Tijdvakdossier Naam
Naam Tijdvakdossier Geschiedenis Periode 1, 2, 3, 4 en 5 2012
Periode 1
1.1 Een zwervend bestaan Wat is er dankzij archeologisch onderzoek bekend over de levenswijze van jagersverzamelaars in het Nabije Oosten? Jagers-verzamelaars. Cultuur: makers van voorwerpen die bij elkaar worden gevonden. Oorsprong van de mens Paleoantropologie zijn wetenschappers die onderzoek doen naar de oorsprong en ontwikkeling van mensachtigen. New Archeology Meeste archeologen vonden dat het categoriseren van de prehistorie in ‘culturen’ hun belangrijkste taak was. Voorb. Meer van Galilea, oever kwam droog te liggen, er werden sporen van een oud kamp gevonden: de Ohalo-cultuur. Er worden veel sporen gevonden (sieraden, schelpen van middelandse zee, gras (bed) enz…) Grafgiften Met behulp van vondsten kan de cultuur eenvoudig worden vastesteld. Zo kregen jagers-verzamelaars grafgiften mee in hun graf. Conclusie Er is door onderzoek en veel opgraving veel bekend over de oorsprong van de mens (uit afrika) dmv voorwerpen kun je bepalen wat voor een cultuur het is, waar ze geweest zijn, enz… Veel archeologen houden zich bezig met het categoriseren van de prehistorie dmv New Archeology.
1.2 De ontdekking van de landbouw Welke verklaring geven archeologen voor het ontstaan van de landbouw in het Nabije Oosten? Landbouwsamenleving (=agrarische samenleving) Planten en dieren werden gedomesticeerd (dat mensen zelf gewassen lieten groeien, dieren tam maakten). De ontdekking van de landbouw had grote gevolgen zodat er sprake was van een Neolithische Revolutie. Daarna kwam er een Sedentaire Revolutie. Conclusie: Archeologen verklaren twee verschillende dingen: 1. De eerste boeren werden gedwongen door een vreselijke droogte, 2. Door experimenteren. 1.3 Mesopotamië: van grotten tot steden Welke kenmerken hadden stedelijke gemeenschappen in Soemerië? De irrigatielandbouw was een groot succes. Er ontstonden stadstaten (stad en staat). Kenmerken: - Hiërarchische opbouw van de samenleving De bevolking was opgedeeld in sociale klassen. Onderaan slaven, dan boeren, Daarboven ambachtslieden en dan de priesters - Godsdienstig centrum Religie speelde een belangrijke rol. Had ook een economische functie, rondom waren werklieden. - Taakverdeling in de samenleving Sommige mensen deden andere werkzaamheden, aardewerk, bouwwerken, stadsmuur, schrijvers - Schrift Ongeveer 3300 v. Chr. Ontwikkeld. Werd wel spijkerschrift genoemd. Belangrijke zaken werden nu vastgelegd, bijv, boekhouding, regels en wetten, religieuze verhalen en historische gegevens over het bestuur. Conclusie: De stedelijke gemeenschappen hadden 4 kenmerken: een bevolking ide was opgedeeld in sociale klassen, er was een godsdienstig centrum (goed voor religie en economie), er was een goede taakverdeling en het schrift werd ontwikkeld.
2.1 Denken over mens en natuur Hoe ontwikkelde zich bij de oude Grieken het kritische denken over wetenschap en maatschappij? Alleen vrije mannelijke Atheners mochten zich burger noemen. Die mochten ook deelnemen aan de politieke besluitvorming (directe democratie). Politiek betekend: het functioneren van een burger in de polis (stadstaat). Denken kwam ook in de natuurwetenschappen centraal te staan. Vanaf 600 v. Christus is de medische wetenschap snel ontwikkeld. Mensen gebruikten gevangenen om in te snijden voor onderzoek Conclusie: men hield zich veel bezig met politiek, je was een goede burger als je mee deed, ook ontwikkelde de natuurwetenschappen zich snel.
2.2 Echt klassiek Hoe is de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur ontstaan? Klassiek is tijdloos. De periode van 480 tot 338 is het klassieke tijdperk van de Europese geschiedenis. Door de veroveringen van Alexander de Grote werd de Griekse cultuur verspreid. Vanaf het begin van de 2e eeuw begon Rome de Griekse gebieden te veroveren. Slaven de werden meegenomen om les te geven en voor Romeinen te werken. De Romeinen gebruikten de Griekse cultuur maar verbeterden het. Twee belangrijke verbeteringen waren het beton en de boogconstructie. Grieken gebruikten zuilen maar voor een groot gebouw hadden ze dan veel zuilen nodig. Een boog kon meer gewicht dragen. Conclusie: De Grieks-Romeinse cultuur is begonnen toen Alexander de Grote gebieden veroverde en die Grieks maakte. Daarna kwamen de Romeinen die de Griekse cultuur overnamen en verbeterden. 2.3 Imperium Romanum Hoe verspreidde de klassieke cultuur zich door Europa? Caesar Maakte gebruik van onenigheden (Kelten en Germaanse stammen), Werd dictator (na dood nam Augustinus het over, hij kreeg het volk weer op orde) Treveren Tussen Moezel en de Rijn, hier paste Caesar zijn tactiek toe
Trier civitas Imperium Romanum = Romeinse Rijk Rond (nu Belgie) werd Trier, een nieuwe hoofdstad gesticht om controle te houden. Er vond veel romanisering plaats, veel mensen kregen het Romeins burgerrecht, het gaf veel voordelen. 3e eeuw werd een crisistijd, Germaanse stammen drukten tegen de noordgrens, geld werd minder waard, prijzen stegen en er was belastingdruk, keizers volgden elkaar op in hoog tempo. Rome was wel minder snel in te nemen omdat er meerdere sterkte steden waren. Conclusie: De klassieke cultuur kwam ver in Europa, tot aan de Donau-grens. Eerst werd dit door een tactische manier van Caesar overgenomen en daarna Romanisering. In de 3e eeuw werd het crisistijd. 2.4 Romanisering aan de Rijngrens Hoe beïnvloedde de Romeinse cultuur de leefwijze van de mensen die woonden in het gebied van de Rijn en de Maas? Voor de Romeinen werd ons land door Germaanse stammen bevolkt. De Germanen (en Friezen) kwamen in opstanden. Die sloeg over op de Bataven (beste bondgenoten van Romeinen). De Romeinen bouwden veel gebouwen en lieten veel van hun cultuur achter. Dat zie je door de opgravingen (Borg, Rijswijk, enz). Conclusie: De Romeinen werden de baas in het gebied van de Rijn en de Maas Ze vroegen veel belasting en lieten veel van hun cultuur achter. Toch kwamen er veel volken in opstand 2.5 Romeinen en christenen Waardoor was het monotheïstisch christendom uiteindelijk succesvoller dan het traditionele polytheïsme? Eén god aanbidden: monotheïsme Geloof in meerdere goden: polytheïsme Vanaf de 1e eeuw begon het Christendom zich van het Jodendom af te keren. Christenen streefden er naar om mensen te bekeren, joden niet. In de 2e eeuw werd de kerk strakker georganiseerd. Brand in Rome -> Christenen kregen de schuld. Er volgt een felle vervolging Ze worden vervolgd omdat ze niet willen buigen voor de goden van de Romeinen. In 391 werd het Christendom een staatsgodsdienst. Conclusie: Het christendom was succesvoller omdat je een grote belofte had: een leven na dit leven. Je hoefde ook niet rijk te zijn maar alleen maar te geloven. Voor veel armen, slaven en vrouwen was dit een mooie belofte
Paragraaf 1.1 Opdracht 9 Het was inmiddels schemerig geworden toen de groep terugkwam van de jacht. Aan de gezichten was te zien dat de vangst weer tegenviel. Iedereen wist dat de groepsoudste had gezegd dat ze moesten gaan, op weg naar nieuw land waar voldoende voedsel was. Maar toch durfden ze nog niet te gaan. De kans was groot dat ze op een andere stam zouden stuiten en dan… dan was de kans groot dat ze het allemaal niet zouden overleven. De vangst werd geteld, de mannen hadden een paar konijnen en een hert geschoten en de vrouwen nog wat visjes. Veel was het niet maar toch… Nu werd het gezellig, de avond viel, er werd vuur gemaakt en alle 20 mensen van de stam gingen er om heen zitten. Alles werd klaar gemaakt en opgegeten. De groepsoudste, die met de avond zwakker begon te praten, begon een verhaal. Dit keer een bekend verhaal dat over twee mannen ging. Ze waren op jacht. Op een gegeven moment werden ze opgeschrikt door een beer. De twee mannen vluchten. Ze klommen allebei een grote boom in. Uren zaten ze vast. Totdat er mensenstemmen te horen waren. Zouden het stamleden zijn? Nee, het waren mensen van een andere stam. Ze wisten de beer die inmiddels duf was te overmeesteren. Net toen de mensen weggingen liet één van de mannen een tak kraken. Hij viel met een grote plof op de grond. Meteen waren de mannen die de grote beer met zich mee sjouwden alert. Wie was dat? Ze keken omhoog en… De twee hulpeloze, gevluchte mannen waren gesnapt. Ze moesten naar beneden komen en werden gevangen genomen. De groepsoudste stopte om een stuk van het hert te proberen. Plots was er een flits in de verte. Ongeveer vijftien seconden later klonk er een knal. De groepsoudste keek bang omhoog. De goden waren niet goed gestemd! Ze waren waarschijnlijk boos omdat ze al het gevangen voedsel zelf op aten. Ze wisten dat het waarschijnlijk niet mocht maar ze moesten wel. Iedereen ging wat dichter bij elkaar zitten. Na een tijdje vond de groepsoudste het tijd om te stoppen. Iedereen ging naar hun hut. Het vuur bleef aan om dieren op afstand te houden. De volgende dag kwam alles weer op touw in de kleine stam. De één zorgde voor water, de ander voor vuur. Zo werd het wat drukker. Er miste één iemand. Dat was de groepsoudste. Hij lag ziek op zijn bed. Bijna iedereen wist zeker dat de oude man zou blijven liggen. Het zou niet lang meer duren of hij zou naar het onbekende gaan. Ze wisten het niet precies maar de ze waren bang voor de goden. Drie mannen waren begonnen aan een kuil. Dit werd het ‘graf’. Zo ging het bijna elke keer als er iemand bijna dood ging. Na een aantal dagen was het leven van de dorpsoudste ten einde gekomen. De vrouw van de man was verdrietig en at bijna niks meer. Iedereen zocht wat waardevolle spullen op en lag dit bij de dode man in de kuil. De één had een wapen, de ander een stenen beeldje. Dit was een traditie als een belangrijk iemand overleden was. De man werd begraven en de stam maakte zich klaar om te vertrekken. De stam ging op weg. Ze hadden een zware reis voor de boeg.
