Toelichting Algemene Regels 1. Algemeen Artikel 4.2 van de Keur Waterschap Peel en Maasvallei 2009 biedt aan het dagelijks bestuur de 1
bevoegdheid tot het vaststellen van algemene regels. In de Algemene toetsingscriteria is aangegeven dat het instrument van algemene regels met name geschikt is voor handelingen die veelvuldig voorkomen en die in het merendeel van de gevallen op een standaardwijze kunnen worden gereguleerd. Daar waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van de algemene regel als reguleringsinstrument met het oog op het verminderen van administratieve lasten en het beperken van 2
regelgeving . Algemene regels zijn geformuleerd voor handelingen die in de keur zonder vergunning zijn verboden en zijn ook geformuleerd voor enkele in de keur opgenomen geboden of verplichtingen. Met toepassing van algemene regels worden met name genoemde handelingen vrijgesteld van de vergunningplicht die in de keur is opgenomen. Die vrijstelling is slechts van toepassing indien voldaan wordt aan de voorwaarden die in de algemene regel zijn opgenomen. Ook kan de algemene regel een absoluut verbod inhouden om een bepaalde handeling uit te voeren. Een algemeen verbod kan zijn gericht op een aangewezen gebied en op een categorie oppervlaktewaterlichamen. Daar waar dit vanuit het oogpunt van het functioneren van het waterstaatswerk of van het voeren van goed beheer en onderhoud wenselijk is, is in de algemene regel de verplichting opgenomen de handeling te melden bij het waterschap. De keur biedt het dagelijks bestuur de mogelijkheid maatwerkvoorschriften te stellen. Met het stellen van maatwerkvoorschriften – al dan niet op verzoek – kunnen in een bijzonder geval nadere of van de algemene regel afwijkende voorwaarden aan het uitvoeren van de betreffende handeling wordt gesteld. Het stellen van maatwerkvoorschriften dient door middel van een beschikking te geschieden en zal slechts in uitzonderlijke situaties aan de orde zijn. De voorwaarden opgenomen in de algemene regels moeten voorzien in afdoende regulering van tenminste 95% van de voorkomende handelingen. Voor de volgende handelingen zijn algemene regels opgesteld: Geboden en verplichtingen Afrasteringen oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen Beheer en bediening stuwen derden Onderhoudsplicht ondersteunende kunstwerken en werken waterkeringen Oppervlaktewaterlichamen Obstakels binnen de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en bouwwerken binnen 5 meter uit de insteek van een primair oppervlaktewaterlichaam Recreatief medegebruik Brug Duiker Kabels en leidingen 1
Algemene toetsingscriteria waterstaatswerken en grondwater, blz. 3, vastgesteld door het Algemeen Bestuur op …. 2 Algemene toetsingscriteria waterstaatswerken en grondwater, blz. 5, vastgesteld door het Algemeen Bestuur op …… VERSIE 30-9-2009 10:31
Handelingen in profiel van vrije ruimte Peilgestuurd draineren Lozen van water Onttrekken van water Grondwater Grondwateronttrekking ten behoeve van beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden Grondwateronttrekking ten behoeve van bronbemaling en proefbronnering Grondwateronttrekking ten behoeve van grondwatersanering Grondwateronttrekking ten behoeve van overige doeleinden Infiltratie Waterkeringen Handelingen in beschermingszones Handelingen in buitenbeschermingszones Recreatief medegebruik In elke algemene regel is onder het kopje “motivering van de algemene regel” aangegeven waarom besloten is tot het formuleren van de algemene regel. Deze motivering bevat daarmee feitelijk ook een toelichting op de algemene regel. Aan de algemene regels afzonderlijk behoeft dan ook niet nog een specifieke toelichting gevoegd te worden. Enkele onderwerpen komen in meerdere algemene regels aan de orde. Deze worden nader toegelicht in paragraaf 2 van deze toelichting. In de formulering van de algemene regels en de daarin opgenomen voorwaarden is, meer dan in het verleden, nadrukkelijk het met de regelgeving te dienen doel als vertrekpunt genomen. Waar mogelijk beschrijven de voorwaarden dan ook in algemene termen het te beschermen doel (bijv. de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd). Dit in tegenstelling tot het exact beschrijven van de wijze waarop een handeling moet worden gerealiseerd. Daar waar dit echter met het oog op het te beschermen belang wel nodig wordt geacht, wordt de wijze van uitvoering van de handeling specifiek beschreven. 2. Specifieke toelichting In deze paragraaf worden enkele in verschillende algemene regels voorkomende voorwaarden of formuleringen nader toegelicht. Het gaat hierbij onder meer om het onderscheid tussen doel- en middelvoorwaarden en om de betekenis van enkele begrippen die in dat kader een rol spelen. Belemmeren van de waterdoorvoer Handelingen en werken die plaatsvinden tussen de insteken van een oppervlaktewaterlichaam kunnen gevolgen hebben voor de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam. In diverse algemene regels is de voorwaarde opgenomen dat de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet mag worden belemmerd. Om aan deze voorwaarde te voldoen zal een handeling of werk zodanig moeten zijn aangelegd dat die belemmering niet optreedt. De wijze waarop een initiatiefnemer hiervoor zorg draagt is minder van belang. Door slechts het doel als voorwaarde op te nemen wordt meer flexibiliteit aangebracht in de keuze voor uitvoering van een handeling of werk door een initiatiefnemer. De doorstroming is dan ook het vertrekpunt voor toezicht en handhaving.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Geen onevenredige belemmering van het doelmatig onderhoud De regelgeving van de keur en de daarbij behorende algemene regels is ook gericht op het waarborgen van de mogelijkheden voor het voeren van doelmatig onderhoud. In het operationeel onderhoudsplan is opgenomen op welke wijze het onderhoud van een oppervlaktewaterlichaam wordt uitgevoerd. Deze wijze van voeren van onderhoud wordt als doelmatig en gebruikelijk beschouwd. Met de voorwaarde dat het doelmatig onderhoud niet onevenredig mag worden belemmerd, wordt bedoeld dat een handeling of werk het kunnen voeren van doelmatig onderhoud niet wezenlijk beïnvloed. Het is onmogelijk voor elke specifieke omstandigheid in deze toelichting aan te geven of al dan niet sprake is van een wezenlijke beïnvloeding. In het algemeen is sprake van een wezenlijke beïnvloeding wanneer de doorgang op een onderhoudsstrook zodanig word belemmerd dat de ter plaatse toe te passen wijze van onderhoud (bijv. met een grote onderhoudsmachine als een kraan) niet kan worden toegepast of dat dit slechts mogelijk is door het treffen van bijzondere voorzieningen. Hierbij is ook van belang dat bijv. vergravingen in onderhoudsstroken of taluds ten behoeve van de aanleg van handelingen of werken door derden, zodanig moeten worden bijgewerkt dat op een veilige wijze onderhoud gevoerd kan worden. Maatwerkvoorschrift In diverse algemene regels heeft het bestuur gebruik gemaakt van de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen. Deze bevoegdheid vindt zijn basis in artikel 4.2, lid 1 van de keur. Zoals hiervoor in het algemeen deel van deze toelichting reeds aangegeven, is deze bevoegdheid gecreëerd om in uitzonderlijke situaties of omstandigheden af te kunnen wijken van de algemene voorwaarden die in de betreffende algemene regel zijn opgenomen. Een maatwerkvoorschrift wordt bij besluit door het bestuur afgegeven, al dan niet op verzoek. Het besluit tot het stellen van een maatwerkvoorschrift is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat hiertegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld. In de algemene regels is aangegeven waarop een maatwerkvoorschrift betrekking kan hebben. Als in de praktijk blijkt dat voor bepaalde situaties relatief vaak een maatwerkvoorschrift moet worden opgesteld, dan zal dit er toe leiden dat de algemene regel aangepast wordt. Een maatwerkvoorschrift dient een uitzondering te zijn en te blijven. -.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen Afrasteringen Kader Artikel 3.1, lid 1 van de Keur bevat de verplichting voor eigenaren en gebruikers van gronden gelegen aan waterstaatswerken die worden gebruikt voor het houden van dieren om een voldoende kerende afrastering aan te brengen en te behouden buiten de grens van het waterstaatswerk. Op grond van artikel 3.1, lid 2 van de Keur kan het bestuur bij algemene regel waterstaatswerken aanwijzen waarbij de verplichting tot het aanbrengen en behouden van een voldoende kerende afrastering bij gronden gelegen aan waterstaatswerken niet geldt. Toepassingsgebied In deze regel zijn de waterstaatswerken opgenomen waarvoor de verplichting zoals opgenomen in artikel 3.1, lid 1 van de Keur niet geldt. Raakvlakken met ander beleid Algemene regel obstakels binnen de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en bouwwerken binnen 5 meter uit de insteek van een primair oppervlaktewaterlichaam. Beleidsnotitie Uitgangspunten nieuwe legger 2005. Motivering van de algemene regel De verplichting opgenomen in artikel 3.1 van de Keur is gericht op het voorkomen van beschadigingen aan de waterstaatswerken die zijn gelegen langs percelen die gebruikt worden voor het houden van dieren. Bij enkele grote primaire oppervlaktewaterlichamen heeft opname van deze verplichting, gelet op de ter plaatse aanwezige situatie, geen toegevoegde waarde. Waar dit aan de orde is kan het bestuur vrijstelling van deze verplichting verlenen. Ook voor wat betreft de secundaire oppervlaktewaterlichamen in onderhoud bij derden kan afgezien worden van de afrasteringsplicht. Op grond van artikel 3.8, lid 2 rust op de onderhoudsplichtige immers de plicht het secundaire oppervlaktewaterlichaam ter plaatse volledig aan zijn functie te laten beantwoorden. Indien geen afrastering wordt geplaatst zal dit tot extra onderhoudsinspanningen voor betrokkene kunnen leiden. De keuze tussen afrasteren en mogelijk extra onderhoud wordt gelaten aan de onderhoudsplichtige. Vrijstelling Waterstaatswerken waarvoor de verplichting als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de Keur niet geldt: 1. primaire oppervlaktewaterlichamen Niers en Swalm 2. secundaire oppervlaktewaterlichamen in onderhoud bij derden
