Toekomst Indicator
2015
Voorwoord minister-president Geert Bourgeois Met veel belangstelling heb ik kennis genomen van de Toekomstindicator van Voka – Kamer van Koophandel Limburg. Al voor de vijfde keer op rij toont deze graadmeter de uitdagingen voor de provincie Limburg. In tegenstelling tot het economische kerkhof dat in Limburg werd voorspeld na de sluiting van Ford Genk, verkeert het bedrijfsleven in blakende gezondheid. Vooral het spectaculair aantal startende bedrijven voorziet de Limburgse economie van het noodzakelijke vers bloed en innovatiekracht. Enig minpunt in de conjunctuurbarometer van Voka is de werkloosheid die tegen het einde van dit jaar dan toch met 2,5% zou stijgen. Dat heeft te maken met de schoolverlaters en de sluiting van Ford Genk, waarvan het effect nu duidelijker in de werkloosheidsstatistieken tot uiting komt. Deze Vlaamse regering draagt Limburg een warm hart toe. Zij zal alles in het werk stellen om de economische groei en werkgelegenheid in de provincie nog verder aan te zwengelen. Bij mijn aantreden als minister-president heb ik geen seconde getwijfeld om het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK) te trekken. De focus moet daarbij liggen op het scheppen van werkgelegenheid in de private sector, op maatregelen die structureel zorgen voor meer economische groei en dus jobs in Limburg. In een grondstoffenarme regio als Vlaanderen waarin we het moeten hebben van onze grijze massa, moeten bedrijven innoveren, nieuwe of vernieuwde processen of producten op de markt brengen om in economisch moeilijke tijden te kunnen blijven groeien. Wij zullen de bedrijven bij die innovatie-inspanningen ondersteunen. Wij banen een groeipad voor onderzoek en ontwikkeling naar 3% van ons bbp. Tegen 2020 streven we naar 1% overheidsuitgaven waartegenover 2% onderzoeksmiddelen staan van de ondernemingen zelf. Van de kracht van innovatie leggen enkele bedrijven in deze Toekomstindicator getuigenis af. We willen het de bedrijven makkelijker maken doordat zij aan één loket terecht zullen kunnen voor al hun vragen over ondernemen, innovatie, subsidies, financiering, groei en internationalisering. Ook in Limburg blijkt de vraag naar technisch geschoolden groter dan het aanbod. Daarom moeten we ervoor zorgen dat jongeren blijven instromen in technische en beroepsopleidingen zodat zij de knelpuntberoepen en technische vacatures in onze bedrijven kunnen invullen. We willen daarom meer jongeren warm maken voor ons excellent wetenschappelijk, technologisch en wiskunde-onderwijs. We ontwikkelen een geïntegreerd duaal stelsel van leren en werken. Het biedt perspectief zowel voor jongeren die een stiel willen leren op de arbeidsplaats als voor bedrijven die op zoek zijn naar zulke gekwalificeerde jongeren. Tot slot wil ik wijzen op een andere zeer belangrijke hefboom voor Limburg: de realisatie van enkele belangrijke infrastructuurwerken. De Vlaamse regering maakt er een punt van om voor die mobiliteitsprojecten de spade zo snel mogelijk in de grond te krijgen.
Geert Bourgeois, minister-president van de Vlaamse Regering
TOEKOMSTINDICATOR 2015
3
Voorwoord gouverneur Herman Reynders
De Toekomstindicator van de hand van Voka - Kamer van Koophandel Limburg en de Universiteit Hasselt uitgebreid voorstellen is niet meer nodig. Het is een indicator die onze provincie in kaart brengt en aantoont of Limburg klaar is voor de toekomst. Deze vijfde editie toont aan dat de structurele problemen waarmee onze provincie kampt nog niet opgelost zijn. Problemen die nochtans niet nieuw zijn en die bovendien door iedereen gekend zijn. Het is daarom zaak om met vereende krachten, samen met alle andere actoren hier eindelijk werk van te maken. De krachten te bundelen en de belangentegenstellingen en discussies tussen de actoren opzij te zetten om op die manier daadwerkelijk voor het resultaat te gaan. Onderwijs, opleiding en scholing is en blijft een belangrijk aandachtspunt. Geen of een ontoereikend diploma en talent dat onvoldoende aansluit op de noden van de markt zijn nog steeds pijnpunten. Een onderwijsproblematiek die sterk bepaald wordt door socio-economische factoren en de kennis van de Nederlandse taal vraagt een inspanning van ons allemaal. Het is overduidelijk dat dit thema één van de grootste maatschappelijke uitdagingen is waar Limburg de volgende jaren voor staat. Nochtans is goed en voldoende geschoolde talent meer dan ooit belangrijk voor Limburg. Samen met een meer innovatief en internationaal georiënteerd bedrijfsleven, aandacht voor creativiteit en start ups en een doorgedreven profilering van Limburg als aantrekkelijke regio voor ondernemers en investeerders vormt dit immers de basis voor de economische transitie van onze provincie. De resultaten die wij vandaag al - op korte termijn - behaald hebben mogen de structurele problemen die onze provincie kent niet maskeren. De Toekomstindicator toont dit aan. Er is nog veel werk aan de winkel!
Herman Reynders Gouverneur provincie Limburg
4
TOEKOMSTINDICATOR 2015
Voorwoord voorzitter Voka - Kamer van Koophandel Limburg Paul Kumpen en rector Universiteit Hasselt Luc De Schepper
Voor het vijfde jaar op rij maakt Voka – Kamer van Koophandel Limburg in samenwerking met de Universiteit Hasselt een analyse van de economische toestand in Limburg aan de hand van de formule E = TI². De indicatoren innovatie, talent en internationalisering staan centraal in deze analyse. Het algemeen beeld van de Toekomstindicator is hoopgevend. Limburg steekt ook in 2014 opnieuw boven het Vlaams gemiddelde uit. We moeten echter ook een belangrijke nuance maken bij deze resultaten. Als we naar de drie afzonderlijke indicatoren kijken dan zijn het hoofdzakelijk de sterke prestaties op vlak van internationalisering die ervoor zorgen dat Limburg hoger scoort dan Vlaanderen. Voor de indicatoren innovatie en talent hinkt onze provincie nog achterop. Deze editie van de Toekomstindicator gaat dieper in op de indicator innovatie. Voortdurend vooruitdenken, openstaan voor veranderingen en investeren in productontwikkeling zijn van cruciaal belang om de toekomst van onze bedrijven in Limburg te garanderen. Limburg telt ondertussen veel beloftevolle hoogtechnologische bedrijven. De drie bedrijven – Carolus Trees, Airobot en Ilumen – die in deze Toekomstindicator meer uitleg geven over de stappen die zij hebben gezet op vlak van innovatie zijn mooie voorbeelden van vernieuwend denken. Als we naar de cijfers kijken op vlak van innovatie dan volgt Limburg wel de Vlaamse trend, maar onze provincie zou er moeten in slagen om op een aantal punten beter te scoren. Het Limburgs aandeel in bijvoorbeeld IWT-bedrijfssteun is vrij laag. Ook Limburgse bedrijven moeten gemakkelijk de weg vinden naar de brede waaier aan bestaande steunmaatregelen. Ook op vlak van talent scoort Limburg niet zo goed. De Vlaamse indicator neemt licht toe, terwijl de Limburgse indicator daalt. De kloof tussen beide wordt hierdoor alleen maar groter en zet de Limburgse indicator onder zware druk. Iedereen aan het werk krijgen, een vlotte doorstroming op de arbeidsmarkt, de mismatch tussen vraag en aanbod, het opwaarderen van de technische studierichtingen, een duidelijke link tussen onderwijs en bedrijfswereld,… zijn belangrijke uitdagingen waarvoor we zo snel mogelijk een oplossing moeten vinden. Ook dit jaar toont de Toekomstindicator aan dat export nog steeds de belangrijkste motor van de Limburgse economie blijft. Zowel het verkennen van buitenlandse markten als het aantrekken van buitenlandse investeerders is cruciaal om de economische gezondheid van onze provincie te garanderen.
Paul Kumpen Voorzitter Voka – Kamer van Koophandel Limburg
Prof. dr. Luc De Schepper Rector Universiteit Hasselt
TOEKOMSTINDICATOR 2015
5
inhoud Deel 1 Samenstelling economisch dashboard
E = TI²........................................................................................................................................ 07 Innovatie.................................................................................................................................... 08 Talent.......................................................................................................................................... 08 Internationalisering.................................................................................................................. 09 Toekomstindicator.................................................................................................................... 10
Deel 2 Analyse deelindicatoren innovatie, talent en internationalisering
Limburg en innovatie............................................................................................................... 11 Human Resources in Science and Technology........................................................... 11 IWT-bedrijfssteun.......................................................................................................... 12 Startende ondernemingen............................................................................................. 16 Octrooiaanvragen........................................................................................................... 19 Conclusies innovatie...................................................................................................... 23 Limburg en talent..................................................................................................................... 24 Werkloosheid.................................................................................................................. 24 Werkaanbod.................................................................................................................... 23 Ratio werkloosheid – werkaanbod............................................................................... 25 Doorstromingscoëfficiënt.............................................................................................. 26 Hoger onderwijs............................................................................................................. 27 Secundair onderwijs....................................................................................................... 28 Conclusies talent............................................................................................................. 30 Limburg en internationalisering............................................................................................ 31 Verre export..................................................................................................................... 31 Buitenlandse investeringen........................................................................................... 33 Conclusies internationalisering.................................................................................... 34
Deel 3 Conclusies Toekomstindicator....................................................................................... 35 Deel 4 Toekomstwensen Voka – Kamer van Koophandel Limburg................................ 39 Bijlage 1 Overzicht cijfers.............................................................................................................. 40 Bijlage 2 Overzicht grafieken........................................................................................................ 42 Bijlage 3 Overzicht tabellen.......................................................................................................... 42 6
TOEKOMSTINDICATOR 2015
SAMENSTELLING 1ECONOMISCH DASHBOARD E = TI² O
m de economische gezondheid van de Limburgse fundamenten te beoordelen, werd overeenkomstig de Voka-formule E = TI² gekeken naar de factoren talent, internationalisatie en innovatie. We vergelijken de Limburgse cijfers met de Vlaamse. Zo krijgen we niet alleen een zicht op de Limburgse evolutie, maar ook de relatieve positie ten opzichte van Vlaanderen. Deze indicatoren worden zowel in absolute cijfers als in indices uitgedrukt. Deze indices definiëren we als jaarlijkse procentuele veranderingen ten opzichte van het referentiejaar 2008 (index = 100). n
n
n
Onder INNOVATIE verstaan we de veranderingsbereidheid en investeringen die bedrijven doen om de concurrentie voor te blijven. Door nieuwe producten te ontwikkelen kan een bedrijf zich wapenen voor de toekomst. De enige constante is veranderen, stilstaan is achteruitgaan. Er zijn voldoende slagzinnen die aangeven dat bedrijven die met de toekomst bezig zijn innovatie omhelzen en integreren in hun bedrijfsvoering. Ook de creatie van nieuwe bedrijven beschouwen we als een uiting van innovatie en wendbaarheid van een regio. Onder het luik TALENT gaan we na in welke mate er voldoende juist geschoolde arbeidskrachten aanwezig zijn of binnenkort op de arbeidsmarkt zullen komen. Willen we de economische groei veilig stellen dan is er nood aan voldoende handen en hoofden om het werk op kwalitatieve wijze gedaan te krijgen. Onder de noemer INTERNATIONALISATIE kijken we enerzijds naar de mate waarin bedrijven internationaal georiënteerd zijn. Bedrijven moeten minstens alert zijn voor wat er in het buitenland gebeurt. Hoe meer bedrijven internationaal actief zijn, hoe groter de slagkracht van de economie. Anderzijds onderzoeken we in welke mate onze regio aantrekkelijk is voor buitenlandse investeerders.
In tegenstelling tot de voorbij edities van de Toekomstindicator selecteren we dit jaar één deelindicator waar we dieper op ingaan tijdens de analyse van de resultaten. Dit jaar kiezen we voor INNOVATIE. We geven niet alleen de cijfers van deze deelindicator weer, maar we zetten ook drie bedrijven in de kijker die in 2014 op vlak van verschillende vormen van innovatie een belangrijke stap hebben gezet. Meer specifiek trachten we onze deelindicatoren van het luik innovatie te benadrukken door een bedrijf in de kijker te zetten dat een beroep heeft gedaan op IWT-bedrijfssteun, een bedrijf dat gestart is in 2014 en een bedrijf dat een octrooiaanvraag heeft ingediend. Het gaat respectievelijk om CAROLUS TREES, AIROBOT en ILUMEN. In het kader van de Toekomstindicator gaan we ervan uit dat hoe beter een regio scoort op deze drie factoren, des te gezonder de basis voor verdere economische groei. Om in de toekomst sterk te staan als regio moet het met andere woorden de uitdaging zijn om beter te scoren inzake innovatie talent en internationalisatie. Om te weten wat ‘beter scoren’ betekent in dit verband is het belangrijk inzicht te geven in de verschillende deelindicatoren die aan de basis liggen van deze Toekomstindicator.
E = TI² TOEKOMSTINDICATOR 2015
7
INNOVATIE Human Resources in Science and Technology Vanaf 2002, bron: Eurostat
Deze indicator wijst op het aantal personen dat in een regio hoger opgeleid is in een technische of wetenschappelijke discipline en/of werkzaam is in een wetenschappelijk of technisch beroep. Deze indicator wijst op de ontwikkeling van de kennisgedreven economie in een regio. Van deze categorie arbeidskrachten wordt verondersteld dat ze betrokken zijn bij de totstandkoming van innovaties, op vlak van kennis of technologie.
Evolutie IWT-bedrijfssteun
Vanaf 2002, bron: Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie De mate waarin bedrijven een beroep doen op overheidssteun in het kader van investeringen in innovaties is een indicatie van de innovatiebereidheid van Limburgse ondernemingen. De benchmark met Vlaanderen vraagt echter enige nuance aangezien grote onderzoekscentra van multinationals veel in andere provincies zijn gevestigd. Limburg zal in absolute cijfers nooit kunnen tippen aan de andere
provincies. Daarom kijken we ook naar de relatieve groei in het Vlaamse geheel.
Startende ondernemingen
Vanaf 2002, bron: Xerius Ondernemingsloket Het aantal starters wordt in deze context van de Toekomstindicator gezien als een maatstaf voor vernieuwing van het economisch weefsel. Nieuwe bedrijven wijzen op de mate waarin spelers op de markt risicobereid zijn, ondernemend ingesteld en gedreven zijn om nieuwe projecten te realiseren.