Nu was de stam al twee dagen aan het trekken. De oudste zoon van de overleden groepsoudste vond dat ze nu wel ver genoeg waren. Hier konden ze waarschijnlijk meer dieren vinden. Veel van de bezittingen waren achtergelaten dus iedereen begon met hout en
stro zoeken. De sterkste mannen gingen opzoek naar voedsel en de kinderen gingen water halen. Paragraaf 1.2 Opdracht 8 1. Haard 2. Fuiken 3. Kano 4. Graansporen 5. Vermoedelijke geulen 6. Hutten (die meer op huisjes begonnen te lijken
Paragraaf 1.3 Afsluiting vraag 5 Continuïteit: Bron 10: We vinden sporen van het verleden – potten, werktuigen, sieraden, graven, huizen – waarvan we denken dat ze bij elkaar horen. Ze zijn afkomstig van een zelfde groep mensen. De makers van de voorwerpen die steeds bij elkaar worden gevonden, noemen we een culturele groep of gewoon een cultuur. Culturen veranderen niet (of nauwelijks). Verandering: Bron 13: De eerste boeren verbouwden 13.000 jaar geleden al tarwe en rogge in Syrië. Ze werden hiertoe gedwongen door een vreselijke droogte, aldus Britse archeologen. De ontdekking van de landbouw was één van de grootste veranderingen. Hierdoor gingen namelijk steden ontstaan en was er tijd voor andere dingen. Paragraaf 2.3 Opdracht 6 a. 1. Thermen. 2. Amfitheater 3. Circus
Gebouw met bad in het midden. Werd gebruikt om je te reinigen maar was ook een ontmoetingsplaats Ovaal, open gebouw. Werd gebruikt voor toneelstukken, stiergevechten, om mensen te vermaken. Rond stadion. Werd gebruikt voor wagenrennen
b. In een theater werden toneelstukken gespeeld en in een amfitheater sportevenementen c. Ja deze gebouwen werden ook in Rome gebouwd.
Paragraaf 2.4
Opdracht 2 a. Ze wonen op terpen en vangen hun voedsel door eb en vloed. b. “De mensen zijn daar te beklagen” “En dan beweren deze stammen, overwonnen, dat ze in slavernij geraakt zijn.” c. Dat de mensen die daar leven volgens hem nog leven omdat ze moeten lijden. d. Het is een deel van het land en tegenwoordig hebben wij er geen last meer van. Paragraaf 2.5 Opdracht 1 Er hangt een christen aan een kruis. Hij wordt bespot door een antichristen. Opdracht 3 Het christendom bood aan slaven een goed leven na de dood. Dan zouden ze het goed hebben. Vrouwen worden met respect behandeld in de Bijbel. Opdracht 4 a. De schrijver gelooft in de ‘goden’. Hij zegt dat zij de stad verlaten hebben omdat de mensen in Jezus gaan geloven. b. Met een mening: Het kan ook aan iets anders liggen (en dat mensen in Jezus gaan geloven is alleen maar goed) Opdracht 5 a. De christenen wilden niet bidden tot de Romeinse goden en bogen niet voor de keizer. b. De christenen werden gezien als een bedreiging tegenover de Romeinse goden. Opdracht 6 a. Jezus was gestorven voor de mensen. b. Mensen bekeerden zich tot het christendom omdat rijkdom er niet toe deed. c. Christendom wordt staatsgodsdienst.
Periode 2
3.1 Hofstelsel en horigheid Welke ontwikkelingen speelden een rol bij het ontstaan van een hofstelsel met horigheid in West-Europa? Hofstelsel Op het platteland leefden boerenfamilies op grote landgoederen die van een landheer was. Deze was vaak een leenman van de koning. Tweeledig domein: veel in Noord-Europa. Het landgoed was in twee delen verdeeld een deel werd door de eigenaar zelf beheerd. Technieken laag – opbrengst ook laag. Het was belangrijk om Autarkie te bereiken: zorgen dat je jezelf van alles kan voorzien. Meeste boerengemeenschappen waren een samenstelling van vrijen en horigen. Vrijen: vrije mannen / in dienst van de landheer / moesten ook vechten Horigen: hoorden bij het land van de heer. Karel de Grote liet op verschillende plaatsen een Palts bouwen. Daar verbleef hij voor een tijd om controle over zijn land te houden. Conclusie: Door de instorting van het Romeinse Rijk kwam er een dip. Verstedelijking verdween en men ging weer massaal met landbouw bezig. De koning gaf leenmannen stukken grond waar zij weer mensen op hadden werken. 3.2 Leenheren en leenmannen Welke ontwikkelingen leidden tot de feodaliteit als kernmerkelijk systeem voor de middeleeuwen? Vanaf het einde van de 5e eeuw kregen de Franken de macht in het gebied. Er ontstonden koninkrijken bijv van Clovis. Ze mengden zich met de lokale bevolking. Koningen leunden zwaar op hun ridders, Cavalerie werd steeds belangrijker. De koning beloonde zijn ridders met kostbaarheden, wapens, land. Een ridder werd dan een leenman. Hierdoor ontstond het leenstelsel. Karel bouwde dit uit om zijn grote rijke te kunnen besturen. De leenman kreeg grondgebeid van de vijand als beloning als hij voor de koning vocht Toch werd de verhouding tussen de koning en de leenmannen minder persoonlijk Toen Karel overleed viel het hele systeem en het rijk uit elkaar. Conclusie: De koning was afhankelijk van ridders die voor hem vochten. Hij beloonde die ridders met grond. Zo werden ze leenman en regeerden ze een stuk land. Toch werd het systeem steeds minder en na de dood van Karel viel het rijk het systeem uiteen.
3.3 Christendom in Europa Hoe werden in de vroege Middeleeuwen de fundamenten gelegd voor een Europees christelijke cultuur? De paus zond missionarissen door heel Europa. Doel was eerst de leider, de bevolking volgde wel. Beiden profiteerden hiervan: vorst en kerk. Veel mensen wilden afzonderlijk leven na hun bekering, Ze stichtten kloosters en werden monniken. Voorb. Willibrord kwam in 690 in Noord-NL. Kloosters speelden een belangrijke rol in het ontstaan van de Europees-christelijke cultuur: Hoeders van de klassieke cultuur en de verspreiders van het geloof. Conclusie: De fundamenten werden eerst gelegd door de missionarissen. Zij verkondigden aan plaatselijke leiders en zo volgde het volk. Streng gelovigen stichtten kloosters. Vanuit die kloosters werd het geloof verspreid en werd de klassieke cultuur behouden.
3.4 Islam en Europa Hoe verliepen de eerste contacten tussen de islam en christenen? Begin vd islam: begin in mekka. Mohammed was profeet van Allah en maakte de Koran. Moslims zijn geen eenheid: soennieten en de sji’ieten (onenigheid wie zich e opvolgers van Mohammed mogen noemen) Moslims zagen het als een heilige plicht om hun geloof te verspreiden. (jihad) Andere volken zoals joden en christenen werden onder bepaalde voorwaarden met rust gelaten. In 711 kwam er een moslimleger naar Europa en veroverde een deel van Spanje. Van daar uit gingen ze richting Frankrijk. De noordelijke christenen begonnen vanaf de 11e eeuw aan de herovering: de Reconquista. Na de slag bij Poitiers lagen de grenzen tussen het islamitisch en christelijk gebied lange tijd vast. Conclusie: In het begin werden de christenen in het oosten onderdrukt: ze mochten we geloven maar er zaten strenge regels aanvast. Later, toen moslimlegers europa binnenvielen, vochten christenen terug (de Reconquista)
4.1 De Investituurstrijd God was soeverein over de schepping: had de hoogste macht, van hem kwam alle macht. God stelde op aarde plaatsvervangers aan om in zijn plaats te heersen. Christus geeft de kerk de heerschappij. Sleutel = geestelijke macht. Zwaard = wereldlijke macht. Paus en keizer hebben evenveel macht gekregen. In de Investituurstrijd gaat het om wie het hoogste gezag had. Investituur: De plechtigheid waarbij de bisschop door de paus werd aangesteld. Keizer Hendrik III steunde hervormingsbewegingen, zette onwaardige pausen af, oefende grote invloed uit op benoemingen van pausen en bisschoppen. Hoogtepunt tijdens het pausschap van Gregorius VII, groot voorstander van de hervormingsbeweging. Hij benoemde zichzelf als paus. Duitse koning Hendrik IV wilde zich niet houden aan de regels van Gregorius. Hij wordt in de ban gedaan en krijgt vergiffenis na zijn vernederende boetedoening. Concordaat van Worms: Verdrag tussen kerk en staat: bisschop heeft zowel als een geestelijke wereldlijke taak. De kerk had zich ontworsteld aan de greep van de staat. 4.2 Motieven om op kruistocht te gaan Oorzaken kruistochten: - Jeruzalem, ook heilige stad voor christendom in handen moslims. Moet onder christelijk bestuur - Vanaf 1050 - Turkse Seldjoeken veroveren grote delen van de Arabische wereld, bedreigen zelfs het Byzantijnse Rijk. Zij treden hard op tegen christenen en joden. Byzantijnse keizer vraagt om steun paus (= directe aanleiding.) Paus Urbanus II roept op tot kruistocht motieven (redenen) van paus: - gemeenschappelijke vijand is welkom om onderlinge strijd ridders tegen te gaan. - heilige plaatsen in Palestina zouden bevrijd moeten worden. en daarmee expansie christendom, veilig reizen voor pelgrims. - Byzantijnse Rijk beschermen tegen moslims en zo Oosters Schisma beëindigen. Byzantijnse kerk had zich in 1054 losgemaakt van Rome. (=Oosters Schisma). Eerste kruistocht.1096 - 1099 Kruisvaarders veroveren Jeruzalem. Er worden kruisvaardersstaten gesticht om veroveringen vast te houden. 1187 moslims heroveren Jeruzalem (zie film Kingdom of Heaven), later ook de kruisvaardersstaten.
motieven kruisvaarders zelf: - Zonden van kruisvaarders zouden worden vergeven - kruistochtideaal werd van vader op zoon doorgegeven. Er volgen na 1099 nog enkele kruistochten.