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Stuwen derden Beheer en bediening stuwen derden Kader In artikel 3.3 van de Keur is opgenomen dat de eigenaren van stuwen de stuwen beheren en bedienen op de wijze als vermeld in de daartoe door het bestuur op te stellen algemene regels. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op de stuwen die door het waterschap zijn geplaatst en waarvan beheer en bediening niet bij het waterschap berust. Het betreft met name de stuwen die in de haarvaten van het watersysteem zijn geplaatst met het oog op waterconservering in het kader van de projecten “Optimaal Waterbeheer in de Landbouw” en “Stuwende Kracht”. Motivering van de algemene regel In het kader van de projecten “Optimaal Waterbeheer in de Landbouw” en “Stuwende Kracht” zijn door het waterschap, in overleg met betrokken grondeigenaren, stuwtjes geplaatst in de haarvaten van het watersysteem. Met de stuwtjes wordt een bijdrage geleverd aan waterconservering en verdrogingsbestrijding. Deze stuwtjes zijn op de legger geplaatst als waterstaatswerk, waarin het onderhoud is geregeld, zodanig dat het dagelijks onderhoud berust bij de gebruiker en het buitengewoon onderhoud berust bij het waterschap. Deze algemene regel voorziet in voorschriften gericht op het beheer en de bediening van de stuwtjes. Voorwaarden 1. De stuwen worden, met inachtneming van voorwaarde 5, ten minste ingesteld op het winterpeil zoals onder 2 en op het zomerpeil zoals onder 3 in deze algemene regel bepaald. 2. De winterpeilen zijn voor grasland 80 cm, voor bouwland en tuinbouw 100 cm en voor asperges 120 cm beneden maaiveld. 3. De zomerpeilen zijn voor grasland 30 cm, voor bouwland 50 cm, voor tuinbouw 80 cm en voor asperges 100 cm beneden maaiveld. 4. Voor de instelling van de stuwpeilen is de drooglegging ten opzichte van het 10% laagste maaiveld van het perceel met het meest kritieke gewas binnen het beïnvloedingsgebied van de stuw maatgevend. 5. Het bestuur kan afkondigen wanneer het zomerpeil of winterpeil ingesteld wordt. 6. De neerwaartse aanpassing van het stuwpeil geschiedt met maximaal 20 cm per etmaal. 7. Van de voorgaande voorschriften kan, onder meer ingeval van acute dreiging van inundatie, ingeval van verzadiging van de bovengrond of bij verwachting van veel neerslag, op aangeven van het bestuur worden afgeweken. De instructies van het bestuur dienen daarbij te worden opgevolgd.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen Obstakels binnen de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en bouwwerken binnen 5 meter uit de insteek van een primair oppervlaktewaterlichaam Kader Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatwerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is ook begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van obstakels. Op grond van artikel 4.1, lid 2 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur bouwwerken aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen binnen 5 meter uit de insteek van het watervoerend deel van een primair oppervlaktewaterlichaam. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van deze verboden gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsbepaling In deze algemene regel wordt onder een obstakel verstaan een bouwwerk, hekwerk, beplanting en overige materialen en stoffen. Het begrip “bouwwerk” wordt gedefinieerd op de wijze zoals dat plaatsvindt in de model Bouwverordening van de VNG en zoals ook in de rechtspraak toegepast. Het begrip is daarin als volgt gedefinieerd: elke constructie van hout, steen of ander materiaal, die op de plaats van bestemming, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Onder een hekwerk wordt verstaan een afscheiding die met name tot doel heeft een terrein af te sluiten en die doorgaans bestaat uit een stalen of houten constructie. Onder beplanting wordt verstaan: meerjarige beplanting in de vorm van bomen, struiken en hagen. Onder overige materialen en stoffen worden verstaan alle materialen en stoffen die kunnen worden neergelegd of kunnen worden opgeslagen. Voorbeelden zijn bouwmaterialen, hout- en snoeiafval, afvalstoffen, etc. Bruggen, duikers en in- en uitstroomvoorzieningen zijn geen obstakel als hier bedoeld. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van obstakels binnen de begrenzing van op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen die in onderhoud zijn van het waterschap, alsmede voor wat betreft bouwwerken, buiten de begrenzing van een primair oppervlaktewaterlichaam maar binnen een afstand van 5 meter uit de insteek van het primair oppervlaktewaterlichaam. Deze algemene regel ziet niet op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van bruggen, duikers en in- en uitstroomvoorzieningen.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Raakvlakken met ander beleid Algemene regels Afrasteringen, Bruggen, Duikers, Lozen van water, Onttrekken van water, Peilgestuurd draineren, Profiel van vrije ruimte Beleidsnotitie Uitgangspunten nieuwe legger 2005 Motivering van de algemene regel De aanwezigheid van obstakels binnen de begrenzing van een op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichaam kan enerzijds leiden tot beperkingen van mogelijkheden tot aanpassingen van het profiel van oppervlaktewaterlichamen en anderzijds tot belemmeringen in de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam, beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam en tot beperkingen voor het op doelmatige wijze plegen van onderhoud. Aanpassing van het bestaande profiel van een oppervlaktewaterlichaam vindt plaats in het kader van herinrichtingsprojecten. Indien het ten aanzien van een herinrichtingsproject gewenst is de aanleg van bouwwerken te voorkomen, dan wordt ter zake een profiel van vrije ruimte op de legger geplaatst, waarbinnen het oprichten van bouwwerken niet is toegestaan (zie algemene regel profiel van vrije ruimte). Het oprichten van bouwwerken buiten de begrenzing van een primair oppervlaktewaterlichaam maar binnen 5 meter uit de insteek van het primair oppervlaktewaterlichaam is vergunningplichtig. Dit met het oog op mogelijke consequenties van graaf- en bouwwerkzaamheden ten behoeve van het oprichten van bouwwerken voor de stabiliteit van het oppervlaktewaterlichaam. Met het oog op het waarborgen van het doorstroomprofiel gelden voor de meest voorkomende werken tussen de insteken van een oppervlaktewaterlichaam (duiker, brug, in- en uitstroomvoorziening) specifieke algemene regels. Andere werken die tot belemmering van de doorstroming kunnen leiden zijn niet toelaatbaar. Met het oog op het kunnen voeren van doelmatig onderhoud van oppervlaktewaterlichamen die in onderhoud zijn van het waterschap mogen de onderhoudsmogelijkheden niet onevenredig wordt belemmerd. Van onevenredige beperking van het doelmatig onderhoud is sprake indien de gebruikelijke wijze van het voeren van onderhoud ter plaatse van het betrokken oppervlaktewaterlichaam wezenlijk wordt beïnvloed. Dit is in het algemeen aan de orde bij het oprichten van bouwwerken. Het plaatsen van afrasteringen en hekwerken haaks op de insteek is alleen toegestaan als zij eenvoudig toegang bieden tot de onderhoudsstrook. Hiertoe zijn voorwaarden in deze algemene regel opgenomen. Met het oog op het voorkomen van beschadigingen aan het oppervlaktewaterlichaam is beplanting binnen 1 meter uit de insteek niet toegestaan. I. Voor obstakels binnen de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen die in onderhoud zijn van het waterschap gelden de volgende voorwaarden: 1. Tussen de insteken van het watervoerend deel van het oppervlaktewaterlichaam mag geen obstakel worden aangelegd en behouden. 2. Een obstakel binnen de begrenzing van een oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is van het waterschap, mag de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmeren en mag het doelmatig onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig belemmeren. VERSIE 30-9-2009 10:31
3. Hekwerken die haaks op het oppervlaktewaterlichaam worden geplaatst zijn uitsluitend toegestaan, indien langs het oppervlaktewaterlichaam een poort wordt geplaatst met een breedte die minimaal gelijk is aan de breedte van de ter plaatse aanwezige onderhoudstrook. De poort moet op een eenvoudige wijze handmatig geopend kunnen worden. Het waterschap wordt in het bezit gesteld van een sleutel van de poort ingeval de poort voorzien is van een slot. De sluitzijde van de poort moet aan de zijde van het oppervlaktewaterlichaam zijn, zodat de poort richting het aanliggende perceel opent. 4. Afrasteringen die ten behoeve van veekering haaks op het oppervlaktewaterlichaam worden aangebracht zijn uitsluitend toegestaan, voor zover deze ter hoogte van het oppervlaktewaterlichaam zijn voorzien van voldoende isolerende kunststof handgrepen. De handgrepen dienen zodanig in de afrastering te worden aangebracht, dat op eenvoudige wijze (zonder sloten en dergelijke) een opening van minimaal de breedte van de ter plaatse aanwezige onderhoudsstrook mogelijk is. 5. Beplanting is niet toegestaan binnen 1,00 meter uit de insteek van een oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is bij het waterschap. Beplanting is zodanig gesnoeid dat de doorgang ten behoeve van het voeren van doelmatig onderhoud niet onevenredig wordt belemmerd. 6. Overige materialen en stoffen mogen niet worden neergelegd of opgeslagen binnen de begrenzing van een oppervlaktewaterlichaam, indien daardoor de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam wordt belemmerd en indien het voeren van doelmatig onderhoud onevenredig wordt belemmerd. 7. Tijdens en na het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een obstakel wordt; a. de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmerd; b. de onderhoudsstrook en het oppervlaktewaterlichaam in de oorspronkelijke toestand teruggebracht (maaiveldhoogte, talud, stabiliteit van de ondergrond) en behouden. 8. Het obstakel wordt verwijderd indien dit niet meer de functie vervult waarvoor het is aangebracht. Meldingsplicht 1. Overeenkomstig artikel 4.2, lid 2 van de Keur wordt het aanbrengen van een hekwerk of afrastering haaks op het oppervlaktewaterlichaam uiterlijk 2 weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier. II. Vrijstelling en voorwaarde oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij derden Het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een obstakel binnen de begrenzing van een secundair oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij derden is vrijgesteld van het verbod gesteld in artikel 4.1, lid 1 van de Keur, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: 1. de wateraf- en –doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd als gevolg van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een obstakel.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen Recreatief medegebruik Kader Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatwerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is ook begrepen het medegebruik van oppervlaktewaterlichamen voor recreatieve doeleinden. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van dit verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsomschrijving In het kader van deze algemene regel wordt onder recreatief medegebruik uitsluitend verstaan: wandelen, al of niet vergezeld van een aangelijnd huisdier; kanovaren; vissen. Onder huisdier worden begrepen kleine huisdieren als honden en katten. Paarden worden nadrukkelijk niet begrepen onder het begrip huisdier. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op recreatief medegebruik in de vorm van wandelen binnen de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen, tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te wandelen. Deze algemene regel is niet van toepassing op het inrichten en beheren van wandelroutes. Daarvoor geldt de vergunningplicht. Voor wat betreft kanovaart is deze algemene regel van toepassing op de volgende (trajecten van) oppervlaktewaterlichamen: 1. Kanaal van Deurne 2. Helenavaart 3. Tungelroysebeek, vanaf de Provinciale weg Horn-Roggel (N279) tot het Kanaal WessemNederweert 4. Groote Molenbeek, vanaf de A73 (Horst) tot de spoorlijn (Tienray) 5. Niers, vanaf de Duitse grens tot aan de brug over de Niers bij Gennep en binnen de periode van 1 april tot en met 30 september 6. Swalm, vanaf het zwembad te Swalmen tot aan de Maas en binnen de periode van 1 oktober tot en met 31 maart. Voor wat betreft vissen is deze algemene regel van toepassing op de oppervlaktewaterlichamen waarvan het visrecht op grond van een overeenkomst krachtens de Visserijwet 1963 is verhuurd.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Motivering van de algemene regel Recreatief medegebruik binnen de begrenzing van op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen vindt veelvuldig plaats. Recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, al dan niet vergezeld van een aangelijnd klein huisdier, wordt vrijgesteld van een vergunning- en meldplicht tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te wandelen. Nadrukkelijk is vermeld dat paarden niet onder het in deze algemene regel gehanteerde begrip van huisdier vallen. Recreatief medegebruik met paarden, (brom) fietsen, motoren en overige voertuigen is niet toegestaan vanwege het aanbrengen van schade aan de onderhoudsstrook of de berm behorende bij het oppervlaktewaterlichaam. Het varen met kano’s is zonder vergunning toegestaan op de hiervoor onder “toepassingsgebied” vermelde oppervlaktewaterlichamen en perioden. Voor de Niers en de Swalm geldt een meldplicht omdat het aantal kano’s dat gelijktijdig op het oppervlaktewaterlichaam aanwezig mag zijn is beperkt in verband met de ecologische waarden van de betreffende oppervlaktewaterlichamen. Het zelfde geldt voor de periode waarbinnen met kano’s gevaren mag worden. Een deel van het aantal toelaatbare kano’s op de Swalm en de Niers kan bij vergunning beschikbaar worden gesteld aan kanoverhuurbedrijven. Recreatief medegebruik in de vorm van vissen is zonder vergunning of melding toegestaan indien de visser in het bezit is van een machtiging afgegeven door de visrechthebbende. Het waterschap heeft als eigenaar van een groot aantal oppervlaktewaterlichamen het visrecht verhuurd aan hengelsportfederaties. In de betreffende huurovereenkomst zijn de voorwaarden opgenomen waaraan voldaan dient te worden. Extra regulering, anders dan in deze algemene regel vermeld is niet nodig. De in deze algemene regel opgenomen voorschriften dienen bij recreatief medegebruik te worden nageleefd. Absoluut verbod Het is verboden oppervlaktewaterlichamen te gebruiken voor recreatief medegebruik anders dan de vormen en de wijzen waarop deze algemene regel betrekking heeft. Vrijstelling Voor het wandelen, al dan niet vergezeld van een aangelijnd huisdier, het varen met een kano en het vissen is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: Voorwaarden 1. Het wandelen, al dan niet vergezeld van een aangelijnd huisdier binnen de begrenzing van een op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichaam is vrijgesteld van het verbod gesteld in artikel 4.1, lid 1 van de Keur, tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te wandelen. 2. Het varen met een kano is vrijgesteld van de vergunningplicht op de volgende oppervlaktewaterlichamen a) Kanaal van Deurne b) Helenavaart c) Tungelroysebeek, vanaf de Provinciale weg Horn-Roggel (N279) tot het Kanaal WessemNederweert d) Groote Molenbeek, vanaf de A73 (Horst) tot de spoorlijn (Tienray) VERSIE 30-9-2009 10:31
e) Niers, vanaf de Duitse grens tot aan de brug over de Niers in de Rondweg te Gennep en binnen de periode van 1 april tot 1juni tot een maximum van 25 kano’s per dag en in de f)
periode van 1 juni tot en met 31 oktober tot een maximum van 85 kano’s per dag;; Swalm, vanaf het zwembad te Swalmen tot aan de Maas en binnen de periode van 1 oktober tot en met 31 maart tot een maximum van 20 kano’s per dag. Daarnaast kunnen in de periode van 1 oktober tot en met 31 maart maximaal 10 kano’s per dag op basis van een seizoenmelding varen. De oevers van de oppervlaktewateren mogen alleen worden betreden op de daartoe aangebrachte in- en uitstapplaatsen.
3. Het vissen in op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen is vrijgesteld van de vergunningplicht mits de visser in het bezit is van een machtiging afgegeven door een visrechthebbende. 4. Het is verboden tijdens het recreactief medegebruik schade toe te brengen aan de oppervlaktewaterlichamen, de daarbij behorende onderhoudsstroken en kunstwerken en daarin of daarop afval achter te laten. Aanwezige vangstmiddelen voor het bestrijden van muskus- en\of beverratten mogen niet worden beschadigd en los of open worden gemaakt. Meldingsplicht Overeenkomstig artikel 4.2, lid 2 wordt het kanovaren op de Niers en de Swalm uiterlijk twee werkdagen voordat de kanovaart plaatsvindt, gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen Brug Kader Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatswerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is ook begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van bruggen over oppervlaktewaterlichamen. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van dit verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van bruggen over de op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen. Raakvlakken met ander beleid Algemene regel Obstakels binnen de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en bouwwerken binnen 5 meter uit de insteek van een primair oppervlaktewaterlichaam. Motivering van de algemene regel Het aanleggen, hebben, wijzigen of verwijderen van een brug over oppervlaktewaterlichamen is een vanuit waterstaatkundig oogpunt eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen (waterdoorvoer en doelmatig onderhoud) kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. Voor het aanleggen, hebben, wijzigen of verwijderen van een brug over oppervlaktewaterlichamen die door het waterschap worden onderhouden geldt een meldplicht. Voor het aanleggen, hebben, wijzigen of verwijderen van een brug over een oppervlaktewaterlichaam dat varend wordt onderhouden gelden aanvullende voorwaarden. I. Vrijstelling en voorwaarden oppervlaktewateren in onderhoud bij het waterschap (oeveronderhoud) Voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een brug over een oppervlaktewaterlichaam dat in de legger is aangeduid als “primair” en “secundair in onderhoud bij het waterschap”, is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. Per kadastraal perceel mag maximaal één brug aanwezig zijn. 2. De aanwezigheid van een brug (incl. brugleuningen) mag geen onevenredige belemmering vormen voor het gebruik van de bij het oppervlaktewaterlichaam behorende onderhoudsstroken ten behoeve van het voeren van onderhoud. 3. De op- en afrit van de brug dient 1:10 te zijn. Hiertoe dient het maaiveld deugdelijk aangevuld te worden.
VERSIE 30-9-2009 10:31
4. De doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam wordt door de brug niet verstoord. Daartoe dient drijvend vuil en dergelijke regelmatig te worden verwijderd. 5. De brug, inclusief het profiel onder de brug en twee meter weerszijden van de brug wordt in een goede staat van onderhoud gehouden. 6. De minimale afstand tussen een brug en een ander kunstwerk moet tenminste 10 meter bedragen. 7. Het bestuur wordt minimaal vijf werkdagen vóór de realisering van de brug geïnformeerd over datum en tijdstip van aanvang van de werkzaamheden. 8. De brug wordt verwijderd indien deze niet meer de functie vervult waarvoor de brug is aangelegd. II. Vrijstelling en voorwaarden oppervlaktewateren in onderhoud bij het waterschap (varend onderhoud) Voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een brug over een oppervlaktewaterlichaam dat varend wordt onderhouden en als zodanig op de bij deze algemene regel behorende kaart is aangegeven, is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. De voorwaarden opgenomen onder I, met uitzondering van I.3 en 4 zijn van toepassing. 2. De doorvaarhoogte is minimaal de afstand tussen onderkant brug en hoogwaterpeil (peil bij maatgevende afvoer) zoals aangegeven op de bij deze algemene regel behorende kaart. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake ligging, constructie en onderhoud van de brug. Meldingsplicht Overeenkomstig artikel 4.2, lid 2 van de Keur wordt het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een brug over een oppervlaktewaterlichaam dat in de legger is aangeduid als “primair” en “secundair in onderhoud bij het waterschap” uiterlijk vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier. II. Vrijstelling en voorwaarde oppervlaktewaterlichamen in onderhoud bij derden Het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een brug over een secundair oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij derden is vrijgesteld van het verbod gesteld in artikel 4.1, lid 1 van de Keur, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: 1. de wateraf- en –doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd als gevolg van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een brug.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen Duiker Kader Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatswerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is ook begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een duiker in oppervlaktewaterlichamen. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van dit verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsbepaling Het begrip duiker wordt als volgt gedefinieerd: een kokervormige constructie met als doel de wederzijdse verbinding tussen oppervlaktewater te waarborgen met het oog op het realiseren van een toegang tot een perceel of het kruisen van het oppervlaktewaterlichaam met een openbare weg, waarbij in principe de bodem van de waterloop, in tegenstelling tot die van de brug, wordt onderbroken. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van duikers in de op de legger als “secundair in onderhoud bij het waterschap” en “secundair in onderhoud bij derden” aangeduide oppervlaktewaterlichamen. Raakvlakken met ander beleid Algemene regel Obstakels binnen de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en bouwwerken binnen 5 meter uit de insteek van een primair oppervlaktewaterlichaam. Motivering van de algemene regel Het aanleggen, hebben, wijzigen of verwijderen van een duiker in secundaire oppervlaktewaterlichamen is een vanuit waterstaatkundig oogpunt eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. Vanuit beheersoverwegingen geldt een melplicht. In het geval van secundaire oppervlaktewaterlichamen die niet in onderhoud zijn bij het waterschap geldt geen meldplicht en geldt slechts de voorwaarde dat de wateraf- en –doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam niet mag worden belemmerd. Het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een duiker in primaire oppervlaktewaterlichamen is vergunningplichtig vanwege het belang van het functioneren van het betreffende oppervlaktewaterlichaam.