Octrooiaanvragen
Vanaf 2003, bron: FOD Economie We voegen dit jaar een extra deelindicator toe aan het luik innovatie. Het aantal octrooiaanvragen dat ingediend wordt in een regio geeft ook deels weer in welke mate bedrijven bezig zijn met innovatie. Ondernemingen die een octrooiaanvraag indienen willen een uitvinding beschermen. Bovendien moet het gaan om een uitvinding die nieuw, inventief, industrieel toepasbaar en geoorloofd is. Meer specifiek kijken we naar de octrooiaanvragen ingediend bij de Dienst voor Intellectuele Eigendom.
TALENT Ratio aanbod/werkloosheid
Vanaf 2002, bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg Deze indicator meet de verhouding tussen het werkaanbod en de arbeidsreserve. Hoe meer werklozen er zijn, rekening houdende met het beschikbare werkaanbod, hoe slechter het gesteld is met de factor talent. Wanneer er evenveel werklozen zijn als er werkaanbod is op de markt dan is deze indicator gelijk aan 1. Hoe lager het aantal werklozen in vergelijking met het aantal beschikbare jobs, des te positiever is de impact op de Toekomstindicator. Voor de berekening van deze indicator maken we gebruik van de volgende datasets: Werkloosheid, aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) Jaargemiddelden vanaf 2002, bron: VDAB n
Een stijging van het aantal werklozen wordt in het kader van de toekomstindicator gezien als een teken dat het economisch slechter gaat, en omgekeerd. Hoe lager het aantal NWWZ, hoe beter het gesteld is met de factor talent.
8
TOEKOMSTINDICATOR 2015
n Werkaanbod, exclusief uitzendopdrachten Jaargemiddelden vanaf 2002, bron: VDAB
Niet alle vacatures worden bij de VDAB bekendgemaakt. Dat neemt niet weg dat de VDAB-cijfers omtrent het aantal openstaande vacatures een goede indicator zijn voor de jobcreatie en expansiedrang van bedrijven. Een stijging van het aantal vacatures wijst in het kader van de Toekomstindicator op groei, terwijl een daling van het aantal vacatures eerder een afkoeling van de economie inluidt.
Doorstromingscoëfficiënt Vanaf 2002, bron: Federaal Planbureau
De doorstromingscoëfficiënt is de ratio tussen de bevolking 20-24 jaar en 60-64 jaar. Als deze coëfficiënt groter is dan 100 dan wil dit zeggen dat de leeftijdsklassen die de arbeidsmarkt zullen verlaten meer dan volledig vervangen zal worden door jonge instromers. Omgekeerd duidt een coëfficiënt lager dan 100 erop dat de bevolkingsstructuur de vervanging van de
uittreders niet volledig zal kunnen compenseren door jonge intreders. Een coëfficiënt kleiner dan 100 duidt aan dat de potentiële intreders en uittreders elkaar in evenwicht houden.
Aantal studenten in alle Vlaamse en Brusselse universiteiten en hogescholen
Vanaf 2002, bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming We vergelijken hier het aantal studenten met woonplaats in Limburg met andere studenten in Vlaanderen. De bedoeling van deze indicator is om na te gaan in welke mate jongeren doorstromen naar het hoger onderwijs. Het laat dus toe om een kwalitatieve inschatting te maken van de toekomstige arbeidsreserve. Meer specifiek kijken we naar de Limburgse studenten. Van deze studenten kunnen we verwachten dat het merendeel van hen gemakkelijker hun weg vinden naar jobs op de Limburgse arbeidsmarkt.
Aantal studenten in secundair onderwijs
Vanaf 2002, bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming We kijken niet alleen naar het aantal studenten in het hoger onderwijs. Ook het aantal leerlingen in het secundair onderwijs nemen we op in onze cijfers. We maken wel een onderscheid tussen leerlingen in het beroeps en technisch
secundair onderwijs enerzijds en leerlingen in het algemeen secundair onderwijs anderzijds. n Aantal leerlingen in BSO en TSO Jaargemiddelden vanaf 2002, bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Naast mensen die een eerder academisch parcours hebben gevolgd zal er ook altijd nood zijn aan voldoende technische en beroepsprofielen. Dit geldt voor Limburg des te meer, gezien haar hoge industrialisatiegraad. De leerlingen van vandaag zijn de werknemers van morgen. Het aantal jongeren dat kiest voor een technische of beroepsscholing bepaalt de mate waarin de toekomstige vraag vanuit het bedrijfsleven naar technisch en beroepsgeschoolde arbeidskrachten ingevuld kan worden. n Aantal leerlingen in ASO (STEM) Jaargemiddelden vanaf 2002, bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Ook in het ASO probeert de Vlaamse overheid techniek en wetenschap te promoten. Het STEM-actieplan moet jongeren motiveren om te kiezen voor Science, Technology, Engineering en Mathematics om het tekort aan afgestudeerden in exact-wetenschappelijke en technische richtingen weg te werken. Deze STEM-cijfers zijn een indicator van het aantal leerlingen dat kiest voor een studierichting waarin ook techniek en wetenschap in zekere mate aan bod komen.
INTERNATIONALISERING Aantal exportcertificaten
Vanaf 2002, bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg en Federatie van Belgische Kamers van Koophandel Exportcertificaten worden afgeleverd aan bedrijven die exporteren buiten de Europese Unie. Ze zijn dus een graadmeter voor het aantal exportbewegingen van Limburgse en Vlaamse bedrijven of voor bestellingen die bij hen geplaatst worden vanuit landen buiten de EU. Hoe groter het aantal bestellingen dat wordt gerealiseerd, hoe beter het gesteld is met de internationalisatiegraad van de bedrijven.
Exportwaarden
Vanaf 2002, bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg en Federatie van Belgische Kamers van Koophandel Exportcertificaten vertegenwoordigen niet alleen het aantal bestellingen dat geplaatst wordt bij Limburgse en Vlaamse
bedrijven. Zij geven ook aan wat de onderliggende waarde (in euro) is van de bestellingen. Minstens zo belangrijk als het aantal keren dat bestellingen geplaatst worden, is de waarde die per bestelling wordt gerealiseerd.
Aantal buitenlandse investeringsprojecten Vanaf 2002, bron: FIT
Hoe beter het ondernemersklimaat en het omgevingskader voor bedrijven, en hoe beter de perceptie die hieromtrent bestaat, hoe groter de kans dat buitenlandse investeerders kiezen voor een regio als vestigingsplaats of als plaats om bijkomende investeringen te doen. Indien het aantal buitenlandse investeringen stijgt, heeft dit een positieve impact op de toekomstindicator. Nieuwe investeringen staan immers borg voor nieuwe jobs en toegevoegde waarde.
TOEKOMSTINDICATOR 2015
9
Toekomstindicator Deze indicatoren vormen samen ons economisch dashboard waaruit de toekomstgereedheid van een bepaalde regio kan worden afgelezen. We hebben de cijferreeksen tot en met 2014 aangeduid. De Toekomstindicator geeft telkens de evolutie voor Vlaanderen en Limburg weer. Deze reeksen dienen afzonderlijk geïnterpreteerd te worden. We beschouwen 2008 als het referentiejaar waarbij alle data tot 100 punten geconverteerd zijn. Zo kan de evolutie tussen de verschillende jaren onderling vergeleken worden alsook ten opzichte van het referentiejaar. In deel 3 gaan we dieper in op de conclusies van de Toekomstindicator.
Grafiek 1: Toekomstindicator 140
Vlaanderen
130
Limburg
120 110 100 90 80 70 60
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg
10
TOEKOMSTINDICATOR 2015
ANALYSE DEELINDICATOREN 2INNOVATIE, TALENT EN INTERNATIONALISERING
Limburg en innovatie Human Resources in Science and Technology
De snelle technologische veranderingen brengen een stijgende vraag aan mensen met zich mee die de juiste vaardigheden en competenties hebben om deze innovaties te bedenken, te ontwikkelen of ze toe te passen in de praktijk. Een regio die wil innoveren, heeft met andere woorden nood aan menselijk kapitaal dat hoger opgeleid is en wil werken in een technische of wetenschappelijke discipline.
De indicator Human Resources in Science and Technology, bijgehouden door Eurostat, wijst op de mate waarin de kennis gedreven economie in een regio ontwikkeld is. Het cijfer geeft aan hoeveel universitair geschoolden in techniek en wetenschap ook daadwerkelijk actief zijn op deze domeinen.
Grafiek 2: Index Human Resources in Science and Technology 120 110
Vlaanderen Limburg
100 90 80 70
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
In Vlaanderen steeg het aantal innovatieve krachten sinds 2002 met 37,2%. Ook t.o.v. 2013 stijgt deze index in 2014 met 3,6%. Voor Limburg stellen we een stijging van 35,2% vast van de indicator Human Resources in Science and Technology sinds 2002. Ook hier steeg de index stelselmatig sinds 2005. Enkel
Bron: Eurostat
in 2013 was er een terugval, maar in 2014 is de waarde van deze index terug gestegen tot op het niveau van 2012. De waarde van deze indicator is in Limburg het laagste t.o.v. de andere Vlaamse provincies. Limburg en West-Vlaanderen zijn bovendien de enige provincies waar het aantal innovatieve krachten licht gedaald is t.o.v. het vorige jaar1.
1 De
waarde van de index bedraagt 507 in Antwerpen, 400 in Oost-Vlaanderen, 350 in Vlaams-Brabant, 285 in West-Vlaanderen en 211 in Limburg in 2014 (bron: Eurostat).
TOEKOMSTINDICATOR 2015
11
IWT-bedrijfssteun
Bedrijven die innoveren hebben de mogelijkheid om zich te laten bijstaan door de provinciale Innovatiecentra of door het IWT, het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie. Het IWT geeft naast advies ook financiële steun aan bedrijven die innovatieprojecten indienen. De mate waarin het IWT subsidies verleent aan innovatieprojecten kan dus een belangrijke indicator zijn voor de innovatiekracht van een regio. De provinciale Innovatiecentra vzw’s
werden opgericht in 2007 met als doel bedrijven te begeleiden bij hun innovatieprojecten. In de periode daarvoor zat de RIS-werking bij de Kamers van Koophandel en/of de toenmalige GOM’s, afhankelijk van de regio. Aangezien niet iedereen die innoveert IWT-steun aanvraagt en/of ontvangt kan deze index gezien worden als de ondergrens van innovatie. Bedrijven innoveren permanent en doen dit meestal zonder steunmaatregelen van de overheid.
Grafiek 3: IWT-bedrijfssteun (GO + KMO) 200 Vlaanderen
150
Limburg
100 50 0
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
De steun die het IWT verleende aan Vlaamse kmo’s en grote ondernemingen is sinds 2002 meer dan verdubbeld tot 141 miljoen euro (+ 106%) in Vlaanderen. De IWT-bedrijfssteun is ook t.o.v. 2013 sterk toegenomen (+ 18%). De innovatiesteun is sinds 2002 nooit hoger geweest. Vanaf 2013 is er wel een extra programma bijgekomen: het Sprint-project. Dit is een ontwikkelingsproject van eerder beperkte omvang, dat het bedrijf toelaat nieuwe kennis te ontwikkelen of te
Bron: IWT
verzamelen en intelligent toe te passen, met het oog op een belangrijke innovatie 2. In Limburg is de IWT-bedrijfssteun licht gedaald t.o.v. 2013 (-0.3%). De Limburgse IWT-bedrijfssteun was het hoogst in 2010 toen de Limburgse bedrijven 12% van de totale Vlaamse innovatiesteun toebedeeld kregen. Na de pieken en dalen sinds 2009 zijn 2013 en 2014 vrij constante jaren op het vlak van IWT-bedrijfssteun in Limburg.
Tabel 1: IWT-bedrijfssteun (in euro)
Jaar Vlaanderen Limburg 2002 68.331.280,87 5.947.425,22 2003 94.930.216,54 4.154.484,05 2004 89.558.210,60 4.715.017,21 2005 85.279.760,58 6.358.671,42 2006 83.720.152,58 3.442.781,69 2007 109.990.725,38 8.157.597,96 2008 106.574.566,36 7.004.332,41 2009 130.069.239,81 6.913.926,64 2010 112.490.827,28 13.576.000,65 2011 115.086.078,60 4.748.957,26 2012 108.013.588,97 10.623.229,59 2013 119.623.029,85 8.483.195,30 2014 141.371.874,78 8.460.741,43
2 Een
% Limburg t.o.v. Vlaanderen 8.70 4.38 5.26 7.46 4.11 7.42 6.52 5.32 12.07 4.13 9.84 7.09 5.98
Sprint-project is gericht op bedrijven die niet als een kmo worden beschouwd, wel innovatiepotentieel hebben, maar niet beschikken over de mogelijkheden om grote O&O-projecten uit te voeren. Het IWT geeft als voorbeelden productie-georiënteerde bedrijven die door groei of overnames het kmo-statuut zijn ontgroeid en lokale productievestigingen van multinationale ondernemingen zonder eigen O&O-activiteiten.
12
TOEKOMSTINDICATOR 2015
IWT-bedrijfssteun WAT?
WELKE STEUN?
Het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) stimuleert innovatie in Vlaanderen door het geven van financiële steun en dienstverlening aan bedrijven, onderzoeksinstellingen en personen die innoveren. Via IWT-bedrijfssteun wordt direct financiële steun gegeven aan projecten opgezet door Vlaamse bedrijven die resulteren in de opbouw van kennis en de ontwikkeling van innovatieve oplossingen. Prioriteit voor IWT zijn projecten met een hoger risico en een grotere potentiële impact in Vlaanderen op economisch en eventueel ruimer maatschappelijk vlak.
De steun richt zich enerzijds op vernieuwing (inventie) en op de toepassing ervan anderzijds. De steun is bedoeld voor bedrijven die projecten uitvoeren met het oog op de realisatie van een economisch relevant innovatiedoel. Het kan gaan om nieuwe of verbeterde producten, processen of diensten of een combinatie ervan.
Afhankelijk van de beoogde innovatie-activiteiten en de omvang van het project onderscheidt IWT vier projecttypes (kmo-programma, sprint-projecten, O&O projecten, portfolio van haalbaarheidsstudies). Een bedrijf kan zelf kiezen waarvoor het een projectaanvraag wil doen.
De steun wordt berekend als een percentage van de aanvaarde projectbegroting. Het steunpercentage bestaat uit een basissteunpercentage en een eventuele extra steun. Het basissteunpercentage bedraagt 25% voor ontwikkelingsactiviteiten en 50% voor onderzoeksactiviteiten. Het basissteunpercentage kan, met uitzondering van de haalbaarheidsstudies, verhoogd worden. Het steunpercentage bedraagt dus minstens 25% en het maximale steunpercentage is 80%.
