerking. Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
18. Vanaf 1 januari 2003 werd de maatregel ter vermindering van de persoonlijke RSZbijdragen aanzienlijk versterkt. Enerzijds werd het bedrag van de te betalen persoonlijke bijdragen verder verlaagd en anderzijds werd het aantal werknemers dat van de maatregel geniet aanzienlijk uitgebreid : de vermindering wordt voorzien voor alle lonen tot 1.6707 euro/bruto/maand (vroeger tot 1.394,25 euro/bruto/maand). •
7
Geldigheidsduur Vanaf 1 januari 2005 loopt deze werknemersbijdragevermindering voort onder de benaming "Werkbonus".
Bedrag van toepassing vanaf 1 januari 2005. Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
19. B. STAAT IV - "INLICHTINGEN OVER DE OPLEIDINGEN VOOR DE WERKNEMERS TIJDENS HET BOEKJAAR" codes 5801, 5802, 5803, 5811, 5812 en 5813 Onderstaande tekst vormt een leidraad voor het invullen van de rubrieken van de sociale balans betreffende de opleiding (staat IV) en is opgesteld door de Nationale Arbeidsraad. Deze leidraad bespreekt de opleiding waarover in de sociale balans gerapporteerd moet worden en benadrukt welke werknemers, uren en kosten in rekening gebracht moeten worden.
1. De beroepsopleiding waarover in de sociale balans gerapporteerd moet worden Men onderscheidt in wezen twee soorten permanente beroepsopleiding : de formele opleiding en de informele opleiding. Alleen de formele opleiding komt in aanmerking voor staat IV van de sociale balans met de "Inlichtingen over de opleidingen voor de werknemers tijdens het boekjaar". Onder FORMELE OPLEIDING verstaat men in het algemeen de cursussen en stages die speciaal ontwikkeld zijn voor het verstrekken, door lesgevers of sprekers, van een beroepsopleiding of beroepsonderwijs. Deze cursussen en stages mogen niet plaatsvinden op de werkvloer, maar bijvoorbeeld in een leslokaal, een opleidingscentrum of een werkplaats bedoeld voor deze activiteiten. Deze cursussen en stages kunnen intern of extern zijn. Een opleiding wordt beschouwd als : - intern wanneer ze ontwikkeld en georganiseerd is door de onderneming zelf (bijvoorbeeld door het ondernemingshoofd zelf of door de personeelsverantwoordelijke of de opleidingsverantwoordelijke), ook indien die opleiding fysisch plaatsvindt buiten de onderneming. - extern wanneer ze ontwikkeld en georganiseerd is door een ander organisme dan de betrokken onderneming (bijvoorbeeld private of publieke verenigingen met of zonder winstoogmerk, zoals VDAB, FOREM, BGDA, scholen en universiteiten, moedermaatschappijen of samenwerkende ondernemingen, leveranciers van uitrusting, professionele kamers, sectorale organismen zoals het CEVORA, enz.) ook als die opleiding fysisch plaatsvindt binnen de onderneming. INFORMELE OPLEIDING mag NIET worden opgenomen in (de rubrieken 5801 tot 5813 van) staat IV van de sociale balans. Onder informele opleiding verstaat men alle andere opleidingsinitiatieven buiten cursussen en stages, met name : - vorming, begeleiding of mentorschap, of verwerving van know-how met gebruikmaking van werkgereedschap, welke rechtstreeks op de werkvloer of in een werksituatie plaatsvinden - opleiding of vorming die wordt gepland door rotatie van de werknemers op de werkposten, door uitwisselingen of door dubbele bezetting - deelname aan vormingskringen en kwaliteitskringen - zelfstudie (of open opleiding) en opleiding op afstand (boeken, cassettes, cd-rom, cursussen per post).
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
20.
2. Met welke werknemers moet rekening worden gehouden ? Vermits enkel rekening mag worden gehouden met permanente beroepsopleiding en niet met de initiële beroepsopleiding, komt enkel het personeel aangenomen met een arbeidsovereenkomst in aanmerking. Industriële of middenstandsleerlingen, stagiairs en andere personen in het bezit van een opleidingscontract (bijvoorbeeld in het kader van een "Individuele Beroepsopleiding" of IBO) mogen niet worden meegerekend. Het aantal opgeleide werknemers (rubrieken 5801 en 5811) is het aantal werknemers van de onderneming dat toegang heeft gehad tot een of meerdere opleidingen. Een werknemer die tijdens het boekjaar heeft deelgenomen aan meerdere opleidingen wordt slechts één keer meegeteld.