VERSIE 30-9-2009 10:31
I. Vrijstelling en voorwaarden secundaire oppervlaktewaterlichamen in onderhoud bij het waterschap Voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een duiker in een secundair oppervlaktewater in onderhoud bij het waterschap, is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. De duiker wordt aangelegd, behouden, gewijzigd en verwijderd overeenkomstig de bij de melding overgelegde gegevens. 2. Ter plaatse van de grondaanvullingen dienen de taluds te worden opgezet overeenkomstig de taluds van het bestaande profiel, doch met een minimale helling van 1:1. 3. De diameter van de duiker is minimaal 0,50 meter. 4. De duiker dient met een diepte van 10% van de diameter beneden de vaste bodem van het oppervlaktewaterlichaam gelegd te worden. 5. De duiker, inclusief het profiel van het oppervlaktewaterlichaam over een breedte van een meter aan weerszijden van de lengterichting van de duiker, wordt in een goede staat van onderhoud gehouden. 6. De doorstroming van het water wordt niet verstoord. Daartoe dient drijvend vuil en dergelijke regelmatig te worden verwijderd. 7. De minimale afstand tussen een duiker en een ander kunstwerk moet 10 meter bedragen. 8. Het bestuur wordt minimaal vijf werkdagen vóór de realisering van de duiker geïnformeerd over datum en tijdstip van aanvang van de werkzaamheden. 9. De duiker wordt verwijderd indien deze niet meer de functie vervult waarvoor de duiker is aangelegd. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake ligging, constructie en onderhoud van de duiker en van het profiel van het oppervlaktewaterlichaam over een breedte van een meter aan weerszijden van de lengterichting van de duiker. Meldingsplicht Overeenkomstig artikel 4.2, lid 2 van de Keur wordt het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een duiker in een oppervlaktewater met de aanduiding “secundair in onderhoud bij het waterschap ” uiterlijk vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier. II. Vrijstelling en voorwaarde oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij derden Het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een duiker in een secundair oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij derden is vrijgesteld van het verbod gesteld in artikel 4.1, lid 1 van de Keur, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: 1. de wateraf- en –doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd als gevolg van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een duiker.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen Kabels en leidingen Kader Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het zonder vergunning van het bestuur verboden een waterstaatswerk anders dan in overeenstemming met de functie van het waterstaatswerk te gebruiken. Hieronder is ook begrepen het kruisen van een oppervlaktewaterlichaam met een kabel en leiding. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van dit verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsbepaling Kabels en leidingen: lokale distributieleidingen en –kabels. Voorbeelden hiervan zijn transportleidingen van de waterleidingmaatschappijen met een diameter van maximaal 300 mm, gastransportleidingen (mits geen hogedrukleiding), electriciteitskabels en andere compacte kabels, gemeentelijke rioolleidingen, glasvezel- en coax-kabels alsmede overige leidingen en kabels met een diameter van maximaal 250 mm. Indien een mantelbuis wordt gebruikt, is de diameter van de mantelbuis bepalend. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op het kruisen van een oppervlaktewaterlichaam dat is opgenomen op de legger. Kabels en leidingen die parallel aan een oppervlaktewaterlichaam worden gelegd zijn vergunningplichtig. Voorts blijft de vergunningplicht bestaan indien het werk plaatsvindt binnen een op de legger opgenomen profiel van vrije ruimte. Raakvlakken met ander beleid Besluit bodemkwaliteit. Motivering van de algemene regel Het kruisen van oppervlaktewaterlichamen met kabels en leidingen vindt plaats onder de bodem van het oppervlaktewaterlichaam en veelal langs openbare wegen. Een kabel- en leidingkruising is vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. In het geval van secundaire oppervlaktewaterlichamen die niet in onderhoud zijn bij het waterschap behoeven geen specifieke voorwaarden te worden gesteld.
VERSIE 30-9-2009 10:31
I. Vrijstelling en voorwaarden oppervlaktewaterlichamen in onderhoud bij het waterschap Voor het kruisen van een oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij het waterschap met een kabel en leiding als bedoeld in deze algemene regel is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. Indien de kabel / leiding onder de bodem van het oppervlaktewaterlichaam wordt gelegd, dient de bovenzijde van de kabel / leiding op minimaal 1,00 meter onder de bodem van het primaire water, de taluds, het werkpad en het maaiveld te worden gelegd. 2. Indien de kabel / leiding onder een duiker wordt gelegd, dient de bovenzijde van de kabel / leiding op minimaal 1,00 meter onder de onderzijde van de duiker te worden gelegd. 3. De kabel- / leidingkruising dient zodanig te worden aangebracht en onderhouden dat de waterafen doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam niet wordt belemmerd en het doelmatig onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig wordt belemmerd. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake ligging en uitvoering van het werk. Meldingsplicht Overeenkomstig artikel 4.2, lid 2 van de Keur wordt het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een kruising van een op de legger als “primair” en als “secundair in onderhoud bij het waterschap” aangeduid oppervlaktewaterlichaam met kabels en leidingen, uiterlijk vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier. Bij het meldingsformulier dient gevoegd te worden een technische tekening op schaal, voorzien van maatvoering met dwarsdoorsnede en een kadastrale situatietekening. Tevens dient een werkbeschrijving te worden overgelegd ter zake de uitvoering van het werk (in den droge, omleiding, bemaling, boring, etc) II. Vrijstelling en voorwaarde oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij derden Het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een kruising van een secundair oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij derden met een kabel en leiding is vrijgesteld van het verbod gesteld in artikel 4.1, lid 1 van de Keur, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: 1. de wateraf- en –doorvoerfunctie van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd als gevolg van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een kruising van een oppervlaktewaterlichaam met een kabel en leiding.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen Handelingen in profiel van vrije ruimte Kader Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een profiel van vrije ruimte te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van dit verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op alle als zodanig in de legger opgenomen profielen van vrije ruimte. Voorts is deze algemene regel van toepassing op alle handelingen, met uitzondering van: 1. bouwwerken te maken, te hebben, te vernieuwen, te wijzigen of te verwijderen; 2. werken of leidingen met een overdruk van 10 bar of meer te brengen of te hebben Motivering van de algemene regel Aan oppervlaktewaterlichamen die in beheer zijn bij het waterschap kan een profiel van vrije ruimte zijn verbonden met het oog op voorgenomen verbeteringen aan de betreffende oppervlaktewaterlichamen. Met het opnemen van een profiel van vrije ruimte wordt beoogd ontwikkelingen te voorkomen die het realiseren van de voorgenomen verbetering onmogelijk maken of slechts mogelijk te maken via verwijdering of aanpassing van werken met grote financiële consequenties. Op grond van de algemeen geformuleerde verbodsbepaling in artikel 4.1, lid 1 van de Keur zijn alle handelingen in een profiel van vrije ruimte, anders dan in overeenstemming met deze functie, zonder vergunning verboden. Met het oog op het te beschermen belang kan het merendeel van te verrichten handelingen zonder bezwaren plaatsvinden. Met deze algemene regel wordt het verrichten van alle handelingen, met uitzondering van de handelingen hiervoor onder “toepassingsgebied” vrijgesteld van het in artikel 4.1, lid 1 van de Keur opgenomen verbod. Vrijstelling Voor het verrichten van handelingen in een als zodanig op de legger opgenomen profiel van vrije ruimte behorende bij een oppervlaktewaterlichaam is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist, behoudens voor zover het betreft: 1. bouwwerken te maken, te hebben, te vernieuwen, te wijzigen of te verwijderen; 2. werken of leidingen met een overdruk van 10 bar of meer te brengen of te hebben.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen Peilgestuurd draineren Kader Op grond van artikel 4.5 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen in of aan te voeren naar oppervlaktewaterlichamen. Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het zonder vergunning verboden een waterstaatswerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met de functie. Hieronder is ook begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van deze verboden gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsomschrijving Peilgestuurde drainage: buisdrainage, gecombineerd met een werk waarmee de hoeveelheid te lozen water kan worden gestuurd. Bestaande buisdrainage: buisdrainage, niet zijnde een peilgestuurde drainage, welke voor 1 oktober 2008 is aangelegd en dat is gemeld aan het bestuur. Uitstroomvoorziening: een constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op de aanleg en het gebruik van een systeem van peilgestuurde drainage. Bestaande buisdrainages dienen te worden gemeld en moeten uiterlijk 1 januari 2018 omgebouwd zijn tot een peilgestuurd systeem. Dit geldt voor alle bestaande buisdrainages. Nieuwe buisdrainages dienen peilgestuurd te zijn. In de gebieden die op de bij deze algemene regel behorende kaart zijn aangeduid als “Natuurgebieden waarvoor een verbod geldt voor het aanbrengen van nieuwe buisdrainages” mogen geen nieuwe buisdrainagesystemen aangelegd worden. Dit geldt ook voor peilgestuurde systemen. Peilgestuurde drainage met behulp van een stuw is niet toegestaan in op de legger opgenomen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangeduid als primair of secundair. In overige oppervlaktewaterlichamen is het realiseren van peilgestuurde drainage met toepassing van een stuw toegestaan, mits bovenstrooms geen andere aanliggende percelen negatieve invloed in de vorm van gewas- en structuurschade kunnen ondervinden van de stuw(standen). Deze algemene regel heeft mede betrekking op de uitstroomvoorziening die moet worden aangebracht om het drainagewater te kunnen lozen in een oppervlaktewaterlichaam. De lozing en het werk in de vorm van de uitstroomvoorziening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze algemene regel is wat dit onderdeel betreft van toepassing voor zover de uitstroomvoorziening wordt aangebracht in een oppervlaktewaterlichaam.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Raakvlakken met ander beleid Algemene regel Lozen van water. Motivering van de algemene regel Door drainagesystemen zodanig in te richten dat de hoeveelheid te lozen water kan worden gestuurd, zodanig dat een bepaald grondwaterpeil in het te draineren perceel kan worden gerealiseerd (zie voorwaarde 4), wordt bijgedragen aan de bestrijding van verdroging, aan het conserveren van water en (mede) daardoor aan het beperken van de noodzaak voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van beregenings- en bevloeiingsdoeleinden. Zowel het peilgestuurd draineren als het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een uitstroomvoorziening is vanuit waterstaatkundig oogpunt relatief eenvoudig en veelvoorkomend. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels. Verbod op nieuwe buisdrainages In de gebieden, zoals aangegeven op de bij deze algemene regel behorende kaart (Natuurgebieden waarvoor een verbod geldt voor het aanbrengen van nieuwe buisdrainages) geldt een absoluut verbod voor het aanbrengen van nieuwe buisdrainages. Vrijstelling en voorwaarden Voor het aanleggen, gebruiken, wijzigen en verwijderen van een peilgestuurde drainage, inclusief uitstroomvoorziening, is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 en artikel 4.5 van de Keur vereist indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: I. Peilgestuurde drainage 1. Buisdrainage is toegestaan mits deze is gecombineerd met een werk waarmee de hoeveelheid te lozen water van deze drainage kan worden gestuurd overeenkomstig het bepaalde in deze algemene regels. toelichting: Het werk waarmee wordt gestuurd dient geschikt te zijn om te kunnen voldoen aan de normen die onder 4. zijn opgenomen. In de situatie dat een werk (bijv. een stuw) wordt aangelegd of gebruikt, dat in het kader van peilgestuurd draineren een negatieve invloed in de vorm van gewas- en structuurschade op andere percelen die worden beïnvloed door het werk kan hebben, dan wordt het werk niet als een geschikt middel beschouwd. 2. Een bestaand drainagesysteem is uiterlijk op 1 januari 2018 omgebouwd tot een peilgestuurde drainage. 3. Het werk als bedoeld onder 1 is zodanig ingericht dat de in het eerste lid bedoelde hoeveelheid te lozen water te allen tijde direct afgesteld kan worden op het aanwezige actuele grondgebruik met inachtneming van het bepaalde onder 4. 4. Bij de instelling van het overlooppeil van de drains gelden de hieronder opgenomen normen. Het overlooppeil van de drains mag worden bijgesteld: a. zolang de werkelijk gemeten grondwaterstand in de direct te ontwateren grond hoger is dan de hieronder opgenomen grondwaterstand, b. zolang het aannemelijk is dat de grondwaterstand binnen een week hoger dreigt te worden dan de hieronder opgenomen grondwaterstand of c. indien werkzaamheden binnen een week uitgevoerd worden die bij de werkelijk gemeten grondwaterstand tot gewas- of bodemstructuurschade leiden, steeds zodanig dat een zo hoog mogelijke grondwaterstand in het perceel blijft gerealiseerd. VERSIE 30-9-2009 10:31