- Ook relikwieën (= heilige voorwerpen) uit Palestina waren belangrijk. - Kruisvaarders gingen vaak ook om geld, land of hoge functie te verkrijgen (in Europa lukte dat niet, omdat je bijv. de jongste zoon waren en dus geen erfgenaam). - en natuurlijk verlangen naar avontuur Italiaanse steden steunen de kruistochten, door kruistochten zou hun handelspositie kunnen verbeteren. 4.3 Brugge: stad van handel en nijverheid Vanaf de 7e eeuw meer voedsel (andere trekdieren, betere werktuigen, meer landbouwgrond) > bevolkingsgroei > steden groeien in aantal en omvang. Aantal mensen gaat zich specialiseren: ambachtslieden, gaan vaak in de buurt van een burcht wonen. 12e eeuw - vorsten gaan zich bemoeien met het stichten van steden. - stad is nodig om omliggende land te besturen en verdedigen - economisch: platteland levert voedsel en grondstoffen voor de stad, wol voor de productie van lakens in Brugge. - patriciërs zorgen voor ontginningen en droogleggingen. - Brugge had goede verbinding met zee. Handelaren gaan producten ook in andere landen verkopen (lakens, kleding). Op jaarmarkten ontmoeten handelaren elkaar, producten uit Zuid-Europa komen zo naar het noorden. Ook handel met Oostzeegebied (graan, hout). Handelaren organiseren zich in gilden (handelsvoorrechten, kapitaal verzamelen). Handelsteden verenigen zich in de Hanze, deze steden hebben handelsprivileges. 4.4 Steden vechten voor meer vrijheid 1128 - Diederik van de Elzas krijgt macht in Vlaanderen. Steden willen iets terug voor hun steun aan Diederik: betere rechtspraak kanalen stadsrechten poorters hebben meer rechten dan lijfeigenen platteland Bestuur en rechtspraak in handen van schepenen, stadsbestuur wordt kleine groep die macht kan misbruiken (patriciaat). Het gemeen komt soms in opstand tegen de hoge belastingen of oneerlijke rechtspraak. Stadsraad, bestaande uit leden van de gilden, moeten de schepenen gaan controleren.
4.4 Steden vechten voor meer vrijheid 1128 - Diederik van de Elzas krijgt macht in Vlaanderen. Steden willen iets terug voor hun steun aan Diederik: betere rechtspraak kanalen stadsrechten poorters hebben meer rechten dan lijfeigenen platteland Bestuur en rechtspraak in handen van schepenen, stadsbestuur wordt kleine groep die macht kan misbruiken (patriciaat). Het gemeen komt soms in opstand tegen de hoge belastingen of oneerlijke rechtspraak. Stadsraad, bestaande uit leden van de gilden, moeten de schepenen gaan controleren. Guldensporenslag 1302 Conflict tussen Franse koning Filips de Schone en graaf Gwijde. Rijke burgers in Vlaanderen steunen de Koning, Gwijde krijgt steun van het gemeen. In 1302 begint de strijd tussen de Leliaarts en de Klauwaarts. Het lukt de Klauwaarts om de Leliaarts bij Kortrijk te verslaan. Overwinnaars verzamelen gulden sporen, gewone volk had Franse ridders verslagen. Macht patriciërs neemt af, ambachtslieden, georganiseerd in gilden, krijgen meer macht.
Paragraaf.1 Opdracht 2. a. Boeren hadden baat bij het hofstelsel omdat ze zich geen zorgen hoefden te maken over de veiligheid, ze waren veilig bij de leenheer. De landeigenaren hadden baat bij het hofstelsel omdat ze mensen hadden die voor het werkten: ze konden voor hem vechten en zorgden voor voedsel enz. b. Handel was er bijna niet meer. Daarom was het belangrijk dat de gemeenschap zichzelf van alles kon voorzien. c. Domein uit de middeleeuwen: 1. vroonhoeve 2. boerenhoeve 3. werkplaats 4. landbouwgrond 5. weidegrond 6. woeste grond 7. vijver 8. rivier 9. pad
Paragraaf.2 Opdracht 7. Levenslijn van Karel de kleine. 820 830 840 Karel geboren (823)
860 870 875 Koning der Franken (840-877) koning van het Romeinse Rijk (875877) koning van Provence (875-877) koning van Italïe (875-877)
Karel de Kleine werd geboren in Frankfurt. Hij was de jongste zoon van keizer Lodewijk de Vrome. Karel werd opgevoed in het klooster van Reichenau door Walahfrid Strabo. Hij werd ‘De Kleine’ genoemd omdat hij geen bezit had (kleine = zonder bezit). In 817 had Lodewijk zijn rijk al verdeeld tussen zijn drie zonen, de moeder van Karel, Judith, probeerde uit alle macht haar zoon Karel ook een erfdeel te laten krijgen. In 829 kreeg Karel Allemanië toegewezen.
Afsluiting Opdracht 10
De Reformatieoorlogen Er zijn historici die menen dat er een belangrijk verschil zat tussen de Kruistochten van de Middeleeuwen en de Reformatieoorlogen[5]. Anderen zien juist continuïteit.[6]. De Reformatieoorlogen begonnen vrij snel na de breuk in het Christendom die plaatsvond in het kielzog van de kritiek van Maarten Luther op de Katholieke Kerk. In eerste instantie betrof dat de Ridderoorlog (1522-1523) en de Boerenoorlog (1524-1525) die in Duitsland uitbraken. De belligerenten legitimeerden hun strijd met Luthers gedachtegoed, alhoewel de reformator zelf hun conflict fel veroordeelde. In 1529 en 1531 braken de korte Kapeloorlogen uit in Zwitserland tussen Zwingliaanse en Katholieke kantons. In 1546 en 1552 braken de twee zogenaamde Schmalkaldische Oorlogen uit tussen Duitse Lutherse vorsten en de katholieke keizer. In 1555 werd de befaamde Vrede van Augsburg gesloten, waarbij een compromis werd gesloten. Elke vorst in het Heilige Roomse Rijk mocht beslissen of zijn land katholiek of luthers zou worden. Terwijl in Duitsland de vrede werd bewerkstelligd braken elders in Europa juist conflicten uit, met name door de opkomst van het calvinisme. In 1562 begon de eerste van een reeks van negen godsdienstoorlogen in Frankrijk, met als tragisch dieptepunt de afslachting van duizenden Hugenoten (Franse calvinisten) in 1572 tijdens de Bartholomeüsnacht. In 1598 garandeerde het Edict van Nantes een zekere mate van tolerantie voor protestanten. De Franse godsdienstoorlogen waren de eerste conflicten die door tijdgenoten ook als zodanig werden bestempeld. Bijna tegelijkertijd brak Nederlandse Opstand uit. Hoewel door historici zelden gezien als een godsdienstoorlog, speelden religieuze motieven hierbij uiteraard ook een belangrijke rol. Een derde golf van conflict vond plaats in de 17e eeuw. De Dertigjarige Oorlog (1618-1648) was de laatste en tevens grootste godsdienstoorlog. Het Heilige Roomse Rijk raakte verscheurd tussen protestanten en katholieken. Het conflict breidde zich snel uit door de interventie van buitenlandse mogendheden die soms wel (in het geval van Denemarken en Zweden), soms niet (in het geval van Frankrijk) hun geloofsgenoten te hulp schoten. De Dertigjarige Oorlog raakte verstrengelde met de Tachtigjarige Oorlog. Met de Vrede van Westfalen (1648) kwamen de godsdienstoorlogen ten einde.
Volgens sommige historici is ook de Engelse Burgeroorlog (1642-1649) als een godsdienstoorlog te bestempelen.
Islamitische godsdienstoorlogen Recentelijk is West-Europa ook vertrouwd geraakt met de term jihad, waaronder in strikte zin slechts de uiterlijke jihad wordt gerekend: de strijd die de islam zou kunnen of moeten voeren tegen 'ongelovigen'. De jihad gaat terug op de vroegste geschiedenis van de islam: in feite kan men de gehele expansie van de islam als een godsdienstoorlog betitelen omdat die formeel door de Koran werd gelegitimeerd. Binnen de traditie van de jihad ontwikkelden zich specifieke tradities, waarin culturele oorlogstradities zich mengden met islamitische legitimaties. Zo zagen de Turkse ghazis, cavaleristen, zichzelf als jihadstrijders, evenals de Safavidische qizilbash. (Bron: wikipedia)
a. Twee conflicten met een godsdienstige achtergrond: - De reformatieoorlogen - Islamitische godsdienstoorlogen b. Mensen die om hun geloof moeten vluchten gaan naar een land waar hun geloof ‘normaal’ is. Voor hen een goede toekomst: een vrij geloof en niet meer onder druk staan van hun leiders.