3. Met welke uren opleiding moet rekening worden gehouden ? Het aantal gevolgde opleidingsuren (rubrieken 5802 en 5812) komt overeen met de uren die de werknemers tijdens de werkuren hebben besteed aan de permanente beroepsopleiding van het formele type, zoals hoger gedefinieerd. Als opleidingen deels tijdens de werkuren en deels tijdens de vrije tijd van de werknemer worden gegeven, dan mag enkel het tijdens de werkuren gegeven deel in aanmerking worden genomen.
4. Welke kosten moeten in rekening worden gebracht ? De totale kosten voor de onderneming (rubrieken 5803 en 5813) worden gevormd door de som van de directe opleidingskosten en de gestorte bijdragen bestemd om de opleidingen te financieren, verminderd met de ontvangen tegemoetkomingen. 4.1. Directe opleidingskosten •
Voor alle opleidingen - De verplaatsings- en verblijfskosten van de deelnemers voor zover deze kosten rechtstreeks met de opleiding verband houden - De bezoldigingen van de werknemers in opleiding (brutobezoldigingen en sociale lasten) gedurende de opleiding. Daarbij past men op de totale jaarlijkse bezoldiging van de werknemer (of op de gemiddelde theoretische bezoldiging die overeenstemt met zijn categorie binnen de onderneming), de verhouding toe tussen het tijdens het jaar gevolgde aantal opleidingsuren en het totale aantal bezoldigde uren. Bij gebrek aan deze gegevens wordt deze kost het best benaderd door de gemiddelde uurloonkost te vermenigvuldigen met het aantal aan de opleiding bestede werkuren. Bovenop deze algemene kosten komen de kosten welke eigen zijn aan de interne of externe opleidingen en welke hieronder worden beschreven.
•
Voor de interne opleidingen - De bezoldigingen van het personeel dat instaat voor de opleiding (brutobezoldigingen en sociale lasten) Het betreft : - voltijdse opleiders, occasionele opleiders (in dit geval worden alleen de uren besteed aan de voorbereiding en het onderricht van de opleiding in aanmerking genomen)
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
21.
-
•
- het personeel dat instaat voor de organisatie of de administratieve aspecten van de opleiding, hetzij voltijds, hetzij deeltijds (in dit geval worden alleen de uren die verband houden met het organiseren van de opleiding in rekening gebracht). De bedrijfskosten Het betreft de uitgaven verbonden aan : - het onderhoud en de afschrijving van de lokalen (bijvoorbeeld de opleidingscentra), de uitrusting en het meubilair bestemd voor opleiding, welke daarvoor uitsluitend dan wel gedeeltelijk worden gebruikt (in het laatste geval worden alleen de kosten die verband houden met de uren besteed aan opleiding in rekening gebracht) - de pedagogische ondersteuning van de opleiding (aankoop of aanmaak van pedagogische werken met uitzondering van werken met publicitaire inslag).
Voor de externe opleidingen - De kosten (inschrijvingskosten) welke worden aangerekend door het opleidingsorganisme (opleidingscentra, externe opleiders, consultants) en rechtstreeks met de opleiding verband houden - De uitsluitend voor de opleiding gebruikte benodigdheden die de onderneming niet zou hebben aangekocht indien de opleiding niet had plaatsgevonden.
4.2. De betaalde bijdragen Het betreft het bedrag van verplichte bijdragen en/of stortingen aan collectieve fondsen. Worden bijvoorbeeld in aanmerking genomen : - de bijdrage voor de vorming en de tewerkstelling van risicogroepen welke door de onderneming wordt gestort en voor 2001 en 2002 0,10 % van de loonmassa bedraagt, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van december 2000 (of het bedrag van deze bijdrage dat is vastgelegd in een collectieve overeenkomst) -
specifieke stortingen (vaak uitgedrukt als percentage van de loonmassa), voor de opleiding van werknemers, verschuldigd ingevolge een collectieve arbeidsovereenkomst op sectoraal of ondernemingsniveau.
4.3. De ontvangen tegemoetkomingen (in mindering te brengen van de kosten) Het betreft tegemoetkomingen uit collectieve fondsen (bijvoorbeeld de premies of andere financiële tegemoetkomingen ten laste van de sectorale opleidingsfondsen) en gewestelijke of federale steun (bijvoorbeeld het deel dat de Gewesten voor hun rekening nemen in de opleidingen gefinancierd door opleidingscheques8).