Bij bepaling van het overlooppeil van de drains of de grondwaterstand als hiervoor bedoeld, wordt gerekend in centimeters beneden het maaiveld van het 10% laagste deel van de direct te ontwateren grond. Overlooppeil\grondwaterstand in centimeters -mv Grondgebruik
Zomerstand
Winterstand
Grasland
30
Bouwland\akkerland
40-50 70
60
Diepwortelende gewassen 60-70 70 Tuinbouw 60 70 5. Het werk als bedoeld onder 1 is zodanig uitgevoerd dat de actuele ontwateringsbasis op elk gewenst moment afleesbaar is. 6. Het bestuur maakt bekend wanneer de zomer- en winterstanden ingesteld moeten worden, hetgeen afhankelijk is van de hydrologische en meteorologische omstandigheden alsmede van de meteorologische verwachtingen. Een en ander ter beoordeling van het bestuur. II. Uitstroomvoorziening 1. De uitstromingsvoorziening mag de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmeren en mag het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig belemmeren. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake ligging, constructie en onderhoud van de uitstroomvoorziening. Meldingsplicht 1. Overeenkomstig artikel 4.2, lid 1 van de Keur wordt het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een systeem voor peilgestuurde drainage, incl. uitstroomvoorziening, uiterlijk vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur. De melding vindt plaats middels een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier. 2. Overeenkomstig artikel 4.2, lid 1 van de Keur wordt een bestaande buisdrainage gemeld aan het bestuur. De melding vindt plaats middels een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen Lozen van water Kader Op grond van artikel 4.5 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen in en te onttrekken uit oppervlaktewaterlichamen. Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatswerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met de functie. Hieronder is begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstromingsvoorzieningen. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van deze verboden gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsomschrijving lozen: het door middel van een werk of via een ander oppervlaktewaterlichaam, brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam; statische lozing: een lozing met een vast debiet bij een eventueel vastgestelde lozingsperiode (bijv. lozing van bronneringswater of industriële lozing); dynamische lozing: een lozing met een wisselend debiet zonder vastgestelde lozingsperiode (bijv. afkoppelen van hemelwater, leegloop van buffers; uitstroomvoorziening: een constructie om water in een oppervlaktewater te laten stromen; Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op de waterkwantiteitsaspecten van het lozen van water in oppervlaktewaterlichamen. Onderscheid wordt gemaakt tussen statische lozingen en dynamische lozingen. Deze algemene regel is van toepassing op statische lozingen tot maximaal 100 m3 per uur. Voor wat betreft de dynamische lozingen wordt in deze algemene regel onderscheid gemaakt tussen lozingen in verband met ruimtelijke plannen waarvoor de in de Wet en het Besluit op de ruimtelijke ordening bedoelde watertoets moet worden uitgevoerd en lozingen waarvoor geen watertoets door het waterschap uitgevoerd hoeft te worden. Het Praktisch handboek watertoets van het Waterschap Peel en Maasvallei is hierbij bepalend. Ruimtelijke plannen die onder de in het Praktisch handboek watertoets opgenomen ondergrens vallen worden door de gemeente zelf getoetst. Deze algemene regel ziet niet op de waterkwaliteitsaspecten van het lozen van verontreinigende en schadelijke stoffen. Dat is geregeld bij of krachtens de Waterwet (artikel 6.2). Mogelijk is op basis van die wetgeving een melding of vergunning vereist voor de lozing. Deze algemene regel is tevens van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen die onlosmakelijk verbonden zijn met het lozen van water.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Raakvlakken met ander beleid Praktisch handboek watertoets Waterschap Peel en Maasvallei. Algemene regel Obstakels binnen de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en bouwwerken binnen 5 meter uit de insteek van een primair oppervlaktewaterlichaam, Algemene regel Peilgestuurd draineren en Algemene regel bronbemaling en proefbronnering. Motivering van de algemene regel Bij het lozen van water in oppervlaktewaterlichamen wordt onderscheid gemaakt tussen statische lozingen en dynamische lozingen. Statische lozingen tot 100 m3 per uur hebben uit kwantiteitsoogpunt beperkte effecten op een oppervlaktewaterlichaam en kunnen afdoende gereguleerd worden met algemene regels. De voorwaarden die bij dit soort lozingen gelden, hebben met name betrekking op de bescherming van het oppervlaktewaterlichaam tegen beschadiging en op het voorkomen van wateroverlast. Dynamische lozingen worden met name veroorzaakt door overtollig hemelwater. In het beheerplan van het Waterschap Peel en Maasvallei en in de Praktisch handboek watertoets Waterschap Peel en Maasvallei wordt beoogd dynamische lozingen zo veel als mogelijk te voorkomen. Dit door waar mogelijk in te steken op de lijn: hergebruik van water, vasthouden, bergen en tot slot afvoeren. Een en ander met het oog op het beschermen van het watersysteem. Wanneer het waterschap in een concreet geval een wateradvies heeft verstrekt naar aanleiding van een watertoets, dan wordt in het advies opgenomen op welke wijze een dynamische lozing zo veel mogelijk beperkt kan worden. Indien de lozing wordt uitgevoerd in overeenstemming met het wateradvies, wordt de lozing vrijgesteld van de vergunningplicht. Hiermee wordt een dubbele toetsing vermeden. Een lozing in verband met realisering van een ruimtelijk plan waarvoor in afwijking van het Praktisch handboek watertoets Waterschap Peel en Maasvallei geen watertoets is gevraagd is vergunningplichtig. Een meldplicht voor statische lozingen is wenselijk met het oog op het kunnen toezien op uitvoering van de lozing (bescherming oppervlaktewaterlichaam). Voor dynamische lozingen is een meldplicht opgenomen ter beoordeling van de vraag of de benodigde watertoets heeft plaatsgevonden. Dit met het oog op het belang van het watersysteem als geheel. Lozingen afkomstig van ruimtelijke plannen waarvoor op basis van het Praktisch handboek watertoets door het waterschap geen watertoets hoeft worden uitgevoerd, hebben een zodanig beperkt effect op het oppervlaktewaterlichaam, dat afgezien kan worden van nadere regulering van de lozing als zodanig. Dergelijke lozingen dienen wel aan het waterschap gemeld te worden. Het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen kan voldoende via algemene regels worden gereguleerd, reden waarom hiervoor (onder verbinding van voorwaarden) vrijstelling wordt verleend van de in de keur opgenomen vergunningplicht. De meldingsplicht voor de uitstroomvoorziening behoeft niet te gelden in het geval van secundaire oppervlaktewaterlichamen die, blijkens de legger, niet in onderhoud zijn bij het waterschap. Vrijstelling en voorwaarden Voor het lozen van water in een oppervlaktewater en het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een uitstroomvoorziening is geen vergunning op grond van artikel 4.5 en artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist voor zover de handeling vallen binnen het hiervoor weergegeven toepassingsgebied en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: VERSIE 30-9-2009 10:31
I. Statische lozing 3
1. De wijze van lozen mag niet leiden tot een lozing van meer dan 100 m per uur. 2. De lozing veroorzaakt geen schade aan het oppervlaktewaterlichaam en leidt niet tot wateroverlast. Uitstroomvoorziening 1. De uitstroomvoorziening mag de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmeren. 2. De uitstroomvoorziening mag het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig belemmeren. 3. De uitstroomvoorziening wordt verwijderd indien deze geen functie meer vervult. 4. Het bepaalde onder 2 en 3 is niet van toepassing voor zover de uitstroomvoorziening wordt aangelegd of is gelegen in een oppervlaktewater dat in de legger is aangeduid als “secundair in onderhoud bij derden”. II. Dynamische lozing 1. Voor het ruimtelijk plan waarvan de lozing afkomstig is, is door het waterschap een wateradvies op basis van de Handreiking Watertoets Waterschap Peel en Maasvallei verstrekt. 2. Het ruimtelijk plan wordt gerealiseerd conform het onder 1 bedoelde wateradvies. Uitstroomvoorziening 1. De uitstroomvoorziening mag de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmeren. 2. De uitstroomvoorziening mag het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig belemmeren. 3. De uitstroomvoorziening wordt verwijderd indien deze geen functie meer vervult. 4. Het bepaalde onder 2, 3 en 4 is niet van toepassing voor zover de uitstroomvoorziening wordt aangelegd of is gelegen in een oppervlaktewater dat in de legger is aangeduid als “secundair in onderhoud bij derden”. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake de lozingsintensiteit en de uitvoering van de uitstroomvoorziening. Meldingsplicht Overeenkomstig artikel 4.2, lid 1 van de Keur wordt het lozen van water in een oppervlaktewater waarop deze algemene regel ziet, ten minste vier weken voor aanvang of wijziging van de lozing gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier, voorzien van een kadastrale situatietekening. In de hiervoor bedoelde melding wordt tevens melding gedaan van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen voor zover deze worden aangebracht in een oppervlaktewater dat op de legger met “primair” of “secundair in onderhoud bij het waterschap” is aangeduid.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Oppervlaktewaterlichamen Onttrekken van water Kader Op grond van artikel 4.5 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen in en te onttrekken uit oppervlaktewaterlichamen. In artikel 3 van hoofdstuk 3 van de Provinciale Waterverordening zijn normen opgenomen met betrekking tot de bergings- en afvoercapaciteit van regionale oppervlaktewaterlichamen. Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatswerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met de functie. Hieronder is begrepen het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van instromingsvoorzieningen. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van deze verboden gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsomschrijving onttrekken: het door middel van een werk of uit een ander oppervlaktewater, halen van water uit een oppervlaktewaterlichaam; instroomvoorziening: een constructie om water uit een oppervlaktewater te laten stromen. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op de waterkwantiteitsaspecten van het onttrekken van water uit oppervlaktewaterlichamen. Deze algemene regel is van toepassing in de situatie dat de wijze van 3 onttrekken leidt tot een onttrekking van maximaal 60 m per uur. 3