VOOR WIE? Elk bedrijf, van kmo tot Vlaamse vestiging van een multinationale onderneming, kan steun aanvragen. Het bedrijf moet wel beschikken over een rechtspersoonlijkheid bij het ondertekenen van de overeenkomst. Verder moet het bedrijf in staat zijn de resultaten in voldoende mate in Vlaanderen te exploiteren en zo in voldoende mate toegevoegde waarde creëren in de vorm van tewerkstelling en investeringen. IWT biedt ook ruime mogelijkheden tot samenwerking tussen bedrijven en met onderzoekspartners.
Bron: Handleiding IWT-bedrijfssteun
TOEKOMSTINDICATOR 2015
13
Stijn Germeys.
CAROLUS TREES C
arolus Trees blijft in Limburg ietwat onder de radar, maar is wereldwijd bekend om zijn topkwaliteit. Vanuit de hoofdzetel in het mooie Nieuwerkerken worden jaarlijks méér dan 2 miljoen fruitbomen gekweekt, 90% ervan dient voor de export. Het is een traditionele, ambachtelijke stiel maar door continue innovatie maakt Carolus Trees het verschil. De slogan is niet voor niks: cultivated for your success. Carolus Trees is echt wel een wereldspeler?
In België zijn er nog drie van betekenis zijnde fruitboomkwekerijen, hiervan zijn wij veruit de grootste in productie van appel- en perenbomen. Naast marktleider in België zijn we bovendien top vijf in Europa. Wij produceren jaarlijks zo’n 2,2 miljoen bomen en exporteren 90% hiervan. We exporteren naar alle landen binnen de EU, maar ook buiten Europa zijn we actief, o.a. Azië en de vroegere Sovjet republieken. Onze producten hebben een relatief lange levensduur. Een gemiddelde appelboom gaat zo’n 10 à 15 jaar mee, en een perenboom eigenlijk voor het leven. Het is voor ons dus heel belangrijk om steeds nieuwe markten aan te boren.
14
TOEKOMSTINDICATOR 2015
Naar welke eigenschappen streven jullie bij het ontwikkelen van nieuwe fruitbomen?
De fruitsector staat onze zware druk. De rentabiliteit van een appel- of perenplantage moet zo hoog mogelijk zijn. Dit wil zeggen dat een fruitboom zeer snel vruchten moet dragen, dat ze langdurig productief moet zijn én dat de productie homogeen is. Bovendien moeten de fruitbomen ook nog eens makkelijk te onderhouden zijn. Met onze nieuwste type boom, de Magnum, denken we een grote stap vooruit te zetten. Het is een exemplaar dat op alle eigenschappen zeer goed scoort én bovendien een jaar vroeger dan normaal al significante productie levert. Dit wordt een groot voordeel voor de telers.
Hoe doen jullie dan precies aan innovatie?
We proberen vooral heel erg goed naar onze klanten te luisteren. Wat zijn hun problemen en waar kunnen wij helpen. We hebben een steengoed team van ingenieurs en commerciële medewerkers die vervolgens aan de slag gaan en oplossingen beginnen uit te werken. Daarnaast doen we ook beroep op kennisinstellingen, bijvoorbeeld via IWT-dossiers, om ons te ondersteunen. Het moeilijke van innovatie in onze sector is
dat het een werk van lange adem is. Er gaan jaren overheen om een nieuw type boom te ontwikkelen of aanpassingen te doen aan een bestaand exemplaar. Je moet dus heel erg goed kunnen inschatten wat de markt niet nu, maar over 5 tot 7 jaar nodig heeft.
Zijn er naast het lange termijn denken nog andere moeilijkheden?
Wel, de meest determinerende factor in de fruitsector is er jammer genoeg eentje die je niet in de hand hebt … moeder natuur. En die is en blijft bijzonder grillig. Je kan perfect een boom ontwikkelen die bestand is tegen warme zomers en koude winters, maar een stevige hagelbui in putje zomer is niet te voorspellen en kan zomaar een volledige oogst vernielen.
Op welke vlakken innoveren jullie nog?
We hebben in het verleden een nieuw systeem ontwikkeld om bomen samen te binden, ook een IWT-dossier trouwens. We gebruiken nu een soort veerbaar, elastisch dat de vorm van de boom overneemt en ze beter samenhoudt. Dit zorgt ervoor dat er meer bomen op één pallet raken, de bomen makkelijker getransporteerd kunnen worden én minder takbreuken worden vastgesteld. Ondertussen gebruikt zowat iedereen in onze sector dit systeem. Maar ook in het produc-
tieproces investeren we volop. Zo hebben we twee nieuwe plantmachines gekocht die de uitval bij pas geplante bomen reduceert met 1%. Dit zijn maar liefst 20.000 bomen extra die we per jaar kunnen produceren.
Hier stopt het echter niet. Carolus Trees barst van de ideeën.
We willen absoluut een voorloper blijven. Zo zijn we ons eigen kweekveld momenteel aan het omturnen zijn naar een ‘showroom’. De bedoeling is om klanten alle stappen van ons productieproces te kunnen laten zien. Het maken van de moederbedden, het planten van de jonge bomen, de manier van snoeien, en het eindproduct. Het geeft ons bovendien de mogelijkheid om onze nieuwste rassen tentoon te stellen. Via het bedrijf ABCz, waarvan Carolus Trees ook aandeelhouder is, focussen we immers ook op de ontwikkeling van nieuwe variëteiten. Dus niet zozeer een nieuwe boom, maar echt een nieuwe vrucht. Binnenkort worden de eerste exemplaren van onze nieuwe peer, de Celina (waarvan ABCz en fruithandel Wouters uit Rummen de rechten hebben), geplukt. Ze ziet er alvast heel erg beloftevol uit en de interesse is groot.
De toekomst van Carolus Trees is met andere woorden gebeiteld? Ik geloof alleszins van wel. Onze ambitie is niet de grootste te zijn, maar wel de beste bomen te maken. In die zin proberen we het levenswerk van Koen Carolus in ere te houden en verder te zetten.
TOEKOMSTINDICATOR 2015
15
Startende ondernemingen dan weer sterk toegenomen en ook in Limburg is er na jaren van continu dalen opnieuw een toename van het aantal starters. Het is echter nog te vroeg om te besluiten of we echt kunnen spreken van een gewijzigde trend, maar het is wel een positief teken dat er in 2014 opnieuw meer starters zich melden.
Startende ondernemingen worden in het licht van de Toekomstindicator gezien als teken van nieuw initiatief, ondernemerschap en veranderingsbereidheid. Onderstaande grafiek toont aan dat het aantal starters in Vlaanderen maar zeker in Limburg sterk was gedaald de voorbije jaren. In 2014 is het aantal starters in Vlaanderen Grafiek 4: Index starters 140
Vlaanderen
120
Limburg
100 80 60 40 20 0
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bron: Xerius Ondernemingsloket Sinds 2002 is het aantal startende ondernemingen met 137,9% toegenomen in Vlaanderen. Dat is een indrukwekkende evolutie. Ook in vergelijking met 2013 is het aantal startende ondernemingen met 21,0% gestegen. Het aantal starters ligt het hoogst in Vlaanderen sinds 2010, het enige jaar waarin ook meer dan 40.000 starters terug te vinden zijn.
In Limburg is het aantal starters t.o.v. 2013 ook toegenomen in 2014 (+7,9%). Op twaalf jaar tijd zien we dat het aantal starters in Limburg met 73,1% is gestegen. Door de sterke stijging van het aantal starters in Vlaanderen is het Limburgs aandeel net onder 10% gezakt.
Tabel 2: Aantal startende ondernemingen 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Vlaanderen 18.463 19.981 22.224 24.254 29.385 34.581 36.228 35.505 40.988 38.588 39.766 36.304 43.917 Limburg % aandeel Limburg
2.412 2.571 2.979 3.270 3.850 4.805 5.159 5.089 5.628 4.546 4.010 3.870 4.175 13,1
12,9
13,4
13,5
13,1
13,9
14,2
14,3
13,7
11,8
10,1
10,7
9,5
Bron: Xerius ondernemingsloket
16
TOEKOMSTINDICATOR 2015
Roy Jeunen.
AIROBOT H
et concept ontstond in 2014 en groeide uit tot een bedrijf. Airobot ontwikkelt veiligheidscomponenten voor drones. Kristof Beenders en Roy Jeunen hebben elk een verschillende achtergrond, maar vonden elkaar tijdens het uitwerken van hun innovatief concept. Roy Jeunen gaf ons meer uitleg over de opstart van Airobot. Hoe uniek is jullie concept?
Wij maken veiligheidscomponenten voor drones. We maken dus geen drones, maar we maken puur de veiligheidscomponenten. Op dit moment is er nog geen kant en klare oplossing op de markt. Dus wij zijn vrij uniek in dat opzicht en willen we die beveiligingscomponenten zo snel mogelijk in de markt zetten.
Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?
Ik heb Kristof vorig jaar ontmoet in mei 2014 in het kader van mijn opleiding. Ik moest alumni contacteren voor school. Ik heb Kristof toen gebeld en dat was onmiddellijk
een zeer aangenaam gesprek. We zijn beginnen praten over ondernemerschap en innovatieve ideeën. We kwamen al vrij snel tot de conclusie dat we een vrij goeie match hadden. Kristof is altijd actief geweest in de luchtvaartindustrie en is daar nog actief in. Zelf heb ik communicatiewetenschappen gestudeerd en daarna management. Ik heb dan een half jaar bij Noordzee Helikopters Vlaanderen. Als je in de luchtvaartsector werkt kom je ook in contact met beveiliging van allerlei soorten helikopters en van allerlei soorten toepassingen. Dus eigenlijk ging dat veel breder dan alleen maar communicatie en marketing. We hebben mekaar dan ontmoet en hadden dadelijk een match met de luchtvaartsector als gemeenschappelijke achtergrond.
Ondanks die gemeenschappelijke achtergrond hebben jullie toch wel een heel ander profiel?
Het is vrij uitdagend. Vooral omdat er naast het technische ook nog zoveel zaken zijn die gedaan moeten worden. Maar Kristof is ook een hele goeie begeleider daarin. We vertrouwen ook heel erg op mekaar. Ik vertrouw erop dat Kristof perfect weet wat hij moet doen en tot nu is dat allemaal per-
TOEKOMSTINDICATOR 2015
17
fect gelukt. Kristof vertrouwt erop dat ik het commerciële op mij neem. We zijn eigenlijk volledig complementair. Kristof wordt bij het commerciële ook betrokken maar op een veel higher level en de concrete uitwerking.
Hoe zet je dan de stap van een idee naar een concreet plan?
We wilden allebei iets ondernemen. We zijn beginnen brainstormen en al snel kwamen we op het idee van waarom doen we niks rond beveiliging van drones. Toen zijn we thuis beginnen te experimenteren en hebben dan een eerste prototype gemaakt. Dat was heel basic maar het werkte wel. Met een meer geavanceerd prototype hebben we dan iMinds kunnen overtuigen. Op dat moment werkten we nog allebei, maar na het fiat van iMinds zijn we er echt fulltime mee bezig. Bovendien zitten we hier op de Corda Campus. Er is hier enorm veel kruisbestuiving. Iedereen wisselt good and bad practices met elkaar uit. Als starter kan je hier in heel mooie lokalen mensen ontvangen wat totaal niet mogelijk zou zijn als een locatie als deze niet zou bestaan. Het netwerk is hier ook belangrijk. Alles troept hier samen. Alle faciliteiten zijn hier. Je voelt je hier niet alleen en dat is ook belangrijk. Ook DronePort speelt een belangrijke rol in ons verhaal. Limburg zet sterk in op de drone markt. Sint-Truiden heeft met Brustem de ideale achtergrond. We kunnen dat alleen maar aanmoedigen.
Waar staan jullie vandaag?
We zijn nog meer gaan experimenteren. We hebben in de tussentijd ook enorm veel ontwikkeld aan onze algoritmes en die staan ondertussen ook op punt. In maart 2015 is Airobot officieel van start gegaan. We hebben voor Airobot gekozen omdat er veel woordspelingen mee mogelijk zijn. Ondertussen hebben we ook een octrooiaanvraag ingediend en vandaag zijn we klaar om testen uit te voeren met een
18
TOEKOMSTINDICATOR 2015
aantal bedrijven. Er is wel redelijk wat interesse. Drones kosten tussen de 25.000 en 100.000 euro. Met een extra beveiligingssysteem heb je zowel de mogelijkheid om zelf operaties preciezer te kunnen uitvoeren en kan je objecten gaan ontwijken. Je hebt dus eigenlijk een extra verzekering. Ondertussen zijn we ook geregistreerd bij de ESA (European Space Agency) en we kunnen nu dus ook van dat netwerk gebruik maken. Zo kunnen we meer mensen ontmoeten, meer advies inwinnen, … Dat zijn allemaal kansen die we nu moeten grijpen.
Hoe zien jullie de toekomst van Airobot?
Op korte termijn gaan we onze veiligheidscomponent commercialiseren. Op lange termijn gaan we blijven inzetten op innovatie en trachten verschillende componenten te blijven ontwikkelen. We hebben al een aantal ideeën in onze pipeline zitten waar we nog verder moeten over nadenken. Wij zijn een heel complementair team. Wij hebben eigenlijk heel veel ideeën van wat er allemaal mogelijk is. Onze eerste stap is nu de markt in gaan op zoek naar de juiste klanten. In een volgende fase zoeken we verder naar financiering om het potentieel van onze toestellen volledig te ontluiken.
Welk advies zouden jullie aan starters willen meegeven?
Zoek naar mentors. Dat hebben wij in het begin ook gedaan. Je hebt mensen rond je nodig die weten waar ze mee bezig zijn en die advies kunnen geven rond soortgelijke projecten. Zij kunnen zeggen waarop je je moet focussen. Op zoek gaan naar de oplossing van een concreet probleem is van cruciaal belang. Het is ook belangrijk om je focus te blijven houden. Je kan blijven aanpassen en veranderen maar het is belangrijk om op één ding te focussen en dat zo snel mogelijk te commercialiseren. En soms moet je natuurlijk ook durven springen. Dat is de eerste stap.
Octrooiaanvragen zijn bezig met het ontwikkelen van innovatieve producten. Deze producten komen daarom nog niet op de markt, maar de evolutie van het aantal octrooiaanvragen beschouwen we wel als een bijkomende graadmeter van het innovatiegehalte van een regio.