8
Wanneer men een opleidingscheque, ter waarde van 25 €, aankoopt voor 10 €, is er een tegemoetkoming van 15 € ten laste van het Gewest. Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
22. C. STAAT V - "INLICHTINGEN OVER DE ACTIVITEITEN VAN VORMING, BEGELEIDING OF MENTORSCHAP DOOR DE WERKNEMERS GEGEVEN IN TOEPASSING VAN DE WET VAN 5 SEPTEMBER 2001 TOT DE VERBETERING VAN DE WERKGELEGENHEIDSGRAAD VAN DE WERKNEMERS" codes 5804, 5805, 5806, 5814, 5815 en 5816 •
Beschrijving van de toepasselijke wetgeving Een werknemer die 50 jaar is of ouder en beslist om zijn arbeidsprestaties met de helft te verminderen, kan genieten van onderbrekingsuitkeringen. Zo'n werknemer mag tijdens de beschikbare "half time" geen bezoldigde of zelfstandige activiteiten uitvoeren; anders gaat zijn recht op onderbrekingsvergoeding verloren. Om de werkgelegenheid te bevorderen werd de volgende uitzondering voorzien : werknemers die vallen onder het hierboven vernoemde stelsel, mogen in hun beschikbare "half time" activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap uitvoeren bij : - hun werkgever, - een andere werkgever in dezelfde bedrijfstak - of een opleidingscentrum voor beroepen van dezelfde bedrijfstak. op voorwaarde dat deze activiteiten worden uitgevoerd ten voordele van "nieuwe" werknemers van de werkgever waar de activiteiten plaatsvinden. Deze "nieuwe" werknemers moeten gedurende 12 maanden onafgebroken in dienst blijven. De vergoeding voor de vorming, begeleiding of mentorschap vermeerderd met de onderbrekingsvergoeding mag niet meer bedragen dan de vergoeding voor de met de helft verminderde arbeidsprestaties.
•
Vermelding in de sociale balans ¾ "Aantal werknemers welke deze activiteiten uitoefenden" (rubrieken 5804 en 5814) : hieronder verstaan we de vormers, begeleiders of mentors in toepassing van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, waarbij één werknemer die tijdens het boekjaar verschillende sessies geeft aan verschillende personen slechts één keer wordt geteld. ¾ "Aantal uren besteed aan deze activiteiten" (rubrieken 5805 en 5815). Deze codes bevatten niet het aantal uren dat de "lesvolgers" hebben besteed aan deze activiteiten, maar wel het aantal uren dat de vormers, begeleiders of mentors hebben besteed aan deze activiteiten. Zodoende wordt één sessie die werd bijgewoond door meerdere werknemers, slechts eenmaal in rekening gebracht voor de duur van deze sessie. ¾ "Aantal werknemers welke deze activiteiten volgden" (rubrieken 5806 en 5816). In deze rubrieken wordt het aantal eigen werknemers ingevuld, die onderricht hebben gekregen van vormers, begeleiders of mentors. Zij die meerdere sessies hebben gevolgd, worden slechts één keer in rekening gebracht. Indien een werknemer vorming, begeleiding of mentorschap verleent aan werknemers van andere ondernemingen, worden deze laatsten hier niet opgenomen. Zij zullen wel worden opgenomen in de sociale balans van hun eigen werkgever. Bijgevolg is het denkbaar dat de sociale balans van onderneming X : - een aantal werknemers van onderneming X bevat die activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap hebben uitgeoefend, zonder dat werknemers van X deze activiteiten volgden. Immers, de "lesvolgers" kunnen evengoed werknemers van andere ondernemingen zijn - een aantal werknemers van onderneming X bevat die activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap hebben gevolgd, zonder dat werknemers van X deze activiteiten uitoefenden. Immers, de vormers, begeleiders of mentors kunnen evengoed werknemers van andere ondernemingen zijn. Opgelet : De nieuwe staat V van de sociale balans kan zowel inlichtingen bevatten over de formele opleidingen (welke niet plaatsvinden op de werkvloer) als over de informele opleidingen (welke plaatsvinden op de werkvloer of waarvoor gebruik wordt gemaakt van het
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
23. werkgereedschap). Als de in staat V vermelde activiteiten plaatsvinden in lokalen bedoeld voor opleiding, en niet op de werkvloer, dan moeten ze eveneens in tabel IV worden vermeld. •
Praktisch voorbeeld De heer Janssens, werknemer bij de firma FARMA BELGIUM, geeft 3 uur onderricht, in het opleidingscentrum van de pharmaceutische sector, aan 4 personen (Jan, Piet en Sarah, die nieuwe werknemers zijn van FARMA BELGIUM, en Ludo, die een nieuwe werknemer is van een andere firma APOTHEEK INTERNATIONAL). Staat V van de sociale balans van deze twee werkgevers ziet er dan als volgt uit : FARMA BELGIUM :
Activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap
Codes
Mannen
Codes
Vrouwen
1. Aantal werknemers welke deze activiteiten uitoefenden 2. Aantal uren besteed aan deze activiteiten...................... 3. Aantal werknemers welke deze activiteiten volgden......