3
Een meldplicht geldt voor onttrekking van meer dan 10 m tot maximaal 60 m per uur. Bij een onttrekking van meer dan 60 m3 geldt de vergunningplicht. Deze algemene regel is tevens van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van instroomvoorzieningen die onlosmakelijk verbonden zijn met het onttrekken van water. Raakvlakken met ander beleid Algemene regel Obstakels binnen de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en bouwwerken binnen 5 meter uit de insteek van een primair oppervlaktewaterlichaam. Motivering van de algemene regel Onttrekken van water uit oppervlaktewaterlichamen komt veelvuldig voor. De gevolgen van onttrekkingen voor oppervlaktewaterlichamen zijn uit kwantiteitsoptiek beperkt en kunnen afdoende gereguleerd worden met algemene regels. Dat geldt ook voor het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van instroomvoorzieningen. De in deze algemene regel opgenomen normen hebben in de praktijk bewezen goed te functioneren. Een meldplicht voor deze activiteiten is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt wenselijk, met name ook met het oog op de in de Provinciale Waterverordening opgenomen normering voor de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale 3 oppervlaktewaterlichamen. Kleine onttrekkingen (niet groter dan 10 m per uur), hoeven vanwege de zeer geringe gevolgen niet te worden gemeld.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Deze meldingsplicht voor de instroomvoorziening behoeft niet te gelden in het geval van secundaire oppervlaktewaterlichamen die, blijkens de legger, niet in onderhoud zijn bij het waterschap. Vrijstelling en voorwaarden Voor het onttrekken van water uit een oppervlaktewater en het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een instroomvoorziening is geen vergunning op grond van artikel 4.5 en artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist voor zover de handeling valt binnen het hiervoor weergegeven toepassingsgebied en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: Onttrekking 3
1. De wijze van onttrekking mag niet leiden tot een onttrekking van meer dan 60 m per uur. 2. Een onttrekking als hiervoor bedoeld onder 1 is alleen toegestaan uit de oppervlaktewaterlichamen die op de kaart behorende bij artikel 4.4 van de Keur zijn aangeduid als oppervlaktewaterlichamen waaruit onttrokken mag worden. 3. Uitbreiding van de onttrekkingen uit de oppervlaktewaterlichamen die op de kaart behorende bij artikel 4.4 van de Keur zijn aangeduid als oppervlaktewaterlichaam waaruit niet meer mag worden onttrokken is niet toegestaan. Instroomvoorziening 1. De instroomvoorziening mag de doorstroming in het oppervlaktewaterlichaam niet belemmeren. 2. De instroomvoorziening mag het onderhoud van het oppervlaktewaterlichaam niet onevenredig belemmeren. 3. De instroomvoorziening wordt verwijderd indien deze geen functie meer vervult. 4. De instroomvoorziening dient zodanig gemarkeerd te zijn dat de ligging duidelijk zichtbaar is. 5. Het bepaalde onder 2 tot en met 4 is niet van toepassing voor zover de instroomvoorziening wordt aangelegd of is gelegen in een oppervlaktewater dat in de legger is aangeduid als “secundair in onderhoud bij derden”. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake de werken en handelingen waarop deze algemene regel ziet. Meldingsplicht 1. Overeenkomstig artikel 4.2, lid 1 van de Keur wordt het onttrekken van water uit een oppervlaktewater, ten minste vier weken voor aanvang of wijziging van de onttrekking gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier voorzien van een kadastrale situatietekening. In de hiervoor bedoelde melding wordt tevens melding gedaan van het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van instroomvoorzieningen voor zover deze worden aangebracht in een oppervlaktewater dat op de legger met “primair” of “secundair in onderhoud bij het waterschap” is aangeduid. 3
2. De verplichting opgenomen in lid 1 geldt niet indien niet meer dan 10 m water per uur kan worden onttrokken.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Grondwater Grondwateronttrekking ten behoeve van beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden Kader Op grond van artikel 4.6, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur grondwater te onttrekken. In hoofdstuk 3 van de Provinciale Waterverordening zijn regels gesteld inzake registratie en is bepaald dat geen nieuwe grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening en bevloeiing zijn toegestaan dan ter vervanging van bestaande grondwateronttrekkingen (stand still-beleid). Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van het verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Toepassingsgebied Deze algemene regel geldt voor het onttrekken van grondwater met bestaande onttrekkingsinrichtingen ten behoeve van beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden. Een bestaande onttrekkingsinrichting is een inrichting die uiterlijk op 1 januari 2008 is opgenomen in het grondwaterregister. Deze algemene regels zijn niet van toepassing op beregening en bevloeiing van sportvelden. Raakvlakken met ander beleid
Motivering van de algemene regel Het keurverbod geeft invulling aan de in de Provinciale Waterverordening opgenomen instructienorm, inhoudende dat nieuwe grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden niet zijn toegestaan. Vervanging van een bestaande onttrekking door een nieuwe onttrekking is onder voorwaarden toegestaan. Basis voor de instructiebepaling in de Provinciale Waterverordening is het ter zake vastgestelde provinciale grondwaterbeleid, dat ook in het Waterbeheersplan van het waterschap Peel en Maasvallei is overgenomen. Op basis van dit beleid is een verdere toename van de ten behoeve van beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden onttrokken hoeveelheid grondwater niet gewenst in het kader van de bescherming van grondwaterafhankelijke natuurgebieden in het bijzonder en in het kader van verdrogingsbestrijding en waterconservering in het algemeen. Alle in het grondwaterregister opgenomen onttrekkingen worden als bestaande onttrekkingen beschouwd. Toevoeging van onttrekkingen aan dit register is alleen mogelijk in het geval van vervanging van een in het register opgenomen onttrekking.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Vrijstelling en voorwaarden 1) De houder van de onttrekkingsinrichting brengt op elke pomp het door het bestuur toe te kennen registratienummer aan. 2) Wijziging van de onttrekkingsinrichting, gelegen in de gebieden aangewezen als bufferzones verdroogde natuurgebieden op de bij artikel 16 van de Provinciale Waterverordening behorende kaart, is toegestaan mits de capaciteit van de inrichting niet wordt uitgebreid en mits de afstand van de locatie van de onttrekkingsput tot het hydrologisch gevoelige natuurgebied niet afneemt. 3) Wijziging van de onttrekkingsinrichting, gelegen buiten de onder 2 bedoelde gebieden, is toegestaan, mits de in het grondwaterregister opgenomen pompcapaciteit en het aantal onttrekkingsputten niet toeneemt. 4) Indien een onttrekkingsput niet in gebruik is, dient deze zodanig te zijn afgedicht dat verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen. 5) Na beëindiging van de onttrekking wordt de onttrekkingsput definitief buiten gebruik gesteld op de wijze als hieronder vermeld onder a of op de wijze als hieronder vermeld onder b. a. Het filter alsmede het traject tot 3 meter boven het filter moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Het traject van 1 tot 4 meter beneden maaiveld moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Ter plaatse van slecht doorlatende lagen moet vanaf 0,5 meter boven tot 0,5 meter onder deze laag bentoniet of cementspecie worden aangebracht. b. De onttrekkingsput moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei.
Nota bene Op grond van de artikelen … en … van de Waterregeling (Staatscourant 2009, datum, nummer..) geldt een meldingsverplichting en een meet- en rapportageverplichting. Deze artikelen zijn hieronder opgenomen.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Grondwater Grondwateronttrekking ten behoeve van bronbemaling en proefbronnering Kader Op grond van artikel 4.6, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur grondwater te onttrekken. In hoofdstuk 3 van de Provinciale Waterverordening zijn regels gesteld inzake registratie. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van het verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsomschrijving beëindiging van een grondwateronttrekking of infiltratie: als de vergunning is ingetrokken, de geldigheidsduur is verlopen, een melding van beëindiging van de onttrekking of infiltratie is ontvangen, de onttrekking door handhavend optreden is beëindigd of als de put is vervangen door een nieuwe put. bronbemaling: het onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen. Toepassingsgebied Deze algemene regel geldt voor het onttrekken van grondwater met een onttrekkingsinrichting voor bronbemaling, waarbij: 3 1. de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m per maand en 3
2. de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 100 m per uur en 3. de onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden; en voor zover deze zijn gelegen 1. buiten de bufferzones verdroogde natuurgebieden; 2. binnen de Roerdalslenk en voor zover de onttrekking niet plaatsvindt onder de bovenste Brunssumklei; 3. binnen de Venloschol en voor zover de onttrekking niet plaatsvindt dieper dan 5 meter boven NAP). zoals aangeduid op de kaart behorende bij artikel 16 van de Provinciale Waterverordening. Raakvlakken met ander beleid Algemene regel Lozen van water; artikel 6.2 Waterwet. Motivering van de algemene regel Het keurverbod geeft invulling aan het door de provincie Limburg vastgestelde beleid vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. Buiten de aangewezen beschermde gebieden en onder de omstandigheden zoals hiervoor aangegeven kan worden volstaan met het stellen van algemene regels. VERSIE 30-9-2009 10:31
In de aangewezen beschermde gebieden en bij overschrijding van omvang of tijdsduur zoals hiervoor onder “toepassingsbereik” is aangegeven, is een individuele afweging in het kader van een vergunning met het oog op de potentiële invloed van de onttrekking op de betrokken belangen wenselijk. Deze onttrekkingen kunnen naast invloed op het grondwaterbeheer, ook invloed hebben op betrokken belangen in het invloedsgebied van de onttrekking. Om deze reden is deze algemene regel niet op deze onttrekkingen van toepassing en geldt daarvoor de vergunningplicht. Vrijstelling en voorwaarden Voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van bronbemaling is geen vergunning op grond van artikel 4.6, lid 1 van de Keur vereist voorzover de onttrekking valt binnen het hiervoor omschreven toepassingsgebied en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. De verlaging van de grondwaterstand, de hoeveelheid en duur van de onttrekking zijn niet ruimer dan strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van het werk. 2. De omgeving van de onttrekkingsput wordt zodanig schoongehouden dat verontreiniging van het watervoerende pakket niet optreedt. 3. Voorkomen wordt dat verontreinigd water via de onttrekkingsinrichting in een watervoerend pakket terugstroomt. 4. Indien een onttrekkingsput niet in gebruik is, dient deze zodanig te zijn afgedicht dat verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen. 5. Na beëindiging van de onttrekking wordt de onttrekkingsput definitief buiten gebruik gesteld op de wijze als hieronder vermeld onder a of op de wijze als hieronder vermeld onder b. a. Het filter alsmede het traject tot 3 meter boven het filter moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Het traject van 1 tot 4 meter beneden maaiveld moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Ter plaatse van slecht doorlatende lagen moet vanaf 0,5 meter boven tot 0,5 meter onder deze laag bentoniet of cementspecie worden aangebracht. b. De onttrekkingsput moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake uitvoering van de grondwateronttrekking.