Hoofdstuk 4 Paragraaf. 1 Opdracht 4 a. De paus is de heilige vader, alleen de paus mag de onderscheidingsteken van het Romeinse keizerrijk gebruiken, heeft de macht keizers af te zetten. b. Als iemand in de ban wordt gedaan door de paus kan diegene niet meer in de hemel komen. Het is dus heel erg als iemand wel bij hem is omdat hij ‘vervloekt’ is. Opdracht 7 Bron 11 analyseren: a. De wereldlijke macht wordt voorgesteld met een soort zwaard, een ‘kroon’ als symbool dat iemand veel macht heeft. b. De keizer benoemt twee bisschoppen. c. Klopt, het is een keizer die een bisschop benoemt, een kromstaf (die uitgedeeld zou moeten worden door de paus) is niet te zien. Paragraaf. 2 Opdracht 3 Soorten motieven Sociale Economische Politieke
Definitie Beter voor de samenleving Het levert meer geld op en zorgt voor betere welvaart. Meer macht krijgen
Godsdienstige
Om het geloof te steunen
Voorbeeld Je helpt een goed doel Je kon veel handelen door de kruistochten Een adel kreeg een hogere rang door mee te gaan Je verdiende de hemel door op kruistocht te gaan
b. Godsdienst: Je deed het om je geloof te steunen en redding te ontvangen.
Paragraaf. 3 Opdracht 6 3e fase Stadsmuur Gracht ter verdediging 1e fase 2e fase
Vaarroutes
Paragraaf. 5 Opdracht 5. a. De feodale banden waren ontstaan zodat de koning zijn land beter kon regeren en hij had zo goede beloningen voor zijn soldaten. b. Hij wilde zelfstandig worden en niet meer bij de koning horen. c. Zij zouden toch voor de koning zijn omdat hij meer macht uitstraalde en uiteindelijk meer te bieden had. d. Nee het was een eer die je niet zomaar kreeg.
Opdracht bij de film Kingdom of Heaven 1. Beschrijving van de begrippen: a. kruistocht b. byzantijnse rijk c. expansie christendom d. oosters Schisma e. handel
een tocht die veel gelovigen maakten naar Jeruzalem middellandse zeegebied, hoofdstad = constantinopel door de kruistochten was er sprake van expansie scheuring tussen de roomse en de byzantijnse kerk handel aan de middellandse zee
2. Welke redenen om op kruistocht te gaan zie je in de film? Vergelijk dit met paragraaf 4.2. Welke overeenkomsten / verschillen zie je? Balian gaat op kruistocht om twee redenen. Hij wil vergiffenis vragen voor zijn vrouw en gaat met zijn vader mee, hij vecht dan mee voor Jeruzalem. In paragraaf 4.2 wordt verteld dat de paus mensen opriep, in de film niet. 3. Wat is de aanleiding van de eerste kruistocht? Jeruzalem was veroverd door moslims. De paus kon dit niet toestaan dus hij organiseerde kruistochten. 4. Paus Urbanus II deed zijn oproep in 1095. Welke drie motieven had hij er voor? a. godsdienstig Jeruzalem, de heilige stad, beschermen b. politiek geen christelijk gebied verliezen 5. Wat was de beloning voor de kruisridders? De zonden waren vergeven, geen vagevuur, meteen naar de hemel. 6. Noem twee resultaten van de kruistochten op de korte termijn? a. onderlinge ruzies waren er niet b. goed voor macht van de paus 7. Wat was het resultaat van de kruistochten op de lange termijn? Grote gebieden bleven christelijk in plaats van islamitisch 8. Welke vier motieven hadden de vorsten en ridders op kruistocht te gaan? a. religieus het was voor het geloof b. sociaal het was voor het land en je was ridder c. economisch zelf werden ze rijk door plunderingen d. politiek ge kregen macht en functies in delen van het byzantijnse rijk 9. Geef twee redenen waarom Italiaanse handelaren de kruistochten wel zagen zitten. a. Tegen hoge betaling konden ze goed handelen, mensen hadden die spullen nodig. b. ze hoefden geen belasting te betalen
Periode 3
5.1. Ontdekkers leggen de wereld open. Welke redenen waren er om op ontdekkingsreis te gaan? Prins Hendrik, Portugese koning deed veel voor de Europese expansie. Voor: - Economie: speciale producten halen - Religie: christendom verspreiden - Macht: meer macht krijgen Columbus ging als eerste naar het westen. Magalhäes: ontdekte de doorgang van de Atlantische naar Stille oceaan. Conclusie: Men wilde weten wat er achter de ‘horizon’ was, ze begonnen klein met een deel van Marokko maar gingen steeds verder. Later toen de routes van Europa naar Azië er waren was er behoefte aan een kortere route die Columbus ontdekte. 5.2. Een nieuwe kennisdrager: De atlas Hoe veranderde de kennisverwerving in de 16e eeuw? De ontdekkingsreizen werden vastgelegd dmv wereldkaarten. Die verschenen in atlassen. Zonale kaart: de aarde in 7 zones: bevroren, gematigd, heet, evenaar, terug naar bevroren. TO-kaart: aarde gevormd door letter T, in 3 landdelen Arabieren hadden een beter idee over de wereld er uit zag, zij hadden kaarten uit de Oudheid. De kaarten uit de middeleeuwen dienden voor een bepaald doel (plaatsen, munten, overnachten, enz). De zeevaarders gebruikten andere kaarten, ze tekenden de nieuwe ontdekte gebieden. De kaarten moesten staatsgeheim blijven maar dat lukte niet, er werden driedelige atlassen gemaakt, het werd commercieel handelswaar. Conclusie: men gaat op basis van oude kaarten (middeleeuwen en oudheid) verder met het verwerken van hun nieuwe kennis, zo komen er steeds betere kaarten. Deze worden ook in het openbaar gedrukt en uitgegeven. De kaarten zijn niet meer bedoeld zoals in de middeleeuwen (voor een bepaald doel) maar alles is in kaart gezet, iedereen kan er mee doem wat hij/zij wil.
5.3 Erasmus en het Humanisme Waarom was Erasmus een humanist bij uitstek? Humanisme en Renaissance verwijzen naar stroming in eind van de 14e eeuw. Humanisten vonden het verstandelijke, een goed opgevoed mens, zedelijk en godsdienstig vermogen belangrijk. Erasmus had veel kritiek op de katholieke kerk. Luther publiceerde de 95 stellingen tegen het katholicisme. Hierdoor begon hij met de Hervorming (Reformatie) Erasmus was het hier niet mee eens, de mens had een vrije wil, hij bleef trouw aan de katholieke kerk. Conclusie: Erasmus was een humanist. Hij wilde zijn gedachten naar buiten brengen. Hij werd zo bekend dat mensen hem in dienst wilden maar dat wilde Erasmus niet. Hij wilde zijn eigen dingen vertellen. 5.4 Calvijn en de Reformatie Op welke manier gaf Calvijn vorm aan de kerkhervormingen? Ongeveer 20 jaar na Luther veroorzaakte Calvijn een nieuwe hervorming. Binnen de Reformatie ontstonden diverse stromingen. Samen vormden deze het protestantisme. In 1526 schreef hij het boek ‘Onderricht in het Christendom’, hierin zette hij zijn geloofsovertuiging uiteen. Calvijn belandde in Genève, waar de Reformatie ook al was begonnen. De Reformatie leidde tot een katholieke tegenactie: De contrareformatie. De maatregelen van de Contrareformatie werden streng nageleefd. Conclusie: Calvijn begon met een reformatie, schreef boeken en was in Geneve de drijvende kracht. 5.5 De Opstand Welke factoren leidden tot de onafhankelijkheid van de Nederlandse gewesten? Karel V wilde de Nederlanden vanuit Brussel besturen. Hiervoor waren dezelfde regels nodig. De strijd tussen de Spaanse heer en de Nederlandse gewesten is de strijd tussen centralisatie van de ‘moderne’ vorst en het particularisme, de drang van de gewesten tot behoud van de middeleeuwse voorrechten. Margaretha (Filips’ halfzus) was de landvoogdes van de Nederlanden. Dat viel niet mee. Daarom vaardigde Karel V een ‘Bloedplakkaat’ uit: elke aanhanger van de hervorming werd met de doodstraf bedreigd. De lage adel vroeg Margaretha om de hervormden minder hard aan te pakken. Hierdoor keerden ballingen terug en traden in het openbaar op tijdens de hagenpreken.
De Beeldenstorm woedde in de Nederlanden, daardoor werd Margaretha door Filips teruggefloten, de plakkaten bleven gelden. Willem van Oranje verzamelde in 1568 huurlingen waarmee hij Alva en zijn Spaanse troepen trachtte de verdrijven. De eenheid van de Nederlanden duurde niet lang. De zuidelijke katholieke gewesten sloten de Unie van Atrecht in 1579. De 7 noordelijke gewesten sloten de Unie van Utrecht. Met het Acte van Verlatinghe zwoeren de Staten-Generaal Filips II af als vorst. Conclusie: Karel V was koning van een groot gebied. Hij kon dit niet allemaal bijhouden en zijn hafzus Margaretha werd de landvoogdes. Maar ondanks alles verzetten steeds meer mensen zich tegen Karel V.
