21 september 2009
Toelichting bij de procedure voor de bouw van een 2de kerncentrale te Borssele (Nederland) Inleiding In een gezamenlijke brief van 17 september 2008 aan de Nederlandse Tweede Kamer hebben de Minister van Economische Zaken en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) bevestigd dat zij kennis hebben genomen van het voornemen van de maatschappij Delta om de aanvraagprocedure te starten voor het bekomen van een bouwvergunning voor een nieuwe kerncentrale te Borssele (1). Delta B.V. heeft op 29 juni 2009 deze aanvraagprocedure officieel gestart door het indienen van een zogenaamde startnotitie, bij het Ministerie van VROM. Bedoeling van deze notitie is om van het Bevoegd Gezag in Nederland richtlijnen te bekomen voor het opstellen van een gepast milieu-effectenrapport (MER). De eigenlijke bouwaanvraag zal immers vergezeld moeten zijn van een dergelijk rapport, dat is opgesteld en dat zal worden beoordeeld volgens de toepasselijke Nederlandse, Europese en internationale regelgeving. Deze bouwaanvraag zal op zijn beurt het voorwerp uitmaken van een publieke raadplegingsprocedure. In het huidige stadium is de Nederlandse overheid dus nog niet gevat door een vergunningsaanvraag vanwege Delta. Er is zelfs nog geen MER beschikbaar dat gevoegd zal moeten worden bij de uiteindelijke vergunningsaanvraag. De startnotitie is slechts de eerste stap in de voorbereiding van een aanvraag van een vergunning voor de nieuwe kerncentrale. 1. Toepasselijke regelgeving 1.1.
Europese regelgeving
Aangezien de vestigingsplaats gelegen is op het Nederlandse grondgebied is uiteraard de Nederlandse regelgeving van toepassing op de vergunningsverlening van het project. Bij de voorbereiding en de behandeling van de vergunningsaanvraag en bij de uiteindelijke beslissing, moet wel rekening worden gehouden met de verplichtingen voortvloeiend uit Europese regelgeving. Het betreft hier immers: -
een nucleaire installatie zodat de raadpleging van de Europese Commissie noodzakelijk is, zoals voorzien in het Euratom-verdrag (art. 37), alvorens de vergunning kan worden verleend;
-
een milieuhinderlijke installatie die volgens de Europese richtlijn 85/337/EEG slechts kan worden vergund na het opstellen van een milieu-effecten-rapport (MER) en het houden van de bijbehorende publieke raadpleging;
Brief, dd. 17 september 2008 aan de Nederlandse Tweede Kamer, van Minister van Economische Zaken en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), Tweede Kamer der Staten-Generaal, 2008-2009, stuk 30429, nr. 12 1
1
In dit rapport dienen alle mogelijke effecten onderzocht, zowel deze verband houdend met het nucleaire karakter van de installatie (bescherming tegen ioniserende straling ), als deze die aandacht vergen vanuit de klassieke milieubescherming. -
een installatie met grensoverschrijdende milieugevolgen zodat het Verdrag van Espoo (2) van toepassing is en de MER-raadpleging dient uitgebreid tot het Belgisch grondgebied en de Belgische autoriteiten.
De verplichtingen voortvloeiend uit het Verdrag van Espoo (en zijn latere protocollen) zijn reeds opgenomen in de Europese MER-richtlijn (3), zodat aangenomen mag worden dat met de bepalingen van dit verdrag geen rekening meer moet worden gehouden. Nederland heeft bovendien, als Europese lidstaat (en als verdragstaat bij het Verdrag van Espoo) al deze verplichtingen omgezet in de eigen interne regelgeving: -
de raadpleging van de Euratom-commissie is opgenomen in de kernenergiewet; het MER-rapportageproces is omgezet in de wet milieubeheer.
Zowel het Euratom-verdrag als de Europese MER-richtlijn verplicht de Nederlandse overheid tot het houden van een raadplegingsprocedure alvorens de vergunning rechtsgeldig kan worden verleend, waarbij telkens de Belgische autoriteiten zijn betrokken. Beide raadplegingsprocedures verlopen echter onafhankelijk van elkaar, aangezien zij gebaseerd zijn op afzonderlijke Europese verdragen. Het verloop wordt geïllustreerd op bijgaand schema. Het publiek karakter van beide raadplegingen is totaal verschillend: terwijl de MERrapportage in alle openbaarheid plaats vindt, verloopt de adviesverlening van de Commissie in het kader van het Euratom-verdrag op een besloten, niet-publieke wijze. Enkel het (niet bindend) advies wordt gepubliceerd in het Europees Publicatieblad. 1.2.
