1 Tilburg, 21 juli 2015
Aan het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Postbus 90151 5200 MC ’s-Hertogenbosch
Kenmerk: RO 23.01-1063-mv-vm Betreft: zienswijze op het ontwerp PMWP 2016-2021, nummer C 2172510
Geacht College, De Brabantse Milieufederatie maakt graag gebruik van de mogelijkheid u haar zienswijze op het ontwerp Provinciaal Milieu- en Waterplan (ontwerp PMWP) aan te bieden. We doen dit mede namens Brabants Landschap en Natuurmonumenten. De Agenda van Brabant noemde als kerntaak: integrale beleidsontwikkeling en uitvoering, gericht op een schone en veilige leefomgeving, gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Dit vraagt een aanpak die veel verder gaat dan het behalen van de wettelijke normen; het vraagt om een aanpak die kijkt naar de fysieke leefomgeving als één geheel én naar de duurzaamheid daarvan. Daarom zet het PMWP in op integrale opgaven op het gebied van gezondheid, veiligheid en groene groei en wordt daaraan een hele reeks ambities gekoppeld. (Plan-MER PMWP, pag. 13 en verder). Dit is in onze ogen een goede en kernachtige samenvatting van de nieuwe benadering die spreekt uit het PMWP. We onderkennen dat dit een stevige inspanning, vasthoudendheid en creativiteit vraagt van uzelf en anderen. Wij spreken hiervoor nadrukkelijke onze steun uit. We dragen in de komende maanden graag bij aan de invulling en uitwerking van de Uitvoeringsagenda en beraden ons op initiatieven die we, samen met partners, kunnen nemen om realisatie van de gedeelde ambities te versnellen en versterken. Tegelijkertijd plaatsen we in deze zienswijze vanuit onze rol en visie een aantal, soms ook kritische kanttekeningen bij het Ontwerp PWMP. Dit staat wat ons betreft de samenwerking op gedeelde ambities en doelen op geen enkele manier in de weg. Onze uitgebreide zienswijze treft u als bijlage bij deze brief aan. Graag brengen wij in deze brief enkele punten nadrukkelijk onder uw aandacht. 1. Verdrogingsbestrijding De aanpak van de verdroging is cruciaal voor het herstel van het Brabantse watersysteem. Herstel van biodiversiteit en duurzame benutting van grondwatervoorraden zijn afhankelijk van een goed ingericht watersysteem, rekening houdend met alle belangen. Wij vragen u het op orde brengen van de ruimtelijke condities van het watersysteem als topprioriteit te benoemen.
Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
2 2. Waterkwaliteit Het tijdig halen van de KRW-doelen staat onder druk, terwijl hier op diverse terreinen nog belangrijke opgaven liggen. Veel taken en verantwoordelijkheden liggen echter ook bij rijk en waterschappen. Wij pleiten daarom voor het aanstellen van een provinciale 'coördinator waterkwaliteit' die vanuit de provinciale regisseursrol zorgdraagt voor de coördinatie van aansturing en uitvoering van het beleid en het op de juiste plaats adresseren van voorkomende knelpunten. 3. Afvaldumping Een belangrijke ervaren bron van verontreiniging en overlast vormt de toenemende dumping van (drugs)afval in het buitengebied. Voldoende toezicht is een belangrijk onderdeel van de aanpak hiervan. We vragen u uw initiërende rol in het samenwerkingsverband “Samen Sterk in het Buitengebied”, maar ook in de Taskforce Natuurbranden te continueren. 4. People, Planet, Prosperity Een veerkrachtige en tegelijk stabiele economie kan alleen bestaan binnen een ecologisch duurzame en sociaal evenwichtige omgeving. Vanuit dit perspectief is er alle reden elkaar vaker kritisch te bevragen over de aard en de gevolgen - op lokale, regionale en mondiale schaal - van de groei die we nastreven en daar ook conclusies uit te trekken voor ons denken en doen. We zien uit naar uw reactie op onze opmerkingen, suggesties en vragen. We zijn graag bereid desgewenst onze zienswijze mondeling toe te lichten. Met vriendelijke groet,
Nol Verdaasdonk, directeur Brabantse Milieufederatie Mede namens Brabants Landschap, Natuurmonumenten en Brabants Particulier Grondbezit.
Bijlage: zienswijze van de BMF e.a. op het ontwerp PMWP van de provincie Noord-Brabant
Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
3 Bijlage RO 23.01-1063-mv-vm
ZIENSWIJZE van de Brabantse Milieufederatie, Brabants Landschap en Natuurmonumenten op het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 van de provincie Noord Brabant -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Onze zienswijze bestaat uit twee hoofdstukken met elk diverse paragrafen. Het eerste hoofdstuk bevat opmerkingen, suggesties en vragen over het ontwerp PMWP in zijn geheel. In hoofdstuk 2 gaan we in op de onderdelen van het ontwerp van het PMWP die betrekking hebben op de Kaderrichtlijn Water (KRW). We maken dit onderscheid omdat de KRW leidt tot uitspraken in het PMWP die een rechtstreeks bindende werking hebben.
