Toelichting op bekostiging samenwerkingsverbanden passend onderwijs 1. Algemene toelichting In dit mapje treft u cijfers aan die inzicht geven in het financieel meerjarenperspectief van uw nieuwe samenwerkingsverband. Deze informatie is gebaseerd op het voorgenomen beleid passend onderwijs en geeft een indicatie van de bekostiging van het samenwerkingsverband na invoering van passend onderwijs. In deze notitie leest u een toelichting op de cijfers. Het stelsel passend onderwijs vraagt om een andere kijk op extra onderwijsondersteuning, onder meer vanwege de veranderde wijze van bekostiging. Het gaat hierbij om vier grote veranderingen. Geldstromen veranderen van richting. Zo gaat bijvoorbeeld het huidige rugzakgeld niet meer naar de schoolbesturen, maar naar het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband verdeelt de middelen vervolgens over de scholen, conform de afspraken in het ondersteuningsplan. Budgetten worden verevend, elke regio krijgt verhoudingsgewijs evenveel middelen voor zware ondersteuning. Hierdoor ontstaat een andere verdeling van geld over het land. Sommige budgetten krimpen door bezuinigingen. Bijvoorbeeld het budget voor ambulante begeleiding in de rugzak en de bekostiging van het voortgezet speciaal onderwijs (vso). De bekostiging van het vso verandert en wordt vereenvoudigd. Er komt een onderscheid naar basis- en ondersteuningbekostiging en minder indicatoren gaan een rol spelen bij het berekenen van de basisbekostiging. De basisbekostiging is een bedrag per leerling, dat vergelijkbaar is met de kosten van een leerling in het regulier onderwijs. De bekostiging van scholen voor voortgezet onderwijs met vmbo-leerlingen met leerwegondersteuning (lwoo) en leerlingen in het praktijkonderwijs (pro) verandert niet. Wel worden deze middelen voor lwoo en pro gebudgetteerd. De systematiek wordt nog nader uitgewerkt. De systematiek als beschreven in deze toelichting gaat over de bekostiging van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs, waarin ook de scholen voor so cluster 3 en 4 gaan deelnemen. De instellingen voor cluster 1 en 2 (voor leerlingen met een visuele- auditieve- en/of communicatieve handicap) gaan geen deel uitmaken van de samenwerkingsverbanden. De bekostiging van die instellingen wordt landelijk gebudgetteerd. De inkomsten van het samenwerkingsverband Regionaal ondersteuningsbudget en reboundmiddelen Net als in de huidige situatie, ontvangen de samenwerkingsverbanden een regionaal ondersteuningsbudget en middelen voor reboundvoorzieningen. De omvang van beide budgetten wordt gebaseerd op het aantal leerlingen in het 3e en 4e leerjaar van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), inclusief lwoo. Daar wordt met de invoering van passend onderwijs geen verandering in gebracht.
1
Projecten Herstart en Op de rails Verder krijgt het samenwerkingsverband de beschikking over de middelen die op dit moment zijn gemoeid met de projecten Herstart en Op de rails, waarbij op het budget voor Op de rails eerst 50% wordt bezuinigd. In totaal resteert er voor beide projecten € 10,6 miljoen. Deze middelen worden toegevoegd aan het budget voor de rebound en op dezelfde manier verdeeld over de samenwerkingsverbanden (op basis van het aantal leerlingen in het 3e en 4e leerjaar vmbo). Normbekostiging Tot slot krijgt het samenwerkingsverband een nieuw budget: het normbudget voor de zwaardere vormen van extra onderwijsondersteuning. Dit geld zit nu nog in de rugzakken en in een deel van de directe bekostiging van het vso. Deze twee geldstromen veranderen van richting. Het instrument rugzak houdt op te bestaan. Een rugzak bestaat nu uit twee deelbedragen. De reguliere school krijgt een bedrag om een cluster 3 of 4 geïndiceerde leerling onderwijs te geven (het schooldeel van de rugzak). De vso school krijgt een deel, om de reguliere school en de leerling ambulant te begeleiden (het ambulante begeleidingsdeel van de rugzak; hierna: ab-deel). Deze (rugzak) geldstromen naar de reguliere scholen en de vso scholen houden op te bestaan. Beide geldstromen gaan in het vervolg naar de samenwerkingsverbanden, waarbij eerst op het voormalige ab-deel 57% wordt bezuinigd. De omvang van het normbudget dat het samenwerkingsverband krijgt voor de zwaardere vormen van extra onderwijsondersteuning, wordt gebaseerd op het aantal leerlingen dat is ingeschreven op (vestigingen van) scholen voor voortgezet onderwijs (inclusief het praktijkonderwijs) in het samenwerkingsverband, vermenigvuldigd met een bedrag per