Nederlandse regelgeving
Het project voor de bouw van een nieuwe kerncentrale is vergunningsplichtig op grond van verschillende Nederlandse wetten, waaronder: -
de de de de
kernenergiewet wet verontreiniging oppervlaktewateren natuurbeschermingswet wet op de ruimtelijke ordening.
Op grond van deze wetten wordt het Bevoegd Gezag gezamenlijk gevormd door: -
de de de de de
Minister Minister Minister Minister Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) van Economische Zaken van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Verkeer en Waterstaat van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid
VN/ECE-Verdrag van Espoo inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband van 1991 Europese richtlijn 85/337/EEG van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij de richtlijnen 97/11/EG van 3 maart 1997 en 2003/35/EG van 26 mei 2003 2 3
2
De Minister van VROM heeft daarbij een coördinerende rol en treedt op in naam van het bevoegd gezag. De Nederlandse MER-regelgeving maakt deel uit van de wet milieubeheer (4) . Zij omvat een procedure in twee fasen: -
de afbakening van het beoordelingsdomein van het MER (‘scoping’); de beoordeling van het eigenlijke MER.
De eerste fase wordt geïnitieerd door het indienen van een startnotitie en geeft aanleiding tot het formuleren van richtlijnen door het bevoegde gezag die omschrijven welke aspecten betrokken moeten worden in het MER. Deze fase moet vermijden dat het opgestelde MER niet zou beantwoorden aan de eisen van het bevoegde gezag. Beide documenten, de startnotitie en het MER, maken het voorwerp uit van een afzonderlijke inspraak- en raadplegingsprocedure waarbij alle bevoegde instanties en het publiek zijn commentaar kan uitbrengen. De Europeesrechtelijke verplichting tot raadpleging van de Belgische instanties is nader uitgewerkt in de wet milieubeheer, met name in § 7.8, dat specifiek handelt over activiteiten met mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen. De Nederlandse overheid heeft met de Vlaamse overheid een stappenschema overeengekomen voor de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling voor MER-plichtige projecten. Voor nucleaire installaties zijn de besprekingen over een gelijkaardig stappenplan lopende tussen het FANC en de Nederlandse en Vlaamse bevoegde instanties. In toepassing van art. 37 van de Euratom-verdrag zal de Nederlandse overheid een dossier met inlichtingen aan de Europese Commissie moeten bezorgen, waarvan de inhoud is vastgelegd in een aanbeveling van de Commissie van 6 december 1999 (5). Dit dossier zal worden voorgelegd aan de een groep van deskundigen, samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, waaronder België. 2. Het verloop van de procedure voor Borssele 2 Deze startnotitie ingediend door Delta ligt sinds 22 juli 2009 en tot 16 oktober 2009 ter inzage van het publiek dat zijn commentaar kan uitbrengen op de daartoe gepaste wijze. In de loop van de maand september werden er informatieavonden georganiseerd. Alle betrokken overheidsinstanties werden uitgenodigd hun inzichten kenbaar te maken. De volgende stappen zijn beschreven in de startnotitie: -
Alle uitgebrachte commentaren worden overgemaakt aan de (Nederlandse) Commissie voor de MER, die een advies opstelt voor het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag stelt op basis daarvan richtlijnen voor de MER op. Verwacht wordt dat
deze richtlijnen pas in de loop van 2010 zullen worden vastgesteld. Op basis daarvan zal het MER-rapport door Delta worden opgesteld. Delta heeft aangekondigd pas ten vroegste in 2011 de vergunningsaanvraag op basis van de kernenergiewet te zullen indienen, die vervolgens door het kabinet moet worden beoordeeld. De eigenlijke bouwvergunningsaanvraag zou dan in 2013 kunnen worden ingediend. De bouw zelf kan ten vroegste starten in 2014 en de exploitatie in 2018.