5804 5805 5806
1 3 2
5814 5815 5816
0 0 1
Activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap
Codes
Mannen
Codes
Vrouwen
1. Aantal werknemers welke deze activiteiten uitoefenden 2. Aantal uren besteed aan deze activiteiten...................... 3. Aantal werknemers welke deze activiteiten volgden......
5804 5805 5806
0 0 1
5814 5815 5816
0 0 0
APOTHEEK INTERNATIONAL :
*
*
*
BRONNEN •
• • • • • • •
Internet :
- meta.fgov.be - www.sd.be - www.rosetta.be - www.slimtewerkstellen.be Bulletin van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, "Vragen en Antwoorden over de Sociale Balans", nummer 39 - april 1997 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, "Algemene Onderrichtingen voor de Werkgevers", uitgave 2003 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, "Algemene Onderrichtingen voor de Werkgevers", uitgave 2004 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, "Algemene Onderrichtingen voor de Werkgevers", uitgave 2005 "Methodologische handleiding voor het invullen van de rubrieken van de sociale balans betreffende de opleiding", opgemaakt door de Nationale Arbeidsraad in juni 2002 "Bilan", nummer 440 - 22 oktober 2002 Accountancy in de Praktijk, "De Sociale Balans", Ced.Samson - uitgave 2002
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
24. btw - nr.
VOL 24.
III. STAAT OVER HET GEBRUIK VAN DE MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE WERKGELEGENHEID TIJDENS HET BOEKJAAR 3. Bedrag van het financiële voordeel
Aantal betrokken werknemers Codes
MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE WERKGELEGENHEID
1.
2. In voltijdse equivalenten
Aantal
1. Maatregelen met een financieel voordeel ∗ 1.1. Voordeelbanenplan (ter aanmoediging van de indienstneming van werkzoekenden die tot risicogroepen behoren) 1.2. Conventioneel halftijds brugpensioen ................................
414 411
............................. .............................
............................. .............................
............................. .............................
1.3. Volledige loopbaanonderbreking ........................................
412
.............................
.............................
.............................
1.4. Vermindering van de arbeidsprestaties (deeltijdse loopbaanonderbreking) .............................................................
413
.............................
.............................
.............................
1.5. Sociale Maribel .................................................................. 1.6. Structurele vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen ............................................................................ 1.7. Doorstromingsprogramma's ............................................... 1.8. Dienstenbanen ................................................................... 1.9. Overeenkomst werk - opleiding .......................................... 1.10. Leerovereenkomst .............................................................
415
.............................
.............................
.............................
416 417 418 503 504
............................. ............................. ............................. ............................. .............................
............................. ............................. ............................. ............................. .............................
............................. ............................. ............................. ............................. .............................
1.11. Startbaanovereenkomst .....................................................
419
.............................
.............................
.............................
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
502 505 506
............................. ............................. .............................
............................. ............................. .............................
507
.............................
.............................
- totaal voor het boekjaar ...................................................
550
.............................
.............................
- totaal voor het vorige boekjaar ........................................
560
.............................
.............................
Andere maatregelen Stage der jongeren ............................................................ Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd Conventioneel brugpensioen ............................................. Vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen ........................
Aantal werknemers betrokken bij één of meerdere maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid :
IV. INLICHTINGEN OVER DE OPLEIDINGEN VOOR DE WERKNEMERS TIJDENS HET BOEKJAAR Totaal van de opleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever
Codes
Mannen
Codes
Vrouwen
1. Aantal betrokken werknemers ...................................................................... 2. Aantal gevolgde opleidingsuren ................................................................... 3. Kosten voor de onderneming .......................................................................
5801 5802 5803
............................. ............................. .............................