We voegen dit jaar een extra factor aan onze deelindicator innovatie toe. Om na te gaan hoe innovatief een bepaalde regio is, kijken we naar het aantal octrooiaanvragen dat werd ingediend bij de Dienst voor de Intellectuele Eigendom. Ondernemingen die een octrooi aanvragen Grafiek 5: Index octrooiaanvragen 350
Vlaanderen
300
Limburg
250 200 150 100 50 0
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Zowel in Vlaanderen als in Limburg heeft het aantal ingediende octrooiaanvragen een piek bereikt in 2014 3. Het aantal octrooiaanvragen is in Vlaanderen op elf jaar tijd bijna vertienvoudigd. In 2008 was er bijna een verdubbeling van het aantal octrooiaanvragen t.o.v. 2007. In Vlaanderen kende deze bijna continu stijgende lijn een kleine terugval in 2013, maar van een terugval is in 2014 geen sprake meer. In Limburg daalde het aantal octrooiaanvragen in 2012 maar ook hier is de terugval helemaal weggewerkt in 2014. De Limburgse index springt in 2014 zelfs boven het Vlaams gemiddelde. Het aantal octrooiaanvragen is in 2014 met 68% toegenomen t.o.v. 2013.
2012
2013
2014
Bron: FOD Economie
Als we kijken naar het Limburgse aandeel in de Vlaamse octrooiaanvragen stellen we vast dat Limburgse ondernemingen goed zijn voor gemiddeld 10% van de Vlaamse octrooiaanvragen. In 2011 en 2013 was dit percentage gezakt tot respectievelijk 8,0% en 8,7% maar in 2014 maken de Limburgse octrooiaanvragen bijna 11% uit van de totale Vlaamse aanvraag. Het record van 2003 is hiermee niet verbroken, maar het totaal aantal Vlaamse octrooiaanvragen lag in dat jaar vrij laag t.o.v. de voorbije jaren.
Tabel 3: Limburgs aandeel octrooiaanvragen
Jaar 3 Voor
Vlaanderen
2003 71 2004 77 2005 82 2006 122 2007 109 2008 219 2009 324 2010 363 2011 458 2012 514 2013 507 2014 645
Limburg
Limburgs aandeel
11 7 8 7 13 23 34 37 49 41 44 70
15,5% 9,1% 9,8% 5,7% 11,9% 10,5% 10,5% 10,2% 10,7% 8,0% 8,7% 10,9%
Bron: FOD Economie
2002 ontbreken de cijfers. TOEKOMSTINDICATOR 2015
19
octrooiaanvragen WAT? Iemand die een uitvinding heeft gedaan vraagt zich vaak af hoe hij hiervoor bescherming kan krijgen. Een octrooi is een mogelijkheid om een uitvinding te beschermen. Om voor octrooibescherming in aanmerking te komen, moet een uitvinding nieuw, inventief, industrieel toepasbaar en geoorloofd zijn. Het is dus van belang om eerst na te gaan of niemand anders al eerder hetzelfde heeft uitgevonden.
VOORDELEN? Een octrooi verleent de houder ervan een exclusief verbodsrecht op een uitvinding. De houder heeft dus het recht om derden te verbieden de uitvinding te gebruiken zonder voorafgaande toestemming. Daarnaast kan een octrooi de onderhandelingspositie versterken wanneer een samenwerking met andere bedrijven wordt beoogd. Zelf eerder een octrooiaanvraag indienen, verzekert alvast dat niemand anders je op basis van zijn octrooi zal kunnen verbieden een specifieke uitvinding toe te passen. De octrooiaanvrager is dus verzekerd van een zekere ‘freedom to operate’. Een uitvinding octrooieren is vaak ook goede reclame. Derden weten dat de octrooiaanvrager actief is in een bepaald domein waarin hij technologisch sterk staat.
NADELEN? De kosten om een octrooi te krijgen kunnen aanzienlijk zijn. Afhankelijk van de territoria en de duur van de bescherming kunnen de totale kosten variëren tussen enkele duizenden euro tot enkele tienduizenden euro. In uitzonderlijke gevallen kan dit nog hoger oplopen. Octrooieren betekent ook dat de uitvinding volledig en duidelijk wordt omschreven en dus wordt anders eventueel geheime informatie openbaar gemaakt.
20
TOEKOMSTINDICATOR 2015
Een verleend octrooi blijft niet eeuwig geldig. De exclusieve rechten van een octrooi lopen tot 20 jaar na de indiening van de octrooiaanvraag. In uitzonderlijke gevallen kan een octrooi langer geldig zijn tot maximaal 25 jaar en zes maanden. Het octrooi kan ook vervallen bij het niet betalen van de instandhoudingskosten en kan nietig verklaard worden wanneer blijkt dat ten tijde van de verlening toch niet aan alle voorwaarden was voldaan. Bovendien kan de octrooihouder op elk moment zijn octrooi geheel of gedeeltelijk herroepen of er geheel of gedeeltelijk afstand van doen.
PROCEDURE? Wie enkel een exploitatie en dus een bescherming in België beoogt, vraagt best een Belgisch octrooi aan bij de Dienst voor de Intellectuele Eigendom. Dit is een relatief eenvoudige procedure waarin enkel de formaliteiten worden onderzocht. Het Europees Octrooibureau voert wel een nieuwheidsonderzoek uit, maar de resultaten hiervan dienen enkel ter voorlichting van de aanvrager en zijn niet bepalend voor het al dan niet toekennen van een Belgisch octrooi. Wie bescherming in een aantal Europese landen wenst, kan ook een Europees octrooi aanvragen. Deze procedure is ingewikkelder en duurt ook langer wegens een verplicht onderzoek naar de octrooibaarheidsvoorwaarden, maar dit maakt het octrooi ook sterker. Wie buiten Europa een uitvinding wilt beschermen, kan best via een internationale octrooiaanvraag op vereenvoudigde wijze in verschillende landen van de wereld een octrooi bekomen.
Bron: FOD Economie
Ismaël Ben-Al-Lal.
Ilumen P
ieter Vangeel en Ismaël Ben-Al-Lal leerden elkaar kennen aan Groep T in Leuven. Ze hebben samen deelgenomen aan het Umicore Solar Team en eindigden op de tweede plaats in dit wereldkampioenschap waarin ze met een zonnewagen 3.000 km door de woestijn in Australië reden. Daarna richtten ze Formula Zero op, een project waarin ze een kart bouwden op waterstof en werden wereldkampioen. Hernieuwbare energie is dus hun passie. Vandaag zetelt Ilumen in Tessenderlo en telt 20 werknemers. Voor de ontwikkeling van de PIDBox dienden ze een octrooiaanvraag in.
Al tijdens jullie studies waren jullie bezig met hernieuwbare energie?
Eigenlijk zijn we altijd gebeten geweest door projecten die te maken hebben met hernieuwbare energie. Op een bepaald moment hebben we ons gefocust op zonnepanelen. Iedereen begon zonnepalen te plaatsen, maar zonnepanelen zijn een vrij atypisch product. Je plaatst ze en vanaf dan ga je ervan
uit dat ze twintig jaar gaan renderen. Twintig jaar is voor een product dat elektriciteit opwekt vrij lang. Dan hebben we snel de focus gelegd op een opvolgsysteem om te weten waarom zonnepanelen rendement verliezen doorheen de jaren. Wij monitoren nu ongeveer een 200 megawatt wereldwijd. Het gaat om een spreiding van installaties, zowel technologisch als geografisch. We volgen bijvoorbeeld een systeem op in Cyprus dat al sinds 1985 elektriciteit produceert en waarvan we over de historische data beschikken. We kunnen nu zien welke invloed een locatie heeft op het rendement van zonnepanelen. Met ons softwarepakket proberen wij continu input te krijgen van wat er allemaal kan misgaan met zonneparken en hoe we problemen kunnen oplossen. We gaan vaak op zoek naar oplossingen die er nog niet zijn. Zo hebben we in 2012 ontdekt dat zonnepanelen versneld rendement verliezen.
Dat was het begin van de PID-box?
Ja, soms bleek dat zonnepanelen van amper drie jaar oud nog maar 30% van hun rendement gaven. Dat probleem wordt PID (Potential Induced Degradation) genoemd. Als wij kunnen zorgen dat we de eerste zijn met een oplossing dan
TOEKOMSTINDICATOR 2015
21
hebben we natuurlijk een aantal stappen voor op de rest. Het probleem van PID was al 20 jaar bekend. Alle zonnepanelen verliezen rendement door PID. Dat is eigen aan de technologie. We hebben bijvoorbeeld een project begeleid in Tsjechië en de fabrikant kunnen overtuigen om op een installatie van 20.000 zonnepanelen toch 2.000 panelen te laten vervangen. De zonnepanelen werden vervangen en na drie maanden zagen we op de nieuwe zonnepanelen al opnieuw rendementsverlies optreden. We zijn dan een onderzoeksproject gestart waar we ook IWT-steun voor hebben gekregen. We hebben dan onderzocht wat PID echt inhoudt en vrij snel vastgesteld dat we dat proces misschien wel konden omkeren.
Als het probleem al zo lang bestaat, waarom is de oplossing er dan nu pas?
Dat heeft twee redenen. De voornaamste reden is dat tot ongeveer zeven jaar geleden wij uitsluitend werkten met toestellen met transformator. Vandaag is dat geen toestel meer met transformator maar vermogenselektronica. Het grote verschil is dat het toestel vroeger ongeveer 93 tot 94% efficiënt was. Nu is dat ongeveer 98 tot 99%. We gebruiken dus vandaag veel betere toestellen. Maar de ingang- en uitgangzijde zijn nu galvanisch gescheiden van elkaar. Dat betekent dat zij niet meer in contact zijn met elkaar. Je kan de minpool dus niet meer aarden. Het tweede grote verschil is dat je vroeger maximum zes panelen in serie kon plaatsen. Een omvormer kon maximum 300 volt aan. Tegenwoordig kan je tot 24 panelen in serie zetten met een ingangsspanning tot 950 volt. Door die spanning ga je dus versneld degraderen.
Wat doet de PID-Box dan precies?
Je wilt niet alle zonnepanelen van je dak gaan halen en naar een labo sturen om ze terug meer rendement te geven en dat om de drie jaar. We zijn dan op het idee gekomen om een toestel te maken dat tussen de zonnepanelen geplaatst kan worden en dat hetzelfde als een labo doet maar bijvoorbeeld ’s nachts werkt. Daar hebben we dan onze focus op gelegd en ons octrooi geschreven en gedeponeerd.
Zowel voor grote zonneparken als particulieren is de PID-Box dus een meerwaarde?
We hebben ondertussen verschillende producten. We zijn eerst gaan focussen op de grote installaties. Particulieren en installateurs wisten twee jaar geleden en vandaag soms
22
TOEKOMSTINDICATOR 2015
ook nog niet wat PID betekent. De hele grote fabrikanten kenden dat wel en krijgen vaak claims omdat hun panelen niet voldoende rendement halen. Vandaag bieden we met de PID-Box mini ook een oplossing voor particulieren. Het is aangetoond dat de levensduur van de panelen ook verlengd wordt omdat de zonnepanelen minder warm worden en je geen rendementsdaling hebt. Soms heb je met vijf zonnepanelen in serie slechts 3% rendementswinst. Maar zelfs dan kan je bijvoorbeeld nog zien dat de investering binnen de vier jaar is terugbetaald en de levensduur van de zonnepanelen is verlengd. Maar er zijn ook mensen waar we de PID-Box geplaatst hebben zonder dat ze wisten dat ze problemen hadden. Ook daar zien we dan zelfs rendementswinsten tot 18%.
Hoe belangrijk zijn die octrooiaanvragen voor de ontwikkeling van jullie bedrijf?
We zijn begonnen met een octrooiaanvraag in België en hebben dan een PCT-aanvraag ingediend omdat dat wel de belangrijkste landen covert. Dat is natuurlijk een hele administratieve rompslomp maar dat werpt toch wel wat vruchten af. Dat brengt internationaal wel een meerwaarde voor de firma. Grotere klanten checken dat ook. Ik geloof er niet in dat dat gaat weerhouden dat het niet gaat gekopieerd worden. Voor ons is dat wel een grote meerwaarde. Uit beide octrooien is nu telkens een product gekomen. Wij proberen tussen idee en alvorens een octrooi te deponeren eerst af te toetsen of het wel mogelijk is. Wij proberen een no-nonsens bedrijf te zijn. Als wij een octrooi willen deponeren dan betekent dat dat we in het labo al gezien hebben dat het kan.
Jullie houden wel bewust het hele proces van ideeontwikkeling tot productie dicht bij huis?
De PID-Box is 100% Belgisch. Al onze toeleveranciers zijn Belgisch. De zonnepanelensector is een heel volatiele sector. Wij willen de focus leggen op onze toegevoegde waarde en dat is onze know how. Wij willen ook productieprocessen opvolgen maar wij gaan nooit zelf produceren. We hebben zes toeleveranciers. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat de assemblage zo eenvoudig mogelijk kan. Wij vinden het belangrijk om hier werkgelegenheid te creëren. We produceren nu ongeveer 1.400 PID-boxen per maand. Als de vraag stijgt dan kunnen we dat perfect aan. Internationaal werkt het ook wel dat het een Belgisch en Europees product is. Daar zijn we ook trots op.