HOOFDSTUK 1 – Zienswijze op diverse onderdelen van het (ontwerp) PMWP 1.1
De rol van de provincie
Het ontwerp PMWP overziend constateren wij dat u de ambitie heeft om verbeteringen te bewerkstellingen op het gebied van water, bodem, lucht, energie, veiligheid en geluid. Wij juichen dat toe en onderkennen dat dit een stevige inspanning, vasthoudendheid en creativiteit vraagt van uzelf en anderen. Het integreren van het Provinciale Waterplan en het Provinciale Milieuplan is een belangrijke stap in de richting van het formuleren van een meer integrale visie op ‘omgevingskwaliteit’ en op de rol en taken van de provincie daarin. Op veel thema’s in het PMWP kan verbetering alleen tot stand komen door intensieve samenwerking tussen verschillende overheden en een breed scala maatschappelijke partners. Wij zien de provincie bij het gezamenlijk uitzetten van de gewenste beleidsrichting op veel van deze thema’s als het meest geëigende bestuursorgaan. De provincie kan een integrerende en regisserende rol nemen en de betrokken partijen uitdagen ook over de grenzen van eigen taken, bevoegdheden en belangen heen te kijken. Wij waarderen het dat de provincie hierin het voortouw wil nemen. Het realiseren van de ambities in het voorliggende plan staat of valt met de juiste operationalisering van de gestelde doelen in uitvoeringsagenda’s en de medewerking van partners uit een breed maatschappelijk veld. Wij zullen daaraan graag onze bijdrage leveren. 1.2
People, planet, prosperity
Brabant wil een provincie zijn die op economisch, sociaal en ecologisch terrein vooruitgang boekt, lezen we in het PMWP. In het hoofdstuk Groene Groei lezen we in dit verband: “Een veerkrachtig economisch systeem draagt bij aan een duurzame, gezonde en veilige omgeving”. Dit kan begrepen worden als zou de natuurlijke omgeving een resultante zijn van de economie. Wij willen hierbij een belangrijke kanttekening plaatsen. Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
4 Onze economie heeft primair tot doel bij te dragen aan het realiseren van bredere maatschappelijke doelstellingen (van basisbehoeften tot sociale en culturele ontwikkeling, zingeving et cetera). Een veerkrachtige en tegelijk stabiele economie kan alleen bestaan binnen een ecologisch duurzame en sociaal evenwichtige omgeving. Vanuit dit perspectief is er alle reden elkaar vaker kritisch te bevragen over de aard van de groei die we nastreven. Dat geldt wereldwijd, maar ook regionaal, in Brabant. We doen er goed aan productie en consumptie die de ecologische draagkracht van ons planetaire en/of regionale ecologische systeem aantast en uitholt niet langer als economische groei te beschouwen. In delen van Brabant lijkt de draagkracht van het bodem- en watersysteem tegen grenzen aan te lopen. Onze omgang met grondstoffen, materialen, energie, voedsel, ruimte en mobiliteit moet en kan vele malen duurzamer. Parallel daaraan moet de milieubelasting als gevolg van onze productie, consumptie, ruimtegebruik et cetera sterk afnemen. De Brabantse overheden en het bedrijfsleven zijn zich zeer bewust van mogelijkheden en kansen in Europa en de rest van de wereld als het om economische perspectieven gaat. Ook de Brabantse burgers profiteren daar ruimschoots van. Daarnaast wordt geregeld benadrukt hoe het economisch kapitaal middels innovatie en groene groei mogelijk positief kan bijdragen aan de ‘people’ en ‘planet’ dimensies in het PPP-model. Het past ons oog te hebben en te houden voor de diverse negatieve ecologische en sociaal-maatschappelijke gevolgen en effecten van onze huidige economische activiteiten en ons consumptiepatroon – zowel binnen als buiten de provincie – en die zo nodig aan te passen. We missen dit perspectief in het ontwerp PMWP. We beseffen dat sommige van deze onderwerpen en aspecten ten dele of geheel de scope van het PMWP overstijgen. Echter zonder rekening te houden met dit bredere perspectief op verduurzaming, mist het PMWP naar onze mening een belangrijk richtinggevend element voor het kader waarbinnen voor de vraagstukken die in het PMWP aan de orde zijn goede, duurzame oplossingen kunnen worden geformuleerd. 1.3 Drastisch verminderen broeikasgasemissies én voorbereiden op veranderingen in het klimaat De omgang van de Brabantse samenleving met de klimaatproblematiek komt op enkele plaatsen in het PMWP aan de orde. (Bijvoorbeeld in de hoofdstukken over samenwerken aan een duurzame en gezonde omgeving en in het hoofdstuk over de transitie naar groene groei bij het onderdeel over energie.) Naar onze indruk ontbreekt echter een overkoepelende visie en een duidelijke aanzet om tot een overtuigende koers en een samenhangend maatregelenpakket te komen om gezamenlijk deze mega-uitdaging tegemoet te treden. We bepleiten een krachtige inzet van de provincie in de komende jaren op het initiëren, stimuleren en faciliteren van onderzoek, initiatieven en activiteiten die daadwerkelijk bijdragen aan het klimaatbestendiger maken van de samenleving en het zoveel mogelijk verminderen van de menselijke bijdrage aan klimaatverandering. De BMF ziet het als een van haar kerntaken hieraan een bijdrage te leveren. 1.4
Duurzaamheidsscan
Uit een eerdere versie van het PMWP herinneren wij ons dat de provincie het goede voorbeeld zou willen geven door bij aanvang van grotere projecten en programma’s een duurzaamheidsscan te hanteren. Wij juichen dit van harte toe. Niet alleen vanwege de voorbeeldwerking maar ook omdat het een goede manier is om bij de start van een project nadrukkelijk aandacht te besteden Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
5 aan optimalisering op diverse duurzaamheidsaspecten. Wij verzoeken u de duurzaamheidsscan op te nemen in het PMWP. 1.5
Naast integreren en verbinden ook sturen en aanspreken
Water, lucht en bodem zijn voor ons mensen van levensbelang. Ze vormen de basis voor ons bestaan, onze gezondheid, de kwaliteit van onze leefomgeving, onze natuurlijke omgeving en de biodiversiteit. Ze hebben maatschappelijke, fysieke en economische betekenis. Het belang om deze elementen schoon en vitaal te houden is dus heel groot. Mede daarom kennen we op dit gebied veel wet- en regelgeving. In de praktijk zijn de verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot deze thema’s over verschillende overheden verspreid. Daarin schuilt een zekere kwetsbaarheid. In de startnotitie voor het PMWP werd in dit opzicht voor de provincie een integrerende, verbindende rol beschreven. Dit uitgangspunt onderschrijven wij van harte, om bovengenoemde redenen. We vragen de provincie hierin nog een stap verder te gaan en zo nodig inhoudelijk en procesmatig de leiding te nemen als blijkt dat processen stagneren of onderwerpen blijven liggen. Dit impliceert niet altijd zelf het werk gaan doen, maar kan ook betekenen de partners aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Met name bij onderwerpen waarmee zoveel verschillende belangen gemoeid zijn als bodem, water en lucht is een goede regie noodzakelijk om voortuitgang te kunnen boeken. Voorbeelden van dossiers waarop wij u om sturing vragen, zijn de realisatie van de EHS, de inhoud en voortgang van de verdrogingsaanpak, het uitvoeren van de GGOR, het formuleren van een integrale visie op oppervlakte- en grondwater en het halen van de KRW-doelen. (Deze punten komen ook elders in onze zienswijze ter sprake.) 1.6