Nota bene Op grond van de artikelen … en … van de Waterregeling (Staatscourant 2009, datum, nummer..) geldt een meldingsverplichting en een meet- en rapportageverplichting. Deze artikelen zijn hieronder opgenomen.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Grondwater Grondwateronttrekking ten behoeve van grondwatersanering Kader Op grond van artikel 4.6, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur grondwater te onttrekken. In hoofdstuk 3 van de Provinciale Waterverordening zijn regels gesteld inzake registratie. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van het verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsomschrijving beëindiging van een grondwateronttrekking: als de vergunning is ingetrokken, de geldigheidsduur is verlopen, een melding van beëindiging van de onttrekking of infiltratie is ontvangen, de onttrekking door handhavend optreden is beëindigd of als de put is vervangen door een nieuwe put. grondwatersanering: het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting om de kwaliteit van grond of grondwater te verbeteren. Toepassingsgebied Deze algemene regel geldt voor het onttrekken van grondwater met een onttrekkingsinrichting voor grondwatersanering, waarbij: 3
1. de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 20.000 m per maand en 2. de onttrekking niet langer duurt dan 36 maanden. en voor zover deze zijn gelegen 4. buiten de bufferzones verdroogde natuurgebieden; 5. binnen de Roerdalslenk en voor zover de onttrekking niet plaatsvindt onder de bovenste Brunssumklei; 6. binnen de Venloschol en voor zover de onttrekking niet plaatsvindt dieper dan 5 meter boven NAP). zoals aangeduid op de kaart behorende bij artikel 16 van de Provinciale Waterverordening. Raakvlakken met ander beleid Algemene regel Lozen van water; artikel 6.2 Waterwet. Motivering van de algemene regel Het keurverbod geeft invulling aan het door de provincie Limburg vastgestelde beleid vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. Buiten de aangewezen beschermde gebieden en onder de omstandigheden zoals hiervoor aangegeven kan worden volstaan met het stellen van algemene regels. In de aangewezen beschermde gebieden en bij overschrijding van omvang of tijdsduur zoals hiervoor onder “toepassingsbereik” is aangegeven, is een individuele afweging in het kader van een VERSIE 30-9-2009 10:31
vergunning met het oog op de potentiële invloed van de onttrekking op de betrokken belangen wenselijk. Deze onttrekkingen kunnen naast invloed op het grondwaterbeheer, ook invloed hebben op betrokken belangen in het invloedsgebied van de onttrekking als gevolg van zetting van de bodem. Om deze reden is deze algemene regel niet op deze onttrekkingen van toepassing en geldt daarvoor de vergunningplicht. Vrijstelling en voorwaarden Voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van proefbronnering of grondwater- en bodemsanering is geen vergunning op grond van artikel 4.6, lid 1 van de Keur vereist voorzover de onttrekking valt binnen het hiervoor omschreven toepassingsgebied en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. De verlaging van de grondwaterstand, de hoeveelheid en duur van de onttrekking zijn niet ruimer dan strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van het werk. 2. De omgeving van de onttrekkingsput wordt zodanig schoongehouden dat verontreiniging van het watervoerende pakket niet optreedt. 3. Voorkomen wordt dat verontreinigd water via de onttrekkingsinrichting in een watervoerend pakket terugstroomt. 4. Indien een onttrekkingsput niet in gebruik is, dient deze zodanig te zijn afgedicht dat verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen. 5. Na beëindiging van de onttrekking wordt de onttrekkingsput definitief buiten gebruik gesteld op de wijze als hieronder vermeld onder a of op de wijze als hieronder vermeld onder b. a. Het filter alsmede het traject tot 3 meter boven het filter moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Het traject van 1 tot 4 meter beneden maaiveld moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Ter plaatse van slecht doorlatende lagen moet vanaf 0,5 meter boven tot 0,5 meter onder deze laag bentoniet of cementspecie worden aangebracht. b. De onttrekkingsput moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake uitvoering van de grondwateronttrekking.
Nota bene Op grond van de artikelen … en … van de Waterregeling (Staatscourant 2009, datum, nummer..) geldt een meldingsverplichting en een meet- en rapportageverplichting. Deze artikelen zijn hieronder opgenomen.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Grondwater Grondwateronttrekking ten behoeve van overige doeleinden Kader Op grond van artikel 4.6, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur grondwater te onttrekken. In hoofdstuk 3 van de Provinciale Waterverordening zijn regels gesteld inzake registratie. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van het verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op de hieronder genoemde grondwateronttrekkingen: 1. onttrekkingen ten behoeve van veedrenking, mits niet mechanisch aangedreven; 2. onttrekkingen in het kader van noodvoorzieningen (bijv. blusvoorzieningen); 3. onttrekkingen waarvan de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10 m3 per uur en voor zover deze zijn gelegen: a. buiten bufferzones verdroogde natuurgebieden; b. binnen de Roerdalslenk en voor zover de onttrekking niet plaatsvindt onder de bovenste Brunssumklei; c. binnen de Venloschol en voor zover de onttrekking niet plaatsvindt dieper dan 5 meter boven NAP), zoals aangeduid op de kaart behorende bij artikel 16 van de Provinciale Waterverordening. Voor de niet expliciet genoemde overige onttrekkingen geldt de vergunningplicht op grond van artikel 4.6, lid 1 van de Keur. Motivering van de algemene regel De onttrekkingen waarop deze algemene regel van toepassing is, is qua omvang en locatie van een dusdanige orde dat regulering ervan met het oog op het grondwaterbeheer via een vergunningplicht niet doelmatig wordt geacht. Ditzelfde geldt voor een meldingsplicht; voor de grondwateronttrekkingen waarop deze algemene regel ziet is geen meldingsplicht. Vrijstelling en voorwaarden Voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in deze algemene regel is geen vergunning op grond van artikel 4.6, lid 1 van de Keur vereist indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. Indien een onttrekkingsput niet in gebruik is, dient deze zodanig te zijn afgedicht dat verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen. 2. Na beëindiging van de onttrekking wordt de onttrekkingsput definitief buiten gebruik gesteld op de wijze als hieronder vermeld onder a of op de wijze als hieronder vermeld onder b. a. Het filter alsmede het traject tot 3 meter boven het filter moet worden volgestort met bentoniet, VERSIE 30-9-2009 10:31
cementspecie of klei. Het traject van 1 tot 4 meter beneden maaiveld moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Ter plaatse van slecht doorlatende lagen moet vanaf 0,5 meter boven tot 0,5 meter onder deze laag bentoniet of cementspecie worden aangebracht. b. De onttrekkingsput moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei.
Nota bene Op grond van de artikelen … en … van de Waterregeling (Staatscourant 2009, datum, nummer..) geldt een meldingsverplichting en een meet- en rapportageverplichting. Deze artikelen zijn hieronder opgenomen.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Grondwater Infiltratie Kader Op grond van artikel 4.6, lid 2 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur water in de bodem te infiltreren. In hoofdstuk 3 van de Provinciale Waterverordening zijn regels gesteld inzake registratie. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van het verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsomschrijving beëindiging van een grondwateronttrekking of infiltratie: als de vergunning is ingetrokken, de geldigheidsduur is verlopen, een melding van beëindiging van de onttrekking of infiltratie is ontvangen, de onttrekking door handhavend optreden is beëindigd of als de put is vervangen door een nieuwe put. Infiltreren: water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op infiltraties buiten de als Roerdalslenk en Venloschol op de 3 bij deze algemene regel behorende kaart aangeduide gebieden die niet groter zijn dan 100 m per uur. Deze algemene regel is niet van toepassing op infiltratie die plaatsvindt binnen waterkeringen, beschermingszones en buitenbeschermingszones zoals die op de legger zijn opgenomen. Uit de omschrijving van het begrip infiltreren blijkt dat het hierbij niet gaat om infiltratie van hemelwater in de bodem (bijv. bij afkoppeling van hemelwaterafvoer van de riolering). Deze algemene regel is niet van toepassing op infiltraties waarvoor de provincie op grond van artikel 6.4, lid 1 van de Waterwet bevoegd gezag is. Artikel 6.4, lid 1 Waterwet luidt als volgt: Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van gedeputeerde staten grondwater te onttrekken of water te infiltreren: a) ten behoeve van industriële toepassingen, indien de te onttrekken hoeveelheid water meer dan 150.000 m3 per jaar bedraagt; b) ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening of een bodemenergiesysteem. Motivering van de algemene regel 3
Voor infiltraties groter dan 100 m per uur geldt een vergunningplicht. Binnen de als Roerdalslenk en Venloschol aangeduide gebieden is elke infiltratie vergunningplichtig. Dit omdat infiltratie van water in de bodem kan leiden tot een inbreuk op de kwaliteit van het grondwater en bij een grote hoeveelheid voorts tot effecten op het grondwaterkwantiteitsbeheer kan leiden. De invloed van infiltratie tot een 3 omvang van 100 m water per uur is zodanig dat een individuele beoordeling van de infiltratie geen meerwaarde heeft. De effecten op de grondwaterkwaliteit kunnen voor deze infiltraties afdoende
VERSIE 30-9-2009 10:31
worden geregeld via algemene regels. In verband met het grondwaterkwaliteitsaspect geldt dit niet voor infiltraties binnen Vernloschol en Roerdalslenk. Vrijstelling en voorwaarden Voor het infiltreren van water in de bodem is geen vergunning op grond van artikel 4.6, lid 2 van de Keur vereist voorzover de infiltratie plaatsvindt in het hiervoor omschreven toepassingsgebied en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. De omgeving van de infiltratieput wordt zodanig schoongehouden dat verontreiniging van het watervoerende pakket niet kan optreden. 2. Indien een put niet in gebruik is, dient deze zodanig te zijn afgedicht dat verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen. 3. Na beëindiging van de onttrekking wordt de onttrekkingsput definitief buiten gebruik gesteld op de wijze als hieronder vermeld onder a of op de wijze als hieronder vermeld onder b. a. Het filter alsmede het traject tot 3 meter boven het filter moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Het traject van 1 tot 4 meter beneden maaiveld moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Ter plaatse van slecht doorlatende lagen moet vanaf 0,5 meter boven tot 0,5 meter onder deze laag bentoniet of cementspecie worden aangebracht. b. De onttrekkingsput moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake de uitvoering van de infiltratie.
Nota bene Op grond van de artikelen … en … van de Waterregeling (Staatscourant 2009, datum, nummer..) geldt een meldingsverplichting en een meet- en rapportageverplichting. Deze artikelen zijn hieronder opgenomen.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Waterkeringen Onderhoudsplicht ondersteunende kunstwerken en werken Kader Op grond van artikel 3.7, lid 2 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen ter zake de onderhoudsplicht van ondersteunende kunstwerken en werken behorende bij waterkeringen die in de legger zijn opgenomen. Begripsomschrijving Ondersteunende kunstwerken en werken: werken in, op, aan, boven, onder in de legger opgenomen waterkeringen die (mede) een waterkerende functie hebben, dan wel als onderdeel van de waterkering bijdragen aan het waterkerend vermogen. Toepassingsgebied Deze algemene regel richt zich tot de onderhoudsplichtige van ondersteunende kunstwerken en werken behorende bij in de legger opgenomen waterkeringen, niet zijnde het waterschap. Het waterschap voert onderhoud aan de bij het waterschap in beheer en onderhoud berustende waterkeringen, incl. ondersteunende kunstwerken en werken uit op basis van zijn beheerstaak. Uit de legger blijkt wie de onderhoudsplichtige is van die ondersteunende kunstwerken en werken die niet in onderhoud zijn bij het waterschap. Motivering van de algemene regel In deze algemene regel wordt geregeld aan welke eisen het onderhoud aan ondersteunende kunstwerken en werken behorende bij waterkeringen dient te voldoen. Uitwerking van deze onderhoudsplicht via algemene regels, vast te stellen door het bestuur, heeft als voordeel boven opname in de Keur, dat de Keur kan worden gehanteerd als kaderstellend instrument. Uitwerking vindt plaats via algemene regels. Dit past in de algehele systematiek van de Keur. Onderhoudsverplichtingen 1. De onderhoudsplichtigen van in de legger aangegeven waterkerende werken, dienen deze onverminderd het bepaalde in de artikelen 3.5 en 3.6, aantoonbaar waterkerend te houden. Artikel 3.5
Gewoon onderhoud
De onderhoudsplichtigen dragen zorg voor een goede toestand van de waterkeringen door het bestrijden van schadelijk wild (met uitzondering van muskusratten), het herstellen van geringe beschadigingen en het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de waterkering. Artikel 3.6
Buitengewoon onderhoud
1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie. 2. Buitengewoon onderhoud mag niet worden uitgevoerd in de periode van 15 oktober tot 15 maart.