Conclusies innovatie Grafiek 6: Deelindicator innovatie 180 160 140
Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg
Vlaanderen Limburg
120 100 80 60 40
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
De deelindicator innovatie bereikte een piek in 2014. Na een stagnatie in Vlaanderen in 2013 en een lichte terugval in Limburg, klimt de indicator respectievelijk tot 165,82 en 155,34 punten in Vlaanderen en Limburg. Voor de verdere ontwikkeling van de regio is het van belang dat deze indicator zeker niet afneemt. In Limburg fluctueert deze indicator wel sterker dan in Vlaanderen. De index Human Resources in Science and Technology, die aangeeft hoeveel universitair geschoolden in techniek en wetenschap ook daadwerkelijk actief zijn binnen deze domeinen, evolueert in Vlaanderen positief in 2014. In Limburg nam de waarde van deze index stelselmatig toe sinds 2006, maar in 2013 was er sprake van een knik. In 2014 is deze index opnieuw in waarde toegenomen. Innovatie en vooruitgang zijn onontbeerlijk om de economische toestand van een regio te garanderen. Om hieraan te voldoen moet er ook voldoende gekwalificeerd en gespecialiseerd talent beschikbaar zijn. Bovendien is de waarde van deze index in Limburg het laagst van alle Vlaamse provincies. De IWT-bedrijfssteun aan Vlaamse bedrijven was nooit zo hoog als in 2014. Ook op dit vlak is de Limburgse evolutie volatieler dan de Vlaamse. De IWT-bedrijfssteun voor Limburgse bedrijven is in 2014 op hetzelfde niveau als dat van 2013 gebleven. Door de toename van de totale Vlaamse IWT-bedrijfssteun is het Limburgse aandeel dus afgenomen. Niet elk bedrijf dat met innovatie bezig is komt ook in aanmerking voor IWT-bedrijfssteun en dit is slechts één indicator om innovatie te meten, maar het toont ook aan dat Limburg op dit vlak nog een lange weg heeft af te leggen om een meer evenredig deel van deze totale steun
binnen te halen. We nemen ook het aantal starters op in onze deelindicator innovatie. Starters beschouwen we als innovatief in de zin dat ze met nieuwe ideeën zich in de markt willen vestigen. In Vlaanderen piekte het aantal starters in 2014 met 43.917 starters. Na een dieptepunt in 2013 nam ook het aantal starters in Limburg opnieuw toe na drie jaar waarin het aantal starters telkens daalde. Door de sterke stijging van het totaal aantal starters in Vlaanderen blijft het Limburgs aandeel ook hier vrij beperkt met 9,5% van het totaal aantal starters. Dit is het laagste aandeel sinds onze berekeningen. Tot slot keken we naar de evolutie van het aantal octrooiaanvragen dat werd ingediend bij de Dienst voor Intellectuele Eigendom. Ook dit is niet de absolute graadmeter van innovatie, maar bevat wel die ondernemingen die bezig zijn met innovatie en hun ideeën dus ook willen beschermen. Ook hier werd in 2014 een hoogtepunt bereikt zowel in Vlaanderen als in Limburg. In Limburg nam het aantal ingediende octrooiaanvragen niet evenredig toe met het totaal aantal Vlaamse ingediende octrooiaanvragen. In 2014 nam het aantal ingediende octrooiaanvragen in Limburg dan weer sterk toe waardoor er een inhaalbeweging is gemaakt. Het Limburgse aandeel blijft nog altijd beperkt met 11% van het totaal aantal Vlaamse octrooiaanvragen. Ondanks het feit dat de deelindicator innovatie zijn hoogste waarde heeft bereikt in 2014 heeft Limburg nog een lange weg af te leggen op dit vlak. Limburg neemt gemiddeld 10% in van het totaal aandeel van deze verschillende factoren die deel uitmaken van de deelindicator innovatie.
TOEKOMSTINDICATOR 2015
23
Limburg en talent Werkloosheid
Het aantal werklozen op de arbeidsmarkt kan gebruikt worden als een maatstaf voor de economische gezondheid van een regio en de mate waarin de economie de wind in de zeilen heeft. Een stijging van het aantal werklozen wordt in het kader van de Toekomstindicator gezien als een teken dat het economisch slechter gaat, en omgekeerd. Hoe lager het aantal niet-werkende werkzoekenden, hoe beter het gesteld is met de factor talent.
In 2008 telden we het minst aantal werklozen in Vlaanderen en Limburg. Dat ligt ondertussen ver achter ons. Met uitzondering van het aantal werklozen in 2005 telt 2014 het meest aantal niet-werkende werkzoekenden (233.349) sinds 2002. In Limburg telden 2004, 2005 en 2006 meer werklozen dan 2014 (33.416). Op jaarbasis is het aantal werklozen in Vlaanderen en Limburg respectievelijk met 5.2% en 3.6% gestegen t.o.v. 2013. Dit is het derde jaar op rij dat zowel de Vlaamse als de Limburgse werkloosheid toeneemt.
Grafiek 7: Werkloosheid en werkaanbod in absolute cijfers 350000 300000 250000 200000 150000 100000 50000 0 Vlaanderen NWWZ (aantal werklozen)
Vlaanderen Werkaanbod (zonder uitzendopdrachten) Limburg NWWZ (aantal werklozen)
Limburg Werkaanbod (zonder uitzendopdrachten)
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
187023
207806
225633
235344
216762
180396
168890
202808
208242
195008
204437
221901
233349
118651
122447
148492
176331
229956
281661
269122
217588
262280
307423
263471
256471
276874
28806
33310
37368
38737
34221
27360
24463
30409
30661
27897
29496
32263
33416
14482
13736
16377
19175
21397
25462
26147
22547
26316
31113
26876
25211
25833
Bron: VDAB, verwerking Voka – Kamer van Koophandel Limburg.
Werkaanbod, exclusief uitzendopdrachten
De VDAB houdt statistieken bij van het aantal vacatures dat door bedrijven bij de VDAB wordt bekendgemaakt. Uiteraard is dit slechts een fractie van het aantal vacatures dat in de markt voorhanden is. Heel wat bedrijven maken ook gebruik van andere kanalen om sollicitanten aan te trekken of om jobs in te vullen. In 2014 postte de VDAB 276.874 vacatures. Dat is een toename van 7,8% t.o.v. 2013. Enkel in 2007 en 2011 telden we meer vacatures. In Limburg bleef het aantal vacatures in 2014 op ongeveer hetzelfde niveau als in 2013 (+2,5%). Het werkaanbod is in 2014 nog steeds groter dan het aantal werklozen in Vlaanderen. In Limburg daarentegen is het aantal werklozen hoger dan het werkaanbod. Enkel in 2008 en 2011 was het aantal Limburgse werklozen lager dan het Limburgse werkaanbod. In theorie zou de werkloosheid
24
TOEKOMSTINDICATOR 2015
zowel in Vlaanderen als in Limburg lager kunnen liggen, maar vraag en aanbod zijn natuurlijk niet altijd op elkaar afgestemd als het over de arbeidsmarkt gaat. De lange lijst van knelpuntberoepen toont aan dat het voor sommige beroepen moeilijk is om gekwalificeerd en gemotiveerd personeel te vinden voor een job met werkzekerheid. Tabel 4 geeft een overzicht van de top 30 van knelpuntberoepen in Vlaanderen. Schoonmaker is nog steeds het knelpuntberoep bij uitstek. Dit was ook in 2013 het geval. Zoals de voorbije jaren ook het geval was, is er vaak een gebrek aan technisch geschoolden, zowel uit het secundair als het hoger onderwijs. Ook in de bouw- en zorgsector en de horeca blijft de zoektocht naar geschikt personeel een moeilijke opdracht. Ondanks de toename van het werkaanbod is ook het aantal werklozen in 2014 gestegen. Vraag en aanbod blijven dus moeilijk op elkaar af te stemmen.
Tabel 4: Top 30 knelpuntberoepen
Knelpuntberoep
Aantal vacatures
Schoonmakers Vertegenwoordigers Bouwtechnici Commercieel medewerker Technisch leidinggevenden Verkoopondersteuners Medewerker callcenter Verpleegkundigen Technisch tekenaar Zaalpersoneel Technici elektromechanica Verzorgenden Analist ontwikkelaar ICT Bestuurders in het wegtransport Onderhoudsmecanicien
Knelpuntberoep
Aantal vacatures
18.144 Bouwarbeiders afwerking 9.427 Installateurs en elektriciens bouw 8.536 Keukenpersoneel 7.796 Bewakingsagent 5.830 Boekhouders 5.536 Administratief logistiek medewerkers 4.229 Management assistent 4.249 Logistiek verantwoordelijke 3.821 Opvoeders 3.590 Beherende ICT-medewerkers 3.453 Mecaniciens van voertuigen 3.193 Technisch administratief medewerker 3.154 Technici VAC 3.047 Onderhoudselektricien 2.921 Technici proces en productie
2.896 2.482 2.353 2.341 2.253 1.887 1.858 1.708 1.527 1.358 1.316 1.222 1.183 1.163 1.104 Bron: VDAB
Ratio werkaanbod – werkloosheid
In de Toekomstindicator wordt het werkaanbod afgezet tegen de arbeidsreserve. Hoe meer werklozen er zijn, rekening houdende met het beschikbare werkaanbod, hoe slechter het gesteld is met de factor talent. Wanneer er evenveel werklozen zijn als werkaanbod op de markt, is deze indicator gelijk aan 1. Hoe lager het aantal werklozen in functie van het beschikbaar aantal jobs, des te positiever is de impact op de Toekomstindicator. In 2014 bedraagt de verhouding tussen werkaanbod en werkloosheid 1,19. Het werkaanbod ligt dus 19% hoger dan
de werkloosheid. In 2013 lag het werkaanbod 16% hoger dan de werkloosheid. Deze verhouding is in vergelijking met 2013 dus vrij stabiel gebleven na een zware daling sinds 2011. In Vlaanderen zijn er sinds 2006 nog steeds meer jobs dan werklozen. In Limburg is deze verhouding anders. Het dateert van 2011 dat er in Limburg meer jobs dan werklozen waren. Deze indicator is sindsdien alleen maar gedaald. In 2014 staat deze ratio op 0,77. Dit impliceert dat het aantal werkzoekenden nog steeds hoger is dan het aantal beschikbare jobs.
Grafiek 8: Ratio werkaanbod – werkloosheid 1,80 1,60 1,40 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 Limburg
Vlaanderen
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
0,63
0,59
0,66
0,75
1,06
1,56
1,59
1,07
1,26
1,58
1,29
1,16
1,19
0,50
0,41
0,44
0,50
0,63
0,93
1,07
0,74
0,86
1,12
0,91
0,78
0,77
Bron: VDAB, verwerking Voka – Kamer van Koophandel Limburg
TOEKOMSTINDICATOR 2015
25
Doorstromingscoëfficiënt
De doorstromingscoëfficiënt is de ratio tussen de bevolking in de leeftijdscategorie 20-24 jaar en de leeftijdscategorie 60-64 jaar. Als deze ratio groter is dan 100, dan wil dit zeggen dat de leeftijdsklassen die de arbeidsmarkt zullen verlaten meer dan volledig te zullen vervangen worden door jonge instromers. Omgekeerd duidt een coëfficiënt lager dan 100 erop dat de vervanging van uittreders niet volledig zal kunnen opgevangen worden door jonge intreders. Er stromen immers meer mensen uit de arbeidsmarkt dan dat er nieuwe arbeidskrachten bijkomen. Een coëfficiënt gelijk aan 100 duidt aan dat de potentiële intreders en uittreders elkaar in evenwicht houden. In Limburg bedroeg de doorstromingscoëfficiënt 121,8 in 2002. Op dat moment was er dus geen probleem op vlak van arbeidsreserve. De uitstroom werd meer dan voldoende gecompenseerd door de instroom van nieuwe en jonge
arbeidskrachten. Vanaf 2008 duikt deze indicator voor Limburg onder de 100. De vergrijzing slaat vanaf dan ongenadig toe. Jaar na jaar wordt deze problematiek pijnlijker en pijnlijker. In 2014 eindigt de indicator op een nieuw historisch dieptepunt van 83,31. In Vlaanderen deed zich hetzelfde fenomeen voor, alleen werd de situatie al een jaar eerder penibel. Al in 2007 werd de indicatorwaarde 100 aan diggelen geslagen. De Vlaamse indicator valt wel minder diep terug dan de Limburgse variant. In 2013 zakte de doorstromingscoëfficiënt tot 89,77. Hieruit blijkt wat algemeen geweten is, met name dat Limburg extra te lijden heeft onder de aan de gang zijnde vergrijzingsgolf. De Limburgse arbeidsreserve veroudert sneller dan in Vlaanderen, wat maakt dat Limburgse bedrijven sneller dan hun Vlaamse collega’s er niet meer in zullen slagen om de uitstroom te compenseren met jong talent dat de schoolbanken verlaat.
Grafiek 9: Doorstromingscoëfficiënt (in %) 140 120 100 80 60 40 20 0 Limburg
2002
121,79
Vlaanderen 109,17
2003
118,47 107,31
2004
114,98 105,61
2005
111,21 103,71
2006
107,74 101,60
2007
103,27 98,89
2008
99,55
96,75
2009
96,58
95,72
2010
93,06
94,41
2011
90,21
93,16
2012
87,90
92,50
2013
85,76
91,28
2014
83,31
89,77
Bron: Federaal Planbureau
26
TOEKOMSTINDICATOR 2015
Hoger onderwijs
totaal aantal studenten in het hoger onderwijs is dus nooit hoger geweest dan in 2014.
Het belang van deze indicator is na te gaan in welke mate jongeren in Vlaanderen doorstromen naar het hoger onderwijs. Dit laat toe een kwalitatieve inschatting te maken van de toekomstige arbeidsreserve in onze regio. Door de hervorming van het hoger onderwijs in het academiejaar 2013-2014 bieden enkel de universiteiten nog academische opleidingen aan. De hogescholen hebben hun academische bachelor- en masteropleidingen overgedragen aan (of geïntegreerd in) de universiteiten.
Ook het aantal Limburgse hogeschool- en universiteitsstudenten neemt jaar na jaar toe. In 2002 stond de teller op 20.811 Limburgse hogeschool- en universiteitsstudenten. In 2014 is dit aantal toegenomen tot 26.568 (+27,7%). Op jaarbasis is het aantal Limburgse hogeschool- en universiteitsstudenten met 1,7% toegenomen. Ook hier is het aantal hogeschoolstudenten licht gedaald en het aantal universiteitsstudenten gestegen. De indicator toont ook aan dat steeds meer jongeren voor een hogeschool of universiteit kiezen. De grafiek hieronder toont aan dat de Limburgse indicator de lijn van de Vlaamse indicator volgt. Beide indicatoren hebben een waarde van 127 in 2014. In 2013 lag de waarde van deze indicator zowel in Vlaanderen als in Limburg op 125.