6.1 Concurrenten op zee Hoe is de economische bloei van de Republiek te verklaren? Amsterdam werd een wereldstad. Mensen brachten hun spullen naar de stapelmarkt. De bloei van de Hollandse economie is dankzij de opkomst van het handelskapitalisme. In 1602 werd de VOC opgericht. Eerder (in 1600) werd de EID opgericht en de Fransen volgden in 1642 met de Compagnie d’Orient. De VOC had grote moeite met het bestrijden van de Aziatische concurrenten. Daarom organiseerde Jan Pietersz Coen een strafexpeditie. Deze mochten legaal ‘piraatje spelen’. Conclusie: De economische bloei is te verklaren omdat de handel met oosterse producten steeds meer en duurder werd. Doordat iedereen samen werkte (VOC) was de winst ook nog hoger! 6.2 Kritische geesten Welke invloed had het vrije klimaat in de Republiek op de wetenschap? In de Gouden Eeuw bestonden er verschillende soorten onderwijs maar het was niet verplicht. Op 3 oktober 1574, moest Spanje de belegering van Leiden opgeven. Daarna werd Leiden een belangrijke stad. Zelfs uit andere landen kwamen mensen om in Leiden te studeren. Eén van de beroemdste studenten was Hugo De Groot. De 17e eeuw was een wetenschappelijke revolutie. De wetenschappers lieten zich niet leiden door oude ideeën maar wilden dmv waarnemingen en experiment verschijnselen verklaren. Conclusie: door het vrije klimaat gingen wetenschappers van alles uitproberen. Ze vertrouwden niet meer die oude ideeën maar wilden er zelf achter komen door waarnemingen. 6.3 Om de macht in Europa Hoe losten landen in de zeventiende eeuw internationale problemen op? Hoogste bestuur vd Republiek der Verenigde Nederlanden werd gevormd door de StatenGeneraal. Ieder gewest had zijn Gewestelijke Staten. De steden werden bestuurd door vroedschappen. Een stadhouder had een bijzondere plaats in het bestuur van de Republiek. Tijd van het absolutisme: vanzelfsprekend dat de koning macht had. 1672 was een rampjaar. In Groot-Brittanië werd in 1651 de Akte van Navigatie van kracht.
De vorsten probeerden hun macht uit de breiden met diplomatieke, militaire en economische middelen. Zo hielden ze vrede. Hierdoor KWAM ook vaak vrede. Conclusie: Door ‘contact’ met elkaar te houden dmv diplomatie, militaire en economische middelen hadden ze elkaar nodig. 6.4 Een land apart In welke opzichten nam de Republiek in Europa een aparte plaats in? Generaliteitslanden waren gebieden die in de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onder direct bestuur van de Staten-Generaal vielen. Hugenoten waren protestanten die vanuit Frankrijk naar de Republiek kwamen. Hollands Realisme was de kunst die door Hollanders werd gemaakt. Het waren vaak schilderijen van landschappen, stadsgezichten, bijbelse taferelen of gewone burgers. Conclusie: De Republiek nam een aparte plek in Europa in doordat ze hun eigen bestuur systeem hadden die geen enkel ander land in Europa had. Ze hadden een eigen kunstvorm ze waren 1 van de weinige landen waarin het protestantisme geaccepteerd werd.
Verslag Geschiedenis: hoofdstuk 6
Maurits en van Oldenbarnevelt. Vriend en/of vijand?
Naam
Inhoudsopgave
1. Totstandkoming van de Republiek in 1588
pag. 3
2. De rol van Zwolle in de opstand en totstandkoming van de Republiek
pag. 4
3. Maurits en Van Oldenbarnevelt, vriend en/of vijand? 1. Wat is de geschiedenis van Johan Van Oldenbarnevelt? 2. Hoe was de samenwerking tussen Van Oldenbarnevelt en Maurits?
pag. 5
Totstandkoming van de Republiek in 1588 Willem van Oranje Willem van Oranje werd gekozen door de Staten Generaal als stadhouder van Holland en Zeeland. Hij probeerde de deling tussen het noorden en het zuiden te stillen, maar dat hielp niet. Helaas bleef het grootste deel van het noorden Katholiek terwijl zijn zuidelijk deel bijna helemaal protestants was geworden. Beiden mochten vrij hun geloof belijden. Spanjaarden De noordelijke gewesten voelden zich bedreigd door de aankomende Spaanse troepen. Ze probeerden een unie oprichten om sterk tegen de Spanjaarden te staan: De nadere Unie. Maar omdat ieder gewest hier akkoord mee moest gaan ontstond er juist meer onrust. Er stond namelijk in het akkoord dat het Hollands Calvinistische alleen als geloof werd geaccepteerd. Dit was het begin van de botsingen tussen het noorden en het zuiden. Uiteindelijk werden er twee unies opgericht: De unie van Utrecht van de gewesten Holland, Zeeland, Utrecht en omringende gebieden, en de unie van Atrecht die zich wilde verzoenen met de Spanjaarden. Steun uit het buitenland Om steun van het buitenland te krijgen droeg de Staten Generaal de macht over aan de jongere broer van de franse vorst: De hertog van Anjou. De Spaanse koning werd afgezworen door het plakkaat van Verlatinghe. De commandant van het Spaanse leger kwam steeds meer naar het Noorden. De hertog van Anjou probeerde enkele malen aan te vallen. Helaas mislukte dit en moest hij aftreden, hij keerde terug naar Frankrijk. Doordat de Spanjaarden het zuiden naderden vluchten de Staten Generaal Antwerpen en Willem van Oranje moest Brabant verlaten. Hij ging naar Delft waar hij later werd vermoord. De Staten Generaal vroegen steun aan Elizabeth, de koningin van Engeland. Ze ging akkoord op voorwaarde dat ze politieke zeggenschap kreeg. Robert Dudley (Graaf van Leicestar) kreeg de leiding in de Republiek. Door het verdrag van Nonsuch werd de Republiek eigendom van Engeland. Niet iedereen was hier blij mee en er ontstonden conflicten. Toen Leicestar tijdelijk terugkeerde naar Engeland greep Holland zijn kans om de macht weer terug te krijgen. Hij deed nog een poging om de macht terug te krijgen maar dat mislukte, de Republiek was een feit geworden. Vanaf nu werd afgesproken dat de leiding geen vorst was maar het hele volk.
De rol van Zwolle in de opstand en totstandkoming van de Republiek Toen de unie van Utrecht, bedoeld om samen sterk te staan tegen de Spanjaarden, werd opgericht wilde Zwolle eerst niet meedoen aan deze unie. Op 6 maart besloten ze de unie van Utrecht wel te steunen omdat ze de opstand niet wilden verlaten. Maar er bleef grote onrust in de stad. Op 15 en 16 juni kwamen calvinistische volgelingen in opstand tegen de Katholieken, dat liep uit tot een straatgevecht in de Diezerstraat. Toch wisten Zwolle en Kampen zich als enige Overijsselse steden te behouden voor de Spanjaarden. Daarom maakte Maurits van Oranje hier een legerbasis van zodat hij vanuit deze positie Gelderland kon heroveren. Spaanse legeroverste Maarten Schenk de Nydeggen, stond in oktober voor de inmiddels vesting Zwolle maar die bleek onneembaar, er zaten namelijk meer dan 200 Hollandse soldaten in de stad! Overijssel had geen vaste hoofdstad maar de belangrijkste steden waren Deventer, Kampen en Zwolle.
Maurits en Van Oldenbarnevelt, vriend en/of vijand? 1. Wat is de geschiedenis van Johan van Oldenbarnevelt? Johan van Oldenbarnevelt werd geboren op 14 september 1547. Toen hij nog jong was kreeg hij een erfenis. Hierdoor kon hij weg bij zijn vader en ging studeren in Den Haag om advocaat te worden. Hij studeerde in meerdere plaatsen zoals Leuven, Bourges, Keulen en Heidelberg. Toen Van Oldenbarnevelt in Heidelberg was werd hij calvinistisch. In 1570 keerde hij terug van zijn studiereis. Hij kon meteen aan het werk als advocaat aan het Hof van Holland. Twee jaar later sloot hij zich aan bij Willem van Oranje in Delft. Hij vocht niet veel mee maar werd tot commissaris benoemd voor het doorsteken van de dijken. Na de moord op Willem van Oranje was er geen leider meer. De oudste zoon van Willem zat gevangen in Spanje dus die kon de taak niet overnemen. Van Oldenbarnevelt stemde in voor prins Maurits. Van Oldenbarnevelt was door zijn harde werk steeds belangrijker geworden in het landsbestuur. Een landsadvocaat was normaal gesproken alleen maar de woordvoerder van een land maar Van Oldenbarnevelt wist zich omhoog te werken. Hij kreeg alle belangrijke stukken in handen, leidde vergaderingen en hij zorgde er zelfs voor dat de Staten Generaal het hoogste bestuursorgaan werd in plaats van de Raad van State. 2. Hoe was de samenwerking tussen Van Oldenbarnevelt en Maurits? Eerst ging de samenwerking heel goed tussen de twee leiders. Van Oldenbarnevelt was een intelligente man leidde alles goed. Maurits was tactisch met het leger dus hij organiseerde dit. Ze konden elkaar ook heel goed aanvullen. Vanaf 1588 wist de jonge Republiek zelfs de Spanjaarden te verslaan. Van Oldenbarnevelt sloot in 1596 een verbond met Engeland, Frankrijk tegen Spanje. In 1600 ging het helaas minder tussen de twee heren. De Republiek werd regelmatig lastig gevallen bij Duinkerken door piraten. Van Oldenbarnevelt besliste dat ze het gingen aanvallen maar Maurits was er op tegen. Toch deed hij het maar toen hij onderweg was werd zijn terugweg afgesloten door een groot Spaans leger. Maurits kon zich met moeite verdedigen en won de strijd op het nippertje. Hij ging niet door naar Duinkerken maar ging woedend terug naar Holland. Vanaf nu wilde Maurits Van Oldenbarnevelt niet meer aan zijn zijde hebben.