wet van 13 juni 1979 houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne 5 aanbeveling 1999/829/Euratom 4
3
Nadere inlichtingen zijn te vinden in de Q&A-nota van VROM en op de website van VROM: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=42899&term=borssele De vergunningsaanvraag zal naast het MER ook vergezeld moeten zijn van een veiligheidsrapport, dat mede als basis zal dienen om de inlichtingen te bezorgen voor het dossier bestemd voor de Europese Commissie in het kader van het Euratom-verdrag. 3. De Belgische betrokkenheid Gezien het grensoverschrijdend karakter van de potentiële milieueffecten werd de lopende openbare inspraakprocedure, conform de hierboven geciteerde Europese regelgeving, uitgebreid tot de Belgische instanties. Wegens de bevoegdheidsverdeling zijn zowel de federale als de Vlaamse overheid betrokken partij. Het FANC en de MER-dienst van de Vlaamse Gemeenschap (Departement Leefmilieu, Natuur en Energie) werden schriftelijk door het ministerie van VROM, namens het bevoegd gezag, op de hoogte gebracht van de ontvangst van de startnotitie en van de openbare inspraakprocedure die daarover volgens de Nederlandse regelgeving wordt gevoerd. De commentaar van het FANC en van de Vlaamse MER-dienst worden ingewacht tegen uiterlijk 16 oktober 2009. Beide instanties worden door het bevoegd gezag aanzien als ‘wettelijke adviseurs’ op basis van de Nederlandse wet milieubeheer. De inspraakprocedure werd bekendgemaakt via een aankondiging geplaatst in 2 Belgische kranten. De startnotitie ligt ter inzage op de milieudienst van 3 Belgische gemeenten, nl. Assenede, Sint-Laureins en Zelzate (zie kaart in bijlage). Ter informatie van het publiek werd een aankondiging geplaatst op de website van het FANC. In Sint-Laureins vond op 28 september een info-avond plaats. Het Agentschap heeft de minister van Binnenlandse Zaken, Mevrouw A. Turtelboom, toezichthoudende minister van het Agentschap, op de hoogte gebracht van de start van de procedure. Het dossier werd op 11 september 2009 besproken op de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Straling, die als adviesinstantie tussenkomt bij de vergunningverlening van gelijkaardige Belgische projecten. Het FANC zal zich in zijn advies beperken tot de aspecten inzake nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, zoals het toezicht op de lozing van radioactieve stoffen in de omgeving onder normale omstandigheden, de beschermingsuitrustingen tegen ontwerpongevallen, de procedures bij noodplanning en het beheer van het voortgebrachte radioactief afval. Conform hoger vermeld stappenplan zullen het FANC en de Vlaamse MER-dienst ook tijdens het verdere verloop van de procedure, met name bij de beoordeling van het MER, als wettelijk adviseur van het bevoegd gezag betrokken worden. ***
4
Onderling verband tussen de besluitvormingsprocessen milieu-effecten-beoordeling en Euratom-art. 37
Ontwerp van Milieu-effecten-rapport (MER) (« Startnotitie») Weerslag op: mens, dier en plant; bodem, water, lucht, klimaat en landschap; materiële goederen en het culturele erfgoed; de samenhang tussen de genoemde factoren;
Grensoverschrijdende milieueffecten ?
ja
Betrokkenheid van de autoriteiten en de bevolking van de getroffen Lidstaat
nee
Scoping / richtlijnen met initiatiefnemer, bevolking/stakeholders, bevoegde overheidsinstanties
Milieu-effecten-rapport (MER)
Algemene gegevens (Art. 37 Euratom Verdrag) Weerslag op: water, bodem of lucht
Onderzoek van de documenten op volledigheid Betrokkenheid van de autoriteiten en de bevolking van de getroffen Lidstaat Betrokkenheid van bevolking/stakeholders, bevoegde overheidsinstanties
Onderzoek van de documenten op volledigheid
Betrokkenheid van de EU instanties en van de groep deskundigen van de lidstaten (Art. 31 Euratom Verdrag)
Standpunt van de EU-Commissie (bekendgemaakt in het Publicatieblad van de EU) Standpunt Van de EU-Commissie ?
ja
Vergunning
5