In 2002 telden de Vlaamse hogescholen en universiteiten 151.518 studenten. In 2014 is het aantal hogeschool- en universiteitsstudenten met 36% toegenomen tot 206.465 studenten. Het totaal aantal studenten aan een Vlaamse hogeschool of universiteit is in 2014 met 1,8% gestegen t.o.v. 2013. Het Grafiek 10: Aantal hogeschool- en universiteitsstudenten 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 Vlaamse hogeschool studenten
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
97.415
97.599
97.919
98.658
99.568
99.550
100.994
104.339
110.650
117.114
121.839
54.103
54.226
54.207
54.454
56.391
57.786
61.138
68.073
72.032
74.508
76.149
77.687
Limburgse hogeschool studenten
14.168
13.855
13.486
13.555
13.645
13.705
13.708
13.737
14.720
15.693
16.082
16.469
14.400
6.643
6.631
6.540
6.537
6.703
6.907
7.109
8.188
8.848
9.296
9.560
9.651
12.168
Vlaamse universtiteit studenten
Limburgse universiteit studenten
2013
2014
125.103 106.047 100.418
Bron: Vlaams Ministerie Onderwijs en Vorming
Grafiek 11: Index hogeschool- en universiteitsstudenten 130 125 120 115 110 105 100
Vlaanderen
95 90
Limburg 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bron: Vlaams Ministerie Onderwijs en Vorming
TOEKOMSTINDICATOR 2015
27
Secundair onderwijs
TSO en BSO
Met deze indicator wordt gepeild hoeveel technisch- en beroepsgeschoolde jongeren er binnen afzienbare tijd zullen uitstromen uit het onderwijs en beschikbaar zullen zijn voor het bedrijfsleven. De Limburgse economie is nog in sterke mate geïndustrialiseerd wat maakt dat er voldoende technisch geschoold talent voorhanden moet zijn om de bedrijven te laten draaien. Daarnaast moet opgemerkt worden dat niet alleen de bedrijfswereld, maar ook de ganse maatschappij in toenemende mate bepaald wordt door wetenschap en techniek. In tabel 5 bekijken we niet alle BSO en TSO-richtingen. We nemen enkel de richtingen uit ‘harde’ sectoren op in onze analyse. In 2002 volgden 54.116 leerlingen in het Vlaamse BSO- en TSO-onderwijs een studierichting die we als een ‘harde’ richting bestempelen. Dit aantal is in 2014 gezakt tot 50.152 leerlingen (-4,0%). Het aantal leerlingen in deze richtingen in BSO en TSO was het hoogst in Vlaanderen in 2006. Daarna is het aantal leerlingen jaar na jaar afgenomen. In 2013 was er een minimale stijging van drie leerlingen t.o.v. 2012. In 2014 is er opnieuw sprake van een lichte toename (+1,1%). Het is nog even afwachten of we hier echt kunnen spreken van een gewijzigde trend.
Tabel 5: Aantal studenten in BSO en TSO (‘harde’ richting)
Jaar Vlaanderen Limburg 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
54.116 54.148 54.532 54.804 55.139 55.067 54.333 53.314 51.764 50.095 49.583 49.586 50.152
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
De Limburgse vestigingsplaatsen telden in 2002 9.845 leerlingen in een BSO- of TSO-richting in de ‘harde’ sector. In 2014 is het aantal leerlingen gedaald tot 8.386 (-14,8%). De daling van het aantal leerlingen in BSO in TSO (in een ‘harde’ studierichting) in Limburg is dus veel sterker dan het Vlaamse gemiddelde. Het aantal leerlingen in een Limburgse BSO- of TSO-richting bereikte een dieptepunt in 2013 met 8.325 leerlingen. In 2014 kunnen we nog niet bepaald spreken van een kentering (+ 0,7% t.o.v. 2013). Grafiek 12: Index BSO- en TSO-studenten 105 100 95 90
Vlaanderen
Limburg
85 80
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
28
TOEKOMSTINDICATOR 2015
9.845 9.923 9.946 9.961 9.907 9.820 9.553 9.392 8.978 8.626 8.521 8.325 8.386
De index van BSO- en TSO-studenten toont aan dat het aantal leerlingen in de ‘harde’ technische richtingen sinds 2006 in vrije val is. Het dieptepunt in Vlaanderen was in 2012 bereikt, terwijl het dieptepunt in Limburg in 2013 ligt.
ASO (STEM)
Ook in het ASO probeert de Vlaamse overheid techniek en wetenschap te promoten. Het STEM-actieplan moet jongeren motiveren om te kiezen voor Science, Technology, Engineering en Mathematics om het tekort aan afgestudeerden in exact-wetenschappelijke en technische richtingen weg te werken. We definiëren een STEM-richting als een studierichting waar het accent helemaal of gedeeltelijk ligt op wiskunde, exacte wetenschappen, techniek of ICT. De bedoeling van een STEM-studierichting is dat afgestudeerden een wetenschappelijke en/of technisch georiënteerde job kunnen uitoefenen. 6 In onze analyse maken we geen onderscheid tussen lichte of zware STEM-studierichtingen. 7 Tabel 6 bevat het aantal leerlingen in de derde graad (voltijds secundair onderwijs) in een studierichting die we als STEM definiëren. Er valt geen opmerkelijke evolutie vast te stellen wat het aantal leerlingen in een STEM-studierichting betreft. In Vlaanderen zaten 27.037 leerlingen in de derde graad in een STEM-studierichting. In 2014 is dit aantal toegenomen tot 28.631 (+5,9%). Sinds 2010 neemt het aantal leerlingen in deze studierichtingen in Vlaanderen licht toe (+0,4% t.o.v. 2013). Ook in Limburg is het aantal leerlingen in een STEMstudierichting vrij constant gebleven doorheen de jaren. In 2002 volgden 3.618 leerlingen een STEM-studierichting in
Het is nog te vroeg om te oordelen of er sprake is van een trendbreuk in deze bijna continu dalende lijn. In 2014 zijn de cijfers zowel in Vlaanderen als in Limburg licht positiever t.o.v. 2013.
een Limburgse school. In 2014 gaat het om 3.597 leerlingen. Na een stijging in 2013 (+3,6%) is er nu sprake van een lichte daling van het aantal leerlingen in een STEM-studierichting in een Limburgse school (-0,7% t.o.v. 2013). Het aantal leerlingen in een Limburgse school in een STEM-opleiding fluctueert sterker dan het Vlaamse gemiddelde. Tabel 6: Aantal studenten ASO (STEM)
Jaar Vlaanderen Limburg 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
27.037 27.068 27.033 27.080 27.765 28.331 28.641 28.469 28.094 28.013 28.252 28.522 28.631
3.618 3.571 3.471 3.573 3.732 3.832 3.901 3.827 3.656 3.490 3.497 3.624 3.597
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Grafiek 13: Index ASO-studenten (STEM) 105 100 95 90 85 80
6 7
Vlaanderen
Limburg
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Bron: www.onderwijskiezer.be Studierichtingen die we als STEM beschouwen zijn: economie-wetenschappen, economie-wiskunde, Grieks-wetenschappen, Grieks-wiskunde, Latijn-wetenschappen, Latijn-wiskunde, moderne talen-wetenschappen, moderne talen-wiskunde, sportwetenschappen, wetenschappen-topsport, wetenschappen-wiskunde, wiskunde-topsport.
TOEKOMSTINDICATOR 2015
29
Conclusies Talent Grafiek 14: Deelindicator talent 105 100
Indicator Vlaanderen
Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg
Indicator Limburg
95 90 85
20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11 20 12 20 13 20 14
80
De algemene indicator Talent neemt in 2014 in Vlaanderen licht toe. De kloof tussen Vlaanderen en Limburg is in 2014 iets groter geworden aangezien de indicator Talent in Limburg een lichte daling kent t.o.v. 2013. De indicator stijgt in Vlaanderen tot 97,37. Na de daling in 2013 is er dus sprake van een lichte toename. In Limburg heeft deze indicator zijn laagste punt bereikt sinds 2005. De neerwaartse trend blijft zich dus verder zetten. Zowel in Vlaanderen als in Limburg is het aantal nietwerkende werkzoekenden toegenomen in 2014 in vergelijking met een jaar eerder. Voor het derde jaar op rij neemt de werkloosheid dus toe. Het grootste verschil tussen Vlaanderen en Limburg op vlak van werkaanbod en werkloosheid zit vooral in de verhouding tussen beide. In Vlaanderen ligt het werkaanbod hoger dan de werkloosheid terwijl dit in Limburg net omgekeerd is. In Limburg was deze verhouding enkel in 2008 en 2011 groter dan 1 en was het werkaanbod dus groter dan de werkloosheid. De lichte toename van het werkaanbod t.o.v. 2013 luidt hopelijk een ommekeer in. Het feit dat er meer dan 25.000 jobs niet ingevuld geraken ondanks de meer dan 30.000 niet-werkende werkzoekenden in Limburg duidt nog steeds op een mismatch tussen vraag en aanbod. De lijst van knelpuntberoepen toont aan dat er vooral in de technische sector, maar ook in de bouw, de horeca en de gezondheidszorg een nijpend tekort is aan gekwalificeerd personeel in bepaalde sectoren. Ook de doorstromingscoëfficiënt toont zorgwekkende cijfers. De mismatch tussen vraag en aanbod in combinatie met de vergrijzing heeft als gevolg dat er te weinig jonge krachten instromen om degenen te vervangen die binnenkort de arbeidsmarkt zullen verlaten. Concreet houdt dit voor Limburg in dat er in 2014 83 jonge arbeidskrachten klaar staan om 100 arbeidskrachten te vervangen die binnen enkele jaren de arbeidsmarkt zullen verlaten. In Vlaanderen staan er gemiddeld nog 90 jonge arbeidskrachten klaar om de ouderen te vervangen. Zeker in Limburg is het belangrijk om deze evolutie nauwlettend in het oog te houden. Maatregelen om werken te stimuleren zijn en blijven nodig.
30
TOEKOMSTINDICATOR 2015
De instroom in het hoger onderwijs maakt ook deel uit van onze indicator Talent. Zowel in Vlaanderen als in Limburg is het aantal studenten in het hoger onderwijs nooit hoger geweest dan in 2014. De Limburgse studenten maken 13% deel uit van het totaal aantal studenten in het hoger onderwijs. Door de hervorming van het hoger onderwijs heeft er in het academiejaar 2013-2014 wel een sterke verschuiving tussen het aantal studenten aan een hogeschool of universiteit plaatsgevonden. We keken ook naar de leerlingen in het secundair onderwijs. We selecteerden de ‘harde’ studierichtingen in het BSO en TSO secundair onderwijs. Sinds ons startmetingen in 2002 is het aantal leerlingen in TSO en BSO in deze richtingen met 4% gedaald in Vlaanderen. In Limburg is deze daling veel sterker. De Limburgse vestigingsplaatsen tellen 14% minder leerlingen t.o.v. 2002. Het aantal leerlingen is heel licht toegenomen t.o.v. het dieptepunt in 2013. De Limburgse economie heeft net nood aan technische profielen als we willen inzetten op de vierde industriële revolutie met slimme en digitale technologie en zo efficiënt mogelijke productieprocessen. Dit jaar voegen we ook cijfers uit het ASO toe aan de indicator Talent. De Vlaamse studiekiezer beschouwt een aantal ASO studierichtingen als STEM. Het aantal leerlingen blijft zowel in Vlaanderen als in Limburg vrij constant in deze STEM-studierichtingen. In welke mate leerlingen uit deze studierichtingen effectief doorstromen naar technische studierichtingen in het hoger onderwijs en nog verder naar technische beroepen kunnen we aan de hand van deze cijfers niet beoordelen. In het schoolverlatersrapport volgt de VDAB schoolverlaters die na het school- of academiejaar 2013-2014 de school verlieten een jaar lang op tot eind juni 2014. In 2014 was 12,5% van de schoolverlaters nog ingeschreven als werkzoekende. Uit het rapport blijkt onder meer dat schoolverlaters uit de provincies Antwerpen en Limburg het moeilijker hebben dan hun collega’s uit de andere provincies om een job te vinden. Daar waar in Antwerpen volgens het rapport vooral een mismatch tussen vraag en aanbod bestaat (veel kwalificatieloze schoolverlaters versus een hoogtechnologische industrie), kampt Limburg vooral met een gebrek aan arbeidsplaatsen.
Limburg en internationalisering Verre export
De exportcertificaten zijn een graadmeter voor de exportinspanningen door Limburgse bedrijven. Het aantal certificaten wijst op het aantal bestellingen dat afgeleverd werd buiten de Europese Unie. De bestellingen vertegenwoordigen ook een onderliggende waarde. Eén bestelling kan bijvoorbeeld over één machine gaan, of over vijf machines tegelijkertijd.
In 2002 werden er in Vlaanderen 151.477 exportcertificaten afgeleverd. In 2014 stond de teller op 252.288 (+66.6%). Na de terugval van 2011 naar 2012 (- 4.7%) is er dus voor het tweede jaar op rij een stijging van het aantal exportcertificaten (+ 5.8% t.o.v. 2013).
Grafiek 15: Index exportcertificaten 160 140
Vlaanderen
Limburg
120 100 80 60
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Wanneer we kijken naar Limburg, dan steeg het aantal certificaten in diezelfde periode van 9.584 naar 19.283 certificaten, meer dan een verdubbeling op 12 jaar tijd.
Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg & Federatie van Belgische Kamers van Koophandel
Het Limburgse aandeel in het aantal Vlaamse certificaten evolueerde positief van 6,3% in 2002 naar 7.6% in 2014. Dit is exact hetzelfde aandeel als vorig jaar.
Grafiek 16: Index exportwaarden 180 160 140
Vlaanderen
Limburg
120 100 80 60
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg & Federatie van Belgische Kamers van Koophandel
TOEKOMSTINDICATOR 2015
31
Gekeken naar de onderliggende waarden die deze exportcertificaten vertegenwoordigen, werd in 2002 voor 12,3 miljard euro door Vlaamse bedrijven geëxporteerd buiten de Europese Unie. In 2014 ging het om een totale waarde van 20,3 miljard euro, oftewel een stijging met 65,0%. Er is wel sprake van een lichte daling t.o.v. 2013 (-2,4%).
In Limburg steeg de waarde van de gerealiseerde bestellingen van 376 miljoen in 2002 tot 941 miljoen in 2014. Ten opzichte van 2013 is er wel een lichte daling van 2,8%. Het Limburgse aandeel bedraagt 4,6% t.o.v. van het totale Vlaamse aandeel.
De top 10 van belangrijkste exportmarkten buiten de Europese Unie voor Limburgse bedrijven waren in 2014: Tabel 7: Belangrijkste exportmarkten Limburg
2014 2013 Verenigde Staten China Rusland VAE India Saoedi-Arabië Egypte Algerije Turkije Zuid-Korea
10,28% China 10,15% 10,19% Verenigde Staten 9,60% 8,74% Rusland 8,44% 8,55% VAE 7,59% 6,30% India 7,17% 5,95% Saoedi-Arabië 6,09% 5,80% Egypte 5,24% 5,56% Turkije 5,21% 5,03% Zuid-Korea 4,01% 3,28% Algerije 4,00% Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg
In 2014 hebben de Verenigde Staten China van de troon gestoten als belangrijkste exportmarkt. De export naar China is in 2014 wel licht toegenomen, maar de export naar de Verenigde Staten deed het nog iets beter. China heeft in 2014 de laagste groeicijfers genoteerd sinds 1990, terwijl de economische vooruitzichten in de Verenigde Staten verbeterden
32
TOEKOMSTINDICATOR 2015
en de euro onder druk goed nieuws is voor exporteurs naar de Verenigde Staten. Verder zijn er weinig opmerkelijke verschuivingen t.o.v. 2013. Ondanks de Russische boycot in het najaar van 2014 is de export naar Rusland niet afgenomen. Integendeel, de export naar Rusland is zelfs licht toegenomen.