leerling. Rechtstreekse bekostiging vso Het samenwerkingsverband moet het “nieuwe geld” (de normbekostiging) in meer of mindere mate direct weer afstaan aan de vso scholen, voor leerlingen die door het samenwerkingsverband zijn verwezen naar het vso. Dit is de ondersteuningsbekostiging. Samenwerkingsverbanden betalen uit hun normbudget dus ondersteuningbekostiging aan het so. Deze verplichte overdracht van geld wordt uitgevoerd door DUO, op basis van het aantal leerlingen ingeschreven bij het vso op 1 oktober in het voorafgaande schooljaar. Er zijn drie bekostigingcategorieën, met elk hun eigen prijs, variërend van ongeveer € 7.500 tot ongeveer € 17.500 (de prijzen waarmee is gerekend staan op het rekenblad). Naast de ondersteuningbekostiging, ontvangt het vso voor elke ingeschreven leerling de basisbekostiging. De basisbekostiging wordt betaald door de rijksoverheid. De basisbekostiging bestaat uit een vaste voet per school en een bedrag per leerling (vergelijkbaar met het bedrag van een leerling op een reguliere school). Dit nieuwe systeem, met een onderverdeling in basis- en ondersteuningbekostiging wordt eenvoudiger dan het huidige bekostigingssysteem van de vso scholen. Scholen zullen voor- of nadeel hebben van deze vereenvoudiging. Dit effect staat los van de effecten van de bezuinigingen. Welk samenwerkingsverband betaalt voor welke leerling? Op het moment van invoering van het nieuwe stelsel betaalt het samenwerkingverband ondersteuningbekostiging voor elke vso leerling die in het gebied van het verband woont.
2
In de structurele situatie, die geleidelijk ontstaat, moet het verband ondersteuningbekostiging betalen voor: Elke leerling die het verband verwijst naar het vso. De omvang van het bedrag is afhankelijk van de ondersteuningbehoefte van de leerling, door het samenwerkingsverband vertaald naar één van de drie bekostigingscategorieën. Elke leerling die in het gebied van het samenwerkingverband woont en voor wie de inschrijving op het vso de eerste inschrijving is (er is geen verwijzende school). De overgang van het po naar het v(s)o wordt gezien als eerste aanmelding („onderinstroom‟), de (s)bao/ so school waar de leerling van afkomstig is wordt dan ook niet als verwijzende school gezien. Elke leerling die voorheen ergens in het samenwerkingsverband naar school ging, maar op de teldatum 1 oktober ergens in het land naar het vso gaat, vanwege plaatsing in een residentiële instelling. Gescheiden budgetten ‘lichte’ en ‘zware’ onderwijsondersteuning De bestaande budgetten voor lichte ondersteuning (regionaal ondersteuningsbudget en rebound, inclusief de nieuwe middelen voor Herstart en Op de rails) en het nieuwe normbudget van het swv zijn gescheiden budgetten. Als het normbudget ontoereikend is om alle ondersteuningbekostiging voor het vso te betalen, wordt de lumpsum van de scholen aangesproken. Dit gebeurt naar rato van het aantal leerlingen op de scholen in het samenwerkingsverband, inclusief de scholen voor vso en wordt uitgevoerd door DUO. De bestaande budgetten voor lichte ondersteuning blijven daarbuiten. Het samenwerkingsverband kan zelf beslissen over de inzet van het normbudget dat resteert na aftrek van de kosten gemoeid met plaatsingen in het vso. Middelen kunnen worden toegekend aan de scholen, aan individuele leerlingen, er kunnen tussenvoorzieningen worden ingericht, etc. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband worden de afspraken over de inzet van de middelen vastgelegd. Verevening Het aantal rugzakken en de mate waarin er in een regio deelgenomen wordt aan het vso verschilt sterk per regio. Onderzoek van de ECPO1 wijst uit dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat er in de ene regio meer behoefte is aan extra onderwijsondersteuning dan in de andere. Daarom wordt met passend onderwijs het budget dat macro beschikbaar is voor zware vormen van onderwijsondersteuning gelijk over het land verdeeld, op basis van het aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverbanden. Regio‟s met een bovengemiddeld aantal rugzakken en/of vso deelname gaan er hierdoor financieel op achteruit en omgekeerd. Soms aanzienlijk. De verevening vindt daarom in vijf stappen plaats. Deze start in het schooljaar 2014-2015 en loopt door tot 2019-2020. De overgangsregeling voor de verevening wordt gebaseerd op de teldatum 1 oktober 2011. Regio‟s die er als gevolg van de verevening op vooruitgaan ontvangen geleidelijk meer middelen, en omgekeerd (resp. 0, 10, 25, 40, 70 en 100% en 100, 90, 75, 60, 30 en 0%).