De relatie tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening
Wij verzoeken in het PMWP en in de uitvoeringsagenda’s meer aandacht te besteden aan de relatie tussen waterbeheer en ruimtegebruik. Water speelt een belangrijke rol in de verweving van stad en platteland (Mozaïek Brabant), maar de koppeling tussen ruimte en water is ook in andere dossiers relevant (klimaatadaptatie, peilbeheer, GGOR, Deltaplan Hoge Zandgronden en het Voorzieningenniveau). Systeemherstel vraagt ruimtelijk beleid. Daarbij is het ruimtelijk beleid van de provincie van grote, zo niet doorslaggevende betekenis. Wij vragen de provincie hierin de regie te nemen en sturing te geven met behulp van onder andere de Verordening Ruimte en Verordening Water. We zien dit ook als een goede stap in de richting van een integrale Omgevingsvisie (zie ook punt 1.7). Het Deltaprogramma met het onderdeel Ruimtelijke Adaptatie biedt aanknopingspunten voor de provincie om samen met gemeenten, waterschappen en andere maatschappelijke partijen aan de slag te gaan. De aanpak kan bijvoorbeeld gericht zijn op vergroting van het waterbewustzijn en de waterbeleving bij burgers en in het verlengde daarvan de realisatie van een concreet maatregelenpakket. (Denk hierbij aan: open houden van gebieden voor het vasthouden van water en waterberging, verkoelende groene gebieden in en om de steden (temperen hitte-eilanden), ontharden (bestrating verwijderen) en voorkomen van toename van verhard oppervlak, vergroting schaduwwerking en verbetering microklimaat door behoud en aanplant van bomen en struiken langs wegen, in parken en in het buitengebied.) Voor zo’n pakket zal zeker maatschappelijk draagvlak bestaan en het draagt bij aan het water absorberend vermogen van de bodem (beperking van de piekafvoer).Wij dragen graag bij aan de ontwikkeling van een dergelijk maatregelenpakket. Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
6 Door meer delen van kennis en ervaring over bodem- en waterbeheer tussen diverse organisaties en instellingen kan naar onze indruk nog winst worden geboekt. Kan de relatie tussen ruimtelijke ordening en water/klimaatadaptatie een vaste plaats krijgen op de agenda van het regionaal ruimtelijk overleg (RRO-overleg)? 1.7
Groenblauwe Mantel
Het hydrologisch beleid in de Groenblauwe Mantel is van groot belang voor het herstel van de waterafhankelijke natuur in Brabant. In de Verordening Ruimte staat dat een bestemmingsplan voor gebieden in de Groenblauwe Mantel regels moet stellen ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Voor gebieden die verschillen naar ruimtelijke karakteristiek kan dus een verschillend ruimtelijk regime gelden, vanwege (de functie van) het watersysteem. We vragen de provincie er op toe te zien dat dit ook breed verankerd wordt in het beleid van de waterschappen. Zo zouden wij graag zien dat in gebieden waar vanuit provinciaal beleid de nadruk ligt op de functies natuur en water (zoals in de Groenblauwe Mantel), de waterschappen bij hun beleid ten aanzien van onder andere peilbeheer en GGOR, een andere belangenafweging maken tussen landbouw en natuur dan voor gebieden waar het accent primair op agrarisch gebruik ligt. De huidige praktijk laat een ander beeld zien. Sterker nog, één eigenaar kan zich met succes verzetten tegen de uitvoering van noodzakelijke maatregelen door gebruik te maken van zijn recht een schadeclaim in te dienen. Wij verzoeken de provincie het water- en ruimtelijk beleid zodanig te integreren en af te stemmen met de waterschappen, dat dergelijke gevallen aan de hand van een helder protocol kunnen worden afgehandeld. Naast een dergelijk protocol zou ook voorzien moeten worden in een financiële buffer om eventuele schade te kunnen compenseren. 1.8
Verspreiding resultaten pilotprojecten bodem- en waterbeheer
Wij zijn blij met de ruime aandacht voor de bodem in het PMWP. Goed bodembeheer komt ook de waterkwaliteit ten goede, een betere bodemstructuur houdt meer water vast en heeft een grotere opbrengst. De aandacht voor bodembeheer hoeft niet tot agrariërs beperkt te blijven. De provincie hoeft minder bij te sturen in het gebruik van bodem en water als ze weet te bereiken dat gunstige veranderingen in de landbouwpraktijk geborgd worden in de keten. Dat zo’n ketenaanpak werkt, zie je terug in project Schoon Water voor Brabant en de Kringloopwijzer die Campina verplicht heeft gesteld. De bewustwording van effecten van een mestgift is dan niet meer alleen afhankelijk van door de overheid gestelde regels. Het zou een gemiste kans zijn als nieuwe best practices voor bodem- en watergebruik niet breder worden toegepast in Brabant. We stellen voor dat de provincie bevordert dat best practices uit pilotprojecten een plaats krijgen in de ketenaanpak. 1.9
Ecosysteemdiensten
Ecosysteemdienst is een relatief nieuw begrip. Het past goed past bij de benadering van milieu- en duurzaamheidsopgaven die in het PMWP is gekozen. Vaak wordt in de eerste plaats gedacht aan economisch nut; hun waarde voor de samenleving is echter veel breder en groter. Een korte toelichting. Biodiversiteit is meer dan alleen de diversiteit aan soorten. Het gaat om de diversiteit aan soorten die onderling in een samenhangend geheel - een ecosysteem - met elkaar en met hun omgeving verbonden zijn en zich voortplanten. Ecosystemen leveren onophoudelijk producten en diensten die onmisbaar zijn voor mensen. Verlies aan biodiversiteit is dus meer dan alleen het verlies van (bedreigde) soorten. Hoe minder oorspronkelijke soorten, hoe onstabieler het ecosysteem. Het is dus zaak biodiversiteit te beschermen en zo Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