Negen jaar later maakte Van Oldenbarnevelt zich klaar voor een wapenstilstand met Spanje. Maurits wilde juist geen wapenstilstand omdat het Spaanse leger ook verzwakt was. Tijdens de wapenstilstand begon Maurits zich ook met de politieke zaken bezig te houden, wat Van Oldenbarnevelt meestal deed. Doordat de theologische meningsverschillen steeds groter werden kwam er steeds meer onrust in de Republiek. Maurits stuurde af op een staatsgreep. Dat deed hij en op 29 augustus 1618 liet hij Johan van Oldenbarnevelt, en zijn medestanders Hugo de Groot, Rombout Hogerbeets en Gilles van Leedenberch, arresteren op verdenking van hoogverraad. Van Oldenbarnevelt werd door de rechtbank ter dood veroordeeld. Maurits zette zijn macht door en Van Oldenbarnevelt was machteloos zonder zijn machtige vrienden.
Par. 1: opdracht 6: Columbus had voor dat hij bij de koning en koning kwam al veel gestudeerd. Door kennis van bestaande kaarten te nemen en berekeningen uit te voeren wist hij zeker dat de andere doorgang mogelijk was. Door de geografische kennis kon hij berekenen dat Azië veel groter moest zijn. Het gokelement bij Columbus was redelijk klein, hij kon zijn kennis baseren op de oude geografische kennis uit die tijd. Magalhäes concludeerde dat er een zuidelijke doorgang was door de ervaringen van eerdere ontdekkingsreizigers, zijn gokelement was juist heel groot omdat zijn bronnen minder betrouwbaar waren. Beide ontdekkingsreisjes hebben geen grote gok gemaakt dus waren vrij zeker van hun voorbereidingen. Par. 1: opdracht 7: a. De Portugese koning dankte zijn succes aan God, Hij hielp hem met alles en gaf hem voordeel. b. De opbrengsten van de reizen waren voor het volk c. De leiders hadden groot geloof. Dit werkte natuurlijk heel erg motiverend voor de ontdekkingsreizigers. Ze wilden graag helpen voor de verspreiding van het geloof en wilden de koning (die door God gezonden was) helpen. Par. 3: opdracht 5: a. Erasmus uitte kritiek op de volgende punten: Monniken waren (als bedelaars) voor zichzelf bezig zonder te werken voor eten en drinken, de pausen, kardinalen en bisschoppen probeerden de wereldlijke vorsten te evenaren en ze waren erg op geld gericht in plaats van de hele kudde van Jezus. b. Niemand durfde zo tegen de Rooms-katholieke kerk te praten dus het was heel gewaagd was Erasmus deed. Er zaten immers gevaren aan gebonden. c. Erasmus probeert de paus duidelijk te maken dat hij zich niet zo op de rijkdom en zichzelf moet richten maar de kerk en de leden te helpen. Par. 3: opdracht 6: a. Erasmus vond dat iedereen de bijbel moest kunnen lezen omdat hij van mening was dat de bijbel niet voor een handjevol slimme theologen bestemt was maar voor iedereen! Niemand moest van de kerk afhankelijk zijn maar zelf kunnen lezen en nadenken. b. Erasmus wilde door de bijbel te gaan vertalen zich inzetten om dit te veranderen. c. Erasmus wilde graag de kerk veranderen maar hij was geen hervormer als Luther, Erasmus bleef de Rooms-katholieke kerk wel trouw terwijl Luther zich onttrok.
Par. 4: opdracht 4 Synode
Wordt ook genoemd: Consistorie
Kerkenraad
Hierin hebben zitting Diakenen ouderlingen predikanten doctoren
Heeft de bevoegdheid om te straffen en te verbannen
Gemeente / Gelovigen
Par. 5: opdracht 7:
Periode 4
Oriëntatie Tijdvak: De Tijd van Pruiken en Revoluties Kenmerken: ontwikkeling van de wereldeconomie, er ontstonden grote plantagekoloniën, er was handel in slaven en het abolitionisme kwam op gang. De verlichting kwam op basis van het rationalisme . Dit was tegen het Ancien Régime. Als ‘tussenweg’ ontstond het verlicht absolutisme. Uiteindelijk werd de grondwet geschreven. 7.1. Europa gaat buitengaats. Op welke wijze veroverden de West-Europese zeemachten de heerschappij in de wereldhandel? Verbindingen tussen staten en samenlevingen nemen toe: globalisering. Niet iedereen was enthousiast, zij waren antiglobalisten. Er ontstond een bloeiende driehoekshandel (Europa, Afrika en Amerika) Er werden in Amerika plantagekoloniën opgezet waar de slaven uit Afrika op moesten werken. Slavenhandel was big business Abolitionisten waren tegen de slavernij. Terwijl slavernij heel gewoon was in die tijd. Ondertussen was er een strijd tussen de Britten en Fransen om koloniën.
7.2 De wereld kan beter! Hoe ondermijnden verlichtingsdenkbeelden het geloof in de bestaande orde? Verlichting: mensen gingen zelf nadenken. De verlichting wilde een eind maken aan de geestelijke duisternis. Deze verlichte denkbeelden waren gebaseerd op het rationalisme (verstand, de rede) Verlichters bepleitten meer verdraagzaamheid op het gebied van godsdienst. Het verlicht denken werd toegepast op allerlei terreinen van de samenleving. Ook de sociale verhoudingen. Zij vonden dat mensen zelf konden bepalen hoe ze bestuurd wilden worden. Het trias politica werd bedacht, de leer van de driedeling der staatsmachten. Je had drie machten: - Uitvoerende macht - Wetgevende macht - Rechterlijke macht Het volk was soeverein (volkssoevereiniteit; dwz dat er geen hogere macht was)
7.3 Alles vóór en niets dóór het volk.
Was verlicht despotisme een reëel alternatief voor het Ancien Régime? Ancien Régime was een absoluut geregeerd koninkrijk. Verlicht absolutisme was een stap van de vorsten naar het volk toe. In de jaren 1780 kwam er een revolutionaire beweging op: de Patriotten: Democraten en regenten die niks van Willem V moesten hebben 7.4 Burgers, te wapen! Brachten de revoluties de verlichtingsidealen in praktijk? Amerika 4 juli 1776: onafhankelijkheidsverklaring. Opgesteld door Thomas Jefferson (Virginia) Verlichtingsideeën werden in een officieel staatsdocument verwoord. In 1781 gaven de Britten op. Founding Fathers: - afgevaardigden van de 13 staten - trias politica - stellen 1e grondwet op - bill of rights (elke staatsburger kreeg grondrechten) - 1e president: Washington Frankrijk Ontevredenheid over de standenmaatschappij. De zwakke vorst riep de Staten-Generaal bijeen. Deze bestond vanaf nu uit 300 edelen, 300 geestelijken en 300 burgers. Hierdoor gaf hij ontevreden burgers meer macht. De burgers wilden een nieuwe grondwet. Bestorming van de Bastille (symbool voor het absolutisme) in 1789 Verklaring van Rechten van de Mens en de Burger: de eerste grondwet in Frankrijk met veel invloeden van de verlichting. Napoleon: zie aantekeningen.
Par. 1: opdracht 10. a. Katoen werd een geliefd product omdat het nieuw was en uit het oosten kwam. b. Slaven waren het goedkoopst omdat ze niks verdienden, ze hadden alleen een slaapplek en wat eten nodig. Slaven werden namelijk niet gezien als ‘mensen’. c.
Par. 1: opdracht 11. 1. Globalisering – de andere begrippen gaan over slaven, globalisering is dat verschillende culturen met elkaar te maken krijgen Het WIC hield zich bezig met Transatlantische slavenhandel, ze vervoerden slaven in grote schalen over de Atlantische oceaan naar het westen en daar werden slaven verkocht om op plantagekoloniën te werken. 2. Driehoekshandel – de andere begrippen gaan over macht en oorlog, driehoekshandel had te maken met de slavernij Er heerste oorlog in europa, europa op zich heerste over de wereld maar binnen europa was er oorlog tussen de grootmachten. 3. Indianen – de andere begrippen gaan over slavernij, indianen speelden geen rol hierbij Abolitionisten waren tegen het wereldwijde winststreven. Ze zeiden dat Afrika werd leeggeroofd. In 1807 kregen ze in feite gelijk: de slavenhandel werd verboden, hierdoor was alles veel eerlijker geworden en ook minder winststrevend. Par. 2: opdracht 12. a. Eerst was er altijd sprake van droit divin. Dat betekent dat de vorst alle macht had. Dat moest volgens het ‘Goddelijk recht’. Zij geloofden dat God hen had aangesteld om over de onderdanen te regeren. Volkssoevereiniteit was het tegenovergestelde. Volkssoevereiniteit betekent dat er geen hogere macht boven het volk was, want het volk was soeverein. b. Spinoza zei dat alles te verklaren moest zijn. Hij lokte uit dat iedereen zelf ging nadenken. Dat was in strijd met wat de koning deed. Par. 3: opdracht 5.
Gedrag van verlicht despoot Gedraging 1. Schrijvers en geleerden ontvangen 2. Lijfstraffen afschaffen 3. Verkiezingen organiseren 4. Een parlement instellen 5. De gevangenissen uitmesten 6. Wetboek opstellen 7. Hard werken voor het welzijn van de onderdanen 8. Inzage geven in de staatsfinanciën 9. Zich als vorst laten verheerlijken als een God Par. 3: opdracht 11. 1. De Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring 2. De patriottenbeweging komt op 3. Immanuel Kant schrijft over Verlichting 4. Het werk ‘De l’esprit des lois’ van Montesquieu komt uit 5. Rousseau schrijft zijn ‘Du contract social’ 6. Voltaire schrijft ‘Traité sur la Tolérance’
(b. ??)