1
Verevening als verdeelmodel bij de bekostiging van speciale onderwijszorg, ECPO 2010
3
2. Toelichting op de onderdelen van het cijferblad Waardevolle cijfers De cijferbladen in dit mapje geeft u een goede indicatie van de financiële consequenties van de stelselwijziging passend onderwijs in uw samenwerkingsverband. We gebruiken bewust het woord indicatie, omdat de daadwerkelijke berekening in de toekomst plaats zal vinden op basis van het dan geldende prijspeil en leerlingenaantallen. Bovendien wordt de verevening gebaseerd op teldatum 1-10-2011. De cijfers die u nu ontvangt zijn gebaseerd op teldatum 1-10-2010. Omdat de bezuinigingen plaatsvinden voordat de nieuwe bekostigingssystematiek wordt ingevoerd, wordt in de berekeningen uitgegaan van de verlaagde prijzen voor de ab en voor het vso. Hoewel de cijfers dus nog enigszins kunnen wijzigen, geven bijgaande cijfers concreet antwoord op de vraag wat het financieel perspectief van uw nieuwe samenwerkingsverband is. Op basis van deze cijfers kunt u de voor uw regio belangrijke beleidsvragen dan ook beslist formuleren. In het overzicht is geen „was- wordt‟ overzicht opgenomen van de huidige bekostiging en de bekostiging na invoering van passend onderwijs. Redenen hiervoor zijn: De bezuinigingen worden geëffectueerd voordat de nieuwe bekostigingssystematiek wordt ingevoerd. In die zin is er geen sprake van „was- wordt‟ voor het samenwerkingsverband. De bezuinigingen zijn in veel gevallen niet toe te rekenen aan de samenwerkingsverbanden. Immers, hoe reken je bijvoorbeeld het afschaffen van de regionale expertisecentra door naar samenwerkingsverbanden? Er wordt weliswaar bezuinigd op de groepsgrootte in het vso, maar dat betekent ook dat de prijs bij verwijzing lager wordt. De toekenning van het ondersteuningbudget en rebound verandert niet. De middelen voor de projecten Herstart en Op de rails worden (na bezuiniging) toegevoegd. Over de bezuiniging op de ambulante begeleiding kan worden opgemerkt dat deze ertoe leidt dat het gemiddelde bedrag per rugzak hierdoor omlaag gaat van ca. € 6.000 naar ca. € 4.140. 1. Kengetallen leerlingen Blad 1. geeft informatie over de kengetallen van het samenwerkingsverband, op basis van peildatum 1 oktober 2010. Het betreft informatie over: 1. Leerlingen: Het aantal vo leerlingen dat naar school gaat op één van de scholen binnen het samenwerkingsverband, uitgesplitst naar lwoo/pro, vmbo leerjaar 3/4 (inclusief lwoo 3/ 4) en overig vo. Het aantal leerlingen vmbo 3/4 is van belang voor het vaststellen van het budget voor lichte onderwijsondersteuning binnen het samenwerkingsverband. Het totaal aantal leerlingen is van belang voor de vaststelling van de normbekostiging, voor de zware vormen van onderwijsondersteuning van het samenwerkingsverband. Ook is het aantal vso leerlingen weergegeven dat woont in het gebied van het samenwerkingsverband. Dit aantal is van belang voor de ondersteuningbekostiging die het samenwerkingsverband aan het vso moet gaan betalen. Let op: dit geldt alleen in de overgangsperiode. Daarna is met name het aantal leerlingen dat het samenwerkingsverband zelf verwijst uitgangspunt. Tot slot is het aantal leerlingen dat woonachting is in het
4
samenwerkingsverband weergegeven. Dit geeft zicht op het aantal potentiële leerlingen binnen het samenwerkingsverband. Interessant is te kijken naar het aantal ingeschreven leerlingen en het aantal woonachtige leerlingen in relatie tot het aantal leerlingen dat woont in de regio en op een vso school zit. Voorbeeld: indien veel leerlingen naar school gaan buiten het samenwerkingsverband, is de normbekostiging relatief laag. Uit de normbekostiging moeten in de overgangsperiode de leerlingen worden betaald die in het speciaal onderwijs zijn ingeschreven en wonen in het samenwerkingsverband. In de structurele situatie moet het samenwerkingsverband voor deze leerlingen betalen als het gaat om leerlingen direct instromen in het vso (er is geen verwijzende vo school). Dit komt overigens in het voortgezet onderwijs vaker voor dan in het primair onderwijs. 