7 ons ‘life support system’ in stand te houden. Zo kunnen we blijven profiteren van de producten en diensten die ecosystemen ons leveren. Welke ecosysteemdiensten zijn er? Ecosystemen leveren ons veel concrete producten zoals hout, drinkwater en schone lucht. In stadsparken vinden mensen rust en ontspanning. Tegelijkertijd bieden parken ruimte voor waterberging en stadskoelingen en zijn ze goed voor de gezondheid van mensen. Op akkers en weilanden zorgt de natuurlijke bodemvruchtbaarheid ervoor dat gewassen kunnen groeien. Natuurlijke vijanden onderdrukken plaaginsecten. De ecosysteemdiensten zijn in te delen in: productiediensten, regulerende diensten, culturele diensten en ondersteunende diensten. Het landschap levert overal ecosysteemdiensten, vaak meerdere tegelijk. (Bron: wat de natuur de mens biedt. PBL, 2010. Te vinden op www.biodiversiteit.nl) Ecosysteemdiensten van bodem en water Bij het in beeld brengen van de ecosysteemdiensten die bodem en water leveren, is het van groot belang de ondergrond van Brabant nog nauwkeuriger in kaart te brengen (zie ook de opmerkingen over Geotop in deel 2 van deze zienswijze). Brabant kent naast een aantal hoofdbreuken, ook verschillende kleinere breuken die van invloed zijn op de grondwaterstromen. De aanwezigheid van deze breuken, hun invloed op de grondwaterstromen, de voedings- en kwelgebieden van deze stromen en hun waarde voor Natura 2000-gebieden en Natte Natuurparels, de dikte en het aantal watervoerende pakketten zijn allemaal factoren die bepalend zijn voor de ecosysteemdiensten die bodem en water in een bepaalde regio of op een bepaalde plek kunnen leveren. Hoe beter deze gegevens in kaart zijn gebracht, hoe nauwkeuriger kan worden voorspeld wat de gevolgen en de effecten van ingrepen zijn en hoe effectiever systeemherstel kan plaatsvinden. Zo kan bijvoorbeeld het herstellen van verstoorde breuken bijdragen aan het conserveren van water op hoger gelegen gronden. Hiermee zou ook de landschappelijke kwaliteit en biodiversiteit ter plekke een impuls kunnen krijgen. Mogelijk kunnen hier ook nieuwe economische activiteiten zoals de productie van groene energie- en bouwstoffen een plaats krijgen, mits ze niet verstorend werkt op een ecologisch duurzaam water- en bodemsysteem en de biodiversiteit. Op deze manier wordt het landschap meer klimaatbestendig en de landbouw minder afhankelijk van externe wateraanvoer. Ook in het flexibeler omgaan met de onttrekkingsdiepte van 80 meter en het bepalen of daarbij onderscheid gemaakt kan worden tussen de drie geohydrologische regio’s in Brabant, is een zo goed mogelijk inzicht in de opbouw van de ondergrond van groot belang. Wij vragen u daarom bij het formuleren van beleid ten aanzien van ecosysteemdiensten, rekening te houden met de gebied gerelateerde factoren die voortkomen uit de opbouw van de ondergrond (lagenbenadering). Hier liggen kansen. Bovendien vormt het een goede ‘grondslag’ voor het ruimtelijk doorvertalen van bodem- en waterbeleid naar een integrale omgevingsvisie. 1.10
Geopark
We zijn verheugd met het voorstel in Brabant een Geopark op te zetten om een breder publiek kennis te laten maken met de betekenis van ons bodem- en watersysteem en het daarmee verbonden landschap en de natuur. Wij willen de uitnodiging om met initiatieven te komen graag oppakken. 1.11
Aanpak verdroging
Wij ondersteunen het vasthouden aan het beschermingsbeleid voor de natte natuurparels en de keuze om binnen het Natuurnetwerk Brabant prioriteit te geven aan herstel van natte natuurparels en Natura2000-gebieden. Met de verdrogingsaanpak in de afgelopen planperiode is het meeste Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
8 laaghangende fruit geoogst. We verwachten dat in de komende planperiode grondmobiliteit en dergelijke uitvoeringsaspecten stroever zullen verlopen en dit baart ons zorgen. In het algemeen gesproken is sinds ’95 de grondwaterstand weer licht stijgend. Dat is vooral toe te schrijven aan de sterk verminderde onttrekking door industrie en niet aan gedragsverandering of een strenger beleid. Met industrie is inmiddels een stand still van de totale vergunde grondwateronttrekking afgesproken. In z’n totaliteit wordt in de praktijk minder onttrokken dan is vergund. Dit heeft te maken met de verdeling van de vergunde ruimte. Bepaalde bedrijven zouden meer water willen onttrekken dan hen nu is vergund. Flexibilisering van verdeling zal al gauw tot groei van de totale onttrekking leiden. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de grondwatervoorraad en de verdrogingsproblematiek versterken. Als de provincie besluit over te gaan tot heroverweging van de huidige verdeling, verzoeken we op gebiedsniveau de effecten van nieuwe/grotere onttrekkingen te bezien en (op gebiedsniveau) grenzen te stellen aan (acceptabele) grondwaterstanddaling en –fluctuatie waarbij nadrukkelijk wordt geanticipeerd op te verwachten droge periodes. In heel Nederland gaat de weidevogelstand om verschillende redenen schrikbarend achteruit. De resterende gebieden worden relatief steeds belangrijker om te overleven. Hydrologisch herstel kan een positieve bijdrage leveren aan de weidevogelstand. We verzoeken dit belang in het hydrologisch beleid van de provincie een plaats te geven. In het beheersgebied van Aa en Maas is in de eerste planperiode van de KRW de aanpak van de natte natuurparels niet opgegeven als Kaderrichtlijn Water-maatregel. Met als gevolg dat voor deze gebieden geen Rijksmiddelen voor grondverwerving en inrichting beschikbaar zijn. De uitvoering van de verdrogingsaanpak in deze gebieden (provinciale EHS) dreigt hieronder te lijden. Wij verzoeken u het initiatief te nemen om een aparte strategie te ontwikkelen om hydrologisch herstel in prioritaire gebieden in de provinciale EHS mogelijk te maken. 1.12
Verminderen stikstofdepositie op natuurgebieden
De voorgestelde maatregelen om de stikstofdepositie te verminderen schieten naar onze mening tekort. Om een werkelijke stikstofafname te bewerkstellingen is naar onze mening een regionaal dier-standstill met een kleinere regionale compartimentering nodig, zeker in overbelaste gebieden. Met het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN) worden luchtconcentraties van ammoniak in 60 gebieden gemeten. Daarnaast worden ammoniakconcentraties berekend met het programma AERIUS; de kern daarvan wordt gevormd door het rekenprogramma OPS. De gemeten concentraties worden vergeleken met de berekende concentraties voor specifieke locaties. Naar onze indruk geeft het AERIUS programma een te lage waarde aan de ammoniakdepositie. De gemeten waarden liggen soms tot 30% hoger. Dit verdient aandacht, onder andere vanwege de mogelijke impact op het halen van N2000-doelstellingen. Bij nieuwe luchtwasser-systemen kan elektronische monitoring van de ammoniakemissies op afstand worden gedaan. We zien het als taak van de provincie deze gegevens te verzamelen en op inzichtelijke wijze te publiceren. Vanwege bescherming van Natura 2000 verdient ook de reductie van emissie door andere bronnen aandacht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan alle verbrandingsmotoren die chemisch gebonden stikstof produceren. Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