Wel X X X X
Niet
X X X X X
1776 1781 1784 1750 1762 1763
Par. 4: opdracht 1. “No taxation without representation!” Alles wat werd verdiend in Amerika ging naar de Engelse schatkist. In feite zagen de Amerikanen hier bijna niks van terug. Par. 4: opdracht 2. Alle mensen zijn gelijk geschapen en het recht van het volk. Par. 4: opdracht 3. In de grondwet krijgen de burgers meer rechten en macht, en de vorst minder macht. Absolutisme is dat de vorst helemaal regeert. Dat is met de grondwet niet meer van toepassing. Par. 4: opdracht 4. a. Dat mensen vrij geboren worden en dat alle oppermacht van nature bij het volk berust. b. Artikel 6; dat alle burgers voor allen hetzelfde zijn en artikel 17; het eigendom is heilig en onschendbaar. Par. 4: opdracht 5. De eerste grondwet van Frankrijk zat vol met verlichte ideeën. Par. 4: opdracht 8: Tour de la Révolution Inleiding: Waarom is de revolutie uitgebroken? Welke elementen hebben daar een belangrijke rol in gespeeld? Economische en sociale situatie. Ondanks de economische groei was er sprake van stijging van de voedselprijzen. Voor de burgers (meer dan 80%!) was de economische situaties slecht. Op sociaal gebied was de alertheid sterk. De boeren en burgers wierpen zich tegen de adel en geestelijkheid. Culturele ontwikkelingen Parijs werd steeds belangrijker, het werd een cultureel centrum van de Franse cultuur. Maar de cultuur zorgde ook voor een uitlaadklep voor de mensen en uitten op deze manier hun meningen. Politieke kwesties Er was nog steeds sprake van Ancien Régime: de vorst heerste nog over alles en had de hoogste macht. De burgers waren het hier niet mee eens en wilden maar één ding: een eigen grondwet. Die werd gemaakt na een mislukte ‘Nationale Vergadering’.
10 gebouwen voor de tour: 1. De Bastille 2. De Temple 3. De Conciergerie 4. Place Vendôme 5. Palais Royal 6. De Madeleine 7. Place de la Revolution 8. De Louvre 9. De Invalides 10. Ecole Militaire
1. De Bastille We beginnen de revolutie bij de Bastille. Deze kennen we allemaal van de beroemde bestorming op 14 juli 1789. Deze bestorming wordt gezien als begin van de Franse Revolutie. De Bastille was een gevangenis en opslagplaats voor het leger. Daarom was dit een slim aanvalspunt voor de opstandelingen.
2. De Temple
De temple is een oude burcht, gebouwd in de 12e eeuw. Deze burcht is gebruikt om de Franse Koninklijke familie op te sluiten. Lodewijk XVI, Marie Antoinette, Elisabeth en Lodewijk XVII hebben hier opgesloten gezeten.
3. De Madeleine De Madeleine is één van de bekendste kerken in Parijs. De bouw was begonnen in de 18e eeuw. In de tijd van de Revolutie werd de kerk volledig afgebroken. Napoleon had een andere bedoeling; hij wilde er een tempel van maken ter ere van zijn soldaten. De bouw werd echter in 1842 beëindigd en omdat het gebouw geen doel meer had werd het uiteindelijk toch een kerk.
4. Place de la Revolution Dit is een historisch plein in Parijs. Het plein heet oorspronkelijk ‘Place de la Concorde’ maar werd in de tijd van de Revolutie omgedoopt tot ‘Place de la Revolution’. Op dit plein zijn meer dan 1100 mensen geëxecuteerd.
5. Place Vendôme Dit is het plein: ‘place vendôme’. In de tijd van de Revolutie werd dit plein ‘place des Piques’ genoemd. Op het midden van het plein staat een grote zuil. Deze is in 1810 door Napoleon neergezet als triomfzuil. Deze zuil is ongeveer 40 meter hoog.
6. Palais Royal Dit paleis was vroeger eigendom van de minister Kardinaal de Richelieu. Deze Kardinaal schonk het paleis op zijn sterfbed aan Lodewijk XIII. Lodewijk XIII overleed snel en het paleis werd eigendom van Lodewijk XIV. Door de opstand moest Lodewijk het paleis verlaten. In de tijd van de Revolutie was dit paleis een speelhol (betekent: uitgaansgelegenheid, goktent, casino), totdat Napoleon van het paleis een handelsrechtbank maakte.
7. De Louvre Musée du Louvre is een groot museum in het centrum van Parijs. De Louvre is oorspronkelijk een kasteel en is omgebouwd tot museum in 1793. Angiviller, de nieuwe beheerder in 1779 wil Koninklijke kunstcollecties opslaan in het paleis. Door de Revolutie krijgt hij die kans niet en is hij bang dat het paleis ten onder gaat door de
opstandelingen. Gelukkig gebeurt er niks met het paleis en wordt een groot deel van de kunstcollectie hier opgeslagen, In de tijd van Napoleon heeft het museum nog een tijdje ‘Musée Napoleon’ geheten.
8. De Conciergerie
Dit gebouw is in de 14e eeuw gebouwd in opdracht van Filips IV. Vanaf 1391 was dit gebouw een gevangenis. In de tijd van de Revolutie zaten hier mensen opgesloten die wachtten op de guillotine. De bekendste personen die hier zijn opgesloten zijn de vrouw van Lodewijk XVI en Robbespierre. De gevangenis is ook nog gebruikt voor Napoleon
9. Des Invalides Het Hótel National des Invalides is gebouwd door Lodewijk XIV, de Zonnekoning. Dit gebouw was gemaakt als onderkomen voor oud soldaten. Op dezelfde dag dat de Bastille werd bestormd is ook het wapendepot van de invalides bestormd. Hier lagen kanonnen en musketten maar geen buskruit. Daarom ging het volk daarna naar de Bastille, waar wel buskruit was.
10. Ecole Militaire Deze school werd gebouwd door Lodewijk XV en moest jonge edelen de mogelijkheid bieden een officiersopleiding te doen. Lodewijk XV liet een beeld van zichzelf plaatsen voor de school. Wat opmerkelijk was is dat in de tijd van de Revolutie het beeld nooit is weggehaald.
Conclusie: De Revolutie had voor het volk maar één doel: een eigen grondwet. Zo kreeg het volk meer recht. Dat gebeurde uiteindelijk: de ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’ kwam en het volk had de strijd gewonnen. In deze tour hebben we gezien dat Parijs een hele belangrijke rol heeft gespeeld in de Franse Revolutie. Er is hier veel gebeurd, veel mensen zijn hier onthoofd, er was sprake van een machtsstrijd en alle kunst en mensen kwamen hier bij elkaar.
Bijlage: Tour de la Révolution - Kaart
Verslag bekende verlichter: Voltaire Beschrijving van het leven van Voltaire Voltaire werd geboren als zoon van François Arouet, een notaris. Hij kreeg les op een katholieke school; het lycée Louis-le-Grand. Op zijn zestiende ging hij van school en was veel met dichten bezig. In 1713 reisde hij voor het eerst naar Den Haag. Hij reisde mee met een Franse ambassadeur Door zijn scherpe teksten kreeg hij problemen met de Franse autoriteiten. Hij werd veroordeeld tot 11 maanden gevangenisstraf en werd opgesloten in de Bastille. Maar hier schreef hij door. Hij schreef zijn eerste theatersucces: ‘Oedipe’ In 1726 beledigde Voltaire een machtige Fransman. Hiervoor werd hij bestraft en hij mocht kiezen: de gevangenis of verbanning. Voltaire koos voor verbanning en verhuisde naar Engeland. Hij woonde hier van 1726 tot 1729. De filosofie van John Locke vond hij heel interresant. Toen hij terug ging naar Frankrijk schreef hij een boek: Lettres Philosophiques. In het boek schreef hij over de Engelse gewoonten en instituties. Hij werd er van beschuldigd dat hij kritiek op de Franse overheid had en in 1734 moest hij Frankrijk opnieuw verlaten. Voltaire ging door met schrijven. Om uit handen van de Franse autoriteiten te blijven verhuisde hij naar Geneve. Voltaire maakte veel contact met andere filosofen. Standpunten: - Politiek Voltaire kreeg veel invloeden van Engeland mee. Hij schreef hier over. Hij prees de Engelse maatschappij. Hij was het niet eens met de huidige politieke vorm van Frankrijk want hij bespotte hij het Franse Absolutisme. Zijn ideeën die hij beschreef in zijn boeken hebben veel invloed gehad op de eerste grondwet van Frankrijk. - Samenleving Voltaire was voor een eerlijke rechtspraak. Hij vocht voor de waarheid, voor het volk. Hij wilde dat de burgers meer te zeggen kregen en dat het Absolutisme, dat de koning alle macht had, verdween.
Periode 5
8.1. De industriële revolutie Op welke wijze droegen veranderingen in productiemethoden bij aan het ontstaan van een industriële en stedelijke samenleving? Industriële revolutie: 18e eeuw: economie op zijn kop. Grote nieuwe fabrieken; huisnijverheid werd fabriekswerk; grote ingrijpende gevolgen. Grondbezitters kregen grotere stukken grond; ze konden efficiënter werken; door betere productiemethoden en werktuigen. De opbrengsten waren sterk. De arbeidproductiviteit steeg. Meer mensen waren opzoek naar werk buiten de landbouw. Huisnijverheid was tot de 18e eeuw de belangrijkste productievorm. Flying shuttle (schietspoel): wevers konden sneller werken -> spinning Jenny In grote ruimtes werden meerdere machines aangedreven. Er ontstonden grote fabrieken langs het water omdat er gebruik werd gemaakt van het waterframe. Een alternatief werd de stoommachine. Er was kleine weerstand (bron 8). Maar men werd onderdrukt door de bazen. Conclusie: Door machines groter te maken en fabrieken op te zetten. Hier werkten heel veel mensen. Alles werd steeds groter, Er kwamen ook steeds meer mensen die werkten. Van agrarische naar industriële samenleving. 8.2. Het modern imperialisme Welke motieven speelden een rol bij het modern imperialisme? Grondstoffen Imperialisme: men ging voor grondstoffen en afzetmarkt naar tropische gebieden en stichtten daar handelsposten. Afzetgebied Landen haalden uit de tropische gebieden hun grondstoffen voor de fabrieken. Men zocht ook naar een afzetgebied voor de geproduceerde goeder Wedloop om Afrika: Azië en Afrika werden in korte tijd ingelijfd. Macht In de ingenomen gebieden woonden weinig mensen? Maar waarom was het zo belangrijk? Macht. Gevoel van nationalisme werd overdreven gestimuleerd. Er was oa sprake van rivaliteit onder de Europese landen. Conclusie: Er speelden 3 motieven: Grondstoffen (men had grondstoffen nodig), Afzetgebied (om de producten kwijt te kunnen), en Macht (nationalistisch gevoel).