VERSIE 30-9-2009 10:31
2. De eigenaren van de in waterkeringen voorkomende afsluitbare openingen, dragen zorg dat deze op eerste aanzegging door of namens het bestuur worden gesloten. 3. Het werk, inclusief aanwezige keer- en afsluitmiddelen bestemd tot afsluiting van afsluitbare openingen dienen door de eigenaren aantoonbaar in goede staat van onderhoud te worden gehouden en zo vaak als dat door het bestuur nodig wordt geoordeeld te worden getoond. 4. Het bestuur is bevoegd om beproeving te eisen van het werk en keer- en afsluitmiddelen door de eigenaar en de onderhoudsplichtige. 5. De onderhoudsplichtigen genoemd in lid 1 zijn verplicht de werken vijfjaarlijks te toetsen, conform de vijf jaarlijks wettelijk vastgestelde “Voorschriften toetsen op veiligheid en bijbehorende hydraulische randvoorwaarden” en hiervan verslag uit te brengen aan het bestuur. Binnen een door het bestuur te stellen termijn dienen zij de door het bestuur opgedragen aanpassingen uit te voeren. 6. De in lid 5 genoemde toetsing dient te worden uitgevoerd overeenkomstig de door het bestuur eventueel te stellen aanvullende voorschriften. 7. Op werkzaamheden uitgevoerd op grond van deze algemene regel zijn de verbodsbepalingen van artikel 4.1 onverminderd van toepassing. 8. Het bestuur kan in aanvulling op het bepaalde onder 1 tot en met 4 nadere regels stellen. Maatwerkvoorschrift Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, met het oog op de te beschermen waterstaatkundige belangen, op grond van artikel 4.2, lid 1 van de Keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake het onderhoud van de onder deze algemene regel begrepen werken.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Waterkeringen Handelingen in beschermingszones Kader Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een beschermingszone te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van dit verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op alle als zodanig in de legger opgenomen beschermingszones behorende bij waterkeringen. Voorts is deze algemene regel van toepassing op alle handelingen, met uitzondering van: 1. graafwerkzaamheden of (ont-)gravingen te verrichten, anders dan normaal spit- en ploegwerk voor landbouwkundige bewerkingen; 2. bouwwerken te maken, te hebben, te vernieuwen, te wijzigen of te verwijderen; 3. binnen 4 meter uit de begrenzing van de waterkering bomen, heggen, heesters of struiken te planten, te hebben, te vervangen, te kappen of te rooien; 4. boringen te verrichten; 5. kabels en leidingen, inclusief mantelbuizen en drainagevoorzieningen te leggen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen; 6. verandering te brengen in de hoogteligging van het maaiveld; 7. explosieven tot ontploffing te brengen inclusief het verrichten van seismisch onderzoek of de grond op welke andere wijze dan ook in trilling te brengen; 8. werken met een overdruk van 10 bar of meer te brengen of te hebben. Raakvlakken met ander beleid Beheerplan Waterkeringen 2009. Motivering van de algemene regel Aan de waterkeringen die in beheer zijn bij het waterschap zijn beschermingszones verbonden met het oog op het beschermen van de waterkerende functie van de waterkeringen. Hierin kunnen op initiatief van derden handelingen worden verricht die van invloed kunnen zijn op de veiligheid van de waterkering. Op grond van de algemeen geformuleerde verbodsbepaling in artikel 4.1, lid 1 van de Keur zijn alle handelingen in een beschermingszone, anders dan in overeenstemming met deze functie, zonder vergunning verboden. Met het oog op het te beschermen belang kan het merendeel van te verrichten handelingen zonder bezwaren plaatsvinden. Met deze algemene regel wordt het verrichten van alle handelingen, met uitzondering van de handelingen hiervoor onder “toepassingsgebied” vrijgesteld van het in artikel 4.1, lid 1 van de Keur opgenomen verbod.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Vrijstelling 1. Voor het verrichten van handelingen in een als zodanig op de legger opgenomen beschermingszone behorende bij een waterkering is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist. 2. Het onder 1. bepaalde geldt niet voor de volgende handelingen: a. graafwerkzaamheden of (ont-)gravingen te verrichten, anders dan normaal spit- en b.
ploegwerk voor landbouwkundige bewerkingen; bouwwerken te maken, te hebben, te vernieuwen, te wijzigen of te verwijderen;
c.
binnen 4 meter uit de begrenzing van de waterkering bomen, heggen, heesters of struiken
d.
te planten, te hebben, te vervangen, te kappen of te rooien; boringen te verrichten;
e.
kabels en leidingen, inclusief mantelbuizen en drainagevoorzieningen te leggen, te hebben, te wijzigen of te verwijderen;
f. g.
verandering te brengen in de hoogteligging van het maaiveld; explosieven tot ontploffing te brengen inclusief het verrichten van seismisch onderzoek of de grond op welke andere wijze dan ook in trilling te brengen;
h.
werken of leidingen met een overdruk van 10 bar of meer te brengen of te hebben.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Waterkeringen Handelingen in buitenbeschermingszones Kader Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een buitenbeschermingszone te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van dit verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op alle als zodanig in de legger opgenomen buitenbeschermingszones behorende bij waterkeringen. Voorts is deze algemene regel van toepassing op alle handelingen, met uitzondering van: 1. verandering te brengen in de hoogteligging van het maaiveld; 2. explosieven tot ontploffing te brengen inclusief het verrichten van seismisch onderzoek of de grond op welke andere wijze dan ook in trilling te brengen; 3. werken of leidingen met een overdruk van 10 bar of meer te brengen of te hebben. Raakvlakken met ander beleid Beheerplan Waterkeringen 2009. Motivering van de algemene regel Aan de waterkeringen die in beheer zijn bij het waterschap zijn buitenbeschermingszones verbonden met het oog op het beschermen van de waterkerende functie van de waterkeringen. Hierin kunnen op initiatief van derden handelingen worden verricht die van invloed kunnen zijn op de veiligheid van de waterkering. Op grond van de algemeen geformuleerde verbodsbepaling in artikel 4.1, lid 1 van de Keur zijn alle handelingen in een buitenbeschermingszone, anders dan in overeenstemming met deze functie, zonder vergunning verboden. Met het oog op het te beschermen belang kan het merendeel van te verrichten handelingen zonder bezwaren plaatsvinden. Met deze algemene regel wordt het verrichten van alle handelingen, met uitzondering van de handelingen hiervoor onder “toepassingsgebied” vrijgesteld van het in artikel 4.1, lid 1 van de Keur opgenomen verbod. Vrijstelling 1. Voor het verrichten van handelingen in een als zodanig op de legger opgenomen buitenbeschermingszone behorende bij een waterkering is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist. 2. Het onder 1. bepaalde geldt niet voor de volgende handelingen: a. verandering te brengen in de hoogteligging van het maaiveld; b. explosieven tot ontploffing te brengen inclusief het verrichten van seismisch onderzoek of de c.
grond op welke andere wijze dan ook in trilling te brengen; werken of leidingen met een overdruk van 10 bar of meer te brengen of te hebben.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Algemene regel Waterkeringen Recreatief medegebruik Kader Op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur een waterstaatwerk te gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn functie. Hieronder is ook begrepen het medegebruik van oppervlaktewaterlichamen voor recreatieve doeleinden. Met deze algemene regel wordt onder voorwaarden een vrijstelling van dit verbod gegeven; indien wordt voldaan aan het hieronder beschrevene is geen vergunning vereist. Begripsomschrijving In het kader van deze algemene regel wordt onder recreatief medegebruik uitsluitend verstaan wandelen, al of niet vergezeld van een aangelijnd huisdier en fietsen. Onder huisdier worden begrepen kleine huisdieren als honden en katten. Paarden worden nadrukkelijk niet begrepen onder het begrip huisdier. Toepassingsgebied Deze algemene regel is van toepassing op recreatief medegebruik in de vorm van wandelen binnen de op de legger opgenomen waterkeringen, tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te wandelen. Fietsen is uitsluitend toegestaan indien door middel van bebording is aangegeven dat fietsen is toegestaan. Deze algemene regel is niet van toepassing op het inrichten en beheren van wandel- en fietsroutes. Daarvoor geldt de vergunningplicht. Raakvlakken met ander beleid Beheerplan Waterkeringen 2009. Motivering van de algemene regel Recreatief medegebruik binnen de begrenzing van op de legger opgenomen waterkeringen vindt veelvuldig plaats. Recreatief medegebruik in de vorm van wandelen, al dan niet vergezeld van een aangelijnd klein huisdier, wordt vrijgesteld van een vergunning- en meldplicht tenzij met borden is aangegeven at het verboden is te wandelen. Nadrukkelijk is vermeld dat paarden niet onder het in deze algemene regel gehanteerde begrip van huisdier vallen. Recreatief medegebruik met paarden, (brom) fietsen, motoren en overige voertuigen is niet toegestaan vanwege het aanbrengen van schade aan de onderhoudsstrook of de berm behorende bij het oppervlaktewaterlichaam. Op sommige tracés is fietsen toegestaan. Daar waar fietsen is toegestaan, is dit met bebording aangegeven. De in deze algemene regel opgenomen voorschriften dienen bij recreatief medegebruik te worden nageleefd.
VERSIE 30-9-2009 10:31
Absoluut verbod Het is verboden oppervlaktewaterlichamen te gebruiken voor recreatief medegebruik anders dan de vormen en de wijzen waarop deze algemene regel betrekking heeft. Vrijstelling Voor het wandelen, al dan niet vergezeld van een aangelijnd huisdier en fietsen is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1 van de Keur vereist indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: Voorwaarden 1. Het wandelen, al dan niet vergezeld van een huisdier binnen de begrenzing van een op de legger opgenomen waterkering is vrijgesteld van het verbod gesteld in artikel 4.1, lid 1 van de Keur, tenzij met borden is aangegeven dat het verboden is te wandelen. 2. Het fietsen binnen de begrenzing van een op de legger opgenomen waterkering is vrijgesteld van het verbod gesteld in artikel 4.1, lid 1 van de Keur, indien met borden is aangegeven dat fietsen toegestaan is. 3. Bij wandelen en fietsen als bedoeld onder 1 en 2 dienen de voorwaarden en aanwijzingen vermeld op de borden nageleefd te worden. 4. Het is verboden tijdens het recreactief medegebruik schade toe te brengen aan de waterkering, de daarbij behorende onderhoudsstroken en kunstwerken en daarin of daarop afval achter te laten.
VERSIE 30-9-2009 10:31