9 De relatie stikstof-fijnstof verdient enige nuancering. Minder stikstofemissie (door luchtbehandeling) leidt niet tot een evenredige afname van de emissie van fijnstof. 1.13
Realisatie EHS
Om voortgang te boeken op watergebied hangt veel af van gebiedsprocessen waarin natuur- en waterdoelen in onderlinge samenhang worden gerealiseerd. De bestaande infrastructuur om integrale gebiedsprocessen te organiseren is met opheffing van DLG weggevallen. De komende periode zal duidelijk worden of het lukt om met de nieuwe werkwijze voldoende uitvoeringkracht te organiseren in de prioritaire gebieden. Het is belangrijk dit kritisch te volgen en hierin als provincie zo nodig een regierol op te pakken. 1.14
Verbeteren waterkwaliteit
Het tijdig halen van de KRW-doelen staat onder druk. In onze optiek zijn de prioriteiten en urgentie helder. Het behalen van de KWR-doelen mag niet worden vertraagd en de belangrijke terreinen waarop zo snel mogelijk resultaten geboekt moeten worden zijn: gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, bodemverontreiniging, geneesmiddelen en röntgencontrastmiddelen, verzilting en de bescherming van drinkwaterwinningen in het ruimtelijk beleid. De aanpak van de nutriëntenproblematiek in het oppervlaktewater komt onvoldoende van de grond. We zijn blij met de brede inzet in het PMWP op het onderwerp 'bodem', maar op dit punt is meer nodig om de Brabantse wateren tijdig aan de KRW-normen te laten voldoen. Ook het rijk en de waterschappen hebben hierin een belangrijke rol. Wij vragen de provincie om hierin stevig de leiding te nemen. Wij pleiten voor het aanstellen van een provinciale 'coördinator waterkwaliteit' die, vanuit de provinciale regisseursrol, zorg draagt voor de coördinatie van de uitvoering van het beleid en het op de juiste plaats adresseren van voorkomende knelpunten. We attenderen er op dat spuiwater van met name chemische luchtwassers ammoniumsulfaat en resten zwavelzuur bevat. Het spuiwater mag op het land worden gedumpt als mestvervanger. Het effect op de betreffende percelen is te vergelijken met zure regen. Aan deze dumpingen moet zo snel mogelijk een eind worden gemaakt. Het is aan de sector om met een vanuit milieuoptiek aanvaardbaar alternatief te komen. 1.15
Groene groei en mestverwerking
Wij menen dat de visie op mestverwerking en het sluiten van fosfaatkringlopen niet goed past binnen het streven naar groene groei. Het biedt ook geen fundamentele oplossing en kan de problematiek doen verergeren1. Mestverwerking is op verzoek van de landbouwsector opgenomen in de Meststoffenwet. Om krimp van de veestapel te voorkomen zou de sector zelf zorgen voor voldoende mestverwerking in 2015. In december 2013 besloot de Tweede Kamer dat de varkens- en kippenrechten (in feite het plafond op de nationale varkens- en kippenstapel) mogen verdwijnen als de mestverwerking in 2018 toereikend is. In principe kan de veestapel daarna weer groeien. Mestverwerking is een ‘end of pipe’-oplossing. De mest wordt verwerkt tot mestproducten die weer een afzetmarkt moeten vinden. In binnen- en buitenland groeit de veestapel en worden de bemestingsnormen aangescherpt. De afzet van mest zal gaan stagneren. 1
Zie brief BMF inzake mestverwerking, kenmerk LB 08.00-1060-ll d.d. 7 juli 2015 Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
10 De kern van ons probleem met het mestoverschot ligt in de import van enorme hoeveelheden veevoer vanuit andere continenten. Het Nederlandse mestoverschot elders in Europa afzetten heeft weinig te maken met het sluiten van kringlopen. Dit probleem aanpakken bij de bron betekent de Nederlandse veestapel brengen op het niveau van volledige grondgebondenheid. Genoeg grond voor voer en mest. Wij bepleiten een koers waarbij de overheden de sector stimuleren en helpen daar zo snel mogelijk naar toe te groeien. Een werkelijk duurzame veehouderij is onderdeel van kringlooplandbouw met een zoveel als mogelijk op lokaal niveau gesloten kringloop. 1.16
Stilte- en duisternisgebieden
Stilte en duisternis zijn voor de vitaliteit van de natuur van groot belang. De mens kan zichzelf nog in bepaalde mate afschermen. Voor de natuur komt het er op aan dat overheden dit belang beschermen. We vragen u de doelstelling voor dit onderdeel concreter te maken. 1.17
Luchtkwaliteit
Verschillende groepen probleemstoffen die worden geëmitteerd hebben uiteenlopende schadelijke effecten. In het PMWP mag hier meer onderscheid in worden gemaakt. Dat kan wellicht bijdragen aan het overzichtelijk maken van de discussie over de te kiezen aanpak. Beleid en maatregelen gericht op de kwaliteit van de buitenlucht heeft vaak betrekking op het vóórkomen van toxische stoffen als NO, NO2, diverse soorten fijn stof, ozon, eventueel VOS (Vluchtige Organische Stoffen) en enkele andere stoffen als bijvoorbeeld benzeen in de buitenlucht. De nadruk ligt meestal op toxiciteit voor de mens, maar er kan bij hoge concentraties ook gewasschade optreden. In deze paragraaf gaat het verder over deze groep toxische stoffen. (Onze opmerkingen over broeikasgassen hebben we merendeels ondergebracht in de paragraaf over klimaatverandering en broeikasgassen (§1.3). Onze opmerkingen over ammoniak en stikstofdepositie hebben we merendeels ondergebracht in de paragraaf over verminderen stikstofdepositie op natuurgebieden (§1.12) Met de monitoring tool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) wordt de aanwezigheid van toxische stoffen in de buitenlucht bijgehouden. De invoergegevens (actuele gegevens over de bronnen van luchtverontreiniging, zoals verkeersintensiteiten) komen van gemeenten, provincie en rijk. Voor het meten van de luchtkwaliteit zijn verschillende meetsystemen beschikbaar, zoals het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit van het RIVM en diverse gemeentelijke meetnetten. In Eindhoven wordt bijvoorbeeld met het programma AiREAS de concentratie ultra-fijnstof, fijnstof en ozon gemeten. We stellen voor dat de provincie samen met gemeenten overweegt of het zinvol is dit meetprogramma AiREAS ook te gebruiken in andere Brabantse steden bijvoorbeeld op specifieke locaties en voor bepaalde stoffen, zoals het meten van emissies fijn stof bij veehouderijen, vliegvelden en industriële complexen. We stellen voor dat de provincie (in samenspraak met gemeenten) beleid ontwikkelt om beïnvloedbare concentraties verder terug te dringen, zoals verkeersemissies. Hiermee kan bijvoorbeeld de overschakeling op elektrisch aangedreven auto's en ontwikkeling van stedelijke distributie worden gestimuleerd. Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