8.3. De sociale kwestie Waarom werden tijdens de Industriële Revolutie de sociale problemen groter en op welke wijze werd een begin gemaakt met de oplossing ervan? Tussen 1800 en 1850 was er sprake van urbanisatie (verstedelijking) maar er was geen tijd en geld om goede huizen te maken. Hierdoor ontstonden rond de fabrieken grote krottenwijken. Dus: woonomstandigheden waren slecht. Ook werkomstandigheden waren slecht; onveilige en ongezonde omgeving en lage lonen. Fabriekseigenaren hadden maar één doel: zoveel mogelijk winst behalen. Hun wil was wet. Enkele sociaal bewogen hogere mensen kwamen voor de arbeiders op. In 1833 werd er een wet opgesteld: veiligheid / werktijden / leeftijd / nachtarbeid Conclusie: sociale problemen werden groter omdat er een snelle vorm van urbanisatie was. De woon- en werkomstandigheden waren heel slecht. Een eerste stap naar de oplossing was een factory acts wet die werd opgesteld door enkele sociaal bewogen hogere heren.
8.4. Liberalisme en socialisme Onder invloed van welke maatschappelijke ontwikkelingen ontstonden liberalisme en socialisme? De arbeiders konden maar net overleven. Veel mensen dachten na over de vraag hoe de ideale samenleving eruit zou moeten zien. Liberalen vonden dat de staat zich zo min mogelijk met de economie moest bemoeien. Iedereen moest ook voor de wet gelijk zijn. In 1848 was alles onrustig. Iedereen trok tegen de machthebbers. De liberalen grepen hun kans en kregen meer macht; hun ideeën werden in de grondwet vastgelegd. Ook de arbeiders waren de straat opgegaan; niet lang daarna ontstond er een nieuwe stroming: het socialisme. De arbeiders kregen het steeds beter. Conclusie: het liberalisme stond onder invloed van de opstand tegen de grote machthebbers en het socialisme ontstond door invloed van de slechte omstandigheden van de arbeiders. 8.5. Emancipatiebewegingen Op welke wijze streefden confessionelen en vrouwen naar een uitbreiding van hun rechten?
De omstandigheden waren eerst heel slecht. Men wilde gelijkwaardig zijn (vooral de vrouwen, confessionelen en mensen met een geloofsovertuiging). Er kwam wel veel verbetering: onderwijs voor kinderen, betere huizen, arbeidsafspraken… Men kwam steeds meer op voor de vrouwen. (parlementaire onderzoekscommissie). Dit heet het feminisme. Feministen wilden via het parlement meer te zeggen krijgen. Katholieken werden ook achtergesteld. De katholieken waren tegen de liberalen die van mening waren dat de staat en kerk losgekoppeld moesten worden. Katholieken en protestanten gingen samenwerken. Dat was bijzonder want eerder hadden ze altijd tegenover elkaar gestaan. Conclusie: Door meerdere groepen probeerde men door het parlement het kiesrecht te krijgen. Door samen sterk te staan lukte dit.
8.6. De democratisering van de politiek Op welke wijze werd dankzij de strijd voor uitbreiding van het kiesrecht de politiek gedemocratiseerd? In Engeland was de macht van de koning beperkt. Het parlement was verdeeld in twee kamers: het Hogerhuis en het Lagerhuis. In het Hogerhuis zaten hoge mensen. Vaak kwam het parlement niet op voor de arbeiders maar kozen ze voor zichzelf. Daarom werd vanaf 1815 vaak een arbeidersbijeenkomst gehouden waar gediscussieerd werd over de politiek. In 1819 ontstonden opstanden. Pas in 1832 werd de Reform Bill aangenomen. In de 19e eeuw werden de liberalen steeds sterker. Mannen mochten stemmen en in 1918 kregen ook de vrouwen kiesrecht. Conclusie: arbeiders wilden ook stemmen. Ze protesteerden en kregen steeds meer aanhang. Door de macht van de liberalen kwam er kiesrecht voor de mannen. Daarna ook de vrouwen. Nu mocht iedereen stemmen; een echte DEMOCRATIE.
Paragraaf 1 Opdracht 1 a. Er is sprake van een revolutie omdat er steeds meer geproduceerd werd. Dit komt doordat er steeds betere gereedschappen kwamen. Aan de andere kant is dit wat overdreven omdat er door meer voedsel ook meer mensen kwamen. Je krijgt een soort van cirkel. b. Oorzaak Gevolg Verbouw van voedergewassen Bevolkingsgroei Gebruik van zaaimachines Verstedelijking Ontginning Overschotten
Opdracht 11 Agrarische samenleving Inkomen en rijkdom berusten grotendeels op de landbouw Kleinschaligheid Zelfvoorzienend Beperkt assortiment Een groot deel van de beroepsbevolking is werkzaam in de nijverheid
Industriële samenleving Urbanisatie De niet-agrarische productie overtreft de agrarische productie Grootschaligheid Breed assortiment Mensen gaan op een zakelijke manier met elkaar om
Paragraaf 2 Opdracht 4 a. Het belangrijkste handelsartikel in Liverpool was katoen. Dit kwam van de plantages uit Noord-Amerika en West-Indië. Vanuit Liverpool werd alles weer verspreid over Europa en Afrika. b. Het schilderij komt uit 1840. De toelichting onderaan zegt het al: de eerste helft van de negentiende eeuw; en je ziet veel handel in de haven. c. Het blijkt dat er veel meer schepen kwamen; dus meer in- en uitvoer wat veel meer geld opleverde.
Paragraaf 3 Opdracht 10 a. Mensen werkten onder slechte omstandigheden. Ze kregen weinig betaald; slechte / gevaarlijke omgeving; lange werkdagen (nachten); etc… Wel waren er regels opgezet maar deze werden slecht gecontroleerd. b. Er was een goed begin. Men kreeg meer te zeggen in de politiek en begon met kleine wetten. Dit was een stap in de goede richting.
Opdracht 11 a. De boodschap kan zijn dat de rijken in het land de rijke boeren zijn die de oogst hebben binnen gehaald. De vrouwen zijn de arme burgers die heel hard moeten werken om een ‘graantje mee’ te kunnen pikken van de rijkdom van de anderen. b. Ik denk aan de kant van de werknemers; omdat deze mensen worden uitgebeeld. De oneerlijkheid wordt geuit. c. Anders zouden de mensen (de rijken) het schilderij verwerpen omdat ze er tegen waren.
Paragraaf 4 Opdracht 3 A
Eens / Oneens Eens
B C D
Eens Eens Oneens
e
Oneens
Uitleg Men komt op voor de werknemers en kiest niet voor de machines (want de snelheid zou dalen) Men komt op voor de werknemers Kinderen hebben de vrijheid om te leren De liberalen willen ook vrijheid in de economie; dus dat de overheid zich er niet mee bemoeit. Het is de verantwoordelijkheid van de werknemer
Opdracht 10 Grieken Romeinen Middeleeuwen 19de eeuw
Bezittende klasse Patriciërs Vrije burgers Edelen Fabrikanten
Niet-bezittende klasse Slaven plebejers horigen Arbeiders
Opdracht 12 a/b. Fase De dictatuur van het proletariaat De Verelendungsfase De revolutie De concentratie- en cumulatiefase De communistische heilstaat
Kenmerkend verschil tussen arm en rijk is enorm groot de arbeiders komen in steeds ellendiger arbeidsomstandigheden arbeiders grijpen de macht arbeiders moeten leren om met nieuwe vrijheid en verantwoordelijkheid om te gaan iedereen krijgt wat hij of zij nodig heeft en er is geen diefstal meer
Paragraaf 5 Opdracht 4 a. De tekst is geschreven door een socialist. De schrijver wil duidelijk maken dat de omstandigheden slecht zijn en dat er iets aan de situatie moet worden gedaan. b. ‘Je moet de mindere mensen helpen met een toekomst’. c. Men wilde de mensen naar school sturen; daar konden ze leren en ‘beschaafd’ worden.
Opdracht 5 a. De vrouw moest het huishouden doen; voor de kinderen zorgen en vaak ook nog werken. b. De kleine kinderen.
Opdracht 10 Mensen mochten nu naar school; dat is goed voor mensen; ze worden slimmer / intelligenter en krijgen daardoor betere banen dus ook meer inkomen. Dus de hele productiviteit stijgt.
Paragraaf 6 Opdracht 2 a. Op 1 juni 2005 ging het referendum over de Europese grondwet. b. De keuze over de Europese grondwet is groot. Door het volk te laten stemmen krijg je een betrouwbaar idee over wat het volk er over denkt. c. Niet iedereen zal stemmen. Men heeft immers vertegenwoordigers gekozen in de tweede kamer?
Opdracht 3 a. Het Lagerhuis kwam. Dat betekent dat er vertegenwoordigers werden gestuurd en die bij elkaar beslissingen namen. b. De koning kreeg minder macht omdat de beslissingen nu werden genomen door het Lagerhuis.
Opdracht 5 Met deze uitspraak wordt bedoeld dat de mensen van het weefgetouw (de arbeiders) meer macht krijgen. De heren van de grond (de fabriekseigenaren / rijke lui) raakten hun macht kwijt.