5811 5812 5813
............................. ............................. .............................
V. INLICHTINGEN OVER DE ACTIVITEITEN VAN VORMING, BEGELEIDING OF MENTORSCHAP DOOR DE WERKNEMERS GEGEVEN IN TOEPASSING VAN DE WET VAN 5 SEPTEMBER 2001 TOT DE VERBETERING VAN DE WERKGELEGENHEIDSGRAAD VAN DE WERKNEMERS Activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap
Codes
Mannen
Codes
Vrouwen
1. Aantal werknemers welke deze activiteiten uitoefenden .............................. 2. Aantal uren besteed aan deze activiteiten .................................................... 3. Aantal werknemers welke deze activiteiten volgden .....................................
5804 5805 5806
............................. ............................. .............................
5814 5815 5816
............................. ............................. .............................
∗
Financieel voordeel voor de werkgever met betrekking tot de titularis of diens plaatsvervanger.
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc
25. btw - nr.
VKT 13.
III. STAAT OVER HET GEBRUIK VAN DE MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE WERKGELEGENHEID TIJDENS HET BOEKJAAR 3. Bedrag van het financiële voordeel
Aantal betrokken werknemers
MAATREGELEN TEN GUNSTE VAN DE WERKGELEGENHEID
Codes
1.
2. In voltijdse equivalenten
Aantal
1. Maatregelen met een financieel voordeel ∗ 1.1. Voordeelbanenplan (ter aanmoediging van de indienstneming van werkzoekenden die tot risicogroepen behoren) 1.2. Sociale Maribel .................................................................. 1.3. Structurele vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen ............................................................................ 1.4. Doorstromingsprogramma's ............................................... 1.5. Dienstenbanen ................................................................... 1.6. Overeenkomst werk - opleiding........................................... 1.7. Leerovereenkomst ............................................................. 1.8. Conventioneel halftijds brugpensioen ................................
414 415
............................. .............................
............................. .............................
............................. .............................
416 417 418 503 504 411
............................. ............................. ............................. ............................. ............................. .............................
............................. ............................. ............................. ............................. ............................. .............................
............................. ............................. ............................. ............................. ............................. .............................
1.9. Volledige loopbaanonderbreking ........................................
412
.............................
.............................
.............................
1.10. Vermindering van de arbeidsprestaties (deeltijdse loopbaanonderbreking) ...................................................... 1.11. Startbaanovereenkomst .....................................................
413 419
............................. .............................
............................. .............................
............................. .............................
2. 2.1. 2.2. 2.3.
502 505 506
............................. ............................. .............................
............................. ............................. .............................
507
.............................
.............................
- totaal voor het boekjaar ...................................................
550
.............................
.............................
- totaal voor het vorige boekjaar ........................................
560
.............................
.............................
Andere maatregelen Stage der jongeren ............................................................ Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd Conventioneel brugpensioen .............................................
2.4. Vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen ........................ Aantal werknemers betrokken bij één of meerdere maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid :
IV. INLICHTINGEN OVER DE OPLEIDINGEN VOOR DE WERKNEMERS TIJDENS HET BOEKJAAR Totaal van de opleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever
Codes
Mannen
Codes
Vrouwen
1. Aantal betrokken werknemers ...................................................................... 2. Aantal gevolgde opleidingsuren ................................................................... 3. Kosten voor de onderneming .......................................................................
5801 5802 5803
............................. ............................. .............................
5811 5812 5813
............................. ............................. .............................
V. INLICHTINGEN OVER DE ACTIVITEITEN VAN VORMING, BEGELEIDING OF MENTORSCHAP DOOR DE WERKNEMERS GEGEVEN IN TOEPASSING VAN DE WET VAN 5 SEPTEMBER 2001 TOT DE VERBETERING VAN DE WERKGELEGENHEIDSGRAAD VAN DE WERKNEMERS Activiteiten van vorming, begeleiding of mentorschap
Codes
Mannen
Codes
Vrouwen
1. Aantal werknemers welke deze activiteiten uitoefenden .............................. 2. Aantal uren besteed aan deze activiteiten .................................................... 3. Aantal werknemers welke deze activiteiten volgden .....................................
5804 5805 5806
............................. ............................. .............................
5814 5815 5816
............................. ............................. .............................
∗
Financieel voordeel voor de werkgever met betrekking tot de titularis of diens plaatsvervanger.
Tewerkstellingsmaatregelen_NL_juni05.doc