Buitenlandse investeringen
Het aantal buitenlandse investeringen is een goede graadmeter voor de aantrekkelijkheid van die regio, en de mate waarin de regio gepercipieerd wordt als aantrekkelijk om te
ondernemen. Deze cijferreeks bevat de buitenlandse investeringsprojecten incluis de overnames en acquisities.
Tabel 8: Aantal buitenlandse investeringen 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Vlaanderen 132 152 143 153 154 157 115 155 174 159 191 184 Limburg
22 18 27 18 17 16 15 20 23 13 22 19 Bron: FIT
Wat het aantal buitenlandse investeringen betrof was 2013 een recordjaar in Vlaanderen met 191 buitenlandse investeringen. In het rijtje van buitenlandse investeringen in Vlaanderen eindigt 2014 dus nog op de tweede plaats met 184 buitenlandse investeringen. In Limburg is het aantal
buitenlandse investeringen van 22 in 2013 gedaald naar 19 in 2014. Na de zware daling van het aantal buitenlandse investeringen in 2012 is het aantal buitenlandse investeringen min of meer stabiel gebleven. Limburg is in 2014 goed voor 10% van de totale buitenlandse investeringen in Vlaanderen t.o.v. 11,5% in 2013.
Grafiek 17: Index buitenlandse investeringen 180 160 140 120 100 80 60 40
Vlaanderen Limburg 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Bron: FIT
TOEKOMSTINDICATOR 2015
33
Conclusies internationalisering Grafiek 18: Deelindicator internationalisering 160
Vlaanderen
Limburg
140 120 100 80 60
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg
De indicator internationalisatie blijft vrij stabiel in 2014 t.o.v. 2013 in Vlaanderen. Na een sterke stijging van deze indicator in Limburg in 2013 is er in 2014 een lichte terugval. De indicator springt dus niet over het cijfer van 2013 maar is met uitzondering van 2013 ook nooit hoger geweest. De Limburgse indicator blijft ook nog ver boven de Vlaamse indicator. Export blijft dus een belangrijke motor van de Limburgse economie. Als we kijken naar de exportcertificaten dan is er in Vlaanderen voor het tweede jaar op rij sprake van een stijging van het aantal certificaten. Het Limburgse aandeel hierin blijft op hetzelfde niveau als het vorige jaar steken. Limburg omvat slechts een beperkt aandeel in het totale aantal exportcertificaten. Ook al steekt de Limburgse indicator ver boven het Vlaamse gemiddelde uit, Limburg heeft op het vlak van exportcertificaten nog een sterke inhaalbe-
34
TOEKOMSTINDICATOR 2015
weging voor de boeg. Bovendien daalde de waarde van de gerealiseerde bestellingen in 2014 licht t.o.v. 2013. De Verenigde Staten staken in 2014 China voorbij als belangrijkste exportmarkt. China heeft in 2014 de laagste groeicijfers gerapporteerd sinds 1990, terwijl de economische vooruitzichten in de Verenigde Staten verbeterden. Met een euro onder druk was dit goed nieuws voor Europese exporteurs naar de Verenigde Staten. De top drie van Limburgse exportmarkten wordt vervolledigd met Rusland. 2013 was een recordjaar wat het aantal buitenlandse investeringen betreft. In 2014 stellen we een lichte daling van het aantal buitenlandse investeringen zowel in Vlaanderen als in Limburg vast. De cijfers omtrent verre export blijven uiteindelijk verder toenemen.
CONCLUSIES TOEKOMST3INDICATOR In de vorige hoofdstukken behandelden we de deelindicatoren innovatie, talent en internationalisatie telkens apart. De Toekomstindicator geeft het totaalbeeld van deze afzonder-
lijke indicatoren. Door deze drie deelindicatoren te combineren krijgen we een zicht op de mate waarin de provincie Limburg klaar is voor de toekomst.
Grafiek 19: Toekomstindicator 140
Vlaanderen
130
Limburg
120 110 100 90 80 70 60
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg
Als we naar bovenstaande grafiek kijken, stellen we vast dat de samengestelde index op twaalf jaar tijd bijna verdubbeld is. 8 Zowel de Vlaamse als de Limburgse economie maakten tijdens het afgelopen decennium dus duidelijke sprongen voorwaarts. De Vlaamse indicator steeg van 69 punten in 2002 tot 126 in 2014. De Limburgse indicator nam van 73 punten in 2002 toe tot 132 in 2014. Tussen 2010 en 2012 stagneerde de Limburgse indicator, in 2013 en ook het voorbije jaar werd telkens vooruitgang geboekt. De Vlaamse indicator volgt min of meer dezelfde trend en is in 2014 eveneens gestegen. Een duidelijk verschilpunt is de mate waarin de grafiek fluctueert. Voor
8
Vlaanderen loopt deze vrij stabiel omhoog, voor Limburg merken we sterkere schommelingen. Het toont zonder meer de afhankelijkheid van de Limburgse economie aan internationale afzetmarkten. Tenslotte stellen we vast dat, met uitzondering van de jaren 2006, 2009 en 2012, de Limburgse indicator telkens boven de Vlaamse uitsteekt. Overal het algemeen lijkt Limburg dus stevig(er) gewapend voor de toekomst. Echter, een belangrijke nuance is op zijn plaats. Het zijn immers voornamelijk de sterke prestaties op vlak van internationalisering die zorgen dat Limburg hoger scoort dan Vlaanderen. Zowel op vlak van talent als innovatie hinken we jammer genoeg nog steeds achterop.
We voegen hier wel aan toe dat we geen cijfers hebben voor het aantal ingediende octrooien in 2002. Hierdoor missen we dus één deelindicator voor 2002.
TOEKOMSTINDICATOR 2015
35
Grafiek 20: Evolutie index innovatie
160
Vlaanderen
140
Limburg
Lineair (Vlaanderen)
120
Lineair (Limburg)
100 80 60 40
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg
We zoomden in deze editie dieper in op de deelindicator innovatie. Deze indicator klimt zowel voor Vlaanderen als Limburg tot op zijn hoogste niveau. Er is echter nog steeds een duidelijke kloof merkbaar ten nadele van onze provincie. Belangrijkste stuwende krachten achter deze stijging in 2014 zijn de index Human Resources in Science and Technology, die aangeeft hoeveel universitair geschoolden in techniek en wetenschap ook daadwerkelijk actief zijn binnen deze domeinen, de octrooiaanvragen en starters. Voor deze drie deelindicatoren maakte Limburg in 2014 een inhaalbeweging t.o.v. de voorgaande jaren. Maar ook Vlaanderen liet zich niet onbetuigd, zodat het relatieve aandeel van de Limburgse octrooiaanvragen en starters respectievelijk 11% en 9,5% uitmaken van het Vlaamse totaal. De index Human Resources in Science and Technology is dan
weer het laagst van alle Vlaamse provincies. Met betrekking tot de IWT-bedrijfssteun scoort Limburg minder goed en bleef op hetzelfde niveau als vorig jaar. Uiteraard zijn deze indicatoren niet de absolute graadmeters van regionale innovatie, niet elk bedrijf dat met innovatie bezig is komt in aanmerking voor IWT-bedrijfssteun of dient een octrooiaanvraag in. Maar het toont wel aan dat Limburg op dit vlak nog een lange weg heeft af te leggen, ondanks de hoogste waarde sinds 12 jaar. Limburg neemt nu gemiddeld 10% in van het totaal aandeel van de deelindicator innovatie. Door drie bedrijven aan het woord te laten die in 2014 sterk hebben ingezet op innovatie willen we enerzijds inspireren en anderzijds aantonen dat ook Limburgse bedrijven op lange termijn durven denken en vernieuwend bezig zijn.
Grafiek 21: Evolutie indicator talent
105
Vlaanderen
Lineair (Vlaanderen)
100
Limburg
Lineair (Limburg)
95 90 85 80
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg
36
TOEKOMSTINDICATOR 2015
Als we de deelindicator talent bekijken, zien we dat Vlaanderen licht vooruit is gegaan in 2014, terwijl deze indicator in Limburg een kleine daling kent. Het aantal niet-werkende werkzoekenden is andermaal toegenomen en het werkaanbod kan deze vraag niet invullen in Limburg. De combinatie van de mismatch tussen vraag en aanbod, de lange lijst van knelpuntberoepen, de daling van
het aantal leerlingen in het BSO- en TSO-onderwijs, het feit dat Limburgse schoolverlaters het moeilijker hebben om een job te vinden dan jongeren in andere provincies én de moeizame doorstroming op de arbeidsmarkt zetten de indicator talent onder zware druk in Limburg. Een lichtpuntje is dat het aantal leerlingen in het hoger onderwijs blijft stijgen en hiermee ook de Vlaamse trend volgt.
Grafiek 22: Evolutie index internationalisering
160 150 140 130
Vlaanderen
Lineair (Vlaanderen)
Limburg
Lineair (Limburg)
120 110 100
90
80
70 60
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Bron: Voka – Kamer van Koophandel Limburg
De indicator internationalisatie tenslotte blijft vrij stabiel in 2014 t.o.v. 2013 in Vlaanderen. Na een sterke stijging van deze indicator in Limburg in 2013 is er in 2014 een lichte terugval. De indicator springt dus niet over het cijfer van
2013 maar is met uitzondering van 2013 ook nooit hoger geweest. De Limburgse indicator blijft bovendien ver boven de Vlaamse indicator. Export is en blijft de belangrijkste motor van de Limburgse economie.
TOEKOMSTINDICATOR 2015
37
38
TOEKOMSTINDICATOR 2015
TOEKOMSTWENSEN VOKA – 4KAMER VAN KOOPHANDEL LIMBURG De Toekomstindicator toont aan dat de waarde van de index van 2002 tot en met 2014 verdubbeld is, maar we stellen wel een aantal opmerkelijke evoluties vast die we zeker niet uit het oog mogen verliezen.
en nettoloon moeten werken aantrekkelijk maken. In combinatie met een vereenvoudigd doelgroepenbeleid moeten ook mensen die moeilijk aan een job geraken hun weg naar de arbeidsmarkt vinden.
Investeren in INNOVATIE is de beste manier om de economie weer op het spoor te zetten. Kennis en innovatie zijn de motor van economische ontwikkeling. Een eenvoudig en transparant instrumentarium is een absolute voorwaarde om ondernemingen te stimuleren om in te zetten op innovatie.
Ook in het onderwijs hebben we een aantal wensen die we graag willen gerealiseerd zien. Gezien de hoge industrialisatiegraad in Limburg is het van cruciaal belang om geschoolde mensen met voldoende technische en praktische bagage op te leiden. Knelpuntberoepen in deze sectoren raken moeilijk ingevuld. BSO en TSO moeten verlost worden van hun negatief imago. Het promoten van technische richtingen is een absolute must om de bedrijfswereld en het onderwijs beter op elkaar af te stemmen. De Voka First Lego League is alvast een initiatief van Voka – KvK Limburg om leerlingen warm te maken voor technische en beroepsopleidingen. Studenten in het beroepsonderwijs hebben nu nauwelijks mogelijkheden om verder te studeren. Een verdere ontwikkeling van het hoger beroepsonderwijs staat ook op ons verlanglijstje.
Uit een bevraging van bedrijven die IWT-bedrijfssteun hebben gekregen bleek dat deze dikwijls een positieve invloed heeft op de onderneming. Het valoriseren van de projectresultaten leidt dikwijls tot het aantrekken van nieuwe klanten, een positieve impact op de omzet, de werkgelegenheid en de innovatiecapaciteit van de onderneming. 9 Deze bevraging toont aan dat investeren in innovatie ook resultaten oplevert die verder reiken dan enkel het ontwikkelen van een nieuw product. Het Limburgs aandeel in de IWT-bedrijfssteun is bijzonder laag. Een betere informatiedoorstroming en begeleiding van bedrijven moet ook Limburgse bedrijven meer aanzetten om zich kandidaat te stellen voor deze steun. De weg naar steun voor innovatie moet zo eenvoudig mogelijk zijn. Door innovatieprojecten laten inspelen op een reële vraag en behoeften op de markt moet een brede waaier aan bedrijven in aanmerking kunnen komen voor innovatiesteun. INNOVATIE en TALENT zijn nauw aan elkaar gelinkt. Het onderwijs levert namelijk het talent dat in de ondernemingen aan de slag zal gaan. Hoe beter dit op mekaar is afgestemd hoe beter er kan ingespeeld worden op de noden van de arbeidsmarkt. Op vlak van TALENT is het belangrijk om iedereen aan het werk te krijgen, voldoende gekwalificeerd personeel op de arbeidsmarkt te krijgen en te zorgen voor een vlotte doorstroming tussen werkverlaters en nieuwkomers op de arbeidsmarkt. De negatieve ratio tussen werkloosheid en werkaanbod is een onrustwekkende evolutie in Limburg. Er zijn voldoende stimuli nodig om werken aantrekkelijk te maken. Het degressief afbouwen van de werkloosheidsuitkering in de tijd en een voldoende groot verschil tussen werkloosheidsuitkering 9
Momenteel is er nauwelijks een link tussen het onderwijs en de bedrijfswereld. Duaal leren kan hier een stimulans zijn om deze band te versterken. Dit mag niet zomaar beschouwd worden als een alternatief voor een gewone schoolloopbaan. Scholen en bedrijven aan mekaar linken met een duidelijke rolverdeling kan van werkplekleren zowel voor de school, het bedrijf als de leerling een kwaliteitsvolle meerwaarde bieden. Ook op vlak van INTERNATIONALISERING moeten we alert blijven voor voortdurende veranderingen op de markt. Door buitenlandse investeerders aan te trekken, in te spelen op de noden van de markt en de logistieke troeven van onze provincie te promoten moet Limburg internationaal op de kaart staan. Het kwalitatief en duurzaam versterken van de bestaande bedrijventerreinen is van cruciaal belang om een gunstig ondernemersklimaat te creëren. Ook de heroriëntatie van de Ford-terreinen, een goede infrastructuur en een vlot bereikbare provincie maken hier deel van uit. Bedrijven moeten ook op de nodige ondersteuning kunnen rekenen als ze nieuwe afzetmarkten willen verkennen. Bedrijven moeten kunnen inspelen op de noden van de markt. Een flexibele arbeidsregelgeving kan ervoor zorgen dat bedrijven zich kunnen wapenen op veranderingen in de markt zoals de ontwikkeling van de e-commerce of het creëren van flexibele werkomstandigheden voor bijvoorbeeld callcenters.
Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie, Impact van de IWT-bedrijfssteun bij de Vlaamse ondernemingen, februari 2012.