2. Rugzakken: Het aantal leerlingen met een rugzak cluster 3 en 4 dat naar school gaat op één van de scholen in het samenwerkingsverband, onderverdeeld naar rugzakken in het lwoo/pro en overig vo. Dit aantal is onder meer van belang in het bepalen bij het bepalen van het vereveningsbedrag. 3. Deelnamepercentages: Tot slot worden op blad 1 de deelnamepercentages van het samenwerkingsverband voor lichte en zware onderwijsondersteuning afgezet tegen het landelijk gemiddelde. 2. Bekostiging samenwerkingsverband Blad 2. geeft informatie over de bekostiging van het samenwerkingsverband. De informatie is gebaseerd op de leerlingenaantallen op 1-10-2010. Wat het prijspeil betreft is voor de lichte ondersteuning uitgegaan van de het bekostigingsniveau in kalenderjaar 2011, voor de zware ondersteuning is voor de personele bekostiging uitgegaan van het schooljaar 2010/2011 en voor de materiële bekostiging van kalenderjaar 2010. 1. Regiobudget (lichte onderwijsondersteuning): De bekostiging die het samenwerkingsverband ontvangt voor lichte onderwijsondersteuning, opgebouwd uit het regionale ondersteuningbudget (€ 227 per leerling vmbo leerjaar 3/ 4), rebound (€ 93 per leerling vmbo leerjaar 3/ 4) en herstart/ op de rails (€ 52 per leerling vmbo leerjaar 3/ 4). 2. Normbekostiging (zware onderwijsondersteuning): Per leerling in het samenwerkingsverband (exclusief leerlingen op het vso) ontvangt het samenwerkingsverband een bedrag van € 357. 3. Ondersteuningbekostiging: De bedragen voor een leerling in het vso categorie 1, 2 en 3 zijn weergegeven. Ook is weergegeven wat de totale kosten vso zijn op basis van het aantal leerlingen van blad 1. Ook de kosten die gemoeid zijn met de rugzakken, en het totaalbedrag op basis van het aantal rugzakken van blad 1 is weergegeven. Zoals eerder gemeld, het gaat hier om bedragen waar de bezuiniging al vanaf is getrokken. 4. Verevening: tot slot is onder onderdeel 4 aangegeven wat het effect van de verevening is. Dit bedrag wordt verkregen door van de normbekostiging (zie onderdeel 2 van blad 2) de ondersteuningbekostiging (onderdeel 3 van blad 2) af te trekken. Wanneer de verevening positief is, het dit vak groen gekleurd, is de verevening negatief, is het vak rood gekleurd.
5
3. Conclusies en beleid op basis van gegevens Wat kunt u op basis van de kwantitatieve gegevens zeggen over de situatie in uw samenwerkingsverband en wat kunt u hier beleidsmatig mee? U kunt zien of de deelname aan lwoo/pro, rugzakken en vso (afzonderlijk voor categorie 1, 2 en 3) boven of onder het landelijk gemiddelde ligt. De vergelijking van deelnamepercentages rugzakken en vso zijn van belang voor de verevening. Verevening betekent dat alle percentages op het gemiddelde landelijke niveau zitten. Als samenwerkingsverband kunt u hier binnen de bandbreedte van het normbudget eigen keuzen maken. Zo kunt u er voor kiezen minder leerlingen te verwijzen naar het vso, waardoor meer middelen beschikbaar zijn voor extra ondersteuning in de reguliere scholen. Omgekeerd, kan een samenwerkingsverband er voor kiezen meer leerlingen dan het landelijk gemiddelde naar het vso te verwijzen. Dat kan betaald worden uit het budget dat nu is gemoeid met de rugzakken, met als gevolg dat er minder middelen zijn voor extra ondersteuning in de reguliere scholen. De middelen die gemoeid zijn met de rugzakken (zie overzicht „bekostiging samenwerkingsverband‟, onderdeel 3), worden nu toegekend aan de scholen waar de leerlingen met een rugzak staan ingeschreven. Vanaf 1 augustus 2013 gaan deze middelen naar het samenwerkingsverband, de middelen voor ambulante begeleiding gaan dan nog naar het vso, tenzij er onderling andere afspraken zijn gemaakt (zogenaamde „opting out‟). Voorwaarde hiervoor is dat alle vso scholen hiermee instemmen. Om scholen per 1 augustus 2013 in staat te stellen leerlingen extra ondersteuning te