11 We stellen daarnaast voor dat de provincie bij het rijk aandringt op een roetnorm en aanscherping van de fijnstof-normen. 1.18
Transportveiligheid
Het ziet er naar uit dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoorlijnen en wegen in Noord-Brabant de komende jaren wordt geïntensiveerd. Dit vraagt extra aandacht om incidenten te voorkomen. We bepleiten intensivering van toezicht en handhaving, het stimuleren dat werknemers in deze sector bijscholingsprogramma’s volgen en benutting van de meest moderne elektronica en informatiesystemen om incidenten te voorkomen. Diverse incidenten met vrachtwagens op snelwegen in Brabant in de afgelopen jaren laten zien dat nog heel wat aan ongevalspreventie valt te doen. 1.19
Transport door de lucht
In het PWMP wordt melding gemaakt van ‘het grote belang van Eindhoven Airport voor de internationale toppositie die Brabant wil bereiken’. We willen daarbij het volgende aantekenen. De groei van Eindhoven Airport (EA) in passagiers en bestemming betreft vooral vakantiebestemmingen rond de Middellandse Zee. Vanwege 'de internationale toppositie' en vanuit milieubelangen ligt het meer voor de hand prioriteit te geven aan het fors verbeteren van de aansluitingen op snelle internationale railnetwerken in België en Duitsland. Daarnaast zijn voor zakelijk en toeristisch verkeer betrouwbare en comfortabele railverbindingen met de nabijgelegen grote internationale luchthavens (Amsterdam en Frankfurt) van belang. De verdere groei van vluchten zoals EA die nastreeft, leidt tot onwenselijke toename van de geluidhinder en met name slaapverstoring bij grote aantallen omwonenden van het vliegveld. We verwijzen naar de resultaten van het Belevingsonderzoek vliegveld Eindhoven 2014 (GGD Zuidoost Brabant, 2015), dat binnenkort verschijnt. De groeiambities van EA leiden bovendien tot grote onzekerheid over de ontwikkeling van het woon- en leefklimaat op de langere termijn. Op die manier wordt juist afbreuk gedaan aan het aantrekkelijke leefmilieu in Zuidoost Brabant. We mogen ook niet vergeten dat vliegverkeer een steeds belangrijker bijdrage levert aan de mondiale klimaatverstoring, met alle wereldwijde gevolgen van dien. Niet een ontwikkeling om enthousiast te ondersteunen, lijkt ons. We verwijzen in dit verband ook naar hetgeen we opmerken in paragraaf 1.2 van deze zienswijze. De provincie kan zich in samenwerking met de regio en andere partijen bezinnen op goede alternatieven voor vliegverkeer en op mogelijkheden om te stimuleren dat vliegverkeer zo stil en zuinig mogelijk wordt afgewikkeld. Tot slot vragen we aandacht voor de discrepantie die ontstaat tussen enerzijds de oproep en inspanningen (ook) van overheden om de samenleving er toe te brengen zoveel mogelijk te besparen op het gebruik van fossiele energie en het introduceren van hernieuwbare alternatieven en anderzijds het verdedigen van en actief meewerken aan verdere groei van vliegverkeer. Jeroen van Trommelen schets dit schisma in zijn artikel Luchtvaart is de snelst groeiende bron van broeikasuitstoot (Volkskrant, 27 juni 2015). Deze discrepantie vormt een hindernis bij het versterken en verbreden van het draagvlak dat nodig is voor milieubeleid en duurzame ontwikkeling.
Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
12 HOOFDSTUK 2 – Zienswijze op het onderdeel Kaderrichtlijn Water 2.1
Regie op uitvoering van de Kaderrichtlijn Water
Helaas moeten wij constateren dat de wijze waarop de provincie de KRW-opgave heeft uitgewerkt onvoldoende houvast en perspectief biedt voor het bewaken en halen van de waterkwaliteitsdoelen in de komende planperiode. Wij vragen de provincie op het gebied van waterkwaliteit de regie te nemen, niet alleen in het benoemen van de belangrijkste problemen op het gebied van waterkwaliteit in de provincie voor de komende periode, de gebieden waar deze problemen het meest manifest zijn en de maatregelen om die problemen op te lossen, maar ook in de prioritering daarvan. De factsheets geven daarin geen overzicht. Sterker nog, uit de factsheets doemt een beeld op van een waterkwaliteitsbeleid waarin op provinciaal niveau een consequente, goed onderbouwde en controleerbare aanpak ontbreekt. Waterschappen lijken hun eigen prioriteiten te mogen stellen en hun eigen afwegingen te mogen maken. Wij realiseren ons dat waterschappen daarin als eigenstandige bestuursorganen eigen beleidsruimte hebben, maar tegelijkertijd is het ook zonneklaar dat een waterkwaliteitsaanpak alleen maar werkt als daarin Brabantbreed een gelijke strategie wordt gevolgd. Water houdt zich immers niet aan de grenzen van bestuurlijke eenheden. De KRW-doelen zijn wettelijk verplicht en een KRW-waterlichaam mag niet in kwaliteit achteruitgaan (zie ook weer het recente arrest van het Europese Hof, 1 juli 2015). Toch zijn er factsheets waaruit blijkt dat voor sommige wateren dit wel het geval is. Het kan niet zo zijn dat het ene waterschap de KRW-verplichtingen lichter neemt dan het andere. Wij vragen het provinciaal bestuur vanuit haar zorgplicht en rol als toezichthouder om in de komende periode een sterke regie te gaan voeren op het waterkwaliteitsbeleid. 2.2
Aanpak nutriënten en diffuse bronnen
In het achtergronddocument ‘belangrijke waterbeheerkwesties’ noemt het Planbureau voor de Leefomgeving eutrofiëring het grootste waterkwaliteitsprobleem. De gegevens laten echter zien dat de voortgang op het halen van de doelen ten aanzien van nutriënten stagneert. De ‘bronanalyse Maas’ (Deltares, 2013) toont aan dat in Brabant voor fosfaten de RWZI’s en de landbouw veruit de belangrijkste bronnen zijn. Voor nitraten wijst datzelfde onderzoek de landbouw als belangrijkste bron aan. Wij verzoeken de provincie op te helderen wat de oorzaak is van de stagnatie. We vragen de provincie ook aan te geven welke ambities ze stelt voor de komende periode en in het verlengde daarvan te schetsen welke wegen en maatregelen ze kiest voor het realiseren van haar ambities op deze doelen. Een snelle aanpak van (een aantal) zuiveringen lijkt noodzakelijk, evenals een helder maatregelenpakket voor de aanpak van de diffuse bronnen uit de landbouw. We signaleren dat de norm voor stikstof in grondwater minder scherp is dan voor stikstof in oppervlaktewateren. Daardoor wordt vanuit aanpalend landelijk en provinciaal beleid, zoals de Nitraatrichtlijn, minder snel een probleem gezien dan vanuit het beheer van KRWoppervlaktewaterlichamen waar waterschappen mee te maken hebben. Dit terwijl het grondwater vaak een belangrijke bron van stikstof is in het oppervlaktewater. Waterschap Aa en Maas heeft dit ook onderzocht en aangetoond. Water, als verbindend element tussen beschermde en onbeschermde gebieden, ondergrond en oppervlak, draagt een nog te hoge stikstofvracht om de biologische KRW-doelen te kunnen halen. Deze wetenschap vraagt een specifieke aanpak, waarbij grond- en oppervlaktewater in relatie tot elkaar moeten worden gezien en aangepakt. Niet alleen het voorkomen van afspoeling is dus van belang, maar ook het voorkomen van uitspoeling van nitraten naar het grondwater. Het mag zo zijn dat bovenstrooms water al zwaar belast uw beheergebied Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