TOEKOMSTINDICATOR 2015
39
BIJLAGE 1 Cijferreeksen toekomstindicator Innovatie
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Vlaanderen Human Resources in Science and Technology, Vlaams Gewest
1277,00 1281,00 1363,00 1417,00 1453,00 1469,00 1525,00 1568,00 1627,00 1646,00 1685,00 1690,00 1752,00
Evolutie totale IWT-bedrijfssteun (go + KMO) Vlaanderen (in miljoen €)
startende ondernemingen Vlaanderen
octrooiaanvragen 71 77 82 122 109 219 324 363 458 514 507 645
68,3 94,9 89,5 85,3 83,7 109,9 106,6 130,1 112,5 115 108 119,6 141,4 18.463 19.981 22.224 24.254 29.385 34.581 36.228 35.505 40.988 38.588 39.766 36.304 43.917
Index
Human Resources in Science and Technology, Vlaams Gewest
83,74 84,00 89,38 92,92 95,28 96,33 100,00 102,82 106,69 107,93 110,49 110,82 114,89
Evolutie totale IWT-bedrijfssteun (go + KMO) Vlaanderen (in miljoen €)
64,07 89,02 83,96 80,02 78,52 103,10 100,00 122,05 105,53 107,88 101,31 112,20 132,65 50,96 55,15 61,34 66,95 81,11 95,45 100,00 98,00 113,14 106,51 109,77 100,21 121,22
startende ondernemingen Vlaanderen
octrooiaanvragen
index innovatie Vlaanderen
32,42 35,16 37,44 55,71 49,77 100,00 147,95 165,75 209,13 234,70 231,51 294,52
49,69 65,15 67,46 69,33 77,65 86,16 100,00 117,70 122,78 132,87 139,07 138,68 165,82
Limburg
Human Resources in Science and Technology, Prov. Limburg (BE) 156,00 148,00 172,00 164,00 176,00 182,00 184,00 190,00 197,00 203,00 212 200 211
Evolutie totale IWT-bedrijfssteun naar Limburgse bedrijven (grote + KMO) (in miljoen €)
5,9 4,1 4,7 6,3 3,4 8,1 7 6,9 13,6 4,7 10,6 8,5 8,5
startende ondernemingen Limburg
2412 2571 2979 3270 3850 4805 5159 5089 5628 4546 4010 3870 4175
octrooiaanvragen 11 7 8 7 13 23 34 37 49 41 44 70
Index
Human Resources in Science and Technology, Prov. Limburg (BE) 84,78
80,43
93,48
89,13
95,65
98,91
Evolutie totale IWT-bedrijfssteun naar Limburgse bedrijven (grote + KMO) (in miljoen €)
84,29
58,57
67,14
90,00
48,57
115,71 100,00
46,75 49,84 57,74 63,38 74,63 93,14 100,00 98,64 109,09 88,12 77,73 75,01 80,93
startende ondernemingen Limburg
octrooiaanvragen
Index innovatie Limburg
100,00 103,26 107,07 110,33 115,22 108,70 114,67 98,57
194,29
67,14
151,43 121,43 121,43
47,83 30,43 34,78 30,43 56,52 100,00 147,83 160,87 213,04 178,26 191,30 304,35
53,96 59,17 62,20 69,32 62,32 91,07 100,00 112,08 142,83 119,66 130,66 124,11 155,34
Internationalisatie Vlaanderen Aantal exportcertificaten
151.477 158.534 158.480 163.141 169.911 204.083 213.438 199.075 232.364 245.466 233.864 238.566 252.288
Exportwaarden (in miljard €)
12,298 11,069 12,179 13,62 5 14,153 19,23 9 17,970 15,909 21,053 23,649 26,014 20,764 20,331
Aantal buitenlandse investeringsprojecten in Vlaanderen 132 152 143 153 154 157 115 155 174 159 191 184
Index
Aantal exportcertificaten
70,97 74,28 74,25 76,43 79,61 95,62 100,00 93,27 108,87 115,01 109,57 111,77 118,20
Exportwaarden (in €)
68,44 61,60 67,77 75,82 78,76 107,06 100,00 88,53 117,15 131,60 144,76 115,55 113,14
Aantal buitenlandse investeringsprojecten in Vlaanderen 84,08 96,82 91,08 97,45 98,09 100,00 73,25 98,73 110,83 101,27 121,66 117,20
Index internationalisatie Vlaanderen
69,71 73,32 79,61 81,11 85,27 100,26 100,00 85,02 108,25 119,15 118,54 116,33 116,18
Limburg Aantal exportcertificaten
9584 10157 10637 10063 10693 12922 12163 10920 14484 16136 16594 18153 19.283
Exportwaarden (in miljoen €)
375,97 359,84 423,27 402,32 483,84 631,61 551,67 347,08 555,61 749,42 906,888 967,84 940,87
Aantal buitenlandse investeringsprojecten in Limburg 22 18 27 18 17 16 15 20 23 13 22 19
Index
Aantal exportcertificaten
78,80 83,51 87,45 82,73 87,91 106,24 100,00 89,78 119,08 132,66 136,43 149,25 158,54
Exportwaarden (in €)
68,15 65,23 76,72 72,93 87,70 114,49 100,00 62,91 100,71 135,84 164,39 175,44 170,55
Aantal buitenlandse investeringsprojecten in Limburg
Index internationalisatie Limburg
137,50 112,50 168,75 112,50 106,25 100,00 93,75 125,00 143,75 81,25 137,50 118,75
73,47 95,41 92,23 108,14 96,04 108,99 100,00 82,15 114,93 137,42 127,36 154,06 149,28
40
TOEKOMSTINDICATOR 2015
Talent Vlaanderen NWWZ (gemiddelde werkloosheid) Vlaanderen
187.023 207.806 225.633 235.344 216.762 180.396 168.890 202.808 208.242 195.008 204.437 221.901 233.349
Werkaanbod (zonder uitzendopdrachten) Vlaanderen
118.651 122.447 148.492 176.331 229.956 281.661 269.122 217.588 262.280 307.423 263.471 256.754 276.874
ratio aanbod/werkloosheid
Vlaamse hogeschool studenten (in alle instellingen in Vlaanderen + Brussel)
Vlaamse universtiteit studenten (“”)
54.103 54.226 54.207 54.454 56.391 57.786 61.138 68.073 72.032 74.508 76.149 77.687 100.418
Vlaamse hogeschool + universiteitsstudenten
151.518 151.825 152.126 153.112 155.959 157.336 162.132 172.412 182.682 191.622 197.988 202.790 206.465
Studenten nijverheid BSO en TSO in Vlaanderen
54.116 54.148 54.532 54.804 55.139 55.067 54.333 53.314 51.764 50.095 49.583 49.586 50.152
Studenten ASO (STEM)
27.037 27.068 27.033 27.080 27.765 28.331 28.641 28.469 28.094 28.013 28.252 28.522 28.631
Doorstromingscoefficient_Vlaams gewest
109,17 107,31 105,61 103,71 101,60 98,89 96,75 95,72 94,41 93,16 92,50 91,34 89,77
index
ratio aanbod/werkloosheid
39,81 36,98 41,30 47,02 66,58 97,98 100,00 67,33 79,04 98,93 80,88 72,61 74,46
0,63 0,58 0,65 0,74 1,06 1,56 1,59 1,07 1,25 1,57 1,28 1,15 1,18 97.415 97.599 97.919 98.658 99.568 99.550 100.994 104.339 110.650 117.114 121.839 125.103 106.047
Vlaamse hogeschool + universiteitsstudenten
93,45 93,64 93,83 94,44 96,19 97,04 100,00 106,34 112,67 118,19 122,12 125,08 127,34
Studenten nijverheid BSO en TSO in Vlaanderen
99,60 99,66 100,37 100,87 101,48 101,35 100,00 98,12 95,27 92,20 91,26 91,26 92,30
Studenten ASO (STEM)
94,40 94,51 94,39 94,55 96,94 98,92 100,00 99,40 98,09 97,81 98,64 99,58 99,97
Doorstromingscoefficient_Vlaams gewest
112,83 110,91 109,15 107,19 105,01 102,20 100,00 98,93 97,58 96,28 95,61 94,40 92,78
Index talent Vlaanderen
88,02 87,14 87,81 88,81 93,24 99,50 100,00 94,03 96,53 100,68 97,70 96,59 97,37
Limburg
NWWZ (gemiddelde werkloosheid) Limburg
28.806 33.310 37.368 38.737 34.221 27.360 24.463 30.409 30.661 27.897 29.496 32.263 33.416
Werkaanbod (zonder uitzendopdrachten) Limburg
14.482 13.736 16.377 19.175 21.397 25.462 26.147 22.547 26.316 31.113 26.876 25.211 25.832
ratio aanbod/werkloosheid
Limburgse hogeschool studenten (in alle instellingen in Vlaanderen + Brussel)
0,50 0,41 0,43 0,49 0,62 0,93 1,06 0,74 0,85 1,11 0,91 0,78 0,77 14.168 13.855 13.486 13.555 13.645 13.705 13.708 13.737 14.720 15.693 16.082 16.469 14.400
Limburgse universiteit studenten (“”)
6.643 6.631 6.540 6.537 6.703 6.907 7.109 8.188 8.848 9.296 9.560 9.651 12.168
Limburgse hogeschool + universiteitsstudenten
20.811 20.486 20.026 20.092 20.348 20.612 20.817 21.925 23.568 24.989 25.642 26.120 26.568
Studenten nijverheid BSO en TSO in Limburg
9.845 9.923 9.946 9.961 9.907 9.820 9.553 9.392 8.978 8.626 8.521 8.325 8.386
Studenten ASO (STEM)
3.618 3.571 3.471 3.573 3.732 3.832 3.901 3.827 3.656 3.490 3.497 3.624 3.597
Doorstromingscoefficient_Limburg
121,79 118,47 114,98 111,21 107,74 103,27 99,55 96,58 93,06 90,21 87,90 85,76 83,31
Index
ratio aanbod/werkloosheid
47,04 38,58 41,00 46,31 58,50 87,07 100,00 69,37 80,30 104,35 85,25 73,11 72,33
Limburgse hogeschool + universiteitsstudenten
99,97 98,41 96,20 96,52 97,75 99,02 100,00 105,32 113,22 120,04 123,18 125,47 127,63
Studenten nijverheid BSO en TSO in Limburg
103,06 103,87 104,11 104,27 103,71 102,79 100,00 98,31 93,98 90,30 89,20 87,15 87,78
Studenten ASO (STEM)
92,75 91,54 88,98 91,59 95,67 98,23 100,00 98,10 93,72 89,46 89,64 92,90 92,21
Doorstromingscoefficient_Limburg
122,34 119,00 115,49 111,71 108,23 103,73 100,00 97,01 93,48 90,62 88,30 86,14 83,68
Index talent Limburg
93,03 90,28 89,16 90,08 92,77 98,17 100,00 93,62 94,94 98,95 95,11 92,95 92,73
Samengestelde indicator
Indicator Vlaanderen
69,14 75,20 78,29 79,75 85,39 95,31 100,00 98,92 109,19 117,56 118,43 117,20 126,46
Indicator Limburg
73,49 81,62 81,19 89,18 83,71 99,41 100,00 95,95 117,57 118,68 117,71 123,71 132,45
TOEKOMSTINDICATOR 2015
41
BIJLAGE 2 Lijst grafieken Grafiek 1: Toekomstindicator..............................................................................................................................................................10 Grafiek 2: Index Human Resources in Science and Technology..........................................................................11 Grafiek 3: Index IWT-bedrijfssteun (GO + KMO)..............................................................................................................12 Grafiek 4: Index starters.........................................................................................................................................................................15 Grafiek 5: Index octrooiaanvragen.................................................................................................................................................18 Grafiek 6: Deelindicator innovatie...................................................................................................................................................22 Grafiek 7: Werkloosheid en werkaanbod in absolute cijfers....................................................................................23 Grafiek 8: Ratio werkaanbod – werkloosheid.......................................................................................................................24 Grafiek 9: Doorstromingscoëfficiënt.............................................................................................................................................25 Grafiek 10: Aantal hogeschool- en universiteitsstudenten........................................................................................26 Grafiek 11: Index hogeschool- en universiteitsstudenten..........................................................................................26 Grafiek 12: Index BSO- en TSO-studenten............................................................................................................................27 Grafiek 13: Index ASO-studenten (STEM)..............................................................................................................................28 Grafiek 14: Deelindicator talent.......................................................................................................................................................29 Grafiek 15: Index exportcertificaten.............................................................................................................................................30 Grafiek 16: Index exportwaarden....................................................................................................................................................30 Grafiek 17: Index buitenlandse investeringen......................................................................................................................32 Grafiek 18: Deelindicator internationalisering......................................................................................................................32 Grafiek 19: Toekomstindicator..........................................................................................................................................................33 Grafiek 20: Evolutie index innovatie..............................................................................................................................................34 Grafiek 21: Evolutie index talent......................................................................................................................................................34 Grafiek 22: Evolutie index internationalisering.....................................................................................................................35
BIJLAGE 3 Overzicht tabellen Tabel 1: IWT-bedrijfssteun (in euro)......................................................................................................................................... 12 Tabel 2: Aantal startende ondernemingen.......................................................................................................................... 16 Tabel 3: Limburg aandeel octrooiaanvragen..................................................................................................................... 18 Tabel 4: Top 30 knelpuntberoepen ......................................................................................................................................... 24 Tabel 5: Aantal studenten in BSO en TSO (‘harde’ richtingen) ........................................................................ 27 Tabel 6: Aantal studenten ASO (STEM)............................................................................................................................... 28 Tabel 7: Belangrijkste exportmarkten Limburg............................................................................................................... 31 Tabel 8: Aantal buitenlandse investeringen....................................................................................................................... 31
Meer weten over de toekomstindicator van Voka – Kamer van Koophandel Limburg: Johann Leten Gedelegeerd bestuurder
[email protected] +32 11 56 02 11 Kris Claes Directeur belangenbehartiging, talent en diensten
[email protected] +32 11 56 02 20 Tobias Verbruggen Stafmedewerker belangenbehartiging
[email protected] +32 11 56 02 25 Ellen Olislagers Stafmedewerker belangenbehartiging
[email protected] +32 11 56 02 23 De overname van teksten uit de toekomstindicator wordt aangemoedigd, mits bronvermelding. Verantwoordelijke uitgever: Paul Kumpen, voorzitter Voka – Kamer van Koophandel Limburg
www.voka.be/limburg/toekomstindicator
TOEKOMSTINDICATOR 2015
43
Voka - Kamer van Koophandel Limburg - Limburg Chamber of Commerce and Industry ‘Huis van de Limburgse Ondernemer’ - ‘Limburg’s Entrepreneur House’ Gouverneur Roppesingel 51 BE-3500 tel. +32 11 56 02 00 fax +32 11 56 02 09
[email protected], www.voka.be/limburg