bieden, is het van belang om op het niveau van het samenwerkingsverband in beeld te brengen welke leerlingen op dit moment ondersteuning krijgen, welke na 1 augustus 2013 nog steeds ondersteuning nodig hebben. Er zijn op dit moment scholen en samenwerkingsverbanden die, al dan niet in samenwerking met regionale expertisecentra/ vso scholen (tussen)voorzieningen hebben ingericht met de huidige bekostiging voor rugzakken. Voor het samenwerkingsverband is het van belang om ook die activiteiten in beeld te brengen met de bekostiging zodat vervolgens kan worden besloten of het wenselijk en mogelijk is deze voort te zetten. Let op: de kwantitatieve gegevens geven een beeld van de nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Dat betekent inclusief het vso voor cluster 3 en 4, maar exclusief cluster 1 en 2 (voor leerlingen met een visuele-, auditieve- en/ of communicatieve handicap). De middelen voor het onderwijs aan cluster 1 en 2 leerlingen die nu naar de reguliere scholen gaan, gaan na de invoering naar de scholen en instellingen voor cluster 1 en 2. Deze worden verantwoordelijk voor de ondersteuning van leerlingen met een in het visuele-, auditieve- en/ of communicatieve handicap in het reguliere en het speciale onderwijs. Let op: in het overzicht worden de kosten die gemoeid zijn met plaatsingen in het voortgezet speciaal onderwijs op de teldatum 1 oktober weergegeven. In het wetsvoorstel passend onderwijs is opgenomen dat binnen het samenwerkingsverband afspraken worden gemaakt over de bekostiging van leerlingen die na de teldatum naar het speciaal onderwijs worden verwezen. Het samenwerkingsverband dient er dan ook rekening mee te houden dat de kosten voor plaatsingen in het voortgezet speciaal onderwijs gedurende het schooljaar hoger kunnen zijn dan in het overzicht beschreven.
6
4. Overzicht vestigingen in de regio Naast het overzicht met kwantitatieve gegevens is ook informatie bijgevoegd over de samenstelling van de regio. Het betreft: Een overzicht met de vestigingen en besturen voor regulier en speciaal onderwijs in de regio, die gezamenlijk passend onderwijs vorm moeten gaan geven. Een overzicht van de vso scholen waar leerlingen vanuit het samenwerkingsverband op school zitten. Een overzicht van de vso scholen die leerlingen met een rugzak in het reguliere onderwijs binnen het samenwerkingsverband ambulant begeleiden. 3. Planning Hier treft u een overzicht aan van de belangrijkste data in het implementatieproces passend onderwijs. 01-08-2012: De Wetgeving passend onderwijs wordt van kracht, evenals de bij ministeriële regeling gepubliceerde regio-indeling samenwerkingsverbanden. 01-11-2012: Het samenwerkingsverband heeft een rechtspersoon ingericht. 01-05-2013: Het samenwerkingsverband heeft haar eerste ondersteuningplan vastgesteld en ingediend bij de inspectie. 01-08-2013: De zorgplicht is van kracht. De regionale expertisecentra zijn afgeschaft, het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de toedeling van extra onderwijsondersteuning. Het vso wordt bekostigd op basis van de telling 01-10-2012. Het samenwerkingsverband ontvangt het reguliere schooldeel van de rugzakmiddelen op basis van de stand 1 oktober 2012 (het ab-deel gaat nog naar het vso, ook op basis van de teldatum 1-10-2012). De samenwerkingsverbanden ontvangen de middelen voor de projecten Herstart en Op de rails (na aftrek bezuiniging). 01-08-2014: De nieuwe bekostigingssystematiek gaat van volledig van start. Samenwerkingverbanden ontvangen het nieuwe normbudget voor de zwaardere vormen van extra onderwijsondersteuning. De verevening start (in de eerste jaar 100% gecompenseerd/ 0% omhoog, gebaseerd op het verschil tussen de normbekostiging en ondersteuningskosten op basis van de telling op 01-10-2011). In de jaren daarna zijn de percentages: 90-75-60-30% resp. 10-25-40-70%. 01-08-2019: Gelijke verdeling naar rato van ondersteuningmiddelen over het land (overgangsregeling verevening afgerond).
7