13 binnenkomt; zo lang het er nog zwaarder belast uitstroomt, gaat dit in tegen het KRW-uitgangspunt ‘niet afwentelen’. Het vijfde actieprogramma Nitraat zal voor nitraat enkele procenten reductie van emissie naar oppervlaktewater opleveren, voor fosfaat minder dan 2%. Dat is niet genoeg om doelen van KRW en N2000 en PAS te halen. Hier zijn steviger maatregelen noodzakelijk; wij vragen de provincie die te nemen. In de Peelhorst en op het Kempisch Plateau oxideert pyriet als gevolg van nitraatuitspoeling en/of peilverlaging. Als gevolg hiervan wordt sulfaat gevormd en komen de zware metalen vrij die voorheen nog door het ijzersulfide werden gebonden. Voor de waterkwaliteit (ook van de grondwaterlichamen) is het van belang dat deze oxidatieprocessen gestopt worden. Wij vragen de provincie aan te geven welke maatregelen zij daartoe neemt. 2.3
KRW / PAS / Natura 2000
Het voorliggende ontwerp PMWP geeft onvoldoende duidelijkheid over de afstemming tussen de maatregelen die worden genomen in het kader van Natura 2000, PAS en de KRW. In het landelijke Werkprogramma Stroomgebiedsbeheerplannen 2015 (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, november 2012) is afgesproken dat voor alle Natura 2000-gebieden de (ook PAS-gerelateerde) maatregelen voor gunstige watercondities worden opgenomen in de KRW-factsheets. We zien dat dit maar zeer beperkt is gebeurd, zelfs als er al uitvoeringsovereenkomsten over de maatregelen gesloten zijn. In lijn met de afspraken uit het Werkprogramma vinden wij dat voor alle Natura2000gebieden de voorgestelde en benodigde Natura2000/PAS-maatregelen moeten worden opgenomen in de factsheets, waar nodig onder het voorbehoud dat de maatregelen nog bestuurlijk zullen worden vastgesteld in het spoor van PAS- en Natura2000-beheerplan. Wij vragen de provincie deze maatregelen onverkort over te nemen in de factsheets. De Natura 2000-gebieden hebben de status van ‘beschermd gebied’ binnen de KRW. Alle beschermde natuurgebieden moeten worden genoemd in de factsheets, maar wij vragen ons af of dat inderdaad gebeurt2. Gegevens in de factsheets en op kaart komen niet altijd overeen. Wij verwachten van de provincie dat zij de factsheets volledig maakt en zorgt dat ze overeenkomen met de kaarten van beschermde gebieden. Maatregelen in en rond Natura 2000 gebieden worden opgenomen deels in de grondwaterfactsheets en deels in de oppervlaktewaterfactsheets. Het is daardoor lastig overzicht te krijgen over de maatregelen en te kunnen beoordelen of de maatregelen in beide factsheets goed op elkaar zijn afgestemd. Wij verzoeken de provincie zorg te dragen voor de afstemming tussen grondwater- en oppervlaktewaterfactsheets wat betreft de maatregelen in en rond Natura 2000 gebieden en afstemming tussen N2000 en de KRW. 2.4
Ammonium
In 56% van de wateren vormt de aanwezigheid van ammonium nog een probleem. De belangrijkste bron van ammonium zijn de effluentlozingen van de RWZI’ s bij regenwaterpieken. Een maatregel om de belasting van de zuiveringen bij regenwaterpieken te verminderen is afkoppeling van 2
Zo is het beschermd gebied Strabrechtse Heide & Beuven in de factsheet van de Kleine Dommel niet genoemd als Vogelrichtlijngebied en op kaart wel, en het is ook inderdaad VR-gebied. De Grote en Kleine Beerze zijn zelf deel van het Natura 2000-gebied KempenlandWest omdat er drijvende Waterweegbree in voorkomt. Dit is wel vermeld in de factsheet van de Kleine Beerze, maar niet in die van de Grote Beerze, waar bovendien het bestaan van het hele Natura 2000-gebied Kempenland-West niet genoemd wordt.
Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
14 verharding in bestaand stedelijk gebied. In het vorige SGBP was aangekondigd dat 332 hectare zou worden afgekoppeld. Daar is uiteindelijk maar 97 hectare van gerealiseerd. Kan de provincie dit verklaren? Hoe wil de provincie er voor zorgen dat in de komende periode meer bestaand stedelijk gebied wordt afgekoppeld? 2.5
Verdroging
Op veel plaatsen in Brabant is al decennia lang een tegennatuurlijk peilregime van kracht, waarbij water in het voorjaar zo snel mogelijk wordt afgevoerd. Daarnaast is er door ontwatering van van oudsher waterrijke gebieden minder waterretentie en zien we sterke verdroging in natuurgebieden en agrarisch gebied. Antiverdrogingsmaatregelen moeten hier verbetering in brengen. Voor Natte Natuurparels (nnp’s) betreft het veelal een onmisbare verbetering om de ecologische doelen te halen.. Het is goed dat de risico’s van watertekort en wateroverlast, die vaak een gedeelde oorzaak kennen, niet meer als losstaand worden beschouwd. De GGOR-trajecten waarin deze thema’s worden samengebracht, kunnen inderdaad een middel zijn om verdroging te helpen aanpakken. Maar, zeker voor het agrarisch gebied, ontbreekt een gedeeld provinciaal kader voor de GGOR-aanpak. . Wij vragen de provincie om aan deze GGOR-processen gedragen uitgangspunten of afwegingskaders mee te geven, die aansluiten bij de provinciale visie op water- en bodembeheer. Daarin kan bevestigd worden dat in en rond de Natte Natuurparels de GGOR in dienst moet staan van het herstel van deze natuurgebieden. Voor het agrarisch gebied dient het kader te zijn gebaseerd op een watersysteembenadering waarin veel aandacht is voor waterconservering. Daarnaast zou het voor het overzicht van de voortgang goed zijn om in het PMWP een kaart op te nemen met voortgang van alle GGOR-trajecten. In het Stroomgebiedbeheerplan Maas is te lezen dat van de geplande 10.790 hectare aan GGOR maatregelen naar verwachting maar 117 hectare gerealiseerd is aan het einde van dit jaar. Wij vragen de provincie dit nader toe te lichten en op welke manier ze deze achterstand wil inlopen. In het Stroomgebiedbeheerplan Maas wordt betoogd dat de grondwaterbalans positief is. Dit brengt ons tot de conclusie dat de verdroging kennelijk vooral het gevolg is van het hiervoor genoemde tegennatuurlijke peilregime. Kennelijk ligt hierin de sleutel voor de oplossing van veel van de verdrogingsproblematiek. Wij vragen de provincie of ze deze redenering deelt. Zo ja, wat is de provincie voornemens te doen in de komende jaren om het veranderen van het peilregime te versnellen (zie ook de opmerkingen over GGOR)? Zo nee, wat zijn dan de belangrijkste oorzaken van verdroging en welke maatregelen gaat de provincie nemen om in komende jaren de verdroging te verminderen? Meerdere malen wordt in de factsheets vermeld dat een deel van de doelen pas gehaald kan worden nadat daarvoor de gronden zijn verworven. Vervolgens wordt vermeld dat het beleid is dat “verwerven alleen op vrijwillige basis plaatsvindt”. Dit betekent dat als men niet vrijwillig meewerkt aan verkoop/ruil van gronden bepaalde doelen nooit gehaald zullen worden. Wij vragen de provincie om het voortouw te nemen in de gebieden waar door stagnerende grondverwerving de noodzakelijke watermaatregelen niet genomen kunnen worden. 2.6
Grondwater
Bij droogte wordt het watertekort aangevuld door enerzijds onttrekking van grondwater en anderzijds wateraanvoer. Niet-duurzame grondwateronttrekking verergert verdroging. Om te kunnen beoordelen of grondwateronttrekking op duurzame wijze gebeurt, moet men weten of de balans Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
15 tussen onttrekking en de natuurlijke aanvulling in evenwicht is. De lokale situatie en bovenlokale effecten van onttrekking moeten goed in beeld zijn en dat is nu vaak niet het geval. Om op dit vlak de doelen van de KRW te kunnen halen is hier dus een betere monitoring vereist. Daarnaast moet de kennis van de ondergrond en van de interactie tussen grond- en oppervlaktewater verder worden ontsloten en ontwikkeld. Eind 2016 is het landelijk project Geotop voor grote delen van Brabant klaar. De opbouw van de Brabantse ondergrond wordt daarmee beter inzichtelijk, zoals de loop van grondwaterstromen, de aanwezigheid en werking van breuken et cetera. Wij vragen de provincie deze kennis door te (laten) vertalen in de voor Brabant gebruikte in hydrologische modellen. Dit maakt het mogelijk veel gerichter maatregelen te nemen tegen verdroging, maar ook ten gunste van waterconservering voor de landbouw. Bovendien kunnen hierdoor ook de hydrologische bufferzones van de Natura2000gebieden en de Natte Natuurparels exacter in beeld worden gebracht. Wij vragen de provincie er op toe te zien dat dit ook wordt verwerkt in de beheerplannen voor deze gebieden en in het beregeningsbeleid. Voor grondwaterbeschermingsgebieden zijn gebiedsdossiers opgesteld samen met betrokken actoren. In deze dossiers zijn de maatregelen in beeld gebracht die nodig zijn om de winning en de kwaliteit van het water te beschermen/verbeteren. Deze maatregelen zijn niet in de factsheets opgenomen. Wij verzoeken de provincie dit alsnog te doen. In de factsheet over het grondwaterlichaam Zand-Maas missen wij onder de belastingen de onttrekkingen, terwijl kwaliteit en kwantiteit van grondwater een sterke samenhang hebben. Wij verzoeken de provincie aan te geven waarom deze belasting niet is meegenomen. 2.7
Grensoverschrijdend overleg
Wij vragen aandacht voor grensoverschrijdende watersysteembenadering en de daarvoor benodigde bestuurlijke afstemming. Bestuurlijk grensoverschrijdend overleg in het kader van de KRW zien wij als voorwaarde voor een effectieve watersysteembenadering en daarmee het aan beide zijden van de grens behalen van de doelen. Een onderwerp als de in het licht van klimaatverandering te verwachten afname van wateraanvoer zou grensoverschrijdend strategisch besproken moeten kunnen worden. De waterschappen zijn bezig met de intensivering van dit grensoverschrijdend overleg. Wij vragen de provincie hieraan ook een bijdrage te leveren door een visie te geven op te verwachten afnemende debieten en frequentere piekafvoeren van de Maas en beken en hierover overleg te organiseren met de provincie Limburg en het gewest Vlaanderen. 2.8
Nieuwe stoffen
We vragen in het PMWP aandacht te besteden aan de zogenaamde ‘nieuwe stoffen’ in water, zoals medicijnen en antibiotica, maar ook voor microplastics en bekende probleemstoffen als neonicotinoïden. Neonicotinoïden worden in onze buurlanden al aangepakt. Wij vragen de provincie er bij het rijk op aan te dringen een dergelijke aanpak spoedig over te nemen. Plastics worden in de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie als milieugevaarlijk beschouwd. Regelgeving voor de zoete wateren ontbreekt echter nog, terwijl naar schatting 80% van het plastic afval in het mariene milieu (via de rivieren) afkomstig is van landbronnen. Microplastics lijken voor een belangrijk deel via rwzi’s in het milieu te komen en bio-accumulatie tekent zich steeds duidelijker af. Een thema dat vooralsnog buiten de KRW-doelen valt, maar in Europa, Nederland en Brabant hoog op de agenda staat, is het ontstaan en verspreiden van resistente bacteriën. Deze kiemen vormen een direct risico voor de volksgezondheid en zijn reeds op grote schaal in ons oppervlaktewater Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51
16 aangetoond. De aanpak van volksgezondheidsrisico sluit aan bij de aanpak van het PMWP en bij de aanpak die nodig is voor het halen van de KRW-doelen. 2.9
Kostenterugwinning – financiële prikkels
In het OESO-rapport Fit for the Future (2014) staat dat in Nederland de economische prikkels om efficiënt om te gaan met ‘te veel’, ‘te weinig’ en ‘te vervuild’ water versterkt zouden kunnen worden. In haar recente brief aan de Tweede Kamer als reactie op het rapport Toekomstbestendige en duurzame financiering van het Nederlandse waterbeheer (Twijnstra-Gudde en Tauw) geeft minister Schultz van Haegen aan dat de land- en tuinbouw in de toekomst mogelijk meer moet gaan bijdragen aan de kosten voor het waterbeheer. Zij wil laten onderzoeken of nutriënten, mest en gewasbeschermingsmiddelen belast kunnen worden en of er prijsprikkels voor de onttrekking en het gebruik van grond- en oppervlaktewater ingevoerd kunnen worden. Wij vragen de provincie er bij het Rijk op aan te dringen snel met de resultaten van het onderzoek te komen, omdat dit voor Brabant kan leiden tot belangrijke instrumenten om de aanpak van verontreiniging van oppervlakte water en het duurzaam gebruik van water te versnellen.
Post- en bezoekadres: Spoorlaan 434b, 5038 CH Tilburg tel. (013) 535 62 25 * e-mail:
[email protected] * website: www.brabantsemilieufederatie.nl * Kamer van Koophandel: 41095498 * Triodosbank: NL22 TRIO 0212.4972.51